• No results found

Lichaamssamenstelling en sprongkracht Amsterdams basisonderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lichaamssamenstelling en sprongkracht Amsterdams basisonderwijs"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lichaamssamenstelling

en sprongkracht

Amsterdams

basisonderwijs

Afstudeeropdracht

Titel: Lichaamssamenstelling en sprongkracht Amsterdams basisonderwijs Naam product: Scriptie

Opleiding: Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam Naam studenten: Mike Both en Maggie de Korte

Studentnummer: 500511459 500651301 Afstudeeropdracht: 2016104

Versie: 1

(2)

1

Titelpagina Titel:

Lichaamssamenstelling en sprongkracht Amsterdams basisonderwijs

Auteurs:

Mike Both Maggie de Korte

Voeding & Diëtetiek, Health promotion Voeding & Dietetiek, Health promotion

Laan van Niftarlake 91 Oosermeent Noord 28

3612 BN Tienhoven 1274 SC Huizen

Afstudeeropdracht:

2016104

Afstudeerbedrijf:

Lector Gewichtsmanagement Domein Bewegen Sport en Voeding Hogeschool van Amsterdam

Opdrachtgever:

Dhr. DR. P.J.M. Weijs, Lector Gewichtsmanagement Dokter Meurerlaan 8

1067 SM Amsterdam

Praktijkbegeleider:

Suzanne van der Plas

Docentbegeleider

Dr. Mariëlle Engberink

Externe samenwerkingspartners:

Ilse Kat

Coördinator MAMBO - lectoraat Bewegingswetenschappen

Antoine de Schipper

(3)

2

Voorwoord

Voor u ligt onze afstudeeropdracht Meten Amsterdamse lichaamssamenstelling en motoriek basisonderwijs. Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd voor de opleiding Voeding en Diëtetiek in opdracht van het Lectoraat Gewichtmanagement van de Hogeschool van Amsterdam (HvA).

Om de prevalentie van overgewicht en obesitas in Amsterdam tegen te gaan is het Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) opgericht. Het hoofddoel van de AAGG is dat alle Amsterdamse jeugd in 2033 op gezond gewicht is. Om dit doel te ondersteunen is het lectoraat

Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam het project MAMBO gestart, Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs. Zij meten de grove motoriek van basisschoolkinderen door middel van de Movementscan (M-scan).

Sinds 2014 werkt het lectoraat Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam mee aan het MAMBO project en wordt ook de lichaamssamenstelling gemeten in het Amsterdamse

basisonderwijs [18]. In de periode van oktober 2015 tot en met december 2015 hebben wij op zeven scholen de lichaamssamenstelling van de basisschoolkinderen gemeten om hier meer inzicht in te krijgen. Met deze afstudeeropdracht wilden wij aantonen in hoeverre de BMI (kg/m²) en het vetpercentage verschilden als graadmeter voor overgewicht en obesitas of deze eventuele

verschillen van invloed waren op de sprongkracht bij Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6-13 jaar?

Graag willen wij onze docentbegeleider Mariëlle Engberink bedanken voor haar waardevolle begeleiding, begrip en de verduidelijking van onze afstudeeropdracht. Daarnaast willen wij Antoine de Schipper bedanken voor zijn begeleiding, de koppeling van de Tanita met de laptop en de koppeling van de data van de lichaamssamenstelling met de sprongkracht. Ook gaat onze dank uit naar Ilse Kat voor de feedback tijdens de meetdagen en het overzicht van alle data en scholen waar gemeten moest worden. Verder willen wij alle testafnemers bedanken voor de leuke testdagen tijdens onze afstudeeropdracht. Wij hebben ondanks de drukke en intensieve periode met veel enthousiasme gewerkt aan deze afstudeeropdracht en alle meetdagen.

Mike Both & Maggie de Korte Amsterdam, januari 2016

(4)

3

Samenvatting

Achtergrond: Overgewicht en obesitas bij kinderen wordt wereldwijd een steeds groter probleem. In

Nederland had in 2013, 12,2% van de kinderen (4-12 jaar) overgewicht, waarvan 9,4% overgewicht (BMI > 25 kg/m²) en 2,8% obesitas (BMI > 30 kg/m²). In Amsterdam ligt dit percentage nog hoger, 17,6% bij 5-jarigen en 24,9% bij 14-jarigen. Om overgewicht en obesitas aan te pakken heeft de gemeente Amsterdam de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) opgesteld, met als hoofddoel alle Amsterdamse jeugd in 2033 op gezond gewicht te krijgen. Één van de onderzoeken hiervoor is het MAMBO-project (meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs), waarbij de grove motoriek bij Amsterdamse basisschoolkinderen wordt gemeten met behulp van de Movementscan (M-scan). Sinds 2014 werkt het lectoraat Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam mee aan dit onderzoek en wordt ook de lichaamssamenstelling van Amsterdamse

basisschoolkinderen gemeten.

Doel: Het doel van dit onderzoek was te onderzoeken in hoeverre de BMI (kg/m²) en het

vetpercentage verschilden als graadmeter voor overgewicht en obesitas en of deze verschillen terug waren te vinden bij de ontwikkeling van de sprongkracht bij Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6-13 jaar. Een tweede subdoel was om eventuele risicofactoren op het krijgen van overgewicht (leeftijd, geslacht, basisschool) scherp te krijgen om in de toekomst beter te kunnen interveniëren.

Methode: Tijdens dit kwantitatieve onderzoek werd de lichaamssamenstelling van Amsterdamse

basisschoolkinderen (6-13jaar) gemeten door middel van bio-elektrische impedantie met de Tanita-BC-418. De sprongkracht werd gemeten door middel van de M-scan. Ruwe data werd verzameld in Excel en daarna geëxporteerd naar SPSS (versie 23). In SPSS zijn alle gegevens geanalyseerd.

Resultaten: In totaal zijn 1381 basisschoolkinderen gemeten (706 jongens, 675 meisjes), waarvan

17,2% overgewicht en 10,9% obesitas heeft. De correlatie tussen de BMI (kg/m²) en het

vetpercentage was r = 0,76 (P<0,001). Wanneer de basisschoolkinderen op basis van de BMI (kg/m²) afkapwaarden overgewicht hadden, had 24,9% van de kinderen ook overgewicht op basis van de afkapwaarden voor vetpercentage. Wanneer de kinderen op basis van BMI (kg/m²) obesitas hadden, had 56,7% obesitas op basis van vetpercentage. Voor alle gewichtscategorieën van de totale groep basisschoolkinderen is een achterstand gemeten in de sprongkracht met een minimaal verschil van enkele dagen tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage. De leeftijd en het stadsdeel zijn van invloed op het gewicht en de ontwikkeling van de sprongkracht, van de 6-7 jarige kinderen had 81,0% een normaal gewicht ten opzichte 37,1% van de 12-13 jarige kinderen. Het percentage overgewicht en obesitas lag In de stadsdelen Amsterdam West en Oost het hoogst (25,4% en 19,9%).

Conclusie: Overgewicht en obesitas bij kinderen ligt in Amsterdam hoger dan in Nederland. Wanneer

gekeken wordt naar het verband tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage lijkt er een verband te zijn, echter geeft een vergelijking van de afkapwaarden voor BMI(kg/m²) met de afkapwaarden voor vetpercentage aan dat er wel verschillen zijn. Zowel de BMI (kg/m²) en de sprongkracht als het vetpercentage en de sprongkracht laten een verband zien, naarmate de BMI (kg/m²) en

vetpercentage toenemen, neemt de achterstand in de sprongkracht toe bij de basisschoolkinderen. Het is van belang dat naast de BMI (kg/m²) ook het vetpercentage gemeten wordt om overgewicht en obesitas goed te signaleren. Verder onderzoek is nodig om te bepalen welke graadmeter het meest betrouwbaar is.

