• No results found

De overtuigingskracht van deskundigen en leken wanneer er sprake is van een inconsistent oordeel.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De overtuigingskracht van deskundigen en leken wanneer er sprake is van een inconsistent oordeel."

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De overtuigingskracht van deskundigen en

leken wanneer er sprake is van een

inconsistent oordeel

The comparative persuasiveness of experts and laypeople when

presenting opposing arguments

Naam student: Daphne Klaessen


Studie: CIW Radboud Universiteit Nijmegen


Thema: De overtuigingskracht van deskundigen en leken Docent: Dr. Jos Hornikx


Datum: 8 juni 2018
 Aantal woorden: 5821

(2)

Samenvatting

Mensen laten hun mening vaak beïnvloeden door die van een ander. In dit onderzoek wordt gekeken naar de overtuigingskracht van deskundigen en leken wanneer er sprake is van een inconsistent oordeel tussen beiden en naar de invloed van de volgorde van de argumenten die worden aangehaald. Op basis van twee hypothesen werd verwacht dat het aantal leken en de mate van expertise van de leken een invloed zouden hebben op de mate waarin mensen meegaan in het standpunt van een deskundige. Verder werd met behulp van een onderzoekvraag onderzocht in hoeverre de volgorde van de aangehaalde argumenten een invloed hierop had. Er is een experiment uitgevoerd waarbij de proefpersonen elk een van de veertien scenario’s kregen voorgelegd. Hierin werden zowel de standpunten van een deskundige als een groep leken aangehaald en werd de proefpersonen gevraagd aan te geven in hoeverre zij het eens waren met het standpunt van de deskundige. Zowel het aantal leken als de mate van expertise van de leken en de volgorde van de argumenten bleken geen significante invloed te hebben op het oordeel van de proefpersonen. Wel werd er een interactie-effect gevonden tussen de volgorde van de argumenten en de volgorde van de bron. De proefpersonen waren meer overtuigd van het standpunt van de deskundige wanneer de deskundige voor een standpunt is en de leken tegen dan wanneer de leken voor een standpunt zijn en de deskundige tegen.

(3)

Inleiding

Wanneer een scriptiebegeleider een student ervan probeert te overtuigen dat het schrijven van een scriptie enorm mee zal gaan vallen, maar dertig medestudenten van mening zijn dat het een slopende opgave gaat worden die het komende semester al je vrije tijd in beslag zal nemen, zal de student zich dan nergens zorgen over maken of zal hem/haar de moed direct in de schoenen zakken? Een scriptiebegeleider zal wel verstand hebben van de werklast die bij een scriptie komt kijken. Hij heeft immers zelf veel kennis en ervaring met het schrijven van onderzoeken en het begeleiden van studenten bij hun scriptie. Aan de andere kant denken dertig medestudenten heel anders over de werklast van de scriptie. Volgens de studenten zal deze namelijk niet te overzien zijn. De dertig studenten hebben nog nooit een scriptie geschreven en zijn dus niet deskundig op dit gebied. Het is echter wel een grote groep mensen die dit standpunt inneemt. In dit onderzoek zal worden gekeken naar de overtuigingskracht van deskundigen en leken wanneer er sprake is van een inconsistent oordeel.

Bij de overtuigingskracht van een boodschap spelen verschillende factoren een rol.
Het Elaboration Likelihood Model, van Petty en Cacioppo (1981) kan gebruikt worden om te kijken op welke manier boodschappen verwerkt worden. Het model onderscheidt twee verschillende routes die mensen kunnen doorlopen bij de verwerking van een persuasieve boodschap. Dit zijn de centrale route en de perifere route. Deze twee verschillende routes zouden moeten verklaren onder welke omstandigheden en op welke manier bepaalde kenmerken van een persuasieve boodschap voor meer of minder overtuiging zorgen (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012).
Allereerst kan de centrale route onderscheiden worden. Bij de centrale route maken de mensen die blootgesteld worden aan een persuasieve boodschap een zorgvuldige afweging van alle relevante argumenten (Hoeken et al., 2012). Om zelf argumenten zorgvuldig af te wegen moet er aan drie voorwaarden worden voldaan. Zo moet de persoon in kwestie over een hoge mate van capaciteit en bekwaamheid beschikken, moet de persoon gemotiveerd zijn en ten slotte ook in de gelegenheid zijn om de argumenten zorgvuldig af te wegen (Hoeken et al., 2012). Aangezien mensen dagelijks aan ontelbare persuasieve boodschappen worden blootgesteld en dit veel van iemands cognitieve capaciteit vraagt, zullen mensen niet altijd aan de bovengenoemde drie voorwaarden voldoen. De personen in kwestie zullen dan uitwijken naar een meer oppervlakkige verwerking van de argumenten (Hoeken et al., 2012). In het ELM wordt dit verwerking via de perifere route genoemd (Petty & Cacioppo, 1981). Dit tweede acceptatieproces

(4)

is minder gericht op een zorgvuldige afweging van de argumenten dan het eerstgenoemde. In plaats van een zorgvuldige afweging, maken mensen bij deze verwerkingsroute gebruik van vuistregels (Hoeken et al., 2012). Vuistregels zijn aangeleerde kennisstructuren die in het geheugen worden opgeslagen (Chen & Chaiken, 1999). Een voorbeeld van een vuistregel is “Wanneer een deskundige zegt dat iets slecht is, dan dat zo”. Doordat iemand in het verleden (vaker) een situatie heeft meegemaakt waarbij een deskundige gelijk had, heeft deze persoon een bepaalde kennisstructuur aangeleerd. Het toepassen van een vuistregel kost veel minder inspanning dan wanneer je zelf de argumenten, van in dit voorbeeld een deskundige, zou moeten afwegen (Hoeken et al., 2012). In dit onderzoek staan de overtuigingskracht van twee verschillende typen bronnen centraal, namelijk deskundigen en leken.

