Tanja van der Lippe
Inleiding
Huishoudelijke diensten: een probleem van vraag en aanbod
De toegenomen arbeidsparticipatie van vrou wen is één van de meest spectaculaire verande ringen op de arbeidsmarkt de afgelopen decen nia. Tweeverdienerschap is gewoon geworden en is langzaamaan het kostwinnershuishou- den gaan vervangen: ruim zeven van de tien echtparen is tweeverdiener in 1997, terwijl dit in 1977 nog drie op de tien echtparen was (CBS, 1999). De consequenties hiervan zijn niet al leen zichtbaar voor het gezinsleven, maar strekken zich uit tot de hele maatschappij. In tweeverdienergezinnen worden huishoudelijke taken uitbesteed, zodat beiden betaald kunnen werken. Sommige taken moeten wel uitbe steed worden, omdat werken anders niet moge lijk is (zoals kinderopvang), en andere taken worden uitbesteed om het drukke leven van de tweeverdiener te ontlasten (zoals de huishou delijke hulp, de wasserette en het tuinonder houd). Het gat tussen vraag en aanbod lijkt echter steeds groter te worden.
Laat ik dit eerst toelichten aan de hand van kinderopvang. Pas recent kunnen we spreken over een redelijk aanbod van kinderopvang: door de Stimuleringsmaatregel Kinderopvang begin jaren negentig werden de bestaande 20.000 opvangplaatsen uitgebreid tot ruim 75.0 0 0 eind 1996 (Grumbkow, 1998). Voor 1995 betekent dit dat zo'n 15% van de ouders met kinderen onder de vier jaar gebruik maakt van een kinderdagverblijf. Recent is nu besloten het aantal kinderopvangplaatsen met 80 % uit te breiden tot 160.000. Daarbij ligt de nadruk vooral op de naschoolse opvang voor kinderen tussen 4 en 12 jaar. Deze uitbreiding van kin deropvang leidt in ieder geval tot een verbete *
ring voor werkende paren met kinderen, al is het aanbod nog lang niet optimaal.
Inmiddels doet zich echter een nieuw pro bleem voor dat niet zozeer met het aanbod van voorzieningen heeft te maken maar met het aanbod van personeel. Voor elke baan in de kin deropvang moet ruim geadverteerd worden en dan nog is de respons zeer gering. Deze ge ringe animo vinden we overigens ook in ander sociaal-cultureel en verzorgend werk. Voor de voorgenomen uitbreiding van kinderopvang plaatsen zijn over de komende jaren 16.000 ex tra leidsters nodig, bovenop het huidige be stand van de 26.000 leidsters die nu werken in de kinderopvang.
Hoe aan deze leidsters te komen? Het is in ie der geval verstandig om het imago van het be roep kinderleidster te verbeteren. Nog vaak leeft het idee dat het verzorgen van kinderen ei genlijk geen echt vak is, laat staan dat er een op - leiding voor nodig is. Hoe belangrijk ook, al leen een imagoverbetering is niet voldoende. Andere plannen zijn om toekomstige leidsters een combinatie van werken en leren aan te bie den en hen sneller in te zetten in het arbeids proces. Ook wordt aan verkorte leerroutes (van een jaar) gedacht voor vrouwen die willen her intreden (VOG, 1999). Een mogelijk probleem hierbij is dat het tweejarige LKC (Leidster Kin dercentra), dat specifiek opleidde voor werken met kinderen tot 12 jaar, is afgeschaft. Wie te genwoordig in de kinderopvang wil werken volgt Sociaal Pedagogisch Werk. Dit is een drie jarige opleiding op MBO niveau, die naast kin- derverzorgster ook opleidt tot de gehandicap tenzorg, jeugdhulpverlening of ouderenzorg.
* Tanja van der Lippe is verbonden aan de Universiteit Utrecht en lid van de redactie vanTvA.
Inleiding
Daarmee kan echter een potentiële groep kin- derleidsters afvallen, namelijk de groep die wel gericht het LKC wilde volgen maar voor wie het veel bredere SPW van drie jaar veel minder trekt. Belangrijk bij dit alles is dat steeds kri tisch bekeken moet worden of voorgenomen maatregelen niet ten koste gaan van de kwali teit. Het werven van 16.000 extra mensen is im mers niet niks en de kwantiteit zou ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van kinderop vang.
Naast het werven van nieuw personeel is het ook belangrijk om zittend personeel te bin den. Het blijkt dat 28% nadenkt over vertrek en de uitstroom is relatief groot in de kinder opvang (Postma & Scholten, 1999). Klachten betreffen vooral een beloningsachterstand ten opzichte van andere sectoren, de geringe loop baanmogelijkheden, werkdruk en flexibele contracten. Aan het personeelsbeleid zou dus zeker wat gedaan moeten worden. Zo zijn er bijvoorbeeld plannen om loopbaanmogelijkhe den te verbeteren door leidsters ook op andere plekken te laten werken in de welzijnssector. Ook het wegwerken van een beloningsachter stand behoort tot de mogelijkheden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de prijs van bedrijfs- plaatsen te verhogen, en de gesubsidieerde op vang te vervangen door een meer marktgerich te opvang (Zorg & Welzijn, 21-4-1999). De keer zijde van marktgerichte opvang is echter dat het de groep ouders selecteert die kinderop vang ook kan betalen. De overheid wil dit nu juist voorkomen. Immers in de voorgestelde Wet Basisvoorziening Kinderopvang staat dat kinderopvang en buitenschoolse opvang voor iedere ouder, ongeacht inkomen, toegankelijk zouden moeten zijn.