Trefwoorden: BMI, body mass index, fat mass, fat free mass, bodyweight, body, weight, motor skills,

(5)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ... Samenvatting ... 1. Inleiding ... 5 2. Materialen en methode ... 7 2.1 Onderzoeksopzet ... 7 2.2 onderzoekspopulatie ... 7 2.3 Indeling onderzoeksruimte ... 7

2.4 Meten van de lengte, het vetpercentage en de Body Mass Index (kg/m²) ... 8

2.5 Sprongkracht ... 8

2.6 Data-analyse ... 8

3. Resultaten ... 10

3.1 onderzoekspopulatie ... 10

3.2 BMI en vetpercentage ... 11

3.3 Relatie BMI en vetpercentage ... 12

3.4 Relatie BMI, vetpercentage en sprongkracht ... 13

3.5 Risicofactoren ... 14

3.5.1 Leeftijd ... 14

3.5.2 Stadsdelen Amsterdam ... 14

4. Discussie ... 15

4.1 overgewicht en obesitas ... 15

4.2 Body Mass Index, vetpercentage en sprongkracht ... 15

4.3 Risicofactoren ... 16

4.4 Sterke en zwakke punten onderzoek ... 16

5. Conclusie ... 17

6. Aanbevelingen ... 18

Literatuurlijst ... 19

Bijlagen ... 22

Bijlage I. Toestemmingsformulier ouders ... 22

Bijlage II. Overzichtsformulier vier motorische vaardigheden ... 23

Bijlage III. Protocol meten lichaamssamenstelling ... 24

(6)

5

1. Inleiding

Wereldwijd lijden steeds meer kinderen aan overgewicht en obesitas. In Nederland had in 2013, 12,2 procent van de kinderen (4-12 jaar) overgewicht, waarvan 9,0 procent overgewicht (BMI > 25 kg/m²) en 3,6 procent obesitas (BMI > 30 kg/m²) (1). Het percentage van kinderen met overgewicht ligt in Amsterdam nog hoger, namelijk 17,6 procent bij 5-jarigen en 24,9 procent bij 14-jarigen (2). Overgewicht en obesitas bij kinderen leiden tot verschillende gezondheidsklachten zoals hart en vaatziekten, diabetes type 2, knieklachten, slaapproblemen (apneus) en psychosociale problemen (pesten) (3). Overgewicht en obesitas op jonge leeftijd is gerelateerd aan overgewicht en obesitas op volwassen leeftijd (4). Zelfs volwassenen met gezond gewicht, die als kind overgewicht of obesitas hadden, hebben een verhoogde morbiditeits- en mortaliteitsrisico (5). Daarom is het van belang dat overgewicht en obesitas al op jonge leeftijd behandeld wordt.

Een review van longitudinale studies bij kinderen met overgewicht en obesitas heeft aangetoond dat voor het ontstaan van overgewicht en obesitas meerdere factoren een rol spelen (6,7). Voeding is een van de belangrijkste factoren. De voedingsinname van kinderen is essentieel voor de groei en ontwikkeling van het kind. Het kan zorgen voor de preventie van overgewicht en obesitas (8). Een andere belangrijke factor voor het ontstaan van overgewicht en obesitas is een tekort aan

lichamelijke activiteit (6,7). Uiteraard is het ook zo dat deze twee factoren elkaar beïnvloeden. Uit een gerandomiseerd onderzoek van 1068 basisschoolkinderen (7-12 jaar) blijkt dat een te hoog lichaamsgewicht een negatieve invloed heeft op lichamelijke activiteiten, zowel wat betreft conditie als kracht (9). Vaak raken deze kinderen in een negatieve spiraal zowel fysiek als mentaal. Doordat zij minder participeren tijdens lichamelijke activiteiten kan hun motoriek achteruit gaan waardoor zij nog minder lichamelijk actief worden door onzekerheden, waardoor de motoriek nog verder verslechterd (4). Het gevolg hiervan is dat het gewicht verder toeneemt en de motorische

ontwikkelingen verslechteren. Doordat kinderen minder participeren tijdens lichamelijke activiteiten zullen zij zich sociaal afzonderen en kunnen zij geïsoleerd raken (10).

Andere risicofactoren voor het ontwikkelen van overgewicht en obesitas zijn de sociaaleconomische status (SES), etniciteit en geslacht (11). Kinderen uit gezinnen met een lage SES en kinderen van een niet-westerse afkomst hebben een grotere kans op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas, dan kinderen uit gezinnen met een hoge SES en autochtone kinderen (11). Bovendien zijn jongens zijn meer lichamelijk actief dan meisjes en dit verschil neemt toe op latere leeftijd (12,13).

De meest gebruikte methode om overgewicht of obesitas bij kinderen vast te stellen is de Body Mass Index (BMI, kg/m²). De BMI (kg/m²) geeft informatie over het gewicht in verhouding tot de lengte en geeft een schatting van het gezondheidsrisico van het gewicht, maar zegt niets over de hoeveelheid vetmassa of de vetverdeling. Zo kan het voorkomen dat kinderen een gezonde BMI (kg/m²) hebben, maar een te hoog vetpercentage. Verder onderzoek is nodig om te kijken of de BMI (kg/m²) wel de juiste graadmeter is om te kijken of kinderen gezondheidsrisico’s lopen. Een pilotstudie met 366 kinderen laat zien dat ook kinderen met een gezonde BMI (kg/m²) een achterstand hadden in

motorische ontwikkeling (14), hetgeen kan duiden op een tekort aan lichaamsbeweging, waardoor zij minder participeren aan lichamelijke activiteiten en zo overgewicht kunnen ontwikkelen. De

pilotstudie geeft verder aan dat er mogelijk een verband is tussen de grove motorische ontwikkeling, de leeftijd, het geslacht en de vetvrije massa van het kind (14).

Om de prevalentie van overgewicht en obesitas in Amsterdam tegen te gaan is het Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) opgericht. Dit is een multidisciplinaire aanpak tussen de gemeente Amsterdam, gezondheidsinstanties, scholen, buurtorganisaties, sportclubs en bedrijven. Het hoofddoel van de AAGG is dat alle Amsterdamse jeugd in 2033 op gezond gewicht is (15). Om dit doel te ondersteunen is het lectoraat Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam het project MAMBO gestart, Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs (15). In dit project werkt

(7)

6 de Hogeschool van Amsterdam samen met gemeente Amsterdam, de projectgroep AAGG,

basisscholen, JGZ en kinderfysiotherapeuten (16). Sinds 2014 werkt het lectoraat

Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam ook mee aan het MAMBO project en wordt ook de lichaamssamenstelling gemeten in het Amsterdamse basisonderwijs (17). Het MAMBO project brengt de motorische ontwikkelingen van ruim 30 Amsterdamse basisscholen in kaart. De motorische ontwikkelingen van de Amsterdamse basisschoolkinderen (groep 3 t/m 8) worden gemeten met behulp van de Movementscan (M-scan). De M-scan is een instrument dat

ontwikkelingsachterstanden op het gebied van motorische ontwikkeling kan signaleren. De M-scan test de basisschoolkinderen op 4 vaardigheden; stilstaan, springen-kracht, springen-coördinatie en stuiten (16). Met deze gegevens wil het MAMBO project ervoor zorgen dat kinderen die ‘uit de pas lopen’ vroegtijdig gesignaleerd worden en extra ondersteuning krijgen om weer op het juiste niveau te komen zodat zij zich lichamelijk en sociaal gezond kunnen ontwikkelen (18).

Onderzoek laat zien dat kinderen met overgewicht en obesitas niet op elk onderdeel van de motorische ontwikkelingen minder goede resultaten behalen dan kinderen met normaal gewicht. Een gerandomiseerd onderzoek van 34 kinderen met overgewicht en 34 kinderen met normaal gewicht heeft aangetoond dat voor stuiten met een bal en springen kinderen met een overgewicht significant lager scoorde dan kinderen met normaal gewicht (19). Verder onderzoek moet dit verifiëren. Daarentegen waren geen significante verschillen gevonden in balans en lenigheid (19).

Om de negatieve spiraal van de toename van het overgewicht, verminderde lichamelijke activiteiten en verslechterde motorische ontwikkelingen tegen te gaan bij kinderen is het belangrijk relaties tussen BMI (kg/m²), lichaamssamenstelling en motorische ontwikkeling goed in kaart te brengen. Bovendien is het belangrijk eventuele risicofactoren voor het ontstaan van overgewicht (leeftijd, geslacht, type basisschool) scherp te krijgen om in de nabije toekomst beter te kunnen interveniëren.

