• No results found

Voederproef met aardappelvezels bij melkvee

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voederproef met aardappelvezels bij melkvee"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voederproef met aardappelvezels bij melkvee,

DOOR E. BROUWER. (Ingezonden 2 September 1930).

INLEIDING.

I n de aardappelmeelfabriek worden in den herfst gedurende de zoo-genaamde hoofdcampagne de aardappelen geraspt en het daarbij vrijgekomen zetmeel wordt m e t behulp v a n veel w a t e r op fijne zeven van de overblijvende „ a a r d a p p e l p u l p " of „ v e z e l s " gescheiden. Deze vezels worden in groote bassins m e t waterafvoer ( „ v e z e l g a t e n " ) bewaard, waarbij een spontane zuring intreedt, die practisch steeds een melkz uurgisting is. D e droge stof dezer gezuurde vezels bevat nog veel zetmeel, nl. 60 à 65 °/0. D a a r o m

worden de vezels (wij zullen ze vezels I noemen) in de zoogenaamde n a c a m p a g n e of vezelcampagne op h u n beurt verwerkt op aardappelmeel, zij het v a n iets minder goede kwaliteit. De bij deze tweede bewerking ontstane vezels (vezels I I ) worden weer in de vezelgaten gespoeld, alwaar zij opnieuw een zuringsproces ondergaan, ditmaal echter in hoofdzaak een boterzuurgisting, die uit een oogpunt van veevoeding minder gewenscht is d a n een melkzuurgisting. Ook daarna is h e t gehalte der droge stof aan zetmeel nog opmerkelijk, nl. 30 à 45 °/0 ; het gehalte aan eiwit is

begrijpe-lijkerwijs gering. Volgens inlichtingen van Ir. ELEMA, indertijd scheikundige bij de Coöperatieve aardappelmeelfabrieken, aan wien ik ook de bovenstaande gegevens in hoofdzaak dank, en onder wiens leiding wij de aardappelmeel-fabricage bezichtigden, worden tot n u toe 1) alléén de laatstgenoemde soort

vezels (vezels I I ) voor veevoeding gebruikt en deze vinden als zoodanig d a n ook vrij geregeld aftrek en wel in hoofdzaak (onder den n a a m v a n „ m o e s " ) n a a r Zuid-Holland, weinig n a a r de omliggende streken en de provincies Groningen en Drente zelf. De moes wordt volgens inlichtingen v a n den Eijksveeteeltconsulent voor Zuid-Holland, den heer Ir. P . VEK-ITOEVEN, in die provincie vooral verstrekt aan melkkoeien en koeien die melkend vet worden gemaakt ; de gevoederde hoeveelheden loopen sterk uiteen.

Herhaaldelijk is a a n de rentabiliteit van de bovengenoemde tweede vermaling getwijfeld en heeft m e n naar andere wegen uitgezien. 2) Zoo is

o.a. de vraag gerezen, of de vezels, welke bij de eerste vermaling o n t s t a a n (vezels I ) , wellicht beter als veevoeder k u n n e n worden verkocht, hetzij

!) Althans tot 1929.

2) Zie ook: GEEEETSEN, Versl. Landbk. Onderz., n°. 35, 1930, bldz. 148.

(2)

na zuring, hetzij direct gedroogd (aardappelgries). Proefnemingen m e t aardappelgries werden in 1919 aan de Proefzuivelboerderij te H o o r n genomen door O T T DE VRIES. 7) Alhoewel aardappelgries, afkomstig van de aardappel

-meelfabriek „ W e s t e r w o l d e " t e Veelerveen, bij varkens door een hooge verteerbaarheid bleek uit te m u n t e n , heeft de droging geen ingang gevonden, hetgeen wel eenige verwondering m a g wekken, o m d a t dit procédé bij andere producten als bietenpulp, bostel, spoeling en dergelijke veelvuldig toepas-sing vindt. Wij vestigen daarom nog eens uitdrukkelijk de aandacht op dit p u n t .

W a t betreft de samenstelling der aardappelvezels is in ons land weinig bekend. Door de welwillendheid van den Directeur van het Puijkslandbouw-proefstation voor Veevoederonderzoek t e Wageningen ontvingen wij enkele aldaar bepaalde analysecijfers, welke zeker wel alle op vezels II betrekking h e b b e n ; tevens werd echter medegedeeld, dat bijzonderheden o m t r e n t de wijze van bewerking en bewaring onbekend waren, terwijl m e n bovendien redenen had om de mogelijkheid t e veronderstellen, dat vele der monsters van één en dezelfde fabriek afkomstig waren. De desbetref-fende, in onderstaande tabel onder A aangegeven cijfers, mogen dus niet zonder m é é r als gemiddelden worden beschouwd. Alle cijfers zijn door mij op droge stof omgerekend, omdat het droge-stof-gehalte schommelde tusschen 23.2 en 7.8 % . Aankoop van moes zonder kennis van het droge-stof-gehalte der partij is d u s zeker sterk af t e raden.

Analyse van de droge stof in enkele monsters aardappelvezels.

ei 5 W N SS .5 Ö i*5 -e tsj cl F ÏH U CD V3 > f Wageningen 1925-'26 (gemidd.) Wageningen 1926-'27 (gemidd.) Wageningen 1927-'28 (gemidd.) Hoorn 1929 bij ontvangst, Ie

monster

Hoorn 1929 bij ontvangst, 2e monster

Hoorn 1929 bij voedering . . / toegezonden

OTT DE V R I E S \ a n ai ys e . . 1919, gedroogde <

vezels. / zelf onder-\ zocht monster 4 6 4 A. 10.5 8.6 10.3 B. 6.5 6.7 6.1 5.6 5.6 2.2 1.5 2.2 0.4 0.4 0.4 0.3 0.7 54.0 59.4 49.9 77.3 77.7 29.9 28.2 34.0 14.2 13.7 78.4 12.7 79.0 76.7 13.1 14.9 3.3 2.3 38.0 44.0 3.6 30.7 1.6 1.5 2.3 2.0 2.1 58.7 61.0 58.6 68.0 f Vezels II

4.6

1 F Vezels I 4_gL gezuurd 3 . 5 / f Vezels I l gedroogd 1.6)

(3)

Analyse van de droge stof in enkele monsters aardappelvezels (vervolg). m cö c <3 o "" +3 § 5 H CD 1 1 -^ o CD CD bo .fi O . * o CD - t ^ CD Cß CE N «+-Î CD O CD

ri

CD M 73 CD - o S fi S ce CD -O 'ÔJ S CD N es £ o'S C D Ä C D ^ -e CD î> s Is

KELLNER, versehe vezels. . . KELLNEE, gedroogde vezels . .

HAYDUOK U. STAIGEB2),

ge-droogde vezels

PAEOW 3), gedroogde vezels . .

PAEOW 3), gezuurde vezels . .

HANSSON 4), versehe vezels . .

HANSSON 4), gezuurde vezels .

2 ? ? ? ? 3 4 C. 4.3 4.0 5.6 4.0 5.0 6.2 6.0 0.1 0.71) 0.1 0.7 0.4 0.3 82.1 79.3 78.1 79.3 78.6 77.4 65.6 10.7 10.2 11.2 10.2 12.9 13.6 22.8 2.9 6.4 4.5 6.4 2.9 2.4 5.2 61.4 54.0 34.2 1.9 1.1 ') Ten hoogste.

») HAYDUCK U. STAIGEK, Handb. Ernähr, u. Stoffw. lw. Nutzt., I, 1929, p. 431. 3) P A R O W , H a n d b . d e r S t ä r k e f a b r i k a t i o n , 1928, p . 495.

4) H A N S S O N , M e d d o l a n d e N r . 62 f r a n C e n t r a l a n s t a l t e n , 1912.

V a n de gezuurde vezels I k a n ik slechts de cijfers betreffende één door ons bij de bieronder beschreven voederproef gebruikte partij mede-deelen; zie de t a b e l onder B , m o n s t e r 1 en 2. Deze monsters zijn genomen in de m a a n d J u n i , toen h e t materiaal door de Proefzuivelboerderij werd ontvangen. Bij de voedering in den daaropvolgenden winter werden opnieuw monsters getrokken, en uit de tabel ( B , 3de monster) blijkt, dat de analyse-cijfers slechts weinig v a n de voorgaande verschillen. H e t m e e s t opmerkelijke verschil werd nog waargenomen bij h e t droge-stof-gehalte, d a t bij de bewaring in een ondiepen, gegraven kuil op h e t erf onder alzijdige bedekking m e t aarde, v a n 23.8 tot 28.3 % was toegenomen x). D i t droge-stof-gehalte

is vermoedelijk a a n den hoogen kant. Ook vezels I I zouden wij alleen op analyse willen verhandelen, daar ook hier h e t vochtgehalte ongetwijfeld sterk k a n schommelen. Bovendien zal ook d e samenstelling der droge stof m o e t e n worden onderzocht, in h e t bijzonder w a t betreft h e t gehalte a a n zetmeel en wellicht ook d a t a a n ruwe celstof. D e genoemde drie bestand-deelen toch : vocht, zetmeel en ruwe celstof, bepalen de voederwaarde bijkans geheel, zoowel die v a n vezels I als v a n vezels I I 2) . Misschien is

h e t voor een deskundige mogelijk uit aspect en geur vezels I en I I t e

onder-x) E r werden tevens waarnemingen gedaan om de verliezen aan droge stof

ge-durende de bewaring te leeren kennen. De uitkomsten zijn evenwel nog niet beschik-baar.

