Lisa Willemaerts
Scriptie Master Publieksgeschiedenis
Begeleider: Prof. Dr. Paul Knevel Tweede lezer: Dr Arjan Nobel Academiejaar 2015-‐‑2016 Universiteit van Amsterdam
Democratische geschiedenis in perspectief:
Een analyse van de History Workshop en haar
hedendaagse relevantie
Voorwoord
Voor u ligt de scriptie Democratische geschiedenis in perspectief: Een analyse van de History
Workshop en haar hedendaagse relevantie. Hierin onderzocht ik de publiekshistorische waarde
van de History Workshop in Engeland, meer specifiek hoe het publiek, in het geval van de
Workshop mannen en vrouwen uit de arbeidersklasse, bij geschiedenis betrokken werd en wat dit
betekende voor de vorm van geschiedenis de tot stand kwam. Ik schreef deze scriptie tussen februari en juli 2016 binnen het kader van mijn master ‘Publieksgeschiedenis’ aan de Universiteit van Amsterdam.
Ik wil graag mijn begeleider Dr. Paul Knevel bedanken voor me attent te maken op dit interessante onderwerp en me tijdens het onderzoeksproces met raad en daad bij te staan. Ik heb, op enkele momenten na zoals iedere studenten wel zal herkennen, steeds met plezier aan deze scriptie gewerkt.
Tevens wil ik mijn vriend Siegfried en mijn ouders bedanken. Siegfried stond steeds voor me klaar om me te helpen, aspecten van mijn onderzoek te bespreken en te zorgen dat ik naast mijn strakke schema ook tijd nam voor ontspanning. Mijn ouders boden steeds morele steun en ondernamen het leeuwendeel in mijn verhuis terug naar België, zodat ik deze scriptie tot een goed einde kon brengen. Bedankt!
Ik wens u veel leesplezier.
Lisa Willemaerts Bierbeek, 30 Juni 2016
Inhoudsopgave
Voorwoord I
1
Inleiding 1
1.1
Het ontstaan van publieksgeschiedenis 1
1.2
Status Quaestiones 5
1.3
Onderzoeksvragen en methodologie 6
1.4
Terminologie 7
2
De origine van de History Workshop 9
2.1
Oprichting van de Workshop 9
2.1.1
De “strijd” met Ruskin 9
2.1.2
Het doel van de History Workshop: People’s history with the Public 11
2.2
Ontstaanscontext: het Britse intellectuele leven na de Tweede Wereldoorlog 13
2.2.1
De opkomst van History from Below en democratische geschiedschrijving binnen het
Britse culturele marxisme 14
2.2.2
British New Left: socialistische people’s history 17
2.2.3
Emancipatie in het volwassenen onderwijs 19
2.3
Meer dan sessies 20
2.4
Besluit 21
3
Het hoogtepunt van de History Workshops: Workshops als leerfestivals 23
3.1
Interactieve sessies 23
3.1.1
Een bruikbaar verleden 23
3.1.2
Interactie via persoonlijke verhalen 26
3.2
Geschiedenis als een sociale activiteit 29
3.3
Popularisering en academisering vanaf eind jaren zeventig 32
3.4
Besluit 33
4
Professionalisering van de Workshop: History Workshop Journal 35
4.1
History Workshop Journal 1976-‐1985: analyse van de inhoud en doelstelling 36
4.2
Het eerste publiekshistorische tijdschrift 38
4.3
Theorie versus interactie 40
4.4
Interactie via lezersbrieven en Enthusiasms rubriek 43
5
Besluit: de hedendaagse relevantie van de Workshop 47
5.1
Het belang van de Workshop voor de verdere ontwikkeling van publieksgeschiedenis 47
5.2
De relevantie van de Workshop methode 49
Lijst met afbeeldingen 54
Lijst met grafieken 54
Bibliografie 55
1.
Bronnen 55
2.
Artikelen 55
3.
Zelfstandige werken 58
4.
Tijdschriften 58
5.
Websites 59
6.
Lezingen 59
Summary 60
1 Inleiding
1.1 H
ET ONTSTAAN VAN PUBLIEKSGESCHIEDENISPublieksgeschiedenis is een eigenaardige term. Het lijkt namelijk te suggereren dat tot het ontstaan van deze discipline historici geen publiek hadden. Dit is natuurlijk niet zo. Mondeling historicus Ronald Grele stelde:
Historians have always had a public. From its earliest times, the study of history has been a public act, although different historians at different times have had different publics.1
Historici kenden natuurlijk altijd al een publiek, maar door de professionalisering aan het eind van de negentiende eeuw werd dit publiek steeds exclusiever. Historici schreven steeds vaker voor een publiek van vakgenoten en onderwijs vormde een van de enige manieren waarop ze een breder publiek aanspraken.2 Zowel in Amerika als in Europa zien we in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw historici naar voren treden die hiertegen reageren en geschiedenis buiten de academie willen brengen. Publieksgeschiedenis kent echter een verschillende ontstaanstraditie op beide continenten. Terwijl de Amerikaanse variant begon als een discipline aan de universiteit, was publieksgeschiedenis in Europa eerder een bottom-‐‑up ervaring.