Deskundige

De eerste bron die in dit onderzoek centraal staat, de deskundige, kan aan de geloofwaardigheidsvuistregel gerefereerd worden. Bij de geloofwaardigheidsvuistregel zorgen kenmerken van de bron voor overtuiging. Verschillende kenmerken bepalen in welke mate een bron als geloofwaardig wordt gezien, zo hangt de mate van geloofwaardigheid niet enkel van de deskundigheid maar ook van de betrouwbaarheid van de bron af. Deze twee overkoepelende factoren worden elk door twee kenmerken beïnvloed. De deskundigheid wordt beïnvloed door de expertise (mate van deskundigheid) en de ervaring van de bron. Door het verschil in kennis tussen de bron en de ontvanger, gaat de ontvanger uit van de deskundigheid van de bron. De betrouwbaarheid wordt beïnvloed door de belangeloosheid en oprechtheid van de bron. (Hoeken et al., 2012). Petty, Cacioppo en Goldman (1981) deden onderzoek naar de geloofwaardigheidsvuistregel. In het onderzoek kregen twee groepen proefpersonen beiden een persuasieve boodschap voorgelegd. Deze boodschap bevatte zwakke óf sterke argumenten en een bron die niet óf wel deskundig was. Er werd voor gezorgd dat de boodschap voor een van beide groepen proefpersonen relevant was en voor de andere groep niet. De groep proefpersonen, waarvoor de boodschap niet relevant was, had dus een lage betrokkenheid bij de boodschap. Door deze lage betrokkenheid waren zij minder gemotiveerd om de argumenten in de tekst zorgvuldig af te wegen en volgden de perifere route, waarbij gebruik wordt gemaakt van vuistregels. Uit de resultaten kwam naar voren dat de proefpersonen die de tekst met de deskundige bron hadden gelezen meer overtuigd waren dan de proefpersonen die de tekst met de

(5)

minder deskundige bron hadden gelezen. De argumentkwaliteit speelde hierbij geen rol, omdat dezelfde uitkomst bij zowel de sterke als de zwakke argumenten werd gevonden (Petty et al., 1981). De proefpersonen hebben zich dus laten leiden door een aangeleerde kennisstructuur, in dit geval namelijk ‘wanneer een deskundige een bepaald standpunt inneemt, zal dat wel kloppen’. Leken

De andere bron die in dit onderzoek centraal staat, een groep leken, kan aan de consensusvuistregel gerefereerd worden. Volgens Hoeken et al. (2012) gaat het er bij de consensusvuistregel om dat het aantal mensen dat een bepaald gelijk standpunt inneemt invloed kan hebben op het oordeel van iemand. Wanneer mensen de argumenten via de perifere route verwerken, zal de overtuigingskracht van de vuistregel een grotere kans van slagen hebben, omdat de mensen niet de moeite zullen nemen om zelf de argumenten zorgvuldig af te wegen (Petty & Cacioppo, 1981). Zij gaan ervanuit dat onder het grote aantal mensen vast en zeker mensen zijn die de argumenten goed hebben afgewogen (Hoeken et al., 2012). Maheswaran en Chaiken (1991) deden onderzoek naar de consensusvuistregel. In dit onderzoek moesten de proefpersonen een advertentie voor een antwoordapparaat beoordelen. De helft van de proefpersonen kreeg een advertentie waarin vermeld werd dat 81 procent van de gebruikers tevreden was over het antwoordapparaat. In deze advertentie werd gebruik gemaakt van een consensus. De andere helft van de proefpersonen kreeg een advertentie waarin vermeld werd dat slechts 20 procent van de gebruikers tevreden was over het antwoordapparaat. In deze advertentie werd geen gebruik gemaakt van een consensus. Verder bevatten beide advertenties sterke of zwakke argumenten. Uit de resultaten van het onderzoek kwam naar voren dat er bij proefpersonen die de advertentie heuristisch verwerkten een sterker effect was voor de consensusinformatie. De advertentie waarbij 81 procent van de gebruikers tevreden was over het antwoordapparaat was overtuigender dan de advertentie waarbij 20 procent van de gebruikers tevreden was. Bij de proefpersonen die de advertentie centraal verwerkten bleek er een sterker effect van de argumentkwaliteit op de overtuigingskracht te zijn (Maheswaran & Chaiken, 1991). De proefpersonen die de advertentie heuristisch verwerkten, hebben zich dus laten leiden door een aangeleerde kennisstructuur, in dit geval namelijk ‘wanneer zoveel mensen een bepaald standpunt innemen, dan zal dat wel kloppen’.

(6)

Vergelijking deskundigen-leken

In de meeste onderzoeken zijn de overtuigingskracht van de deskundige en lekenbron los van elkaar onderzocht. Om deze twee vuistregels met elkaar in relatie te kunnen zien, hebben Hornikx, Harris en Boekema (2018) een onderzoek uitgevoerd waarbij zij onderzochten hoeveel leken er nodig zijn om het oordeel van één deskundige te weerleggen. Zij hebben in het onderzoek dus gekeken hoe de deskundige bron en de groep leken tegen elkaar opwegen wanneer deze gelijktijdig ingezet worden. In het onderzoek hebben Hornikx et al. (2018) gebruik gemaakt van de stelling van Bayes. De stelling van Bayes geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat mensen een bepaald standpunt aannemen. Deze waarschijnlijkheid heeft te maken met het aantal bronnen dat wordt aangehaald en de expertise van deze bronnen (Hornikx, 2013). De waarschijnlijkheid voor de aanname van het standpunt neemt toe naarmate er meer bronnen worden aangehaald en naarmate de betrouwbaarheid van de bronnen toeneemt. De stelling van Bayes is in figuur 1 weergegeven.

Figuur 1. De stelling van Bayes. In de formule geeft ‘P’ de waarschijnlijkheid aan, ‘h’ het standpunt en ‘e’ het argument (Hornikx et al., 2018)

In het onderzoek van Hornikx et al. (2018) werd onderzocht of de voorspelling die de stelling van Bayes maakt over de waarschijnlijkheid van de aanname van een standpunt overeenkomt met de praktijk. Om hier achter te komen, werd onderzocht of proefpersonen in staat waren een inschatting te maken van het aantal leken dat nodig is om het standpunt van één deskundige te weerleggen. Hierbij speelde de mate van expertise van beide bronnen een rol. De proefpersonen maakten deze inschatting op basis van een scenario van een dialoog. In deze dialoog werd een mogelijke nieuwe maatschappelijke maatregel ter sprake gebracht. Door een van de sprekers in deze dialoog werd in elk scenario een deskundige bron aangehaald. Deze bron gaf zijn mening met betrekking tot de maatregel. Aan de proefpersoon werd gevraagd een inschatting te maken van het aantal leken met een tegengesteld standpunt dat nodig zou zijn om het standpunt van de deskundige bron te weerleggen.

