• No results found

De populariteit van groene producten : het gebruik van groene claims in advertenties van praktische en hedonische producten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De populariteit van groene producten : het gebruik van groene claims in advertenties van praktische en hedonische producten"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE POPULARITEIT VAN GROENE PRODUCTEN

Het gebruik van groene claims in advertenties van praktische en

hedonische producten

Julia Rachman 10631585 Master’s Thesis

Master’s programme Persuasive Communication Graduate School of Communication

Mw. M. Meijers Vrijdag 27 juni 2014

(2)

Abstract

Deze studie onderzoekt of de invloed van groene claims op de attitude ten opzichte van de

advertentie en de koopintentie verschilt bij advertenties van twee producttypen, namelijk

praktische en hedonische producten. Daarbij wordt er gecontroleerd voor de effecten van een

groene identiteit, geslacht en opleidingsniveau. Aan de hand van een online experiment laat

het onderzoek zien dat de aanwezigheid van groene claims leidt tot een positievere attitude

ten opzichte van de advertentie, maar niet tot een sterkere koopintentie. Daarnaast tonen de

resultaten aan dat het producttype geen invloed heeft op de werking van groene claims.

(3)

Inleiding

Nederlanders vinden het steeds belangrijker om milieubewust te leven. Consumenten

willen toekomstgerichte keuzes maken, omdat zij denken dat het milieu een risico vormt voor

nieuwe generaties (TNS Nipo, 2013). Zo kiezen consumenten bijvoorbeeld steeds vaker voor

duurzaam voedsel (Rijksoverheid, 2014). Door de groeiende interesse in duurzame en

milieuvriendelijke producten stijgt niet alleen de populariteit, maar ook de verkoop van

groene producten (Rijksoverheid, 2014). Marketeers en adverteerders spelen hier op in door

zich steeds meer te richten op het creëren van groene advertenties (Diamantopoulos,

Schlegelmilch, Sinkovics & Bohlen, 2003; Grimmer & Woolley, 2012). Deze advertenties

vallen onder groene marketing en bevatten groene claims. Met andere woorden zijn het

advertenties die de milieuvriendelijke kenmerken van het product benadrukken (Kong &

Zhang, 2013). Hoewel groene producten snel aan populariteit winnen, is het de vraag in

hoeverre groene advertenties succesvol zijn. Zo zijn er tegenstrijdige effecten gevonden van

het gebruik van groene claims in advertenties op zowel attitude tegenover de advertentie als

koopintentie (Grimmer & Woolley, 2012; Kong & Zhang, 2013; Pickett-Baker & Ozaki,

2008). De huidige studie wil de effectiviteit van groene marketing verder onderzoeken.

Een factor die een belangrijke rol kan spelen bij de effectiviteit van groene marketing

is het type product (Kong & Zhang, 2012). Er kan hierbij onderscheid worden gemaakt tussen

praktische en hedonische producten. Een praktisch product wordt gezien als een basisbehoefte

en noodzakelijk, terwijl een hedonisch product juist wordt gezien als decadent en

plezier-georiënteerd (Strahilevitz & Meyers, 1998). De aanname bij veel marketeers is dat groene

claims het product aantrekkelijker en prettiger maken voor de consument, wat in lijn ligt met

de hedonische waarde van producten (Kong & Zhang, 2012). Toch worden groene claims

(4)

auto’s. Het is dus nog maar de vraag of groene claims tot positievere evaluaties leiden bij praktische of hedonische producten.

Door meer onderzoek te doen naar het effect van groene marketing kunnen er meer

inzichten worden verkregen in het gebruik van groene claims in advertenties. Nederlanders

zijn steeds meer begaan met het milieu en zijn steeds meer bereid om duurzaam

geproduceerde producten te kopen, wat een gevolg zou kunnen zijn van het gebruik van

groene claims in advertenties. Voor marketeers en adverteerders is het daarom van belang om

te weten hoe groene producten het beste geadverteerd kunnen worden en of er onderscheid

moet worden gemaakt in groene advertenties voor praktische en groene advertenties voor

hedonische producten. Het doel van het huidige onderzoek is dan ook om de effectiviteit van

groene claims in advertenties te meten aan de hand van kwantitatief onderzoek. Er zal worden

gekeken naar de invloed van groene marketing op attitude ten opzichte van de advertentie en

koopintentie, waarbij er bovendien rekening zal worden gehouden met het type product dat

geadverteerd wordt.

Inzichten in de effectiviteit van groene marketing

De werking van groene marketing

Tegenwoordig zijn er veel advertenties te zien met teksten als ‘biologisch’, ‘minimale

belasting voor het milieu’ en ‘duurzaam product’. Dit zijn voorbeelden van het gebruik van groene claims. Groene marketing kan dan ook worden gezien als het gebruik van groene

claims in advertenties. Kong en Zhang (2013) definiëren groene marketing als advertenties

die de milieuvriendelijke kenmerken van het product benadrukken. De milieuvriendelijke

kenmerken kunnen zowel betrekking hebben op de afbreekbaarheid en recyclebaarheid als de

lage mate van vervuiling van het geadverteerde product.

De meest voorkomende groene claim is een algemene bewering met betrekking tot het

(5)

claims leggen de nadruk op het maatschappelijk belang en hebben een dusdanig positieve

connotatie dat consumenten bereid zijn om voor een groen product te kiezen (Grimmer &

Woolley, 2012). Groene claims kunnen er bovendien toe leiden dat consumenten een goed

gevoel over zichzelf krijgen wanneer zij gebruik maken van een groen product (Hartmann &

Ibáñez, 2006). Zij zijn immers milieubewust bezig. Wanneer het positieve gevoel benadrukt

wordt, zullen consumenten een positievere attitude vormen ten opzichte van de groene

advertentie (Grimmer & Woolley, 2012) en het groene product (Hartmann & Ibáñez, 2006).

De meest overtuigende marketingstrategie van groene producten lijkt dus te bestaan uit een

combinatie van zowel een maatschappelijk als een individueel voordeel.

Het effect van groene claims

Groene advertenties kunnen verschillende claims bevatten die, naast productattributen

als praktisch nut en ingrediënten, gericht zijn op de milieuvriendelijke aspecten van het

product. Deze groene claims kunnen tot verschillende reacties van consumenten leiden. Zo is

er uit eerder onderzoek gebleken dat het gebruik van groene claims in advertenties kan leiden

tot een positievere attitude ten opzichte van de advertentie (D’Souza & Taghian, 2005;

Schuhwerk & Lefkoff-Hagius, 1995) en het merk (Phau & Ong, 2007; Tucker, Rifon, Lee &

Reece, 2012).

