• No results found

Het onderscheid tussen affectie- en shockschade-vergoeding in rechtsvergelijkend perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het onderscheid tussen affectie- en shockschade-vergoeding in rechtsvergelijkend perspectief"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Het onderscheid tussen affectie- en shockschade-vergoeding in rechtsvergelijkend perspectief.

E.A.W. Claessens

1 juli 2015

Studentnummer: 6143466

Begeleider: A.V.T. de Bie

(2)

2

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

pagina 5

1. Schadevergoedingssysteem voor derden in Nederland en relevante

wijzigingen op basis van het huidige wetsvoorstel zorg-

en affectieschade.

pagina 8

1.1

Schadevergoeding direct slachtoffer

pagina 8

1.2 Schadevergoeding voor derden.

pagina 8

1.2.1 Overige gronden voor vergoeden van immateriële

pagina 9

schade.

1.2.1.1

Shockschadevergoeding derden.

pagina 9

1.2.1.2

Oogmerk immateriële schade toe te brengen.

pagina 9

1.2.2 Affectieschadevergoeding derden.

pagina 10

1.2.2.1 Wetsvoorstel vergoeding zorg- en affectieschade.

pagina 10

1.2.2.2 Vergoeding affectieschade van naasten bij ernstig

pagina 11

letsel van het directe slachtoffer

1.2.2.3 Vergoeding affectieschade van nabestaanden bij

pagina 12

van het directe slachtoffer.

1.2.2.4 Hoogte vergoeding affectieschade.

pagina 12

1.2.2.5 Kring van gerechtigden.

pagina 12

1.2.2.6 Mogelijkheid voor naasten en nabestaanden zich

pagina 13

als benadeelde partij in het strafproces te voegen.

2. Shockschadevergoeding binnen het Nederlandse rechtstelsel.

pagina 14

2.1 Hoge Raad 22 februari 2002, NJ 2002, 240 Kindertaxi-arrest

pagina 14

(3)

3

2.1.1 Partijen

pagina 14

2.1.2 Beschrijving van de feiten

pagina 14

2.1.3 Rechtsvraag

pagina 14

2.1.4 Beoordeling door de Hoge Raad

pagina 15

2.1.5 Essentie van de uitspraak

pagina 16

2.1.6 NJ-annotatie van J.B.M. Vranken

pagina 16

2.2 Ontwikkeling van het shockschadebegrip na het kindertaxi-arrest

pagina 17

2.2.1. De ontwikkeling van het vereiste van directe confrontatie pagina 17

2.2.1.1 Het Verkeersterrorist-arrest

pagina 18

2.2.1.2 Jurisprudentie na het Verkeersterrorist-arrest

pagina 18

3. Rechtsvergelijkend onderzoek naar affectie-en shockschade in

Duitsland en Engeland.

pagina 21

3.1 Relevante rechtsstelsels

pagina 21

3.2. Het Duitse rechtsstelsel

pagina 21

3.2.1 Affectieschade

pagina 21

3.2.2 Shockschade

pagina 22

3.2.3 Onderscheid affectie- en shockschade

pagina 24

3.3. Het Engelse rechtstelsel

pagina 24

3.3.1 Affectieschade

pagina 24

3.3.2 Shockschade

pagina 25

3.3.2.1 Primary en secondary victims

pagina 26

3.3.2.2 Tort of negligence

pagina 26

(4)

4

4. Analyse van het rechtsvergelijkend onderzoek en mogelijke

aanbevelingen voor het Nederlandse stelsel.

pagina 30

4.1 Shockschade

pagina 30

4.1.1 Shockschade in Nederland

pagina 30

4.1.2 Shockschade in Duitsland

pagina 31

4.1.3 Shockschade in Engeland

pagina 31

4.2 Affectieschade

pagina 32

4.3 Aanbevelingen aan de Nederlandse wetgever/rechter

pagina 33

Conclusie

pagina 37

Bronvermelding

pagina 39

(5)

5

Inleiding

Het consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade, ter versterking van de positie van

letselschadeslachtoffers en hun naasten (hierna: consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade), werd eind mei 2014 gepubliceerd en ter consultatie voorgelegd.1 Het behelst vier belangrijke wijzingen ten opzichte van de huidige situatie; de verruiming van vergoeding van ‘zorgschade’, de mogelijkheid tot het vergoeden van ‘affectieschade’, de mogelijkheid voor naasten en nabestaanden zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces en de nieuwe bepalingen betreffende beslag en overgang van een vordering tot smartengeld.2 Naast een korte bespreking van de mogelijkheid voor naasten en nabestaanden zich te voegen in het strafproces zal voornamelijk de tweede wijziging in deze scriptie behandeld worden. Het betreft de mogelijkheid tot het vorderen van smartengeld voor naasten zijnde het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat en dat men lijdt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, ernstig gewond raakt of overlijdt.3 Tot op heden kwam deze schadepost niet voor vergoeding in aanmerking binnen het Nederlandse rechtstelsel. Wel bestond er voor nabestaanden en naasten de mogelijkheid zogeheten ‘shockschade’ te vorderen.

Sinds het Kindertaxi-arrest uit 2002 komt in Nederland opgelopen shockschade in bepaalde gevallen voor vergoeding in aanmerking.4 Shockschade betreft zowel de materiële als immateriële schade die als gevolg van het waarnemen van een ongeval dat een ander is overkomen of het waarnemen van de gevolgen daarvan is ontstaan.5 Het vergoeden van deze schade heeft als primair doel het compenseren van het (geestelijk) letsel van het slachtoffer dat het gevolg is van de door die confrontatie

veroorzaakte emotionele shock. Het betreft uitdrukkelijk niet de vergoeding van schade opgelopen door verdriet wegens het overlijden of gewond raken van een naaste, de zogenaamde affectieschade.6 In het arrest van de Hoge Raad kunnen vijf voorwaarden gelezen worden waaraan voldaan dient te worden vorens aanspraak te maken op de vergoeding van shockschade. Zo moet er sprake zijn van een schending van een verkeers- of veiligheidsnorm (I) waardoor iemand wordt gedood of gekwetst (II), het ongeval moet worden waargenomen of er dient sprake te zijn van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan (III), waardoor een hevige emotionele shock ontstaat (IV), waaruit

1

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/publicaties/2014/05/28/wetsvoorstel-schadevergoeding-zorg-en-affectieschade.html, geraadpleegd op 1 juni 2015; zie ook

https://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_zorg_en_affectieschade geraadpleegd op 1 juni 2015.

2

Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen; zie ook A.J. Verheij,’ Wetsvoorstel zorg- en affectieschade. Een evenwichtsoefening tussen hanteerbaarheid en individuele rechtvaardigheid’, Verkeersrecht 2014, nr. 6, p.218.

3

Memorie van toelichting, Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p.1.

4 HR 22 februari 2002(Kindertaxi-arrest), ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240 m. nt. J.B.M. Vranken. 5 A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’

Ars Aequi Libiri, p. 115. 6

(6)

6 geestelijk letsel voortvloeit (V). Hetgeen zich met name zal kunnen voordien indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of gewond is geraakt.7 Bovengenoemde vereisten worden sinds 2002 door de lagere rechtspraak als cumulatieve vereisten toegepast, met als gevolg dat het aantal personen die voor de vergoeding van deze schade in

aanmerking komen beperkt is.8 De groep naasten en nabestaanden die recht hebben op een vergoeding voor de door hen geleden schade zal echter aanzienlijk worden uitgebreid mocht het huidige

wetsvoorstel worden ingevoerd. In dat geval zullen de twee juridische schadeposten, affectieschade en shockschade als cumulatieve posten naast elkaar bestaan, zoals de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie impliciet te kennen heeft gegeven.9 Hij voorziet weinig problemen voor de rechter bij het toepassen van de regeling van affectieschade.10 De vraag is echter of hij zich op gelijk standpunt kan stellen betreffende de problematiek van samenloop tussen affectie- en shockschade. De verhouding tussen beide schadeposten is van belang wanneer beide voor vergoeding in aanmerking komen.11 Dit lijkt problematisch nu het geestelijk letsel niet te herleiden valt tot de confrontatie met het ongeval of tot het verdriet dat ontstaat wegens het overlijden of opgelopen ernstige letsel van het directe

slachtoffer.12 Op een mogelijke samenloop wordt in het wetsvoorstel niet ingegaan.13

Een analyse zal worden gemaakt van de wijzen waarop de rechtssystemen van ons omringende landen deze materie aanpakken. De vraag die centraal zal staan in deze scriptie is: op welke wijze wordt in de rechtstelsels van Engeland en Duitsland omgegaan met de samenloop van de vergoeding van affectie- en shockschade en heeft dit betekenis voor het Nederlandse systeem na invoering van het consultatie wetsvoorstel zorg- en affectieschade?