(7)

namelijk het aantal en de expertise van de bronnen, die bij de stelling van Bayes geïdentificeerd waren om te bepalen hoeveel leken nodig zijn om een enkel standpunt van een deskundige tegen te gaan. De inschatting door de proefpersonen van het benodigde aantal leken, bleek goed in lijn met de Bayesiaanse voorspellingen die voorafgaand aan het onderzoek gemaakt werden. Wanneer de expertise van de deskundige toenam, wezen de proefpersonen een groter aantal leken toe, dat nodig was om het standpunt van de deskundige te weerleggen. Wanneer de expertise van de leken toenam, wezen de proefpersonen een kleiner aantal leken toe, dat nodig was om het standpunt van de deskundige te weerleggen.

Hoewel het onderzoek van Hornikx et al. (2018) een goede indicatie geeft van het vermogen van mensen om in te schatten hoeveel lekenopinies er nodig zijn om een deskundigenoordeel te weerleggen, zitten er een aantal nadelen/beperkingen aan het onderzoek. Het eerste nadeel van het onderzoek is dat er een binnen-proefpersoon ontwerp gehanteerd werd. Dezelfde proefpersonen werden in dit onderzoek aan verschillende condities blootgesteld. Dit kan tot gevolg hebben dat de proefpersonen doorhebben waar het onderzoek over gaat. Wanneer de proefpersonen doorhebben waar het onderzoek over gaat kan dit een effect hebben op de resultaten. In vervolgonderzoek zal daarom rekening moeten worden gehouden met de onderzoeksopzet. Verder heeft het onderzoek een beperking die te maken heeft met de toepassing van de taak van de proefpersonen in de werkelijkheid. Het schatten van het aantal lekenopinies dat nodig is om een deskundigenoordeel te weerleggen is een onnatuurlijke taak die mensen normaalgesproken niet zouden uitvoeren in het dagelijks leven. In plaats daarvan gaat het in de werkelijkheid om het oordeel van mensen wanneer er sprake is van inconsistentie. Het gaat er namelijk om of mensen het standpunt van de groep leken of het standpunt van de deskundige bron zullen innemen.

Op basis van de nadelen van het onderzoek van Hornikx et al. (2018) en de stelling van Bayes worden de volgende hypotheses geformuleerd:

H1 Mensen volgen het oordeel van een deskundige meer dan dat van leken naarmate het aantal leken afneemt.

H2 Mensen volgen het oordeel van een deskundige minder dan dat van leken naarmate de leken deskundiger zijn.

(8)

Volgorde

Naast de expertise van de bron en het aantal bronnen kan ook de volgorde van de gebruikte argumenten een effect hebben op het overtuigingsproces. In het onderzoek van Hornikx et al. (2018) werd echter niet gekeken naar de invloed die volgorde heeft op het overtuigingsproces. In de studie van Hornikx et al. (2018) werden verschillende scenario’s voorgelegd aan de proefpersonen waar steeds eerst het standpunt van een deskundige aangehaald werd en daaropvolgend het standpunt van een groep leken. De volgorde waarin de verschillende bronnen worden aangehaald kan echter een effect hebben op het overtuigingsproces. Bij de volgorde van voor- en tegenstanders van een bepaalde boodschap kunnen twee verschillende effecten onderscheiden worden die invloed hebben op het overtuigingsproces, namelijk het primacy- en het recency- effect (Hoeken et al., 2012). Bij deze volgorde-effecten is het de vraag of een boodschap vóór een bepaalde maatregel meer effect heeft wanneer deze voorafgaat aan een bron tégen een bepaalde maatregel (primacy- effect) of wanneer deze boodschap volgt op een bron tégen een bepaalde maatregel (recency- effect). Bij het primacy-effect wordt er aldus van uitgegaan dat het eerstgenoemde argument het meest overtuigend is terwijl er bij het recency-effect van uit wordt gegaan dat het laatstgenoemde argument het meest overtuigend is.

Igou en Bless (2003; 2007) deden onderzoek naar de verwachtingen die mensen hebben met betrekking tot de volgorde waarin argumenten gepresenteerd worden in één- en tweezijdige boodschappen en de invloed die deze verwachtingen hebben op het overtuigingsproces. Bij eenzijdige boodschappen worden sterke en zwakke argumenten aangehaald. Bij tweezijdige boodschappen worden voor- en tegenargumenten aangehaald.

In het huidige onderzoek wordt er gekeken naar tweezijdige boodschappen. Uit de resultaten van Igou en Bless (2003; 2007) kwam met betrekking tot tweezijdige boodschappen naar voren dat de ontvangers van een boodschap de meest belangrijke informatie aan het eind van de boodschap verwachten (recency-effect). Om te testen of deze verwachtingen een invloed hebben op de informatieverwerking voerden zij een experiment uit dat erop gebaseerd is dat mensen hun verwachtingen laten leiden door bepaalde conversatieregels, wanneer deze toepasbaar zijn. Deze conversatieregels stellen een aantal eisen aan een boodschap. Dit zijn het maxime van relevantie, kwaliteit, kwantiteit en stijl (Grice, 1975, in Jones, 2012). Mensen verwachten dat deze maximes worden toegepast in een boodschap. Zij verwachten dat toevoegingen in een boodschap relevant, naar waarheid, niet te lang en ook niet te kort zijn. Volgens de conversatieregels zal het

(9)

recency-effect verwacht worden door de ontvangers van een boodschap wanneer een nieuw standpunt wordt toegevoegd. Dit wordt verwacht omdat de nieuwe informatie anders niet relevant zou zijn en niet aan de maximes met betrekking tot de conversatieregels zou voldoen. Om te onderzoeken of het recency-effect bij tweezijdige boodschappen een rol speelt, kregen de proefpersonen in het onderzoek van Hornikx et al. (2018) een tweezijdige boodschap voorgelegd met voor- en tegenargumenten. De volgorde van de voor- en tegenargumenten werd afgewisseld. Uit de resultaten van Hornikx et al. (2018) bleek dat de willekeurigheid in de volgorde van de argumenten een invloed had op de manier waarop de proefpersonen de argumenten afwogen. Wanneer de proefpersonen werd verteld dat de argumenten in willekeurige volgorde werden aangehaald, zorgde dit ervoor dat hun overtuiging meer gebaseerd was op een inhoudelijke afweging dan dat het een gevolg van het recency-effect was. Door het vermelden van de willekeurigheid in volgorde van de aangehaalde argumenten waren de conversatieregels niet meer van kracht. Hierdoor hadden de proefpersonen geen verwachting met betrekking tot de positie van de sterke en zwakke argumenten.