De probleemstelling van deze afstudeeropdracht luidt daarom als volgt:

In hoeverre verschillen de Body Mass Index (kg/m²) en het vetpercentage als graadmeter voor overgewicht en obesitas en zijn deze verschillen terug te vinden bij de ontwikkeling van de sprongkracht bij Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6-13 jaar?

(8)

7

2. Materialen en methode

2.1 Onderzoeksopzet

Het onderzoek betrof een kwantitatief, cross-sectioneel onderzoek onder basisschoolkinderen waarbij de lichaamssamenstelling werd gemeten en vergeleken met één onderdeel van de grove motoriek, de sprongkracht. Het lectoraat Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van

Amsterdam had dit onderzoek opgezet. Het onderzoek werd uitgevoerd op zeven basisscholen waar de kinderen van de groepen drie tot en met acht waren gemeten.

2.2 onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestond uit 1381 basisschoolkinderen in de leeftijdscategorie van zes tot en met 13 jaar. Dertig basisscholen in Amsterdam waren benaderd om deel te nemen aan het project. Elf scholen gaven hiervoor toestemming. In deze afstudeeropdracht zijn de gegevens van zeven scholen meegenomen. De metingen van de overige vier scholen zullen in januari 2016 plaatsvinden en deze gegevens konden daarom niet worden meegenomen. Voorafgaand aan het onderzoek werd goedkeuring van de ouders gevraagd middels een brief (bijlage I.) met uitleg over de testdag en het privacy beleid van de kinderen. Er werd gebruik gemaakt van een passief toestemmingsformulier, hetgeen betekend dat ouders die toestemming gaven hoefden niet te reageren en ouders die bezwaar hadden dit konden aangeven door onderaan de brief in te vullen. Dit nam het kind mee tijdens de testdag waar hij of zij wel deelnam aan de oefeningen maar de data niet werd genoteerd voor het onderzoek indien er geen toestemming was. Kinderen met pacemakers en gips werden niet meegenomen in het onderzoek. Het testen en meten van de kinderen is door de medische ethische commissie goedgekeurd.

2.3 Indeling onderzoeksruimte

Data werd verzameld door middel van metingen die plaats vonden in de gymzalen van de

verschillende basisscholen. De gymzaal werd verdeeld in vijf vakken (zie figuur 1). In vier vakken werd de grove motoriek getest en één vak (een rustige ruimte) werd gebruikt voor de meting van de lichaamssamenstelling. De kinderen werden in alfabetische volgorde verdeeld over de vijf vakken en rouleerden door de gymzaal totdat elk kind, elke meting uitgevoerd had. Per kind was één minuut, per onderdeel beschikbaar.

Figuur 1. Indeling gymzaal voor de Movementscan, springen – coördinatie, stilstaan, springen – kracht, stuiten en sportparticipatie/meting lichaamssamenstelling.

(9)

8

2.4 Meten van de lengte, het vetpercentage en de Body Mass Index (kg/m²)

Met behulp van de Tanita BC-418 (Tanita, VS) kon een schatting worden gemaakt van het

vetpercentage(%) bij de kinderen. Naast een schatting van het vetpercentage maakte de Tanita BC-418 ook een schatting van de vetmassa (kg), vetvrije massa (kg), totale lichaamswater (kg), basaal metabolisme (kJ en kcal) en de body mass index (kg/m²). De Tanita BC-418 maakt een schatting van de lichaamssamenstelling door middel van bio-elektrische impedantie.

Om een schatting te maken van de lichaamssamenstelling van de kinderen moest eerst de lengte, het lichaamstype, het geslacht en de leeftijd in de Tanita ingevoerd worden.

De lengte van de kinderen werd gemeten met behulp van de SECA-213 stadiometer (SECA, UK). Elk kind werd gevraagd om met de voeten plat op de grond tegen elkaar aan te staan. Zij moesten met de rug, het zitvlak en de hakken tegen de stadiometer aan staan zodat ze in een rechte houding stonden met hun hoofd in neutrale positie. Er werd tot 0,7 afgerond naar beneden. De lengte (cm) werd ingevoerd in de Tanita BC- 418 (Tanita, VS) zonder decimalen. Het lichaamstype voor elk kind werd ingesteld op standaard.

Het geslacht en de leeftijd van de kinderen werd verzameld middels een opgestelde lijst door de vakdocent om foutieve leeftijden te voorkomen.

De kinderen werden met kleding aan en op blote voeten gemeten. Er was geen kledingcorrectie ingevoerd in de Tanita.

2.5 Sprongkracht

De metingen van de grove motorische ontwikkeling werden uitgevoerd door testafnemers geselecteerd door het Lectoraat Bewegingswetenschappen. De metingen werden gedaan aan de hand van de Movementscan (M-scan) waarbij vier testen zijn uitgevoerd: stilstaan- statisch

evenwicht, springen – dynamisch evenwicht, springen – coördinatie en handoog coördinatie (6). De onderdelen stilstaan- statisch evenwicht, springen- coördinatie en handoog coördinatie werden niet beschreven omdat deze onderdelen geen deel uitmaakten van het onderzoek.

Sprongkracht:

De sprongkracht werd gemeten door een negen meter parcours waarover de kinderen moesten hinkelen in zo min mogelijk sprongen. Eerst op het rechterbeen en daarna op het linkerbeen. Het niveau van de kinderen werd bepaald aan de hand van het aantal sprongen die nodig waren om de negen meter af te leggen. De kinderen konden scoren op negen verschillende niveaus (zie bijlage II). Om de ontwikkeling van de sprongkracht vast te stellen werd het gescoorde niveau (in dagen) gecorrigeerd voor de werkelijke leeftijd (in dagen). Wanneer de kinderen meer sprongen nodig hadden om het negen meter parcours af te leggen dan bij hun leeftijd hoorde dan werd er een achterstand gemeten.

2.6 Data-analyse

Ruwe data werd verzameld in Excel en daarna geëxporteerd naar SPSS (versie 23). In SPSS zijn alle gegevens geanalyseerd. De resultaten van de beschrijvende statistiek waren weergegeven als gemiddelde ± standaarddeviatie (SD) of percentages. Descriptives statistics was gebruikt om de gemiddelden te berekenen van de karakteristieken van de kinderen (gewicht, leeftijd, BMI (kg/m²), vetpercentage, vetmassa, vetvrije massa en sprongkracht).

Het verband tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage werden getoetst door middel van PM-correlatiecoëfficiënt en waren visueel gemaakt door middel van scatterplots.

De kinderen werden gecategoriseerd in ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht of obesitas volgens de internationale geaccepteerde BMI (kg/m²) afkapwaarden voor lengte en gewicht(20) en voor de afkapwaarden voor vetpercentages (21). Om te kijken of er verschillen waren tussen de afkapwaarden voor BMI (kg/m²) en de afkapwaarden voor vetpercentage werden deze met behulp van select cases en frequency tegen elkaar uitgezet.

(10)

9 Om de ontwikkeling van de sprongkracht vast te stellen werd het gescoorde niveau (in dagen)

gecorrigeerd voor de werkelijke leeftijd (in dagen). Deze voorsprong of achterstand werd vergeleken met de verschillende gewichtscategorieën voor de BMI (kg/m²) afkapwaarden en de

gewichtscategorieën voor vetpercentage en visueel gemaakt met behulp van staafdiagrammen.

De kinderen waren verdeeld in de leeftijdscategorieën 6-7 jaar, 8-9 jaar, 10-11 jaar en 12-13 jaar. Ook werd er onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes en zijn de karakteristieken per geslacht door middel van desriptive statistics weergegeven als gemiddelde ± standaarddeviatie (SD) of percentages. De gemeten scholen waren onderverdeeld in de verschillende stadsdelen van Amsterdam. Per stadsdeel werd gekeken hoeveel kinderen ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht of obesitas hadden.