De term Public History werd voor het eerst gebruikt in Amerika aan het eind van de jaren zeventig. Publieksgeschiedenis betekende bij het ontstaan van de term de toepassing van de historische methode buiten de muren van de universiteit.3 Amerika verkeerde vanaf het midden van de jaren zeventig in een economische crisis en dit was ook voelbaar aan de universiteiten. De werkplekken voor geschiedenisdoctorandi werden schaarser. De American Historical Association adviseerde departementshoofden zelfs om aan de toelatingsbrieven aan doctorandi een waarschuwing toe te voegen, waarin de toekomstige studenten duidelijk gemaakt werden dat de job opportuniteiten gering waren.4 De oprichting van een Public Historical Studies opleiding aan de universiteit van Santa Barabara in 1976 moest een antwoord bieden op dit gebrek aan jobs. Robert Keller en G. Wesley Johnson hoopten via deze opleiding studenten vaardigheden mee te geven die hun zouden voorbereiden op een job buiten de academie. Historici zouden werkzaam
1 R. GRELE, ‘Whose Public? Whose History? What Is the Goal of a Public Historian?’, The Public
Historian, 3(1981), 41.
2 IBIDEM.
3 R. KELLEY, ‘Public History: Its origins, nature and prospects’, The Public Historian, 1(1978), 1. 4 D. D. MERINGOLO, Museums, Monuments and National Parks. Towards a New Genealogy of Public
worden in de regering, bedrijven of onderzoeksinstellingen en hier vragen beantwoorden, die niet zoals binnen de universiteit door de historicus zelf opgesteld werden, maar door het ‘publiek’.5
De oprichting van deze opleiding wordt binnen de Amerikaanse context dan ook vaak gezien als het beginpunt van publieksgeschiedenis. Toch verschenen er de laatste jaren studies die aantonen dat historici reeds veel eerder posities in de maatschappij innamen. Zo beschouwt Denise Meringolo de National Parks Service die het het natuurlijke en culturele erfgoed van Amerika bewaart en openstelt voor het publiek als de geboorteplaats van publieksgeschiedenis.6 Ook Ian Tyrell toonde in zijn boek Historians in Public aan dat historici reeds vanaf het ontstaan van geschiedenis als universitaire discipline een publieke functie hebben.7 Er heerst echter wel unanimiteit over het feit dat de opleiding een institutionalisering van publieksgeschiedenis in Amerika in gang zette. Na de oprichting van de opleiding in 1976, kwam er in 1978 ook een tijdschrift genaamd The Public Historian en in 1980 werd de National Council for Public History opgericht.8
In Europa vond de institutionalisering van publieksgeschiedenis pas veel later plaats. Wanneer Johnson tussen 1981 en 1983 naar Europa reisde, stelde hij dat hij tijdens deze reizen getuige was van the birth of modern public history on the old continent.9 Ondanks dat publieksgeschiedenis nog geen aparte discipline was aan de Europese universiteiten of een eigen vaktijdschrift kende, zoals The Public Historian, waren er wel reeds Europese historici die zich met geschiedenis buiten de academie bezighielden. In Nederland zien we de eerste publiekshistoricus reeds in de jaren zestig opduiken. Loe de Jong, toenmalig directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, bracht tussen 1960 en 1965 een 21-‐‑delige documentaire reeks uit over de bezetting van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij onderrichte zo de Nederlandse bevolking over hoe de oorlog door Nederland had gewoed.10 Ook in andere landen, zoals Engeland, richtten historici zich al lang voor 1981 op een niet-‐‑academisch publiek. Edward Thompson en Eric Hobsbawm, beide linkse Britse historici, schreven werken over het ‘gewone’ volk in een toegankelijke stijl.11 Het publiek had voor deze historici echter voornamelijk een passieve rol. Dit was net zoals in de Amerikaanse publieksgeschiedenis. De scheiding tussen de
5 KELLEY, ‘Public History: Its origins, nature and prospects’, 24-‐‑25; G. W. JOHNSON, ‘Editor’s Preface’,
The Public Historian, 1 (1978), 6-‐‑7.
6 MERINGOLO, Museums, Monuments and National Parks. Towards a New Genealogy of Public History
(Public History in Historical Perspective), Massachusetts, 2012.