Groene claims kunnen op verschillende manieren worden toegepast. Zo kan het

benadrukken van de milieuvoordelen worden beschouwd als een functionele claim en het

toevoegen van een foto van een natuurlandschap als een emotionele claim (Matthes,

Wonneberger & Schmuck, 2014). Uit eerder onderzoek is gebleken dat deze verschillende

strategieën zowel op zichzelf als gecombineerd leiden tot een positievere attitude ten opzichte

van de advertentie (Kong & Zhang, 2012; Matthes et al., 2014) en een sterkere mate van

(6)

daarom gebruik worden gemaakt van een combinatie van functionele en emotionele groene

claims.

Toch bleek niet elk onderzoek in lijn te zijn met deze resultaten. Grimmer en Woolley

(2012) deden onderzoek naar de invloed van drie typen advertenties (een gewone advertentie,

een groene advertentie met een persoonlijk voordeel en een groene advertentie met een

maatschappelijk voordeel). Uit de resultaten bleek dat de mate van koopintentie niet

verschilde per type advertentie. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat consumenten

inconsistente attitudes hebben ten opzichte van groene producten en het kopen van deze

producten (Chang, 2011). Zo kunnen consumenten bijvoorbeeld een positieve attitude hebben

tegenover de duurzame productie van een product, maar willen zij daar niet een veel hogere

prijs voor betalen dan voor de gewone variant. Wanneer de groene advertentie niet gericht is

op alleen de maatschappelijke of alleen de individuele voordelen, maar juist op een algemene

combinatie hier van, krijgen de positieve attitudes de overhand terwijl de negatieve attitudes

ingeperkt worden (Chang, 2011). Dit heeft als gevolg dat consumenten meer consistente

attitudes kunnen vormen wat weer leidt tot een grotere kans op het aanschaffen van groene

producten. De huidige studie zal zich daarom richten op algemene groene claims van zowel

functionele als emotionele aard. Er wordt verwacht dat het gebruik van groene claims een

positievere houding tegenover de advertentie en een sterkere mate van koopintentie

veroorzaakt (Hartmann & Ibáñez, 2012; Kong & Zhang, 2012; Kong & Zhang, 2013;

Pickett-Baker & Ozaki, 2008). Dit leidt tot de volgende hypothese:

H1: Het gebruik van groene claims in advertenties leidt tot (a) een positievere attitude ten

opzichte van de advertentie en (b) een sterkere mate van koopintentie dan wanneer er

geen gebruik wordt gemaakt van groene claims.

(7)

Om de invloed van groene claims verder te belichten, wordt er gekeken naar

verschillende moderatoren die hier bij een rol kunnen spelen. Naast geslacht (Diamantopoulos

et al., 2003), sterkte van de groene claims (Tucker et al., 2012), betrokkenheid bij het milieu

(D’Souza & Thagian, 2005; Schuhwerk & Lefkoff-Hagius, 1995) en betrokkenheid bij het product (Kong & Zhang, 2013) lijkt de functie van het product een belangrijke invloed te

hebben op de effectiviteit van groene marketing (Kong & Zhang, 2013). Tot nu toe hebben de

meeste onderzoeken naar groene marketing gebruik gemaakt van praktische producten, zoals

mineraalwater, batterijen en wasmiddel. Effecten van groene claims kunnen echter

verschillend zijn voor praktische en hedonische producten, omdat het gebruik hier van

verschillend is. Zo stellen Bridges en Florsheim (2008) dat consumenten het gebruik van

praktische producten zien als taak-gerelateerd en rationeel. Een praktisch product als

batterijen is dan ook een doelgerichte aankoop met een noodzakelijke functie die nauwelijks

geassocieerd wordt met plezier. Hedonische producten, zoals parfum, kunnen daarentegen

juist leiden tot opwinding en een verhoogde betrokkenheid. Bovendien worden deze

producten geassocieerd met plezier en decadentie (Strahilevitz & Myers, 1998). Omdat

consumenten praktische producten voor andere doeleinden gebruiken dan hedonische

producten zou de effectiviteit van groene claims kunnen variëren per type product.

Uit het onderzoek van Strahilevitz en Myers (1998) naar het doneren van geld aan

goede doelen bleek dat de stimulans voor het steunen van een goed doel een sterker effect

heeft in combinatie met hedonische producten dan met praktische. De onderzoekers geven

hier als verklaring voor dat het altruïstische belang van het steunen van een goed doel meer in

lijn is met de plezierige gevoelens die gepaard gaan met hedonische producten dan met de

functionele motivaties die bij de praktische producten horen. Daarnaast krijgen consumenten,

zoals eerder al gezegd, een goed gevoel over zichzelf wanneer zij kiezen voor een groen

(8)

Woolley, 2012; Hartmann & Ibáñez, 2006). Deze positieve stemming kan vervolgens weer

leiden tot positievere attitudes ten opzichte van de advertentie (Grimmer & Woolley, 2012).

Naast de hedonische gevoelens kan het gebruik van een eco-label ook leiden tot een

gevoel van rechtvaardiging van het gebruik van een hedonisch product (Steinhart, Ayalon &

Putterman, 2013). Met andere woorden zullen praktische producten verkocht blijven worden,

ongeacht de aan- of afwezigheid van een eco-label. Het aanschaffen van hedonische, ofwel

plezierige en niet-noodzakelijke, producten daarentegen wordt opeens gerechtvaardigd

wanneer het een eco-label bevat en er daarmee wordt bijgedragen aan een beter milieu. Zo

zullen consumenten bijvoorbeeld liever een douchegel kopen die zowel lekker ruikt als

milieuvriendelijk is dan een douchegel die alleen milieuvriendelijk en functioneel is.

Al met al komt er duidelijk naar voren dat het type product van invloed kan zijn bij

sociale kwesties (Strahilevitz & Myers, 1998; Steinhart et al, 2013). Consumenten lijken

eerder geneigd te zijn om te kiezen voor een hedonisch in plaats van een praktisch product

wanneer het een milieukwestie betreft. Hieruit kan dan ook de tweede hypothese worden

afgeleid. Beide hypothesen zijn terug te vinden in Figuur 1.

H2: Het gebruik van groene claims in advertenties heeft een sterker effect op (a) de

attitude ten opzichte van de advertentie en (b) de koopintentie wanneer de advertentie

een hedonisch in plaats van een praktisch product bevat dan wanneer er geen gebruik

wordt gemaakt van groene claims.

