• No results found

'Als de driften stormen'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Als de driften stormen'"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A.G. de Graaf -6-2017

Studentnummer: 10885099 Begeleider: Dr. J. Jansen Tweede lezer: Dr. S. Besser Universiteit van Amsterdam

‘Als de driften

stormen’

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie ‘Als de driften stormen’. Deze scriptie heb ik geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de master Neerlandistiek. Mijn scriptiebegeleider opperde het idee om onderzoek te doen naar (historische) emoties in literatuur. Ik werd gelijk enthousiast en begon een lijn te leggen met een andere literaire interesse van mij, namelijk slavernij in de literatuur. In de afgelopen jaren dat ik college heb gevolgd over het onderwerp slavernij in de literatuur, heb ik veel gehoord over stereotypen die in de koloniale periode bestonden, voornamelijk over de zwarte mens, maar ik heb nog nooit gehoord over de beschrijving van de emoties van zowel zwarte als de blanke mens. Ik was benieuwd of er iets te zeggen viel over de relatie tussen emoties en de beschrijving van de zwart en de blanke in historische literatuur. Ik kwam hiervoor uit bij de roman Reinhart, of Natuur

en Godsdienst, van de schrijfster Elisabeth Maria Post, geschreven aan het einde van de 18e eeuw. Hoewel haar boek tegenwoordig weinig bekendheid geniet, wil ik in deze scriptie toch een aanzet doen om haar aanzien te vergroten, ze is het waard! Door specifiek te focussen op het thema

slavernij in de roman heb ik interessante inzichten op kunnen doen, die de waarde van de Reinhart in historische context kunnen plaatsen. Mijn ondervindingen kunt u hieronder lezen.

Ik wil ten eerste mijn scriptiebegeleider, Jeroen Jansen hartelijk bedanken voor zijn begeleiding. Zonder zijn rustige houding en gerichte feedback had ik dit onderzoek niet kunnen afmaken. Ook wil ik een ieder bedanken die een luisterend oor leende als ik mijn frustratie uitte op momenten dat ik vastliep of me hielp het een en ander in een ander perspectief te zien. Met name wil ik mijn familie, mijn ouders bedanken dat ze me elke keer weer aanmoedigden door te gaan. Zonder jullie

vasthoudende motivatie had ik waarschijnlijk al gauw opgegeven. Ik wens u veel leesplezier toe!

(3)

Summary

In this case study I tried to find an answer to the question what image rises from the emotional description of black and white characters in the novel Reinhart, of Natuur en Godsdienst, written by E.M. Post. To answer this question, I first looked at emotional communities in the 18th century, to determine what was considered emotional proper and improper behavior in that era. I found that this distinction is primarily based on the possession of reason as a guide for the passions. I used this distinction between proper and improper emotional behavior in my analysis to determine some emotional terms, which I used to describe Reinhart, of Natuur en Godsdienst. I used these terms to find out whether the traditional image of the civilized white and the uncivilized black can be found throughout the novel. I found that despite some exceptions, this traditional image between white and black is mostly confirmed. Furthermore I investigated whether the image of the noble savage, which originated in the late 18th century, could be found in the novel. I found that the image of the noble savage seems to be confirmed in the novel, both in the descriptions of the Indians and in the description of the black characters. Lastly I looked at whether a shift appears in the emotional description of the blacks after the main character starts his own plantation. I found no evidence for this question. I did however established a difference between the description of the blacks as a group and the black as an individual, embodied in the character of the slave Violet. This can be termed as episodic framing, an method used in journalistic to attract attention by focusing on individual cases. Concluding my analysis, I discovered that however the image of slavery changes in the novel, the image of the blacks stays mostly unchanged. The expectation that the wish to end slavery would cause a positive change in the views of the blacks seemed to be unfounded.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord p.2 Summary p.3 Inleiding p.6 Aanzet p.6 Slavernij in de 18e eeuw p.7

Reinhart, of Natuur en Godsdienst p.8

Onderzoeksvraag p.8

Overzicht p.9

Methode 1 p.10

Emotieonderzoek p.10

Criteria voor emotieonderzoek p.11

Binaire opposities p.11

Beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag in de 18e eeuw p.13

Intellectuele burgerij (de elite) versus het gepeupel (de massa) p.13

De ingetogen godsdienstige versus de excessieve losbandige p.14

Europa versus niet-Europa p.14

Tussenconclusie p.15

Historische ontwikkeling van emoties in de 18e eeuw p.16

Veranderde houding ten opzichte van emoties p.16

Verbeelding van emoties p.16

Veranderderde houding ten opzichte van de zwarte p.17

Veranderde houding ten opzicht van slavernij p.18

Tussenconclusie p.19

Methode 2 p.20

Zelf versus de Ander p.20

Emotietermen p.21

Reinhart, of Natuur en Godsdienst p.23

Samenvatting p.23 Sentimentalisme p.23 Analyse p.25 Drif p.25 De rede/het verstand p.30 Het gevoel p.33 Tussenconclusie p.37 De edele wilde p.38 Tussenconclusie p.39

(5)

Conclusie p.40

Cultuurhistorische achtergrond p.40

Beschaafd versus onbeschaafd p.40

Edele wilde p.42

Wending p.43

Beantwoording onderzoeksvraag p.43

Verder onderzoek p.44

(6)

Inleiding

Aanzet

“Emotie werd in de 19e eeuw uitgevonden”, zo kopt een artikel in de Volkskrant, waarbij het lijkt aan te geven dat emoties voor de 19e eeuw niet bestonden1. Dat dit niet het geval is, blijkt al gauw uit de subtitel; “De passies en begeerten waarvan men vroeger sprak, zijn niet hetzelfde als de emoties die we nu kennen, zegt historicus Thomas Dixon. 'Ze horen bij andere wereldbeelden.'” De term emotie werd pas in de 19e eeuw uitgevonden en had toen nog niet de heftige betekenis zoals ze die nu heeft, stelt het artikel verder. Ook al bestaat de term emotie, die ze nu heeft, wellicht pas een paar eeuwen, toch kende de Republiek ook al vóór die tijd ‘emoties’, of hartstochten en driften, de termen

waarmee ze toen werden aangeduid in die tijd. Een voorbeeld van hoe deze emoties werden gebruikt in historische literatuur is het onderwerp van dit onderzoek.

In de afgelopen decennia heeft het onderzoek naar emoties steeds meer aandacht gekregen. Ook hebben onderzoekers zich recentelijk in toenemende mate gestort op het onderzoek naar emoties in historische literatuur. Voor de Vroegmoderne periode valt hier bijvoorbeeld te denken aan het onderzoek van Kristine Steenbergh (2011) naar het werk van Vondel, ‘Gender studies – Emotions in Jeptha’2 alsook haar onderzoek (2014) ‘Compassion and the Creation of an Affective Community in the Theatre: Vondel’s Mary Stuart, or Martyred Majesty’. In haar studies combineert Steenbergh onderzoek naar emoties met literatuuronderzoek, een methode die licht kan werpen op tot dan toe onduidelijke kwesties in literatuur.

Literatuur reflecteert een tijdsbeeld en laat altijd iets zien van de denkbeelden over emoties uit de periode waarin de literaire tekst geschreven is. Door te kijken naar historische literatuur is er veel te zeggen over de manier waarop emotioneel gedrag in een bepaalde periode werd

gewaardeerd.

Geïntrigeerd door dit thema ging ik op zoek naar een geschikt onderwerp voor mijn

masterscriptie. In mijn zoektocht stuitte ik op het omvangrijke boek van Sturkenboom: Spectators van

hartstocht; Sekse en emotionele cultuur in de achttiende eeuw (1998). In dit boek geeft zij een

uitgebreide beschrijving van de emotionele cultuur in de 18e eeuw. Een van de onderwerpen die zij aansnijdt in de 18e eeuw veronderstelde onderscheid tussen de emoties van zwarten en blanken. Blanken werden gezien als beschaafd en beheerst, terwijl zwarten als wilde, onbeschaafde wezens werden afgebeeld, geleid door hun laagste begeerten en lusten3. Zij zouden geen controle hebben over hun passies.

In de sentimentele briefroman Reinhart of Natuur en Godsdienst, geschreven door Elisabeth Maria Post in 1791-1792, komen de thema’s emoties en slavernij terug. De hoofdpersoon Reinhart reist naar Guyana om geld te verdienen voor zijn moeder, sterk beïnvloed in zijn opvattingen door de Verlichting. In Guyana wordt hij geconfronteerd met de slavernij, die hij sterk afkeurt, maar die hij later, op het moment dat hij zelf een plantage sticht, gedoogt. Ik wil deze roman gebruiken als uitgangspunt van mijn onderzoek, om zo een beeld te kunnen schetsen van de emotionele beleving van de blanke versus de zwarte personages. Uiteraard gaat het hier om de beeldvorming die wordt geschetst in een fictief verhaal. Post benadrukt aan het begin van haar boek dat de gebeurtenissen

1 Zie: <http://www.volkskrant.nl/archief/emotie-werd-in-de-19de-eeuw-uitgevonden~a3029887/>, 14 Juni 2017.

2 In Bloemendal, Jan, et al. "Drama and Theatre in Early Modern Europe." (2012). 3 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 219.