7 I. TYRRELL, Historians in Public. The Practice of American History, 1890-‐‑1970’, Chicago en Londen,
2005.
8 MERINGOLO, Museums, Monuments and National Parks, XIV.
9 P. KNEVEL, ‘Public History. The European Reception of an American Idea?’, Levend Erfgoed, 6 (2009),
4.
10 IBID, 7.
11 C. HILL, R.H. HILTON, E.J. HOSBAWM, ‘Past and Present: Origins and the early Years, Past&Present,
historicus en zijn ‘publiek’ was ook zeer duidelijk. De historicus was de actieve onderzoeker, die met zijn historische methode buiten de academie trad en het publiek had enkel de rol van vragende partij of passieve ontvanger van de interpretatie van het verleden door de historicus.
Toch zien we echter in Engeland ook andere initiatieven van historici opduiken, waarin het ‘publiek’ een meer actieve rol speelt. Deze bewegingen ontstonden binnen de people’s history discipline. People’s history of history from below was een onderdeel van sociale geschiedschrijving waarbij de nadruk binnen het onderzoek op de gewone man en vrouw uit het verleden lag.12 De reeds vernoemde historicus Thompson was een van de grondleggers van deze soort geschiedschrijving. Met zijn werk The making of the English Working Class trachtte Thompson de Engelse ‘wever en de boer’ van de vergetelheid te redden.13 Hij toonde niet enkel de rol van economische en politieke veranderingen bij de vorming van maatschappelijke klassen, maar gaf ook aandacht het sociale en culturele leven van de arbeiders. De ervaringen van de gewone man en vrouw uit het verleden stonden dus centraal binnen de people’s history. Vanaf de jaren zeventig kwam er ook steeds meer aandacht voor ‘community’ projecten, die een breder publiek wilden aanspreken en dit publiek actief betrekken bij het schrijven van deze geschiedenis binnen people’s
history.14
Een van deze eerste bewegingen die een actieve rol gaf aan het ‘publiek’ bij de interpretatie van het verleden was de History Workshop. De History Workshop werd in 1967 opgericht door Raphael Samuel. Samuel kwam in 1962 naar Ruskin College, een college voor volwassenen studenten uit de arbeidersklasse. Als tutor begeleidde en doceerde Samuel de studenten tijdens hun twee jaar durende studie.15 Hij vond echter de opleiding in Ruskin niet voldoende inspeelden op de noden en talenten van de studenten. De studenten kwamen namelijk slechts in beperkte mate in contact met historisch onderzoek, terwijl Samuel vond dat deze studenten omwille van hun levenservaring juist met autoriteit over bepaalde aspecten van het verleden konden schrijven. In 1967 organiseerde Samuel de eerste History Workshop in Ruskin College om zijn studenten de kans te geven zelf onderzoek te voeren naar hun ‘eigen’ geschiedenis. De studenten gebruikten hun achtergrond en ervaringen in onder anderen de vakbonden, de industrie en de landbouw om een people’s history van deze bewegingen en groepen uit de samenleving te schrijven.16 De Workshop breidde zich snel uit tot grote nationale bijeenkomsten waar honderden professionele en amateurhistorici op een interactieve manier hun kennis met elkaar deelde. Samuel wilde niet dat de deelnemers aan de Workshop op een passieve manier van
12 R. SAMUEL, ‘People’s History’, R. SAMUEL red., People’s History and Socialist Theory, XVI-‐‑XVII. 13 BURKE, ‘People’s History or Total History’, 6.
14 SHARPE, ‘History from Below’, 33-‐‑34; Samuel, ‘People’s History’, XVIII.
15 K. GENTRY, ‘Ruskin, Radicalism and Raphael Samuel: Politics, Pedagogy and the Origins of the
History Workshop’, History Workshop Journal, 76(2013), 190-‐‑191.
16 R. SAMUEL, ‘On the Methods of the History Workshop: a reply’, History Workshop: a Journal of
een historicus leerde hoe de arbeidersklasse in het verleden leefden, maar dat ze hier een actieve rol in speelden. Hij nodigde hen uit en zette hen aan om het verleden zelf te interpreteren. De historici zouden niet de rol van de alwetende expert opnemen, maar historische autoriteit delen met de amateurhistorici.
