• No results found

Rotigotine (Neupro) bij Ziekte van Parkinson

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rotigotine (Neupro) bij Ziekte van Parkinson"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aan de Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport

Postbus 20350

2500 EJ 'S-GRAVENHAGE

Uw brief van Uw kenmerk Datum

9 oktober 2007

Farmatec/FZ-2804948

6 december 2007

Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer

PAK/27086516

W.G.M. Toenders

(020) 797 87 50

Onderwerp

CFH-rapport 07/34: rotigotine (Neupro®) herbeoordeling

Geachte heer Klink,

In de brief van 9 oktober 2007 heeft u het College voor zorgverzekeringen (CVZ)

verzocht om een inhoudelijke toetsing uit te voeren met betrekking tot rotigotine

(Neupro®). De Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) heeft deze beoordeling inmiddels

afgerond. De overwegingen hierbij treft u aan in het bijgevoegde CFH-rapport 07/34.

Rotigotine (Neupro®) pleisters voor transdermaal gebruik 2 mg/24 uur, 4 mg/24 uur, 6

mg/24 uur en 8 mg/24 uur zijn bestemd voor gebruik als monotherapie in het

beginstadium van de ziekte van Parkinson én voor toevoeging aan levodopa in een later

stadium van de aandoening.

De eerste beoordeling van rotigotine als monotherapie door de CFH vond plaats in 2006

(CFH-rapport 06/32). Rotigotine kon toen op basis van klinisch relevante verschillen in

eigenschappen niet opgenomen worden in de cluster van dopamine-agonisten of een

andere cluster in het GVS. Rotigotine als monotherapie bleek een minderwaarde te

hebben ten opzichte van met name ropinirol.

Volgens CFH-rapport 07/34 is het oordeel van de CFH over rotigotine als monotherapie

in deze herbeoordeling ongewijzigd gebleven. Als monotherapie is rotigotine minder

werkzaam dan de orale dopamine agonisten. Wat betreft de werkzaamheid van

rotigotine bij de nieuwe geregistreerde indicatie, namelijk als aanvullende behandeling

bij levodopa, en wat betreft de bijwerkingen zijn er geen klinisch relevante verschillen

met de orale dopamine agonisten. Over het geheel genomen is het oordeel dan ook nu

dat er tussen rotigotine en de orale dopamine agonisten geen klinisch relevante

verschillen in eigenschappen bestaan, die bepalend zijn voor de keuze van de arts voor

de gehele patiëntenpopulatie.

Rotigotine kan geclusterd worden met de orale dopamine agonisten op bijlage 1A. Als

standaarddosering kan de DDD worden aangehouden van 6 mg.

(2)

Pagina 2 - PAK/27086516

Concluderend adviseren wij u om rotigotine op te nemen op bijlage 1A.

Hoogachtend,

dr. P.C. Hermans

(3)

Rapport

CFH rapport 07/34

rotigotine (Neupro®),

herbeoordeling

Vastgesteld in de CFH-vergadering van 26 november 2007

Uitgave College voor zorgverzekeringen Postbus 320 1110 AH Diemen Fax (020) 797 85 00 E-mail info@cvz.nl Internet www.cvz.nl Volgnummer Afdeling Auteur 27066512 PAK W.G.M. Toenders Doorkiesnummer Tel. (020) 797 87 50

(4)

Inhoud:

pag. 1 1. Inleiding 1 2. Aanleiding 1 3. Motivatie herbeoordeling 2 4. Uitgangspunten herbeoordeling 3 5. Plaatsbepaling binnen GVS

3 5.a. GVS-criteria voor clustering

3 5.a.1. Gelijksoortig indicatiegebied 4 5.a.2. Gelijke toedieningsweg

4 5.a.3. Bestemd voor dezelfde leeftijdscategorie

4 5.a.4. Geen klinisch relevante verschillen in eigenschappen 8 6. Eindconclusie

8 7. Literatuur

Bijlage(n)

1. Brief van de minister van Volksgezondheid , Welzijn en Sport d.d.9 oktober 2007

(5)

1

1. Inleiding

In de brief van 9 oktober 2007 verzoekt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de voorzitter van het College voor zorgverzekeringen een herbeoordeling van rotigotine (Neupro®) uit te voeren.