(7)

die ze beschrijft niet op waarheid zijn gebaseerd. Hoewel historische literatuur altijd iets reflecteert van de manier waarop men in die periode dacht, kan ik op basis van het onderzoek naar één roman geen algemene uitspraken doen over wat men in de 18e eeuw verstond onder emoties, of wat men zag als het onderscheid tussen emoties van de blanke en de zwarte mens. Hoewel ik me in dit onderzoek voornamelijk richt op de literaire verbeelding van de emoties van de zwarte respectievelijk blanke personages in de roman van E.M. Post, sluit ik daarbij de historische component niet uit. Literatuur reflecteert immers altijd iets van het tijdsbeeld waarin zij geschreven is. Ik richt me daarom in dit onderzoek ook op het beeld dat men had van emoties in de 18e eeuw, om het boek in een historische context te kunnen plaatsen.

Slavernij in de 18e eeuw

Gedurende de slavernijperiode werd de zwarte vrijwel altijd in een contrasterende positie gezet ten opzichte van de blanke: hij was alles wat de blanke niet was4. Het beeld dat men had van de zwarte werd gereconstrueerd met behulp van vooroordelen en stereotypen (zoals ‘primitief’, ‘heidens’ en ‘dom’). Door op zo’n kleinerende manier over zwarten en niet-Europeanen in het algemeen te praten en door gebruik te maken van representaties waarin zijn eigen visie en taal domineerde, onderwierp de westerse wereld de koloniale gebieden aan zich en versterkte daarmee het beeld van de

onwetende en wilde gekoloniseerde.

In de 18e eeuw ontstond in de Republiek, onder invloed van de Verlichting, een verhoogde waardering voor waarden zoals de rede en het concept van vrijheid. Dit zorgde tegelijkertijd voor kritiek ten opzichte van de slavernij. Immers, een natie waarin vrijheid als belangrijkste waarde gold, kon niet gebaseerd zijn op slavernij5. Hoewel pas in de 19e eeuw concrete maatregelen genomen werden tegen slavernij, klonken hiertegen al eerder bezwaar. In mijn onderzoek naar christendom en slavernij onderzocht ik het verzet vanuit het christendom in de 17e en 18e eeuw6. Al in de 18e eeuw spraken de Voetianen zich expliciet uit tegen de slavenhandel en al haar wrede praktijken. De

Voetianen waren conservatieve protestanten die de nadruk legden op een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Zij onderbouwden hun bezwaar onder andere met het argument dat alle mensen gelijk waren voor God, waarbij zij zich baseerden op de tekst uit Mattheüs 7:12, alsook het argument dat slavernij gelijk stond aan mensendiefstal, wat inging tegen het 8e gebod uit het Oude Testament7.

Gedurende de 18e en 19e eeuw begon men steeds negatiever tegenover slavernij te staan, tot in het jaar 1865 de slavernij officieel werd afgeschaft. Door deze ontwikkeling begon in de laatste helft van de 18e eeuw langzaam de houding ten opzichte van de slavernij te veranderen. Door reisbeschrijvingen van onder andere ontdekkingsreizigers ontstond het beeld van de ideale

natuurmens of de ‘edele wilde’, die als voorbeeld kon dienen voor de ‘beschaafde’ Europeaan8. Dit beeld kwam aan het einde van de 18e eeuw ook terug in enkele literaire teksten.

4 Dit werd later door Edward Saïd in zijn boek Oriëntalism (1978) ook wel aangeduid als Zelf versus de Ander.

5 Zie: <http://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=Reinhart %2C+of+natuur+en+godsdienst&coll=ddd&identifier=ddd

%3A010643377%3Ampeg21%3Aa0145&resultsidentifier=ddd%3A010643377%3Ampeg21%3Aa0145>, 1 Juni 2017.

6 Graaf, Het christendom voor de zwarten, 2015. 7Vink, ‘Freedom and Slavery’: 32.

(8)

Reinhart, of Natuur en Godsdienst

Wie vanuit de literaire bronnen onderzoek wil doen naar de verschuivende denkbeelden ten opzichte van slavernij aan het einde van de 18e eeuw, kan niet om Reinhart, of Natuur en Godsdienst heen. Post schreef deze briefroman gebaseerd op de ervaringen van haar broer Hermanus die net als de hoofdpersoon in Guyana verbleef. Hoewel Elisabeth zelf nog nooit een plantage of een slaaf had gezien, wist ze een levendig beeld te geven van de wereld op een plantage, geïnspireerd door het briefcontact dat ze had met haar broer, die zelf een plantage beheerde in Zuid-Amerika9.

In verscheidene recensies uit de 18e eeuw werd weinig tot niets gezegd over het thema slavernij. Een voorbeeld hiervan is een bespreking rond 1793 in de Algemeene Vaderlandsche

letteroefeningen (een Nederlands literair-cultureel tijdschrift). Hierin worden voornamelijk de

natuurbeschrijvingen en het godsdienstige element uit de roman besproken10. Pas veel later in de 20e eeuw werd dit thema in de Reinhart als het ware herontdekt. Er rijst echter uit deze recensies geen eenduidig antwoord op de vraag in hoeverre het traditionele beeld van de beschaafde blanke versus de onbeschaafde zwarte terugkomt in de roman. Door de beschrijving van de emoties van de

verschillende personages in de roman te analyseren hoop ik hier een antwoord op te kunnen vinden. Laat Post in de emotionele verbeelding van de personages het stereotype beeld van de onbeschaafde zwarte en de beschaafde blanke doorklinken of laat zij dit juist los, iets wat in het licht van de

veranderende houding ten opzichte van slavernij aan het einde van de 18e eeuw niet ondenkbaar zou zijn?

De briefroman van E.M. Post is geschreven in een tijd waarin men steeds negatiever begin te staan tegenover slavernij en waarin het preromantische ideaalbeeld van de ideale wilde opkomt11. Deze wilde betrof een mens van de natuur uit een niet-Europeaans gebied, die in eenvoud leeft en tevreden is met zijn simpele wereld. Hij werd gebruikt om kritiek te uiten op de materialistische, in wellust en eigenbelang verzonken westerse samenleving. Ik ben benieuwd of deze idealisering van de wilde ook terug is te vinden in de roman van Post.

Als de hoofdpersoon van de roman 12 slaven als cadeau ontvangt van een vriend van zijn vader, sticht hij zelf een plantage. Hij neemt zich voor op deze plantage zijn slaven juist te

behandelen. Tegelijkertijd lijkt zijn houding ten opzichte van slavernij echter ook minder kritisch te worden. Daarom ben ik ten slotte ook benieuwd of er als gevolg van deze wending in de roman een verschuiving optreedt in het toekennen van de emoties aan de blanke en de zwarte personages? Met name op de verbeelding van de emoties van de zwarte?

Onderzoeksvraag

Vanuit het voorgaande formuleer ik de volgende onderzoeksvraag:

Welke beeldvorming rijst op uit de emoties van de blanke versus de zwarte personages zoals beschreven in de roman ‘Reinhart of natuur en godsdienst’ van E.M. Post?

Om dit te onderzoeken stel ik een aantal deelvragen op, die me helpen deze vraag te beantwoorden. Omdat de roman is geschreven in een periode waarin een veranderende houding tegenover slavernij en emoties is te zien, wil ik ten eerste op zoek gaan naar de cultuurhistorische achtergrond van de fatsoensnormen rondom het emotionele gedrag in de 18e eeuw. Uitgaande van het onderscheid dat Sturkenboom maakt tussen de ‘beschaafde blanke’ en de ‘onbeschaafde zwarte’, wil ik onderzoeken

9 Paasman, ‘Reinhart of literatuur en werkelijkheid’: 51. 10 Paasman, Reinhart: 85.

(9)

wat als beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag werd gezien in de 18e eeuw. Uitgaande van

dit onderscheid wil ik onderzoeken in hoeverre dit onderscheid terug is te zien in de verbeelding van

de emoties van de zwarte respectievelijk blanke personages in de roman van Post. Aangezien Reinhart of Natuur en Godsdienst is geschreven aan het einde van de 18e eeuw, een periode waarin slavernij steeds meer omstreden werd, verwacht ik dat het traditionele beeld in de roman van Post meer wordt losgelaten. Een van de kenmerken van de verschuiving van dit traditionele beeld is het beeld van de zwarte als edele wilde en de blanke geleid door zijn laagste driften, zoals we hierboven al zagen. Ik wil vaststellen of dit beeld van de edele wilde ook terugkomt in de roman als spiegel voor de

hebzuchtige blanke. Als laatste wil ik onderzoeken of er sprake is van een verschuiving in het

toekennen van de emoties aan de blanke en de zwarte personages naar aanleiding van de wending in de roman? Deze wending vindt plaats op het moment dat Reinhart zelf een plantage begint. Na deze

gebeurtenis lijkt Reinhart slavernij meer te accepteren. Wellicht heeft dat consequenties voor de manier waarop de emoties van de blanke en de zwarte in de roman worden verbeeld.

Overzicht

Ik begin allereerst met de beschrijving van de methode voor de beantwoording van mijn eerste deelvraag, namelijk wat in de 18e eeuw werd verstaan onder beschaafd en onbeschaafd emotioneel gedrag. Ik geef eerst met een korte uiteenzetting van de ontwikkeling van emotieonderzoek, in welke lijn ik mijn onderzoek plaats. Ik leg vervolgens uit op welke manier ik mijn deelvraag hoop te

beantwoorden, namelijk door op zoek te gaan naar tegengestelde emotionele gemeenschappen en te onderzoeken wat de emotionele fatsoensnormen binnen deze gemeenschappen waren in de 18e eeuw. Hierop volgend geef ik een schets van mijn ondervindingen over wat als beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag werd gezien in de 18e eeuw, aan de hand van mijn onderzoek naar emotionele gemeenschappen.