Om tot een antwoord te komen op de centrale vraag zal ten eerste een korte analyse gemaakt worden van het huidige schadevergoedingssysteem voor derden in Nederland, waarna besproken zal worden welke wijzigingen het huidige wetsvoorstel zorg- en affectieschade met zich mee brengt. Vervolgens zal de vergoeding van shockschade binnen het Nederlandse rechtsstelsel besproken worden waarbij de relevante jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Hoge Raad in het Kindertaxi-arrest, uitgebreid

7 HR 22 februari 2002 (Kindertaxi-arrest), ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240 m. nt. J.B.M. Vranken.

r.o. 4.3; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.232.

8 P.B. Emaus, De ontwikkeling van het confrontatiecriterium in shockschade zaken: een analyse naar aanleiding

van het Vilt-arrest, AV&S 2011, nr.7, p. 3.

9 M. Hebly, I. van der Zalm, E. Engelhard, ’Wetsvoorstel schadevergoeding zorg- en affectieschade: verbetering

van de positie van slachtoffers en naasten’, Ars Aequi 2015, nr. 2, p. 104.

10 Memorie van toelichting, Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het

Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p. 7.

11 A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002,

p. 135.

12 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.276.

13 R.J.P. Kottenhagen, ’Vergoeding van immateriële schade. Over shockschade en hogere

(7)

7 geanalyseerd zal worden. Hierna zal gekeken worden naar de behandeling van affectie- en

shockschade in de rechtstelsels van Engeland en Duitsland. Tot slot zullen relevante aspecten van deze analyses voor het Nederlandse stelsel worden uitgelicht en mogelijke aanbevelingen besproken

(8)

8

1. Schadevergoedingssysteem voor derden in Nederland en relevante

wijzigingen op basis van het huidige wetsvoorstel zorg- en affectieschade.

Om een goed beeld te krijgen van de gevolgen van invoering van het wetsvoorstel is het van belang de huidige wetgeving te bekijken en overzichtelijk te krijgen op welke wijze deze zal worden gewijzigd mocht het consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade als zodanig worden ingevoerd. In dit hoofdstuk zal het huidige stelsel besproken worden aangaande de vergoeding van schade aan derden, waaronder de vergoeding van affectieschade, waarna de inhoud van het consultatie Wetsvoorstel aan bod komt.

1.1 Schadevergoeding directe slachtoffer

Schadeposten die in het Nederlandse recht voor vergoeding in aanmerking komen zijn die van materiële schade (vermogensschade) en die van immateriële schade (ander nadeel dan

vermogensschade).14 Wie hier recht op heeft en in welke gevallen is onder andere vastgelegd in titel 1 afdeling 10 van boek 6 BW waarin de wettelijke verplichting tot schadevergoeding is opgenomen. Het betreft bepalingen aangaande het vaststellen van de (omvang van de) vergoeding. De grondslag voor het vergoeden van de schade is echter in specifieke aansprakelijkheidsbepalingen te vinden.15

Op het moment dat iemand letsel oploopt waar een ander jegens hem aansprakelijk voor is geldt dat de materiële en immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de vaststelling van de vergoedbare vermogensschade dienen artikel 6:95 en 6:96 BW te worden toegepast. Uitgangspunt is dat men zowel recht heeft op vergoeding van alle kosten die men zonder de aansprakelijkheid vestigende gebeurtenis niet zou hebben gemaakt als op de gederfde winst.16 Indien de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade, bestaande in een vergoeding voor geleden pijn en verdriet (smartengeld), zal deze naar billijkheid worden vastgesteld op grond van artikel 6:106 lid 1BW. Bij het vergoeden van de immateriële schade bestaat de contradictie dat de schade die juist niet bestaat in vermogen, zal worden vergoed in geld. De functies van het vergoeden van deze schadepost zijn compensatie en genoegdoening.17

1.2 Schadevergoeding voor derden

Voor de vergoeding van schade geleden door derden geldt een ander systeem dan voor ‘het direct slachtoffer’; het gesloten systeem van artikel 6:107 en 6:108 BW.

14 Artikel 6:95 BW.

15

Bijvoorbeeld 6:74 BW (tekortkoming in de nakoming) of 6:162 BW (onrechtmatige daad) of 185 WVW(civiele aansprakelijkheid).

16 J. Spier, T Hartlief, G.E. van Maanen, R.D. Vriesendorp, Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding,

Deventer: Kluwer 2009, p. 291; zie ook artikel 6:96 lid 1 BW.

17

(9)

9 Op grond van de eerste bepaling komt verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking. Het betreft de schade die normaal gesproken voor rekening van het slachtoffer komt, wel verhaald kan worden op de aansprakelijke veroorzaker, maar in dit geval door een derde is voldaan.

Op grond van artikel 6:108 BW komt gederfd levensonderhoud voor een bepaalde groep nabestaanden voor vergoeding in aanmerking.18 Opgemerkt dient te worden dat er bij de toepassing van beide artikelen geen sprake hoeft te zijn van een onrechtmatige daad dan wel toerekenbare tekortkoming van laedens jegens deze derde nu artikel 6:107 en 6:108 BW een zelfstandig recht voor de derde geeft. Deze bepalingen derogeren aan het algemene onrechtmatige daadsrecht.19 Schadeposten voor derden die geen onderdeel uitmaken van de limitatieve opsommingen in deze artikelen komen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is het gevolg van het exclusieve karakter van de bepalingen.20 Artikel 6:108 BW bevat een limitatieve opsomming van gerechtigden die voor vergoeding van hun schade in aanmerking komen. De limitatief genoemde schadeposten die in aanmerking komen voor vergoeding zijn die van gederfd levensonderhoud in de vorm van weggevallen inkomsten of huishoudelijke werkzaamheden (lid 1) en de kosten van lijkbezorging (lid 2).

1.2.1 Overige gronden voor vergoeden van immateriële schade

Wanneer een derde via het gesloten systeem van artikel 6:107 en 6:108 BW geen aanspraak maakt op een vergoeding, bestaan er in bepaalde gevallen mogelijkheden om de schade te verhalen in het geval er rechtstreeks onrechtmatig is gehandeld jegens deze derde; de shockschade vergoeding en de vergoeding van immateriële schade wanneer het oogmerk was deze schade toe te brengen. 1.2.1.1 Shockschadevergoeding derden

Bij de shockschadevergoeding, die sinds het Kindertaxi-arrest in Nederland voor vergoeding in aanmerking komt, is er sprake van een rechtstreekse onrechtmatige daad jegens de derde waarbij artikel 6:162 BW de grondslag voor een dergelijke vordering is. Deze vergoeding zal uitgebreid aan bod komen in het tweede hoofdstuk.

1.2.1.2 Oogmerk immateriële schade toe te brengen

De tweede mogelijkheid voor een derde om via een rechtstreekse onrechtmatige daad vergoeding te vorderen voor zijn schade is wanneer de dader zijn daad heeft begaan met het uitdrukkelijk oogmerk

18 Onder andere de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige

kinderen, andere bloed- of aanverwanten mits de overledene ten tijde van het overlijden geheel of ten dele voorzag in hun levensonderhoud, degenen die reeds vóór de gebeurtenis met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud hij (deels) voorzag.

19 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom juridische uitgevers, 2012

p.245.

20 J. Spier, T Hartlief, G.E. van Maanen, R.D. Vriesendorp, Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding,

(10)

10 daarmee immateriële schade toe te brengen aan een ander dan het directe slachtoffer. Voldaan dient te worden aan het vereiste van het oogmerk uit artikel 6:106 lid 1 sub a BW en aan het vereiste, uit artikel 6:95 BW, dat de daad jegens het directe slachtoffer ook een onrechtmatige daad oplevert jegens de derde.21

1.2.2 Affectieschadevergoeding derden

Het leed en verdriet dat naasten en nabestaanden ondervinden door het letsel of de dood van het directe slachtoffer valt onder de zogenoemde affectieschade. Deze vorm van schade wordt in

Nederland tot op heden niet vergoed. In het Kindertaxi-arrest herhaalde de Hoge Raad dit uitgangspunt en gaf aan dat daar geen rechtsvormende taak voor de rechter ligt.22 Het Wetsvoorstel affectieschade23 werd op 23 maart 2010 door de Eerste Kamer verworpen. De poging om via deze weg een erkenning te geven voor het leed van naasten en nabestaanden is tot teleurstelling van velen in de literatuur op niets uitgelopen.24 Een herkansing voor een dergelijk stelsel vindt momenteel plaats via het consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade.25

1.2.2.1 Wetsvoorstel vergoeding zorg- en affectieschade

Wat betreft de wijzigingen die het consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade met zich mee brengt zal de behandeling daarvan in deze bijdrage beperkt blijven tot de introductie van de

mogelijkheid tot het vergoeden van affectieschade en een korte beschrijving van de mogelijkheid voor naasten en nabestaanden om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces. De overige

wijzingen zijn irrelevant voor dit onderzoek en de bespreking daarvan zal derhalve achterwege blijven. Het vergoeden van affectieschade maakt een einde aan het restrictieve stelsel van artikel 6:107 en 6:108 BW.26 De specifieke grondslag voor een vordering tot vergoeding van affectieschade wordt vastgelegd voor het geval de direct gekwetste ernstig gewond raakt en voor het geval de direct gekwetste overlijdt.27

21 HR 26 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2775, r.o. 3.3.2; zie ook Rb Arnhem 16 april 2008,

ECLI:NL:RBARN:2008:BC9632, r.o. 4.3.