De eerste beoordeling van rotigotine door de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) vond plaats in 2006 (CFH-rapport 06/32, 21 december 2006). 1 Rotigotine kon op basis van

klinisch relevante verschillen in eigenschappen niet

opgenomen worden in de cluster van dopamine-agonisten of een andere cluster in het GVS. Rotigotine als monotherapie bleek een minderwaarde te hebben ten opzichte van met name ropinirol.

2. Aanleiding

Indicatie uitbreiding

De fabrikant heeft een verzoek ingediend tot herbeoordeling van rotigotine (Neupro®) in het GVS. De fabrikant baseert het verzoek op de uitbreiding van de geregistreerde indicatie en beschikbaarheid van nieuwe literatuurgegevens. De

geregistreerde indicatie van rotigotine is op 9 januari 2007 uitgebreid met toepassing in combinatie met levodopa, wanneer tijdens het verloop van de ziekte, in latere stadia, het effect van levodopa vermindert of inconsistent wordt en schommelingen in het therapeutisch effect optreden (eind van de dosis of 'on-off' type schommelingen). De fabrikant vraagt verder om een herbeoordeling van de eerder beoordeelde indicatie (als monotherapie) op grond van nieuwe publicaties en een geaccepteerd manuscript.

De fabrikant verzoekt de minister rotigotine op te nemen op bijlage 1A, in het cluster met orale dopamine agonisten (bromocriptine, pergolide, pramipexol, ropinirol).

3. Motivatie herbeoordeling

Geen verschillen als combinatietherapie

Gevonden verschillen bij monotherapie beschouwen als een doseringskwestie

De fabrikant motiveert zijn aanvraag als volgt:

Bij toepassing als combinatietherapie was in een onderzoek de werkzaamheid van rotigotine vergelijkbaar met pramipexol gemeten op de vermindering in absolute ‘off-tijd’. De werkzaamheid van rotigotine als monotherapie bij titratie tot maximaal 8 mg/24 uur was in een onderzoek wel minder dan ropinirol, getitreerd tot maximaal 24 mg/24 uur, maar in een post hoc analyse van deze ‘non-inferiority’ studie bleek de werkzaamheid van rotigotine ≤ 8 mg/24 uur vergelijkbaar met die van ropinirol ≤ 12 mg/dag. Omdat rotigotine inmiddels toegepast kan worden in doseringen tot 16 mg/ 24 uur meent de fabrikant dat rotigotine zowel als monotherapie als als adjuvante therapie vergelijkbaar is met andere dopamine

(6)

2

Voordelen transdermale toediening

agonisten. Daarnaast stelt de fabrikant dat er een klinische behoefte is aan een transdermale toediening:

- bij complicaties (motorische fluctuaties en nachtelijke ‘off’ periodes) als gevolg van pulsatiele toediening; - bij slikproblemen en/of vertraagde maaglediging; - bij operaties als perioperatief medicatie nodig is. De transdermale toediening van rotigotine vertaalt zich in diermodellen in een niet-pulsatiele, constante dopaminerge stimulatie, die vervolgens -volgens farmacokinetische

principes- tot een reductie of zelfs preventie van de genoemde complicaties zou leiden.

4. Uitgangspunten herbeoordeling

1e claim: dossier is acceptabel voor uitbreiding indicatie 2e claim: geen nieuwe gegevens voor monotherapie 3e claim: geen klinische onderbouwing

Om te bepalen of rotigotine opgenomen kan worden in het GVS cluster met de orale dopamine agonisten dient nagegaan te worden of rotigotine op grond van nieuwe feiten voldoet aan de criteria.

De fabrikant heeft een dossier ingediend met een aantal nieuwe studies en publicaties over rotigotine. Dit dossier is acceptabel voor zover het de nieuwe, geregistreerde indicatie betreft met de daarop betrekking hebbende onderzoeken als documentatie.

