• No results found

In de bres voor je buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bres voor je buurt"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthese Sociale Psychologie In de Bres voor Je Buurt

Naam: Toon Dols

Studentennummer: 10359788 Naam begeleider: Guido Valk Universiteit van Amsterdam Aantal woorden:

(2)

Abstract

Aan de hand van het SIMCA-model is op buurtniveau onderzocht welke factoren leiden tot collectieve actie, waaronder injustice, efficacy, sociale identiteit en plaatsidentiteit. Daarnaast is gekeken of plaatsverbondenheid en woonduur leiden tot plaatsidentiteit. Er zijn bij 94 deelnemers, woonachtig nabij het Sint Willibrordusplein, online

vragenlijsten afgenomen. Uit de resultaten bleek dat injustice, efficacy en sociale

identiteit positief gerelateerd zijn aan collectieve actie. Plaatsidentiteit had geen invloed op de mate van collectieve actie, plaatsverbondenheid bleek wel invloed te hebben op plaatsidentiteit. Dit betekent dat plaatsidentiteit mogelijk voorspelt kan worden door plaatsverbondenheid. Daarnaast bleek woonduur geen invloed te hebben op

plaatsidentiteit. Het SIMCA-model bleek toepasbaar te zijn op collectieve actie en op buurtniveau.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4 Methode 13 Deelnemers 13 Materiaal 14 Procedure 16 Resultaten 16 Discussie 23 Literatuurlijst 27

(4)

Inleiding

Collectieve actie is van wezenlijk belang omdat het een belangrijk middel is voor sociale groepen om het eigen belang te bevorderen (Hovland & Sears, z.j.).

Mensen kunnen tot collectieve actie bewogen worden wanneer zij als groep onrecht ervaren, het gevoel hebben controle te kunnen uitoefenen over hun situatie (efficacy) en sterke sociale identiteit voelen. Het is nog onduidelijk of en hoe deze factoren leiden tot collectieve actie op buurtniveau. Daarnaast kan de sociale identiteit die buurtbewoners voelen met hun buurt berusten op de interacties met anderen in hun buurt

(plaatsidentiteit) of op basis van de plaats zelf (plaatsverbondenheid), waaronder de faciliteiten, architectuur en ligging. Ook is het mogelijk dat woonduur een effect heeft op de mate van sociale identiteit. Het is nog niet duidelijk welk van deze aspecten van sociale identiteit verantwoordelijk zijn voor het effect op collectieve actie. Het is

belangrijk om te kijken welke factoren leiden tot collectieve actie op buurtniveau zodat we weten wat er nodig is om buurten te mobiliseren tot collectieve actie wanneer hun belangen in het gedrang komen. Ook is het belangrijk om erachter te komen welke aspecten van sociale identiteit leiden tot collectieve actie, zodat hier meer specifiek op kan worden ingespeeld. Daarom wordt in deze studie onderzocht hoe onrecht, efficacy en sociale identiteit gerelateerd zijn aan collectieve actie op buurtniveau. Daarnaast wordt specifiek gekeken welke onderdelen van sociale identiteit verantwoordelijk zijn voor de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie en hoe woonduur sociale identiteit beïnvloedt.

Het huidige onderzoek zal gedaan worden aan de hand van herinrichting van het Sint Willibrordusplein in Amsterdam. Op het plein zijn basketbal- en voetbalveldjes

(5)

waar kinderen en jongeren van de buurt graag komen spelen. De gemeente van

Amsterdam wilt onder het plein een parkeergarage bouwen voor de buurtbewoners met een auto. Het aanleggen van de parkeergarage zal het einde betekenen van de basketbal- en voetbalveldjes, wat juist een belangrijke factor van de buurt is voor haar bewoners. Deze verbouwing zorgt al voor twee jaar onrust en komt met enige gevaren. Het

merendeel van de buurtbewoners heeft een klacht ingediend bij Gemeente Amsterdam tegen de bouw van deze parkeergarage. Gemeente Amsterdam geeft geen gehoor aan deze klachten en negeert de buurtbewoners.

Van Zomeren, Postmes, en Spears (2008) hebben het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) model ontwikkeld waarmee collectieve actie voorspeld kan worden aan de hand van de eerder genoemde factoren injustice, efficacy en sociale identiteit. De eerste factor die genoemd wordt in het model is injustice, ofwel onrecht. Onrecht wordt ervaren als er ongelijkheid is, oneerlijk gehandeld wordt of als iemand ervaart dat hij of zij iets verdiend, maar het niet krijgt of heeft (Walker & Smith, 2002). Zij verklaren collectieve actie ten gevolge van onrecht aan de hand van Relative

Deprivation Theory (RDT). Deze theorie beweert dat mensen zich benadeeld voelen tegenover anderen, omdat zij zich gaan vergelijken met specifieke personen of groepen, die vaak dichtbij hen staan. Wanneer deze subjectieve waarneming leidt tot een gevoel van onrecht, wordt er actie ondernomen om het gevoel van onrecht weg te nemen. De buurtbewoners van het Sint Willibrordusplein ervaren onrecht omdat de gemeente van Amsterdam, ondanks de klachten van de buurtbewoners, een parkeergarage willen bouwen waardoor kinderspeelplaatsen in het gedrang komen. Een buurtbewoonster van het Sint Willibrordusplein heeft toen het initiatief genomen om een Facebook-pagina aan te maken en heeft hier andere buurtbewoners voor uitgenodigd. Deze pagina is in

(6)

het leven geroepen om andere buurtbewoners, die zich ook benadeeld voelen, bij elkaar te krijgen, wat de eerste stap is naar het ondernemen van een collectieve actie.

De tweede factor uit het model, efficacy, is de mate van controle en invloed van een groep om een doel te behalen (Van Zomeren et al., 2008). Onderzoekers waren van mening dat er meer dan alleen onrecht nodig is om collectieve actie te verklaren omdat er in elke maatschappij ongelijkheid is en deze ongelijkheid niet altijd leidt tot

collectieve actie (McCarthy & Zald, 1977). Olson verklaart collectieve actie aan de hand van de Rescource Mobilization Theory (RMT) (1968, aangehaald Van Zomeren et al., 2008). Deze theorie beweert dat een individu de efficacy van een groep als hoog beschouwd wanneer hij of zij gelooft dat het beoogde doel haalbaar is. De efficacy van een groep is een betere predictor van collectieve actie dan onrecht. Een groep kan grote mate van onrecht ervaren, maar zal alsnog niet tot actie overgaan wanneer zij het gevoel hebben dat de actie het doel niet gaat halen en dus geen zin heeft. De buurtbewoners van het Sint Willibrordusplein ervaren het gevoel van efficacy. Het ondertekenen van een petitie geeft de buurtbewoners het gevoel dat het doel meer haalbaar is dan wanneer zij deze petitie niet ondertekenen. Een petitie zorgt namelijk voor de nodige aandacht, zodat de gemeente de klachten tegen de bouw van de parkeergarage in overweging moet nemen. Een petitie is een verzoekschrift van een groep burgers om de overheid of de volksvertegenwoordigers een signaal te geven dat toekomstige actie noodzakelijk is. In de meeste landen, waaronder België en Nederland, is het petitierecht wettelijk vastgelegd (Petitie, z.j.). Het aanmaken van een Facebook-pagina is de tweede stap richting collectieve actie in de buurt.