De History Workshop geldt dus als een belangrijk beginpunt voor de hedendaagse publieksgeschiedenis. Haar ideeën over het publiek betrekken bij de interpretatie van het verleden worden vanaf de jaren tachtig een belangrijk aspect binnen publieksgeschiedenis. Ronald Grele stelde in 1981 dat publiekshistorici mensen zouden moeten helpen om zelf aan geschiedenis onderzoek te doen en om hen te laten inzien welke rol ze spelen bij de interpretatie van gebeurtenissen.17 In 1998 kwam de echte doorbraak van dit idee met de The Presence of the
Past: Popular Uses of History in American Life van Roy Rosenzweig en David Thelen. Ze
publiceerden hierin hun bevindingen uit een enquête over hoe het verleden aanwezig is in het dagelijkse leven van meer dan tweeduizend Amerikanen. Uit hun onderzoek bleek dat de Amerikaanse bevolking dagelijks in contact kwam met het verleden en dit verleden gebruikten om hun hedendaagse situatie en zichzelf beter te begrijpen. Ze stelden dat de mensen het verleden niet via collectieve kaders interpreteren, maar dit begrijpen en gebruiken op een persoonlijke en intieme manier.18 Deze nadruk op persoonlijke interpretaties en ervaringen met het verleden deed publiekshistorici heroverwegen wat hun rol nog zou kunnen zijn in de samenleving. Rosenzweig stelde dat publiekshistorici niet minder belangrijk werden, maar dat ze moesten leren om samen met het publiek aan geschiedenis doen. De publiekshistoricus moest dus leren luisteren naar wat het publiek te vertellen had over het verleden.19
De inbreng van het publiek is dus niet langer weg te denken binnen publieksgeschiedenis. Een heel eenvoudige definitie voor de hedendaagse publieksgeschiedenis is dan ook: history for,
by and/or with the public.20 Geschiedenis wordt in deze definitie een dialoog tussen publiekshistorici en het publiek. Deze interactie tussen beide groepen wordt ook wel Shared
authority genoemd. Michael Frisch introduceerde het begrip in zijn studie over oral en public history uit 1990. Hiermee bedoelde Frisch dat mondelinge en publiekshistorici in dialoog moeten
gaan met de persoon die ze interviewen of met hun doelpubliek en de autoriteit voor de interpretatie van het verleden zo delen.21
17 GRELE, ‘Whose Public? Whose History? What Is the Goal of a Public Historian?’,47.
18 R. ROSENZWEIG en D. THELEN, The Presence of the Past: Popular Uses of History in American Life,
New York, 1998, 18.
19 R. ROSENZWEIG, ‘Afterthoughts: Everyone a Historian’. Geraadpleegd via
http://chnm.gmu.edu/survey/afterroy.html op 17 juni 2016.
20 F. DANNIAU, ‘Public History in a Digital Context. Back to the Future or Back to Basics?’, BMGN-‐‑Low
Countries Historical Review, 128(2013), 119.
21 M. FRISH, A Shared Authority: essays on the Craft and Meaning of Oral and Public History, Albany,
De vraag naar hoe het publiek betrokken kan worden bij geschiedenis blijft ook vandaag nog centraal binnen de hedendaagse debatten rond publieksgeschiedenis. In deze scriptie onderzoek ik dan ook de History Workshop als voorloper van publieksgeschiedenis en haar relevantie voor de hedendaagse discipline.
1.2 S
TATUSQ
UAESTIONESDe History Workshop vormde reeds meermaals het onderwerp van historisch onderzoek. Deze werken handelden voornamelijk over het ontstaan en het ideeëngoed van de beweging. Zo onderzocht Bill Schwartz, toenmalig redacteur van de History Workshop Journal, in 1993 de oprichting van de Workshop in zijn artikel History on the Move: Reflections on the Workshop. Schwartz toonde aan dat het marxistische populisme de drijvende kracht achter de oprichting van de Workshop vormde. De Workshop bouwde op dit idee voort en stelde dat iedereen een historicus kon zijn.22 Kynan Gentry benadrukte in 2013 het belang van nieuwe radicale pedagogische ideeën, zoals die van de organische intellectueel van Antonio Gramsci. Gramsci stelde dat iedereen een intellectueel is of kan zijn, omdat iedereen in staat is zijn ideeën te ordenen en te ontdekken hoe hij/zij als historisch wezen gegroeid is.23 Dit had een grote impact in hoe men over onderwijs en de verhouding tussen docent en student dacht en inspireerde Samuel met name om verder te kijken naar de mogelijkheden van volwassen studenten aan Ruskin College. Samen met de opkomst van people’s history maakte zulke pedagogische modellen de oprichting van de Workshop mede mogelijk. Gentry toonde daarbij ook aan dat Samuel’s persoonlijke en politieke overtuigingen een grote impact hadden bij de oprichting van de Workshop.24 Dit vormde ook het onderwerp van het artikel van Sophie Scott-‐‑Brown uit 2016. Zij beschreef hoe de persoonlijke groei van Samuel als socialist en onderwijzer een vooraanstaande rol speelde bij de oprichting van de Workshop.25
Ook andere historici namen het leven van Samuel onder de loep. In zijn artikel Against
conformity: Raphael Samuel onderzocht Ken Jones de politieke en intellectuele werken van
Samuel. Hij trachtte hiermee de grote invloed die Samuel had in de ontwikkeling van een meer democratische vorm van geschiedenisonderwijs in Engeland aan te tonen en wat zijn werk voor het educatieve beleid aan het eind van de jaren negentig kon betekenen.26 Dit vormde tevens het onderwerp in het artikel van Dave Russel, waarin de auteur erkende hoe het democratische
22 B. SCHWARTZ, ‘History on the Move: Reflections on the History Workshop’, Radical History Review,
57(1993), 202-‐‑220.