Voor acceptatie van het verzoek van de fabrikant om

herbeoordeling van de eerder beoordeelde indicatie, namelijk als monotherapie bij de ziekte van Parkinson, bevat het

dossier te weinig nieuwe gegevens. Bij de eerste beoordeling is door de CFH de afweging gemaakt of het verschil tussen rotigotine en ropinirol mogelijk berustte op een

doseringkwestie. Ook in het Vonnis in kort geding van 3 mei 200715 over de beoordeling van rotigotine wordt er op

gewezen dat in de registratietekst rotigotine als monotherapie niet hoger dan maximaal 8 mg/24 uur mag worden

gedoseerd. Ook in de nieuwe SPC/1b tekst van rotigotine4 is

deze maximale dosering voor de monotherapie gehandhaafd. De nieuwe gegevens bij monotherapie beperken zich tot het gegeven dat de onderzoeken waarop rotigotine eerder werd beoordeeld óf nu zijn gepubliceerd (Watts, 200710; Jancovic,11,

2007) óf er een geaccepteerd manuscript van is (Giladi,

200712). De publicaties van Watts, Jancovi en Giladi gaan echter

over dezelfde onderzoeken (nl studie SP512 en SP513) die in de EPAR van rotigotine5 worden besproken en waarop bij de

beoordeling is afgegaan. Er blijken geen grote verschillen tussen de analyse van de resultaten van deze onderzoeken, zoals die zijn weergegeven in de EPAR en die in de publicaties en het manuscript; zie tabel 1. Op deze studies wordt daarom niet in deze herbeoordeling ingegaan.

Ook de derde claim van de fabrikant, namelijk dat rotigotine door de transdermale toediening specifieke voordelen zou hebben, wordt in het dossier niet met nieuwe klinische gegevens onderbouwd. Ook op deze claim zal in deze

(7)

3 herbeoordeling daarom niet verder worden ingegaan.

Een literatuuronderzoek werd op 4 oktober 2007 uitgevoerd met de databases van de Medline en Cochrane. Gezocht werd naar RCT’s met de zoektermen ‘rotigotine’ en ‘randomized controlled trial’. Er werden voor de indicatie ziekte van Parkinson geen aanvullende klinische studies gevonden naast de studies die de fabrikant in zijn dossier heeft opgenomen.

Tabel 1. Gerandomiseerde placebogecontroleerde dubbelblinde onderzoeken met rotigotine als monotherapie in het beginstadium van de ziekte van Parkinson.

Uitkomst Studie, duur Geneesmiddel (mg/24

uur)

N

Percentage respondersa (%)

Gemiddelde

verbetering van UPDRS II +III Studie SP512; Watts, 200710; Jankovic, 200711; fase III, titratiefase + 6 mnd. rotigotine bijna 6 placebo 177 96 48* 19 - 4,0* + 1,3 Studie SP513; Giladi, 200712; fase III, titratiefase + 6 mnd. rotigotine bijna 8 ropinirol tot 24 placebo 213 227 117 52* 68* 30 -6,8** -10,8** -2,3 Studie 506, Parkinson study group, 20036, 4 weken titratiefase + 7 weken rotigotine 2 rotigotine 4 rotigotine 6 rotigotine 8 placebo 49 47 48 51 47 - - - - - -1.2 -3,1 -5,1** -5,3** -0,3

a responder= ten minste 20% verbetering op de UPDRS II +III-score

* p<0,0001 tov placebo - geen gegevens

* * statistisch significant t.o.v. placebo

5. Plaatsbepaling binnen GVS

5.a. GVS-criteria voor clustering

De fabrikant is van mening dat rotigotine mede door de uitbreiding van de geregistreerde indicatie nu geclusterd kan worden met de orale dopamine agonisten.

De criteria voor clustering zijn kort weergegeven: 1. een gelijksoortig indicatiegebied

2. een gelijke toedieningsweg

3. bestemd voor dezelfde leeftijdscategorie

4. geen klinisch relevante verschillen in eigenschappen. De invulling van deze criteria wordt hieronder weergegeven.

5.a.1. Gelijksoortig indicatiegebied

Rotigotine is nu net als de andere orale dopamine agonisten zowel geregistreerd voor gebruik als monotherapie in het beginstadium van de ziekte van Parkinson en ook voor

(8)

4 toevoeging aan levodopa in een later stadium.

Conclusie: Rotigotine en de orale dopamine agonisten hebben

een gelijksoortig indicatiegebied.

5.a.2. Gelijke toedieningsweg

Rotigotine wordt transdermaal toegediend, waarbij een systemisch effect wordt beoogd. De andere dopamine agonisten worden oraal toegediend. Voor de indeling in het GVS wordt bij de toedieningswegen waarbij systemisch het gewenste effect wordt beoogd een onderscheid gemaakt in toediening door middel van injectie en toediening niet door middel van een injectie. Conclusie: Er is voor het GVS daarom sprake van een gelijke toedieningsweg.