3) Om begrijpelijke redenen zal m e n h e t gehalte aan zetmeel hoog wenschen, dat

(4)

k e n n e n ; voor een minder ervarene is dit zonder analyse zeker niet doenlijk; en zelfs wanneer m e n daartoe in s t a a t zou zijn, ook dàn nog blijft de analyse noodzakelijk, gezien de wisselende samenstelling v a n elk der twee producten.

H e t zal direct opvallen, dat de door ons ontvangen gezuurde vezels blijkens de tabel in h u n samenstelling een zeer groote overeenstemming l a t e n zien m e t de door O T T DE V R I E S in onze vroegere annalen gepubliceerde cijfers betreffende de gedroogde, ongezuurde vezels I (aardappelgries).

Ter vergelijking zijn in d e tabel onder C nog enkele buitenlandsche cijfers opgenomen, zonder ook m a a r een poging te doen om op dit p u n t volledig t e zijn. Opvallend is, dat deze monsters als regel in h u n samenstelling beter overeenstemmen m e t de tot n u toe bij ons onderzochte vezels I d a n m e t de vezels I I .

W a t d e verteringscoëfficienten v a n vezels I aangaat, hebben wij, om aan den voorzichtigen k a n t t e blijven, in h e t onderstaande gebruik g e m a a k t v a n de cijfers, welke KELLNER bij herkauwers voor de verteerbaarheid v a n gedroogde aardappelpulp aangeeft (zetmeelachtige stof : 84, ruwe celstof : 24), niettegenstaande deze cijfers nog aanmerkelijk lager zijn d a n die, welke indertijd door O T T DE V R I E S bij twee zeugen m e t aardappelgries zijn bepaald, nl. 96 en 7 1 . H e l a a s ontbrak ons den tijd d e verteringscoëfficienten van h e t door ons gevoederde product te bepalen; m e t behulp v a n K E L L N E R ' S cijfers k w a m e n wij.echter t o t 68.6 K . G . zetmeelwaarde per 100 K . G . droge stof. Dezelfde verteringscoëfficienten doen ons bij de in d e tabel onder A genoemde analysen v a n vezels I I zetmeelwaardecijf^ers k e n n e n v a n 54, 58 en.52, waarbij werd aangenomen, dat h e t gehalte aan verteerbaar werkelijk eiwit 5 % bedraagt. M e n k a n er echter wel zeker v a n zijn, d a t h e t verschil in zetmeelwaarde tusschen. vezels I en I I in werkelijkheid niet onaanzienlijk grooter is, o m d a t de laatste zeker minder goed verteerbaar zijn dan d e eerste.

I n verband m e t de hierboven aangeroerde rentabiliteit en de vermoedelijk hooge voederwaarde der vezels I werd op verzoek v a n h e t Coöperatief Aardappelmeel Verkoopbureau t e V e e n d a m een voederproef m e t dit m a t e -riaal genomen, waarover in h e t onderstaande verslag zal worden uitgebracht.

ALGEMEENE OPMERKINGEN.

De proef werd aangevangen m e t 26, op tuberculine negatief reageerende herfstkalvers. Zij werden op grond van een groot aantal, aan de voorperiode voorafgaande waarnemingen, ingedeeld in twee groepen, elk v a n 13 stuks. Hierbij werd rekening gehouden m e t de opbrengst aan melk, vet en vetvrije droge stof, alsook m e t gewicht, leeftijd en kalftijd (Zie ook tabel 1).

D e indeeling der proef was als volgt :

Voorperiode (gelijk voer) : 2 J a n . 1930 tot 31 J a n . 1930, dus 29 dagen. Hoofdperiode (verschillend voer) : 6 F e b r . 1930 tot 2 Apr. 1930, dus 55 dagen. Naperiode (gelijk voer) : 9 April 1930 tot 7 Mei 1930, d u s 28 dagen.

I n de hoofdperiode ontving groep I h e t eigenlijke proefvoeder (aardappel-vezels), groep I I in plaats d a a r v a n een passende hoeveelheid vergelijkvoer.

(5)

H e t bemonsteren van. melk en voedermiddelen vond op de gewone wijze plaats, behalve bij de aardappelvezels. Ook hiervan werden dag aan dag kleine hoeveelheden verzameld, doch deze konden natuurlijk niet, zooals de andere voedermiddelen, tot het afsluiten der periode in een bus worden bewaard, m a a r moesten dagelijks direct worden gewogen en gedroogd om aldus te worden verzameld tot het einde der proefperiode. Ook bij het ingekuilde gras werd deze m e t h o d e gevolgd (evenals in vorige jaren). W a t de melk betreft, valt nog op te merken, dat van elke koe wekelijks twee m o n s t e r s werden onderzocht, telkens betrekking hebbende op de melk van twee achtereenvolgende e t m a l e n (in totaal dus 4 e t m a l e n per wesk). De aldus verkregen cijfers dienden als grondslag voor de onderstaande berekeningen.

Als gewoonlijk werden de koeien wekelijks gewogen; bovendien nog op 3 achtereenvolgende dagen a a n het eind der voorperiode en eveneens bij den aanvang der naperiode.

Uit groep I (aardappelvezels) moesten in den loop der proef twee dieren (N°. 33 en 55) worden uitgeschakeld, de eerste wegens uierontsteking, de tweede wegens een gezwel aan den rug. Met het voeder heeft dit dus niets te m a k e n . Doordat de individueele voedering der koeien ook dit jaar sterk op den voorgrond werd geschoven, konden de desbetreffende cijfers dezer twee dieren zonder veel bezwaar eenvoudig worden weggelaten; voedert m e n daarentegen niet individueel, dan kan het uitvallen van één enkel dier de waarde van de proef dubieus m a k e n .

DE VOEDEEING.

Voor verte ringscoëfficienten en factoren voor onvol-waardigheid, alsook voor de analyses der voedermiddelen, zij ver-wezen naar tabel 2, 3 en 4, daarbij opmerkende, dut de verteerbaarheid van h e t eiwit volgons de laboratoriummethode werd bepaald.

P r o e f v o e d e r en contrôlevoeder. De gebruikte aard-appelvezels (vezels I ) , afkomstig v a n de fabriek ,,Wildervank en O m s t r e k e n " te Eexterveenschekanaal, werden in J u n i 1929 ontvangen. H e t materiaal had een frisch zuren geur (geen boterzuur), zoowel bij aankomst als in den daaropvolgenden winter, toen het voor de voederproef werd benut. D e bewaring der vezels te H o o r n vond plaats in een gegraven aarden kuil op het erf van 65 e.M. diepte; zij werden m e t een 15 c.M. dikke aardlaag afgedekt. Bij het voederen bleek hot droge-stof-gehalte 28.3 °/0 te bedragen,

terwijl de droge stof 12.7 °/0 ruwe celstof en 58.6 °/0 zetmeel bleek te

b e v a t t e n (zie tabel 2).

Als vergelijkvoer werd het eveneens eiwitarme, zoo gunstig bekend staande afvalproduct der suikerfabricage gekozen. Oogenschijnlijk lag het voor de hand de (ingekuilde) aardappelvezels te vergelijken m e t eveneens ingekuilde bietenpulp. H i e r v a n hebben wij echter afgezien, omdat het nauwkeurig doseeren van dergelijke voedermiddelen m e t wisselend vocht-gehalte moeilijkheden van practischen aard m e e b r e n g t ; ook bij de aardappel-vezels deden deze zich natuurlijk voor; m a a r hier konden wij dit bezwaar

(6)

vanzelfsprekend niet omzeilen. Om genoemde reden n a m e n wij als vergelijk-voer het gedroogde product en wel kregen wij de beschikking over een partij melassepulp (24.5 °/0 suiker; zie ook tabel 2).

I n de hoofdperiode ontving groep I I als vergelijkvoer per koe en per dag 4 K . G . gedroogde melassepulp, terwijl groep I in plaats d a a r a a n als proefvoeder v a n 6 Febr.—26 Febr. 10.4 K . G . aardappelvezels ontving, van 26 F e b r . — 2 April 12 K.G., o m d a t het vochtgehalte later iets hooger bleek t e zijn, dan de allereerste analyses aanwezen. Gemiddeld was dit 11.42 K . G .

aardappelvezels per koe en per dag. Op deze wijze werden de onderstaande waarden tegenover elkaar geplaatst :

Droge

stof

(K.G.)

3.24

p .. 3.50

Berekende

zetmeel-waarde (K.G.)

2.22

2.02

Verteerbaar

werkelijk

eiwit (K.G.)