De derde factor uit het model, de sociale identiteit, is een onderdeel van iemands zelfconcept. Het zelfconcept is gebaseerd op het groepslidmaatschap waar men zichzelf bij vindt horen ( Tajfel, 1978). De invloed van sociale identiteit op collectieve actie kan

(7)

verder verklaard worden door social identity theory (SIT) van Tajfel (1978). Volgens deze theorie profiteren mensen het meest van positieve sociale identiteiten in verband met hun lidmaatschap van groepen, wat kan leiden tot collectieve actie. Aan de hand van SIT wordt de mate van collectieve actie verklaard door de permeabiliteit van

groepsgrenzen, die van invloed is op hoe personen hun identiteit in stand houden of veranderen. Permeabiliteit houdt in dat de groepsgrenzen van een hogere status groep betreden kunnen door een persoon uit een lagere status groep. Als de hogere status groep een hoge permeabiliteit heeft, dan is het makkelijker om daar lid van te worden. Als een hoge permeabiliteit ervaren wordt, kan dit leiden tot collectieve actie. De buurtbewoners van het Sint Willibrordusplein identificeren zich met elkaar door de fysieke context. Hierdoor werden buurtbewoners gemobiliseerd tot actie, omdat de gemeente van Amsterdam geen gehoor geeft aan de buurtbewoners over de bouw van de parkeergarage.

Sociale identiteit is een sleutelfactor in het SIMCA-model. De twee andere

factoren kunnen allebei versterkt worden door sociale identiteit. Voor collectieve actie is het nodig dat een groep gezamenlijk onrecht ervaart: hoe hoger de sociale identiteit, des te meer het onrecht wordt ervaren als groep (Mummendey, Kessler, Klink & Mielke, 1999). Daarnaast leidt meer sociale identiteit ook tot meer efficacy, omdat mensen het gevoel hebben dat ze samen meer kunnen bereiken (Van Zomeren et al., 2008). Hieruit wordt duidelijk dat sociale identiteit de belangrijkste factor is uit het model, omdat het een voorwaarde is voor onrecht en efficacy versterkt.

Sociale identiteit bestaat weer uit een ander construct, namelijk plaatsidentiteit (Proshansky, Fabian & Kaminoff, 1983). Plaatsidentiteit wordt ontwikkeld door sociale interactie met andere buurtbewoners. Het verschil tussen plaatsidentiteit en sociale identiteit is dat plaatsidentiteit contextgevoelig is. Dit houdt in dat een individu zich met

(8)

andere mensen identificeert aan de hand van de fysieke omgeving zoals scholen, sportclubs en de werkomgeving waarin hij zich in bevindt, terwijl sociale identiteit stabieler is over verschillende contexten (Dixon & Durrheim, 2000). Plaatsidentiteit kan een positieve invloed hebben op sociale identiteit. Wanneer iemand meer interacties heeft met zijn/haar buurt, zal hij zich meer identificeren met de buurt, waardoor sociale identiteit toeneemt. De toename van sociale identiteit heeft weer een positieve invloed op collectieve actie. Plaatsidentiteit bestaat weer uit een ander construct, namelijk plaatsverbondenheid (Lalli, 1992). Plaatsverbondenheid is een ander aspect van plaatsidentiteit en is de affectieve verbintenis die mensen ontwikkelen met specifieke buurten, waar zij de neiging hebben om een langere tijd te wonen omdat zij zich hier veilig en vertrouwd voelen (Hidalgo & Herandez, 2001). Het verschil tussen

plaatsverbondenheid en plaatsidentiteit is dat plaatsidentiteit vooral een verbondenheid is die berust op de sociale interacties in de buurt, terwijl

plaatsverbondenheid een verbondenheid is de vooral berust op de fysieke omgeving, beschikbare faciliteiten en architectuur. Plaatsverbondenheid is positief gerelateerd aan plaatsidentiteit; wanneer mensen zich verbonden voelen met hun fysieke buurt zullen zij vaker sociale interacties ervaren in hun buurt. Plaatsverbondenheid kan via

plaatsidentiteit een indirect effect hebben op collectieve actie. Naast

plaatsverbondenheid bleek ook woonduur een belangrijke rol te spelen voor

plaatsidentiteit. Uit onderzoek van Fleury-Bahi, Félonneau en Marchand (2008) bleek dat woonduur, waarbij de tijd dat iemand woont in zijn of haar buurt wordt

bedoeld, invloed heeft op plaatsidentiteit. Met de jaren zullen de interacties tussen buurtbewoners namelijk toenemen in hoeveelheid en verscheidenheid. Dit kan ook mogelijk een indirecte invloed hebben op de mate van collectieve actie.

(9)

Volgens het SIMCA-model kan collectieve actie dus verklaard worden aan de hand van onrecht, efficacy en sociale identiteit, waarbij hogere mate van elk van deze drie factoren leidt tot hogere mate van collectieve actie. Onrecht is positief gerelateerd aan collectieve actie, efficacy is positief gerelateerd aan collectieve actie en ook sociale identiteit is positief gerelateerd aan collectieve actie. Sociale identiteit bestaat uit plaatsidentiteit en plaatsverbondenheid. Plaatsidentiteit kan het positieve effect tussen sociale identiteit en collectieve actie mediëren. Mogelijk heeft plaatsverbondenheid een positieve invloed op de mate van plaatsidentiteit en woonduur kan ook een positief effect hebben op plaatsidentiteit.

In lijn met de theorie is gevonden dat subjectief ervaren onrecht inderdaad geassocieerd is met collectieve actie. Er wordt niet altijd collectieve actie ondernomen wanneer onrecht wordt ervaren. Uit dit onderzoek is gebleken dat ervaren onrecht een vereiste is voor collectieve actie, maar nog niet voldoende is om collectieve actie te voorspellen. Uit het onderzoek van (McCarthy & Zald, 1977, Aangehaald in Van Zomeren et al., 2008) is gebleken dat efficacy nodig is voor het voorspellen van collectieve actie aangezien het ervaren van onrecht kan leiden tot frustraties. Frustraties kunnen zorgen voor vermindering in de mate van collectieve actie. Om dit controleren is in dit

onderzoek gekeken naar bronnen die ervoor zorgen dat mensen zich gaan mobiliseren. Hieruit bleek dat de keuze om te participeren aan een collectieve actie voornamelijk ligt aan de kans op winst of verlies. Verder bleek inderdaad dat een gevoel van onrecht kan leiden tot een vermindering in collectieve actie, maar dat bij hoge mate van efficacy alsnog collectieve actie werd ondernomen. In het onderzoek is alleen gekeken naar sociale bewegingen. Er is dus niet gekeken naar de invloed van efficacy op buurtniveau. Uit een meta-analyse van Smith en Ortiz (2002) blijkt dat aan de hand van relative deprivation theory, collectieve actie verklaard kan worden. Uit de analyse kwam naar

(10)

voren dat wanneer onrecht subjectief ervaren wordt, mensen eerder geneigd zijn om collectieve actie te ondernemen en dat objectief onrecht minder voorspellend is voor collectieve actie.

Ellemers (1993) heeft gevonden dat groepen die hun status als laag en onecht beschouwen, eerder tot collectieve actie overgaan, vooral wanneer er sprake is van lage permeabiliteit van groepsgrenzen. Dit is in lijn met het SIMCA-model en de social

identity theory van Tajfel (1978) en betekent dat identificatie met een benadeelde groep voorspellend is voor collectieve actie. Het is echter onduidelijk of in dit onderzoek gekeken wordt naar de relatie tussen identiteit en onrecht of efficacy. Verder werd er niet gekeken naar de invloed van sociale identiteit op buurtniveau. Uit dit onderzoek is ook niet gebleken wat voor invloed de onderdelen van sociale identiteit hebben op collectieve actie.

Uit een onderzoek van Palma-Oliveira (2012) bleek dat plaatsidentiteit een component is van sociale identiteit. Uit dit onderzoek is echter niet gebleken dat de manier waarop iemand woont en leeft leidt tot toename in plaatsidentiteit. Dit werd wel aangetoond in het onderzoek van Wester-Herber. Hieruit kwam naar voren dat

plaatsidentiteit niet enkel ontstaat door ergens te wonen, maar ontstaat door de interacties die een individu heeft met de buurtbewoner zoals interacties met de buurtbewoners, het schoonhouden van de straat tot aan het organiseren van

buurtevenementen. Uit deze studies is gebleken dat plaatsidentiteit een component is van sociale identiteit en ontstaat door interacties met de buurt. Hieruit is echter niet duidelijk geworden wat de relatie is tussen plaatsidentiteit, sociale identiteit en collectieve actie. Daarnaast is onduidelijk of sociale identiteit uit meerdere componenten bestaat naast plaatsidentiteit.