5.a.3. Bestemd voor dezelfde leeftijdscategorie

Rotigotine is evenals de andere dopamine-agonisten alleen bestemd voor personen ouder dan 18 jaar.

5.a.4. Geen klinisch relevante verschillen in eigenschappen

Conclusie eerste beoordeling monotherapie

Voor de behandeling belangrijke eigenschappen van een geneesmiddel zijn: werkzaamheid, effectiviteit, bijwerkingen, (klinische) ervaring, toepasbaarheid, gebruiksgemak en kwaliteit van leven.

Om deze eigenschappen tussen geneesmiddelen te vergelijken wordt bij voorkeur afgegaan op direct vergelijkend onderzoek. In de eerste beoordeling concludeerde de CFH dat rotigotine minder werkzaam is dan de orale dopamine agonisten. Deze conclusie was gebaseerd op één direct vergelijkend onderzoek met rotigotine als monotherapie in een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson. In dit onderzoek was er een statistisch significant en klinisch relevant verschil in werkzaamheid tussen rotigotine, getitreerd tot een maximale dosering van 8 mg/24 uur, en één van de standaard orale

dopamine-agonisten (ropinirol). Rotigotine had verder vergeleken met placebo in kortdurend onderzoek van 6 maanden een beperkt symptomatisch effect. Andere conclusies uit de eerste

beoordeling waren:

- De ervaring met rotigotine is beperkt en geringer dan met de andere dopamine-agonisten.

- De toepasbaarheid is in grote lijnen vergelijkbaar met die van de orale dopamine-agonisten.

- Er zitten aan het gebruiksgemak van de pleister individuele voor- en nadelen.

- De rotigotinepleister is duurder dan de andere dopamine-agonisten.

Concluderend was de CFH van oordeel dat er tussen rotigotine en ropinirol klinisch relevante verschillen in eigenschappen zijn aangetoond en dat rotigotine een therapeutische minderwaarde heeft.

(9)

5

Beoordeling aanvullende behandeling

Aanvullende behandeling bij levodopa

Werkzaamheid

Voor de beoordeling van rotigotine als aanvullende

behandeling bij patiënten die gelijktijdig behandeld werden met levodopa, wordt met name afgegaan op het onderzoek van Poewe waarin rotigotine als aanvullende therapie is vergeleken met een orale dopamine agonist. Verder wordt hier voor deze indicatie nog één ander fase III onderzoek (LeWitt) met rotigotine besproken. Hierin werd rotigotine echter alleen vergeleken met placebo. Zie tabel 2 voor een overzicht. In beide onderzoeken ging het om Parkinsonpatiënten (Hoehn & Yahr stadium II-IV) met “wearing off” type motorische

fluctuaties, die tenminste gedurende de laatste maand op een stabiele dosering levodopa waren ingesteld van minimaal 200 mg per dag (LeWitt) of 300 mg per dag (Poewe). Andere inclusiecriteria waren dat de patiënten gedurende tenminste gemiddeld 2,5 uur per dag in de ‘off’ toestand waren en dat de behandelaar van oordeel was dat de ziekte niet optimaal onder controle was met de medicatie. Tijdens de behandeling mocht de Parkinsonmedicatie niet veranderen. In beide onderzoeken werd als primaire variabele de absolute verlaging van de “off”-tijd (in uren) beoordeeld. En ook werd de werkzaamheid bepaald aan de hand van de verbetering van het percentage responders, gedefinieerd als het percentage patiënten met een verbetering van ten minste 30% in de ‘off’ tijd.

In het onderzoek van LeWitt werden 2 sterkten rotigotine vergeleken met placebo. Daarbij werd de dosis in wekelijkse stappen van 2 mg/24 h, beginnend met 4 mg/24 h, getitreerd tot de optimale individuele dosis rotigotine of placebo. Voor de arm met 8 mg /24 uur en die met 12 mg/24 uur rotigotine werd de beoogde maximale dosering bij resp. 75% en 68% van de patiënten bereikt. De patiënten in beide

behandelingsgroepen werden gedurende 6 maanden op hun optimale dosis gehouden. Aan het einde van de