(11)

10

3. Resultaten

3.1 onderzoekspopulatie

In totaal gaven elf basisscholen, in de stadsdelen Amsterdam Zuid, Oost, West en Centrum, toestemming om de lichaamssamenstelling van de deelnemers te meten. In een periode van acht weken vonden 21 meetdagen plaats. In totaal zijn 1381 deelnemers gemeten waarvan 51,1% jongens (n=706) en 48,9% meisjes (n=675). Kinderen die niet werden meegenomen in het onderzoek (n=133) hadden geen toestemming van de ouders of blessures. Tabel 1 geeft een overzicht van de

gemiddelde leeftijd, gewicht, BMI (kg/m²), vetpercentage, vetmassa, vetvrije massa en sprongkracht van de deelnemers. De onderzoekspopulatie had een gemiddelde BMI (kg/m²) van 17,3 ± 2,8 en een gemiddeld vetpercentage van 21,2 ± 5,3. De gemiddelde sprongkracht van de onderzoekspopulatie lag op -14,0 ± 720,4 dagen, waarvan jongens een lichte voorsprong (0,6 ± 695,5) hadden en meisjes een achterstand (-30,6 ± 747,9).

Tabel 1. Karakteristieken van de onderzoekspopulatie, bestaande uit 1381 basisschoolkinderen uit Amsterdam

Totaal Jongens Meisjes

Deelnemers 1381 706 675 Gewicht (kg) 32,3 ± 9,6 31,9 ± 8,9 32,7 ± 10,3 Leeftijd (jaar) 8,6 ± 1,6 8,6 ± 1,6 8,7 ± 1,6 BMI (kg/m²) 17,3 ± 2,8 17,1 ± 2,6 17,4 ± 3,0 Vetpercentage (%) 21,2 ± 5,3 19,6 ± 4,7 22,8 ± 5,4 Vetmassa (kg) 7,1 ± 4,0 6,5 ± 3,3 7,8 ± 4,4 Vetvrije massa (kg) 25,2 ± 6,4 25,4 ± 6,2 24,9 ± 6,7 Sprongkracht (dagen) -14,0 ± 720,4 0,6 ± 695,5 -30,6 ± 747,9 Data zijn weergegeven als gemiddelde ± SD

In figuur 2. is het gemiddelde percentage overgewicht en obesitas van de 1381 basisschoolkinderen uit Amsterdam vergeleken met het gemiddelde percentage in Nederland voor kinderen van 4-12 jaar. (1) Het percentage overgewicht en obesitas in Amsterdam (17,2% en 10,9%) hoger lag dan in

Nederland (9,0% en 3,6%).

Figuur 2. Vergelijking overgewicht en obesitas van 1381 Amsterdamse basisschoolkinderen met het gemiddelde van Nederland

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 overgewicht obesitas

(12)

11

3.2 BMI en vetpercentage

Op basis van de van de afkapwaarden voor BMI (kg/m²) volgens de CBO-richtlijnen had 4,0%

overgewicht, 68,0% normaal gewicht, 17,2% overgewicht en 10,9% obesitas. Wanneer gekeken werd naar de afkapwaarden voor vetpercentage had 2,5% ondergewicht, 75,7% normaal gewicht, 12,8% overgewicht en 9,1% obesitas. Naarmate de basisschoolkinderen ouder werden neemt het

percentage overgewicht en obesitas toe volgens de BMI afkapwaarden (kg/m²). Een vergelijking van totaal BMI met totaal Vet% (zie tabel 2.) liet zien dat het percentage voor overgewicht en obesitas bij alle leeftijdscategorieën hoger lag bij totaal BMI (kg/m²) dan bij totaal Vet%, met uitzondering van de leeftijdscategorie zet tot zeven jaar. Volgens de BMI categorieën (kg/m²) hadden jongens meer overgewicht en obesitas dan meisjes. Bij de categorie vetpercentage lag het percentage overgewicht en obesitas hoger bij meisjes.

Tabel 2. Overzicht BMI categorieën en vetpercentages van 1381 basisschoolkinderen, uitgesplitst naar ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas per leeftijdsgroep.

Leeftijd / categorie

Totaal BMI Totaal Vet% BMI Jongens Vet% jongens BMI Meisjes Vet% meisjes

Totaal n=1381 n=1381 n=706 n=706 n=675 n=675 Ondergewicht 4,0 (n=55) 2,5 (n=34) 3,4 (n=24) 2,3 (n=16) 4,6 (n=31) 2,7 (n=18) Normaal gewicht 68,0 (n=939) 75,7 (n=1045) 72,0 (n=508) 71,1 (n=502) 63,9 (n=431) 80,4 (n=543) Overgewicht 17,2 (n=237) 12,8 (n=177) 14,9 (n=105) 16,9 (n=119) 19,6 (n=132) 8,6 (n=58) Obesitas 10,9 (n=150) 9,1 (n=125) 9,8 (n=69) 9,8 (n=96) 12,0 (n=81) 8,3 (n=56) 6-7 Jaar n=511 n=511 n=265 n=265 n=246 n=246 Ondergewicht 5,7 (n=29) 3,3 (n=17) 4,9 (n=13) 2,3 (n=6) 6,5 (n=16) 4,5 (n=11) Normaal gewicht 81,0 (n=414) 72,8 (n=372) 84,2 (n=223) 68,7 (n=182) 77,6 (n=191) 77,2 (n=190) Overgewicht 11,2 (n=57) 15,9 (n=81) 9,8 (n=26) 21,5 (n=57) 12,6 (n=31) 9,8 (n=24) Obesitas 2,2 (n=11) 8,0% (n=41) 1,1 (n=3) 7,5 (n=20) 3,3 (n=8) 8,5 (n=21) 8-9 Jaar n=425 n=425 n=225 n=225 n=200 n=200 Ondergewicht 4,2 (n=18) 0,9 (n=4) 4,0 (n=9) 0,4 (n=1) 4,5 (n=9) 1,5 (n=3) Normaal gewicht 70,6 (n=300) 79,1 (n=336) 75,1 (n=169) 76,4 (n=172) 65,5 (n=131) 82,0 (n=164) Overgewicht 15,5 (n=66) 10,8 (n=46) 12,9 (n=29) 13,3 (n=30) 18,5 (n=37) 8,0 (n=16) Obesitas 9,7 (n=41) 9,2 (n=39) 8,0 (n=18) 9,8 (n=22) 11,5 (n=23) 8,5 (n=17) 10-11 Jaar n=410 n=410 n=199 n=199 n=211 n=211 Ondergewicht 2,0 (n=8) 2,9 (n=12) 1,0 (n=2) 4,0 (n=8) 2,8 (n=6) 1,9 (n=4) Normaal gewicht 52,4 (n=215) 75,6 (n=310) 55,3 (n=110) 69,3 (n=138) 49,8 (n=105) 81,5 (n=172) Overgewicht 24,6 (n=101) 11,0 (n=45) 22,6 (n=45) 14,1 (n=28) 26,5 (n=56) 8,1 (n=17) Obesitas 21,0 (n=86) 10,5 (n=43) 21,1 (n=42) 12,6 (n=25) 20,9 (n=44) 8,5 (n=18) 12-13 Jaar n=35 n=35 n=17 n=17 n=18 n=18 Ondergewicht - 2,9 (n=1) - 5,9 (n=1) - - Normaal gewicht 28,6 (n=10) 77,1 (n=27) 35,3 (n=6) 58,8 (n=10) 22,2 (n=4) 94,4 (n=17) Overgewicht 37,1(n=13) 14,3 (n=5) 29,4 (n=5) 23,5 (n=4) 44,4 (n=8) 6,5 (n=1) Obesitas 34,3 (n=12) 5,7 (n=2) 35,3 (n=6) 11,8 (n=2) 33,3 (n=6) -

(13)

12

3.3 Relatie BMI en vetpercentage

In figuur 3a is de correlatie BMI(kg/m²) en vetpercentage weegegeven. De correlatie tussen de BMI (kg/m²) en vetpercentage voor de totale groep lag op 0,76 (p < 0,001). Figuur 3b en 3c laten de correlatie zien voor jongens (r = 0,79, p < 0,001) en meisjes (r = 0,77, p <0,001).