H1

H2

Figuur 1. Overzicht van de voorgestelde hypothesen.

Groene marketing: wel vs. geen gebruik van

groene claims in de advertentie

(a) Attitude t.o.v. de advertentie (b) Koopintentie

Type product: praktisch vs. hedonisch product

(9)

Groene identiteit als covariaat

Zoals eerder gezegd kunnen verschillende variabelen een rol spelen bij groene

marketing. De groene identiteit van consumenten wordt dusdanig vaak genoemd als

belangrijke variabele dat de invloed hiervan niet genegeerd kan worden. Volgens Whitmarsh

en O’Neill (2010) hebben consumenten die milieubewust gedrag uitvoeren een groene

identiteit. Dit kan zowel betrekking hebben op consumenten die recyclen als consumenten die

groene producten kopen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat groene identiteit en

bezorgdheid om het milieu invloed kunnen hebben op zowel de attitudes ten opzichte van

groene producten als de intentie om deze producten aan te schaffen (Hartmann & Ibáñez,

2012; Van der Werff, Steg & Keizer, 2013). In het huidige onderzoek zal er derhalve rekening

worden gehouden met de invloed van de groene identiteit van consumenten om verstoring van

de resultaten te voorkomen.

Methode

De huidige studie heeft als doel de effecten van groene claims in advertenties te

onderzoeken. Er wordt daarbij verondersteld dat het gebruik van groene claims een positiever

effect heeft op praktische dan op hedonische producten. Tijdens het onderzoek krijgen

participanten advertenties voorgelegd die al dan niet groene claims bevatten en een praktisch

dan wel hedonisch product tonen. Om de praktische en hedonische producten te vinden zijn er

eerst twee pre-testen uitgevoerd.

Pre-test 1

Participanten en design

Voor het creëren van het stimulusmateriaal werd er een pre-test uitgevoerd onder

twaalf studenten (elf vrouwen; M leeftijd = 23.42, SD = 1.68). Voor de pre-test werd er gebruik

gemaakt van een binnen-proefpersonen design, waarbij elk proefpersoon één praktische en

(10)

Procedure

De proefpersonen werden op de Universiteit van Amsterdam benaderd met de vraag of

ze mee wilden doen aan een onderzoek. Zij kregen hierbij een praktische advertentie van

Dawn afwasmiddel en een hedonische advertentie van Oriflame geurstokjes te zien. Er werd

gebruik gemaakt van bestaande, maar in Nederland onbekende merken. In de praktische

advertentie was een fles Dawn afwasmiddel te zien met op de achtergrond beeld van een

watergolf dat het schone resultaat symboliseert. Bovendien werden in de tekst de hygiënische

eigenschappen van het afwasmiddel benadrukt. De hedonische advertentie bevatte de

geurstokjes van Oriflame met daarbij tekst waarin de ontspannen en aromatische

eigenschappen van de geurstokjes werden benadrukt, zie Figuur 2.

Figuur 2. De praktische en hedonische advertentie uit Pre-test 1.

Allereerst moesten de participanten op een zevenpunt schaal aangeven in hoeverre het

product praktisch (1) dan wel luxe (7) was (M = 4.29, SD = 2.29; Steinhart et al., 2013).

Vervolgens moesten de participanten tien items beantwoorden aan de hand van de

hedonisch/praktisch schaal van Voss, Spangenberg en Grohmann (2003). Deze schaal bevatte

vijf praktische items bestaande uit twee tegenovergestelde woorden die beantwoord werden

op een zevenpunt schaal, bijvoorbeeld ‘niet functioneel – functioneel’ en ‘onnuttig – nuttig’ (α = .87; M = 4.72, SD = 1.35) en vijf hedonische items die beantwoord werden op een

(11)

M = 4.09, SD = 1.05). Vervolgens volgden zes items over de productattitude (Munch, Boller

& Swasy, 1993; Park & Park, 2013). De items konden beantwoord worden op een zevenpunt

schaal en bevatten twee tegenovergestelde woorden als ‘onwenselijk – wenselijk’ en

‘onbetrouwbaar – betrouwbaar’ (α = .89; M = 4.42, SD = 0.95). Ook konden de participanten op een zevenpunt schaal aangeven of ze negatief dan wel positief tegenover het product

stonden (M = 4.45, SD = 0.96). Daarna volgden drie items over de productbetrokkenheid

(bijvoorbeeld, ‘Vergeleken met andere producten is dit product belangrijk voor mij’) en drie items over de productvertrouwdheid (bijvoorbeeld, ‘Ik begrijp goed wat dit product inhoudt’;

Kong & Zhang, 2012). De items van productbetrokkenheid (α = .53; M = 3.54, SD = 1.16) en

productvertrouwdheid (α = .67; M = 3.57, SD = 1.46) konden beantwoord worden op een zevenpunt schaal (1 = ‘helemaal mee oneens’ en 7 = ‘helemaal mee eens’). Als laatste werd er met één item gemeten in hoeverre het product schadelijk voor het milieu is (1 = ‘erg

schadelijk’ en 7 = ‘helemaal niet schadelijk’; M = 3.08, SD = 1.14; Kong & Zhang, 2012).

Resultaten

Aan de hand van een paired-samples t-test werd er vervolgens gekeken of er een

significant verschil was tussen de Dawn en Oriflame advertenties. Uit de analyse bleek dat het

product in de praktische advertentie als praktischer werd gezien (M = 2.33, SD = 1.23) en het

product in de hedonische advertentie als luxer (M = 6.25, SD = 1.06; t(11) = -9.40, p < .001).