onderhoudsbehandeling werd een verbetering van ten minste 30% waargenomen bij 57% en 55% van de patiënten die rotigotine 8 mg/24 h respectievelijk 12 mg/24 h kregen en bij 34% van de patiënten die een placebo kregen. Bij de met rotigotine behandelde patiënten bedroeg de gemiddelde verlaging van de “off”-tijd 2,7 respectievelijk 2,1 uur, terwijl bij de met placebo behandelde groep een verlaging van 0,9 uur werd waargenomen. Alle verschillen ten opzichte van placebo waren statistisch significant (p<0.001 respectievelijk p=0.003). In het dubbelblinde onderzoek van Poewe werden rotigotine en pramipexol vergeleken met placebo. In dit onderzoek werd de dosis in wekelijkse stappen van 2 mg/24 h, van 4 mg/24 h tot een maximale dosis van 16 mg/24 h, getitreerd tot de optimale individuele rotigotinedosis. In de pramipexolgroep kregen de patiënten 0,375 mg in de eerste week en 0,75 mg in de tweede week en werd de dosis vervolgens getitreerd tot de individuele optimale dosis in wekelijkse stappen van 0,75 mg tot een maximale dosis van 4,5 mg/dag. De patiënten in beide

(10)

6 behandelingsgroepen werden gedurende 4 maanden op hun respectievelijke dosis gehouden: dit was gemiddeld 13 mg/ 24 uur voor rotigotine en 3,1 mg voor pramipexol. Aan het einde van de onderhoudsbehandeling werd een verbetering van ten minste 30% waargenomen bij 60% van de patiënten die rotigotine kregen, bij 67% van de patiënten die pramipexol kregen en bij 35% van de patiënten die een placebo kregen (verschil rotigotine versus pramipexol -7%; CI95%= -17%; 2%). De gemiddelde verlaging van de “off”-tijd bedroeg 2,5 uur in de rotigotinegroep, 2,8 uur in de pramipexolgroep en 0,9 uur in de placebogroep (verschil pramipexol versus rotigotine -0,3; CI95%= -0,9; 0,2). Alle verschillen tussen de actieve

behandelingen en placebo waren statistisch significant. Voor de vergelijking van rotigotine met pramipexol was in de studie van Poewe de non-inferiority marge voor het percentage responders vooraf gedefinieerd op 15%, en voor de absolute vermindering in ‘off’ tijd op 1,2 uur. De non-inferiority kon in dit onderzoek voor het percentage responders niet tweezijdig worden aangetoond, omdat de ondergrens van -15% werd overschreden. Het verschil in vermindering van de absolute ‘off’ tijd viel daarentegen wel binnen de non-inferiority marge. In deze studie waren beide uitkomstmaten de primaire parameters. De gemiddelde veranderingen in secundaire parameters zoals het aantal ‘off’ periodes en de absolute ‘on’ tijd zonder dyskinesie lieten geen significante verschillen zien tussen rotigotine en pramipexol. Verder werd de dosering levodopa tijdens de studie met 9% verminderd in de

pramipexolgroep, met 3% in de rotigotinegroep en met 2% in de placeboarm. Dat voor het percentage responders de non-inferiority niet kon worden aangetoond en er een in verschil van 0,35 uur in verbetering van de ‘off’ tijd in het nadeel van rotigotine naar voren kwam, zou volgens de discussie van de publicatie een aanwijzing kunnen zijn voor een iets te lage doseringsverhouding rotigotine-pramipexol in deze studie. Een andere theoretische mogelijkheid is dat de continue 24-uurs afgifte zou kunnen leiden tot een inductie van tolerantie.

Tabel 2. Gerandomiseerde placebogecontroleerde dubbelblinde onderzoeken met rotigotine als aanvullende therapie bij levodopa gedurende het beloop en in late stadia van de ziekte van Parkinson.