Weliswaar van een andere orde maar toch een enigszins vergelijkbaar probleem betreft de huishoudelijke hulp. Had in 1975 één op de vijf tweeverdieners met kinderen een huishoude lijke hulp, in 1995 was dit al één op de drie tweeverdieners, een aantal dat de laatste jaren verder is gestegen (Tijdens, Van der Lippe & De Ruijter, 2000). Voor wie op dit moment een huishoudelijke hulp zoekt, zijn het zware tij den; de vraag overtreft ruim het aanbod. Meestal wordt de huishoudelijke hulp betrok ken uit het zwarte circuit, voorzichtige schat tingen ervan variëren tussen de 250.000 en 500.000. Om zwart werken tegen te gaan en laagbetaald werken aantrekkelijker te maken,
bestaat sinds 1997 de 'witte werkster'. Dit is een regeling die in het leven is geroepen voor laaggeschoolde werkloze vrouwen als onder deel van de Melkertbanen. De legale schoon makers worden via de arbeidsvoorziening gere kruteerd, en de afspraak is dat schoonmaakbe drijven 19.000 gulden subsidie krijgen indien zij een werkloze aannemen en inzetten. Door de subsidie kost het inhuren van een huishou delijke hulp hooguit ƒ 17,80 per uur. De witte werkster zelf krijgt iets meer dan het mini mumloon. In grote steden kost het echter veel moeite om op deze manier hulpen in de huis houding te vinden en inmiddels zijn schoon maakbedrijven in Amsterdam alweer gestopt met de witte werkster (Telegraaf, 13-8-1999). De vraag naar witte hulpen blijft overigens on gekend hoog, en met name tweeverdieners staan in de rij voor een schoonmaakster. Ook uit onderzoek naar personeelsadvertenties voor huishoudelijke diensten in lokale dag- en weekbladen blijkt de vraag veel groter dan het aanbod: er bleken maar vier advertenties van aanbieders te zijn tegenover 80 advertenties van vragers (Tijdens, 1999).
Het grote gebrek aan kinderopvang en huis houdelijke hulpen leidt vermoedelijk tot aan zienlijke problemen in huishoudens. Bij gebrek aan kinderopvang zullen vrouwen besluiten om te stoppen met werken of, hun arbeidstijd fors reduceren. De informele kinderopvang biedt hier ook geen soelaas. De markt van niet georganiseerde informele vormen van kinder opvang lijkt te zijn uitgeput (Van Doorne-Huis- kes, Hulsker & Twisk, 1996). Bij gebrek aan huishoudelijke hulp hebben huishoudens ver schillende opties: ze kunnen hun vrije tijd op offeren, normen verlagen, sneller schoonma ken of huishoudelijke apparatuur aanschaffen.
Alles overziende, staan we voor een aardige opgave voor het nieuwe millennium. We zijn net gewend aan een grote groep veelal hoger opgeleide werkende vrouwen, in grote lagen van de bevolking is het inmiddels geaccep teerd dat kinderen worden opgevangen in een kinderdagverblijf en het gemak van een huis houdelijke hulp wordt breed onderkend. Er lij ken echter te weinig mensen te zijn die het werk willen doen dat hierdoor ontstaat. Het is daarom belangrijk om de volle aandacht te richten op deze problematiek van vraag en aanbod. Het verschijnsel tweeverdieners met kinderen bestaat immers bij de gratie van
Inleiding
goed georganiseerde kinderopvang en andere huishoudelijke diensten.
Literatuur
CBS (1999). Sociaal-Econom ische M aandstatistiek. Den Haag, SDU.
Doorne-Huiskes, A. van, F. Hulsker & C. Twisk. (1996). Witte vlekken in de kinderopvang. Een on
derzoek naar voorzieningen voor 0-16-jarigen.
Den Haag, Emancipatieraad.
Grumbkow, C. von. (1998). Kinderopvang klaar
voor nieuw e groeispurt. Utrecht, VOG.
Postma, K. & C. Scholten. (1999). Trendrapport Aan
b od van arbeid in de sector Zorg en Welzijn 1998.
Leiden, Research voor Beleid in opdracht van OSA. Tijdens, K. (1999). Werkgelegenheid, huishoudelijke
diensten en gem eenschapsactiviteiten: een nieu we balans voor vrouwen en m annen in Neder land. Amsterdam, UVA.
Tijdens, K., T. van der Lippe & E. de Ruijter. (Te ver schijnen in 2000). H uishoudelijke arbeid: herver
delen o f uitbesteden 1 Amsterdam, Elsevier. VOG (red.) (1999). Personeelsvoorzieningsplan voor
de kinderopvang 1999-2003. Den Haag, OAW (ABVAKABO FNV, CFO en VOG).