22

HR 22 februari 2002 (Kindertaxi-arrest), ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240 m. nt. J.B.M. Vranken. r.o. 4.2.

23 Wetsvoorstel inzake ‘Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet

schadefonds geweldsmisdrijven in verband met vergoedbaarheid van schade als gevolg van overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten (28 781)’.

24 S.D. Lindenbergh, ’Het wetsvoorstel affectieschade: een treurige dood (?)’, NJB 2010, nr.24, p. 1530; zie ook

R. Rijnhout,’Wetsvoorstel affectieschade verworpen door de Eerste Kamer’, TVP 2010, nr. 2, p. 41.

25https://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_zorg_en_affectieschade geraadpleegd op 1 juni 2015; zie ook

M. Hebly, I. van der Zalm, E. Engelhard,’ Wetsvoorstel schadevergoeding zorg- en affectieschade: verbetering van de positie van slachtoffers en naasten’, Ars Aequi 2015, nr. 2, p. 93.

26 R.J.P. Kottenhagen, ’Vergoeding van immateriële schade. Over shockschade en hogere

smartengeldvergoedingen’, Letsel& Schade 2014, nr. 2, p. 29.

27

(11)

11 Met het vergoeden van affectieschade wordt zowel aangesloten bij het doel van erkenning van het door naasten ondervonden leed als bij het doel van het verschaffen van genoegdoening in die zin dat het geschokte rechtsgevoel van de naasten wordt verzacht doordat van de aansprakelijk persoon een opoffering wordt verlangd.28 De mogelijkheid van vergoeding van affectieschade is in het voorstel opgenomen voor twee situaties, welk onderscheid ook tot uitdrukking komt in de hoogte van de vaste bij AMvB vastgestelde vergoeding.29 De eerste betreft de situatie dat naasten immateriële schade hebben opgelopen doordat de direct gekwetste ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk gehouden wordt (artikel 6:107 lid 1 sub b Nieuw BW). De tweede betreft de situatie dat nabestaanden, genoemd in artikel 6:108 lid 4 Nieuw BW, immateriële schade hebben opgelopen als gevolg van het overlijden van de direct gekwetste waarvoor een ander aansprakelijk gehouden wordt (artikel 6:108 lid 3 Nieuw BW).

Daarbij geldt dat de aansprakelijke persoon jegens de naaste of nabestaande ingevolge artikel 6:107 lid 6 (thans nog lid 2) Nieuw BW en artikel 6:108 lid 5 (thans nog lid 3) Nieuw BW dezelfde

verweermiddelen heeft als tegenover het directe slachtoffer, waarbij onder andere de eigen schuld van het directe slachtoffer tegengeworpen kan worden aan de naaste of nabestaande (artikel 6:101 BW). Deze redenering is gelegen in het nauwe verband tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en het recht op vergoeding van affectieschade. De aansprakelijke persoon hoeft geen genoegdoening te verschaffen voor het letsel wat (mede) is ontstaan door fouten van de direct gekwetste zelf. Nu er gestreefd wordt de vergoeding in verhouding met de schade vast te stellen zou het onwenselijk zijn de eigen schuld van het directe slachtoffer hier niet in te betrekken.30

1.2.2.2 Vergoeding affectieschade van naasten bij ernstig letsel van het directe slachtoffer

Het vereiste uit artikel 6:107 lid 1 sub b Nieuw BW dat het letsel ernstig en blijvend dient te zijn moet zo worden begrepen dat het vooruitzicht ontbreekt dat de letselgevolgen na verloop van tijd

verminderen, althans in die mate dat het letsel niet meer als ernstig valt aan te merken. Als handvat wordt in de memorie van toelichting een percentage van 70 procent blijvend functioneel verlies gegeven. Dit is uitdrukkelijk geen doorslaggevend percentage. De staatssecretaris merkt wel op dat de begrippen mogelijk nader dienen te worden uitgelegd in de rechtspraktijk. Mocht er behoefte aan zijn dan bevat artikel 6:107 lid 3 Nieuw BW zelfs een grondslag voor het preciseren van de begrippen bij algemene maatregel van bestuur. Het bovengenoemde letsel zal aangetoond moeten worden door de naaste die zich beroept op vergoeding van affectieschade. Derhalve zal het praktisch gezien moeten gaan om medisch objectiveerbaar letsel.31 Naast het opzichzelfstaande letsel speelt bij de vergoeding

28

Memorie van toelichting, Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p. 5.

29 Idem, p. 7. 30 Idem, p. 24-25. 31

(12)

12 ook mee welke invloed dit letsel heeft op het leven van de naaste en de gekwetste. In de afweging wordt meegenomen of er andere omstandigheden bestaan, waardoor er sprake is van een zodanig verlies of ernstige verstoring van de mogelijkheid van wezenlijk persoonlijk contact tussen beiden, dat van ernstig blijvend letsel gesproken kan worden.32

1.2.2.3 Vergoeding affectieschade van nabestaanden bij overlijden van het directe slachtoffer De tweede situatie waarbij de mogelijkheid van vergoeding van affectieschade bestaat is het geval wanneer nabestaanden immateriële schade hebben opgelopen als gevolg van het overlijden van het slachtoffer.33 De groep naasten die voor vergoeding in aanmerking komt is dezelfde als het geval waarin het slachtoffer ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen.34

1.2.2.4 Hoogte vergoeding affectieschade

De hoogte van de vergoeding van de affectieschade wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.35 De bedragen zijn vastgelegd in tabel 1 van de memorie van toelichting. Het betreft een genormeerd systeem waarbij drie factoren van invloed zijn op de hoogte van de vergoeding; de persoonlijke relatie van de naaste tot het slachtoffer, de aard van de normschending en de aard van de kwetsing.36

1.2.2.5 Kring van gerechtigden.

De nieuwe artikelen 6:107 lid 2 en 6:108 lid 4 BW bepalen limitatief wie tot de groep naasten, genoemd in het eerste lid sub b respectievelijk lid 3, behoren. Achterliggende gedachte hierbij is dat slechts naasten met een zeer nauwe band met het slachtoffer het recht toe komt op de vergoeding van affectieschade. Het betreft overigens geen volledig gesloten stelsel nu er in lid 2 respectievelijk lid 4 sub g een hardheidsclausule is opgenomen; aansluitend bij de erkenningsfunctie van affectieschade kan ieder andere persoon met een zodanige nauwe betrekking tot het slachtoffer als naaste worden aangemerkt op grond van de redelijkheid en billijkheid. Hierbij geldt ook dat de spiegelbeeldige situatie zich kan voordoen, de rechter kan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

onaanvaardbaar achten om affectieschade te vergoeden indien de relatie daar in de praktijk niet naar is. De rechter zal deze uitzondering met bijzonder veel terughoudendheid dienen toe te passen.37 Met

32 Memorie van toelichting , Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het

Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen , p. 19.

33

Artikel 6:108 lid 3 Nieuw BW.

34 Artikel 6:108 lid 4 Nieuw BW

35 Artikel 6:107 lid 1 sub b en 6:108 lid 3 Nieuw BW.

36 R. Rijnhout, ‘Het consultatievoorstel schadevergoeding zorg- en affectieschade: een beschrijving’, TVP 2014,

nr. 4, p. 124.