Uitkomst Studie, duur Geneesmiddel

(mg/24 uur)

N

Percentage respondersa

(%)

Vermindering ‘off’ tijd (95% BI) (uren)

Studie SP650; LeWitt et al, 200713,; PREFER; fase III, 5

weken titratiefase + 6 mnd. ; VS, Canada rotigotine ≤ 8 rotigotine ≤ 12 placebo 113 109 119 57* 55* 34 -2,7* -2,1** -0,9

(11)

7 Studie SP515, Poewe et al,

200714, fase III, 7 weken

titratiefase + 4 mnd., Eur, Australië, Z Afrika rotigotine ≤ 16 pramipexol ≤ 4,5 placebo 201 200 100 60* 67* 35 -2,5*** -2,8*** -0,9

a responder= ten minste 30% vermindering in de tijd in de ‘off’ fase

* p<0,001 tov placebo ** p<0,003 tov placebo *** p<0,0001 tov placebo

Conclusie werkzaamheid:

Alleen als monotherapie is sprake een klinisch relevant verschil in werkzaamheid tussen rotigotine en de orale dopamine agonisten, in het nadeel van rotigotine. Als aanvullende behandeling bij levodopa was er in een direct vergelijkend onderzoek geen consistent verschil in

werkzaamheid tussen rotigotine en pramipexol. Gemeten op het percentage responders kon geen non-inferiority worden aangetoond; als werd afgegaan op vermindering van de absolute ‘off’ tijd werd non-inferiority wel aangetoond.

Bijwerkingen

Bij de eerste beoordeling van rotigotine concludeerde de CFH dat de bijwerkingen van rotigotine als startbehandeling grotendeels vergelijkbaar lijken met die van ropinirol, alleen geeft rotigotine aanleiding tot meer locale reacties. In de directe vergelijking werd ropinirol ook iets beter verdragen. In de studie van Poewe was de bijwerkingenfrequentie van rotigotine vergelijkbaar met die van pramipexol, namelijk bij beide 69% vergeleken met 66% bij placebo; bij rotigotine traden alleen huidreacties door de pleister vaker op, namelijk 18% vergeleken met 6% bij pramipexol. Iets meer patiënten staakten het gebruik van pramipexol dan dat van ropinirol, namelijk 15% vergeleken met 11%.

Conclusie:

De bijwerkingen van rotigotine zijn in grote lijnen

vergelijkbaar met die van orale dopamine agonisten. Alleen locale huidreacties treden iets vaker op.

Ervaring, Toepasbaarheid, Gebruiksgemak, Kosten

De conclusies uit de eerste beoordeling waren:

- De ervaring met rotigotine is beperkt en geringer dan met de andere dopamine-agonisten.

- De toepasbaarheid is in grote lijnen vergelijkbaar met die van de orale dopamine-agonisten.

- Er zitten aan het gebruiksgemak van de pleister individuele voor- en nadelen.

- De rotigotinepleister is duurder dan de andere dopamine-agonisten.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de eerste beoordeling1. Het dossier bevat voor deze items geen nieuwe

gegevens op grond waarvan deze conclusies moeten worden aangepast, behalve voor de kosten. De fabrikant heeft de prijs

(12)

8 verlaagd tot hetzelfde niveau als ropinirol. De conclusie voor de kosten wordt daarmee dat de rotigotinepleister even duur is als de andere dopamine agonisten.

6. Eindconclusie

Als monotherapie is rotigotine minder werkzaam dan de orale dopamine agonisten. Wat betreft de werkzaamheid als aanvullende behandeling bij levodopa en wat betreft de bijwerkingen zijn er geen klinisch relevante verschillen. Over het geheel genomen is het oordeel dat er tussen rotigotine en de orale dopamine agonisten geen klinisch relevante

verschillen in eigenschappen bestaan, die bepalend zijn voor de keuze van de arts voor de gehele patiëntenpopulatie.

Besluit:

Rotigotine kan geclusterd worden met de orale dopamine agonisten op bijlage 1A. Als standaarddosering kan de DDD worden aangehouden van 6 mg.

7. Literatuur

1. Farmacotherapeutisch Rapport rotigotine (Neupro®). Commissie Farmaceutische Hulp, CFH-rapport 06/32, 21 december 2006.

2. Commissie Kwaliteitsbevordering van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Richtlijnen diagnostiek en behandeling van patiënten met de ziekte van

Parkinson. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 2001.

3. Committee for proprietary medicinal products (CPMP). Note for guidance on the clinical investigation of medicinal products in the treatment of Parkinson’s disease. EMEA. Londen, 17 december 1998. 4. Summary of Product Characteristics (SPC) Neupro.

EMEA 2007. 22/02/2007 Neupro-H-C-626-IA-07. 5. NeuproEuropean Public Assessment Report INN:

rotigotine (Rev. 3) - Published 07/05/07.