Figuur 3a correlatie BMI (kg/m²) en vetpercentage (kg) bij kinderen van 6-13 jaar (n=1381)

Figuur 3b correlatie BMI (kg/m²) en vetpercentage (kg) bij jongens van 6-13 jaar (n=1381)

Figuur 3c correlatie BMI (kg/m²) en vetpercentage (kg) bij meisjes van 6-13 jaar (n=1381)

r = 0,76 p < 0,001 n = 1381 r = 0,77 p< 0,001 n = 675 r = 0,79 p< 0,001 n = 706

(14)

13 -1000 -800 -600 -400 -200 0 200 Sprongkracht Totaal (dagen) Sprongkracht Jongens (dagen) Sprongkracht Meisjes (dagen) -1000 -800 -600 -400 -200 0 200 Sprongkracht Totaal (dagen) Sprongkracht Jongens (dagen)

Tabel 3. Afkapwaarden BMI (kg/m²) uitgezet tegen de afkapwaarden vetpercentage in procenten. Vetpercentage Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht Obesitas

BMI Ondergewicht (n = 55) 9,1 (n=5) 90,9 (n=50) - - Normaal gewicht (n=939) 2,4 (n=23) 88,6 (n=832) 8,3 (n=78) 0,6 (n=6) Overgewicht (n= 237) 2,5 (n=6) 58,2 (n=138) 24,9 (n=59) 14,3 (n=34) Obesitas (n=150) - 16,5 (n=25) 26,7 (n=40) 56,7 (n=85)

Waarden staan weergegeven als % (n)

In tabel 3 zijn de gewichtscategorieën voor BMI (kg/m²) vergeleken met de gewichtscategorieën voor vetpercentage. Wanneer de basisschoolkinderen op basis van de BMI (kg/m²) afkapwaarden

ondergewicht hadden, had 9,1% van de kinderen ook ondergewicht op basis van de afkapwaarden voor vetpercentage. Voor normaal gewicht was dit 88,6%, overgewicht 24,9% en obesitas 56,7%.

3.4 Relatie BMI, vetpercentage en sprongkracht

Figuur 4a en 4b laat de gemiddelde sprongkracht (in dagen) zien voor de verschillende BMI- en vetpercentage categorieën. Alle BMI gewichtscategorieën lieten een achterstand zien in de

sprongkracht. Ook werd de achterstand in de sprongkracht groter naarmate de BMI (kg/m²) toenam, normaal gewicht -14,0 ± 720,4, overgewicht -401,2 ± 782,8 en obesitas -861,9 ± 825,4. De

gewichtscategorieën voor vetpercentage lieten ook een achterstand in de sprongkracht zien. Net als bij de BMI categorieën werd de achterstand in sprongkracht groter naarmate het vetpercentage toenam, normaal gewicht -5,0 ± 740,7, overgewicht -406,9 ± 668,6 en obesitas -634,0 ± 733,3. De categorie jongens met normaal gewicht toonde als enige een lichte voorsprong in de sprongkracht bij de BMI- en vetpercentage categorieën (0,6 ± 695,5 en 41,3 ± 702,9).

Figuur 4a. gemiddelde sprongkracht (dagen) per BMI categorie, uitgesplitst naar geslacht.

Figuur 4b. gemiddelde sprongkracht (dagen) per vetpercentage categorie, uitgesplitst naar geslacht.

(15)

14

3.5 Risicofactoren

3.5.1 Leeftijd

Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat naarmate de basisschoolkinderen ouder worden het percentage met een normaal gewicht afneemt (tabel 2). In de leeftijdscategorie van zeven jaar heeft 81,0% een normaal gewicht, in de leeftijdscategorie van 12 jaar heeft 28,6% een normaal gewicht.

3.5.2 Stadsdelen Amsterdam

De sociaaleconomische status en etniciteit zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van overgewicht. De etniciteit en SES zijn echter niet nagevraagd tijdens deze afstudeeropdracht, wel kan er gekeken worden in welke wijk de school zich bevindt. Op deze manier kan indirect gekeken worden naar de SES en etniciteit. Tabel 4 geeft een overzicht van de verschillende gewichtscategorieën in de wijken van Amsterdam Zuid, West, Oost en centrum. Zowel het percentage overgewicht (25,4%) als obesitas (22,7%) was het hoogst in Amsterdam West. Het percentage obesitas was het laagst (5,2%) in het centrum van Amsterdam. Het percentage overgewicht was het laagst (12,1%) in Amsterdam Zuid.

Tabel 4. Percentage onder-, normaal- en overgewicht en obesitas per stadsdeel van Amsterdam. Zuid (n=563) West (n=374) Centrum (n=308) Oost (n=136)

Ondergewicht 5,2 (n=29) 2,9 (n=11) 2,9 (n=9) 4,4 (n=6) Normaal gewicht 76,7 (n=432) 48,9 (n=183) 76,6 (n=114) 64,7 (n=88) Overgewicht 12,1 (n=68) 25,4 (n=95) 15,3 (n=55) 19,9 (n=27)

Obesitas 6,0 (n=34) 22,7 (n=85) 5,2 (n=53) 11 (n=15)

(16)

15

4. Discussie

4.1 overgewicht en obesitas

Het percentage overgewicht bij kinderen (4-12 jaar) in Nederland lag in 2013 op 12,2%, waarvan 9,0% overgewicht (BMI > 25 kg/m²) en 3,6% obesitas (BMI > 30 kg/m²) (1). Het percentage overgewicht in Amsterdam ligt op 17,6% bij 5-jarigen en 24,9% bij 14 jarige (2).

Amsterdam telde in 2011 meer dan 30.00 minderjarigen met overgewicht of obesitas (2). Omdat één op de vijf kinderen in Amsterdam gediagnosticeerd was met overgewicht of obesitas is de gemeente Amsterdam sinds 2013 het beleid- en uitvoeringsprogramma “Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht”(AAGG) begonnen om overgewicht bij Amsterdamse kinderen aan te pakken. Het doel van de AAGG is om alle Amsterdamse kinderen in 2033 op gezond gewicht te krijgen. Het project Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs (MAMBO) is gestart om dit doel te ondersteunen. Naast het meten van de motoriek wordt sinds 2014 ook de lichaamssamenstelling van deze

basisschoolkinderen gemeten. Het percentage overgewicht en obesitas (17,2% en 10,9%) van de 1381 gemeten Amsterdamse basisschoolkinderen lag hoger dan het percentage overgewicht en obesitas van Nederland (9,0% en 3,6%). Tijdens dit onderzoek zijn de metingen verricht in de stadsdelen Amsterdam Zuid, West, Oost en Centrum. In Amsterdam zijn verschillende stadsdelen waar overgewicht en obesitas meer voorkomt dan in andere delen van de stad. In Amsterdam Nieuw- West, Zuidoost en Noord komen overgewicht en obesitas het meest voor. In Amsterdam Oost en West komt dit in mindere mate voor en in Amsterdam Zuid en Centrum komen overgewicht en obesitas het minst voor (22). Eerder afstudeeronderzoek binnen het MAMBO project waarbij de lichaamssamenstelling van 1687 Amsterdamse basisschoolkinderen was gemeten, liet ook zien dat het percentage overgewicht en obesitas (22 ,0% en 9,5%) hoger lag dan het gemiddelde van Nederland. Het percentage overgewicht van dat onderzoek lag hoger dan het percentage overgewicht van dit onderzoek vanwege de stadsdelen waar de kinderen gemeten waren (

Amsterdam Noord, Nieuw west en Zuidoost). In de buurten van deze stadsdelen wonen veel mensen met ‘risicofactoren’ waardoor het percentage overgewicht en obesitas daar hoger ligt dan in de andere stadsdelen van Amsterdam (23).

4.2 Body Mass Index, vetpercentage en sprongkracht

De Body Mass Index is een cijfer voor het gewicht in verhouding tot lengte en geeft een schatting voor gezondheidsrisico’s. De Body Mass Index (kg/m²) geeft echter geen informatie over het vetpercentage.