37 Memorie van toelichting , Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het

Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p. 19- 21; zie ook A.J. Verheij,’ Wetsvoorstel zorg- en affectieschade. Een evenwichtsoefening tussen hanteerbaarheid en individuele rechtvaardigheid’, Verkeersrecht 2014, nr. 6, p.222; zie ook Advies concept-wetsvoorstel

(13)

13 deze hardheidsclausule wordt voorkomen dat het nieuwe stelsel, net als het huidige, de facto een limitatief karakter krijgt.38

1.2.2.6. Mogelijkheid voor naasten en nabestaanden zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen.

Het consultatie Wetsvoorstel zorg- en affectieschade behelst naast de mogelijkheid tot de vergoeding van affectieschade nog een andere voor dit stuk relevante wijziging, de wijziging van artikel 51 f lid 2 Wetboek van Strafvordering. Hier wordt de mogelijkheid gecreëerd voor naasten en nabestaanden om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces voor de vergoeding van affectieschade en vergoeding van kosten die naasten ten behoeve van een slachtoffer van een strafbaar feit hebben gemaakt.39 Deze laatste schadepost betreft die van verplaatste schade welke thans reeds vorderbaar is op grond van het huidige artikel 6:107 lid 1 BW.40Aanleiding voor deze voorgestelde wijziging is de Amsterdamse zedenzaak.41 De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie deed in de Tweede Kamer de toezegging de mogelijkheid te creëren voor ouders van minderjarige kinderen die als gevolg van een strafbaar feit ten behoeve van hun kind kosten hebben gemaakt om zich te kunnen voegen en derhalve deze kosten te verhalen op de dader.42

schadevergoeding zorg- en affectieschade Raad voor de rechtspraak 29 sep 2014, p. 4,

file:///C:/Users/Eline/Downloads/2014-36-Advies-concept-wetsvoorstel-schadevergoeding-zorg--en-affectieschade.pdf geraadpleegd op 1 juni 2015.

38 A.J. Verheij,’ Wetsvoorstel zorg- en affectieschade. Een evenwichtsoefening tussen hanteerbaarheid en

individuele rechtvaardigheid’, Verkeersrecht 2014, nr. 6, p.223.

39

Artikel 51 f lid 2 en artikel 36 f lid 1 Wetboek van Strafvordering.

40 Memorie van toelichting , Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het

Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p. 1 en 8.

41 Hof Amsterdam 26 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8885. 42 Kamerstukken II 2012-2013, 33 552, p.5.

(14)

14

2. Shockschadevergoeding binnen het Nederlandse rechtsstelsel

Om de verhouding tussen affectie-en shockschade goed in kaart te kunnen brengen is het essentieel een analyse te maken van de wijze waarop shockschade binnen het Nederlandse rechtstelsel voor vergoeding in aanmerking komt. Deze analyse zal starten met de bespreking van het Kindertaxi-arrest van de Hoge Raad waarbij een korte beschrijving van de feiten, de rechtsvraag, de beoordeling en de essentie van de uitspraak aan bod zullen komen. Vervolgens zal latere jurisprudentie die relevant is voor de ontwikkeling van het shockschadebegrip besproken worden.

2.1 Hoge Raad 22 februari 2002, (Kindertaxi-arrest ) NJ 2002, 240 2.1.1 Partijen

De verzekeringsmaatschappij van de chauffeur is eiseres tot cassatie tevens incidenteel verweerster in cassatie, de moeder van het doodgereden kind is verweerster in cassatie tevens incidenteel eiseres tot cassatie.

2.1.2 Beschrijving van de feiten

Moeder geeft haar vijfjarige dochter toestemming om buiten op het woonerf te gaan spelen. Kort daarna wordt zij door de buurvrouw gewaarschuwd dat haar dochter is aangereden door een achteruit rijdende taxibus. Ze treft haar dochter gewond aan op straat, gaat vervolgens terug naar binnen om de hulpdiensten te verwittigen en keert dan terug naar haar dochter. Hier doet zij een poging het hoofd van haar dochter om te draaien, op dat moment komt zij tot de gruwelijke ontdekking dat de schedel van haar dochter leeg is, de inhoud ervan, wat ze tot dan toe aangezien had voor braaksel, blijkt op straat te liggen. De 28-jarige moeder houdt nog jaren na het ongeval last van nachtmerries, is depressief en apathisch.

2.1.3 Rechtsvraag

De rechtsvraag is of de moeder recht heeft op vergoeding van de schade die zij lijdt door de shock die veroorzaakt werd door de confrontatie met haar ernstige verminkte, dode dochter en op vergoeding van de schade die zij lijdt door het verdriet van het overlijden van haar dochter?

(15)

15 2.1.4 Beoordeling door de Hoge Raad

Alvorens tot een oordeel in de zaak te komen benoemt de Hoge Raad een aantal algemene gezichtspunten wat betreft de vergoeding van door derden geleden schade.43 Het vergoeden van immateriële schade kan het leed verzachten en kan erkenning van het ondervonden leed betekenen. Dit kan echter geen grond voor toewijzing zijn, daar er een rechtsgrond ontbreekt die tot aansprakelijkheid leidt. Artikel 6:108 BW laat geen ruimte voor vergoeding van nadeel wegens verdriet over hetgeen de nabestaanden is overkomen. Daarbij merkt de Hoge Raad op dat het mogelijk is dat deze bepalingen onvoldoende tegemoet komt aan de maatschappelijke behoefte voor het vergoeden van dit soort schade. Het gaat echter de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om in afwijking van het wettelijk stelsel zonder meer een vergoeding toe te kennen.44 Wel merkt de Hoge Raad op dat de moeder in deze situatie behoort tot de categorie van personen die het meest in aanmerking zou komen voor de vergoeding van affectieschade.45

De Hoge Raad noemt de volgende vijf criteria: er moet sprake zijn van een schending van een verkeers- of veiligheidsnorm (I) waardoor iemand wordt gedood of gekwetst (II), het ongeval moet worden waargenomen of er dient sprake te zijn van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan (III), waardoor een hevige emotionele shock ontstaat (IV), waaruit geestelijk letsel voortvloeit (V).

Wanneer er voldaan wordt aan deze vijf vereisten handelt de schadeveroorzakende persoon niet alleen onrechtmatig jegens het slachtoffer, maar ook jegens de desbetreffende naaste/nabestaande van het directe slachtoffer op grond van artikel 6:162 BW. Dit opent de weg naar een volledige

schadevergoeding. In dit geval bestaat er wel ruimte voor vergoeding van de ontstane immateriële schade, namelijk op grond van het bepaalde in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW. De

naaste/nabestaande is namelijk “op andere wijze in zijn persoon aangetast”.46

Met betrekking tot de confrontatie bepaalt de Hoge Raad dat het voldoende is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gevaarzettend handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. De confrontatie hoeft

noodzakelijkerwijs niet gelijk met de schadeveroorzakende gebeurtenis plaats te vinden, dit kan ook (kort) nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Voldoende is dat betrokkene rechtstreeks wordt geconfronteerd met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. In casu is het

43

HR 22 februari 2002 (Kindertaxi-arrest), ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240 m. nt. J.B.M. Vranken. r.o. 4.1-4.3.

44 Idem, r.o. 4.1 en 4.2 45 Idem, r.o. 6.1. 46

(16)

16 voldoende dat moeder onmiddellijk na het ongeval geconfronteerd wordt met de toestand van haar dochtertje. Dit leidt tot een directe confrontatie.47

Wat betreft de samenloop van de immateriële schade veroorzaakt door de confrontatie en de schade die ontstaat door het verdriet om het slachtoffer geldt dat ondanks dat affectieschade niet voor

vergoeding in aanmerking komt er wel ruimte bestaat voor het vergoeden van de ‘shockschade’. Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding voor de laatst genoemde schadepost zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs een afweging moeten maken in hoeverre met deze samenloop rekening wordt gehouden.48 Voorts wordt benadrukt dat bij de begroting van de immateriële schade rekening dient te worden gehouden met alle

omstandigheden van het geval en met name ook met de aard van de aansprakelijkheid en de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene.49

2.1.5 Essentie van de uitspraak

Op de eerste plaats komt de vergoeding van shockschade naar aanleiding van dit arrest in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast geeft de Hoge Raad een vijftal voorwaarden waaraan voldaan dient te worden vorens ook een onrechtmatige daad jegens de derde kan worden aangenomen en dientengevolge shockschade vergoed kan worden. De wijze waarop deze voorwaarden vervolgens moeten worden ingevuld wordt ook behandeld. Belangrijke gezichtspunten daarbij zijn dat de confrontatie met de shock veroorzakende gebeurtenis niet direct hoeft plaats te vinden, in zoverre dat waarneming ervan (kort) na de gebeurtenis ook voldoende kan zijn.