Ten derde beschrijf ik mijn methode voor het beantwoorden van mijn laatste drie deelvragen, om uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvraag. Ik noem hierbij kort een aantal criteria uit de methode voor emotieonderzoek, die ik gebruik in mijn analyse. Ik zal kort uitleggen hoe ik in mijn analyse gebruik maak van de term binaire oppositie binnen het postkoloniale kader, om te onderzoeken welk beeld in de roman wordt geschetst van de emoties van de blanke respectievelijk zwarte personages.

Vervolgens licht ik de roman in grote lijnen uit en benoem ik kort in welke literaire traditie hij geplaatst kan worden. Hierna begin ik mijn analyse door de interpretatie te beschrijven van de voorkomens van de termen en hun context. Ik volg daarbij de lijn van de roman en kijk op welke cruciale momenten gevoelens een rol spelen. Afsluitend beantwoord ik in de conclusie de onderzoeksvragen benoem ik enkele belangrijke inzichten.

(10)

Methode 1

Emotieonderzoek

In de afgelopen jaren heeft het onderzoek naar (historische) emoties veel belangstelling gekregen. In haar uitgebreide onderzoek naar sekse en emotionele cultuur in de 18e eeuw beschrijft Sturkenboom kort welke ontwikkelingen het emotieonderzoek kent sinds zijn opkomst12. Vanaf 1960 werden emoties niet meer uitsluitend binnen de psychologie en biologie bestudeerd, maar ook binnen de sociologie en (letterkundige) geschiedenis. Men kwam tot het inzicht dat emoties invloed kunnen uitoefenen op sociale handelingen, maar tegelijkertijd ook zelf beïnvloed kunnen worden door de normen en waarden uit een cultuur. Emotioneel gedrag was tot op zekere hoogte dus ook cultureel bepaald. Dit idee zorgde voor een verhoogde aandacht voor cultuur binnen het emotieonderzoek. Een van de leidende wetenschappers binnen dit domein is Barbara Rosenwein. Met haar

vooraanstaande studie ‘Emotional communities in the middle ages’ (2006), gaf zij een belangrijke nieuwe impuls aan het emotieonderzoek door cognitief onderzoek met emoties te verbinden. Ze sluit hierbij aan bij cognitieve wetenschappers zoals Robert Solomon en Martha Nussbaum. Volgens de cognitieve gedragswetenschap zijn emoties niet irrationeel, maar het gevolg van ons

waardeoordeel13. De bewustwording dat emoties wel degelijk nut hebben voor de manier waarop wij waarden en normen vaststellen, betekende een belangrijke vernieuwing van het traditionele beeld van emoties, waarin werd gesteld dat emoties onderdrukt moesten worden door het verstand. Dit traditionele beeld was al in de 16e eeuw het gangbare idee betreffende emoties.

Rosenwein stelt een nieuw model voor, waarin emotionele gemeenschappen centraal staan. Deze gemeenschappen zijn gelijk aan sociale gemeenschappen (zoals families, wijken of kerkelijke gemeentes), maar worden gedefinieerd door een gemeenschappelijke waardering voor bepaald emotioneel gedrag. Emotionele gemeenschappen kunnen ons op deze manier iets vertellen over de normen en waarden die emotioneel gedrag bepalen in een bepaalde cultuur, door bijvoorbeeld te kijken naar bepaalde gedragsvoorkeuren en fatsoensnormen binnen een groep14.

In lijn met Rosenweins model wil ik op zoek gaan naar zulke emotionele gedragsvoorkeuren en fatsoensnormen in de 18e eeuw, door onderzoek te doen naar de gemeenschappelijke waardering van emotioneel gedrag binnen emotionele gemeenschappen in de 18e eeuw. Mijn aandacht gaat speciaal uit naar emotionele gemeenschappen die een indicatie kunnen geven van wat als beschaafd en onbeschaafd emotioneel gedrag werd beschouwd in de 18e eeuw.

Enkele sociale gemeenschappen die als beschaafd werden gezien in de 18e eeuw zijn bijvoorbeeld de intellectuele burgerij, de ingetogen godsdienstige en de Europese bevolking. Deze 18e-eeuwse gemeenschappen symboliseerden een stadium van beschaving en zetten zich sterk af tegen afwijkende groepen, die niet als beschaafd werden gezien, zoals de massa (of het gepeupel), de losbandige mens en niet-Europese groepen. Door onderzoek te doen naar de waardering van

emotioneel gedrag binnen deze groepen hoop ik een beeld te krijgen van wat als beschaafd of juist als onbeschaafd emotioneel gedrag werd gezien in de 18e eeuw.

12 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 21.

13 Roodenburg & Santing, ‘Batavian Phflegm?’, 2014: 12.

(11)

Criteria voor emotieonderzoek

In haar artikel ‘Problems and methods in the history of emotions’ poneert Rosenwein een aantal belangrijke criteria voor het onderzoek naar historische emoties. Een aantal van deze punten wil ik hieronder toelichten.

Rosenwein stelt dat het bij onderzoek naar historische emoties ten eerste van belang is om te kijken naar de historische context. Denk bijvoorbeeld aan specifieke 18e-eeuwse termen voor

emoties. Zo is er een duidelijk onderscheid tussen de definiëring van emoties zoals we die nu aanduiden en de definiëring van emoties zoals die drie á vierhonderd jaar geleden werd gebruikt. In de 18e eeuw was de term ‘emotie’ nog niet in gebruik. Om gevoelens aan te duiden gebruikte men de termen ‘hartstocht, drift, passie, gevoel, sentiment, neiging of inclinatie’15. Door te kijken naar eerder uitgevoerd onderzoek naar emoties in de 18e eeuw en naar bronnen uit de 18e eeuw waarin

geschreven werd over emoties, hoop ik in mijn onderzoek een beeld te krijgen van de historische duiding van emoties.

Daarnaast is het volgens Rosenwein van belang om binnen deze historische context te kijken naar de normen en waarden die in de 18e eeuw golden voor emoties. Door onderzoek te doen naar gedragsregels rondom emotioneel gedrag in dit tijdperk kan een historisch kader worden geschetst waarin historische emoties kunnen worden begrepen16. Ik hoop een beeld te krijgen van deze normen en waarden door onderzoek te doen naar emotionele gemeenschappen uit de 18e eeuw. Specifiek hoop ik een beeld te krijgen van wat in de 18e eeuw werd beschouwd als beschaafd versus

onbeschaafd emotioneel gedrag.

Ten derde benoemt Rosenwein het belang van het zich bewustzijn van de machtsverschillen in de 18e eeuw. Welke emoties en gedragsregels zijn bijvoorbeeld te vinden bij dominante culturen of gemeenschappen enerzijds en marginale of lage culturen of gemeenschappen anderzijds? Te denken valt aan het beeld van slavernij dat vaak werd geassocieerd met onderdanigheid en zwakte, terwijl heerszucht en kracht werden geassocieerd met machtsposities. In lijn met emotionele

gemeenschappen ontstond het idee van ‘emotional regimes’17. Emotionele regimes bepalen de dominante emotionele normen in een bepaalde cultuur. Deze groep wordt tegenover de ‘emotional refuges’ gesteld, of emotionele toevluchtsoorden. Wanneer, onder druk van een emotioneel regime, bepaald emotioneel gedrag worden uitgesloten en mensen worden gedwongen hun gevoelens op een andere manier te uiten, kan een emotioneel toevluchtsoord een veilige plek bieden waarin deze normen kunnen worden losgelaten. Door over emotionele regimes te praten ontstaat het beeld van dominante en marginale groepen die tegenover elkaar worden gesteld.

Binaire opposities

Dit onderscheid tussen dominante en marginale groepen kan ook worden benoemd als een binaire oppositie. Binaire opposities zijn als wetenschappelijk element te verbinden aan het

deconstructivistische denken van Derrida. Het doel van het deconstructivisme is om aan te tonen dat een tekst tegenstrijdigheden bevat. Het wil de (veronderstelde) eenheid van een tekst onderuit halen. De deconstructivist is op zoek naar gaten, onregelmatigheden en tegenstellingen in een tekst. Een van de manieren die het deconstructivisme daarvoor gebruikt is door op zoek te gaan naar binaire opposities in een tekst, om deze vervolgens onder een kritische loep te leggen. Deze binaire opposities, of tegenstellingen, worden vervolgens gebruikt om betekenissen vast te leggen

15 Roodenburg en Santing, ‘Batavian Phflegm?’: 14.

16 Rosenwein, ‘Problems and Methods in the History of Emotions’: 12. 17 Rosenwein, ‘Problems and Methods in the History of Emotions’: 23.

(12)

(bijvoorbeeld tussen man en vrouw, of tussen blank en zwart)18. Belangrijk bij binaire opposities is dat ze gerelateerd zijn aan elkaar. Zo bestaat ‘goed’ in feite alleen maar als tegenstelling van ‘kwaad’, of zoals in mijn onderzoek bestaat beschaafd alleen maar als tegenstelling van onbeschaafd. De eerste term staat daarbij doorgaans boven de ander.

Ook Sturkenboom gaat hierop in in haar studie Spectators van Hartstocht. In de 18e eeuw maakte men onderscheid tussen ‘beschaafd’ en ‘wild’, waarbij de West-Europese mens werd

beschouwd als ‘beschaafd’, terwijl de wilden door de verschillende (afwijkende) culturen waarmee de West-Europese mens geconfronteerd werd, gezien werden als ‘wild’19.