0.11

0.17

11.42 K . G . aardappelvezels 4 K . G . godr. melassepulp

De totale hoeveelheid droge stof was dus in de melassepulp iets grooter; daarentegen was in de aardappelvezels de berekende zetmeelwaarde h e t grootst. D e oorzaak van deze tegenstelling is gelegen in h e t feit, d a t de berekende zetmeelwaarde in 100 K . G . droge stof van aardappelvezels iets hooger was dan die in 100 K . G . droge stof van melassepulp (achtereen-volgens 68.6 en 57.9 K . G . ) .

De melassepulp werd, na menging m e t de overige krachtvoederbestand-deelen, voor elke koe afzonderlijk in w a t e r geweekt. D e aardappelvezels werden m e t minder graagte gegeten dan de pulp. D a a r zij echter, evenals deze laatste, door het krachtvoer werden gemengd, bleven slechts bij hooge uitzondering resten achter en dan nog m a a r bij zeer enkele koeien.

W a t het rantsoen overigens aangaat, het volgende. Niet alleen het proefvoeder en het overige krachtvoeder, m a a r ook het ruwvoeder (hooi, ingekuild gras) kon dit jaar voor elke koe afzonderlijk worden afgewogen; voor het stroo werd dit niet noodig geacht; dit l a a t s t e werd dus per groep afgewogen. Practisch gesproken kon dit jaar, d a n k zij de vlotte medewerking van het technisch personeel, dus volkomen individueel worden gevoederd, hetgeen een niet t e onderschatten verbetering dezer proeven beteekent. D e rantsoenen (tabel 5) schijnen ietwat samengesteld, hetgeen echter daardoor werd veroorzaakt, dat tegenover de controlegroep nog een tweede proefgroep was geplaatst, die p a l m p i t t e n m e e l ontving en hier verder buiten beschouwing blijft. I n de genoemde tabel vindt m e n de hoeveelheden der gebruikte voedermiddelen aangegeven. Deze tabel geeft aan, dat, behalve de m e t n a m e genoemde bestanddeelen, een krachtvoedermengsel werd toege-diend, dat bestond uit 1 dl. maïsmeel, 1 dl. tapiocameel, 2 dln. tarwegries en 2 dln. lijnmeel; hieraan werd nog 2 °/0 toegevoegd v a n een mengsel,

bestaande uit 1 dl. keukenzout en 2dln. geslibd krijt. I n dit voedermengsel was de verhouding van zetmeelwaarde en verteerbaar werkelijk eiwit vrijwel zoodanig als voor melkproductie gewenscht is (per K . G . mengsel 0.639 K . G . zetmeelwaarde en 0.153 K . G . verteerbaar werkelijk eiwit). I n tegenstelling

(7)

m e t de aridere vocdermiddelen wisselde de h o e \ e e l h u d van dit mengsel v a n dier tot dier en wel in dier voege, dat zoo goed mogelijk was voldaan aan de behoeften (LARS FREDERIKSEN'S norm) van elk dier, afgemeten naar de cijfers voor levend gewicht, melkproductie en vetpercentage, op grond w a a r v a n de groepen waren geformeerd. L a t e r , toen de melkgift daalde, werd d e voedselhoeveelheid af en toe iets verminderd en wel telkens voor alle dieren precies evenveel, ongeacht de ietwat verschillende daling. W e l is waar zou m e n ook anders k u n n e n handelen en telkens de hoeveelheid voedsel aan de behoefte van elk der dieren a a n p a s s e n ; deze m e t h o d e bemoeilijkt echter de interpretatie dor uitkomsten.

I n de verschillende perioden was de voedering de volgende (alles K . G . per koe en per dag). Zie ook tabel 5.

Voorperiode. 4 K . G . hooi, 2 K . G . erwtenstroo, 7 K . G . ingekuild gras, 1.6 K.G. maïsmeel, 0.65 K . G . grondnotenmeel en 4 K . G . melassepulp. Bovendien werden van het mengsel aanvankelijk onderstaande hoeveelheden gegeven. Groep I (vezels).

N°.

»

»

; j

»

?; n

»

n ii il , 4 6 : 10 19 21 : 23 : 37 : 47 : 57 : 61 : 65 : : 1.2 : 3.0 : 4.7 : 4.0 : 4.5 : 2.4 : 2.8 : 5.6 2.9 : 3.8 : 3.3 K.G. 1) n f) 11

»

11 }) 71 1)

))

Gemiddeld : 3.47 K.G. Groep II (controle). N°. 7 : 4.6 K.G. 14 : 2.1 „ „ 20 : 2.4 „ ,, 25 : 1.4 „ „ 27 : 3.3 „

n

30 : 2.7

32 : 4.5 „

„ 36 : 3.5 „

„ 40 : 4.1 „

„ 42 : 4.1 „

„ 48 : 3.9 „

» 53 : 1.2 „

„ 63 : 2.9 „

Gemiddeld : 3.13 K.G.

Te beginnen m e t 16 J a n . werd de hoeveelheid van het mengsel voor elke koe m e t 0.7 K . G . verminderd, de hoeveelheid stroo m e t 1 K . G . vermeerderd.

Hoofdperio â o. Voedering: 4 K . G . hooi, 3 K . G . erwtenstroo, 7 K.G. (later 6 K.G.) ingekuild gras, 1.6 K . G . maïsmeel, 0.65 K . G . grond-notenmeel en gemiddeld bij groep I 2.27 K . G . , bij groep I I 1.93 K.G-m e n g s e l ; bovendien kreeg, zooals gezegd, groep I als proefvoeder geK.G-middeld 11.42 K.G. vezels, groep I I als contrôlevoeder 4.0 K . G . melassepulp.

Naperiode. 4 K . G . hooi, 3 K . G . erwtenstroo, 6 K . G . ingekuild gras, 1.6 K . G . maïsmeel, 0.4 K . G . grondnotenmeel, 3.5 K . G . melassepulp en gemiddeld weer 2.27 K.G., resp. 1.93 K . G . mengsel.

Vergel ij king van de in totaal (grondrantsocn + proefvoeder of vergclijkvoeder) verstrekte hoeveelheden voedsel met die, welke volgens

(8)

de normen noodig zijn. Bij de controlegroep (groep II) werden de

desbetreffende berekeningen uitgevoerd en verzameld in het onderstaande

staatje.

Groep II (controle). Vergelijking van het voeder, dat in totaal per koe

en per dag werd gegeven, met

KELLNEE'S

en

FREDEEIKSEN'S

normen.

Voorperiode . Hoofdperiode. Naperiode. . Zetmeelwaarde (K.G.). Ge-geven. 7.80 7.46 6.88 Noodig volgens K E L L -NER. 8.05 7.60 7.33 F E E D E -RIKSEN. 7.88 7.43 7.22

Verteerbaar werkelijk eiwit (K.G.). Ge-geven. 1.43 1.26 1.19 Noodig volgens K E L L -NEE. 1.52 1.40 1.33 FEEDE-RIKSEN. 1.36 1.26 1.21

In. het algemeen sluiten de gegeven hoeveelheden het best bij

LARS

FREDERIKSEN'S

normen aan.

OPBRENGST AAN MELK, VET EN VETVBIJE DROGE STOF.

Hierop hebben de tabellen 6 en 7 betrekking, waaruit de onderstaande

gegevens zijn gelicht.

Gemiddelde opbrengst, per koe en per dag, aan melk, vet

en veivrije droge stof.

Voorperiode . Hoofdperiode . Naperiode . . Melk (K.G.). . CD 20.44 17.52 16.69 O 20.31 18.08 16.76 Verschi l te n gunst e va n Gr . I . + 0.13 — 0.56 — 0.07 Vet (Gr.). i—) 'm

SS

> 623.5 563.9 555.1 h-l o ?-< - ' +-»

sg

o 636.9 589.2 573.3 Verschi l te n gunst e va n Gr . I . — 13.4 — 25.3 — 18.2

Vetvrije droge stof (Gr.). . CD 1724 1494 1413

ë

g

Verschi l te n gunst e va n Gr . I . 1719 ' + 5 1541 1419 — 47 — 6

(9)

De verschillen: V t e n gunste van groep I (vezels) in de hoofdperiode werden gecorrigeerd op twee wijzen, al njaar m a t e de naperiode niet (methode I) of wèl (methode I I ) in rekening werd gebracht.

S t e l : v1? v2 en v3 achtereenvolgens de gevonden verschillen t e n gunste

van groep I in voorperiode, hoofdperiode en naperiode, dan w a r e n de gebruikte formules de volgende :

Methode I : Vj = v2 — vlt

Methode I I : Vn = v2 — | ( \ , + v3).

Melk opbrengst (K.G.). Gecorrigeerd verschil per koe en per dag t e n gunste van groep I (vezels) :

Methode I : VT = — 0 . 5 6 — 0 . 1 3 = — 0 . 6 9 K . G . of — 3 . 8 p c t .