6. The Parkinson study group. A controlled trial of rotigotine monotherapy in early Parkinson’s disease. Arch Neurol 2003; 60: 1721-8.

7. Hutton JT, Metman LV, Chase TN, et al. Transdermal dopaminergic D(2) receptor agonist therapy in Parkinson's disease with N-0923 TDS: a double-blind, placebo-controlled study. Mov Disord. 2001;16:459-63.

8. Horstink M, Tolosa E, Bonuccelli U, Deuschl G, Friedman A, Kanovsky P, Larsen JP, Lees A, Oertel W, Poewe W, Rascol O, Sampaio C; European Federation of Neurological Societies; Movement Disorder Society-European Section. Review of the therapeutic

management of Parkinson's disease. Report of a joint task force of the European Federation of Neurological

(13)

9 Societies (EFNS) and the Movement Disorder Society-European Section (MDS-ES). Part II: late (complicated) Parkinson's disease. Eur J Neurol. 2006;13:1186-202. 9. Horstink M, Tolosa E, Bonuccelli U, et al.; European

Federation of Neurological Societies; Movement Disorder Society-European Section. Review of the therapeutic management of Parkinson's disease. Report of a joint task force of the European Federation of Neurological Societies and the Movement Disorder Society-European Section. Part I: early (uncomplicated) Parkinson's disease. Eur J Neurol. 2006 v;13:1170-85. 10. Watts RL, Jankovic J, Waters C et al Randomized, blind,

controlled trial of transdermal rotigotine in early Parkinson’s disease. Neurology 2007; 68: 272-6. 11. Jankovic J , Watts, Martin W et al for the SP512

rotigotine transdermal system clinical study group. Transerma Rotigotine, double-blind, placebo-controlled trial in Parkinson’s disease. Arch Neurol 2007; 64: 676-82.

12. Giladi N, Boroojerdi B, Korczyn AD, et al on behalf of the SP513 investigators. Rotigotine transdermal patch in early Parkinson’s disease: a randomized, double-blind, controlled study versus placebo and ropinirole. Accepted for publication Movement Disorders 2007. 13. LeWitt PA, Lyons DE, Pahwa R, on behalf of the SP650

study group. Advanced Parkinson’s disease treated with rotigotine transdermal system PREFER study. Neurology 2007; 68: 1262-7.

14. Poewe WH, Rascol O, Quinn N, et al. on behalf of the SP515 investigators. Efficacy of pramipexole and transdermal Rotigotine in advanced Parkinson’s disease: a double-blind, double-dummy, randomised controlled trial. Lancet Neurology 2007; 6: 513-20. 15. Vonnis in kort geding van 3 mei 2007 in de zaak van

Schwarz Pharma tegen CVZ en de staat der

Nederlanden. Zaaknummer 365638/KG ZA 07-520 Pee/HB

De voorzitter van de Commissie Farmaceutische Hulp

Prof. dr. J.H.M. Schellens

De secretaris van de Commissie Farmaceutische Hulp

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek

Overigens kunnen we met de SPECT-scan niet altijd een betrouwbaar onderscheid maken tussen de ziekte van Parkinson enerzijds en andere hersenaandoeningen die soortgelijke

• aanwijzingen voor een significante cognitieve achteruitgang ten opzichte van een eerder niveau van functioneren in een of meer cognitieve domeinen. • De cognitieve

In dit overzichtsartikel worden de farmacologische behandelopties voor zowel de motorische als non-motorische symptomen van de ziekte van Parkinson besproken.. Aan bod komen

Het doel van ergotherapie bij de ziekte van Parkinson is het behouden of optimaliseren van uw dagelijkse handelingen.. Allereerst bespreekt de ergotherapeut met u en

Als er veel geknipte eiwitten in de darm aanwezig zijn, wordt levodopa maar gedeeltelijk opgenomen en zal er minder effect zijn van de Sinemet ® en/of Madopar ®. Bij gebruik

Als de vooronderzoeken goed zijn verlopen wordt er in overleg met u een datum gepland voor het testen van het effect van Apomorfine en het bepalen van de beste dosering in

Ook voor het maken of verzetten van een afspraak bij de polikliniek Neurologie, belt u op maandag t/m vrijdag tussen 08.00-16.30 uur voor alle locaties naar tel. De verpleegkundige