23 GENTRY, ‘Ruskin, Radicalism and Raphael Samuel’,196;201; SCHWARTZ, ‘History on the Move’, 207. 24 GENTRY, ‘Ruskin, Radicalism and Raphael Samuel’,178-‐‑211.
25 S. SCOTT-‐‑BROWN, ‘The Art of the Organiser: Raphael Samuel and the Origins of the History
Workshop’, History of Education, 45 (2016), 372-‐‑390.
onderwijsmodel van Samuel zowel successen als tegenslagen kende binnen de History Workshop. Hij ging echter niet dieper in op de omstandigheden hiervan.27
Naast deze academische studies, verschenen er ook verschillende artikelen van auteurs die na de dood van Samuel hun herinneringen aan hem en de Workshop deelden. Als lid van de
History Workshop beschreef Anna Davin in haar artikel The only problem was Time hoe de eerste
workshops in Ruskin eruitzagen, hoe het tijdschrift werd opgericht, maar ook de tegenslagen die deze initiatieven kenden.28 Stuart Hall schreef in zijn artikel Raphael Samuel 1934-‐‑1996 over zijn samenwerking met Samuel, diens drijfveren bij de oprichting van de Workshop als ook de projecten die hij hierna ondernam, zoals het schrijven van Theatres of memory.29 Sheila Rowbottan legde vanuit haar standpunt als mede-‐‑workshoporganisator herinneringen over Samuel vast. Ze vertelde over haar ervaringen tijdens de workshops en de oprichting van de vrouwengeschiedenisgroep.30 Uit al deze herinneringen kwam dus vooral naar voren hoe de
Workshop functioneerde en welke ideeën ten grondslag lagen aan haar oprichting.
1.3 O
NDERZOEKSVRAGEN EN METHODOLOGIEZoals uit het voorgaande literatuuroverzicht bleek, is de Workshop als startpunt binnen de hedendaagse publieksgeschiedenis nog niet uitgebreid onderzocht, ondanks dat verschillende publiekshistorici zoals Paul Ashton, Hilda Kean en Fien Danniau wel benadrukten dat de History
Workshop een belangrijke voedingsbodem was voor het ontstaan van public history in Europa.31 Met deze masterscriptie zal getracht worden dit hiaat in het onderzoek op te vullen. In de volgende hoofdstukken wordt onderzocht hoe de workshops eruitzagen en op welke manier Samuel interactie met amateurhistorici uit de arbeidersklasse bewerkstelligde. Daarbij zal ik ook nagaan wat deze samenwerking met de arbeidersklasse betekende voor de vorm van geschiedenis, die binnen de History Workshop tot stand kwam. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de workshopsessies en het tijdschrift, dat in 1976 werd opgericht. In het besluit zal de hedendaagse relevantie van de ideeën van de workshopbeweging geëvalueerd worden. De vraag of publiekshistorici vandaag nog iets kunnen leren van de History Workshop over interactie met het publiek staat hierbij centraal. Deze scriptie zal zich vooral focussen op de periode tussen 1970 en 1985 in Groot-‐‑Brittannië. Deze periode komt overeen met het hoogtepunt van de
Workshop als publieksbeweging.
27 D. RUSSEL, ‘Raphael Samuel, History Workshop and the Value of Democratic Scholarship’, Popular
Music, 16 (1997), 217-‐‑220.
28 A. DAVIN, ‘The only Problem was Time’, History Workshop Journal, 50 (2000), 240-‐‑245. 29 S. HALL, ‘Raphael Samuel 1934-‐‑1996’, New Left Review, 221 (1997), 119-‐‑127.
30 S. ROWBOTHAM, ‘Some Memories of Raphael’, New Left Review, 221 (1997), 128-‐‑132.
31 P. ASHTON en H. KEAN, ‘Introduction: People and their Pasts’, People and their Pasts Public History
today, P. ASHTON en H. KEAN red., New York, 2009, 2; DANNIAU, ‘Public History in a Digital Context. Back to the Future or Back to Basics?’, 119.