Terugkijkend op de te onderzoeken emotionele gemeenschappen kunnen we ook hierin een onderscheid maken tussen dominante gemeenschappen (of emotional regimes) enerzijds en marginale groepen (of emotional refuges) anderzijds. Europa (als emotional regime) staat in dit opzicht boven niet-Europa (emotional refuge), de intellectuele burgerij (regime) staat in dit opzicht boven de massa (refuge) en de godsdienstige (regime) staat hierin boven de losbandige heiden (refuge). In het volgende hoofdstuk houd ik deze lijn aan. Door in verschillende bronnen onderzoek te doen naar emotionele normen en waarden in deze groepen, stel ik vast welke emotionele

gedragingen werden verbonden aan beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag.

18 Zie <http://cf.hum.uva.nl/benaderingenlk/lw/poststruc/lw-poststruc-index.htm> 15 Mei 2017. 19 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 219.

(13)

Beschaafd vs. onbeschaafd emotioneel gedrag in de 18e eeuw

In de 18e eeuw heerste een dubbele waardering van emoties. Enerzijds werden ze gezien als een gevaar voor de deugden, anderzijds vormden ze een voorwaarde voor het geluk van de mens en voor de menselijke moraal. Wie de maatschappij wilde verbeteren moest immers in de eerste plaats bij de onderliggende motieven en emoties van de mensen zijn. Het belangrijkste van deze emoties was echter dat zij beheerst werden vanuit een door ratio en deugd bepaald Verlichtingsperspectief20. In dit hoofdstuk wil ik de vraag beantwoorden wat men in de 18e eeuw concreet verstond onder beschaafd en onbeschaafd emotioneel gedrag. Om dit te onderzoeken ga ik op zoek naar de normen en waarden rond emotioneel gedrag die in de 18e eeuw aan dominante en marginale emotionele gemeenschappen kan worden verbonden.

Intellectuele burgerij (de elite) versus het gepeupel (de massa)

In de 18e eeuw had de elite vastomlijnde ideeën over moraliteit en fatsoen, niet in het minst waar het ook de beheersing van emoties betrof. Ze zetten zich daarbij sterk af tegen de massa, als aparte groep, die in hun ogen onwetend en onbeheerst was. Ze gebruikten hiervoor verschillende

eigenschappen, die ze enerzijds aan zichzelf en anderzijds aan de massa toeschreven. Harry C. Payne, een Amerikaanse professor geschiedenis (o.a. verbonden aan Williams College en Hamilton College21) beschrijft in zijn artikel ‘Elite Versus Popular Mentality in the Eighteenth Century’ (1976) een aantal van deze verschillen. Payne stelt allereerst dat de elite in de 18e eeuw de massa zag als een groep blinde, wilde mensen, die zelfs nog lager stonden dan de dieren, want die konden nog terugvallen op hun instincten22. De elite had de verantwoordelijkheid ze te leiden in hun onwetendheid en te voorkomen dat ze tot

krankzinnigheid zouden vervallen. Ze werd volledig geleid door hun ‘senses’, hun zintuigen en hun gevoel.

Payne beschrijft daarnaast dat de elite, in tegenstelling tot de massa, in staat moest zijn om afstand te nemen van ervaringen en emotionele gebeurtenissen, om er zo op een rationele manier op te kunnen reageren. De ratio was het criterium voor de beheersing van het gevoel, zij was er om de emoties onder controle te brengen. De beschaafde (elitaire) mens werd verwacht een houding van gematigdheid, redelijkheid, logica en maatschappelijke betrokkenheid te hebben23. Teveel passie en openlijke hartstocht werden gezien als onredelijk en onfatsoenlijk24. Dit gedachtegoed werd breed ondersteund aan het begin van de 18e eeuw. Onbeheerstheid paste niet binnen de hogere klasse, maar werd toebedeeld aan de massa. Het gepeupel was slachtoffer van hun natuur en was

ondergeschikt aan de hogere laag van de samenleving, degenen met macht25. De elite had controle over de massa, maar had tegelijkertijd een bepaalde verantwoordelijkheid ten opzichte van deze groep.

Sturkenboom laat in haar boek dezelfde tegenstelling zien tussen de beschaafde hogere burgerij en de onbeschaafde massa, of het gewone volk. In Spectators van Hartstocht beschrijft zij de opinie van de spectatorschrijvers hierover. De spectators waren schrijvers van tijdschriften, zoals De

20 Sturkenboom, Spectators van hartstocht: 71.

21 Zie <http://www.upenn.edu/heia/people/bio/payne.html> 25 Mei 2017. 22 Payne, ‘Elite versus Popular Mentality’: 185.

23 Payne, ‘Elite versus Popular Mentality’: 194. 24 Payne, ‘Elite versus Popular Mentality’: 207. 25 Payne, ‘Elite versus Popular Mentality’: 187.

(14)

Hollandsche Spectator (1731-1753), die via hun teksten gewoontes en gebreken van hun tijd

observeerden en van kritisch commentaar voorzagen26. Zij behoorden tot een hogere laag van de burgerij en creëerden door middel van hun teksten een eigen identiteit. Hiermee konden ze zich onderscheiden van de lagere bevolkingsgroepen. Hun ideaalbeeld bestond uit de verlichte, redelijke en sociabele burger27. Hiertegenover stond de losbandige en onbeheerste mens, zoals bijvoorbeeld de oneerbare vrouw, de vrek en de wilde. Zij bedreigden met hun onbeheerste hartstochten het deugdzame zelfbeeld van de spectatorschrijvers28.

De ingetogen godsdienstige versus de excessieve losbandige

Gedurende de 18e eeuw verbond ook het christendom, onder invloed van het Verlichtingsdenken, rationaliteit en gematigdheid aan geloofsopvattingen29. Ratio en religie werden met elkaar verzoend en buitensporige godsdienstijver werd veroordeeld. Deze buitensporige godsdienstijver werd weggezet als godsdienstige dweperij. Dweperij werd in de 18e eeuw gebruikt als een verzamelbegrip voor verschijnselen zoals uiterlijk godsdienstig vertoon, bevindelijke ervaringen (zonder

betrokkenheid van de rede) en overdreven geloofsijver30. Dwepers werden verdacht van uiterlijke vroomheid en werden bestempeld als schijnheilig en huichelachtig.

Het tegenovergestelde van de redelijke godsdienst was wat werd gezien als losbandigheid. Een van de voorbeelden van losbandigheid in de 18e eeuw was de libertijnse lichtmis, een losbandige woesteling die zich te buiten ging aan allerlei uitspattingen, of beestachtige seksuele lusten31.

Dergelijk gedrag week hemelsbreed af van het burgerlijke en godsdienstige ideaalbeeld dat de intellectuele burgerij hooghield.

Volgens de spectatorschrijvers bevond de Republiek zich in de 18e eeuw midden in een neerwaartse spiraal32. De groei van rijkdom had ervoor gezorgd dat de levensbehoeften van de mensen konden worden vervuld, maar in plaats van tevredenheid ontstond er juist een cultuur waarin nieuwe behoeften en wellustige begeerten werden opgeroepen. De vergelijking met het Romeinse Rijk was gauw gemaakt en de angst ontstond dat de Republiek net als deze klassieke natie ten onder zou gaan aan de excessen van de elite, die te weinig beheersing tegen verleidingen leek te kunnen opbrengen. Dit werd ook wel getypeerd als de excestheorie33. Deze theorie werd gebruikt als sociale en politieke kritiek tegenover de regerende elite, die zich volgens de intellectuele burgerij geheel aan de weelde overgaf en daarmee de Republiek naar de ondergang leidde.

Europa versus niet-Europa

In de 18e eeuw was de blanke ‘beschaafde’ wereld een belangrijke en dominante emotionele

gemeenschap in Europa. Zij stond haaks tegenover de niet-Europese wereld, die vaak werd getypeerd als onbeheerst en wild en daarmee als inferieur. Blok stelt in zijn artikel ‘primitief en geciviliseerd’ (1982) dat de termen ‘primitief’ en ‘geciviliseerd (of beschaafd)’, deel uitmaakten van

machtsmiddelen van een heersende en zich superieur voelende groep34. De twee termen, die een bepaalde hiërarchie impliceerden, dienden als legitimering van de westerse hegemonie. Wat het

26 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 32 27 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 196. 28 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 195 29 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 169-170. 30 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 169. 31 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 155-156. 32 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 205. 33 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 206. 34 Blok, ‘Primitief en geciviliseerd’: 198.

(15)

westerse individu niet van zichzelf wilde weten, projecteerde het op een ander wezen of een andere cultuur, zoals we ook hebben gezien bij de elite en de massa. In veel teksten uit de 18e eeuw kwam dit anders maken, bewust of onbewust tot stand via een systeem van binaire opposities, zoals dit in de beschrijving van de methode al even naar voren kwam. Deze binaire opposities werden altijd vanuit een dominante cultuur (in dit geval vanuit de Westerse wereld) gecreëerd35.