In het huidige onderzoek gaat het om inconsistente oordelen tussen leken en deskundigen. Er zal onderzocht worden of de volgorde waarin de leken- en de deskundigenbron worden aangehaald een invloed heeft op de overtuigingskracht. Er bestaat echter een verschil tussen het onderzoek van Igou en Bless (2003; 2007) en het huidige onderzoek.
Hoewel in het onderzoek van Igou en Bless (2003; 2007) de voor- en tegenargumenten altijd door eenzelfde bron worden aangehaald, zullen in het huidige onderzoek de voor- en tegenargumenten van twee verschillende bronnen komen. Doordat de voor- en tegenargumenten in het huidige onderzoek niet door eenzelfde bron worden aangehaald, zou het zo kunnen zijn dat de proefpersonen de volgorde van de argumenten als willekeurig achten. Hierdoor maken zij mogelijk geen gebruik van de conversatieregels met betrekking tot de volgorde van de aangehaalde argumenten. Dit leidt tot de formulering van de volgende onderzoeksvraag:

RQ1 In hoeverre heeft de volgorde waarin de argumenten van beide bronnen worden aangehaald bij inconsistente oordelen van deskundigen en leken invloed op de mate waarin

(10)

Methode  

In dit onderzoek is een experiment gebruikt om de hypothesen te toetsen en de onderzoeksvraag te beantwoorden.

Materiaal

De proefpersonen in dit onderzoek werden blootgesteld aan één van de veertien verschillende varianten van één scenario’s. Deze scenario’s zijn geformuleerd aan de hand van het materiaal van onderzoek van Hornikx et al. (2018). In de scenario’s van het huidige onderzoek vindt een dialoog tussen drie personen plaats, persoon A, B en C. Er zijn twee controlecondities waarbij er een dialoog tussen slechts twee personen plaats vindt, persoon A en B. Persoon C wordt in deze scenario’s weggelaten. Bij de normale condities geeft persoon A telkens aan iets gehoord te hebben over een bepaalde maatregel en vraagt of persoon B hiervan op de hoogte is. Zo wordt in elk scenario aan persoon B gevraagd of hij gehoord heeft dat men de bankjes in het stadpark in Zwolle wil weghalen om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan. Vervolgens is het verloop in de verschillende versies afhankelijk van de manipulatie. Hoewel de verhaallijn van alle scenario’s gelijk is, worden er een aantal zaken gemanipuleerd. Dit onderzoek heeft drie onafhankelijke variabelen.

De eerste onafhankelijke variabele is het type leek en komt in drie verschillende vormen voor. Dit zijn de baseline, een lager aantal leken of leken met een hogere mate van expertise. In de baseline wordt een scenario geschetst waarbij het aantal leken dat een bepaald standpunt inneemt 30 bedraagt. De mate van expertise van elke leek bedraagt in het scenario van de baseline 0.51. Het aantal leken wordt gemanipuleerd door enerzijds scenario’s te schetsen waarbij het aantal leken dat een bepaald standpunt inneemt 30 bedraagt (baseline) en anderzijds scenario’s te schetsen waarbij het aantal leken dat een bepaald standpunt inneemt lager is en 15 bedraagt. Er is voor de aantallen 30 en 15 gekozen zodat het aantal leken, in de conditie met minder leken, aanzienlijk lager maar er wel nog steeds sprake is van een groep zodat de consensusvuistregel toegepast kan worden. Daarnaast is in de conditie met meer leken, voor niet meer dan 30 gekozen, omdat een te groot aantal leken samen een te hoge mate van expertise zou hebben. Het meetniveau van de variabele ‘aantal leken’ is nominaal. De expertise van de leken wordt gemanipuleerd door enerzijds scenario’s te schetsen waarbij de expertise van de leken 0.51 (baseline) is en anderzijds scenario’s te schetsen waarbij de expertise van de leken hoger is en .60

(11)

bedraagt. De mate van expertise van zowel de deskundige als de leken wordt aangeduid met een getal tussen de nul en een. Dit getal geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de deskundige en leken gelijk hebben. De expertise van de deskundige wordt niet gemanipuleerd en is in elk scenario .90. Allereerst is ervoor gekozen bij de lagere expertise van de leken gebruik te maken van het getal .51 waardoor zij ondeskundig zijn maar er geen sprake van een 50-50% kans is dat zij gelijk hebben. Met betrekking tot de leken met een hogere expertise is er gekozen voor het getal .60 waardoor zij deskundiger zijn dan minder deskundige leken maar nog steeds in aanzienlijk minder procent van de gevallen gelijk hebben dan de deskundige. De expertise van de deskundige zal in elk scenario gelijk zijn en is .90 zodat hij over een hoge maar realistische mate van expertise beschikt. De deskundige heeft in 90 procent van de gevallen gelijk en in 10 procent van de gevallen ongelijk. Het meetniveau van de variabele ‘expertise van de leken’ is nominaal. De tweede onafhankelijke variabele is de volgorde van de argumenten. Enerzijds zullen er scenario’s zijn waarbij het voor-argument het eerst genoemd wordt gevolgd door het tegenargument. Anderzijds zullen er scenario’s zijn waarbij het tegenargument het eerst genoemd wordt, gevolgd door het voor-argument. Het meetniveau van de variabele ‘volgorde argumenten’ is nominaal.

De derde onafhankelijke variabele is de volgorde van de bron die wordt aangehaald. De volgorde van de bron wordt gemanipuleerd door enerzijds scenario’s te schetsen waarbij de deskundige bron het eerst aangehaald wordt en anderzijds scenario’s te schetsen waarbij het argument van de leken het eerst genoemd wordt. Het meetniveau van de variabele ‘volgorde van de bron’ is nominaal.