Wanneer gekeken wordt naar de relatie tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage is een correlatie gemeten van r = 0,76. De BMI (kg/m²) en het vetpercentage bij de kinderen zijn gemeten met behulp van de Tanita BC-418. De Tanita BC-418 meet de lichaamssamenstelling door middel van

bio-elektrische impedantie. Een voordeel van deze manier is dat er snel en niet invasief gemeten kan worden. De bio-elektrische impedantie methode is een betrouwbare methode voor het meten van het vetpercentage bij kinderen (24 – 25). Literatuuronderzoek laat zien dat bio-elektrische

impedantie een significatie onderschatting geeft van de vetmassa en het vetpercentage en een significante overschatting geeft van de vetvrije massa in vergelijking met de BodPod (26).

Na de meting op de Tanita BC-418 zijn de kinderen gecategoriseerd in ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas aan de hand van de internationale geaccepteerde BMI

afkapwaarden (kg/m²) voor lengte en gewicht (21). Net als voor de BMI (kg/m²) zijn de kinderen ook gecategoriseerd aan de hand van de afkapwaarden voor vetpercentage (22). Bij de vergelijking van de afkapwaarden voor BMI (kg/m²) met de afkapwaarden voor vetpercentage blijkt dat BMI (kg/m²) en vetpercentage niet overeenkomen. Als kinderen volgens de BMI afkapwaarden (kg/m²)

overgewicht hadden, had 58,2% een normaal vetpercentage, 24,9% ook overgewicht volgens het vetpercentage. Wanneer kinderen obesitas hadden volgens de BMI (kg/m²), had 56,7% ook obesitas volgens het vetpercentage. Dit kan komen door de onbetrouwbaarheid van de BMI (kg/m²) of de

(17)

16 gebruikte afkapwaarden voor vetpercentage. Met name zijn bij de meisjes grote verschillen tussen BMI (kg/m²) en het vetpercentage. Volgens de BMI (kg/m²) heeft 77,7 % van de 12-13 jarige meisjes overgewicht of obesitas terwijl 94,4% een gezond vetpercentage heeft. Er is voor de afkapwaarden voor vetpercentage nog geen internationaal geaccepteerde lijst. De gebruikte afkapwaarden kunnen daarom onnauwkeurigheden bevatten die de resultaten kunnen beïnvloeden. Kinderen kunnen in andere gewichtscategorieën geclassificeerd worden waardoor percentages in de resultaten kunnen veranderen.

Voor de totale onderzoekspopulatie is een achterstand gemeten in de sprongkracht, naarmate de kinderen zwaarder worden, nam deze achterstand toe. Dit zegt echter niks over de algehele ontwikkeling van de motoriek. Tevens wordt onderzocht of de Movementscan een betrouwbaar meetinstrument is voor de motorische ontwikkelingen van kinderen.

4.3 Risicofactoren

Basisschoolkinderen worden op 2-, 3-, 5-, 10- en 14 jarige leeftijd gewogen en gemeten bij het consultatiebureau of de schoolarts. Vervolgens wordt een kind gecategoriseerd in gezond gewicht, ondergewicht of overgewicht. Het percentage kinderen in Amsterdam met een gezond gewicht neemt af naarmate zij ouder worden, van 77,5% van de 2-jarige naar 67,8% van de 14 jarige. Het percentage overgewicht neemt toe naarmate zij ouder worden, 8,4% van de 2-jarige naar 24,9% van de 14 jarige (2). Dit komt overeen met dit onderzoek, 81,0% van de 6-7 jarige had een normaal gewicht en 28,6% van de 12 – 13 jarige had een normaal gewicht.

Het geslacht speelt een rol in de prevalentie van overgewicht. De GGD van de gemeente Amsterdam laat zien dat overgewicht bij meisjes vaker voorkomt dan bij jongens (2). Dit komt overeen volgens de BMI afkapwaarden waar 19,6% van de meisjes overgewicht heeft ten opzichte van 14,9%

overgewicht bij jongens. De afkapwaarden voor vetpercentage toont aan dat jongens meer overgewicht (16,9%) hebben dan meisjes (8,6%).

De Amsterdamse Aanpak Gezond gewicht heeft als doel dat alle Amsterdamse basisschoolkinderen in 2033 op gezond gewicht zijn. Daarbij leggen zij extra aandacht op vijf stadsdelen, Nieuw-West, Noord, Zuidoost, Oost en West [2]. Eerder afstudeeronderzoek (27) binnen het MAMBO project heeft gemeten in de stadsdelen Noord, Nieuw west en Zuidoost en lieten ook een hoger percentage overgewicht en obesitas zien (27). Tijdens dit onderzoek is gemeten in de stadsdelen Zuid (12,1 % overgewicht; 6,0 % obesitas), West (25,4% overgewicht; 22,7 % obesitas), Centrum (15,3 %

overgewicht; 5,2 obesitas), Oost (19,9 % overgewicht; 11,0% obesitas). Deze cijfers tonen aan dat er in de vijf stadsdelen meer overgewicht en obesitas voorkomen dan in stadsdelen als Centrum en Zuid.

4.4 Sterke en zwakke punten onderzoek

Een sterk punt van het kwantitatief onderzoek Is dat voor alle metingen gebruik is gemaakt van hetzelfde meetinstrument, de Tanita BC-418. Alle deelnemers zijn door twee vaste onderzoekers gemeten zodat de deelnemers zo goed mogelijk dezelfde houding aannamen tijdens het

weegmoment. Doordat er twee vaste onderzoekers waren konden zij elkaar corrigeren of aanvullen wanneer een deelnemer niet de goede houding aannam.

Een sterk punt is de omvang van onderzoekspopulatie. In totaal hebben 1381 basisschoolkinderen deelgenomen aan het onderzoek. Deze grote onderzoekspopulatie heeft als voordeel dat heel Amsterdam in kaart wordt gebracht en dat er vergelijkingen gemaakt kunnen worden binnen de verschillende subgroepen als leeftijd, geslacht, stadsdeel en gewicht.

Een kritiek punt van het onderzoek is dat er gebruik gemaakt is van twee verschillende SECA-213 stadiometers om de lengte van de deelnemers te meten. Daarnaast zijn er verschillende

onderzoekers geweest die de lengte van de deelnemers gemeten hebben. Dit is van invloed op het aflezen van de lengte van de deelnemers en de afronding ervan.

(18)

17

5. Conclusie

Met behulp van een onderzoek naar de lichaamssamenstelling van Amsterdamse

basisschoolkinderen kan antwoord gegeven worden op de probleemstelling “ In hoeverre verschillen de Body Mass Index (kg/m²) en het vetpercentage als graadmeter voor overgewicht en obesitas en zijn deze verschillen terug te vinden bij de ontwikkeling van de sprongkracht bij Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6-13 jaar?”

Als subdoel hierbij is onderzocht welke risicofactoren een rol spelen voor het ontstaan van overgewicht (leeftijd, geslacht, stadsdeel) zodat in de nabije toekomst beter geïntervenieerd kan worden.

Uit de resultaten van dit onderzoek is naar voren gekomen dat er een verband lijkt te zijn tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage. Echter laat een vergelijking van de afkapwaarden voor BMI (kg/m²) met de afkapwaarden voor vetpercentage zien dat dit verband minder sterk is dan verwacht wordt en dat er verschillen zijn in de uitkomsten tussen de BMI (kg/m²) en het vetpercentage als graadmeter voor overgewicht en obesitas. Met name als de kinderen ouder worden, worden deze verschillen tussen BMI (kg/m²) en vetpercentage.

Tussen de BMI (kg/m²) en de sprongkracht en het vetpercentage en de sprongkracht is een verschil gemeten van enkele dagen. Ook laten de resultaten een verband zien tussen zowel de BMI (kg/m²) en de sprongkracht als het vetpercentage en de sprongkracht. Naarmate de BMI (kg/m²) en het vetpercentage toenamen bij de Amsterdamse basisschoolkinderen nam de achterstand werd een grotere achterstand (dagen) in de sprongkracht gemeten. Voor zowel ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas was een achterstand gemeten in de sprongkracht.

Risicofactoren als leeftijd, geslacht en de stadsdelen van Amsterdam spelen een rol in de preventie van overgewicht. De resultaten laten zien dat het percentage gezond gewicht afneemt en het percentage overgewicht toeneemt naarmate de kinderen ouder worden.