Bovendien werd de praktische advertentie als praktischer beoordeeld (M = 5.68, SD = 0.66)

dan de hedonische advertentie (M = 3.75, SD = 1.15; t(11) = 4.14, p = .002). Er werd

daarentegen geen significant verschil gevonden tussen de praktische (M = 3.87, SD = 0.90) en

de hedonische advertentie (M = 4.32, SD = 1.18; t(11) = -0.92, p = .378) wat betreft hun

hedonische waarde. Uit de analyse bleek echter ook geen significant verschil in

productattitude tussen de praktische (M = 4.31, SD = 0.71) en de hedonische advertentie (M =

(12)

wat betreft productbetrokkenheid (M praktisch = 3.42, SD = 1.24; M hedonisch = 3.44, SD = 1.32;

t(11) = -0.05, p = .959) en productvertrouwdheid (M praktisch = 3.22, SD = 1.23; M hedonisch =

3.92, SD = 1.63; t(11) = -1.88, p = .088). Er bleek daarentegen wel een significant verschil te

zijn in de schadelijkheid van het product (M praktisch = 2.50, SD = 0.91; M hedonisch = 3.67, SD =

1.07; t(11) = -2.76, p = .019). Hoewel de advertenties niet bleken te verschillen wat betreft

productattitude, -betrokkenheid en –vertrouwdheid, bleek er wel een significant verschil te

zijn wat betreft de schadelijkheid voor het milieu. Omdat het afwasmiddel als schadelijker

werd beoordeeld dan de geurstokjes kunnen deze producten niet de twee condities van type

product vertegenwoordigen. Deze producten kunnen dus niet gebruikt worden voor het

experiment, omdat deze volgens onderzoek de resultaten zouden kunnen beïnvloeden (Kong

& Zhang, 2012).

Pre-test 2

Participanten en design

Een tweede pre-test werd uitgevoerd onder dertien studenten (9 vrouwen; M leeftijd =

23.23, SD = 2.46). Voor de pre-test werd er gebruik gemaakt van een binnen-proefpersonen

design waarbij elk proefpersoon 2 (producttype: praktisch vs. hedonisch) x 2 (merk: Jergens

vs. Softsoap) advertenties te zien kreeg.

Procedure

Er werden vier versies van een advertentie over handzeep gecreëerd. Er werd gebruik

gemaakt van twee bestaande, maar in Nederland onbekende merken (Jergens en Softsoap). De

twee praktische advertenties van zowel Jergens als Softsoap bevatten een antibacteriële zeep

met op de achtergrond beeld van een watergolf. In de tekst werden de hygiënische

eigenschappen van de zeep benadrukt. De hedonische advertentie van Jergens bevatte een

lichtgroene zeepflacon met op de achtergrond witte bloemen als kamille en madeliefjes,

(13)

een afbeelding van lavendel en kamille. In beide advertenties werd de bloemige geur en de

verzachtende eigenschappen van de zeep benadrukt, zie Figuur 3.

De participanten moesten aan de hand van de elf items uit Pre-test 1 aangeven in

hoeverre de producten praktisch dan wel hedonisch waren (Steinhart et al., 2013; Voss et al.,

2003). Allereerst werd op een zevenpunt schaal aangegeven in hoeverre het product praktisch

(1) dan wel luxe (7) was (M = 3.73, SD = 1.93). Vervolgens werden de vijf praktische items

(α = .92; M = 4.58, SD = 1.27) en de vijf hedonische items beantwoord op een zevenpunt schaal (α = .94; M = 3.98, SD = 1.34).

Figuur 3. De praktische (boven) en hedonische (onder) advertenties van Pre-test 2.

Resultaten

Aan de hand van een paired-samples t-test werd er gekeken in hoeverre de Jergens

advertenties verschilden van elkaar. Uit de analyse bleek dat het praktische product niet als

(14)

(M = 4.40, SD = 1.59) niet als hedonischer werd beoordeeld dan de praktische advertentie (M

= 3.57, SD = 1.20; t(12) = 1.29, p = .221). Er bleek echter wel een significant verschil te zijn

in de praktische waarde van de hedonische (M = 4.14, SD = 1.11) en de praktische advertentie

(M = 5.11, SD = 1.01; t(12) = -3.71, p = .003). Omdat er geen significant verschil bleek te zijn

wat betreft de hedonische waarde van zowel de Jergens advertenties als het geadverteerde

product, kunnen deze advertenties niet gebruikt worden voor het experiment.

Een tweede paired-samples t-test werd vervolgens uitgevoerd voor de Softsoap

advertenties. Net als bij Jergens bleek uit de analyse dat de hedonische advertentie niet als

meer hedonisch werd beoordeeld (M = 4.37, SD = 1.45) dan de praktische advertentie (M =

3.58, SD = 0.92; t(12) = -1.33, p = .208). De praktische advertentie werd daarentegen wel als

meer praktisch beoordeeld (M = 5.17, SD = 1.29) dan de hedonische advertentie (M = 3.89,

SD = 1.25; t(12) = -3.40, p = .005). Bovendien werd het product in de praktische advertentie

gezien als praktischer (M = 2.77, SD = 1.54) en het product in de hedonische advertentie als

luxer (M = 4.46, SD = 1.90; t(12) = -3.09, p = .009). Omdat de praktische advertentie een

significant hogere score had op de praktische schaal dan de hedonische advertentie en omdat

het hedonische product als significant luxer werd beoordeeld dan het praktische product, is er

voor gekozen om de advertenties van Softsoap te gebruik in het experiment.

Experiment

Participanten en onderzoeksdesign

Het hoofdonderzoek onderzocht het gebruik van groene labels in advertenties van

praktische en hedonische producten. Voor dit experiment is er gebruik gemaakt van een

steekproef van 248 personen, waarvan 62.9 procent vrouw was. De leeftijd van de

participanten lag tussen de 17 en 72 jaar met een gemiddelde leeftijd van 29.97 jaar (SD =

13.68). Van de participanten had 57.3 procent WO en 26.2 procent hbo als hoogst genoten

(15)

Het experiment bevatte een 2 (groen label: ja vs. nee) x 2 (type product: praktisch vs.

hedonisch) tussen-proefpersonen design met attitude ten opzichte van de advertentie en

koopintentie als afhankelijke variabelen. De participanten werden via e-mail en Facebook

benaderd met de vraag of ze mee wilden doen aan een onderzoek naar de effectiviteit van

advertenties. De participanten deden vrijwillig mee en kregen op willekeurige wijze één van

de vier condities toegewezen.

