• No results found

Gewasbescherming in "Telen met Toekomst" : een inventarisatie van de knelpunten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gewasbescherming in "Telen met Toekomst" : een inventarisatie van de knelpunten"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P R A K T I J K D N D E R Z G E K

P L A N T <St O M G E V I N G

Gewasbescherming in "Telen met Toekomst"

Een inventarisatie van de knelpunten

ing. A.J.G. Dekking, ing. J.A.J.M. Rovers en ing. B.M.A. Kroonen-Backbier

Gewasbescherming is een belangrijk onderdeel van het project "Telen met

Toekomst" (PAV-bulletin Vollegrondsgroenteteelt, november 2000). Het doel is het

verlagen van de milieubelasting, zowel door vermindering van het gebruik van

che-mische middelen als door een juiste middelenkeuze. Dit alles bij een acceptabel

economisch bedrijfsresultaat. Voorwaarde is dat deze aanpak leidt tot een

opti-male beheersing van ziekten, plagen en onkruiden. Bij de chemische bestrijding

zijn de middelenkeuze, de plaats van toepassing, de dosering,, het tijdstip en de

toepassingstechniek van groot belang. Dit artikel geeft een overzicht van de

knel-punten bij de gewasbescherming in de akkerbouw.

Werkwijze

Aan het begin van het project is de gewasbescherming

gedu-rende de periode 1997 tot 1999 geïnventariseerd. Vervolgens

zijn de resultaten getoetst aan de streefwaarden van het

pro-ject. Voor de gesignaleerde knelpunten worden

oplossings-richtingen aangedragen, die ook het streefbeeld vormen.

In de figuren met BRI-scores zijn de streefwaarden steeds op

100 gesteld. In de figuren met MBP-scores zijn de

percenta-ges overschrijdingen weergegeven. De streefwaarde is hier 0.

NOORDOOST-NEDERLAND

De groep Noordoost-Nederland (NON) akkerbouw bestaat

uit vijf bedrijven; drie bedrijven op dalgrond, en twee op

zandgrond. De oppervlakte van de bedrijven en de

bouw-plansamenstelling is divers. De gewaskeuze

zetmeelaardap-pel, suikerbieten en graan is representatief voor de regio. De

intensiteit van de bedrijven t.a.v. de aardappelteelt varieert

van 60 % tot 30 %. Op de intensieve bedrijven wordt land

geruild met naburige veehouders. Eén bedrijf heeft een

groentetak.

Uit de figuren 1 en 2 blijkt dat de variatie binnen de groep

groot is. Met name de streefwaarden voor MBP-waterleven en

BRI-grondwater worden overschreden. Bij alle bedrijven is de

aardappelteelt verantwoordelijk voor het grootste deel van

de overschrijdingen. Daarbij kunnen in volgorde van

prio-riteit de volgende knelpunten onderscheiden worden:

« phytophthorabestrijding

• onkruidbestrijding

• nematodenbestrijding

• loofdoding

• luisbestrijding.

Phytophthorabestrijding

jggpi '•••••

De strategie van de phytophthorabestrijding op de bedrijven

is divers. Met name de bedrijven die veel Maneb-bevattende

middelen en curatieve middelen gebruiken, overschrijden de

streefwaarden fors. Er zijn een aantal mogelijkheden om de

inzet van deze middelen te beperken: preventie,

middelen-keuze, spuittijdstip en dosering.

Door preventieve maatregelen als bedrijfshygiëne en

rassen-keuze kan zeker in het begin van het seizoen de ziektedruk

verlaagd worden. Een goede middelenkeuze zorgt niet alleen

voor een afdoende bescherming, maar belast ook het milieu

zo min mogelijk. De strategie moet zodanig zijn dat het

gebruik van curatieve middelen zo laag mogelijk is. Bij de

preventieve middelen is fluazinam (o.a. Shirlan) de beste

keus, bij de curatieve middelen cymoxanil/mancozeb

(o.a.Curzate M). Ook mensen die last hebben van allergische

reacties bij het gebruik van Shirlan kunnen het beste voor

Curzate kiezen. Waarschuwingssystemen zijn behulpzaam bij

het bepalen van het spuitmoment en de dosering.