Methode I I : Vn= — 0 . 5 6 — i ( + 0 . 1 3 — 0.07) = — 0 . 5 9 K . G . of — 3.3 pet.

D e uitkomst drukt uit, dat groep I (vezels) iets in het nadeel was. Naderhand zal blijken, dat dit niet aan de toevallige samenstelling der groepen moet worden toegeschreven, m a a r aan de verschillende voeder-waarde van proefvoeder en vergelijkvoeder. De bijgevoegde figuur geeft het beloop der melkproductie bij de twee groepen nader aan.

(Zie figuur op de volgende bladz.)

Opbrengst aan m e l h v e t (Gr.). H e t gecorrigeerde verschil bedroeg per koe en per dag :

Methode I : V j = —11.9 Gr. of —2.0 pet. Methode I I : Vn = —9.5 Gr. of —1.6 pet.

Ook wat dit p u n t betreft is de vezel-groep dus in het nadeel, m a a r hier is het verschil al zeer gering.

Opbrengst aan v e t v r ij e droge stof (Gr.). Gecorri-geerd verschil per koe on per dag t e n gunste van groep I (vezels) :

Methode I : VI = —52 G r . of —3.4 pet.

Methode I I : Vn = —VI Gr. of —3.0 pet.

Ook hier een verschil t e n nadeele van de vezel-groep, en wel ongeveer even groot als bij de melkopbrengst was gevonden.

(10)

a ÓS -a

ft

<

O l a> o u Ö CD ^ 1 ^ a Ö crt

>

-t-> f i n c O J r O Mn

<>

M <D

S

0 ) T l

^

:;-p

,"

UJ T J 0 ) P . T J Çh •P P i 1—I P< O) (.J

^

ho Ö crt a; Ti -a a p. P< "3

(11)

SAMENSTELLING DEE MELK.

Hiervoor zij verwezen n a a r h e t onderstaande staatje, w a a r v a n de cijfers o m t r e n t vet- en vetvrije-droge-stof-percentage m e t behulp v a n tabel ô en 7 gemakkelijk konden worden berekend. D e cijfers voor het kaasstofgehalto zijn gelicht uit tabel 8. D e bepalingen werden t w e e m a a l per week in de mengmelk (van één etmaal) p e r groep uitgevoerd.

Samenstelling der melk.

Voorperiode Hoofdperiode . Naperiode . . Vet (0,'0) 'm 'S h-i N 05

•-.

> es w 3.05 3.22 3.33 0? o I-H -£> > - Ö . O in O es — 3.14 3.26 3.42 Verschi l te n gunst e va n Gr . I — 0.09 — 0.04 — 0.09 Vetvrfje droge stof (%) 'm CD 1—1 N3 CD ü > CS — 8.43 8.53 8.47 "CD o i-i e . o tH o CS w 8.46 8.52 8.47 Verschi l te n gunst e va n Gr . I — 0.03 + 0.01 + 0.00 Caseïne (%) 'm % M N CD CS — 2.34 2.42 2.48 o i—i . 0 I-I ö . o :-< o CS — 2.25 2.31 2.37 Verschi l te n gunst e va n Gr . I + 0.09 + 0.11 + 0.11 Op h e t vetgehalte der melk schenen de aardappelvezels iets gunstiger t e werken dan de p u l p ; toch was h e t verschil t e n gunste der vezels slechts klein, nl. 0.05 0/o.

H e t percentage a a n v e t v r ij e droge stof onderging geen wijziging van eenige beteekenis.

Hetzelfde k a n gezegd worden van h e t case ï n e g e halte (zie ook tabel 8). Wij m e r k e n hierbij op. dat de cijfers betreffende de caseïne iets m i n d e r betrouwbaar zijn d a n de overige, o m d a t d e kaasstof in de . m e n g m e l k per groep werd bepaald, hetgeen t e n gevolge h a d , d a t v a n

koe N°. 33, die op 12 J a n . uit groep I (vezels) werd verwijderd, de productie van af d e n aanvang t o t den genoemden d a t u m achteraf niet m e e r kon worden uitgeschakeld. Verder bevatte deze mengmelk ook het product v a n de later uitgeschakelde koe N°. 5 5 ; hier is h e t bezwaar echter iets minder groot, o m d a t eerst n a afloop der proef definitief werd besloten deze koe niet m e e t e tellen, zoodat de door haar geleverde melk in al de drie perioden bij de mengmelk v a n groep I is gevoegd.

EIGENSCHAPPEN VAN HET BOTEEVET.

I n elk der perioden werd enkele m a l e n boter bereid uit d e n room der beide groepen en h e t daaruit gewonnen botervet telkens onderzocht. D a t g e n e , w a t bij de bespreking v a n het caseïnegehalte o m t r e n t de uitge-schakelde koeien is gezegd, geldt blijkbaar ook hier. Uit de desbetreffende tabel 9 is h e t onderstaande staatje gelicht.

(12)

Eigenschappen van het botervet. Voorperiode . Hoofdperiode. Naperiode. . Joodgetal. Gr. I (vezels). 31.0 30.0 32.0 Gr. II (con-trole). 31.4 30.5 31.5 I minus II. —0.4 - 0 . 5 + 0 . 5 Brekingsindex. Gr. I (vezels). 1.4534 1.4535 1.4537 Gr. II (con-trole). 1.4534 1.4535 1.4535 I minus II. ±0.0000 ±0.0000 +0.0002

Uit dit overzicht volgt wel, dat de vervanging v a n melassepulp door

aardappelvezels geen invloed v a n eenige beteekenis op joodgetal en b re hingsindex heeft uitgeoefend.

HET LEVEND GEWICHT.

H e t gewicht der koeien werd wekelijks bepaald. Bovendien werden nog twee m a l e n op 3 achtereenvolgende dagen wegingen verricht en wel a a n het slot der voorperiode (29, 30 en 31 J a n . ) en in den aanvang der naperiode op 15, 16 en 17 April; de tweede m a a l dus even n a d e n overgang op gelijk voer. De aldus voor elke koe gevonden drie-daagsche gemiddelden vindt m e n in tabel 10. D e groepgemiddelden (K.G.) w a r e n :

Groep I (vezels). Groep I I (contrôle). Vóór de hoofdperiode 611.7 591.8 Nâ de. hoofdperiode 612.0 593.5 Toegenomen 0.3 + 4.93 1.7 + 2.73

D e vezel-groep is dus per koe en por d a g 1.4 + 5.6 K . G . minder toe-genomen d a n de contrôle-groep, hetgeen dus wegens de grootte der middel-bare afwijking v a n weinig beteekenis is.

BETROUWBAARHEID VAN H E T GEVONDEN VERSCHIL IN MELKOPBRENGST.

Zooals gezegd vonden wij, dat groep I (vezels) in melkopbrengst iets achter bleef bij groep I I (controle). I n h e t onderstaande zal deze uitkomst m e t behulp v a n vroeger afgeleide formules iets nader worden gepreciseerd x).

J) E. BROUWER, Betrouwbaarheid van voederproeven met melkvee, Versl.

Landbk. Onderz.; n°. 34, 1929, bldz. 43 en 69. Verslag Proefzuivelboerderij, 1928,

(13)

De onderstaande symbolen werden benut.

Koe k is een willekeurige koe.

m is het aantal koeien in één willekeurige groep.

x, is de gemiddelde dagelijksehe melkopbrengst van koe k in de voorperiodc.

y is de gemiddelde dagelijksehe melkopbrengst van koe k in de hoofdperiode.

2, is de gemiddelde dagelijksehe melkopbrengst van koe k in de naperiode.

Verder stellen wij :

1

m

1 _ 1 1

x = — 2 oc. = — [x], y — — [y]. z = — [s].

Wanneer de indices I en I I aanduiden of men met groep I dan wel met

groep I I te maken heeft, worden do beide regressiclijnen : y t.o.v. x aldus

voorgesteld : .

ï j Gtj ^ \x Xj ) ~x~ y^

ii

a

i n ^

x

— "^11 ) ' 'Al'

Er werd gevonden :

Yj = 0.8609 (x — Xj)+ 17.52,

Y

n

= 0.7355 (x — x

n

) + 18.08.

Het verschil noemen wij D; dus D = Y

x

— Y

n

. Verder stellen wij:

X 2~ t^'i ~t~ ^ | j j '

Men vindt :

B=T

1

— Y

u

= 6, (x — x) + b

3

,

of : D = Y

ï

— Y

u

= 0.1254 (x — x) — 0.66.

Bovendien berekenden wij de middelbare afwijkingen van b± en ö

2

.

Stel D

0

is de waarde, welke B aanneemt voor x — x, dan bleek:

D

0

= — 0.66 + 0.29,

b

1

= + 0.125 ± 0.102.

De absolute waarde van D

0

is iets grooter dan 2 maal de middelbare

afwijking, zoodat reeds thans met vrij groote zekerheid vast staat, dat het

gevonden verschil niet toevallig is; b

1

daarentegen verschilt niet wezenlijk

van nul.