2.1.6 NJ-annotatie van J.B.M. Vranken 50

Allereerst noemt Vranken, zijns inziens de twee positieve aspecten van de uitspraak; de

toewijsbaarheid van de vordering tot vergoeding van shockschade en het feit dat naast het immateriële deel ook het materiële deel voor vergoeding in aanmerking komt. Hij benadrukt echter wel dat deze uitspraak slechts een klein deel behandelt van de gehele problematiek van schadevergoeding voor naasten. Het is duidelijk dat de Hoge Raad openlijk problemen had met het invullen van zijn

rechtsvormende taak. De benadering van de Hoge Raad betreffende de shockschade is terughoudend, enkel wordt beoordeeld of de geschonden verkeersnorm jegens het kind tevens een onrechtmatige daad oplevert jegens de moeder.

Uit het arrest vloeit volgens Vranken de samenloopvraag voort naar de verhouding van shockschade en affectieschade. Dit geldt zowel voor een stelsel waar geen grondslag is voor het vergoeden voor

47

Idem, r.o. 5.2.

48 Idem, r.o. 5.4.

49 Idem, r.o. 6.4 en 3.4; zie ook Hoge Raad 17 november 2000 (Druijff – Bouw), ECLI:NL:HR:2000:AA8358,

r.o. 3.2.

(17)

17 affectieschade als voor een stelsel waarin die ruimte wel bestaat. Vranken is duidelijk niet gelukkig met het gehanteerde onderscheid tussen beide schadeposten.

2.2 Ontwikkeling van het shockschadebegrip na het kindertaxi-arrest

De vereisten uit het Kindertaxi-arrest worden door de lagere rechtspraak als cumulatieve vereisten toegepast.51 Zij zijn naast onderwerp van menig rechtsgeschil ook stof voor discussie in de literatuur geworden. In het bijzonder het vereiste van confrontatie leidt tot uiteenlopende interpretaties, zowel in de rechtspraak als in de literatuur. Het wordt over het algemeen gezien als het meest essentiële

criterium van de Kindertaxi-criteria. Daarnaast is het door de Hoge Raad, onder andere door het hanteren van de extra toevoeging, inhoudende dat het voldoende is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gevaar zettende handelen en het geestelijk letsel bij een derde door de confrontatie ontstaan, tevens gemaakt tot het meest open geformuleerde criterium.52 Zo is het waarnemen van het ongeval voldoende, maar ook het waarnemen van de plaats van het ongeval met de feitelijke schade.53 2.2.1. De ontwikkeling van het vereiste van de directe confrontatie

In de literatuur en de rechtspraak gingen veel geluiden op om het vereiste van de directe confrontatie niet van belang te achten bij derden met een affectieve of een sterke emotionele band met het directe slachtoffer.54 Het betrof onder andere een zaak waarin een dochter door wurging om het leven is gekomen waarna zij in brand is gestoken en identificatie slechts mogelijk was via gebitsgegevens.55 Wat betreft de directe confrontatie stellen de ouders te zijn geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het misdrijf. Daartoe behoren de onmogelijkheid tot identificatie van hun dochter en het feit dat de omstandigheden waaronder hun dochter om het leven is gekomen breed zijn uitgemeten in de pers en het strafproces.56 Ook betrof het een zaak waarin een 27-jarige dochter door haar echtgenoot wordt versuft met ether en vervolgens met meer dan 80 messteken om het leven wordt gebracht.57 Wat betreft de directe confrontatie stelt de vader zich op het standpunt dat hij is geconfronteerd met de directe gevolgen van het misdrijf door het zien van het levenloze lichaam en doordat hij van

omwonenden en de politie heeft moeten vernemen wat zich heeft afgespeeld.58 De derde zaak waarin

51 P.B. Emaus, De ontwikkeling van het confrontatiecriterium in shockschade zaken: een analyse naar aanleiding

van het Vilt-arrest, AV&S 2011, nr.7, p. 3.

52 Idem, p. 4 en S.D. Lindenbergh, Schade door schrik, immateriële schade bij overlijden van een naaste, NbBW

2002, nr.5 61-62.

53 HR 22 februari 2002 (Kindertaxi-arrest), ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002, 240 m. nt. J.B.M. Vranken.,

r.o. 5.2.

54 Rb. Arnhem 16 april 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BC9632, r.o. 4.11; zie ook Rb. Arnhem 29 maart 2006,

ECLI:NL:RBARN:2006:AW2774, r.o.3.8; zie ook Rb. Arnhem 21 mei 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BD2057, r.o. 4.10; zie ook R.J.P. Kottenhagen, ’Shockschade en het vereiste van de directe confrontatie- een gemiste kans,’ NTBR 2010, nr. 17, p. 4.

55 Rb. Arnhem 16 april 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BC9632, r.o. 2.1. 56 Idem, r.o. 4.8.

57 Rb. Arnhem 29 maart 2006, ECLI:NL:RBARN:2006:AW2774, r.o. 2.2 en 2.3. 58

(18)

18 de rechtbank Arnhem uitspraak heeft gedaan betrof de situatie dat de dochter door haar huurbaas van korte afstand met een Uzi-pistoolmitrailleur door haar hoofd is geschoten.59 Wat betreft het vereiste van een directe confrontatie wordt gesteld dat er sprake is van confrontatie met de ernstige gevolgen nu de moeder door de politie is ingelicht van het feit dat haar dochter met een groot aantal kogels was doodgeschoten, dat de dochter in het huis van moeder is opgebaard geweest, dat zij haar dochter voor de begrafenis heeft aangekleed en daarbij het lichaam, met de vele littekens van het forensisch onderzoek, heeft aanschouwd en het hoofd, wat in de woorden van de moeder helemaal los was, heeft vastgehouden en dat de moeder in het strafproces foto’s heeft gezien van haar ‘afgeslachte’ dochter. 60 In al deze zaken oordeelde de rechtbank dat er voldaan was aan het vereiste van een directe

confrontatie.

2.2.1.1 Het Verkeersterrorist-arrest

De Hoge Raad bepaalde echter op 9 oktober 2009 in het Verkeersterrorist-arrest dat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om het vereiste van de directe confrontatie te versoepelen in het geval er sprake is van een gepleegd opzetdelict.61 Het betrof in deze zaak de volgende situatie. Vier jongeren die naar een vermeende aanrijding achtervolgd worden rijden met hoge snelheid tegen een boom. Drie van hen overlijden direct en één raakt zwaar gewond. De ouders van de jongeren worden door de politie op de hoogte gesteld van het ongeval en de gevolgen daarvan. Zij hebben de kinderen, anders dan in het Kindertaxi-arrest, niet op de plaats van het ongeval

waargenomen. De man die zijn vrouw dwong tot de achtervolging is strafrechtelijk veroordeeld voor onder meer het medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd.62 De Hoge Raad bepaalt dat de directe confrontatie ontbreekt waardoor er geen sprake is van een onrechtmatige daad jegens de nabestaanden en er derhalve geen grondslag is voor het vergoeden van shockschade.63 Waar de rechtbanken het vereiste van directe confrontatie ruimer interpreteren houdt de Hoge Raad vast aan zijn eerdere rechtspraak.

2.2.1.2 Jurisprudentie na het Verkeersterrorist-arrest

Het Verkeersterrorist-arrest dateert uit 2009, belangrijk is ook hoe de lagere rechtspraak ná deze uitspraak is omgegaan met het confrontatiecriterium bij shockschadevorderingen, wordt de enge uitleg van de Hoge Raad gevolgd of wordt het vereiste opnieuw ruimer geïnterpreteerd? Wanneer

jurisprudentie van na dit arrest wordt bekeken wordt al snel duidelijk dat er tussen de rechtbanken en gerechtshoven, en zelfs intern, zeer verschillend wordt omgegaan met het confrontatievereiste. Zo zijn er allereerst rechtbanken en gerechtshoven die aan de hand van het Verkeersterrorist-arrest het

59

Rb. Arnhem 21 mei 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BD2057, r.o. 2.1 en 2.2.