(2)

Phytophthorabestrijding is in alle regio's een belangrijk knelpunt.

Onkruidbestrijding

Op de meeste bedrijven vindt de onkruidbestrijding in aardappelen chemisch plaats. Ervaringen op de kernbedrij-ven hebben geleerd dat voor (deels) mechanische onkruidbe-strijding goede mogelijkheden zijn. Hier wordt voor opkomst glyfosaat (o.a. Roundup) gespoten. De onkruidbestrijding na opkomst is volledig mechanisch. Ook op de voorloperbedrij-ven zijn hiervoor goede mogelijkheden. Het voorkomen van wortelonkruiden, een hoge onkruiddruk of aardappelrassen met weinig loof kunnen deze strategie bemoeilijken. Het

gebruik van paraquat bevattende middelen moet voorkomen worden. Bij de bestrijding van kweek zijn er

milieuvriende-lijke alternatieven. Deze zijn echter wel duurder. Indien er

Figuur 1. Resultaten BRI-lucht, grondwater en bodem

(1997-1999).

toch herbiciden gebruikt worden voor de bestrijding van breedbladige onkruiden, heeft rimsulfuron (Titus) de voor-keur boven metribuzin (Sencor).

Nematodenbestrijding

s

Op de voorloperbedrijven worden nematiciden ingezet bij de bestrijding van aardappelmoeheid en bij de bestrijding van vrijlevende aaltjes. Keuze voor hoogresistente aard-appelrassen en vruchtwisseling maakt het nematicidenge-bruik voor de beheersing van aardappelmoeheid overbodig. Vruchtwisseling is ook het enige instrument om

nemati-cideninzet bij beheersing van vrijlevende aaltjes te voor-komen.

Figuur 2. Resultaten MBP-waterleven en bodemleven

(1997-1999). -o CU CU CU CU +_, +* Z3 CD • o CU > Noordoost-Nederland

BRI-lucht BRI-grondwater BRI-bodem

Noordoost-Nederland

MBP-waterleven MBP-bodemleven

(3)

Figuur 3. Streefbeeld BRI-lucht, grondwater en bodem. Figuur 4. Streefbeeld MBP-waterleven en bodemleven. Noordoost-Nederland Noordoost-Nederland 0 co o

Si

«n d> a>-o Û: e re >

120

100

80

60

40

20

0

• AkOl • Ak02 üAk03 DAk04 • Ak05

BRI-lucht BRI-grondwater BRI-bodem MBP-waterleven MBP-bodemleven

Loofdoding

Met name bij pootaardappelen wordt op de voorloperbedrij-ven het loof doorgaans chemisch gedood. Het strevoorloperbedrij-ven is vol-ledig mechanische loofdoding. Mogelijkheden voor mechani-sche loofdoding zijn er voldoende. De mechanisatie is echter vaak niet beschikbaar of verouderd. Een gematigde

bemesting bevordert de natuurlijke afrijping van het gewas.

Luisbestrijding

Ook hier vindt de inzet met name in pootaardappelen plaats. Aangezien dit uitgangsmateriaal voor de volgende teelt is, moeten hier geen risico's genomen worden.Toch is het hier mogelijk om met een juiste middelenkeus het aantal over-schrijdingen van de streefwaarde te beperken. Deltamethrin (o.a. Decis), lambda-cyhalothrin (Karate) en acefaat

(Orthene) zijn hier goede alternatieven.

Indien al deze maatregelen genomen worden, ontstaat het streefbeeld van de bedrijven (figuur 3 en 4). De milieupresta-ties van de bedrijven verbeteren enorm. Alleen de

streef-waarde voor MBP waterleven overschrijdt de streefstreef-waarden.