Door ook de naperiode in rekening te brengen kunnen wij de middelbare

afwijking nog iets kleiner maken. Hiervoor berekenen wij voor elke groep

de regressievlakken : y t.o.v. x en z. Er werd gevonden:

Fj = 0.4697 (x — Xj) + 0.5740 (s — s

x

) + 17.52,

(14)

Wij stellen : x = \ (Xj + xn), s = \ (zl + sn) en k u n n e n daardoor

het verschil tussehen Yt en Yn op onderstaanden vorm brengen :

D = Yl — Yu = bx (x — x) + b2 (z — z) + bs J),

of : D - — 0.0191 (x — x) + 0.0566 (3 — 1) — 0.58.

Noemen wij D0 do waarde, welke D a a n n e e m t voor x = x, 2 = e, dan

bleek :

D0 = — 0 . 5 8 + 0.21, 6, = — 0 . 0 1 9 ± 0.170, b2 = + 0.057 + 0.255.

Ook t h a n s blijkt m e t een zeer hoogen graad van waarschijnlijkheid, dat de geringere productie van groep I (vezels) aan de verschillende voedering der groepen moet worden toegeschreven. De waarden van b1 en b2

daaren-tegen verschillen niet wezenlijk van nul.

Zonder de naperiode in rekening t e brengen vonden wij in een vroeger hoofdstuk voor het opbrengst-verschil : — 0.69, t h a n s — 0.66 K . G . De laatstgenoemde waarde is de beste, o m d a t door de m e e r minutieuse bereke-ning automatisch nog een correctie is aangebracht, die bij de meer elemen-taire becijfering werd verwaarloosd (zie de zooeven aangehaalde vroegere verhandelingen).

Hetzelfde geldt voor de vroeger en t h a n s gevonden cijfers, waarin ook de naperiode is verrekend; hier is de overeenkomst echter nog grooter (achtereenvolgens — 0.59 en — 0.58 K . G . ) .

OVEEZICHT.

I n de aardappelmeelfabriek worden in den herfst gedurende de zooge-n a a m d e hoofdcampagzooge-ne de aardappelezooge-n fijzooge-n geraspt t e r verkrijgizooge-ng vazooge-n het zetmeel. H e t afvalproduct (door ons vezels I genoemd), d a t in de droge stof nog 60 à 65 °/0 zetmeel bevat, wordt in groote bassins (vezelgaten)

onder spontane zuring (voornamelijk melkzuur) bewaard, waarop h e t in de n a c a m p a g n e of vezelcampagne op zijn beurt in de fabriek op aardappelmeel wordt verwerkt. H e t bij deze tweede verwerking ontstane afvalproduct (door ons vezels I I genoemd), dat intusschen nog 30 à 45 °/0 zetmeel in de droge

stof bevat, laat m e n wederom zuren (thans in hoofdzaak boterzuur) en wordt daarop als veevoeder (ook wel , , m o e s " genoemd) verkocht. H e t afvalproduct : vezels I wordt tot n u toe voor zoover mij bekend niet verhandeld.

Met de ingekuilde, dus gezuurde vezels I werd een voederproef genomen m e t 24 herfstkalvers volgens het Deensche groepensysteem (2 groepen). De eigenlijke proefperiode (hoofdperiode) duurde 55 dagen; in deze hoofd-periode werden per koe en per dag gemiddeld 11.42 K.G. aardappelvezels I (28.34 °/0 droge stof en in deze droge stof 12.7 0/o ruwe celstof en 58.6 0/o

zetmeel) bij groep I vergeleken m e t 4 K.G. gedroogde melassepulp (24.5 °/0

suiker en 87.42 °/0 droge stof) bij groep I I . Aldus werden tegenover elkaar

geplaatst :

(15)

Droge Berekende stof (K.G.) zetmeelwaarde (K.G.). 11.42 K . G . aardappelvezels 3.24 2.22

4 K . G . melassepulp 3.50 2.02 D e totale hoeveelheid droge stof was in de melassepulp dus iets grooter;

daarentegen was in de aardappelvezels de berekende zetmeelwaarde het grootst. D e oorzaak van deze tegenstelling is gelegen in h e t feit, dat de berekende zetmeelwaarde in 100 K.G. droge stof v a n aardappelvezels iets hooger was dan die in 100 K . G . van melassepulp (achtereenvolgens 68.6 en 57.9 K . G . ) .

Gemengd door h e t krachtvoer werden de vezels, behoudens z e e r spora-dische gevallen, goed gegeten.

Groep I (vezels) produceerde in de hoofdperiode iets minder melk, vet en vetvrije droge stof dan groep I I (controle). D a a r de productie der twee groepen in de voorperiode niet geheel gelijk was en evenmin in de naperiode, werd het in de hoofdperiode gevonden productieverschil gecorrigeerd en wel op twee wijzen, ni. a. door alléén de voorperiode bij de correctie in rekening t e brengen en b. door voorperiode en naperiode beide in aanmerking te n e m e n . Aldus werd voor het gecorrigeerde verschil ten nadeele van de vezelgroep gevonden (alles per koe en per dag) :

a. Correctie m e t voorperiode.

Melk 0.66 + 0.29 K . G . of 3.7 + 1.6 %. Vet 11.9 Gr. of 2.0 % . Vetvrije droge stof ... 52 Gr. of 3.4 °/0.

b. Correctie m e t voor- en naperiode.

Melk 0.58 + 0.21 K . G . of 3.2 + 1.2 %. V e t 9.5 Gr. of 1.6 %.

Vetvrije droge stof ... 47 Gr. of 3.0 % .

Zooals m e n ziet, werd van het verschil in melkopbrengst ook de middel-bare afwijking berekend, waaruit blijkt, dat het gevonden verschil als wezenlijk moet worden beschouwd.

H e t vetgehalte der melk was bij de voedering m e t vezels 0.05 °/0 hooger,

hetgeen van niet veel beteekenis is. H e t gehalte der melk aan caseïne en vetvrije droge stof bleef vrijwel onveranderd. Hetzelfde k a n worden gezegd van joodgetal en brekingsindex van het botervet.

Ook bij het levend gewicht werden geen verschillen van beteekenis gezien. Door de aardappelvezels m e t bietenpulp te vergelijken hebben wij ze zeker op een zware proef gesteld, omdat de pulp als voedsel voor melk-produceerend vee terecht een zeer goeden n a a m heeft. Bij een vergelijking van beide voedermiddelen zoodanig, dat de op theoretische gronden berekende hoeveelheden zetmeelwaarde ongeveer gelijk waren, of zelfs die in de vezels nog iets hooger, bleken de vezels de vergelijking dan ook niet geheel t e k u n n e n doorstaan; niettemin kunnen zij zeker een goed voedsel worden genoemd. Om een gelijk resultaat te krijgen zouden iets méér vezels

(16)

m o e t e n worden toegediend. H a d b.v. de uitwisseling zoodanig plaats gevon-den, dat gelijke hoeveelheden droge stof tegenover elkaar waren geplaatst, het opbrengstverschil zou, zoo niet geheel, dan toch t e n deele zijn geredu-ceerd; dus indien 1 K . G . droge stof m e t 0.58 K . G . zetmeelwaarde in pulp was vervangen door 1 K . G . droge stof in vezels. I n dat geval h a d d e n wij 1 K . G . melassepulp moeten vervangen door 8.1 K . G . vezels, terwijl bij onze proef per K . G . pulp 2.86 K . G . vezels waren gegeven.

D a a r h e t gehalte der vezels aan vocht en ook de samenstelling der droge stof sterk wisselt, behoort dit voedsel op analyse te worden verhandeld. Meermalen heeft m e n laten uitkomen, dat het zeer moeilijk is een betrouw-baar monster uit dergelijk materiaal te trekken. Bij de door ons onderzochte vezels, welke een hoog gehalte aan droge stof bezaten, hebben wij dit bezwaar echter niet ernstig gevoeld; ook bij méér vochthoudende vezels kan de moeilijkheid o.i. hoogstwaarschijnlijk wel op bevredigende wijze worden overwonnen.

Fütterungsversuch mit Kartoffelpüïpe bei Milchvieh.

Zusammenfassung.

E s wurde eine kurze Beschreibung von den verschiedenen Typen der Kartoffelpüïpe gegeben. Die stärkereichste Art wurde in einem Kütterungs-versuch nach dem dänischen Gruppensystem mit 24 tuberkulosefreien hoch-melkenden K ü h e n (schwarzbunt) u n t e r s u c h t .

D a s Versuchsfutter (Tabelle 2) enthielt 28.34 °/0 Trockensubstanz und

in dieser Trockensubstanz 12.7 % Eohfaser, 58.6 % Stärke und 68.6 % berechneten Stärkewert.

W ä h r e n d der eigentlichen Versuchsperiode (Hauptperiode), welche 55 Tage dauerte, wurden pro K u h und pro Tag durchschnittlich 11.42 kg. Kartoffelpüïpe bei Gruppe I verglichen mit 4 kg. Melasseschnitzel (24.5 °/0

Zucker, 87.42 °/0 Trockensubstanz, Stärkewert der Trockensubstanz 57.9 °/0)

bei Gruppe I I . I n dieser Weise wurden folgende Mengen Trockensubstanz und Stärkewert einander gegenübergestellt.