De beschaafde cultuur representeerde de samenleving die volledig ontwikkeld was, in tegenstelling tot de primitieve cultuur, die een aantal ontwikkelingsstadia achterliep op de

beschaafde cultuur. Deze ontwikkelingstheorie wordt door Elias een civilisatieproces genoemd36. Ook Sturkenboom schrijft over deze beschavingstheorieën, die in de 18e eeuw zijn ontstaan. In deze theorieën werden de niet-Europese culturen, die men slechts kende door beschrijvingen van ontdekkingsreizigers, voor het eerst vanuit een historisch perspectief benaderd37. De

ontwikkelingsstadia werden gezien als de verschillende fasen van de ontwikkeling van de mens van wild naar beschaafd. Eigenschappen die aan de bevolking van de wilde cultuur werden verbonden waren bijvoorbeeld dat zij zich liet leiden door lage begeerten, doordat zij, bij gebrek aan een stabiele overheid bereid moest zijn om bij aanvallen door andere volken of stammen hun hartstochten de vrije loop te laten38. In beschaafde culturen daarentegen, waarin wel een stabiele overheid aanwezig was, werd juist een beroep gedaan op de beheersing van de hartstochten, om te voorkomen dat zij tot gewelddadige daden konden leiden. Inwoners van zo’n beschaafde samenleving zouden hierdoor leren hun eigen lage driften te beheersen en onrechtvaardigheid te bestrijden.

Tussenconclusie

We hebben hierboven kunnen zien dat bij verschillende emotionele gemeenschappen sterke

tegenstellingen terugkwamen. Vanuit een dominante emotionele gemeenschap (een regime) werd de eigen identiteit versterkt door een sterk onderscheid te maken met een marginale emotionele gemeenschap (refuge), die als afwijkend van het eigen werd beschouwd. Dit was een veelgebruikte methode in de koloniale periode. Tegenstellingen die vaak werden gebruikt om het onderscheid tussen beschaafd en onbeschaafd emotioneel gedrag te maken kwamen voornamelijk voort uit het verschil tussen beheerst en onbeheerst, rede en drift, verstand en gevoel.

Hoewel hartstochten of driften zowel bij dominante als marginale gemeenschappen voorkwamen, is het onderscheid vooral te zien in het inzetten van de rede om de hartstochten te sturen. Zo zette de hoge burgerij zich af tegen de massa, door te stellen dat zij beter dan de massa beschikte over zelfbeheersing en gematigde begeerten. De massa liet zich daarentegen leiden door hun laagste instincten en passies. Dit kwam terug bij zowel het christelijke ideaal als bij het Europese ideaal. Bij deze dominante emotionele gemeenschappen is te zien hoe zij de rede boven het

onbeheerste gevoel stellen. Concluderend kunnen we daarom stellen dat het verschil tussen beschaafd en onbeschaafd hoofdzakelijk te vinden is in de beheersing van de emoties door het verstand.

35 Wurth en Rigney, Het leven van teksten: 285. 36 Blok, ‘Primitief en Geciviliseerd’: 202.

37 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 216. 38Blok, ‘Primitief en Geciviliseerd’: 202.

(16)

Historische ontwikkeling van emoties in de 18

e

eeuw

Veranderde houding ten opzichte van emoties

In de tweede helft van de 18e eeuw kwam er steeds meer ruimte voor het ervaren van emoties, wat geleidelijk aan in heel Noordwest-Europa uitgroeide tot een cultus van het gevoel39. Het beeld dat men had van emoties, dat eerst werd gevormd door het egocentrische, onbeheerste karakter, maakt langzaamaan plaats voor de gevoelige mens, die zich openstelt voor de problemen in de

maatschappij40. Ook G.J. Barker-Benfield onderbouwt dit 18e-eeuwse beeld van de ideale gevoelige mens in zijn boek “The culture of Sensibility”. Hij stelt hierin onder andere dat in het 18e-eeuwse Groot-Britannië een ideaal opkwam van de gevoelige man. Dit beeld ontstond onder invloed van het beschreven ideaal van vrouwen uit die tijd. Zij wensten een man die meelevend en menselijk was en tegelijkertijd een goede smaak had41.

Toch kwam deze ontwikkeling pas laat op gang. Dit gold ook voor de hogere burgerij, die schoorvoetend toegaf dat ook zij niet vrij waren van onbeheerste emoties42. Van belang bleef dat emoties in toom werden gehouden, ze mochten niet te openlijk naar buiten komen43. Dat was niet alleen belangrijk voor het individu, maar ook voor de hele maatschappij. Als matigheid niet langer centraal stond in een maatschappij, maar het verlangen naar steeds meer en meer, kon zij op drift raken en kon men ook op emotioneel gebied doorslaan. Pas later in de eeuw begon men de positieve kanten van emoties te waarderen. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw werd de nadruk steeds meer gelegd op de positieve effecten van sommige emoties.

Verbeelding van emoties

Ook de manier waarop emoties werden benaderd, veranderde. Zo werden medelijden en mensenliefde bijvoorbeeld steeds vaker als zachte en vriendelijke gevoelens voorgesteld, in

tegenstelling tot hevige en harde hartstochten. Soms werden ze zelfs expliciet tegenover driften en hartstochten geplaatst. Medelijden en mensenliefde werden gezien als gevoelens die door God waren ingesteld om een verbinding tussen mensen aan te gaan. Termen als mededogen, medeleven, mensenliefde en naastenliefde vielen hiermee samen en hingen als christelijke deugden met elkaar samen. Deze verschuiving in de benadering van emoties kan worden opgevat als symptoom van een veranderde houding ten opzichte van emoties.

Ook Adam Smith laat deze verschuiving zien in zijn Theory of Moral Sentiments. Hierin verkent Smith welke emoties de mens kent, hoe de verschillende emoties in relatie tot elkaar kunnen worden gezien en hoe ze kunnen worden gecategoriseerd. Hij stelt daarnaast vast hoe emoties een rol spelen in het tot stand komen van de morele oordelen van de mens. Smith noemt in het bijzonder twee deugden die als beschaafd en hoog gerespecteerd worden. Als eerste noemt hij medelijden, of de moeite van een persoon om zich in te leven in het gevoel van de ander44. Medelijden is voor Smith de basis voor zachte en vriendelijke deugden, zoals openheid naar anderen en menselijkheid. Een andere, hoog gerespecteerde deugd bij Smith is zelfbeheersing45. Zelfbeheersing speelt volgens hem

39 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 293. 40 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 295. 41 Barker-Benfield, The culture of sensibility: 248. 42 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 71. 43 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 246. 44 Smith, The theory of Moral Sentiments: 4. 45 Smith, The theory of Moral Sentiments: 11.

(17)

een belangrijke rol in het sturen van onze emoties. Door onze emoties op de juiste manier te sturen en te beheersen, behouden we onze waardigheid en eer46. Zelfbeheersing stelt hij tegenover de egocentrische mens, die onbeschaamd en brutaal zijn lijden open en bloot op tafel legt en met zuchten en tranen het medelijden van anderen oproept, puur uit eigenbelang. Door zelfbeheersing en medelijden samen te voegen, ontstaat de ideale mens, volgens Smith:

Putting those two sets of virtues together we get the result that to feel much for others and little for ourselves, to restrain our selfish affections and indulge our benevolent affections, constitutes the perfection of human nature47.

Door het samenvoegen van deze twee deugden ontstaat een mens die veel voelt voor anderen en weinig voor zichzelf. Dit is volgens Smith de perfecte menselijke staat.

In deze periode van verschuivingen op emotioneel vlak, ontstaat ook een driedeling in hartstochten. Het gaat om de driedeling van geest, lichaam en zeden48. De laagste in de hiërarchie zijn hierbij de lichamelijke passies. Doordat zij makkelijk op drift raken, is het noodzakelijk dat zij beheerst worden door het verstand. Ook Smith ondersteunt dit beeld van lichamelijke affecties. Hij stelt dat we als mensen deze lage gevoelens delen met dieren, en dat ze daarom beneden onze waardigheid zijn49. Ze hebben geen verbinding met de karakteristieke kwaliteiten van de menselijke natuur. Geestelijke hartstochten (of het verstand) zijn in staat de ziel te verheffen. Zij worden in de 18e eeuw

voornamelijk aan mannen toegewezen. Nog hoger in de hiërarchie staan de zedelijke hartstochten. Deze gaan nog dieper dan geestelijke hartstochten (of het verstand). Zij zijn voor iedereen bereikbaar. Denk bijvoorbeeld aan medelijden. Bij de aanblik van pijn van iemand kan eenzelfde soort gevoel worden opgeworpen in een persoon.

Veranderde houding ten opzichte van de zwarte

Deze veranderde houding ten opzichte van emoties in de tweede helft van de 18e eeuw valt samen met een veranderde houding jegens de niet -Europeaan (waaronder de zwarte), die werd beschreven als ‘wilde mens’ .

Sturkenboom stelt dat er twee duidelijke lijnen te onderscheiden zijn in de 18e eeuw, die enerzijds een positief beeld en anderzijds een negatief beeld schetsen van deze wilde mens. Het ene beeld schetst de wilde als een wezen gelijk aan een dier, wiens emotionele drijfveren net zo

ongetemd zijn als van een dier50. Medelijden, of enige andere edele gevoelens zijn voor deze wilde vreemd. Hij wordt vooral geleid door zijn onbeheersbare driften. Het tegenovergestelde hiervan was de beschaafde mens, die tenminste de potentie bezat om de driften te beheersen, de ratio te gebruiken en gevoelig genoeg was om mee te leven met de medemens.

In de loop van de 18e eeuw kwam hier echter verandering in. Jan Voorhoeve beschrijft in ‘De negerslaaf als goede wilde’, hoe door verhalen van ontdekkingsreizigers en missionarissen een heel ander beeld wordt geschetst van deze culturen51. Zij schreven over edele wilden die een veel gelukkiger leven leidden dan de beschaafde, christelijke Europeaan, die zijn natuurlijke moraal kwijt was geraakt door een overmaat aan weelde. Dit beeld kwam met name terug bij de bekende filosoof

46 Smith, The Theory of Moral Sentiments: 11. 47 Smith, The Theory of Moral Sentiments: 12. 48 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 216. 49 Smith, The Theory of Moral Sentiments: 13. 50 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 217. 51 Voorhoeve, ‘De negerslaaf als goede wilde’: 250.