(11)

Er zijn verschillende, uitgesproken theorieën of meningen over plaatsidentiteit en plaatsverbondenheid. Maar uit onderzoek van Herandez et al. (2007) naar

plaatsverbondenheid en plaatsidentiteit bij autochtonen en allochtonen op de Canarische Eilanden, blijkt dat plaatsverbondenheid en plaatsidentiteit toch twee verschillende dingen zijn. De verschillen tussen de twee variabelen zit in het feit dat plaatsverbondenheid zich beperkt tot de ligging en de faciliteiten van de buurt. Uit het onderzoek is gebleken dat wanneer het gaat om een buurt, mensen in de eerste plaats verbondenheid ontwikkelen en daarna pas plaatsidentiteit. Dit kan komen omdat mensen een buurt zoeken waar ze zich zowel prettig als veilig voelen en voor een

langere tijd willen wonen (Herandez et al., 2007). Dit ligt in lijn met de eerder genoemde theorieën. In dit onderzoek is gekeken naar het verschil in allochtonen en autochtonen. Hier kunnen meerdere factoren een rol spelen waarom allochtonen geen hoge mate van plaatsidentiteit ervaren. De onderzoekers gaven aan dat ze ook graag de invloed van woonduur wilden onderzoeken. Uit het onderzoek bleek namelijk dat de autochtonen veel langer woonachtig waren de allochtonen. Dus woonduur had van invloed kunnen zijn op de mate van plaatsidentiteit en plaatsverbondenheid. Dit ligt lijn met de theorie van Fleury-Bahi et al. (2008).

Uit het onderzoek van Fleury-Bahi, Félonneau en Marchand (2008) bleek de woonduur van invloed te zijn op de mate van plaatsidentiteit. Hoe langer de deelnemers woonachtig zijn in de buurt, hoe hogere de mate van plaatsidentiteit. Er is verder geen ondersteuning gevonden voor deze resultaten. Om te zien of woonduur inderdaad invloed heeft op de mate van plaatsidentiteit zal hier naar gekeken worden.

Omdat dit te onderzoeken is er een vragenlijst opgesteld, omdat er nog geen Nederlandse versie was van de vragenlijst met betrekking tot het SIMCA-model en de variabelen plaatsidentiteit en plaatsverbondenheid. Om de betrouwbaarheid en

(12)

validiteit van de vragenlijst te controleren en eventueel aan te passen, is er eerst een pilot studie gedaan.

In eerder onderzoek is nog niet gekeken naar de voorspellende waarde van het SIMCA-model op buurtniveau. Om te controleren of het SIMCA-SIMCA-model een goede voorspeller is van collectieve actie op buurtniveau zal er eerst gekeken worden naar de invloed van de drie factoren onrecht, efficacy en sociale identiteit op de collectieve actie van het Sint Willibrordusplein. Verder zal er gekeken worden naar de mediërende waarde van plaatsidentiteit tussen sociale identiteit en collectieve actie. Wat van belang is aangezien sociale identiteit de sleutelfactor is uit het SIMCA-model en er nog niet eerder

onderzoek naar is gedaan is naar de relatie tussen plaatsidentiteit en sociale ideniteit op collectieve actie. Maar uit eerder onderzoek kwam naar voren dat plaatsverbondenheid anders is dan plaatsidentiteit, maar er is nog niet gekeken naar de invloed van

plaatsverbondenheid op plaatsidentiteit. Woonduur kwam ook naar voren als een factor dat invloed heeft op plaatsidentiteit, om dit te controleren wordt dit ook meegenomen in het onderzoek. Om de mate van plaatsidentiteit te kunnen voorspellen zal er gekeken worden naar de invloed van plaatsverbondenheid en de invloed van woonduur op plaatsidentiteit.

In deze studie wordt onderzocht of de drie factoren van het SIMCA-model, onrecht, efficacy, en sociale identiteit gebruikt kunnen worden om collectieve actie te verklaren op buurtniveau, of plaatsidentiteit medieert tussen sociale identiteit en collectieve actie en wat de invloed is van plaatsverbondenheid en woonduur op plaatsidentiteit.

Hierbij wordt verwacht dat elk van de drie variabelen van het SIMCA-model, onrecht, efficacy en sociale identiteit positief gerelateerd zijn aan collectieve actie op

buurtniveau. Ten tweede wordt verwacht dat de positieve relatie tussen sociale

(13)

verwacht dat plaatsverbondenheid en woonduur beide positief gerelateerd zijn aan de mediator plaatsidentiteit.

In het onderzoek zal bij de buurtbewoners rondom het Willibrordusplein een vragenlijst afgenomen worden waarin onrecht, efficacy, sociale identiteit, plaats

identiteit, woonduur en plaatsverbondenheid gemeten zullen worden. De vragenlijst zal online worden afgenomen bij de buurtbewoners. Aan de hand van de score van elke buurtbewoners zal er gekeken worden naar de resultaten.

Verwachtingen van het huidige onderzoek zijn dat een hoge score op alle drie de kernfactoren van het SIMCA-model voor een hogere mate van collectieve actie zal zorgen. Een hogere score op onrecht zal zorgen voor een hogere mate van collectieve actie. Een hogere score op efficacy zal zorgen voor een hogere mate van collectieve actie. Een hogere score op sociale identiteit zal zorgen voor een hogere mate van collectieve actie. Verder zal ook verwacht worden dat er een voorspellende rol is van

plaatsidentiteit op collectieve actie. Een hoge score op plaatsidentiteit zal ook voor een hogere score op sociale identiteit zorgen en sociaal weer een hogere mate van

collectieve actie zorgen. Als laatste wordt er verwacht dat zowel plaatsverbondenheid en woonduur invloed hebben op de mate van plaatsidentiteit. Een hogere score op zowel plaatsverbondenheid en woonduur zal zorgen voor hogere mate van

plaatsidentiteit.

Methode

Deelnemers

100 deelnemers deden mee aan dit onderzoek, waarvan 48 vrouwen. De leeftijd van deelnemers was tussen 20 en 86 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar (SD=

(14)

14.16). Zij woonden ten tijde van het onderzoek allemaal rondom het Sint Willibrordusplein, te Amsterdam. De deelnemers zijn geworven door een

Facebookpagina waar de meeste buurtbewoners lid van zijn. Op deze pagina zijn 4000 leden actief betrokken bij de buurt. Deelnemers werden uitgesloten wanneer zij niet woonachtig waren in de buurt en daar niet geregistreerd stonden. Dit werd

gecontroleerd aan de hand van postcodecontrole. Daarnaast moesten alle deelnemers boven de 18 jaar oud zijn. Dit omdat de deelnemers mee konden doen aan protesten wat een vorm is van collectieve actie zonder toestemming van hen ouders. Ook werden de deelnemers niet meegenomen in het onderzoek als zij de vragenlijst niet volledig hadden afgemaakt. Er waren zes incomplete vragenlijsten, deze werden dus niet meegenomen in het onderzoek. Alle deelnemers deden mee aan het onderzoek op vrijwillige keuze en ter stimulans werd verteld dat er een 50,- euro waardebon van bol.com verloot zou worden onder de respondenten.

Materiaal

Ten behoeve van dit onderzoek is een vragenlijst opgesteld om de constructen onrecht, efficacy, sociale identiteit en collectieve actie van het SIMCA-model te meten. Verder werden aan de hand van de vragenlijst twee andere constructen gemeten die onderdeel zijn van sociale identiteit, maar nu specifiek gemeten worden: plaatsverbondenheid en plaatsidentiteit. Alle constructen konden worden beantwoord op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot een schaal van 5 (helemaal mee eens). Aan de hand van de pilot zijn er enkele items verwijdert bij het construct van plaatsverbondenheid. De vragenlijst bevatte totaal 90 items verdeeld over de verschillende constructen. Verder zal los gekeken worden naar elk construct.