60 Rb. Arnhem 21 mei 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BD2057 , r.o. 4.9.

61 HR 9 oktober 2009 (Verkeersterrorist), ECLI:NL:HR:2009:BI8583, NJ 2010, 387, r.o. 3.4. 62 Idem, r.o. 3.2.1.

(19)

19 confrontatievereiste eng toepassen.64 Een voorbeeld is een uitspraak van rechtbank Midden-Nederland waarin de vader van jarenlang seksueel misbruikte kinderen (onder andere) shockschade vordert naar aanleiding van het kennisnemen van de strafbare feiten en het feit dat het misbruik plaatsvond in zijn woning en werd gepleegd door een volle neef van de kinderen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad jegens de vader nu er geen sprake is van een rechtstreekse confrontatie waarbij zij benadrukt dat de Hoge Raad in het Verkeersterrorist-arrest benadrukt heeft dat het confrontatievereiste niet terzijde mag worden gesteld of mag worden afgezwakt vanwege de aard of ernst van de normschending.65 Een tweede uitspraak waarin de benadering van de Hoge Raad wordt gevolgd is van het Hof Arnhem-Leeuwarden waarbij de ex-partner van mevrouw haar huidige ex-partner om het leven brengt.66 Mevrouw vordert (onder andere) een shockschade vergoeding. Het hof benadrukt dat als de derde rechtstreeks is geconfronteerd met het ongeval of met de ernstige gevolgen ervan, en deze confrontatie bij de derde een hevige schok teweeg heeft gebracht shockschade voor vergoeding in aanmerking komt. De stelling van mevrouw dat het plegen van het onderhavige delict op zichzelf reeds meebrengt dat haar ex-partner jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, kan dan ook geen stand houden.67

Ook zijn er echter ook voldoende uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven waar bij de beoordeling van het confrontatievereiste geen rekening wordt gehouden met het Verkeersterrorist-arrest, sterker nog, in bepaalde uitspraken ontbreekt een verwijzing naar dit arrest volledig.68 De eerste uitspraak met een dergelijke benadering is van de rechtbank Rotterdam waarbij een vrouw, na

waarschuwing, geconfronteerd wordt met het lichaam van haar man die op brute wijze ongeveer 24 maal is gestoken. Zij was niet bij de moord aanwezig maar heeft dus wel de gevolgen ervan

waargenomen.69 Opmerkelijk is vervolgens de wijze waarop de rechtbank tot het oordeel komt dat er sprake is van een rechtstreekse confrontatie. Er wordt gerefereerd aan het Taxibus-arrest waaruit zou blijken dat voor een rechtstreekse confrontatie niet is vereist dat nabestaanden bij de dodelijke gebeurtenis aanwezig zijn. De rechtbank verwijst vervolgens niet naar het Verkeersterrorist-arrest maar stelt dat aan de mate van rechtstreeksheid van de confrontatie minder strenge eisen dienen te worden gesteld naarmate de normschending ernstiger is. Nu het hier een opzettelijke, gewelddadige levensberoving met voorbedachten rade betreft is er volgens de rechtbank sprake van een zodanig ernstige normschending dat geen hoge eisen aan de rechtstreeksheid van de confrontatie kunnen

64 Rb. Midden-Nederland 5 februari 2014 ECLI:NL:RBMNE:2014:418; Rb. Limburg 28 januari 2014,

ECLI:NL:RBLIM:2014:708; Rb. Den Haag 25 juli 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:9145; Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2713.

65 Rb. Midden-Nederland 5 februari 2014 ECLI:NL:RBMNE:2014:418, r.o. 4.5. 66 Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2713, r.o. 3.2-3.3. 67

Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2713, r.o. 5.9.

68 Rb. Rotterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10725; Rb Rotterdam 8 februari 2012,

ECLI:NL:RBROT:2012; BW6299; Rb. Gelderland 29 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:520.; Rb. Midden Nederland 17 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7258.

69

(20)

20 worden gesteld en er derhalve sprake is van een onrechtmatige daad jegens de vrouw.70 Deze

benadering staat haaks op die van Hoge Raad in het Verkeersterrorist-arrest. De tweede uitspraak betreft de zogeheten Facebookmoord, waarbij de moeder (onder andere) shockschade vordert voor de confrontatie met haar neergestoken, stervende dochter in het ziekenhuis, waarna zij haar heeft

gewassen en is geconfronteerd met de enorme aandacht voor de strafzaak in de media.71 De confrontatie met de ernstige gevolgen van deze moord ontstane schade komt volgens de rechtbank voor vergoeding in aanmerking.72 Verwijzing naar het Verkeersterrorist-arrest ontbreekt geheel. Ook in het derde arrest van de rechtbank Midden-Nederland wordt niet verwezen naar het

Verkeersterrorist-arrest aangaande het vereiste van een directe confrontatie. Het betreft een zaak waarin een sportschoolhouder op straat doodgeschoten wordt en zijn echtgenote en broer hem later op straat zien liggen. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheid aangemerkt kan worden als een directe confrontatie.73

Duidelijk is dat bovengenoemde uitspraken leiden tot rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. Of voldaan wordt aan het confrontatievereiste lijkt af te hangen van de willekeur van de rechtelijke instantie. Een (grotendeels) identieke zaak kan bij de ene instantie leiden tot vergoeding van

shockschade door een ruime interpretatie van het Verkeersterrorist-arrest, terwijl een andere instantie het criterium eng uitlegt waardoor er geen mogelijkheid tot vergoeding openstaat.

70 Rb. Rotterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10725, r.o. 4.11 71 Rb. Gelderland 29 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:520, r.o. 2.1 en 4.3. 72 Idem, r.o. 4.6.

(21)

21

3. Rechtsvergelijkend onderzoek naar affectie-en shockschade in Duitsland

en Engeland.

3.1 Relevante rechtsstelsels

Niet alle rechtsstelsels zijn op het terrein van affectie- en shockschade relevant voor het Nederlandse systeem. Vergelijking met bepaalde stelsels zal onvoldoende kunnen opleveren. Op basis van een aantal kenmerken is de keuze gemaakt om twee rechtsstelsels te behandelen. Essentieel kenmerk van beide stelsels is dat shockschade gezien wordt als een opzichzelfstaande schadepost en voor

vergoeding als zodanig in aanmerking komt. Er bestaat daardoor binnen beide stelsels een onderscheid tussen affectie- en shockschade.

Als eerste zal het Duitse rechtsstelsel behandeld worden nu daar net als in Nederland vergoeding van shockschade mogelijk is. Afwijkend ten opzichte van het consultatie wetsvoorstel zorg- en

affectieschade is echter wel dat affectieschade daar niet voor vergoeding in aanmerking komt. Toch zou de manier van onderscheiding van beide schadeposten van belang kunnen zijn voor het (nieuwe) Nederlandse stelsel. Het tweede rechtstelsel wat zal worden behandeld is het Engelse nu daar zowel shockschade als affectieschade als mogelijke grondslagen worden gezien voor het vergoeden van geleden schade door een derde.

Bij de bespreking van de verschillende rechtsstelsels zal voornamelijk worden gekeken naar de grondslagen en vereisten voor het vorderen van affectie- en/of shockschade en hoe deze vereisten zich onderling verhouden.

3.2 Het Duitse rechtsstelsel

Binnen het Duitse schadevergoedingsstelsel is er ruimte voor het vergoeden van shockschade terwijl er geen ruimte bestaat voor een affectieschadevergoeding.

3.2.1 Affectieschade

Het Duitse systeem kent een tweetal artikelen die limitatief de vergoeding van vermogensschade die derden lijden als gevolg van de verwonding of de dood van een ander regelen. In §844 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB) wordt de Ersatzansprüche Dritter bei Tötung geregeld. Lid 1 regelt de vergoeding van de door de derde gemaakte begrafeniskosten.74 Het tweede lid maakt het mogelijk voor derden, die afhankelijk waren en zijn van het onderhoud van de overledene, om vergoeding te

74‘ Im Falle der Tötung hat der Ersatzpflichtige die Kosten der Beerdigung demjenigen zu ersetzen, welchem die

(22)

22 vorderen van de aansprakelijke veroorzaker.75 §845 BGB behandelt de vergoeding van door derden verrichte huishoudelijke dan wel bedrijfsmatige diensten in het geval het directe slachtoffer is overleden, ernstig gewond is geraakt of wederrechtelijk beroofd is van zijn vrijheid.76 In §844 en 845 BGB wordt affectieschade niet genoemd waardoor deze post niet voor vergoeding in aanmerking komt.77 Mocht het Wetsvoorstel zorg- en affectieschade in Nederland in werking treden dan zal Duitsland het enige Europese land zijn waar geen mogelijkheid bestaat tot het vergoeden van deze schadepost.78

In de Duitse literatuur wordt er zowel voor als tegen het vergoeden van affectieschade gepleit.79 3.2.2 Shockschade

De mogelijkheid tot het vergoeden van shockschade is in Duitsland geïntroduceerd in de

jurisprudentie.80 Een specifieke wettelijke regeling ontbreekt.81 Als grondslag voor het vergoeden van shockschade wordt de aantasting van een derde in zijn gezondheidsbelang genomen, de zogenaamde Drittverletzung. Bij een inbreuk op een beschermd belang staat beroep op het algemene onrechtmatige daadsrecht open.82 Dit gezondheidsbelang wordt beschermd in §823 I BGB:

Wer vorsätzlich oder fahrlässig das Leben, den Körper, die Gesundheit, die Freiheit, das Eigentum oder ein sonstiges Recht eines anderen widerrechtlich verletzt, ist dem anderen zum Ersatz des daraus entstehenden Schadens verpflichtet.