(18)

J.J. Rousseau. In zijn Discourse on Equality geeft hij de volgende definitie van deze primitieve edele wilde:

‘The primitive man is just an animal, “weaker than some, and less agile than others; but taking him all around, the most advantageously disposed of any.” His wants, being concerned almost entirely with subsistence, are easily satisfied. He is hardy and robust. His lack of useful implements is compensated for by his perfect bodily development. Nothing frightens him but the unknown, and his simple world presents few novelties. Natural man is indolent, fond of eating and sleeping. He is far healthier and stronger than we are, and his senses are

necessarily much more acute than ours’52.

Rousseau schetst hier een ‘man van de natuur’, die gelijk wordt gesteld aan een dier. Hoewel hij verder weinig nuttige eigenschappen heeft, is hij gauw tevreden en beschikt hij over een sterk lichaam. Hij leeft in een eenvoudige wereld en is meer geneigd te vertrouwen op zijn instinct dan de westerse mens. Rousseau stelt verder dat deze mens in zijn natuurlijke staat minder bloot staat aan verleidingen, zoals de beschaafde wereld ze kent. Deze verleidingen kennen geen voordelen volgens Rousseau en we moeten daarom niet denken dat de natuurlijke mens ongelukkig is53. Integendeel, uit zijn beschrijving blijkt dat Rousseau met zijn definitie van de edele wilde aangeeft dat geluk en beschaving niet goed samen blijken te gaan. De primitieve mens echter, die eenvoudig leeft, zonder al de luxes van de beschaving, leeft simpel, maar is gelukkig. De conclusie werd al gauw getrokken dat de beschaving de bron is van alle kwaad en dat men terug moet naar het natuurlijke, zoals dit later in de Romantiek werd bepleit54.

Smith geeft eveneens een uitgebreide, zij het een wat negatievere, uiteenzetting van de passies van de barbaren en wilden uit de koloniën. Hij stelt onder andere dat deze wilden een ander waardesysteem hanteren dan men in de Westerse wereld gewend is55. Ook hij benadrukt het verschil tussen de wrede westerse wereld en de innerlijke beschaving van de wilden, die lijden onder de wrede behandeling van de westerse wereld56. De veronderstelde ‘beschaafde’ blanke zet hij af als dwepers, die zich laten overspoelen door hun gevoel. Zijn beeld blijkt echter dubbelzinnig als hij in zijn beschrijving omslaat in een negatief beeld van de wilde:

Barbarians, being obliged to smother and conceal the appearance of every passion, inevitably acquire the habits of falsehood and pretence57.

De wilden, of barbaren zouden hebben geleerd hun passies te camoufleren, waarbij ze een gewoonte van leugens en valse voorwendselen hebben ontwikkeld. Onder invloed van de wrede behandelingen door de blanken, zouden de wilden vervallen tot lage driften58.

Veranderde houding ten opzicht van slavernij

Het spreekt als vanzelf, volgens Voorhoeve, ‘dat men moeilijk in slavernij kan blijven geloven wanneer de slaaf als goede wilde (als voorbeeld voor de verdorven Europeaan) beschouwd wordt. Rond de

52 Fairchild, The Noble Savage: 122. 53 Fairchild, The Noble Savage: 122.

54 Voorhoeve, ‘De negerslaaf als goede wilde’: 250. 55 Smith, The theory of Moral Sentiments: 109. 56 Smith, The theory of Moral Sentiments: 109. 57 Smith, The theory of Moral Sentiments: 109. 58 Smith, The theory of Moral Sentiments: 109.

(19)

jaren 90 van de 18e eeuw, de periode waarin Reinhart, of Natuur en Godsdienst verschijnt, ontstaat dan ook een felle kritiek van de traditionele pro-slavernij-argumentatie. Men begint te betogen voor een snelle afschaffing van de slavenhandel. Rond de eeuwwisseling werd de slavernij nergens meer expliciet verdedigd, hooguit te positief voorgesteld. Alleen in de koloniën zelf zijn nog voorstanders te vinden van slavernij.

Pas vanaf de tweede helft van de 18e eeuw is er literaire aandacht voor de slavernijpraktijken. Tot aan die tijd overheerste in de slavernijdiscussie de argumentatie ter verdediging59. Toch wordt bij vele auteurs slavernij niet als zodanig afgewezen, maar wordt veeleer gepleit voor een fatsoenlijkere behandeling van de slaven. Er lijkt sprake te zijn van een gespleten beeld, waarbij sommige

elementen van het kolonialisme worden bekritiseerd, terwijl andere juist worden bevestigd60.

Tussenconclusie

In de tweede helft van de 18e eeuw vonden een drietal verschuivingen plaats, waaronder een verschuiving in het beeld dat men had van emoties, van de zwarte en van de slavernij.

Een aantal deugden kregen steeds meer waarde, waaronder medelijden en gevoeligheid. De rede bleef, ook aan het einde van de 18e eeuw, als beheerser van de emoties een belangrijke eigenschap. De rede moest ervoor zorgen dat de driften niet doorsloegen tot onbeheerste passies. Adam Smith maakt een duidelijk onderscheid tussen wat als beschaafd en onbeschaafd emotioneel gedrag wordt beschouwd. Er ontstond als het ware een tweedeling binnen de hartstochten aan het einde van de 18e eeuw, tussen zachte, vriendelijke deugden, zoals medeleven, naastenliefde en vriendschap en de hevige en onbeheerste deugden, zoals hebzucht, heerszucht en egoïsme61.

Daarnaast kwam in de tweede helft van de 18e eeuw het beeld van de edele wilde op, die gelukkig en zorgeloos was en dicht bij de natuur leefde. De edele wilde werd ook wel als spiegel gebruikt voor de beschaving die, volgens bijvoorbeeld sommige spectatorschrijvers, in de 18e eeuw in een neerwaartse spiraal terechtkwam. Tegelijk met de opkomst van de edele wilde, zien we dus ook een bewustwording van de emotionele excessen van de beschaving. De wilde kan in die zin worden gezien als een soort van ideaal, als een wezen dat dicht bij de natuur en zijn instincten stond en waar de beschaving iets van kon leren.

Deze verschuivingen kunnen in relatie tot elkaar worden gezien. De verschuiving naar meer gevoel kende namelijk een gevaar; excessieve passies. Men kon ook teveel overhellen naar lusten en verleidingen wat tot hebzucht en heerszucht zou leiden. Hier komt het beeld van de edele wilde naar voren. De edele wilde werd geschetst als spiegel voor de te wellustige blanke en werd daarbij

gebruikt om kritiek te uiten op de westerse samenleving.

Daarnaast kan de veranderde houding ten opzichte van slavernij worden gezien als een gevolg van de veranderde waarden in de 18e eeuwse samenleving. Waarden zoals vrijheid, naastenliefde en medelijden werden steeds belangrijker en daarmee kwam het bewustzijn dat de slavernijhandel hiermee niet op een lijn liep. Dit zette aan tot een antislavernij mentaliteit.

59 Paasman, ‘Wat bezielde de literaire kolonisten?’: 44. 60 Graaf, Het christendom voor de zwarten: 9.

(20)

Methode 2

In het voorgaande hoofdstuk heb ik een aantal emotionele gemeenschappen uit de 18e eeuw onderzocht, waarbij ik een onderscheid maakte tussen ‘emotional regimes’ en ‘emotional refuges’. Specifiek heb ik onderzoek gedaan naar de normen en waarden rondom het emotionele gedrag in deze dominante versus marginale gemeenschappen. Op basis van mijn ondervindingen heb ik een beeld kunnen schetsen tussen wat als beschaafd en wat als onbeschaafd emotioneel gedrag werd gezien in de 18e eeuw. Naar aanleiding van dit onderscheid wil ik voor mijn analyse een aantal emotionele termen opstellen die mij helpen mijn onderzoeksvraag te beantwoorden, namelijk welk beeld met betrekking tot de beschrijving van het emotionele denken en handelen van de personages oprijst in Reinhart of Natuur en Godsdienst. In het bijzonder wil ik vaststellen of het traditionele beeld van beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag, zoals ik in het theoretisch kader heb

onderzocht, wordt bevestigd of ontkracht in de roman.

Zoals ik in de inleiding al stelde, staat de hoofdpersoon in de briefroman Reinhart of Natuur

en Godsdienst kritisch ten opzichte van de slavernij. Vanuit deze afkeurende houding ten opzichte van

slavernij verwacht ik ook een veranderde houding ten opzichte van de zwarte. In het bijzonder verwacht ik daarbij, in lijn met het veranderde beeld van de zwarte in de 18e eeuw, het ideaal van de edele wilde terug te zien in de roman. Daarnaast wil ik onderzoeken of er sprake is van een

verschuiving in het toekennen van de emoties van de blanke en de zwarte personages naar aanleiding van de wending in de roman. Om dit te onderzoeken wil ik vanuit een postkoloniaal perspectief het traditionele beeld tussen beschaafd en onbeschaafd gedrag vergelijken met de beschrijving van het emotionele gedrag van de personages in Reinhart of Natuur en Godsdienst.