(15)

Voor onrecht construct zijn er 6 items ontwikkeld. De minimale score is 6 en de maximale score is 30 waar een hoge score betekent ene hoge mate van ontrecht. Een voorbeeld vraag is “De beslissingen die gemaakt zijn door de gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk” .

Voor het efficacy construct zijn er 8 items ontwikkeld. De minimale score is 8 en de maximale score is 40, waar een hoge score betekent ene hoge mate van efficacy. Een voorbeeld vraag is “Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de

herindeling van het Willibrordusplein kunnen beïnvloeden”.

Voor de sociale identiteit construct zijn er 5 items ontwikkeld. De minimale score is 5 en de maximale score is 25, waar een hoge score betekent ene hoge mate van sociale identiteit. Een voorbeeldvraag is “Ik heb veel gemeen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein”.

Voor de Plaatsidentiteit construct zijn er 5 items ontwikkeld. De minimale score is 5 en de maximale score is 25, waar een hoge score betekent ene hoge mate van plaatsidentiteit. Een voorbeeld vraag is “Het zijn van een bewoner van het

Willibrordusplein is van invloed op hoe ik mij over mezelf voel”.

Voor de plaatsverbondenheid construct zijn er 4 items ontwikkelt. De minimale score is 4 en de maximale score is 20, waar een hoge score betekent ene hoge mate van plaatsverbondenheid. Een voorbeeld vraag is “Ik hecht veel waarde aan de uiterlijke kenmerken van het Willibrordusplein.

De deelnemers konden de vragenlijst invullen op hun eigen laptop, telefoon of tablet. Voor de pilot waren er uitgeprinte versie van de vragenlijst gebruikt, de deelnemers konden ze met pen en papier invullen.

(16)

Procedure

De onderzoekers hebben op de Facebook pagina de vragenlijst geplaatst met de mededeling of zij deze wilde invullen voor het onderzoek. Maar hier was nog

middelmatige respons op de vragenlijst. Waarna door een contactpersoon die meerdere bronnen werden bereikt met betrokken buurtbewoners. Zo werden er E-mails

verstuurd naar het merendeel van de buurtbewoners.

Resultaten

Binnen het onderzoek zijn er 100 vragenlijsten afgenomen in de buurt van het Sint Willibrordusplein. Zes vragenlijsten waren niet volledig ingevuld, deze konden niet meegenomen worden in het onderzoek. De data bevatten geen outliers, er was verder geen uitsluiting van deelnemers op het onderzoek. De gegevens van alle 94 deelnemers zijn meegenomen in de analyses.

Op alle constructen van de vragenlijst is er per construct een principale componentenanalyse(PCA) en betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. In de volgende alinea zal per construct bekeken worden naar de resultaten van de PCA en de

betrouwbaarheidsanalyse.

Uit de PCA bleek dat het efficacy construct op twee componenten bleken te laadde. Deze twee componenten hadden een Eigenwaarde van 4,18 (52,2%) en

1,17(14,6%) en een betrouwbaarheid van α= .78. Echter een van de items die laadden op de tweede component bleek een contra-indicatief geformuleerd item te zijn. Omdat indicatief geformuleerde items laden op een component, zijn alle

(17)

de tweede component laadde, kan door de vraagstelling van de item laden op een andere component. Deze item werd alsof volgt gesteld “Ik constateer dat wij als buurtbewoners effectief zijn in het veranderen van de herindelingsplannen van het Willibrordusplein” dit kon gezien worden als een alles of niets vraag. Een deelnemer heeft het wel of niet geconstateerd, dus alleen minimale antwoorden of maximale antwoorden gegeven worden.

Het onrecht construct laadde op één component, met een Eigenwaarde van 3,71. De totale verklaarde variantie van 62,9% en een betrouwbaarheid van α = .75. Als item 2 “De manier waarop de gemeente heeft gehandeld is onjuist” verwijdert wordt verhoogd de betrouwbaarheid naar α = .87.

Het Collectieve actie construct laadde op één component, met een Eigenwaarde van 3,37. De totale verklaarde variantie van 67,5% en een betrouwbaarheid van α = .88. Er kon geen item verwijderd worden om de betrouwbaarheid te verhogen voor deze construct.

Het sociale identiteit construct laadde op één component, met een Eigenwaarde van 3,18. De totale verklaarde variantie van 63,6% en een betrouwbaarheid van α = .85. Er kon geen item verwijdert worden om de betrouwbaarheid te verhogen voor deze construct.

Het plaatsidentiteit construct laadde op twee componenten, met een

Eigenwaarden van 3,31 (66,2%) en 1,12 (22,4%). Met een totale verklaarde variantie van 88,6% en een betrouwbaarheid van α = .87. Als het vierde item “Het voelt goed om een medebewoner van het Willibrordusplein te zijn” verwijderd wordt, dan kon de betrouwbaarheid naar α = .88 verhoogd worden. Na de verwijdering werd er opnieuw een PCA uitgevoerd, waarna alle overige items op één component laden. Met een Eigenwaarde van 2,96 en totale verklaarde variantie van 74,0%.

(18)

Het plaatsverbondenheid construct laden op twee componenten, met een

Eigenwaarden van 1,76(44,0%) en 1,06(26,4%) met een totale verklaarde variantie van 70,4%. Het eerste item laadde hoog op de tweede component, wat een contra-indicatief item was. Deze item werd ook geherformuleerd. Maar dit construct had een

betrouwbaarheid van α = .40. Om de betrouwbaarheid verhogen kon het eerste item” Ik zou willen verhuizen naar een andere buurt” verwijdert worden. De betrouwbaarheid van α = .40 werd verhoogd naar α = .64, dit is nog steeds een redelijk lage

betrouwbaarheid. Ook bleek als de eerste item verwijderd werd, dat het construct op één component laadde. Het eerste item werd verwijderd.

Als eerste is er gekeken of het SIMCA-model toepasbaar is op de collectieve actie rondom de buurt van het Sint Willibrordusoplein. Om te onderzoeken in welke mate de drie componenten van het SIMCA-model, injustice, efficacy, en sociale identiteit van invloed waren op mate van collectieve actie is een multipele regressieanalyse uitgevoerd. Met als Collectieve actie afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabelen waren efficacy, onrecht en sociale identiteit. In Tabel 1 zijn de gemiddelde en de standaarddeviaties van alle onafhankelijke variabelen weergegeven.

Tabel 1

Gemiddelde Score van de Vragenlijst Social Identity Model of Collective Action (SIMCA), Plaatsideniteit en Plaatsverbondenheid, Standaarddeviaties en Aantal Deelnemers (N)

Gemiddelde Standaarddeviatie N

Efficacy 2.71 .82 94

(19)

Sociale identiteit Collectieve actie 2.75 2.72 .98 1.14 94 94 Plaatsidentiteit 2.88 1.05 94 Plaatsverbondenheid Woonduur 2.27 1.91 .75 1.15 94 94

Uit een correlatieanalyse bleek dat alle constructen significant met elkaar te correleren, behalve efficacy die correleert alleen met collectieve actie, daarnaast bleek woonduur helemaal niet te correleren, zie Tabel 2.

