P.F. van der Heijden
Column
Medezeggenschap per contract
Medezeggenschap is uit. Het leeft niet meer bij de werknemers, het kost de grootste moeite om kandidaten te vinden die een zetel in de ondernemingsraad willen bezetten. De achter ban is niet geoenteresseerd in wat de onderne mingsraad doet. Bovendien dateert de Wet op de ondernemingsraden uit de jaren zeventig, een periode van inspraak die reeds lang achter ons ligt. De moderne vormen van bedrijfsvoe ring passen niet meer bij die wet. Werknemers willen wel inspraak maar dat heeft dan betrek king op individuele inspraak van de individue le werknemer in zijn of haar werkomstandig heden en arbeidsomstandigheden.
Dergelijke geluiden zijn de laatste tijd veel vuldig te horen uit de mond van Doekle Terp- stra, voorzitter van het CNV In verschillende toespraken heeft hij de trom geroerd over dit thema. Het CNV is op zoek naar andere vor men van medezeggenschap die meer eigentijds zijn en meer aanspreken. De vorm die daarbij wel aan de orde wordt gesteld is die van mede zeggenschap per contract. De gedachte hier achter is dat in een onderneming de onderne mingsleiding met de werknemers tezamen een contract sluit over de inhoud van de medezeg genschap in de eigen onderneming voor een bepaalde periode. Partijen in die onderneming zijn vrij om voor wat betreft de medezeggen schap overeen te komen wat zij willen, hoe zij het willen en hoe het verder wordt uitgewerkt. Een interessante gedachte, al was het alleen al omdat ik zelf in 1996 een bijdrage heb gepubli ceerd in het boek Arbeidsrecht en mensbeeld, waarin deze gedachte werd geopperd. Mijn bij drage in de genoemde bundel was weer een re actie op een onderzoek van organisatiebureau
Wissema c.s. dat voor het ministerie van Socia le Zaken en Werkgelegenheid had nagedacht over de vraag hoe het verder moest met de me dezeggenschap in Nederland. Wissema c.s. stelde voor om de hele Wet op de Onderne mingsraden af te schaffen en daarvoor in de plaats afspraken per onderneming te laten ma ken. Mij kwam dat wat al te rigoureus over, maar op zichzelf is contractuele medezeggen schap wel een aantrekkelijk voertuig. Het hier boven door Terpstra geschetste probleem van de medezeggenschap in het jaar 2001 en vol gende is niet uit de lucht gegrepen. Het is dus wel zaak hardop na te denken over mogelijke alternatieven voor de bestaande methode van medezeggenschap. Een van die alternatieven is aangereikt door het model van de Europese on dernemingsraad. In dat model komt het er im mers op neer dat ondernemingen, die voldoen aan bepaalde vereisten (meer dan 1000 werkne mers in Europa te werk gesteld en vestigingen in twee of meer EU-lidstaten) zelf onderhande- lingen moeten voeren over een overeenkomst waarin de medezeggenschap op Europees ni veau is gewaarborgd. Een zelfde methode is ook weer gehanteerd bij de onlangs tot stand gekomen Europese vennootschap. Een dergelij ke vennootschap kan alleen rechtsgeldig tot stand komen als er een medezeggenschapsmo- del is uitonderhandeld met de werknemers. De aantrekkelijkheid van deze methode ligt voor de hand: werknemers zijn direct betrokken bij de inrichting van de medezeggenschap voor hun eigen bedrijf, maatwerk is tot op grote hoogte mogelijk. De vraag blijft natuurlijk wel liggen en dat was mijn probleem met Wissema c.s., dat onderhandelingen over dit onderwerp
* De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en directuer van het Hugo Sinzheimer Instituut
Column
in ondernemingen gevoerd tot een patstelling kunnen leiden, dan wel tot een uitkomst die zeer ver af staat van het minimum aan mede zeggenschap dat de WOR te bieden heeft. De Europese oplossing is dan dat er een kant-en- klare regeling wordt aangeboden die na ver loop van tijd in zo'n onderneming van toepas sing wordt. Indien wij in Nederland medezeg genschap anders willen vormgeven, zodat het dichter bij de werkvloer komt te staan, is hier een mogelijkheid geschapen. De wetgever zou dan op afstand kunnen toezien of in een on derneming een medezeggenschapsregeling be staat en of deze aan bepaalde minimumvereis ten voldoet. De verdere uitwerking ervan is dan overgelaten aan het bedrijf of de instelling. De gedachte erachter is dat invulling geven aan een contract dat je zelf gesloten hebt leu ker is dan het uitvoeren van een wet die door anderen gemaakt is in een andere tijd. Het gro te voordeel van medezeggenschap per contract is dat er flexibiliteit kan ontstaan en vooral ook meer betrokkenheid bij de werknemers.
Om de betrokkenheid van werknemers te ver groten, is daarenboven ook goed denkbaar in ondernemingen die zich daarvoor lenen (NV's en BV's) medezeggenschap via de aandeelhou dersvergadering vorm te geven.
Aandeelhou-dersbezit van werknemers geeft een titel van zeggenschap op de ava. Medezeggenschap via aandelenparticipatie en medezeggenschap via representatieve gekozen organen hoeven niet in eikaars vaarwater te geraken. Zij kunnen juist hele nuttige aanvulling van elkaar zijn. In een onlangs uitgebrachte studie onder de titel 'Werknemersparticipatie in drievoud' (SDU, 2001) hebben auteurs Beltzer en Van het Kaar duidelijk uiteengezet hoe de verschillende par- ticipatievormen elkaar kunnen aanvullen. Het voordeel van medezeggenschap per contract kan zijn dat verschillende participatievormen met elkaar in verband worden gebracht en in een regeling in een bedrijf worden neergelegd en uitgevoerd.
Naar het woord van de socioloog Bram de Swaan leven wij inmiddels reeds geruime tijd in de onderhandelingssamenleving. Naar het zich laat aanzien zal hier in de komende pe riode ook nog geen eind aan komen, eerder het tegendeel. Wat past er beter in een dergelijk type samenleving om per bedrijf, onderne ming of instelling een medezeggenschapscon- tract op te stellen waarin alle participatievor men een kans krijgen om elkaar aanvullend een zo aantrekkelijk mogelijk pakket voor de betreffende instelling of de betrokken onder neming uit te maken ?