(19)

18

6. Aanbevelingen

Overgewicht en obesitas zijn een groot maatschappelijk probleem. Binnen de gezondheidszorg is er echter geen gouden standaard voor het signaleren van overgewicht en obesitas. Twee veel gebruikte methodes zijn de Body Mass Index (kg/m²) en het meten van vetpercentage. Het doel van dit

onderzoek is te onderzoeken in hoeverre de BMI en het vetpercentage verschillen als graadmeter voor overgewicht en obesitas en hoe deze verschillen terug zijn te vinden bij de ontwikkeling van de sprongkracht bij Amsterdamse basisschoolkinderen tussen de 6-13 jaar.

De BMI (kg/m²) is de meeste gebruikte methode om overgewicht en obesitas bij kinderen te signaleren. De BMI (kg/m²) zegt echter niets over het vetpercentage of de verdeling daarvan. Met name het viscerale vetweefsel lijdt tot gezondheidsklachten. Uit het onderzoek blijkt dat 58,2% van kinderen met overgewicht volgens de BMI (kg/m²) een normaal vetpercentage heeft. Van de kinderen met obesitas volgens de BMI (kg/m²) heeft 56,7% obesitas volgens het vetpercentage. Naarmate de leeftijd van de kinderen toeneemt wordt de correlatie tussen en het vetpercentage minder. Aangezien de BMI (kg/m²) dus niet altijd correleert met het lichaamsvet is het van belang dat bij kinderen naast de BMI (kg/m²) ook het vetpercentage wordt gemeten. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er verschillen zijn tussen de BMI en het vetpercentage als graadmeter voor overgewicht en obesitas, echter is er geen onderzoek gedaan naar welke graadmeter het meest betrouwbaar is om toe te passen. Hiervoor is verder onderzoek nodig.

Uit het onderzoek blijkt verder dat de BMI (kg/m²) en het vetpercentage goede voorspellers zijn voor de motorische ontwikkeling. Kinderen met overgewicht laten een grotere achterstand zien in de ontwikkeling van sprongkracht dan kinderen met een normaal gewicht en die achterstand wordt groter naarmate de kinderen zwaarder worden. Hierbij maakt het niet uit of er gekeken wordt naar de BMI (kg/m²) of het vetpercentage.

De motorische vaardigheden zijn van invloed op het bewegingsgedrag van kinderen. Daarom is het belangrijk voor scholen om kinderen met een achterstand in de motorische ontwikkeling te helpen om te voorkomen dat zij in een neerwaartse spiraal terecht komen.

De totale groep kinderen laat een achterstand in de sprongkracht zien. Toch zijn er veel verschillen per stadsdeel. De resultaten van de verschillende scholen laten zien dat het stadsdeel waar de school zich bevindt van invloed is op het gewicht en de motorische ontwikkeling van de kinderen en hun functioneren. Er moet gekeken worden naar welke wijken meer aandacht nodig hebben zodat hier specifieke interventies voor bedacht kunnen worden om het gewicht te verbeteren. Aangetoond is dat het percentage overgewicht bij kinderen toeneemt naarmate zij ouder worden. Belangrijk is dat vanaf groep vier naast meer beweging ook gekeken wordt naar de voedingsinname van de kinderen.

(20)

19

Literatuurlijst

[1] leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken. Centraal bureau voor de Statistiek. 23 april 2015.

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=83021NED&D1=17-23&D2=0-13,37-42&D3=0&D4=l&HD=150430-1349&HDR=T&STB=G1,G2,G3

[2] Staat van Gezond Gewicht 2014. Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek April 2014.

https://www.ois.amsterdam.nl/assets/pdfs/2104_factsheet_gezond.pdf

[3] Daniels SR. The consequences of childhood overweight and obesity. The Future of Children.2006;16:47–67.

[4] Ericsson I. Effects of increased physical activity on motor skills and marks in physical education: an intervention study in school years 1 through 9 in Sweden. Physical Education and Sport Pedagogy. July2011;16:313 –329

[5] Okely AD, Booth ML, Chey T. Relationships between body composition and fundamental movement skills among children and adolescents. Research Quarterly for Exercise and Sport. 2004;75:238–247.

[6] Morrison KM, Bugge A, El-Naaman B, Eisenmann JC, Froberg K, Pfeiffer KA, et al. Inter-relationships among physical activity, body fat, and motor performance in 6 to 8 year-old Danish children. Pediatr Exerc Sci. 2012;24:199–209.

[7] Must A, Tybor DJ. Physical activity and sedentary behavior: a review of longitudinal studies of weight and adiposity in youth. Int J Obs (Lond) 2005;29:84–96.

[8] World Cancer Research Fund/American Institute for Cancer Research. Food, Nutrition, Physical Activity and Prevention of Cancer: a Global Perspective. American Institute for Cancer Research: Washington, DC, 2007

[9] Casajús JA, Leivia MT, Villarroya A, Legaz A, Moreno LA. Physical performance and school physical education in overweight Spanish children. Annals of Nutrition & Metabolism. 2007;51:288–296

[10] Smyth M, Anderson HI. Coping with clumsiness in the school playground: Social and physical play in children with coordination impairments. British Journal of Developmental Psychology. 2000;18:389–413.

[11] Van Vuuren MF, van der Wal AP. Extreme obesitas onder basisschoolkinderen: prevalentie en sociaal-emotionele problemen. JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg. 5 maart 2015;10.

[12] Trost SG, Sirard JR, Dowda M, Pfeiffer KA, Pate RR: Physical activity in overweight and nonoverweight preschool children. Int J Obes Relat Metab Disord. 2003;27:834-839.

[13] Hardy LL, King L, Farrell L, Macniven R, Howlett S. Fundamental movement skills among Australian preschool children. J Sci Med Sport. 2010;13:503–508.

(21)

20 [14] van Kernebeek, WG, de Schipper AW, Engerink MF, Toussaint H, Weijs PJM. Reduced lean

body mass within school children with normal BMI is assoicated with low Gross motor performance. School of sports and nutrition, Amsterdam University of Applied Sciences. 2015:223.

[15] Bewegingswetenschappen. Hogeschool van Amsterdam.

http://www.hva.nl/kik/lectoraten/lectoraten/lectoraten/content/folder/lectoraat-bewegingswetenschappen/lectoraat-bewegingwetenschappen.html

[16] MAMBO: Meten Amsterdamse motoriek basisonderwijs. Hogeschool van Amsterdam. 2 december 2015.

http://www.hva.nl/kik/projecten/content/projecten-algemeen/monitoring-gezonde-ontwikkeling-kinderen.html.

[17] Gewichtsmanagement. Hogeschool van Amsterdam. 22 oktober 2015.

http://www.hva.nl/kik/lectoraten/lectoraten/lectoraten/content/folder/lectoraat-gewichtsmanagement/lectoraat-gewichtsmanagement.html

[18] D’Hondt E, Deforche B, Vaeyens R, Vandorpe B, Vandendriessche J, Pion J, et al. Gross motor coordination in relation to weight status and age in 5 to 12-year-old boys and girls: A cross-sectional study. International Journal of Pediatric Obesity. June 2011;6:556–564.

[19] Gentier I, D’Hondt E, Shultz S, Deforch B, Augustijn M, Hoorne S, Verlaecke K, De

Bourdeaudhuij I, Lenoir M. Fine and gross motor skills differ between healthy-weight and obese children. Elsevier. November 2013;34:4043–4051.

[20] Overgewicht. overgwicht: afkapwaarden BMI bij kinderen en jongeren. nationaal kompas volksgezondheid. 23 november 2012.

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewic ht/overgewicht-afkapwaarden-bij-jongeren/

[21] McCarthy HD, Cole TJ, Fry T, Jebb SA, Prentic AM. Body fat reference curves for children. International Journal of Obesity. 2006;30:598-602

[22] Gemeente Programma Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. Gemeente Amsterdam. februari 2015.

https://www.amsterdam.nl/publish/pages/557950/05-factsheet_gezond_gewicht_2015.jpg

[23] Stadsdelen in cijfers 2015. Onderzoek, Informatie en Statistiek. Gemeente Amsterdam. november 2015.

http://www.ois.amsterdam.nl/assets/pdfs/2015_stadsdelen_in_cijfers.pdf

[23] Meredith-Jones KA, Williams SM, Taylor RW. Bioelectrical impedance as a measure of change in body composition in young children. International Journal of Pediatric Obesity. August 2015;36.