Tabel 2

Correlaties Tabel Tussen de Constructen van de Vragenlijst Collectie ve Actie Effica cy Onrec ht Sociale identit eit Plaats identit eit Plaats verbondenh eid Woo n duur Collectieve Actie 1 .24** .72** .56** .49** .31** .01 Efficacy .24** 1 -.09 .07 .10 .10 .02 Onrecht .72** -.09 1 .43** .35** .33** .02 Sociale identiteit .56** .07 .43** 1 .80** .53** .01

(20)

Plaatsidentiteit .49** .10 .35** .80** 1 .49** .04 Plaatsverbondenh

eid .31** 0.10 .33** .53** .49** 1 -.12

Woon duur .01 .02 .02 .01 .04 -.12 1

*Correlatie is significant bij

0.05

** Correlatie is significant

bij 0.01

Uit de multiple regressieanalyse bleek dat efficacy, onrecht en sociale identiteit significant invloed hebben op de collectieve actie van het Sint Willibrordusplein R²= 66,5%, F(3,90)= 59.49, p< ,001. Verder bleek uit de regressieanalyse dat er een positief verband is tussen efficacy en collectieve actie (ß=.28, t=4.52, p< .001), ook tussen onrecht en collectieve actie (ß=.62, t=9.15, p< .001) en ook tussen sociale identiteit en collectieve actie (ß=.27, t=4.00, p< .001). Dit betekent dat als de mate van onrecht, efficacy of sociale identiteit hoger ervaart wordt de mate van collectieve actie ook hoger wordt. Collectieve actie wordt voorspeld door onrecht, efficacy en sociale identiteit. Dit was in lijn met de verwachtingen.

Verder is er een mediatie analyse uitgevoerd, om te controleren voor het indirect effect van sociale identiteit op collectieve actie met als mediatie plaatsidentiteit en naar het directe effect van sociale identiteit op collectieve actie. Uit de mediatie analyse is het volgende naar voren gekomen: Sociale identiteit voorspelt significant plaatsidentiteit, b = 0.85, t= 12,86, p< .001. R²= .80, sociale identiteit verklaard 80,2% van de variantie in de plaatsidentiteit. Verder is gebleken dat Plaatsidentiteit, collectieve actie niet

(21)

significant voorspelt b = 0.12, t= 0,75, p= .453. R²= .31. Het model verklaard 31,7% van de variantie in sociale identiteit. Sociale identiteit voorspelt ook collectieve actie significant, b = 0.65, t= 6,47, p< .001., Het directe effect van sociale identiteit op collectieve actie b = 0.55, t= 3,26, p= .002., voor dit effect werd de predictor plaatsidentiteit niet meegenomen in de analyse.

Er was geen significante indirect effect van sociale identiteit, aan de hand van plaatsidentiteit op collectieve actie, b = 0.10, BCa CI [-.15, 0.38]. Hier is geen effect gevonden, dit komt omdat de betrouwbaarheidsinterval een nul bevat. Dus

plaatsidentiteit medieert niet op de relatie tussen sociale identiteit en collectieve actie. Dit was niet in lijn met de verwachtingen, dat plaatsidentiteit geen invloed zou hebben op de mate van collectieve actie van iemand, zie Tabel 3 ter illustratie.

Tabel 3

Diagram van de mediatie model Tabel 3

(22)

Als laatste zijn er nog twee simpele regressieanalyses uitgevoerd. Voor de eerste regressieanalyse is er gekeken naar de invloed van plaatsverbondenheid op de

plaatsidentiteit. Hieruit bleek dat plaatsverbondenheid significant invloed te hebben op plaatsidentiteit, R²= 66,5%, F(3,90)= 59.49, p< ,001. Dit betekent dat als de mate van plaatsverbondenheid sterker wordt, de mate van plaatsidentiteit ook sterker wordt. Dit was in lijn met de verwachting.

Plaatsidentiteit Collectieve actie sociale identiteit Direct effect, b = 0.55, p= .002 Indirect effect, b = 0.10, 95% CI [-0.15, 0.38] b = 0.12, p= .453 b = 0.85, p< .001

(23)

Voor de tweede regressie analyse is er gekeken naar de invloed van woonduur op plaatsidentiteit, Woonduur bleek geen significant invloed te hebben op plaatsidentiteit. R²= 23,6%, F(3,90)= 59.49, p< ,132. Dus woonduur heeft geen invloed op de mate van plaatsidentiteit. Het maakt dus niet uit hoe lang iemand er woont de mate van

plaatsidentiteit heeft geen positief verband hiermee. Dit was niet in lijn met de verwachting.

Naast de hoofdanalyses is er nog één exploratieve analyse uitgevoerd. Omdat uit de mediatie analyse geen effect was gevonden van plaatsidentiteit op de relatie tussen sociale identiteit en collectieve. Aan de hand van een regressie analyse is er gekeken naar de invloed van plaatsidentiteit op collectieve actie. R²= 23,7%, F(1,92)= 28.63, p< .001. Het resultaat is significant, wat betekent dat plaatsindentiteit een positief invloed heeft op de mate van collectieve actie.

Discussie

In het huidige onderzoek is er als eerste gekeken naar de toepasbaarheid van het SIMCA-model op collectieve actie op buurtniveau. Dit was in lijn met de verwachtingen, er was aangetoond dat het SIMCA-model toepasbaar was op buurtniveau. Dit betekent dat er ook op buurtniveau collectieve actie geassocieerd wordt met hoge mate van onrecht, efficacy en sociale identiteit. Het SIMCA-model is mogelijk een goede predictor voor collectieve actie. Deze resultaten zijn in lijn met eerdere onderzoeken waarop de verwachtingen zijn gemaakt. In lijn met het SIMCA-model en relative deprivation theory (Walker en smith, 2002) zorgt een gedeelde subjectief ervaren gevoel van onrecht ervoor dat buurtbewoners eerder bereid zijn tot collectieve actie. In lijn met het SIMCA-model en Resource Mobilization Theory, blijkt dat buurtbewoners eerder bereid zijn tot

(24)

collectieve actie wanneer zij hoge mate van efficacy ervaren. Daarnaast was voor de factor sociale identiteit ook alles in lijn met het vorige onderzoek. Uit het vorige

onderzoek bleek sociale identiteit ervoor te zorgen dat mensen samen komen om actie ondernemen tegen een gezamenlijke “vijand”. Dus een hoge mate van sociale identiteit zorgt voor een hoge mate van collectieve actie bij de buurtbewoners.

Daarnaast is er gekeken naar de invloed van plaatsverbondenheid op de mate van plaatsidentiteit. Zoals verwacht werd had plaatsverbondenheid een positieve invloed op plaatsidentiteit. Dit betekent dus dat naarmate iemand langer ergens woont, hij meer interacties zal hebben met de buurt, en daardoor meer met de buurt zal

identificeren. Hidalgo en Herandez(2001) zeiden dat plaatsverbondenheid een andere aspect is van plaatsidentiteit. Dit kan betekenen dat plaatsverbondenheid een mogelijk losse predictor is voor het ontwikkelen van een plaatsidentiteit. Dat iemand eerst zich met de fysieke buurt verbonden moet voelen om eventueel interacties te ondernemen met de buurt om plaatsidentiteit te ontwikkelen. Er is een mogelijkheid dat beide factoren een wisselwerking op elkaar hebben, in een vervolgonderzoek kn dit onderzocht worden.

Verder is er gevonden dat plaatsidentiteit geen mediërend effect had tussen sociale identiteit en collectieve actie. Dit betekent dat plaatsidentiteit geen invloed heeft op de mate van collectieve actie dat voorspeld kan worden door de mate van sociale identiteit. Dat betekent dat plaatsidentiteit geen verklaring biedt waarom sociale identiteit de mate van collectieve actie voorspelt. Dit is tegen de verwachtingen, de verwachtingen waren opgesteld aan de hand van het onderzoek van Proshansky et al. (1983), waar naar voren kwam dat plaatsidentiteit onderdeel is van sociale identiteit. Een mogelijke verklaring is dat plaatsidentiteit niet een mediator is tussen sociale identiteit en collectieve actie, maar een aparte variabele die invloed heeft op zowel

(25)

sociale identiteit en collectieve actie. Uit een post-hoc analyse blijkt namelijk wel een direct effect van plaatsidentiteit op collectieve actie. Dit kan betekenen dat

plaatsidentiteit toch een losse variabele is en geen onderdeel is van sociale identiteit. Een andere verklaring waarom er niet aan de verwachtingen voldaan werd is dat er te weinig deelnemers waren in het onderzoek om een mediatie-analyse uit te voeren. Als er gekeken wordt naar de resultaten worden aan de hand van een mediatie meerdere analyses uitgevoerd en daaruit kwam dat plaatsidentiteit geen voorspellende waarde had op collectieve actie. Wat dus mogelijk kan komen door de lage hoeveelheid

deelnemers aan het onderzoek. Om dit te controleren kan er in een vervolgonderzoek er gekeken worden naar de invloed plaatsidentiteit op sociale identiteit maar ook op collectieve actie.