Om bovenstaande vragen te beantwoorden onderzocht ik drie verschillende soorten bronnen, namelijk verslagen van de workshops, flyers en de eerste tien jaargang van de History
Workshop Journal.32 De verslagen van zowel nationale als lokale workshops werden gepubliceerd in het tijdschrift. Dit gebeurde echter niet systematisch. De eerste tien jaargangen bevatten 24 verslagen van workshops in Engeland en Ierland. De organisatoren van de desbetreffende workshops beschreven in deze verslagen de deelnemers, de inhoud van de sessies en gaven tevens informatie over de participatie van de deelnemers. Uit dit bronmateriaal kon ik achterhalen hoe de organisatoren interactie tijdens de sessies stimuleerden en welke manieren het meest succesvol waren. Voor de eerste tien jaar van de Workshop had ik geen toegang tot soortgelijke verslagen en heb ik getracht dit te compenseren met workshopflyers, artikelen van Samuel en workshopleden over de werking van de workshops en secundaire literatuur. De flyers van de workshops gaven met name informatie over de inhoud van de sessies en de sprekers van de nationale workshops in Ruskin. Toch verstrekte ze ook inzicht in de idealen van de workshopbeweging. Deze flyers staan zowel online op de website historyworkshop.org.uk en zijn tevens gedeeltelijk gepubliceerd in de collectanea van de Workshop uit 1991.33 Voor het hoofdstuk over de werking van het tijdschrift werden de eerste tien jaargangen, van 1976 tot 1985, aan een kwalitatieve en kwantitatieve analyse onderworpen.
1.4 T
ERMINOLOGIEOm enkele onnodige vraagtekens weg te halen, zal ik drie termen reeds nader verklaren. De eerste is arbeidersklasse of working class. Deze term klinkt vandaag de dag verouderd, maar uit een enquête in Engeland tussen 1949 en 1951, bleek dat de Engelse samenleving toch nog sterk in een drie klassensysteem dacht.34 Samuel gebruikte de term om de socio-‐‑economische achtergrond van de Ruskin studenten te beschrijven. De Working class omving de mensen en families die manuele arbeid verrichtten. Er wordt soms ook wel gesproken over working classes om de verschillen in beroep en inkomen aan te duiden. De studenten van Ruskin college hadden achtergronden in de manuele arbeid, zoals de industrie, landbouw, maar ook in de vakbonden.35 Ik heb de term working class dan ook zo letterlijk mogelijk vertaald en zo tot de term arbeidersklasse gekomen. De tweede term die ik wil verduidelijken is amateur en amateurhistoricus. Hiermee worden die personen bedoeld die aan historische onderzoek doen vanuit interesse in geschiedenis, maar dit niet op professionele basis doen. De term reflecteert dus niet zozeer hun capaciteiten, maar hun professionele aanstelling als historicus. Het derde
32 History Workshop. A Journal of socialist historians, 1(1976) -‐‑ 9(1980); History Workshop. A Journal of
socialist and feminist historians, 10 (1980) -‐‑20 (1985).
33 R. SAMUEL red. History Workshop A collectanea 1967-‐‑1991, London, 1991. 34 A. MARWICK, British Society since 1945, Londen, 1982, 38-‐‑44.
begrip waar ik een kanttekening bij wil maken is Workshop. Wanneer ik Workshop met een hoofdletter schrijf bedoel ik de History Workshop beweging, terwijl workshop met kleine letter verwijst naar een individuele sessie.
2 De origine van de History Workshop
2.1 O
PRICHTING VAN DEW
ORKSHOP2.1.1 D
E“
STRIJD”
METR
USKINSamuel toonde zich in zijn beschrijvingen van het ontstaan van de History Workshop een ware romanticus. Hij creëerde een beeld van de oprichting als een eenzame strijd tegen het examensysteem van Ruskin en meer algemeen tegen de manier waarop aan geschiedenis gedaan werd binnen de academische wereld.
It started in 1967, at Ruskin College Oxford, as an attack on the examination system, and the humiliations which it imposed on adult students. It was an attempt to create, within a very limited compass, an alternative educational practice, to encourage Ruskin students, working men and women, drawn from the labour and trade-‐‑union movement to engage in research, and to construct their own history as a way of giving them an independent critical vantage point in their reading.36
Toch was Samuel niet de eerste nog de enige die via geschiedenis en onderwijs naar emancipatie van de arbeidersklasse streefde. Zowel andere linkse historici, zoals Hobsbawm en Thompson (die in het tweede deel van dit hoofdstuk aan bod komen), als ook Ruskin College zette zich in voor de politieke en historische erkenning van de arbeidersklasse.