Procedure en meetinstrumenten

De participanten ontvingen in een uitnodiging voor het onderzoek de link naar het

online experiment. Zij kregen een korte inleiding te lezen waarin stond dat het onderzoek over

de effectiviteit van advertenties ging en dat het vijf tot tien minuten duurde. Nadat de

participanten akkoord gingen met deelname aan het onderzoek kregen ze te lezen dat ze een

advertentie te zien kregen waar ze aandachtig naar moesten kijken. De advertenties bevatten

een praktische of hedonische handzeep van Softsoap zoals in Pre-test 2 naar voren was

gekomen. Om de onafhankelijke variabele groen label te manipuleren werd er een ecologisch

label toegevoegd aan de advertentie. Uit onderzoek van Atkinson en Rosenthal (2014) bleek

dat een eco-label tot positievere effecten leidt wanneer het een goedgekeurd label is vanuit

een bedrijf in plaats van de overheid. In de advertenties werd daarom gebruik gemaakt van

een niet-Europees eco-label. Naast de toevoeging van een groen label werd het woord

‘milieuvriendelijk’ in groene letters in de tekst geplaatst. Bovendien werd onderaan de groene advertenties een groene claim geplaatst in combinatie met een persoonlijk voordeel, zie

Figuur 4. Dit omdat uit onderzoek naar voren kwam dat de combinatie van zowel

maatschappelijk als individueel belang leidt tot een positievere uitkomst (Grimmer &

(16)

Nadat de participanten één van de vier advertenties te zien hadden gekregen, volgden

er enkele vragen over de onafhankelijke variabelen attitude ten opzichte van de advertentie en

koopintentie.

Figuur 4. De praktische (boven) en de hedonische advertenties (onder) met rechts het

eco-label.

Attitude advertentie. De eerste afhankelijke variabele in het onderzoek was de

attitude ten opzichte van de advertentie. Deze variabele werd gemeten aan de hand van een

attitude schaal uit onderzoek van Kong en Zhang (2012). Deze schaal bestond uit vijf items

met telkens twee tegenovergestelde woorden die samen de attitude ten opzichte van de

advertentie meten. De items waren ‘goed - slecht’, ‘plezierig - onplezierig’, ‘aangenaam -

onaangenaam’, ‘wel overtuigend - niet overtuigend’ en ‘geloofwaardig - ongeloofwaardig’ en

konden beantwoord worden aan de hand van een zevenpunt schaal. Uit een principale

(17)

.71). Bovendien bleken de items een betrouwbare schaal te vormen (α = .89; M = 4.37, SD =

1.07).

Koopintentie. De tweede afhankelijke variabele in het onderzoek was de koopintentie

van het geadverteerde product. Deze variabele werd gemeten aan de hand van een intentie

schaal uit het onderzoek van Kong en Zhang (2012). Deze schaal bestond uit één vraag met

drie bijbehorende items. De vraag luidde: ‘Stel, je bent van plan om handzeep te kopen. Hoe

waarschijnlijk is het dat je zou kiezen voor Softsoap?’. De bijbehorende items waren

‘waarschijnlijk - onwaarschijnlijk’, ‘aannemelijk - niet aannemelijk’ en ‘mogelijk -

onmogelijk’ en konden beantwoord worden aan de hand van een zevenpunt schaal. De drie

items bleken onder dezelfde factor te vallen (EV = 2.56; R2 = .85) en een betrouwbare schaal

te vormen (α = .91; M = 3.99, SD = 1.39).

Groene identiteit. Een mogelijke covariaat was groene identiteit. Deze variabele gaf

weer in hoeverre consumenten zichzelf zien als een milieuvriendelijk persoon. Deze variabele

werd gemeten aan de hand van een groene identiteit schaal (Whitmarsh & O’Neill, 2010).

Deze schaal bestond uit vier items, bijvoorbeeld ‘Ik zie mezelf als een milieuvriendelijke

consument’ en ‘Ik zou niet willen dat familie of vrienden mij zien als iemand die betrokken is bij het milieu’ (omgekeerde score). De items konden beantwoord worden op een zevenpunt

schaal (1 = ‘helemaal mee oneens’ en 7 = ‘helemaal mee eens’) en vormden samen een afdoende betrouwbare schaal (α = .62; M = 5.05, SD = 0.83). Uit de principale componenten analyse bleken de items uit twee factoren te bestaan, namelijk een factor met de eigen groene

identiteit en een factor met overtuigingen van wat de omgeving zou vinden van een groene

identiteit (EV = 1.88; R2 = .43). Er is besloten om alle items mee te nemen in de analyse,

omdat het verwijderen van één of meer items zou leiden tot een onbetrouwbare schaal.

Manipulatie check. Om te controleren of de vier advertenties succesvol

(18)

samenstelling van de advertenties, de milieuvriendelijkheid van het product en het type

product, bijvoorbeeld ‘In hoeverre is het geadverteerde product schadelijk voor het milieu?’

(1 = ‘zeer schadelijk’ en 7 = ‘helemaal niet schadelijk’) en ‘In hoeverre is het product:’ (1 = ‘praktisch’ en 7 = ‘luxe’).

Resultaten

Manipulatie check

Om te controleren of de milieuvriendelijkheid van het geadverteerde product op de

juiste manier gemanipuleerd was, werd er een t-toets uitgevoerd. Zoals verwacht, bleken de

participanten het product met een groen label als milieuvriendelijker (M = 5.14, SD = 1.28) te

beoordelen dan het product zonder groen label (M = 3.78, SD = 0.90; t(246) = 9.73; p < .001).

Bovendien bleek er geen verschil te zijn in de hoeveelheid productinformatie tussen de groene

advertentie (M = 4.63, SD = 1.40) en de niet-groene advertentie (M = 4.49, SD = 1.34; t(246)

= .78; p = .436). Zoals verwacht, bleek er wel een significant verschil te zijn in de

hoeveelheid informatie over de milieuvriendelijkheid van het product tussen de groene

advertentie (M = 4.94, SD = 1.33) en de niet-groene advertentie (M = 2.06, SD = 1.16; t(246)

= 18.19; p < .001).

Vervolgens werd er middels een t-toets gekeken naar de manipulatie van het type

product. Ook hier bleken de participanten het praktische product als meer praktisch te zien (M

= 3.24, SD = 1.61) en het hedonische product als meer luxe (M = 4.08, SD = 1.55; t(246) =

4.20; p < .001). Dus, zowel het groene label als het type product bleken succesvol

gemanipuleerd te zijn.

Potentiële covariaten

Aan de hand van een correlatiematrix werd er gecontroleerd op correlaties tussen

potentiële covariaten en afhankelijke variabelen om alternatieve verklaringen uit te sluiten.

(19)

advertentie significant gecorreleerd was met de controle variabele geslacht (r = .13; p = .039).

Bovendien was er een significante correlatie tussen koopintentie en de controle variabele

opleidingsniveau (r = .13; p = .039). Hoewel de afhankelijke variabelen niet significant

gecorreleerd bleken te zijn met groene identiteit wordt deze variabele alsnog meegenomen

omdat er verwacht wordt dat er alleen een correlatie met groene identiteit is in de groene

condities. Dus, de hypothesen zullen gecontroleerd worden voor de variabelen geslacht,

opleidingsniveau en groene identiteit.