Ter illustratie zijn er een aantal versies met de verschillende manipulaties opgenomen in de bijlage.

Proefpersonen

In totaal hebben 241 proefpersonen de een vragenlijst van het onderzoek ingevuld. De data van zes proefpersonen werden uiteindelijk niet gebruikt omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit hadden. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 29.61 (SD = 14.59) met een range van 15 tot en met 78 jaar. Uit een eenweg univariate variantie-analyse voor leeftijd met als factor versie van de vragenlijst bleek geen significant hoofdeffect van de versie van de vragenlijst (F (13, 211) < 1) te bestaan. Van de proefpersonen was 40% man en 60% vrouw. Uit een χ2-toets

(12)

tussen geslacht en de versie van de vragenlijst bleek geen verband te bestaan (χ2 (13) = 18.42, p = .142). Het opleidingsniveau van de proefpersonen verschilde van LBO/VBO/VMB tot WO. Het meest voorkomende opleidingsniveau was WO met een totaal van 42.6% van de proefpersonen. Uit een χ2-toets tussen opleidingsniveau en de versie van de vragenlijst bleek geen verband te bestaan (χ2 (78) = 80.37, p = .405). De mate van geschooldheid van de proefpersonen wat betreft argumentatie die zij aangaven op een 7-punts Likert-schaal was gemiddeld 4.65 (SD = 1.43). Uit een eenweg univariate variantieanalyse van de mate van geschooldheid wat betreft argumentatie met als factor versie van de vragenlijst blijkt geen significant hoofdeffect van de versie van de vragenlijst (F (13, 22) <1) te bestaan. Geen van de proefpersonen was in staat het doel van het onderzoek te raden.

Onderzoeksontwerp

Voor het experiment is gebruik gemaakt van een 3 (type leken: baseline, lager aantal, hogere expertise) x 2 (volgorde argument: voor-tegen, tegen-voor) x 2 (volgorde bron: deskundige-leken, leken-deskundige) tussenproefpersoon-ontwerp. Daarnaast zijn er twee controlecondities waarbij enkel het standpunt van een deskundige werd aangehaald. In totaal zijn er dus veertien verschillende condities waaraan de proefpersonen werden blootgesteld. Elke proefpersoon werd één van deze veertien condities voorgelegd krijgen. Hoewel er bij de normale condities zowel het standpunt van een groep leken als het standpunt van een deskundige worden aangehaald, zal bij de twee controlecondities enkel het standpunt van een deskundige bron worden aangehaald. De deskundige bron is in de ene controleconditie tegen de genoemde maatregel in het scenario en in de andere controle conditie voor. De controlecondities zijn toegevoegd om na te gaan of de proefpersonen in het voorgelegde scenario de geloofwaardigheidsvuistregel toepassen, wanneer enkel een deskundige bron wordt aangehaald.

Instrumentatie

De afhankelijke variabele is de mate waarin proefpersonen het eens zijn met het in het scenario genoemde standpunt (oordeel standpunt). Het meetniveau van de variabele ‘oordeel standpunt’ is ratio. Om de afhankelijke variabele te meten werd de proefpersonen de vraag gesteld “Wat vind jij van het idee om de bankjes in het stadspark in Zwolle weg te halen?”. Zij krijgen de volgende zin te lezen “De bankjes in het stadspark in Zwolle moeten worden weggehaald om zo de overlast

(13)

van hangjongeren tegen te gaan”. Hierop volgden vier antwoordmogelijkheden op een zevenpunts (Likert)schaal. Allereerst gaven de proefpersonen aan in hoeverre zij het met het idee, de bankjes weg te halen, eens zijn (‘helemaal oneens’ – ‘helemaal eens’). Vervolgens gaven zij aan hoe goed zij het idee vinden (‘slecht’ – ‘goed’). Als derde gaven zij aan hoe noodzakelijk zij het idee vinden (‘onnodig’ – ‘noodzakelijk’). Ten slotte gaven zij aan hoe verstandig zij het idee vinden (‘onverstandig’ – ‘verstandig’). De betrouwbaarheid van het oordeel van het standpunt bestaande uit vier items was goed: α = .92. Het meetniveau van deze variabele is ratio.

Met betrekking tot de proefpersonen zelf werden de leeftijd, het geslacht, de nationaliteit en de huidige of hoogst genoten opleiding bevraagd. Vervolgens werd gecontroleerd of de proefpersonen het doel van het onderzoek konden achterhalen. Zij moesten een antwoord geven op de vraag “Wat is, volgens u, het doel van dit onderzoek?”. Indien uit dit antwoord bleek dat de proefpersoon een goed idee had over het doel, zou de proefpersoon worden verwijderd uit de resultaten. Afsluitend moesten de proefpersonen de volgende stelling beoordelen “In mijn gevolgde onderwijs (bv. middelbare school) ben ik sterk geschoold in argumentatie”. Zij beantwoordden deze stelling op een zevenpunt Likertschaal (‘zeer mee oneens’ – ‘zeer mee eens’).

Procedure

Voor het onderzoek hebben de proefpersonen een vragenlijst op papier ingevuld. Het onderzoek werd individueel afgenomen en de proefpersoon hebben de vragenlijst in het bijzijn van de onderzoeker ingevuld. Elke proefpersoon vulde slechts één vragenlijst in. Bij de afname werd niks verteld over het werkelijke doel van het onderzoek. Na afloop werden de proefpersoon bedankt voor de participatie en, indien gewenst, werd het doel van het onderzoek uitgelegd. Statistische toetsing

Voor de statistische analyse in deze studie werd een drieweg univariate variantie-analyse gebruikt. Om de versies eenvoudiger te kunnen onderscheiden is bij de codering een extra factor toegevoegd. Op die manier worden er twee ontwerpen onderscheiden. Dit zijn het standaardontwerp waarbij de expert voor en de leken tegen zijn en het extra ontwerp waarbij de expert tegen is en de leken voor zijn. De oordelen in het extra ontwerp zijn omgecodeerd. Door de hercodering zijn de experts het in lijn met het uitgangspunt van de hypothesen nu altijd eens

(14)

met het standpunt. Resultaten

Voor het beantwoorden van de eerste en tweede hypothese is een met behulp van een drieweg univariate variantie-analyse getoetst of mensen het oordeel van een deskundige meer dan dat van leken volgen naarmate het aantal leken afneemt. Uit een drieweg variantie-analyse van de volgorde van de argumenten, de volgorde van de bron en het type leek bleek er geen significant hoofdeffect te zijn voor het type leek (F (2, 166) < 1). Er is dus onvoldoende ondersteuning voor de eerste en tweede hypothese en deze worden daarom niet aangenomen. Met betrekking tot de eerste hypothese was het oordeel van de proefpersonen niet anders wanneer het aantal leken toenam. Met de betrekking tot de tweede hypothese was het oordeel van de proefpersonen niet anders wanneer de expertise van de leken toenam. In tabel 1 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen van het type leek opgenomen.