Ruskin staat bekend als the College which brought the working man to Oxford.37 In 1899 richtten de Amerikaanse geleerden Walter Vrooman en Charles Beard, Ruskin op als een onafhankelijk college voor vakbonds-‐‑ en Labour afgevaardigden uit de arbeidersklasse. Dit was een belangrijke stap in de emancipatie van de arbeidersklasse. Een universitaire opleiding was toen immers niet weggelegd voor het merendeel van de arbeidersklasse. Ruskin College was in dat opzicht een alternatief educatief platvorm voor oudere studenten die uitgesloten waren van de traditionele opleidingsvormen. In haar beginjaren was Ruskin eerder een beweging dan een college. Zo werden er geen examens afgenomen en organiseerde het College lezingen in verschillende industriesteden in Engeland en richtte lokale Ruskin Halls op. Het lessenpakket was vernieuwend en sloot nauw aan bij de recent opgekomen sociale wetenschappen, zoals sociologie en psychologie.
Al snel verloor het college echter haar onafhankelijke en vooruitstrevende karakter. De invoering van examens leidde in 1908 tot een studentenprotest tegen de te sterke band van
36 R. SAMUEL, ‘History Workshop 1966-‐‑1980’, R. SAMUEL red., People’s History and Socialist Theory,
1981, Londen, 410.
Ruskin met de universiteit. Het college werd volgens de studenten een opstapje naar Oxford in plaats van een alternatieve manier van studeren voor leden van de arbeidersklasse.38 Het examensysteem bestond uit vijf, drie uur durende, examens die de studenten aflegden aan het einde van hun tweejarige opleiding.39 Samuel gaf bij zijn aanstelling als tutor in 1962 dan ook kritiek op dit examen systeem en stelde dat deze manier van examinering vernederend was voor de studenten. Hij wilde terug naar een systeem dat het begrip van de processen in de geschiedenis van studenten testte, door individueel onderzoek en papers.40 In 1966 stak opnieuw studentenprotest omtrent de relatie van Ruskin met Oxford de kop op. Ditmaal uitte de studenten kritiek op de invoering van het Special Oxford diploma, dat de studenten toegang gaf tot de universiteit van Oxford. Ruskin college zou zo gereduceerd worden tot een vooropleiding voor Oxford in plaats van een op zichzelf staande opleiding zijn. Deze onvrede met het onderwijssysteem zorgde mee voor de voedingsbodem van waaruit de Workshop groeide.41
De Workshop werd opgericht in een tijd waarin de Engelse samenleving enkele grote veranderingen doormaakte. Vanaf de jaren vijftig steeg de welvaart en sociale mobiliteit in Engeland. De regering richtte huisvestingsprogramma’s en het sociale zekerheid programma in, waarbij je in ruil voor een wekelijkse bijdrage beschermd was tegen inkomensverlies en gezondheidszorg werd breder toegankelijk. De leden uit de arbeidersklasse hadden het op veel vlakken, zoals werk-‐‑ en woonomstandigheden, beter dan ooit tevoren. Toch bleef onderwijs een punt van ongelijkheid, want hoewel steeds meer kinderen naar school gingen, bleef de arbeidersklasse sterk ondervertegenwoordigd. Zo ging in 1950 slechts 3% van de adolescenten uit de arbeidersklasse naar de universiteit en dit bleef ook lange tijd zo. Terwijl het totaalaantal studenten aan de universiteit in jaren zestig verviervoudigde, was het aandeel van studenten uit de arbeidersklasse met amper 0,1% gestegen. De “strijd” die Samuel met de History Workshop voerde, ging dus niet over stemrecht of betere werkomstandigheden, maar om beter en meer geëmancipeerd onderwijs voor de arbeidersklasse. Met de Workshop trachtte Samuel de deelnemers een stem te geven en wilde hij aantonen dat ook hun geschiedenis de moeite waard was.
Samuel benadrukte deze “strijd” vaak in zijn latere beschrijvingen van de oprichting. Zo uitte dit romantische beeld zich tevens in de onderstaande uitspraak, waarin hij het radicale en vernieuwende karakter van de beweging wilde benadrukken. Ruskin was volgens hem haar band met de arbeidersklasse verloren en via de History Workshop wilde hij deze relatie herstellen.
38 GENTRY, ‘Ruskin, Radicalism and Raphael Samuel’, 189-‐‑192.
39 H. POLLINS, ‘History Workshop: The Making of a Myth, Bulletin of the Society for the Study of Labour
History, 42(1981), 18.