[24] Talma H, Chinapaw MJM, Bakker B, HiraSing RA, Terwee CB, Altenburg TM. Bioelectrical impedance analysis to estimate body composition in children and adolescents: a systematic review and evidence appraisal of validity, responsiveness, reliability and measurement error. International Association for the Study of Obesity. 12 july 2013;14:895-905.

(22)

21 [25] Stefanie AM, de Boer M, Bron K, Verreijen AM. Validity to estimate fat mass measured by Bio

Impedance Analysis compared to Air Displacement Plethysmography in overweight elderly. Department of Nutrition and Dietetics, School of Sports and Nutrition, Hogeschool van Amsterdam, University of Applied Science. HBO afstudeerscriptie 222006. Januari 2011.

[26] Nieberg A. Validity of formulas used in bioelectrical impedance analysis: which is most accurate in predicting changing amounts of fat mass during weight loss? HBO

afstudeerscriptie 2010222. Juni 2010.

[27] mooijer L, Miedema S, Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. HBO afstudeerscriptie 2015209. 4 juni 2015.

(23)

22

Bijlagen

Bijlage I. Toestemmingsformulier ouders

(Amsterdam, datum) Geachte ouders en verzorgers,

(naam school) hecht veel waarde aan een optimale bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomsten van deze test worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet in samenwerking met de faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU, onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met (naam school). Studenten en onderzoekers van de ALO zullen (naam vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3 t/m 8. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been - Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan, schoenen & sokken uit), waarbij een geavanceerde weegschaal wordt gebruikt die de lichaamssamenstelling kan bepalen (bijv. spiermassa & vetmassa) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door (naam vakleerklacht bewegingsonderwijs), gebruikt de ALO de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zal niet gekeken worden naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: (datum van meting)

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan (naam vakleerkracht bewegingsonderwijs). Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

Eindverantwoordelijk:

(naam , docent Bewegingsonderwijs)

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op (datum). Naam kind: _____________________________________________

(24)

23

(25)

24

Bijlage III. Protocol meten lichaamssamenstelling

In dit protocol wordt beschreven op welke wijze met de Tanita BC-418 de lichaamssamenstelling (vetmassa, vetvrije massa) wordt gemeten bij basisschoolkinderen die deelnemen aan het onderzoeksprogramma van MAMBO, Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs.

1. Inleiding

Met behulp van Bio Impedantie Analyse (BIA) kan een schatting worden gemaakt van de

lichaamssamenstelling. Hierdoor is het mogelijk de vetmassa en de vetvrije massa van kinderen in kaart te brengen en te linken aan bijvoorbeeld functietesten.

2. Benodigde materialen - Tanita BC-418 - Verlengsnoer - Map - Pennen - Nietmachine - Pinbon rollen - Watten en alcohol 3. Voorbereiding

- Zorg dat de Tanita waterpas staat. Draai evt. aan de ‘voeten’ om deze recht te krijgen.

- Controleer of pinbon toereikend is. Indien nodig verwissel pinbonrol: verwijder het plastic kapje. Pak een nieuwe rol, scheur het stukje eraf waar nog lijm zit, tot een recht stuk. Leg de rol op zijn plek en duw het papier in de gleuf. Het apparaat pakt dan het dan zelf op en draait het aan. Leg het kapje terug op zijn plek.

4. Uitvoeren metingen

- Zet de Tanita aan.

- Er is geen gewichtcorrectie op kleding. Voer 0.0 in op de Tanita.

- Voer het geslacht in. Gebruik altijd de Standaard optie bij het invoeren van het geslacht. - Voer vervolgens de leeftijd in. Bij een leeftijd onder 10, voer eerst een 0 in. NB. Bij een leeftijd onder de 7 jaar, voer 07 in.

- Noteer ook de ware leeftijd op de bon.

- Wacht op het teken STEP ON voordat je op de Tanita stapt.

- Pak vervolgens de hendels en houd deze, schuin naar voren, van het lichaam af.

- Niet na afloop de Tanita bon op een lege A4. Twee bonnen per A4 en noteer evt. bijzonderheden erbij.

5. Dataverwerking

- De gegevens worden anoniem verwerkt en de data wordt in de bestaande Excel database ingevoerd.

- Invoeren: Geslacht, leeftijd, lengte, gewicht, FFM, FM, vet% en ruwe impedantie waarden.

6. Contactpersonen

- Suzanne van der Plas tel: 06-21158154 - Ilse Kat

- Antoine Schippers - Marielle Engeberink

(26)

25

Bijlage IV. Werkwijze Tanita BC-418 met laptop

In dit protocol wordt beschreven op welke wijze de Tanita BC418 bestuurd wordt wanneer deze is aangesloten op een laptop zodat de data van de Tanita BC418 direct in de laptop terecht komen.

1. Instellen Tanita

 Druk tegelijkertijd de aan/uit knop en de CE knop in o Er verschijnt een F 00, voer 0,8 in

 Toets vervolgens 1 (zo schakel je het handmatig invoeren uit en gaat codering via de laptop)

o Er verschijnt ON op het scherm (om de Tanita weer handmatig te besturen voer de vorige stappen uit en toets 0 (er verschijnt dan OFF op het scherm)

 Druk vervolgens op de CE knop om alles te bevestigen, er gaat een harde piep af

o Er verschijnt weer F00

 Schakel de Tanita uit en vervolgens weer aan o Er verschrijnt r 5

 Nu is de Tanita gereed om bestuurd te worden via de laptop

Om de Tanita weer handmatig te besturen voer de vorige stappen uit en toets 0 (er verschijnt dan OFF op het scherm

2. Coderen Tanita via de laptop

Coderen van de laptop naar de Tanita gaat via het programma Termite, start dit programma op. Het coderen begint altijd met hoofdletter D dus het is handig om caps lock aan te zetten.

Vervolgens moeten de volgende gegevens worden ingevoerd: Geslacht, lichaamstype, lengte en leeftijd.

 Geslacht D1 jonge = 1 meisje = 2 o (voor een jongen D11 en meisje D12)  Lichaamstype D2 normaal = 0 atletisch = 2

o (voor normaal lichaamstype D20)  Lengte D300 vervolgens lengte in cm

o (Wanneer iemand 1,40m is toets je D300140)  Leeftijd D4 vervolgens de leeftijd

o (Bij leeftijden onder de tien eerst een 0 invoeren, dus iemand die 7 jaar is D407)

Wanneer alles is ingevoerd komt dit op het scherm van de Tanita te staan en kan de meting plaatsvinden

!!Het gebeurt wel eens dat de Tanita een error geeft, kijk goed of alle 4 de coderingen zijn ingevoerd!!

!!Soms komt er opeens een M in termite programma te staan, dan is de besturing uitgeschakeld en moeten alle stappen van het instellen opnieuw uitgevoerd worden!!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We note that, in case there are multiple undercutters of an evidential support arc, the CPTs for the nodes corresponding to the tails need to be further constrained such that

Due to the restriction of technological developments the following trends occur in the near future: strengthening of the local content market by EU subsidising, new content

Although fine-needle aspiration cytology has greatly improved the clinical management of thyroid nodules, the pre-operative characterisation of follicular lesions is still

toetsen voor de bepaling van sulfonamiden in mengvoeders en dierlijke produkten. Verantwoordelijk: drs

After the graduation Margaryta had been working for several months at the pharmaceutical company Darnitsa in Kiev. In 2013 she was accepted as a PhD student at

The research corpus, made up of Hocking’s photographs, was chosen according to its use of sacred imagery, and is supported by written correspondence with the artist, while

Furthermore, the results of the two-way anova test do not show any significant differences between different types of industry and different firm sizes on production costs under

Daarnaast zouden er voor vervolgonderzoek, zoals eerder is genoemd, meer meisjes en leerlingen met een verschillende etniciteit van het cluster 4 onderwijs geworven moeten worden