Het aantal overschrijdingen van meer dan 100 MBP wordt echter wel tot 0 gereduceerd.

ZUIDWEST-NEDERLAND

Alle bedrijven (vijf) zijn gelegen op kleigrond. De opper-vlakte en bouwplansamenstelling zijn divers.

De gewaskeuze aardappel, suikerbieten, graan, ui en spruit-kool is representatief voor de regio.

De intensiteit van de bedrijven ten aanzien van de aardappel-teelt varieert van 1 op 3 naar 1 op 4.Twee bedrijven hebben een intensief bouwplan met industriegroenten en/of sprui-ten. Op deze bedrijven wordt grond bijgehuurd. De drie andere bedrijven hebben een extensiever bouwplan.

Uit figuur 5 en 6 blijkt dat de grootste overschrijdingen van de streefwaarden plaatsvinden bij BRI-grondwater en MBP-waterleven. Hiervan zijn de middelen gebruikt in ui, aardap-pel en graan verantwoordelijk voor het merendeel van de overschrijdingen. Daarbij kunnen in volgorde van prioriteit de volgende knelpunten worden onderscheiden:

• onkruidbestrijding in ui • loofdoding in aardappel*

Figuur 5. Resultaten BRI-lucht, grondwater en bodem

(1997-1999).

Figuur 6. Resultaten MBP-waterleven en bodemleven

(1997-1999). Zuidwest-Nederland Zuidwest-Nederland

2000

-S 1800

sO(5 1600

e | 1400

Z% 1200

CU CD

(X <-CU >

1000

800

600

400

200

0

_ J -; | ;

^ -=H—

\-m

1

1

1

1

1 Frfi fl

D A k l l • Aki 2 nAkl3 DAkl4 • Akl5

(4)

e à f f

Figuur 7. Streefbeeld BRI-lucht, grondwater en bodem. Figuur 8. Streefbeeld MBP-waterleven en bodemleven.

Zuidwest-Nederland Zuidwest-Nederland

BRI-lucht BRI-grondwater BRI-bodem

• schimmelbestrijding in ui

• phytophthorabestrijding in aardappel* • duistbestrijding in wintertarwe.

(* zie knelpunten Noordoost-Nederland)

Onkruidbestrijding in ui

Op de meeste bedrijven vindt de onkruidbestrijding in ui chemisch plaats. Er wordt een scala aan middelen gebruikt, waarvan propachloor (o.a. Ramrod), pendimethalin (o.a. Stomp) en diquat dibromide (o.a.Reglone) de meest milieu-belastende zijn. Met de huidige kennis van de onkruidbestrij-ding kan helaas propachloor aan de basis nog nauwelijks gemist worden. Zaalsystemen met meer ruimte tussen de rijen geven meer mogelijkheden om het onkruid tussen de rij mechanisch aan te pakken. Het onkruid in de rij wordt

dan chemisch bestreden. De na-opkomstmiddelen ioxynil (o.a.Actril 200) en chloorprofam (o.a. Chloor ipc) hebben hierbij de voorkeur, zonodig aangevuld met bentazon (o.a. Basagran). Diquat dibromide (o.a. Reglone) wordt vervangen door glyfosaat (o.a. Roundup).

Schimmelbestrijding in ui

Tegen valse meeldauw wordt tot nu toe afwisselend zineb en maneb (diverse middelen) of combinaties hiervan ingezet. Binnen het streefbeeld passen deze middelen eigenlijk niet. Indien deze middelen toch gebruikt moeten worden, heeft zineb de voorkeur vanwege een lagere BRI-lucht. Het begin-tijdstip en de frequentie van de bespuitingen hangen af van de weersomstandigheden. Een weerpaal kan hierbij behulp-zaam zijn. Het nieuwe middel kresoxim-methyl/mancozeb (Kenbyo mix) is een waardevolle verbetering om met een lage milieubelasting een goede bestrijding uit te voeren. De bestrijding van bladvlekkenziekte vond in het verleden plaats met chloorthalonil (o.a.Daconil 500), maneb/zineb (o.a. Mazimix), en fluazinam (o.a. Shirlan Flow). Binnen het streefbeeld gaat de voorkeur uit naar fluazinam.