Uit een drieweg univariate variantie-analyse van de volgorde van de argumenten (voor-tegen, tegen-voor), de volgorde van de bron en het type leek bleek er geen significant hoofdeffect te zijn voor volgorde van de argumenten (F (2, 166) = 1.05, p = .307). De volgorde waarin de argumenten van beide bronnen worden aangehaald bij inconsistente oordelen van deskundigen en leken heeft geen invloed op het oordeel van de proefpersonen. In tabel 1 zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen voor de volgorde van de argumenten opgenomen.

Tabel 1. Gemiddelden en standaardafwijkingen van het type leek (baseline, minder leken, deskundigere leken) en de volgorde van de argumenten (voor-tegen, tegen-voor) (1 = helemaal oneens met het standpunt, 7 = helemaal eens met het standpunt)

voor-tegen tegen-voor

M SD n M SD n Baseline 4.58 1.37 30 4.07 1.47 30 Minder leken 4.35 1.61 30 4.35 1.53 29 Deskundigere leken 4.22 1.34 29 4.15 1.42 30

(15)

Uit een drieweg univariate variantie-analyse van de volgorde van de argumenten, de volgorde van de bron en het type leek bleek er geen significant hoofdeffect te zijn voor de volgorde van de bron (F (1, 166) < 1). De volgorde waarin beide bronnen worden aangehaald bij inconsistente oordelen van deskundigen en leken heeft geen invloed op het oordeel van de proefpersonen. Uit een drieweg univariate variantie-analyse van de volgorde van de argumenten, de volgorde van de bron en het type leek bleek er een significant interactie-effect te zijn voor de volgorde van de argumenten en de volgorde van de bron (F (1, 166) = 3.94, p = .049, n2 = .02). De proefpersonen waren meer overtuigd van het standpunt van de deskundige wanneer de deskundige voor een standpunt is en de leken tegen dan wanneer de leken voor een standpunt zijn en de deskundige tegen. In figuur 1 is het interactie-effect tussen de volgorde van de argumenten en de volgorde van de bron grafisch weergegeven.

Figuur 1. Het interactie-effect tussen de volgorde van de argumenten en de volgorde van de bron (1 = helemaal oneens met het standpunt, 7 = helemaal eens met het standpunt)

(16)

Conclusie en discussie

Het doel van dit onderzoek was erachter te komen of mensen het oordeel van een deskundige meer of minder volgen dan dat van leken naarmate het aantal leken afneemt of de expertise van de leken toeneemt. Bovendien werd er gekeken of de volgorde waarin de argumenten van beide bronnen bij inconsistente oordelen een invloed hadden op de mate waarin de proefpersonen met het standpunt van de deskundige meegaan.

Met betrekking tot het type leek kwam uit een drieweg univariate variantie-analyse naar voren dat het oordeel van de proefpersonen niet anders was naarmate het aantal leken en wanneer de expertise van de leken toenam. Hoewel er op basis van het onderzoek van Hornikx et al. (2018) verwacht werd dat het aantal leken en de expertise van de leken een invloed zouden hebben op het oordeel van de proefpersonen werden in dit onderzoek geen significante hoofdeffecten gevonden. Een verklaring voor het feit dat er, ondanks de verwachting, geen significante resultaten met betrekking tot het type leek zijn gevonden, zou kunnen zijn dat de proefpersonen een oordeel hebben geveld los van de informatie die zij hebben gekregen in de vragenlijst. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat de taak te moeilijk was voor de proefpersonen en zij zich daardoor mogelijk hebben laten leiden door hun eigen mening. Dit zou kunnen liggen aan het tussen-proefpersoon onderzoeksontwerp waarin elke proefpersoon in slechts aan één conditie is blootgesteld. Hoewel het tussen-proefpersoon ontwerp het voordeel heeft dat er minder ruis optreedt, heeft het daarentegen echter een invloed op de moeilijkheid van de taak. De manipulatie in de scenario’s die de proefpersonen krijgen is klein en er wordt van de proefpersonen verwacht dat zij de juiste informatie uit het scenario gebruiken om een oordeel te vellen. Naast het feit dat de taak voor de proefpersonen hierdoor als zwaar beoordeeld kan worden kan uit dit onderzoek, in tegenstelling tot het onderzoek van Hornikx et al. (2018) waarbij de proefpersonen werd gevraagd een aantal leken te geven, niet met zekerheid gesloten worden dat de proefpersonen de aantallen en percentages in de vragenlijst daadwerkelijk hebben meegenomen in hun oordeel. Om ervoor te zorgen dat de proefpersonen de aantallen en percentages in toekomstig onderzoek meenemen in hun oordeel zou de gemanipuleerde informatie in het materiaal diagnostischer gemaakt moeten worden. Hoewel in het huidige onderzoek de belangrijkste informatie slechts kort weergegeven is, zou in toekomstig onderzoek een ontwerp gebruikt kunnen worden waarbij de informatie duidelijker naar voren komt zodat de informatie zeker door de proefpersonen zal worden meegenomen. Bijvoorbeeld door een foto van

(17)

een deskundige met zijn/haar standpunt te gebruiken. Een andere beperking van dit onderzoeksontwerp zou kunnen zijn dat er slechts één scenario, het scenario met de bankjes in Zwolle, gebruikt is. Hierdoor is niet duidelijk in welke mate de betrokkenheid van de proefpersonen een invloed heeft gehad op hun oordeel. De betrokkenheid van de proefpersonen zou een invloed kunnen hebben op de verwerkingsroute die de gebruikt wordt en daarmee het wel of niet gebruik maken van bepaalde vuistregels. Om dit uit te sluiten zouden er in toekomstig onderzoek meerdere scenario’s gebruikt moeten worden.