De derde vordert vergoeding van zijn eigen gezondheidsschade welke zowel materieel (§823 BGB) als immaterieel (§253 lid 2 BGB) van aard kan zijn.83 Uitgangspunt in §249 lid 1 BGB is dat alle schade vergoed dient te worden die voor de aansprakelijkheid vestigende gebeurtenis niet zou hebben

75

Stand der Getötete zur Zeit der Verletzung zu einem Dritten in einem Verhältnis, vermöge dessen er diesem

gegenüber kraft Gesetzes unterhaltspflichtig war oder unterhaltspflichtig werden konnte, und ist dem Dritten infolge der Tötung das Recht auf den Unterhalt entzogen, so hat der Ersatzpflichtige dem Dritten durch Entrichtung einer Geldrente Schadensersatz zu leisten’.

76

Im Falle der Tötung, der Verletzung des Körpers oder der Gesundheit sowie im Falle der Freiheitsentziehung

hat der Ersatzpflichtige, wenn der Verletzte kraft Gesetzes einem Dritten zur Leistung von Diensten in dessen Hauswesen oder Gewerbe verpflichtet war, dem Dritten für die entgehenden Dienste durch Entrichtung einer Geldrente Ersatz zu leisten.

77

A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 123.

78 Memorie van toelichting, Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het

Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van schade door letsel en overlijden te verruimen, p. 5.

79

R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.286-290.

80 BGH 11 mei 1971, VI ZR 78/70, r.o. 25.

81 R.J.P. Kottenhagen, ’Shockschade en het vereiste van de directe confrontatie – enkele rechtsvergelijkende

kanttekeningen’, NTBR 2010, nr. 9, p. 345.

82 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.245-246.

83 A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 ,

(23)

23 bestaan.84 Van invloed op de hoogte van de vergoeding kunnen tevens zijn, redelijkheid en billijkheid (§242) en eigen schuld (§254 I BGB).

Om in aanmerking te komen voor vergoeding ervan dient zowel te worden voldaan aan de algemene vereisten van §823 I BGB als aan de drie extra vereisten voor shockschade.85 De algemene vereisten van §823 I BGB zijn het ontstaan van schade (door een inbreuk op één van de beschermde rechten, in het geval van vergoeding shockschade het gezondheidsbelang), een derde moet deze schade lijden, de verwijtbaarheid van de inbreuk (opzet, vorsätzlich of schuld, fahrlässig) en een causaal verband tussen de inbreuk en de ontstane schade.86

De eerste van de drie extra vereisten die gelden voor shockschade is een verzwaring van de eis van gezondheidsschade uit §823 I BGB. De gezondheidsaantasting wordt in dit soort zaken door het Bundesgerichtshof (hierna: BGH) slechts in zeer ernstige gevallen aangenomen. Voor het aannemen hiervan dient er zowel naar de medische inzichten sprake te zijn van een psychiatrisch erkend ziektebeeld als naar algemene verkeersopvattingen sprake te zijn van geestelijk letsel in de zin van §823 I BGB. Wat betreft de algemene verkeersopvattingen geldt dat de gezondheidsaantasting buiten de normale ervaringsregels en reacties van naasten op het overlijden dan wel gewond raken van de gekwetste moet liggen. Ook dient het geestelijk letsel van een zekere duur en gewicht te zijn.87 De tweede extra vereiste voor shockschade betreft de aard van het letsel. De gekwetste dient te zijn overleden of levensgevaarlijk te zijn verwond.88

Het laatste extra vereiste is het behoren tot de kring van gerechtigden. Om tot deze kring te behoren dien je deelnemer of naaste te zijn. Een deelnemer (Teilnehmer) is direct betrokken bij het ongeval en als naaste behoor je tot de groep van nahen angehörigen om de direct gekwetste heen.89 Naasten hebben in de praktijk een nauwe affectieve band met het directe slachtoffer.90 Voor deze groep bestaan geen extra vereisten voor de wijze waarop zij kennis hebben genomen van het ongeval en de gevolgen daarvan. Voldoende is dat de naaste of nabestaande psychisch letsel ontwikkelt nadat hij is ingelicht. 91

Over de directe betrokkenheid van een deelnemer bestaat geen volledige duidelijkheid.92

84 Wer zum Schadensersatz verpflichtet ist, hat den Zustand herzustellen, der bestehen würde, wenn der zum

Ersatz verpflichtende Umstand nicht eingetreten wäre.

85 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.249.

86 BGH 11 mei 1971, VI ZR 78/70, r.o. 11-12. 87

BGH 11 mei 1971, VI ZR 78/70, r.o.25; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in

personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.247-248; zie ook A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 124-125.

88 BGH 5 februari 1985, VI ZR 198/83, r.o. 6. 89

BGH 11 mei 1971, VI ZR 78/70, r.o. 8; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in

personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.250.

90 A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 ,

p. 129.

91

(24)

24 Er geldt dus uitdrukkelijk geen vereiste dat de derde direct geconfronteerd zou moeten zijn met het ongeval of de gevolgen daarvan.93

3.2.3 Onderscheid affectie- en shockschade

Het onderscheid tussen affectie-en shockschade in Duitsland is van belang gezien het feit dat affectieschade niet en shockschade wel voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de directe confrontatie geen rol speelt bij de beoordeling of er sprake is van shockschade worden beide schadeposten voornamelijk onderscheiden op grond van de ernst van de schade.94 Is het geestelijk letsel zo ernstig dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en geldt dat de

gezondheidsaantasting buiten de normale ervaringsregels ligt dan zal shockschade voor vergoeding in aanmerking komen. Is er sprake van een minder vergaande aantasting van de gezondheid, die

voornamelijk het gevolg is van het verdriet wat een derde ondervindt door het overlijden dan wel ernstig gewond raken van het directe slachtoffer, dan is er geen sprake van shockschade maar kan er wel sprake zijn van affectieschade. Daarbij geldt echter wel dat deze laatste schadepost niet voor vergoeding in aanmerking komt

3.3 Het Engelse rechtsstelsel

In Engeland bestaat in bepaalde gevallen de mogelijkheid tot het vorderen van zowel affectieschade als shockschade. De vereisten voor beide schadeposten en het onderscheid daar tussen zullen relevant zijn voor de vergelijking met de Nederlandse situatie na mogelijke invoering van het Wetsvoorstel. 3.3.1 Affectieschade

In Engeland kwam affectieschade lange tijd niet voor vergoeding in aanmerking. In 1852 werd in Blake v. Midland Railway company (1852 18 QB 93) bepaald dat er geen rekening gehouden werd met het verdriet van de nabestaande.95 Sinds 1976 komt nabestaanden vergoeding van affectieschade slechts toe wanneer dit het gevolg is van het overlijden van het directe slachtoffer. Raakt het directe slachtoffer ernstig gehandicapt, dan bestaat er binnen het Engelse recht uitdrukkelijk geen ruimte voor het vergoeden van affectieschade. Nabestaanden hebben een vordering op grond van bereavement damages vastgelegd in Fatal Accidents Act 1976 (hierna: FAA 1976) section 1A sub 1:

‘An action under this Act may consist of or include a claim for damages for bereavement’.

92

R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.253.

93 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.256.

94

A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 172.

95 C. Garner, P. Edwards, A. Coates, T. Herman, S. Burns en S. Nye, ’Fatal accidents and secondary victims

compensation in England and Wales, in: M.Bona, Ph. Mead en S.D. Lindenbergh ed.,Fatal Accidents, St.

(25)

25 In het tweede lid van diezelfde bepaling wordt een limitatieve kring van gerechtigden genoemd, waarbij de genoemden alternatief gerechtigden zijn. Nabestaanden behorende tot deze groep hoeven niet aan te tonen aan bereavement damages te lijden. Naast de bij wet vastgelegde kring van

gerechtigden en vastgelegde omvang van de vergoeding draagt ook deze aanname bij aan de rechtszekerheid.96 Het bedrag waar de gerechtigde voor in aanmerking komt is gefixeerd, hiervan wordt niet afgeweken.97 Deze mogelijkheid bestaat aldus ook niet voor de situatie waarin de band als zeer slecht aan te merken is.