Verder bleek dat woonduur geen invloed had op de mate van plaatsidentiteit. Dit was ook niet in lijn met de verwachtingen. Dit betekent dat er geen verschil is tussen deelnemers die 0-5 jaar woonachtig of 10-15 jaar woonachtig waren in de buurt van het Sint Willibrordusplein en de mate van plaatsidentiteit. Een mogelijke reden voor dit gevonden resultaat is dat meer dan de helft van de deelnemers tussen 0-5 jaar woonachtig zijn in de buurt. Dit kan betekenen dat het te weinig tijd is om genoeg interacties in de buurt te hebben om een hoge mate van plaatsidentiteit te ontwikkelen. Uit onderzoek van Fleury-Bahi et al. (2008) was namelijk het gemiddelde woonduur van de deelnemers 11.7 jaar. Uit dit onderzoek bleek dat woonduur wel een voorspellende waarde had op plaatsidentiteit. Dus misschien is een mogelijkheid dat er een minimale woonduur is voordat er plaatsidentiteit ontwikkelt kan worden. Daarnaast is de vraag gesteld op ordinaal niveau, deelnemers konden alleen aangeven of ze 0-5, 5-10, 10-15 en 15+ jaren woonachtige waren. Hierdoor kon er ook niet gecontroleerd worden door te kijken naar het gemiddelde woonduur in dit onderzoek. Als de vraag gesteld werd op

(26)

ratio-niveau kon er een correlatie berekend worden op woonduur en plaatsidentiteit. In een vervolgonderzoek zou er opnieuw hier naar gekeken kunnen worden maar met de juiste antwoord mogelijkheden om een correlatie uit te voeren.

Een andere beperking van het huidige onderzoek is dat tijdens het onderzoek feedback gegeven werd door de deelnemers dat niet iedereen tegen de bouw van de parkeergarage was. Deze insteek dat niet alle buurtbewoners tegen de bouw waren was niet in de geconstrueerde vragenlijst meegenomen. Dit heeft voor mogelijke suggestieve vragen in de vragenlijst gezorgd namelijk dat mensen zich ongelijk behandeld voelde of dat de buurtbewoners samen meer gehoor kunnen bieden bij de gemeente van Amsterdam. De deelnemers die voor de bouw zouden hierdoor een extremere mening erdoor gevormd kunnen hebben en als reactie op de vragen de minimale of maximale score gingen invullen. Hierdoor is het mogelijk dat er mildere resultaten uit het onderzoek naar voren is gekomen dan als alle deelnemers tegen de bouw waren. Voor een vervolgonderzoek is het goed om te kijken naar beide meningen of van te voren de deelnemers te scheiden op basis van hun mening over het onderwerp en zich te focussen op een van de twee meningen.

De laatste beperking was dat tijdens het onderzoek de gemeente van Amsterdam nog steeds bezig was met de plannen voor het Sint Willibrordusplein. De gemeente van Amsterdam had alleen de plannen duidelijk gemaakt naar de buurtbewoners, maar hadden nog geen startdatum voor de bouw van de parkeergarage. Hierdoor kon er geen collectieve actie gemeten worden door observationeel onderzoek. De enige mogelijkheid was aan de hand van een vragenlijst. Tijdens het huidige onderzoek kon er alleen

hypothetische vragen gesteld worden over eventuele gedrag dat vertoond kan worden. Het probleem hiervan is dat verdraaide antwoorden kunt krijgen op de vragenlijst dan er werkelijk zou gebeuren. Er kan namelijk een mogelijk verschil liggen in de staat van

(27)

de deelnemers op het moment van afname. Een deelnemer die de vragenlijst invult terwijl zij al uren, dagen of weken aan het protesteren of demonstreren is tegen de plannen kan anders reageren dan wanneer zij er nog niet aan het protesteren is.

In dit onderzoek is het SIMCA-model voor het eerst toegepast op buurtniveau. Hierdoor is duidelijk dat het SIMCA-model ook op buurtniveau gebruikt kan worden om collectieve actie te voorspellen. Daarnaast was de vragenlijst die gebruikt is voor het onderzoek een zelf geconstrueerde vragenlijst en alle items waren valide en alle

constructen hadden een hoge betrouwbaarheid, behalve plaatsverbondenheid. Dus de vragenlijst kan in vervolgonderzoek gebruikt worden of bepaalde items meegenomen worden. Verder kan er in een vervolgonderzoek gekeken worden naar plaatsidentiteit en de invloed daarvan op sociale identiteit en collectieve actie. Uit de post-hoc analyse bleek plaatsidentiteit wel de mate van collectieve actie kon beïnvloeden.

Buurtbewoners kunnen nu in de toekomst inspelen op een van de drie factoren van het SIMCA-model om een collectieve actie van de grond te krijgen of aan de hand waar naar voren kwam dat plaatsidentiteit onderdeel is van sociale identiteit.

Literatuurlijst

Bandura, A. (1995). Exercise of personal and collective efficacy in changing societies. In A. Bandura (Ed.), Self-efficacy in changing societies (pp. 1-45). Cambridge,

England: Cambridge University Press.

(28)

Becker, C., J., & Tausch, N. (2015). A dynamic model of engagement in normative and non-norrmative collective action: Psychological antecedents, consequences and barriers. European review of social psychology, 26, 43- 92.

Bernardo, F., & Palma, J. M. (2005). Place change and identity processes. Medio Ambiente y Comportamiento humano, 6, 71–87.

Bernardo, F., & Palma-Oliveira, J. M. (2012). Place identity: a central concept in understanding intergroup relationships in the urban context. Journal of Environmental Psychology, 45, 239- 251.

Bernardo, F., & Palma-Oliveira. (2016). Urban neighbourhoods and intergroup relations: The importance of place identity. Journal of Environmental Psychology, 45, 239-251.

Bettencourt, B. A., Charlton, K., Dorr, N., & Hume, D. L. (2001). Status differences and in-group bias: A meta-analytic examination of the effects of status stability, status legitimacy, and group permeability. Psychological Bulletin, 127, 520-542.

Bolt, G., & Kleinhans, R. (2013). More than just fear: on the intricate interplay between perceived neighborhood disorder, collective efficacy, and action. Journal of urban affairs, 36, 420–446.

Brown, B., Perkins, D., D., & Brown, G. (2003). Place attachment in a revitalizing neighborhood: Individual and block levels of analysis. Journal of Environmental Psychology, 23, 259–271.

Brunsting, S., & Postmes, T. (2002). Social movement participation in the digital age: Predicting offline and online collective action. Small Group Research, 33, 525-554. Deaux, K., Reid, A., Mizrahi, K., & Ethier, K. (1995). Parameters of social identity. Journal

(29)

Deaux, K., Reid, A., Martin, D., & Bikmen, N. (2006). Ideologies of diversity and inequality:

Predicting collective action in groups varying in ethnicity and immigrant status. Political Psychology, 27, 123-146.