Hypothesetoetsing

In Hypothese 1 werd er voorspeld dat het gebruik van een groen label in advertenties

leidt tot (a) een positievere attitude ten opzichte van de advertentie en (b) een sterkere mate

van koopintentie dan wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van een groen label. Voor het

toetsen van deze hypothese werd er een covariantie-analyse (ANCOVA) uitgevoerd met

groen label als onafhankelijke variabele, attitude en koopintentie als afhankelijke variabelen

en geslacht, opleidingsniveau en groene identiteit als covariaten. Zoals verwacht, bleek er een

significant effect te zijn tussen groen label en attitude ten opzichte van de advertentie na het

controleren voor de effecten van geslacht, opleidingsniveau en groene identiteit (M groen label =

4.53, SE = 0.10; M geen label = 4.23, SE = 0.10; F (1, 238) = 4.95, p = .027). Tegen de

verwachtingen in bleek er geen significant effect te zijn tussen groen label en koopintentie (M

groen label = 4.11, SE = 0.13; M geen label = 3.87, SE = 0.13; F (1, 238) = 1.88, p = .171), wanneer

er gecontroleerd werd voor de covariaten. Het gebruik van een groen label in advertenties

leidt dus tot een positievere attitude ten opzichte van de advertentie (H1a), maar leidt niet tot

een sterkere mate van koopintentie (H1b). Hypothese 1 kan dus deels worden aangenomen.

In Hypothese 2 werd er voorspeld dat het gebruik van een groen label (vs. geen label)

in advertenties een sterker effect heeft op (a) attitude ten opzichte van de advertentie en (b)

(20)

Voor het toetsen van deze hypothese werd er een 2 (wel/geen groen label) x 2

(praktisch/hedonisch product) ANCOVA uitgevoerd met attitude ten opzichte van de

advertentie en koopintentie als afhankelijke variabelen en geslacht, opleidingsniveau en

groene identiteit als covariaten. Uit de resultaten bleek dat er geen significant interactie-effect

was gevonden voor attitude ten opzichte van de advertentie wanneer er gecontroleerd werd

voor geslacht, opleidingsniveau en groene identiteit (M groen-hedonisch = 4.40, SE = 0.14; M

groen-praktisch = 4.66, SE = 0.14; M geen-hedonisch = 4.26, SE = 0.13; M geen-praktisch = 4.19, SE = 0.14; F

(1, 236) = 1.54, p = .216). Daarnaast bleek er geen significant interactie-effect te zijn van

groen label en producttype op koopintentie (M groen-hedonisch = 4.03, SE = 0.18; M groen-praktisch =

4.20, SE = 0.18; M geen-hedonisch = 3.91, SE = 0.18; M geen-praktisch = 3.83, SE = 0.18; F (1, 236) =

0.51, p = .475), na controle voor de effecten van geslacht, opleidingsniveau en groene

identiteit.Ook wanneer er naar het hoofdeffect werd gekeken van producttype op attitude (M

hedonisch = 4.33, SE = 0.10; M praktisch = 4.42, SE = 0.10; F (1, 236) = 0.43, p = .513) en op

koopintentie (M hedonisch = 3.97, SE = 0.13; M praktisch = 4.01, SE = 0.13; F (1, 236) = 0.07, p =

.794) bleken er geen significante relaties te zijn. Tegen de verwachtingen in werd er geen

interactie-effect gevonden van producttype en groen label op zowel attitude ten opzichte van

de advertentie (H2a) als koopintentie (H2b). Dus, Hypothese 2 kan niet worden aangenomen.

Discussie

Algemene conclusie

Het gebruik van groene claims is de laatste jaren een populaire marketingstrategie

geworden. De effecten van deze techniek zijn echter niet geheel duidelijk. De huidige studie

had dan ook als doel om de effectiviteit van groene marketing nader te onderzoeken. Zo werd

er gekeken naar het effect van groene claims op zowel de attitude ten opzichte van de

advertentie als de koopintentie van consumenten. Bovendien werd er rekening gehouden met

(21)

Tijdens het experiment kregen participanten een advertentie te zien van een praktisch

of hedonisch product met of zonder een groen label. De verwachting dat het gebruik van een

groen label leidt tot een positievere attitude ten opzichte van de advertentie kwam in het

onderzoek duidelijk naar voren. Een groen label had daarentegen geen invloed op de

koopintentie van consumenten. Ook het type product bleek geen rol te spelen bij de

effectiviteit van groene advertenties. Hoewel er verwacht werd dat een groen label in

combinatie met een hedonisch product tot een positievere attitude ten opzichte van de

advertentie en een sterkere koopintentie zou leiden dan een groen label in combinatie met een

praktisch product, bleek dit niet het geval te zijn. Advertenties met groene claims lijken dus

niet anders te werken voor hedonische dan voor praktische producten.

Implicaties

Uit de huidige studie blijkt dat de werking van groene marketing kan variëren. Zo leidt

het gebruik van een groen label tot een positievere attitude ten opzichte van de advertentie,

maar niet tot een sterkere koopintentie. Het eerste resultaat is in lijn met eerder onderzoek

waaruit is gebleken dat het gebruik van groene claims als positioneringstrategie een sterkere

overtuigingskracht heeft dan een algemene positioneringstrategie (D’Souza & Taghian, 2005;

Kong & Zhang, 2012; Matthes et al., 2014). Zo zijn consumenten geneigd een positieve

houding aan te nemen tegenover maatschappelijke kwesties als milieuvervuiling (Matthes et

al., 2014). Deze houding wordt bovendien sterker wanneer het inzetten voor een

maatschappelijke kwestie gepaard gaat met een persoonlijk voordeel (Hartmann & Ibáñez,

2006). Consumenten zullen daarom positiever reageren op advertenties wanneer deze

milieuvriendelijke informatie bevatten dan op advertenties die geen link hebben met een

groene levensstijl.

De huidige resultaten laten zien dat de positievere attitude ten opzichte van de

(22)

koopintentie. Dit is gedeeltelijk in lijn met eerder onderzoek (Grimmer & Woolley, 2012;

Kong & Zhang, 2012). Dit resultaat zou verklaard kunnen worden door de inconsistente

attitudes die door consumenten gevormd worden bij groene producten (Chang, 2011). Deze

inconsistentie komt bijvoorbeeld naar voren wanneer consumenten positief staan tegenover

producten die minder milieuvervuilend zijn, maar zij tegelijkertijd verwachten dat groene

producten ook duurder zijn. Dit kan er toe leiden dat consumenten niet de neiging hebben om

per se producten met een groen label te kopen.