o , 8 0

g-S 70

g>S8 60

2.1 50

J=£ 40

«2 °> 3 0

§>•§ 20

°Ü 10

^ 0

rfc

MBP-waterleven MBP-bodemleven

Onkruidbestrijding in wintertarwe

Hiervoor wordt isoproturon gebruikt. In het streefbeeld wordt dit middel vervangen door clodinafop-propargyl/clo-quintoceet-mexyl (Topik).

Indien de voorgestelde maatregelen genomen worden, ont-staat het streefbeeld van de bedrijven (figuur 7 en 8). De

milieuprestaties van de bedrijven verbeteren enorm.

Opvallend is nog de hoge overschrijding van BRI-grondwater op bedrijf AKI 5. Deze wordt veroorzaakt door de noodzake-lijke bestrijding van witte roest in spruitkool met Daconil (vanaf 2001 echter niet meer toegelaten) en het gebruik van slakkenkorrels (metaldehyde) in de herfst. Daarnaast wordt ook de streefwaarde voor MBP-waterleven nog sterk over-schreden.

ZUIDOOST-NEDERLAND

De groep Zuidoost-Nederland (ZON) akkerbouw bestaat uit vier bedrijven met een vergelijkbare oppervlakte en een redelijk vergelijkbaar bouwplan. Alle zijn gelegen op

zand-grond. De gewaskeuze aardappel, suikerbiet, conservengroen-ten en maïs of graan is representatief voor de regio. Op twee bedrijven wordt een vrij intensief bouwplan gevolgd. Drie bedrijven hebben een gemengd bedrijf met vee. Overal

komen in meer of mindere mate problemen met vrijlevende aaltjes voor. Indien nodig wordt daarom land geruild of

gehuurd of wordt uitgeweken naar een ander gewas.

Uit figuur 9 en 10 blijkt dat er bij de BRI-waarden een grote variatie bestaat binnen de groep. Bij de MBP-waarden scoren de bedrijven vrijwel gelijk. BRI-lucht wordt bij twee bedrij-ven overschreden, grondwater bij alle bedrijbedrij-ven en BRI-bodem bij twee bedrijven. Alle bedrijven overschrijden de streefwaarde voor MBP-waterleven.

De volgende knelpunten kunnen onderscheiden worden: • phytophthorabestrijding in aardappel*

• bestrijding meeldauw en witte roest in schorseneer • bestrijding cercospora in suikerbieten

(5)

Figuur 9. Resultaten BRI-lucht, grondwater en bodem (1997-1999).

Figuur 10. Resultaten MBP-waterleven en.bodemleven (1997-1999). Zuidoost-Nederland Zuidoost-Nederland • o +-> a> co o

21=

- « « a> Û : C re >

500

400

300

200

100

0

• a 70

os. 60

eure .ES

50

| S 40

1 ^ 3 0

g-8 20

t g 10

* * 0

f ] 1

I

r — • •

nAk06 sAk07 • Ak08 aAk09

BRI-lucht BRI-grondwater BRI-bodem MBP-waterleven MBP-bodemleven

• onkruidbestrijding in snijmaïs • onkruidbestrijding in aardappel.*

(* zie knelpunten Noordoost-Nederland)

Bestrijding meeldauw en witte roest in

schorseneer

Op de bedrijven met schorseneer worden beide ziekten

bestreden door toepassing van zwavel en koperoxychloride.

Door te zorgen voor een regelmatige groei en voldoende vochtvoorziening kan een aantasting door meeldauw enigs-zins beperkt worden. Bij toepassing van een bestrijding kan gekozen worden voor het middel triforine (o.a. Funginex), welke zeer laag scoort voor de diverse milieu-parameters. Het middel koperoxychloride ingezet tegen witte roest is niet meer toegelaten. Bij het optreden van witte roest is er geen alternatief middel voorhanden. Dit kan mogelijk tot pro-blemen gaan lijden.