Trockensubstanz B e r e c h n e t e r (kg.). Stärkewert (kg.). 11.42 kg. Kartoffelpüïpe 3.24 2.22

4 kg. Melasseschnitzel 3.50 2.02 Die Kontrollgruppe erhielt also etwas m e h r Trockensubstanz, die

Ver-suchsgruppe etwas m e h r berechneten Stärkewert.

W e n n durch das Kraftfutter gemischt wurde die Kartoffelpüïpe m i t sehr einzelnen A u s n a h m e n gut gefressen.

Die Versuchsgruppe produzierte in der Hauptperiode etwas weniger Milch, F e t t und fettfreie Trockensubstanz als die Kontrollgruppe. Weil der

(17)

E r t r a g der zwei Gruppen in der Vorperiode nicht ganz gleich war und ebensowenig in der Nachperiode, wurde der in der Hauptperiode konstatierte Produktionsunterschied korrigiert und zwar auf zwei Weisen, nämlich :

a. indem n u r die Vorperiode bei der Korrektion in E e c h n u n g gebracht wurde, und

b. indem Vorperiode und Nachperiode beide berücksichtigt wurden. I n diesen zwei Weisen wurde gefunden, dasz die VersuchsgruppB

(Kar-toffelpülpe) pro K u h und pro Tag folgendes weniger produzierte als die Kontrollgruppe (Melasseschnitzel).

o/

/o-

A>-a. Korrektion mit Vorperiode.

Milch 0.66 + 0.29 kg. oder 3.7 + 1.6 F e t t 11.9 g. oder 2.0 %. Fettfreie Trockensubstanz. 52 g. oder 3.4 °/0.

b. Korrektion mit Vor- und Nachperiode. Milch 0.58 + 0.21 kg. oder 3.2 + 1.2 F e t t 9.5 g. oder 1.6 %. Fettfreie Trockensubstanz. 47 g. oder 3.0 °/0.

Wie m a n sieht wurde bei d e m Milchertrag auch der mittlere Fehler ermittelt x) . H i e r a u s geht hervor, dasz die gefundene Differenz als

wesent-lich betrachtet werden m u s z .

Der F e t t g e h a l t der Milch war bei der Versuchsgruppe (Kartoffelpiilpe) ein Wenig höher (0.05 °/0). Der Gehalt an Kaseïn und fettfreie

Trocken-substanz blieb durch den Austausch praktisch u n b e r ü h r t . Dasselbe kann von der Jodzahl und dem Brechungsindex des B u t t e r f e t t e s gesagt werden.

Auch beim Lebendgewicht wurden keine erbeblichen Differenzen be-obachtet.

Durch den Vergleich der Kartoffelpülpe mit Melasseschnitzeln haben wir das zuerstgenannte F u t t e r m i t t e l schwer auf die Probe gestellt, weil eben die Schnitzel für Milchvieh mit Kecht hoch geschätzt werden. Die Kartoffelpülpe h a t sich tatsächlich etwas weniger hochwertig erwiesen, kann jedoch ein gutes Futtermittel genannt werden. H ä t t e der Austausch der beiden F u t t e r m i t t e l nicht nach dem aus theoretischen Gründen berechneten Stärkewert, sondern nach gleichen Mengen Trockensubstanz stattgefunden, so wäre die Differenz im E r t r a g , wenn nicht ganz ausgeglichen, immerhin noch kleiner ausgefallen.

1) Für die Methodik sieh: BROUWER, Versl. Landhk. Onderz., n°. 34, 1929,

(18)

1929-'30.

TABEL 1.

Leeftijd en kalf tijd der afzonderlijke koeien.

Koe N«. 4 6 10 19 21 23 37 47 57 61 65 (33) (55) Gemidd. Groep I Leeftijd (jaren). 4 5 6 8 5 6 6 4 4 5 5 (4) (5) 5.2(5.3) Vezels). Kalftijd. 15 Sept. 14 Oct. 27 Oct. 18 Nov. 20 Oct. 29 Oct. 29 Oct. 28 Nov. 29 Oct. 8 Oct. 22 Oct. 25 Oct. 7 Oct. '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 '29 Groep II (controle). Koe N°. 7 14 20 25 27 30 32 36 40 42 48 53 63 Gemidd. Leeftijd (jaren). • 5 5 4 4 6 7 7 6 6 8 4 4 4 5.4 Kalftijd. 14 Oct. '29 15 Oct. '29 16 Oct. '29 22 Oct. '29 24 Oct. '29 1 Nov. '29 28 Oct. '29 31 Oct. '29 7 Nov. '29 18 Nov. '29 11 Nov. '29 2 Nov. '29 28 Oct. '29 1929—'30. TABEL 2.

Samenstelling van het proefvoeder.

Voedermiddel. l droge stof . . Melassepulp \ / als zoodanig. . l droge stof . . Aardappelvezels \ 1 als zoodanig. . CD bc

h

& 55 10.73 9.38 6.10 1.73 CD _fcx> °-8 _£* co dj > 0.24 0.21 0.42 0.12 '-0

a's

a CD N 68.02 59.46 78.41 22.22 14.21 12.42 12.74 3.61 3 "*"' cc 6.81 5.95 2.33 0.66 o !> — 12.58 — 71.66 5.82 5.09 4.52 1.28 Verteerbaa r werkelij k eitwit . 4.86 4.25 3.46 0.98 B oj 57.9 50.6 68.56 19.43

(19)

o co CS ( M 0 3 1 3 ' S ' S 1-1

w

m

<J

H

*

•s» ö s

•S

CA ' S co ® s' CD 7 3 f—1 ^ H a c« + J cS CD fa. N ] >

•^

CD s_, ; _ + 3 CD o3 CD - Ç

£ - g-a

i ^ - ü We i keli j eiw i 0 0

>

g G O) rr* c5 -—1 K cß cD

^ **-*

cP 0

£ «

£

S

i

§>^

S - ^ 0 » S * t s j ra 0 b c . . Ve t acht i sto f <B - t > 6 £

I S B

sr

CD T 3 • O

a

U CD T 3 CD O

>

-4> l Ó C ~ c ~

-*

-*

c o l >

-*

CO CD T - H CO c ~ i d T - H

CT

( M CO_ [ ^ CO

-*

, 1 CD CD 3 CD O a o 0 CO l > I > c o ' i - i Ö t û L O C O 0 l > 0 od ^* cd CM 1—f OS I > • * ö cd co' CO T - H CM T-H H j T-H CO' - * T-H T - H T - H H h 1 Û CD - * H O l 1 Û M T - H t > CO' T — 1 l O I ß r -CM T - H C -CO l O -CO 0 0 1 0 0 l d - * " * l O C - ; t -C M c d c o CO T-H a er a

1

& E-) a c? 1 0 ^ H r

-^*

ö t > ö CO c o ' T-H O CM T " H CO c o cd t > ->* 0 1 0 t—f a cc c_ c 0 0 CO co' cd - * C d CO i - j - * ° 1 0 L ~ [ > ; i d c d 0 0 c o <-! od T-H T - H l O • * co" cd r ~ 0 0 C M ' a i T - H < M 1 0 0 0 i > >-H l O c o 0 0 1 0 T - H T-H C ~ CM oi ö T H c a CT c-" a CD • O _ o ' £ H & î - l

*

s

0 •3 0 M q

^

CM CD_ c o ' CO cd ""*. t ^ T - H c o t > ' C i 0 0 CM • < * c o [ > T-H co T - H T " H CD • a 0 CD 7 3 0 0 ^1 ' 0 0 T - H t - ' CM r -^*" CM CD -t &g-t; ni r - ( co r ^ CM T H CO co CM co t - ; T " H CM T - H T - H CD 0 3 03 Ö O O

H

0 2 T - H 1 0 ta i-< œ 0 0 3 T—i ^ - i cd 0 0 c o ' CO CM cd CM •^ T - H 1 0 ai 0 p - t -1 CD

?

CD Ö CD p

5

O S ^ H ö ^ H t -CO CD 0 0 CM < M ' 0 0 cq CÔ L ^ CO

-*

cd c o

-*

i > 0 0

-*

CD i-H •* CM ^ H 0 0 CO cd es' CD - Ö O CD P < ^ H O O

>

r/i cS '3 CD M l-H 0 3 0 5 ci 0 0 c -CD

»

CM_ CM CO l O -*' O CD CO cd 0 r* t > CO 0 ö T - H O CM rA £-CD cd ^ 3 CD T 3 O ' t H CD p. O O > • CS So

2

'3

CD CJ) ß 1—1 •* T-t ^ H T - H T - M 0 H * CM l O CM T - H l O CM C ~ O l CM cd CO CO r ^ CM ^ H T - H T - H CO CM T - H CM

°i

cd es CD • a 0 *f^ CD

&

T 3 < + H O O - C j CO CS S-. S D

2

'3

CD b E C 1—1 CO 0 C D ' T - H CO CD T - H C D CO CM" T — 1 CO cd c -T - H CO c o ' CM CM r-^ 0 3 CO ö T - H r ~ CM T - H 0 CO cd a <D J2 CD T 3 O CD P i T 3

^

O O -U Cß CS b D a TZ T 3 C CD cc ÖD C a h H 1(

(20)

1929—'30.