Het gebruik van een groen label in combinatie met een praktisch dan wel hedonisch

product bleek geen verschillend effect te hebben op de attitude ten opzichte van de advertentie

en de koopintentie. Zo is uit de huidige studie gebleken dat groene claims in combinatie met

een hedonisch product noch een positievere attitude ten opzichte van de advertentie noch een

hogere mate van koopintentie veroorzaken dan wanneer de advertentie een praktisch product

bevat. Groene claims lijken dus hetzelfde te werken voor praktische en hedonische producten.

Dit zou enerzijds kunnen betekenen dat consumenten een groen label zien als een excuus voor

het aanschaffen van een hedonisch product (Steinhart et al., 2013) en anderzijds dat

consumenten een groen label associëren met een functionele eigenschap die past bij een

praktisch product. Groene claims zouden dus op verschillende manieren geïnterpreteerd

kunnen worden, zodat deze zowel in lijn liggen met praktische als met hedonische producten.

Deze ambigue interpretatie kan tot gevolg hebben dat groene claims niet per se beter werken

voor één type product, maar dat het effect van deze claims afhankelijk is van de consument

zelf.

Hoewel de resultaten uit de huidige studie grotendeels tegengesteld zijn aan eerder

onderzoek, is het toch van toegevoegde waarde. Zo hebben marketeers er baat bij om te weten

hoe groene producten het beste gepositioneerd kunnen worden en hoe groene producten het

(23)

van de advertentie en het product vaak samenhangen, kan het zijn dat het gebruik van groene

claims ook leidt tot een positievere productattitude. En hoewel consumenten vooralsnog niet

van plan zijn om een groen product te verkiezen boven de normale variant, blijkt uit de

verkoopcijfers dat er wel degelijk een stijgende lijn te zien is in de verkoop van groene

producten (Rijksoverheid, 2014). Marketeers kunnen hier hun voordeel uit halen door het

aantrekkelijker maken van de advertentie en het product. Hierdoor kunnen consumenten

positievere attitudes vormen. Daarnaast kunnen marketeers mogelijke barrières weghalen

voor de consument, zoals de prijs. Wanneer de prijs omlaag gaat en het aanbod groter wordt,

kunnen consumenten een sterkere intentie krijgen om groene producten te kopen.

Naast groene marketing kunnen de resultaten uit de huidige studie ook van toepassing

zijn op andere gebieden. Het is duidelijk dat consumenten positiever reageren op berichten die

groene claims bevatten. Groene bedrijven kunnen hier op in spelen door hun

milieuvriendelijke gedrag over te brengen op consumenten aan de hand van groene claims.

Deze bedrijven kunnen zowel universiteiten zijn die gebruik maken van gerecycled papier of

hotels die energiebesparende lampen gebruiken. Wanneer bedrijven hun groene imago

communiceren aan de hand van een bericht met groene claims in plaats van een vergelijkbaar

bericht zonder groene claims, zou dit bij (potentiële) klanten kunnen leiden tot een positievere

houding ten opzichte van het bedrijf.

Beperkingen en vervolgonderzoek

De beperkingen van de huidige studie bieden mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

Ten eerste werden er in zowel de pre-testen als in het experiment geen significante resultaten

gevonden voor de hedonische waarde van de advertenties. Om te meten of een product als

praktisch of hedonisch werd gezien, was er gebruik gemaakt van een bestaande schaal (Voss

et al., 2003). Deze schaal bestond echter uit Engelstalige items die vertaald moesten worden

(24)

vertalen zijn, is dit minder het geval bij hedonische termen als ‘exciting’ en ‘thrilling’. In het Nederlands lijken er minder geschikte woorden te zijn om aan te geven in hoeverre een

product hedonisch is. Vervolgonderzoek kan hier rekening mee houden door het experiment

in het Engels uit te voeren of door te toetsen in hoeverre de vertaalde termen slaan op de

hedonische eigenschappen van producten. Het gebruik van een gevalideerde Nederlandse

vragenlijst is hierbij dus van belang.

Een tweede beperking heeft te maken met de meting van de covariaat groene identiteit.

Hoewel de items een betrouwbare schaal vormden in het originele onderzoek, bleek dit niet

het geval te zijn in de huidige studie (Withmarsh & O’Neill, 2010). Dit kan te maken hebben met het feit dat twee van de vier items negatief gesteld werden zodat er sprake was van een

omgekeerde score. Hoewel er gebruik is gemaakt van de originele schaal, kan het zijn dat de

participanten de negatieve vraagstellingen over het hoofd hebben gezien waardoor er een

verkeerde score werd ingevuld. Het is daarom aan te raden om in de toekomst gebruik te

maken van een andere, duidelijkere groene identiteit schaal.

Een derde beperking van deze studie heeft betrekking op het feit dat er slechts één

product is gebruikt in het experiment. Hoewel de manipulatie succesvol bleek te zijn, zodat

het praktische product als praktisch en het hedonische product als luxe werd gezien, is er

alleen gebruik gemaakt van een subtiele manipulatie van handzeep in de advertenties. Er is

dan ook geen interactie-effect gevonden van het type product op de relatie van een groen label

op de attitude ten opzichte van de advertentie en koopintentie. Toekomstig onderzoek zou

meerdere soorten producten kunnen gebruiken om de effectiviteit van groene claims nader te

onderzoeken. Een meer inherent hedonisch product, zoals parfum, kan tot andere resultaten

leiden dan een hedonisch gemaakte handzeep. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van

duidelijk verschillende producten, die niet te subtiel gemanipuleerd zijn, zouden er andere

(25)

producten met een verschillende mate van inherent hedonische eigenschappen. Het is hier

echter wel van belang dat de producten niet te veel verschillen in mate van betrokkenheid en

schadelijkheid voor het milieu (Kong & Zhang, 2012).

Een laatste beperking heeft te maken met achterliggende variabelen die van invloed

kunnen zijn op de werking van groene claims. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat het

hebben van een groene levensstijl van invloed kan zijn op de werking van groene claims

(Hartmann & Ibáñez, 2012; Van der Werff et al., 2013). Hoewel uit het huidige onderzoek

niet bleek dat groene identiteit een rol speelde bij groene marketing kan dit, zoals eerder

gezegd, liggen aan het feit dat de variabele een niet heel betrouwbare schaal vormde. Ook de

prijs van groene producten zou van invloed kunnen zijn op de werking van groene claims.