Dixon, J., & Durrheim, K. (2004). Dislocating identity:Desegregation and the transformation of place. Journal of Environmental Psychology, 24, 455–473 Dury, J., & Reicher, S. ( 2000). Collective action and psychological change: The emergence

of new social identities. British journal of social psychology, 39, 579–604.

Ellemers, N. (1993). The influence of socio-structural variables on identity management strategies. In Stroebe, W., & Hewstone, M. (Eds.), European review of social

psychology, 4, 22–57. Oxford, England: Blackwell.

Fleury-Bahi, G., Félonneau, M., & Marchand, D. (2008). Processes of Place Identification and Residential Satisfaction. Environment and behavior, 40, 669- 682.

Foster, R., S. (2011). Collective Action and the Urban Commons. Notre dame law review, 87, 57- 134.

Hernandez, B., Hidalgob, M. C., Salazar-Laplacea, M., E., & Hess, S. (2007). Place attachment and place identity in natives and non-natives, Journal of Environmental Psychology, 27, 310–319.

Hidalgo, M., C., & Hernandez, B. (2001). Place attachment: Conceptual and empirical questions. Journal of Environmental Psychology, 21, 273–281.

McCarthy, J. D., & Zald, M. N. (1977). Resource mobilization and social movements: A partial theory. American Journal of Sociology, 82, 1212– 1241.

(30)

negative social identity: Predictions by social identity theory and relative deprivation theory. Journal of Personality and Social Psychology, 76, 229 –245. Olson, M. (1968). The logic of collective action: Public goods and the theory of groups.

Cambridge, MA: Harvard University Press

Petitie. (z.j.) In grote Nederlandse Larousse encyclopedie. Opgehaald van http://www.encyclopex.com/petitie/

Proshansky, H. M., Fabian, A. K., & Kaminoff, R. (1983). Place Identity: physical world socialization of the self. Journal of Environmental Psychology, 3, 57- 83.

Roberts, R., B., & Portes, A. (2006). Coping with the Free Market City: Collective Action in Six Latin American Cities at the End of the Twentieth Century. Latin America research review, 41, 57- 83.

Rollero, C., & De Piccoli, N. (2010). Place attachment, identification and environment perception: An empirical study. Journal of Environmental Psychology, 30, 198– 205.

Smith, H. J., & Ortiz, D. J. (2002). Is it just me? The different consequences of personal and group relative deprivation. In I. Walker & H. J. Smith (Eds.), Relative deprivation: Specification, development, and integration (pp. 91–115). Cambridge, England: Cambridge University Press.

Stangor, C., (2016) Social groups in action and interaction (2nd ed.). New York: Routledge.

Stedman, R. (2002). Toward a social psychology of place: Predicting behavior from place-based cognitions, attitude, and identity. Environment and Behavior, 34, 561–581.

(31)

Differentiation between social groups (pp. 77–100). Lon- don: Academic Press. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of inter-group conflict. In W. G.

Austin & S. Worchel (Eds.), The social psychology of inter-group relations, 33–47. Monterey, CA: Brooks/Cole.

Twigger-Ross, C.L., & Uzzell, D.L., (1996). Place and identity processes. Environmental Psychology. 16, 205–220.

Uzzell, D., Pol, E., & Badenas, D. (2002). Place identification, social cohesion, and environmental sustainability. Environment and behavior, 34, 26-53.

Van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2008) Toward an Integrative Social Identity Model of Collective Action: A Quantitative Research Synthesis of Three Socio-Psychological Perspectives. Journal of social psychology, 134, 504-535.

Van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2012) On conviction’s collective

consequences: Integrating moral conviction with the social identity model of collective action. British journal of social psychology, 51, 52-71.

Walker, I., & Smith, H. J. (2002). Relative deprivation: Specification, development, and integration. Cambridge University Press.

Wester-Herber, M. (2004). Underlying concerns in land-use conflicts the role of place identity in risk perception. Environmental Science & Policy, 7, 109–116.

(32)

Specific Process: Examining the Relationship Between Social Ties, Neighborhood Cohesion and the Capacity to Respond to Violence, Delinquency and Civic

Problems. American Journal of Community psychology, 52, 115- 127.

Bijlage 1: vragenlijst.

INFORMATIE BROCHURE VOOR DEELNEMERS AAN ONDERZOEK “IN DE BRES VOOR JE BUURT”

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is na te gaan welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van collectieve actie in buurten. Dit doen we door middel van een vragenlijst.

Gang van zaken tijdens het onderzoek

U krijgt een vragenlijst aangeboden, waarbij u alle vragen in moet vullen. Uw taak is om u zo goed mogelijk in te leven in de beschreven situaties. De antwoordopties variëren van zeer mee oneens tot zeer mee eens, probeer het antwoord aan te kruisen dat zo goed mogelijk op u van toepassing is. Het onderzoekt duurt ongeveer 10 minuten.

(33)

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

Vrijwilligheid

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en

vernietigd.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich

meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Dr. Guido Valk, tel. 0205256850 e-mail

(34)

klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Mark Rotteveel, tel. 0205256713, email M.Rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WT Amsterdam TOESTEMMINGSVERKLARING

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het

onderzoek waar u aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de

ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure. Als u nog verdere informatie over het

onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker en lid van de Commissie Ethiek, Dr. Guido Valk, email G.H.valk@uva.nl, Nieuw

Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Mark Rotteveel, tel.

0205256713, email M.Rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WT Amsterdam [DEELNEMER] “Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef

toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.” aldus hieronder tekenen door met muis (computer) of vinger (mobiel) handtekening te schrijven

(35)

Q2.1 Wat is uw geslacht? • Vrouw • Man anders nl: ____________________ Q2.2 Wat is uw leeftijd?

Q2.3 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?

Basisonderwijs VMBO HAVO VWO MBO HBO WO

Q2.4 Ik heb op dit moment een (bij)baan

Ja Nee

Q2.5 Hoeveel thuiswonende kinderen heeft u?

Ik heb geen thuiswonende kinderen Ik heb één thuiswonend kind

Ik heb twee thuiswonende kinderen Ik heb 3 of meer thuiswonende kinderen

(36)

Q2.6 Mijn burgerlijke status op dit moment is:

Alleenstaand Samenwonend Gehuwd

Anders, nl: ____________________

Q2.7 Bent u nog bezig met een opleiding? Zo ja welke?

MBO HBO WO

Nee, al afgerond

Q2.8 Ik heb thuiswonende kinderen in de leeftijd van (als u meerdere thuiswonende kinderen heeft kunt u meerdere hokjes aankruisen):

• Ik heb geen thuiswonende kinderen • 0 - 5 jaar

6 - 11 jaar 12 - 17 jaar 18 jaar of ouder

Q2.9 Bent u in het bezit van een auto?

Ja Nee

(37)

Q2.10 Hoeveel jaar bent u woonachtig op uw huidige adres?

• Tussen de 0 - 5 jaar • Tussen de 5 - 10 jaar Tussen de 10 - 15 jaar Meer dan 15 jaar

Q2.11 Ik verdien netto:

Minder dan 2000 euro per maand Tussen de 2000 - 3000 euro per maand Tussen de 3000 - 4000 euro per maand Meer dan 4000 euro per maand

Geen antwoord

Q2.12 Bent u woonachtig in de buurt van het Willibrordusplein?