TABEL 4.

Verteringscoëfficiënten en factoren voor niet-volwaardigheid

der gebruikte voedermiddelen.

Voedermiddel.

Aardappelvezels . .

Grondnotenmeel . .

Lijnmeel

Tarwegries . . . ' .

Maismeel

Tapiocameel . . .

Melassepulp. . . .

Hooi

Groene-erwten-stroo

3

)

Ingekuild gras. . .

Vetachtige

stof.

90

92

86

89

51

45

51

Zetmeel-achtige

stof.

84

84

78

81

95

92 i)

86

64

60

64

Kuwe

celstof.

24

9

32

33

58

50 2)

59

59

45

59

Factor

voorniet-vol

waardigheid.

95

98

97

78

100

100

81

i) HONCAMP, ZIMMERMANN en BLANCK, Versuchsst., Bd. 89, 1917, bldz. 419. 2) Geschat.

(21)

1929—'30.

TABEL 5.

Door beide groepen in gelijke hoeveelheden gebruikte voedermiddelen (K.G. per koe en per dag).

Hooi voorperiode . . . . Hooi hoofdperiode . . . . Hooi naperiode

Erwtenstroo

Ingekuild gras voorperiode a Ingekuild gras voorperiode b Ingekuild gras hoofdperiode a Ingekuild gras hoofdperiode b Ingekuild gras naperiode .

Grondnotenmeel Krachtvoedermengselx) . . Gedroogde melassepulp . . Voorperiode. 2 Jan.— 7 Jan. 4 — — 2 7 — — — — 1.6 0.65 3.13 4 7 Jan.— 16 Jan. 4 — — 2 7 — — — 1.6 0.65 3.13 4 16Jan.-31 Jan. 4 — — 3 7 — — — 1.6 0.65 2.43 4 Hoofdperiode. 6 F b r . -16 Mrt. — 4 — 3 — 7 — — 1.6 0.65 1.93 — 16Mrt.-2 Apr. — 4 — 3 — — 6 — 1.6 0.65 1.93 — Na-periode. 9 Apr.— 7 Mei. — — 4 3 — — — 6 1.6 0.4 1.93 3.5

(22)

ta ö 'S o »H Sr-' S -se o -SS T 3 S O S » 5~. -si o OD Je ÜJ O CO Oq CS 3 T 3 S "3 CD 7 3 t5 l O co ^ co L^ ia o •<* £*• CO co CM r—< CT OS r - H O r H co -* ri < D CU O 73 m CD g c - j 3 £ •<* © (N CD —< 00 CO CM CM OS OS T — 1 CD 00 O CM CO r H r H CM CO CM r - i CS CM CD CM CM CM 0C T - H oo CO CM CM CO CM CM CM CO l > r H <D 73 O Î H CD P* O S CM !>• >H r H CM ^* T " H CO 00 T - H 00 co T — f 00 CD oo r H OS O 00 T — 1 OS T - H T - H O co CM CO r H l O r - i OS r ~ - i CO os Os 1-1 CM l O ^ CD - o O £ ft o ^

ë

W M as os «e i H r - H • * '~l CM CO oo T-< T - H co T—< CO co oo T—i T - H co T - H CO o 1C3 Os o CM CM O l Q r - i H OS .-H O OS T—i -* T~i - o CD ft " »o CM CP O CD i a CM OS co o o CD co T - H l O l O co o o oo 00 ia co I > co ia CO oo co -# CD 73 O O p< s> OS «o l O os -* CO CD 00 r - i ia T—c os l O OS -* ia O L> -* CD -* CO O (M CO CM CO ~^i CD J O 'u CD f-s-, o "~ ^ r h -** i> i - i >fi> »a CO oo -* co co co 7—< os T * T - H o co CD -* 00 ia ia co L^ CM -* CO T - H CD CO CD l O OS co - o o CD *" 5 d OS c - • < * ^ H F H CD CM l O 00 - * CM ^ H ^ ^ OS CM CM CM OS c o H r - H O CM CD CO l O CM OS CO c- co T-H ia lO OS T - H T - H ^ H T - H - * CO r - H T - H 00 OS T - H ^ H CM OS CM —i 00 O i a T - H ia co r H T - H 00 o CM OS O CD C M T - H O T - H 00 CD T - H T - H l O CO t > CM CO CM T - H r H CD CD 73 73 O o - r ; £ <D CD ft a rs o o S > T « « Se CS /—-* i j - 4 ^ c c ! * • Sfi T - H • > * T H CM CO CM ^ os l O r H T - H 00 T - H T - H r H O CD T - H T - H T - H CO CD OS CM T - H CO t ~ T - H O CO 1-1 o l > CD l O i—i 00 co r - H T—1 i ! O r H CD s ! O r~i -* CO os o co CM T - H co co T - H co o CD CM OS co co CD O CO o co T - H CM CO OS 00 CM" o CM CD 73 O C D 9* r S CM CM CO co o co I > co J.^ co co t > CM CD CO H J ( CO CO CD O CO co co r - H CO co oo CM CD O Ut <D 5. o ~ « ISXI 03 - 4 ^ a u >«"-CM CO CO CO 00 CO 00 CM CO OS oo CM 1> CO CD CD ^* CO CO CM CO CO 1> CM CD O CD ft C3 S

(23)

o

<

•En o co OO Cd OO " 0 ' S s t - l H a, o 5 ^ Ü5 •<£L s s^ 's

e * s-r O

»,

O is* öo S ' S ' S ' S

to

rS <D T 3 S co CD CO l O oo

-*

ca

-*

o

-#

co co cq o co c~ C d >o cq o C d

-*

T — 1 r -Ö 'S o

-^

S-< CD S 3

S

3 !*, r H CO o 0 1 0 0 OO T — 1 oo c o CO - H oo T — ' CM CCI oo o co C d 0 0 CO C d cd CCI c o T - H C d CO co CCI 0 5 r H T-f 1C0 oo H c o oo l O T — 1 CT> co T - H CO c a i > r H CD CO ^ H CM CD T J o CD ft S> QC O cc 1-1 T — f CM 0 0 T~i CD O l O T ~ 1 l > CO O 0 T - H CO 0 5 O CM oo c~ T—f CO H CO T—1 CM 0 0 o CCI O 0 CO [ ^ r-'. C d o c~

^

CCI

-*

r - H CO oo T - H oo o o l O T — 1 o oo o C d CD T l O a> o . =2. o

~

ds UI « O t -Î P r H T-H CM O T - H 0 0 C d • * T - H oo o c~ w oo -Ml CO T - H 1 > T - H C ~ T—) C D

-*

r^ T - H H l 0 5 T - H CO CD l O T - H CD a s co T - H T — 1 c o [ ^ T-H l O T - H o CO r H - o o SH CD ft S

~

0 5 5 0 CO

»

CC! 0 0 CD

-*

C d co 0 0 c o c -oo c o r~ cq co CCI 0 0 CD ao a i ta ta l d co 0 2 ^ H O ) a i l O CD o co l O co co •o o CD p i

s

»

I N e» or i f l c o a > CD 0 0 ca -Ml ao oo l O o t > CO o CD CD CO CD CO CM CO I Q 1C0 0 0 o l-O l O H < l O CD l O o t ~ CD 7 3 O ? H CD ft u rt 4 ^ 0 5 SO r» >a CO CD 0 0 c o ^ H T - H CD l O CO C D r H CO CO OO r H CO CD T - H CD a> CO l O u-O • * 0 0 l O r * CD O ^ H l O CM 0 0 CD - ö O CD ft S

"

C S r H - H • * e» »ft 0 0 r H CO O ) t ~ l O r-'. T-H O O ) CO 7-t CO CCI r H r H - * CO CD ^ « 0 0 CD T - H T - H O - * O CC Gl r H T - H ^ O J iO T-H r H OO T-k lO O C ^ CD T-H r H CD L C OO l > -r H -r H ito r~ i o co CD ^ H r-t y-i o o o o t ~ l O c o - * T - H T - H O l O CO — 1 c o CM r H T-H ia oo 0 0 C d l O l O T-H r H 1C0 CD C - C D -rt< CO T - H T - H 0 0 c o T-H 0 0 o c-C d T-H CD CD T 3 ' S O O -r1 Ï H CD CD ft § § 5> r=S « M Ä « S? >• TS Oi r S CCI 0 0

-*

T - H c a

-*

T - H r H

-*

-HH ^ * l 0 0 CO T - H CO c o

-*

T - H 7-k l O

-*

T - H c o T - H CO T - H T - H o ^ 1 T - H co co co T - H -Ml CC T - H T - H r H CO ^ H j—i o co T - H oo ^t< "3 O CD ft CS S

-^

CS •>* L f t ( N r H C l r ü Gfà GQ 50 - * O CO -rH 00 00 CO CO CO O ) ^ f i CD oo oo o ca ca co CO T * 0 0 oo o ca ca co co o o lO ca ca CM co co co O O [ ^ CO ^ H CD co co c o c o c a ^ H O CO l O CO CO CO O T-H t ~ a> o rH ca co co ao o t o O CM CM c o c o co l O 0 0 T-H a> oo o CM CM CO r-< O 00 T-H CM C d CO CO CO CO CO CO T-H T-H c a co co co ca co oo lO co co co co co H l CD GO CO lO o CO CO H* CD CD T J -Ö O a, .2 "C -ö CD ft -ri oor p oofd ap e S> Ä s bil - r ^ 0 r* 0 .