Wanneer de prijs van het product wordt toegevoegd aan de groene advertenties kunnen

alternatieve verklaringen uitgesloten worden. Het is daarom aan te raden om in de toekomst

rekening te houden met meerdere variabelen.

Conclusie

Hoewel er een trend gaande is van zowel praktische als hedonische producten die

duurzaam geproduceerd worden, blijken de effecten van groene claims in advertenties niet te

verschillen per type product. De huidige resultaten suggereren dat een duurzaam product niet

per se een groen label nodig heeft om te leiden tot een hogere koopintentie. Aan gebrek aan

populariteit hoeft het echter niet te liggen, want groene producten hebben de toekomst.

(26)

Literatuur

Atkinson, L., & Rosenthal, S. (2014). Signaling the green sell: The influence of eco-label

source, argument specifity, and product involvement on consumer trust. Journal of

Advertising, 43(1), 33-45.

Bridges, E., & Florsheim, R. (2008). Hedonic and utilitarian shopping goals: The online

experience. Journal of Business Research, 61(4), 309-314.

Chang, C. (2011). Feeling ambivalent about going green. Implications for green advertising

processing. Journal of Advertising, 40(4), 19-31.

Diamantopoulos, A., Schlegelmilch, B.B., Sinkovics, R.R., & Bohlen, G.M. (2003). Can

socio-demographics still play a role in profiling green consumers? A review of the

evidence and an emperical investigation. Journal of Business Research, 56(6),

465-480.

D’Souza, C., & Taghian, M. (2005). Green advertising effects on attitude and choice of advertising themes. Asia Pacific Journal of Marketing and Logistics, 17(3), 51-66.

Grimmer, M., & Woolley, M. (2012). Green marketing messages and consumers’ purchase

intention: Promoting personal versus environmental benefits. Journal of Marketing

Communications, 1-20.

Hartmann, P., & Ibáñez, V.A. (2006). Green value added. Marketing Intelligence & Planning,

24(7), 673-680.

Hartmann, P., & Ibáñez, V.A. (2012). Consumer attitude and purchase intention toward green

energy brands: The roles of psychological benefits and environmental concern.

Journal of Business Research, 65(9), 1254-1263.

Kong, Y., & Zhang, A. (2013). Consumer response to green advertising: The influence of

(27)

Kong, Y., & Zhang, L. (2012). When does green advertising work? The moderating role of

product type. Journal of Marketing Communications, 1-17.

Matthes, J., Wonneberger, A., & Schmuck, D. (2014). Consumers’ green involvement and the persuasive effects of emotional versus functional ads. Journal of Business Research,

67(9), 1885-1893.

Munch, J.M., Boller, G.W., & Swasy, J.L. (1993). The effects of argument structure and

affective tagging on product attitude formation. Journal of Consumer Research, 20(2),

294-302.

Park, S.B., & Park, D.H. (2013). The effect of low- versus high-variance in product reviews

on product evaluation. Psychology & Marketing, 30(7), 543-554.

Phau, I., & Ong, D. (2007). An investigations of the effects of environmental claims in

promotional messages for clothing brands. Marketing Intelligence & Planning, 25(7),

772-788.

Pickett-Baker, J., & Ozaki, R. (2008). Pro-environmental products: Marketing influence on

consumer purchase decision. Journal of Consumer Marketing, 25(5), 281-293.

Rijksoverheid. (2014). Duurzaam voedsel steeds vaker op boodschappenlijstje. Op 5 juni

2014 geraadpleegd op

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/06/04/duurzaam-voedsel-steeds-vaker-op-boodschappenlijstje.html.

Schuhwerk, M.E., & Lefkoff-Hagius, R. (1995). Green of non-green? Does type of appeal

matter when advertising a green product? Journal of Advertising, 14(2), 45-54.

Steinhart, Y., Ayalon, O., & Puterman, H. (2013). The effect of an environmental claim on

consumers’ perception about luxury and utilitarian products. Journal of Cleaner

(28)

Strahilevitz, M., & Myers, J.G. (1998). Donations to charity as purchase incentives: How

well they work may depend on what you are trying to sell. Journal of Consumer

Research, 24(4), 434-446.

TNS Nipo. (2013). De milieubeleving in Nederland. Op 27 maart 2014 geraadpleegd op

http://www.milieucentraal.nl/media/1184973/de_milieubeleving_van_nederlanders_-_onderzoek_tgv_15_jaar_milieu_centraal.pdf.

Tucker, E.M., Rifon, N.J., Lee, E.M., & Reece, B.B. (2012). Consumer receptivity to green

ads. A test of green claim types and the role of individual consumer characteristics for

green ad response. Journal of Advertising, 41(4), 9-23.

Van der Werff, E., Steg, L., & Keizer, K. (2013). The value of environmental self-identity:

The relationship between biospheric values, environmental self-identity and

environmental preferences, intentions and behaviour. Journal of Environmental

Psychology, 34, 55-63.

Voss, K.E., Spangenberg, E.R., & Grohmann, B. (2003). Measuring the hedonic and

utilitarian dimensions of consumer attitude. Journal of Marketing Research, 40(3),

310-320.

Whitmarsh, L., & O’Neill, S. (2010). Green identity, green living? The role of pro environmental self-identity in determining consistency across diverse pro

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waste Management, in Climate Change 2007: Mitigation, Contribution of Working Group III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

— Voor consumptie ter plaatse wordt het aanbieden van plastic bekers en maaltijd- verpakkingen voor eenmalig gebruik verboden, tenzij de exploitant voorziet in een systeem

Dat doet in onze ogen geen recht aan onze inspanningen en dienstverlening en is wat ons betreft ook niet nodig om samen naar de beste oplossing voor uw gemeente te kijken2. Omdat

Dit resulteerde in een 2 (metafoor: eenvoudig vs. geen slogan) tussen- proefpersonen onderzoeksdesign om de hypotheses te toetsen. Uit de resultaten blijkt dat

populierenplanters de ernst hiervan inzagen en het aanplanten van de vier genoemde klonen ophield en dat roesttolerante klonen sinds 1999 beschikbaar kwamen op de markt dan kan

Uber adapted its value proposition to the different institutions This hints at that sharing economy business models will mostly adapt their infrastructure management

The purpose of this survey-experiment study was to do an initial test of if – and how – political party press outlets are evaluated differently in terms of credibility compared