(6)

Figuur 11. Streefbeeld BRI-lucht, grondwater en bodem. Figuur 12. Streefbeeld MBP-waterleven en bodemleven. Zuidoost-Nederland Zuidoost-Nederland 0) "O ° 03

SM

05 O </) a> * c > 60 O £ ÖdDOJ .Eg 50 | | 40 o £ 30 fc* 20 v o 03 * * 0

10

.—1 1 • Ak06 • Ak07 sAk08 nAk09

BRI-lucht BRI-grondwater BRI-bodem MBP-waterleven MBP-bodemleven

Bestrijding cercospora in suikerbieten

Op twee bedrijven heeft een beperkte inzet van de middelen benomyl of carbendazim plaatsgevonden voor de bestrijding van cercospora in suikerbieten.

De inzet kan voorkomen worden door toepassing van resistente rassen.

Onkruidbestrijding in snijmaïs

De onkruidbestrijding in maïs wordt op verschillende wijzen uitgevoerd. Veel van de toegepaste middelen leveren een

behoorlijke bijdrage aan het niveau van BRI-grondwater. Uit onderzoek op kernbedrijven blijkt dat volledig mechani-sche onkruidbestrijding in maïs goed mogelijk is. Het vraagt wel een frequente inzet van de eg en schoffel, al dan niet

aanaardend. Dit is ook als streefbeeld gesteld. Beperkte milieu-belasting is ook mogelijk door voor en rond opkomst te

eggen en daarna op klein onkruid te spuiten met ADS van middelen als sulcotrion (Mikado) en nocosulfuron (o.a.

Milagro) in combinatie met een lage dosering van een ander middel, indien dit vanwege het onkruidbestand noodzakelijk is.

Bestrijding van grassen

Bij de bestrijding van grassen kan gekozen worden voor diverse middelen. Middelen als Targa Prestige en Fusilade hebben de voorkeur boven Gallant 2000 en Focus Plus. Als echter straatgras voorkomt is de inzet van Gallant noodzakelijk. Mogelijk kan dit dan beperkt worden tot perceelsdelen.

Indien alle maatregelen, waarbij bovengenoemde de belang-rijkste zijn, genomen worden ontstaat een streefbeeld per bedrijf. De milieuprestaties van de bedrijven verbeteren enorm (figuur 11 en 12). Alleen het resultaatvoor MBP-water-leven overschrijdt de streefwaarden. Er is wel een afname ten opzichte van de uitgangssituatie. Bij MBP-bodemleven is er nog een gering aantal toepassingen die boven de 100

scoren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

When a request is received the sensible course, for the supplier, is to only host the minimum node and link resources needed for a specific request, since this allows the supplier

15 The research done by Nel (2009:111) showed that enterprise value to EBIT ratio was the most commonly used financial multiple in the South African construction and

Die nuwe aktiwiteit dien as duidelike afsluiting van die gerigtheid op ’n bepaalde lewensdoel – juis onder die worsboom staan Baas en kyk na die kaal pale en afgekapte toue van

The Regulations state in section 3(1)(b)(ii) that if the injury resulted in 30 per cent or more impairment of the whole person, the injury shall be assessed as serious, but if the

The most recent NNB has been announced in 2016 by the SA Government, creating the expectation of a large nuclear market (manufacturing, construction and supply of equipment

On meso-level the pattern of the opening phrase of this movement also represents the a-b-a pattern that occurred in the first themes of the first two movements and the second themes

Uncertainty distribution statistics (median, interquartile range, ±1σ range (on mean value) and 95 % credible interval) for the global annual mean aerosol radiative forcing (net RF,

The intended use of the method is to minimize the ripple torque of an initial optimum LS-PMSM design with minimal impact on its main performance parameters.. The paper is