(24)

s ^3 1-5

m

a

o

co CM OS CD O 'S CD CS z ; CD O CD

ft

O O CD O 'S <D P" O O t >

Groe

p

II

(contrôle)

.

Groe

p

I

(vezels)

.

Groe

p

II

(controle)

.

Groe

p

I

(vezels)

.

Groe

p

II

(controle)

.

Groe

p

I

(vezels)

.

t ~ * O D OS C -» m ^ c o c o c o o i d o i o i c q erf l O CO o 0 0 0 0 H - * -sH l O - * rjH » o M c i o i e i o i CQ 'S 'S 'S 'S .-, •-! a ft ft & CD CD < l < <cj < ï g ^ i O CD CO CD — i T—l g l CM CO t > • * ï O CM" l O CM ( O i-H i—1 CM CM O d O i C S O C ^ O O C O c o c O C M ^ C D i O C ^ C M c M c M o q c o N c o c o c o c o m c o c o c o c o c o c o c s c N « « d ( f i c s i d d d c i N c i c > i d c s i N t > ^ t - O C O ( M i O t - C l 5 C O O ) M ^ C O l O W C O C O C O ^ - ^ - ^ - < j i ^ l - * - * M ^ i O ' * ' ^ O J C M C M C ^ C ^ C ^ C M C M ' C M C M C M C M C M C M C M ' C M ^ J - ^ 4 J + J j - J - ) ^ - U - t - > - t - > f ^ Î H %-t 'r~t &H &-< S J H ^ f - n f - H ^ J - H ^ - l ^ j -r-, O r-i O O r~> o CCi C j CCÎ C^J Cu 03 CCJ C5 ^H CD CD CD CD CD C D ^ ^ j ^ ^ ^ i S i S ^ i i S S " „ O CM l O CS CM CO m C ] l O O ) ( S t O CS 0 0 - H H H C ^ l C l f ù i O C O H H H O l f M t M W t ~ T — l ^ H C O ^ i O O O - ^ H C ^ r H ^ O O T - i i O O O T — l l—H i—< .—( CM CM CM i—I r H T-H CM CM CM H H CO ^ * l CO C -CM -CM -CM -CM -CM -CM -CM CM CM CM CM CM CM" CM a t ^ I O ^ c o O ) o ) CM CM CO C0_ CO CO CO CM CM CM CM CM CM CM c c d Ö e Ö c cd cö 03 03 cd 03 cd ) - 5 1-3 *-> >-> I - J t - 3 1-5 i—l i ß 0 0 CM l O C i O i T-H T-H T—1 CM CM CM c o O ^ * c - H " - 5 " c o " H H H . I M O l O ) c o 9 Î CID 'S

a

CD T-4 f * CM

•*

©4

2

'S

a

CD O 1 » C C sei

a

CD

(25)

1929—'30.

TABEL 9.

Eigenschappen van het botervet.

Voorperiode

Hoofdperiode

Naperiode

8/9 Januari .

21/22 Januari .

28/29 Januari .

Gemiddeld. .

11/12 Februari

18/19 Februari

25/26 Februari

4/5 Maart. .

11/12 Maart. .

18/19 Maart. .

25/26 Maart. .

1/2 April . .

Gemiddeld. .

15/16 April . .

22/23 April . .

29/30 April . .

6/7 Mei . .

Gemiddeld. .

Joodgetal

Groep I

(vezels)

32.3

30.6

30.0

31.0

30.7

29.5

29.9

29.9

30.2

29.8

30.5

29.7

30.0

31.2

32.1

32.6

31.9

32.0

Groep II

(controle)

32.1

31.7

30.5

31.4

30.8

30.0

30.2

30.2

30.1

31.2

31.3

29.8

30.5

30.4

32.0

32.3

31.2

31.5

Brekingsindex

Groep I

(vezels)

1.4538

1.4531

1.4532

1.4534

1.4536

1.4536

1.4535

1.4534

1.4534

1.4533

1.4535

1.4533

1.4535

1.4535

1.4538

1.4539

1.4537

1.4537

Groep II

(controle)

1.4533

1.4535

1.4533

1.4534

1.4538

1.4537

1.4532

1.4532

1.4535

1.4537

1.4535

1.4534

1.4535

1.4533

1.4536

1.4536

1.4533

1.4535

(26)

Ü5 PH S çù s <! ~ o co 05 O] CD • O J - i

o h-1 y—j P H CD O ' M CD N CD

£,

1—1

&

CD O

S

fab •S

g

CD CD O H + 3 tl-\ Ü

'g

TÜ T 3 CD

s

o • o CD ^ o CD 'G T3 CD

^ »

£

O ^.2 ^ CD ^ P H O

g

£ CD . CD O O Ä ^ '*-< CD 5fl r^ "r-î

fl

CD Ö CD O H + j o

ÖS) • Ö ' o T 3 • Ö g CD C5

s

o • o CD ^ o <£ ' S • o CD ^ a

£

t + H o S v ° 53 ! . P< ' O *o

^

Ö <£ . CD S . o £ i M

s

•"Ö CO

1

0 3 i—1 CO CM

CT

CD O CD i—1

1

O -n l O CD l O l O

-*

l O

+

ce X M3 0 0 t > l O -*H i — f t > i — )

1

r^ T—< CD

-*

CO CD CD CM r—<

+

CD en l O - c oo l O o CM CM

+

-+ CD CD CM CD CD O i—( 7—1

l

CD

-*

l O C ~ -*n l O l O CM

-*

T—i

+

»o - * T < CD T H CO CD 0 3 r - i O

+

CT

CO CD l O

CT

CD C ~

CT

CT

CT

1

t > l O l O OS [ > -l O T - H CM co

1

co ^ H l O M < l O l O o CO [ >

1

CO CD CD O l > CO CO

CT

i - l O T—i

l

Oi \o co co CD CD O l O l O co ; D ZO CM O CO CO o o i-H CO l O T—) r - 1

+ 1

. - ! 00 CO CD l O l O CD 0 3 CD CO l O l O O CT

-* -*

c- o i - , r H

+ + + 1

CD CO OS O l O CO CD CO co t> \a ie C~ [ > CO -sK 0 3 —1 i—i CD CD uO CM r—t O i > CD l O C~ rH l O CD

CT

T—l

+

CO

-*

l O r H CO l O co

-*

CT

+

O CD CD l O CD CD l O CD C ^ ï H

1

CD CD CO CO CD

...

CO l O i-K I—t

+

r H r H CD O O CD CO CD co t ^ -câ

+1

f . i-S

+

lO co' 0 3 i a 0 0 OS l O

^

CO Tij

a

CU d3 CO C S • *

+1

05 ö

+

o o i J—\ co r-î i—1 CD •"Ö CD ' 2 CD O

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A summary of the research study into the specialist preschool music teacher’s pedagogical content knowledge regarding teaching and learning rhythm skills viewed from an

In de achttiende eeuw werden de dank-, vast- en bededagen niet alleen door de gereformeerden gevierd, maar ook door de doopsgezinden, door de remonstranten, door de luthersen,

Naast het JCV wordt ruimte geboden aan facilitei- ten die een relatie hebben met klimaatadaptatie en energietransitie en aan proefvelden voor RWZI en bijvoorbeeld het

De komende jaren wordt binnen het fietsprogramma extra geïnvesteerd in snelle, veilige en comfortabele fietsverbindingen, in meer en veilige stallingen in de binnenstad,

tallen heldere dagen werden tegen de tijd van het jaar uitgezet en door een kromme voorgesteld; uit de kromme werden de vereffende aan- tallen heldere dagen afgelezen. Voor

• * K= kennis van, V= vaardig in • K: relevante veiligheidsvoorschriften • K: relevante wettelijke richtlijnen • K: schoonmaakmiddelen en -materialen (eigenschappen en toepassing)

Hoe meer het symptomenprofiel zich aftekent op de rechterkant van de tabel, hoe verder de burn-out gevorderd is. Als de meeste symptomen zich minstens enkele keren per

om de wegen te zoeken en deze begaanbaar te maken, om, rekening houdende met onze opleiding, aan de wensen van anderen tegemoet te komen. Dit behoeft geenszins in te houden, dat