Met betrekking tot de volgorde van de argumenten kwam uit de drieweg univariate variantie-analyse naar voren dat de volgorde waarin de argumenten van beide bronnen worden aangehaald bij inconsistente oordelen van deskundigen en leken geen invloed had op het oordeel van de proefpersonen. Op basis van onderzoek van Hoeken et al. (2012) werd verwacht dat er sprake zou kunnen zijn van het primacy- of het recency-effect. Het bleek voor het oordeel van de proefpersonen echter geen verschil uit te maken of het voor-argument of het tegenargument het eerst genoemd werd. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de proefpersonen de volgorde van de argumenten in dit huidige onderzoek als willekeurig hebben geacht doordat de voor- en tegenargumenten niet door eenzelfde bron worden aangehaald. Hierdoor bestaat de kans dat zij geen gebruik hebben gemaakt van de conversatieregels met betrekking tot de volgorde. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om na te gaan of de proefpersonen bij dit scenario wel gevoelig zouden zijn voor de conversatieregels wanneer de argumenten van een en dezelfde bron kwamen. Op die manier zou met meer zekerheid gesteld kunnen worden dat de volgorde van de argumenten geen invloed heeft op het oordeel van mensen wanneer de argumenten van twee verschillende bronnen afkomstig zijn.

Met betrekking tot de volgorde bleek er uit de drieweg univariate variantie-analyse wel een interactie-effect te zijn tussen de volgorde van de argumenten en de volgorde van de bron. De proefpersonen waren meer overtuigd van het standpunt van de deskundige wanneer de deskundige voor een standpunt was en de leken tegen dan wanneer de leken voor een standpunt waren en de deskundige tegen. Hoewel het mogelijk is dat de proefpersonen zich in dit onderzoek door hun eigen mening hebben laten leiden, laat dit interactie-effect zien dat zij de informatie toch in bepaalde mate gebruikt hebben. Het gevonden interactie-effect is begrijpelijk in de context van wat mensen vaak in het nieuws zien. Daar worden deskundigen vaak strategisch gebruikt om bepaalde informatie, van bijvoorbeeld de journalist, te ondersteunen. Dit benadrukt

(18)

dat de volgorde van het type bron van belang is en dat mensen verwachten dat bronnen een bepaalde functie hebben. Zo wordt van de deskundige bron verwacht, dat hij/zij een bepaald standpunt ondersteunt in plaats van probeert te weerleggen. Het effect op het overtuigingsproces, wanneer een deskundige voor is in combinatie met leken die tegen zijn, is nieuw en kan in de toekomst nog verder onderzocht worden.

(19)

Literatuurlijst

Chen, S., & Chaiken, S. (1999). The heuristic-systematic model in its broader context. In S. Chaiken & Y. Trope (Eds.), Dual-process theories in social psychology (pp. 73-96). New York: Guilford.

Hahn, U., & Oaksford, M. (2006). A normative theory of argument strength. Informal logic, 26, 1-24.

Haugtvedt, C. P., & Wegener, D. T. (1994). Message order effects in persuasion: An attitude strength perspective. Journal of Consumer Research, 21, 205-218.

Hoeken, H., Hornikx, J., & Hustinx, L. (2012). Overtuigende teksten: Onderzoek en ontwerp (2e editie). Bussum: Couthino.

Hornikx, J. (2013). Een Bayesiaans perspectief op argumentkwaliteit: Het ad populum- argument onder de loep. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 35, 128-143.

Hornikx, J., Harris, J. L., Boekema, J. (2018). How many laypeople holding a popular opinion are needed to counter an expert opinion? Thinking and Reasoning, 24, 117- 128.

doi:10.1080/13546783.2017.1378721

Igou, E. R., Bless, H. (2003). Inferring the importance of arguments: Order effects and conversational rules. Journal of Experimental Social Psychology, 39, 91-99.

Igou, E. R., Bless, H., & Schwarz, N. (2007). Conversational expectations as a basis for order effects in persuasion. Journal of language and social psychology, 26, 260-273.

(20)

Maheswaran, D., & Chaiken, S. (1991). Promoting systematic processing in low-

motivation settings: Effect of incongruent information on processing and judgement. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 13-25.

Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1981). Attitudes and persuasion: Classical and contemporary

approaches. Dubique, IO: Brown.

Petty, R. E., Cacioppo, J. T., & Goldman, R. (1981). Personal involvement as a determinant of argument-based persuasion. Journal of Personality and Social Psychology, 41, 847-855. http://dx.doi.org.10.1037/0022-3514.41.5.847

Walton, D. N. (1997). Appeal to expert opinion: Arguments from authority. University Park, PA: Penn State Press.

Walton, D.N. (1999). Appeal to popular opinion. University Park, PA: Penn State Press.

Walton, D. N., Reed, C., & Macagno, F. (2008). Argumentation schemes. Cambridge: Cambridge University Press.

(21)

Bijlage

In deze bijlage zijn vier van de veertien verschillende versies opgenomen. In deze vier versies komen alle verschillende manipulaties voor. Namelijk de controleconditie, de baseline, de manipulatie met minder leken en de manipulatie met deskundigere leken.

Voorwoord: Beste deelnemer,

Graag vernemen we uw mening over een mogelijk besluit in de gemeente Zwolle. Lees de informatie goed en geef vervolgens antwoord op de vraag. Het gaat om uw persoonlijke mening: u kunt dus geen goed of fout antwoord geven.

De deelname duurt maximaal tien minuten. Uw antwoorden worden anoniem verwerkt. Hartelijk dank voor uw medewerking!

Radboud Universiteit Nijmegen

Versie 1: Controleconditie, deskundige voor maatregel

Persoon A zegt: Heb je gehoord dat men de bankjes in het stadspark in Zwolle wil weghalen om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan? Persoon B zegt: Ja, maar waarom stel je deze vraag?

Persoon A zegt: Ik vraag dit omdat ik niet weet of dit wel een goed plan is. Persoon B zegt: Ik denk van wel.