Ja • Nee

Q3.1 Willibrordusplein, een parkeergarage? In het herinrichtingsplan voor het

Willibrordusplein is de bouw van een parkeergarage opgenomen. De gemeente heeft de buurtbewoners er ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan van verzekerd dat zij mede inspraak zouden krijgen over de herinrichting van het plein. Jullie

aanwijzingen zijn echter niet meegenomen in het herinrichtingsplan. Om hier tegen te strijden hebben jullie vergaderingen gehouden, brieven geschreven en andere mate van actie ondernomen. Stel je nu eens voor dat alle acties die jullie tot nu toe met de buurt hebben ondernomen om de veiligheidssituatie, de functionaliteit, de ruimtelijke

(38)

kwaliteit en het unieke karakter van het ontwerp te verbeteren niet zijn meegenomen door de gemeente. Hierdoor zal het Willibrordusplein zijn kracht in de buurt verliezen. En zullen vele dingen verloren gaan, waaronder de ruimte voor basketballen, skeeleren, gymlessen, uitjes voor de crèche of het bejaardencentrum en fietsplekken. Niet alleen verandert de functie van het Willibrordusplein maar deze wordt zelfs gevaarlijk om op te spelen. Door de nieuwe inrichting ontstaan er veel onveilige situaties. Hierdoor neemt de kans op ongelukken toe. Echter geeft de gemeente geen gehoor aan de geluiden die jullie als bewoners hebben laten horen. Vul nu de volgende stellingen in: Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik samen met de buurt het Willibrordusplein bezetten zodat de gemeente de plannen gaat aanpassen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q3.2 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik de gemeente dwingen tot het ondernemen van actie.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(39)

Q3.3 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik net zo lang blijven demonstreren tot er naar ons geluisterd wordt, zelfs al komt daar geweld bij kijken.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q3.4 Omdat geen van onze vorige acties (o.a. petitie tekenen, vergaderingen) de gemeente tot inzicht hebben laten komen, zou ik nu meedoen aan acties van hardere aard.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q3.5 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik samen met mijn buren werkzaamheden op het Willibrordusplein onmogelijk maken zodat het niet verbouwd kan worden.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens

(40)

Helemaal niet mee eens

Q4.1 Ik voel afschuw tegenover de gemeente die de beslissingen over de verandering van het Willibrordusplein heeft genomen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q4.2 Ik voel minachting tegenover de gemeente die de beslissingen over de verandering van het Wilibrordusplein heeft genomen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q5.1 Ik ben boos over de herindeling van het Willibrordusplein door de gemeente.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(41)

Q5.2 De plannen van de gemeente over de herindeling van het Willibrordusplein maken mij kwaad.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q5.4 Het maakt mij woedend dat de veiligheid van buurtkinderen in gevaar komt door de herindeling van het Willibrordusplein van de gemeente.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q6.1 Ik ben verdrietig over de herindeling van het Willibrordusplein door de gemeente.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q6.2 De plannen van de gemeente over de herindeling van het Willibrordusplein maken mij bang.

(42)

Helemaal mee eens • Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.1 Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de herindeling van het Willibrordusplein kunnen beïnvloeden.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.3 Wij, als buurtbewoners, hebben het idee dat het geen effect heeft als wij onze mening over de herindeling van het Willibrordusplein laten horen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.4 Als buurtbewoners zich als groep verenigen, kunnen zij samen veel teweeg brengen.

(43)

Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.5 Ik denk dat het starten van een petitie de gemeente kan overtuigen om het herindelingsplan te wijzigen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.6 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, controle hebben over het veranderen van de herindelingsplannen.

• Helemaal mee eens • Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.2 Ik denk dat de buurtbewoners samen met succes de beslissingen over de herindeling van de gemeente kunnen beïnvloeden.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens

(44)

Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q7.7 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, onze mening krachtig kunnen laten horen aan de gemeente.

• Helemaal mee eens • Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q7.8 Ik constateer dat wij als buurtbewoners effectief zijn in het veranderen van de herindelingsplannen van het Willibrordusplein.

Helemaal mee eens • Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q8.1 De beslissingen die gemaakt zijn door de gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens

(45)

Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q8.2 De manier waarop de gemeente heeft gehandeld is onjuist.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q8.3 De gemeente heeft het recht om deze herindeling zonder overleg met de buurt door te voeren.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q8.4 Ik heb het gevoel dat de gemeente niet luistert naar de meningen van de buurtbewoners.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(46)

Q8.5 Als de gemeente plannen in andere buurten wijzigt en de herindelingsplannen voor het Willibrordusplein niet vind ik dat onverdiend.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q8.6 Ik voel mij boos over de manier waarop de gemeente heeft gehandeld ten opzichte van de buurtbewoners.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q9.1 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik deelnemen aan een demonstratie met andere buurtbewoners.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(47)

Q9.3 Ik zou meedoen aan een buurtinitiatief van andere bewoners om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q9.4 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik zelf een buurtinitiatief starten.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q9.5 Het is een goed idee om het Willibrordusplein te bezetten om de situatie te verbeteren.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(48)

Q9.7 Om de situatie rondom het Willibrordusplein meer aandacht te geven, zou ik een post op Facebook of een vergelijkbare site zetten.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q10.1 Ik heb veel gemeen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q10.2 Ik voel een sterke band met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q10.3 Ik spreek kennissen/vrienden uit de buurt regelmatig voor een gezellig praatje.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens

(49)

Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q10.4 Het voelt goed om een medebewoner van het Willibrordusplein te zijn.

Helemaal mee eens • Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q10.5 In het algemeen is het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein een belangrijk deel van mijn identiteit.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens • Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q11.1 Ik denk vaak aan het feit dat ik een bewoner ben rondom het Willibrordusplein.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(50)

Q11.2 Het zijn van een bewoner van het Willibrordusplein is van invloed op hoe ik mij over mezelf voel.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q11.3 Het feit dat ik een bewoner rondom het Willibrordusplein ben, komt regelmatig in mij op.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q11.4 Ik ben tevreden over mijn keuze om rond het Willibrordusplein te gaan wonen.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

(51)

Q11.5 Het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein geeft mij een goed gevoel.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q12.1 Ik zou willen verhuizen naar een andere buurt.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q12.2 Ik hecht veel waarde aan de uiterlijke kenmerken van het Willibrordusplein.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q12.3 Ik ben trots op de ligging van mijn buurt in Amsterdam.

Helemaal mee eens Enigszins mee eens

(52)

Noch eens noch oneens • Enigszins mee oneens • Helemaal niet mee eens

Q12.4 Ik zou het betreuren, als ik door omstandigheden naar een andere buurt zou moeten verhuizen.

• Helemaal mee eens • Enigszins mee eens Noch eens noch oneens Enigszins mee oneens Helemaal niet mee eens

Q101 Het onderstaande is het laatste gedeelte van de vragenlijst. Klik de optie aan die het beste bij u past. Hierbij geldt een schaal die loopt van HELEMAAL MEE ONEENS tot HELEMAAL MEE EENS .

Q13.2 Ik ben bang dat ik mijn verantwoordelijkheden en verplichtingen niet na kan komen.

Helemaal mee oneens

2 3 4 5 6 7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This resulted in the following research question: “What is the performance of a shallow approach, compared to a deep learning one, for estimating time coherent full-body poses

John Council. A review of the role of cost-benefit analysis as an input to the management of safety. {In CCPS of AlChE, US EPA, Japan Society of Chemical Engineers, European

In addition to the direct effects of depression, accommodative coping, perceived health and somatic comorbidity, there were sig- nificant indirect associations between fatigue and

Sterker nog, in sommige ziekenhuizen werd deze techniek alleen voor die lastige patiënten ingezet omdat ze anders niet behandeld zouden kunnen worden.. Uit cijfers van de EVAS

Actueel houden risico-inventarisatie Ja, via regionaal beleidsplan Is een wettelijke taak Ruimtelijke plannen toetsen op externe veiligheid Ja, is een wettelijke taak..

Hier confronteert Vondel ons met de ‘schuldige’ mens in aristotelische zin. Deze vervalt niet tot ongeluk als gevolg van de werking van het noodlot of het ingrijpen van de goden,

Geachte heer. ontvangen die hij, naar hij mij vertelde, op uw verzoek geschreven heeft. Ik zie heel duidelijk en ook heb ik daar al eerder vele blijken van gehad dat uw

“Aangezien de ziekte meestal vrij snel evolueert, kent ons leden- bestand een grote in- en uitstroom van patiënten, maar we zijn ver- heugd dat veel nabestaanden actief onze