De kring van gerechtigden zijn de echtgenoot/echtgenote van de overledene en bij het overlijden van een nooit gehuwd, minderjarig kind zijn het ingeval van erkenning door de vader beide ouders en indien de vader het kind niet heeft erkend alleen de moeder.98 Deze kring van gerechtigden wordt strikt gehanteerd met het nodige commentaar als gevolg. Zowel een aantal schrijvers, als het EHRM99, als the Law Commission100 is van oordeel dat de kring zou moeten worden uitgebreid.101 Ondanks vele voorstanders voor modernisering van het huidige systeem is de FAA 1976 tot op heden ongewijzigd gebleven.102

3.3.2 Shockschade

Binnen het Engelse rechtstelsel is de grondslag voor het vergoeden van shockschade de tort of negligence, vrij vertaald als aansprakelijkheid op grond van nalatigheid.103 Essentieel is dat binnen het stelsel twee groepen slachtoffers worden onderscheiden. Tot welk groep je behoort is bepalend voor de vereisten waaraan je dient te voldoen alvorens aanspraak te maken op vergoeding van shockschade.

96 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.290-291.

97

FAA 1976 section 1A sub 3:”Subject to subsection (5) below, the sum to be awarded as damages under this

section shall be ….”

98 FAA 1976 section 1A sub 2.

99 EHRM 17 maart 2005 (Bubbins v. The United Kingdom), nr. 50196/99, r.o. 170. In deze zaak oordeelt het

Hof dat de beperkte kring van gerechtigden tot een schending van artikel 13 EVRM leidt; er ontbreekt een effectieve remedie om gehoor te geven aan de claim van de zus van het directe slachtoffer.

100 Zijnde een onafhankelijk instituut met als doel het recht van Engeland en Wales kritisch te volgen en

eventueel voorstellen voor hervorming door middel van wetgeving te doen. Zij doet een voorstel aan de wetgever die vrij is hieraan wel, dan wel geen, gevolg te geven.

101 R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012

p.291-292.

102 Draft Civil Law Reform bill,

http://www.publications.parliament.uk/pa/cm200910/cmselect/cmjust/300/30005.htm geraadpleegd op 19 mei 2015; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.295.

103 A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 ,

(26)

26 3.3.2.1 Primary en secondary victims

Onderscheiden worden primary victims en secondary victims.104 Tot de eerste groep slachtoffers behoort iemand die zichzelf in de gevarenzone heeft bevonden waarbij hij daadwerkelijk in gevaar verkeerde dan wel redelijkerwijs heeft kunnen denken dat hij in gevaar was (participant).105 De voorzienbaarheid van het letsel geldt in het algemeen, dus voor geestelijk en lichamelijk letsel. Daarbij geldt de eis dat de angst van de primary victim redelijkerwijs te voorzien was voor de veroorzaker.106 Secondary victims zijn alle overige derden die geestelijk letsel hebben opgelopen, maar die fysiek gezien geen gevaar hebben gelopen.107 Denk hierbij aan nauwe verwanten en hulpverleners. Wat betreft de voorzienbaarheid geldt dat deze specifiek heeft moeten bestaan voor het geestelijk letsel en dus niet voor letsel in het algemeen.108

3.3.2.2 Tort of negligence109

De vier vereisten voor een tort of negligence zijn: het bestaan van een zorgplicht rustende op de veroorzaker ten opzichte van de derde (duty of care), een schending van de zorgplicht (breach of duty), geestelijk letsel en een causaal verband tussen het letsel en de schending van de zorgplicht.110 Wat betreft het geestelijk letsel geldt het volgende:

“It is necessary at the outset to particularise what is meant by "nervous shock," such as may result in liability for damages. The decided cases indicate that it means a reaction to an immediate and horrifying impact, resulting in some recognisable psychiatric illness. There must be some serious mental disturbance outside the range of normal human experience, not merely the ordinary emotions of anxiety, grief or fear”. 111

104

United Kingdom House of Lords Decisions 28 November 1991 AC 310, (Alock v Chief Constable of South Yorkshire), p.15-16.

105 United Kingdom House of Lords Decisions 11 mei 1995 AC 155(Page v Smith), p.21; zie ook R. Rijnhout,’

Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.257 en 272.

106

United Kingdom House of Lords Decisions 11 mei 1995 AC 155(Page v Smith), p.20. A.J. Verheij’,

Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 156-157.

107 United Kingdom House of Lords Decisions 11 mei 1995 AC 155(Page v Smith), p.21; zie ook A.J. Verheij’,

Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 156; zie ook

R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.258.

108 United Kingdom House of Lords Decisions 11 mei 1995 AC 155(Page v Smith), p.24; zie ook A.J. Verheij’,

Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 158.

109 Grondslag in: United Kingdom House of Lords Decisions 26 mei 1932 UKHL 100 ( Donoghue v Stevenson). 110

In United Kingdom House of Lords Decisions 26 mei 1932 UKHL 100 ( Donoghue v Stevenson), p. 619: ’The cardinal principle of liability is that the party complained of should owe to the party complaining a duty to

take care, and that the party complaining should be able to prove that he has suffered damage in consequence of a breach of that duty’.

(27)

27 De zorgplicht die rust op de veroorzaker ten opzichte van het slachtoffer dient op zijn beurt te voldoen aan de volgende drie vereisten: het geestelijk letsel dient voorzienbaar te zijn (1), proximity tussen veroorzaker en slachtoffer (nabijheidsvereiste) (2) en het dient fair, just and reasonable te zijn om de zorgplicht te laten rusten op de veroorzaker (3).112

De voorzienbaarheid van het geestelijk letsel wordt verschillend ingevuld bij primary en secondary victims. Voor een primary victim geldt een algemene voorzienbaarheidseis terwijl het bij een secondary victim specifiek voorzienbaar dient te zijn dat er geestelijk letsel optreedt.113

Het nabijheidsvereiste van de duty of care wordt op zijn beurt, in het geval er sprake is van een

secondary victim, op grond van de volgende drie extra vereisten ingevuld. Deze extra vereisten moeten gezien worden in het licht van de terughoudendheid die er bestaat ten opzichte van het vergoeden van zuiver geestelijk letsel.114

Het eerste extra vereiste betreft het emotionele vereiste waarbij de aard van de relatie tussen het directe slachtoffer en de derde een rol speelt.115 Derden die tot de kring van gerechtigden behoren zijn naasten en nabestaanden die nauwe banden van liefde en genegenheid onderhouden met het slachtoffer die ernstig gewond is geraakt dan wel is overleden. Het betreft uitdrukkelijk geen limitatieve groep, de feitelijke band die de derde onderhoudt met het slachtoffer is essentieel.116

Het tweede extra vereiste van de duty of care is de nabijheid ten opzichte van het ongeval, waarbij de nabijheid dient te bestaan in zowel tijd als plaats.117 Het geestelijk letsel van de derde moet zijn veroorzaakt door het direct waarnemen van het ongeluk waarbij het directe slachtoffer betrokken was of de derde dient direct te worden geconfronteerd met de gevolgen van het ongeluk, de doctrine van de

112 Royal Court of Justice 29 maart 1996 EWCA Civ 1310 (Vernon v Bosley); zie ook A.J. Verheij’, Vergoeding

van immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 150.

113 United Kingdom House of Lords Decisions 11 mei 1995 AC 155(Page v Smith), p.21; zie ook Royal Court of

Justice 29 maart 1996 EWCA Civ 1310 (Vernon v Bosley), p.138; zie ook A.J. Verheij’, Vergoeding van

immateriële schade wegens aantasting in de persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 156-158.

114

R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.272.

115 United Kingdom House of Lords Decisions 28 November 1991 AC 310, (Alock v Chief Constable of South

Yorkshire), p.11-12; zie ook A.J. Verheij’, Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de

persoon,’ Ars Aequi Libiri 2002 , p. 158.

116 United Kingdom House of Lords Decisions 28 November 1991 AC 310, (Alock v Chief Constable of South

Yorkshire), p.11-12; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in personenschadezaken’, Boom Juridische uitgevers, 2012 p.260.

117

United Kingdom House of Lords Decisions 28 November 1991 AC 310, (Alock v Chief Constable of South Yorkshire), p.3 door Lord Keith of Kinkel: "As regards proximity to the accident, it is obvious that this must be

close in both time and space. It is, after all, the fact and consequence of the defendant's negligence that must be proved to have caused the 'nervous shock.'; zie ook R. Rijnhout,’ Schadevergoeding voor derden in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Paulus sprak deze dwa- ling tegen in Galaten 2:15-16: “Wij, van nature Joden en geen zondaars uit heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet,

de wet verderven als een werkverbond. En dan de wet der liefde, en het levengevend gebod des Evangelies, op haar puinhopen oprichten. Het gebod van Sion en het gebod

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Nu, wanneer een mens met zijn zonde in zulk een staat is, dat er een heimelijk welgevallen van die zonde, die de meester in zijn hart speelt, bij hem gevonden wordt en dat

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

Daaraan is in enkele landen het uitgangspunt gekoppeld dat zulks geldt als betekening aan de verdachte, met rechtsgevolg in de strafvordering, maar ook met de mogelijkheid