Persoon A zegt: En waarom denk je dit dan?

Persoon B zegt: Omdat de hoofdcommissaris van de Politie IJsselland aangeeft dat dit zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. En hij kan het weten omdat hij in 90% van de gevallen gelijk heeft als het om hangjongeren gaat.

(22)

Versie 2: Baseline, voor-tegen, deskundige-leken

Persoon A zegt: Heb je gehoord dat men de bankjes in het stadspark in Zwolle wil weghalen om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan? Persoon B zegt: Ja, maar waarom stel je deze vraag?

Persoon A zegt: Ik vraag dit omdat ik niet weet of dit wel een goed plan is. Persoon B zegt: Ik denk van wel.

Persoon A zegt: En waarom denk je dit dan?

Persoon B zegt: Omdat de hoofdcommissaris van de Politie IJsselland aangeeft dat dit zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. En hij kan het weten omdat hij in 90% van de gevallen gelijk heeft als het om hangjongeren gaat.

(Persoon C hoort de conversatie tussen persoon A en persoon B en spreekt vervolgens persoon B tegen.)

Persoon C zegt: Ik heb echter gehoord dat bezoekers van de schouwburg Odeon in Zwolle aangeven dat dit niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. Schouwburgbezoekers zijn niet deskundig op het gebied van hangjongeren. Over dit onderwerp heeft elke

schouwburgbezoeker in 51% van de gevallen gelijk. Aan de andere kant zijn er wel 30 schouwburgbezoekers die beweren dat het weghalen van bankjes niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren.

Wat vind jij van het idee om de bankjes in het stadspark in Zwolle weg te halen? Versie 3: Minder leken, tegen-voor, leken-deskundige

Persoon A zegt: Heb je gehoord dat men de bankjes in het stadspark in Zwolle wil weghalen om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan? Persoon B zegt: Ja, maar waarom stel je deze vraag?

Persoon A zegt: Ik vraag dit omdat ik niet weet of dit wel een goed plan is. Persoon B zegt: Ik denk van niet.

(23)

Persoon A zegt: En waarom denk je dit dan?

Persoon B zegt: Ik heb gehoord dat bezoekers van de schouwburg Odeon in Zwolle aangeven dat dit niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. Schouwburgbezoekers zijn niet deskundig op het gebied van hangjongeren. Over dit onderwerp heeft elke

schouwburgbezoeker in 51% van de gevallen gelijk. Aan de andere kant zijn er wel 15 schouwburgbezoekers die beweren dat het

weghalen van bankjes niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren.

(Persoon C hoort de conversatie tussen persoon A en persoon B en spreekt vervolgens persoon B tegen.)

Persoon C zegt: Ik heb echter gehoord dat de hoofdcommissaris van de Politie IJsselland aangeeft dat het weghalen van de bankjes wel zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. En hij kan het weten omdat hij in 90% van de gevallen gelijk heeft als het om hangjongeren gaat.

Wat vind jij van het idee om de bankjes in het stadspark in Zwolle weg te halen?

Versie 4: Deskundigere leken, voor-tegen, deskundige-leken

Persoon A zegt: Heb je gehoord dat men de bankjes in het stadspark in Zwolle wil weghalen om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan? Persoon B zegt: Ja, maar waarom stel je deze vraag?

Persoon A zegt: Ik vraag dit omdat ik niet weet of dit wel een goed plan is. Persoon B zegt: Ik denk van wel.

Persoon A zegt: En waarom denk je dit dan?

Persoon B zegt: Omdat de hoofdcommissaris van de Politie IJsselland aangeeft dat dit zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. En hij kan het weten omdat hij in 90% van de gevallen gelijk heeft als het om hangjongeren gaat.

(24)

(Persoon C hoort de conversatie tussen persoon A en persoon B en spreekt vervolgens persoon B tegen.)

Persoon C zegt: Ik heb echter gehoord dat bezoekers van de schouwburg Odeon in Zwolle aangeven dat dit niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren. Schouwburgbezoekers zijn niet deskundig op het gebied van hangjongeren. Over dit onderwerp heeft elke

schouwburgbezoeker in 60% van de gevallen gelijk. Aan de andere kant zijn er wel 30 schouwburgbezoekers die beweren dat het weghalen van bankjes niet zal helpen tegen de overlast van hangjongeren.

Wat vind jij van het idee om de bankjes in het stadspark in Zwolle weg te halen? Antwoordformulier:

De bankjes in het stadspark in Zwolle moeten worden weggehaald om zo de overlast van hangjongeren tegen te gaan

Helemaal O O O O O O O Helemaal oneens eens Slecht O O O O O O O Goed Onnodig O O O O O O O Noodzakelijk Onverstandig O O O O O O O Verstandig Uw persoonlijke gegevens Leeftijd ……… jaar

Geslacht 0 man 0 vrouw

Nationaliteit 0 Nederlands 0 anders, namelijk ………. Huidige of hoogstgenoten opleiding 0 Basisschool 0 VWO

(25)

0 MULO/MAVO 0 HBO

0 HAVO 0 WO

Wat is, volgens u, het doel van dit onderzoek?

Beoordeel de volgende stelling:

In mijn gevolgde onderwijs (bv. middelbare school) ben ik sterk geschoold in argumentatie zeer mee oneens O O O O O O O zeer mee eens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

These workshops should not only empower people with knowledge and understanding of relational well-being and relational qualities and the impact thereof on a school community,

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

This thesis explores the state of patriarchal power relations in contemporary online culture by examining gendered embodiment, performance and self-representation on the

A study done in South Africa stated that black participants have lower renin levels in comparison to white participants, which may be linked to the increased prevalence

Deze tutorial is geschreven met als voornaamste spraakpathologie dysartrie, maar een aantal van de besproken methodologieën zou gebruikt kunnen worden bij het evalueren van de

De aardappelrug werd goed door de schaar opgenomen, maar af en toe werd hinder ondervonden van verstop- pingen voor de torpedo's.. De zeefcapaciteit was op deze grond

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

In tabel 2 zijn de resultaten opgenomen van het microbiologisch onder- zoek. Blijkens de resultaten vermeld in tabel 2 voldoet monster nr. In dit monster werden