Zelf versus de Ander

In de eerste methode bleek dat het onderscheid tussen beschaafd en onbeschaafd ook kan worden aangeduid als een binaire oppositie. Binaire opposities zijn ontstaan vanuit het deconstructivisme, maar worden ook binnen het postkolonialisme toegepast. Edward Saïd, een vooraanstaande wetenschapper binnen het postkolonialisme, heeft met zijn boek Oriëntalism (1978) grote invloed gehad op de denkwijze over koloniale discoursen. In zijn boek legt hij uit hoe binnen het kolonialisme binaire opposities werden gebruikt om de wereld op te delen in tegenstellingen die een relatie van macht creëerden. Voorbeelden hiervan zijn centrum versus periferie, kolonisator versus

gekoloniseerde, beschaafd versus primitief, gelovig versus heidens62.

Saïd gebruikt in zijn beschrijving van dit hiërarchisch onderscheid de term Ander, of de representatie van de vreemdeling die wordt gereconstrueerd met behulp van vooroordelen63. Deze Ander staat tegenover het Zelf, in veel gevallen de kolonisator. De Ander is de verbeelding van de niet-westerse vanuit een westers perspectief. De Ander werd gezien als primitief, heidens en dom64.

De Europese cultuur nam in kracht en identiteit toe door zichzelf als rationeel, ontwikkeld en superieur voor te stellen, en door de Oriënt (de niet-Westerse wereld) als tegendeel van zichzelf te construeren65. Wat het westerse individu niet van zichzelf wilde weten projecteerde het op een ander wezen of een andere cultuur. We hebben in het theoretisch kader gezien hoe dat gebeurde met emotionele gemeenschappen. Het Zelf (De Europese burger) werd vaak geassocieerd met beschaafd

62 Wurth en Rigney, Het leven van teksten: 376. 63 Wurth en Rigney, Het leven van teksten: 285. 64 Graaf, Het christendom voor de zwarten: 11. 65 Wurth en Rigney, Het leven van teksten: 377.

(21)

emotioneel gedrag, terwijl de Ander (de marginale groep) vaak werd geassocieerd met onbeschaafd emotioneel gedrag. Een oppositie als het Zelf versus de Ander kan in die zin dan ook op verschillende manieren tot uitdrukking komen. Denk bijvoorbeeld aan geciviliseerd versus wild of blank versus zwart. Deze termen worden in de koloniale literatuur gebruikt om de dagelijkse werkelijkheid begrijpelijk te maken. De eerste term staat daarbij doorgaans ook boven de ander. Uitgaand van deze beschrijving kunnen we een lijn trekken naar Sturkenboom, die eenzelfde onderscheid maakt tussen beschaafd en wild. ‘Beschaafd’ werd hierbij geassocieerd met de West-Europese (intellectuele) burger, terwijl ‘wild’ werd geassocieerd met de (afwijkende) culturen waarmee de West-Europese mens werd geconfronteerd66.

In de roman Reinhart of Natuur en Godsdienst zien we, op het eerste gezicht, eenzelfde koloniale structuur terugkomen als Edward Saïd beschrijft. Ik wil onderzoeken of dit traditionele onderscheid tussen het Zelf en de Ander terugkomt in de roman. Met het Zelf associeer ik in de roman de blanke personages, waarbij ik een onderscheid wil maken tussen Reinhart en de andere blanke personages. Met de Ander associeer ik de zwarte personages, die zowel worden aangeduid met de term ‘slaaf’, ‘neger’ en ‘zwarte’. Omdat in de roman tussen deze termen geen onderscheid wordt gemaakt, zal ik dat in mijn analyse ook niet doen. Waar ik gebruik maak van deze termen, bedoel ik de zwarte personages in de roman in het algemeen. Ik sluit hierbij echter wel de indianen uit, die ook worden genoemd in de roman. Zij vormen verder geen onderwerp van dit onderzoek.

Emotietermen

Om de emotionele verbeelding van de zwarte en de blanke personages te onderzoeken stel ik een aantal emotietermen op die me daarbij kunnen helpen. Ik gebruik hiervoor een tweetal criteria die Rosenwein beschrijft voor de literaire analyse van emoties.

Ten eerste stelt Rosenwein het belang vast van het besef van de verschillende manieren waarop over emoties wordt gesproken in een tekst67. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verschil in het ervaren van emoties of gevoelens tussen verschillende personages. In het theoretisch kader hebben we gezien dat er een tweedeling is te zien tussen beschaafde en onbeschaafde emoties68. Vanuit een postkoloniaal perspectief kunnen we dit onderscheid ook bestempelen als binaire

oppositie, waarbij we naar verwachting kunnen stellen dat beschaafd boven onbeschaafd staat en dat beschaafde emoties kunnen worden verbonden aan het Zelf (of de blanke, hogere burgerij), terwijl onbeschaafde emoties kunnen worden verbonden aan de Ander (de niet-westerse mens). Dit is in lijn met het beeld van de Ander die alles representeert wat het Zelf niet is69.

Ik ga in de roman op zoek naar het onderscheid tussen beschaafde en onbeschaafde emoties en onderzoek in hoeverre zij kunnen worden verbonden aan blanke respectievelijk zwarte

personages. Dit doe ik door de term ‘drift’ te onderzoeken in de roman en daarbij te kijken naar bijvoeglijke naamwoorden die deze term als beschaafd of onbeschaafd bepalen.

Een van de belangrijkste kenmerken van beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag in de 18e eeuw is de beheersing van de emoties. De rede is bij de beschaafde mens als het ware het stuur en de rem van de emoties. Rede kan in veel gevallen tegenover hartstocht (of drift) worden gezet in de traditionele onderscheid tussen beschaafd versus onbeschaafd emotioneel gedrag in de 18e eeuw. De onbeschaafde mens liet zich immers leiden door zijn of haar driften, terwijl de

66 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 219.

67 Rosenwein, ‘Problems and methods in the history of emotions’: 14. 68 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 277.

(22)

beschaafde burger in staat is zijn of haar emoties te beheersen70. Rede en gevoel kunnen echter niet als binaire oppositie worden aangeduid. Zowel rede als gevoel speelden namelijk een belangrijke rol in het ideaal van de beschaafde mens. Ze kunnen in dat opzicht niet tegenover elkaar worden gezet. Toch kan het bezit van de rede als bestuurder van de driften wel als een specifiek beschaafd kenmerk worden gezien en daarbij het gemis aan rede of verstand als een specifiek kenmerk van de

onbeschaafde mens.

Dit valt ook samen met het tweede criterium van Rosenwein, namelijk het belang van het lezen van de stilte71. Door de frequentie van het voorkomen van de specifieke termen te onderzoeken en deze te verbinden aan de verschillende fasen van het verhaal, wil ik vaststellen of er perioden zijn waarop bijvoorbeeld minder over een bepaalde emotie wordt gesproken. Ook kan ik hierbij

onderzoeken of de rede bijvoorbeeld afwezig is bij zwarte personages. Aangezien de beschaafde mens in staat is zijn driften te beheersen, is de verwachting dat hij minder emoties toont dan de wilde mens, die ongetemd is en zich laat leiden door zijn instincten.

Een derde term die ik wil onderzoeken is ‘gevoel’. In de tweede helft van de 18e eeuw begon men steeds meer ruimte te creëren voor gevoelens72. De beschaafde mens beschikte over een diepe gevoelswereld. Ik wil onderzoeken welke status ‘gevoel’ heeft in de roman om vervolgens vast te kunnen stellen of deze status aan zowel blanke als zwarte personages kan worden verbonden.

Een van de verschuivingen, die samenvielen met de veranderde houding ten opzichte van de slavernij is het veranderde beeld van de zwarte. In de tweede helft van de 18e eeuw zien we het beeld van de edele wilde terugkomen. Deze wilde leidde een zorgeloos en gelukkig bestaan in de natuur en gold als een spiegel voor de westerse samenleving, die zich volledig liet leiden door haar lusten en verlangen en daardoor verviel in excessieve praktijken73. Ik wil daarom als laatste onderzoeken of deze edele wilde terug is te zien in de roman en welke rol deze wilde speelt met betrekking tot de blanke personages. Daar geluk een belangrijke eigenschap betrof van de edele wilde en deze term veel voorkomend is in de roman, wil ik op zoek naar deze term om vervolgens te onderzoeken in hoeverre zij kan worden verbonden aan de zwarte personages.

70 Payne, ‘Elite versus Popular Mentality’: 194.

71 Rosenwein, ‘Problems and methods in the history of emotions’: 17. 72 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 293.

(23)

Reinhart, of Natuur en Godsdienst

Samenvatting verhaal

Het boek Reinhart of Natuur en Godsdienst is opgedeeld in drie delen, met in ieder deel twee boeken. Deze roman bestaat uit brieven, geschreven door Reinhart aan zijn vriend Karel, die in Nederland is achtergebleven. De roman verhaalt van een jongeman, Reinhart, die naar de kolonie Guyana in Zuid-Amerika reist om daar te proberen geld te verdienen voor zijn moeder, die weduwe is geworden.

In het eerste boek vertelt hij over zijn reis op zee en zijn reden om weg te gaan. Hij beschrijft de wat eentonige natuur op zee en overdenkt zijn medereizigers, met wie hij zich niet verbonden voelt en met wie hij geen vriendschap lijkt te kunnen sluiten.

In het tweede boek vertelt hij over zijn aankomst op Guyana, waar hij te werk gaat op de plantage ‘Le Bienveillance’. Hier wil Reinhart ervaring opdoen met het plantersleven. Hij wordt hier echter ook geconfronteerd met de wrede slavenpraktijken van de planters op Guyana, die Reinhart expliciet afkeurt. Toch beseft hij dat hij, om geld te verdienen, ook zelf zal moeten meedoen met het plantersleven. Hij houdt zich echter voor dat als dat gebeurt, hij zijn slaven op een goede manier zal behandelen. Als Reinhart ziek wordt, wordt hij verzorgd door een jonge slaaf, genaamd Violet. Hij voelt Sympathie voor deze slaaf en begint zijn levensverhaal op te schrijven.

Als Reinhart van Edelhart, een vriend van zijn vader, 12 slaven ontvangt, begint hij zijn eigen plantage, die hij ‘L’heureuse Solitude’ noemt; De Gelukkige Eenzaamheid. Reinhart blijft negatief staan tegenover slavernij, maar berust in de situatie. De slaven op zijn plantage zijn tevreden, omdat Reinhart ze op een fatsoenlijke manier behandelt en hij als een vader voor ze optreedt. De periode op zijn eigen plantage beslaat boek drie tot en met boek zes.

Aan het einde van boek vier trouwt Reinhart met zijn Nannie. Er volgt een periode van veel geluk voor Reinhart en zijn plantage. Reinhart wordt vader en schrijft veel over de liefde. Na een aantal jaren wordt Reinhart weer ziek, maar geneest uiteindelijk weer. Als gevolg hiervan wordt zijn vrouw echter ernstig ziek, en na een kort ziektebed overlijdt zij. Reinhart is van binnen gebroken en laat zijn plantage voor wat het is. Aan het einde van boek zes keert hij terug naar Nederland, onder gehuil van de slaven.

Sentimentalisme

Elisabeth Maria Post kan als schrijfster van de Reinhart in de stroming van het sentimentalisme worden geplaatst, waaronder ook Reinvis Feith valt. In een 19e-eeuwse editie van de Elsevier vindt een bespreking plaats van Post. Hierin wordt gesteld dat Post, vooral in haar vroegere jaren

“sentimentaliteit als ‘fijn en diep gevoel’ beschouwde en ze een gevoelig hart de ‘beste gave die de hemel aan een man of vrouw kon schenken’, noemde”74. Het artikel stelt verder dat ze, vooral in latere jaren aangaf niets te moeten hebben van een overdreven of onoprechte gevoeligheid.

Sentimentaliteit (een stroming binnen de Preromantiek) was een opkomend verschijnsel in de tweede helft van de 18e eeuw, dat met het verschijnen van het boek Julia, geschreven door Feith, in de Nederlandse taal opduikt. In het begin ligt de betekenis nog niet helemaal vast, maar wordt er zoiets als gevoelsverfijning mee bedoeld. Afhankelijk van hoe men aankeek tegen deze gevoeligheid, werd deze term als positief of negatief beschouwd. Het sentimentalisme heeft echter maar kort gebloeid. Al gauw kwam de cultus van het verfijnde gevoel namelijk in een kwaad daglicht te staan75.

74 Croiset, ‘Een Sentimenteel Meisje’: 44. 75 Kloek en Paasman, Reinvis Feith: 19.

(24)

Ook Post lijkt in haar roman Reinhart, of Natuur en Godsdienst, die zij op al wat latere leeftijd schreef, niet als sentimenteel te willen karakteriseren:

gij weet tog dat ik nooit een laffe dweepachtige jonge was, die op overdreevene

gevoeligheid, of het zoogenaamde sentimenteele eenigen prijs stelde: maar, wars van alle verwijfde tederhartigheid,76

Post lijkt een onderscheid te maken tussen overdreven gevoel en gevoeligheid op zich. Rede speelde hierbij een grote rol, als evenwichtsbrenger bij een te hevige gevoeligheid. In de tweede helft van de 18e eeuw is deze tendens terug te zien in de maatschappij, zoals we ook al zagen in het theoretisch kader. Zowel het verstand als het gevoel waren belangrijke vermogens voor de verlichte mens; de rede verlicht de mens, het gevoel bezielt hem77. Toch werd er in de tweede helft van de 18e eeuw wel een grote nadruk gelegd op de zachte, verfijnde gevoelens. De mens diende naar zulke gevoelens te streven, met behulp van het verstand. Het vinden van een evenwicht tussen dweperij en

gevoelsverfijning bleek echter niet eenvoudig en het gevolg was een polarisatieproces tussen het gevoel versus het verstand. In het hier volgende onderzoek ik welke rol deze relatie tussen het gevoel en het verstand precies speelde in de roman van Post.

76 Post, Reinhart, of Natuur en Godsdienst: 317 (dl. 1) 77 Kloek en Paasman, Reinvis Feith: 13.

(25)

Analyse

Drif

De term drift werd in de 18e eeuw beschouwd als algemene term voor de beschrijving van de verscheidenheid van emoties, gelijk aan de term hartstocht78. Het WNT geeft de volgende betekenis aan hartstocht: “Iedere uit begeerte of uit afkeer ontstaande aandoening, welke het gemoed, de zinnen beweegt”79. Tegenwoordig zien we dat de term drift vaak wordt geassocieerd met een hevig gevoel van woede of ongeduld, zoals bijvoorbeeld bij woorden als ‘driftig’, ‘driftkikker’ of ‘driftbui’.

Hagen en Leemans onderzoeken in hun artikel “Een ‘vuurige aandoening van het hart’ Drif

en geestdrif in het Nederlands theater en de Nationale Vergadering, 1780-1800” het gebruik van de

term drift in laat 18e-eeuwse toneelstukken. Zij maken een onderscheid tussen edele en onedele driften, waarbij ze stellen dat de rustige of beheerste drift van de elite tegenover de ‘dolle bloedsdrift’ van het volk kan worden gesteld80. Toneelschrijvers probeerden aan het eind van de 18e eeuw dit beeld van edele en onedele vast te houden door gebruik te maken van een hele lijst aan bijvoeglijke naamwoorden. De onedele of woeste drift werd aangeduid met behulp van termen zoals ‘ongetemd’, ‘verblind’, ‘schandelijk’ of ‘zeer veel’ (hevig), terwijl de edele driften aangeduid werden als ‘zacht’, ‘edel’, ‘hoog’, etc81.

Ik wil ditzelfde onderscheid aanhouden en in de roman onderzoeken op welke momenten dit onderscheid tussen edele en onedele driften terugkomt en aan welke personages deze driften verbonden kunnen worden. Zo hoop ik een beeld te krijgen van het emotionele gedrag van de zwarte respectievelijk blanke personages. Om vast te stellen of er sprake is van een edele of onedele drift, wil ik in de context op zoek gaan naar bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen over de term ‘drift’, zoals ‘lage’, ‘dierlijke’, of ‘edele’, zoals we hierboven al zagen. Onedele of ongetemde (of andere termen die met deze woorden kunnen worden verbonden) driften associeer ik daarbij met onbeschaafde emoties, zoals ze in de 18e eeuw werden toegeschreven aan de massa en de zwarte mens82. Edele of hoge (of andere termen die met deze woorden kunnen worden verbonden) driften associeer ik met beschaafde emoties, zoals ze in de 18e eeuw aan de hogere, intellectuele burgerij werden toegeschreven.

Hoge en lage driften

In de roman zien we dit onderscheid tussen edele en onedele driften terug. Veel van de driften worden gekenmerkt door middel van bijvoeglijke naamwoorden die enerzijds kunnen worden aangeduid als beschaafd en anderzijds als onbeschaafd. Een korte blik op de voorkomens van de termen geeft aan dat onbeschaafde driften frequenter voorkomen dan beschaafde driften. Het aantal voorkomens voor onbeschaafde driften is ook frequenter dan het aantal voorkomens voor

beschaafde driften.

Onbeschaafde driften worden als volgt benoemd: allerlaagste, hevige, vernederende, schadelijke, onedele, (lage) dierendrift, redenloos, onverzadigde, ziedende, onzuivere, laagste aller-menselijke, wellustige, kwade. Uit deze beschrijving blijkt al enigszins dat het hier gaat om driften die

78 Sturkenboom, Spectators van Hartstocht: 81-82.

79 Zie: <http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M024541&lemma=hartstocht> 25 Mei 2017.

80 Hagen en Leemans, “Een ‘vuurige aandoening van het hart’”: 538. 81 Hagen en Leemans, “Een ‘vuurige aandoening van het hart’”: 539. 82

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de ontwikkeling van het eigen vermogen (van 2008 tot 2012) te delen door de ontwikkeling van de marktkapitalisatie, ontstaat een andere indicator die volgens het

Een aantal zorgverzekeraars geeft aan dat zij verdere ruimte voor onderscheid zien op het gebied van kwaliteit bijvoorbeeld door lokale experimenten, waar zij afspraken maken

Dit is voor de overige woorden bij werkwoordspelling niet mogelijk, maar door alle woordjes steeds op een andere kleur te printen, hoef je als groepsleider niet meer te kijken naar

Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven, (Gal. Israel kon zichzelf niet

Note: To cite this publication please use the final published version

Maar het geloof gekomen zijnde, zijn wij niet meer onder een leermeester; want gij allen zijt zonen Gods door het geloof in Christus Jezus.. Want zovelen gij tot Christus

- Emoties: confrontaties met belastende emotionele cliëntsituaties - Ongewenste intimiteiten: ervaren ongewenste intimiteiten op het werk - Werk-thuis: zorgen over het werk,

Voor de overdrachtsbelasting is de aanknoping bij het civiele recht bevestigd in de CAI -arresten. 38 Daarin oordeelde de fiscale kamer van de Hoge Raad in r.o. 3.2.2 dat het Hof