40 SCOTT-‐‑BROWN, ‘The Art of the Organiser’, 384. 41 IBID, 382.
It is quite true that, from the very circumstances of its origin, the Workshop gave a privileged place to experience, since it was our argument that adult students, so far from being educationally 'underprivileged', the working definition adopted by the College authorities, were peculiarly well-‐‑placed to write about many facets of industrial and working class history.42
Samuel beoogde met deze uitspraak aan te tonen dat in tegenstelling tot de opleiding aan Ruskin de workshopbeweging de talenten van de arbeidersklasse wel erkende en verder wilde helpen ontwikkelen. Via zijn artikel History Workshop: the Making of a Myth trachtte tutor aan Ruskin, Harold Pollins dit beeld te ontkrachten en aan te tonen dat de workshopbeweging minder radicaal was dan Samuel deed uitschijnen. Pollins stelde dat de studenten were not discouraged at Ruskin
from being adventurous and seminar papers by them often were enlivened by their personal evidence.43 Ook de stelling van Pollins was natuurlijk niet zonder bijbedoeling. Als tutor aan Ruskin College wilde hij natuurlijk de reputatie van deze instelling in eren herstellen. De waarheid ligt vermoedelijk dan ook ergens tussen beide uitspraken in. Ondanks dat de “eenzame” strijd van de History Workshop dus minder geïsoleerd was dan Samuel deed uitschijnen, ging hij wel verder dan zijn voorgangers en tijdgenoten in de creatie van een platvorm voor democratische geschiedschrijving.
2.1.2
H
ET DOEL VAN DEH
ISTORYW
ORKSHOP:
P
EOPLE’
S HISTORY WITH THEP
UBLICSamuel beschreef het doel van de Workshop om historisch onderzoek toegankelijker te maken voor het brede publiek vaak als: Bringing the boundaries of history closer to people’s life.44 Dit uitte
zich op twee manieren in de werking van de Workshop. Enerzijds promootte Samuel via de
Workshop onderzoek naar people’s history. Hij wilde de studenten kennis laten maken met
onderzoek dat aansloot op hun leefwereld en hen zo in staat stellen hun eigen geschiedenis te ontdekken alsook inzicht te geven in hoe hun huidige situatie historisch gegroeid was. De
Workshop had in dat opzicht ook een uitgesproken politiek karakter. De deelname aan de
workshopbeweging was voor vele namelijk ook een politieke daad, waarbij ze hun ongenoegen met de hedendaagse situatie van de arbeiders toonden. De workshops waren niet louter seminaries over geschiedenis, maar bijeenkomsten waar de leden uit de arbeidersklasse hun eigen geschiedenis terug claimden. De focus lag in de beginperiode dus sterk op arbeiders-‐‑ en industriële geschiedenis, aangezien het merendeel van de studenten mannen waren met achtergronden in de industrie of de landbouw. Spontane vormen van protest, zoals de rank and
42 SAMUEL, ‘On the methods of the History Workshop: a Reply’, 163. 43 POLLINS, ‘History Workshop: the Making of a Myth’, 16.
file bewegingen waren geliefde thema’s, waarbij de nadruk lag op de gewone werklieden en niet
de organisatoren of leiders van de opstanden.45 Samuel wilde dit soort geschiedenis ook implementeren in de vakken aan Ruskin College en pleitte in 1968 voor Labour history courses waarin de eigen ervaringen van de studenten die in de industrie werkzaam waren geïntegreerd werden.46 Aan het begin van de jaren zeventig raakte de Workshop ook beïnvloed door de ideeën van de vrouwenbeweging en de Workshop evolueerde langzamerhand ook tot een platvorm om vrouwengeschiedenis te promoten.
De inhoud van de workshopbeweging sloot dus nog vrij nauw aan bij het bestaande veld van people’s history. Haar echte vernieuwing lag in de manier waarop dit verleden onderzocht werd en hoe niet professionele historici betrokken werden bij de interpretatie van het verleden. Samuel wilde het onderzoeksproces demystificeren en democratischer maken. Hij zette tijdens de workshops zijn studenten en later ook andere amateurhistorici aan om zelf onderzoek naar het verleden te doen en hierbij hun eigen ervaringen te gebruiken bij de interpretatie van de bronnen. In dit aspect zien we duidelijk hoe sterk die emancipatorische gedachte speelde bij Samuel. Via de workshop hielp hij studenten uit de arbeidersklasse een stem te geven en meer vertrouwen te krijgen in hun eigen kunnen. Ondanks dat de Ruskin studenten reeds in beperkte mate onderzoek uitvoerden tijdens hun opleiding, was de schaal waarop dit tijdens de History Workshop plaatsvond ongekend. De Workshop groeide namelijk als snel uit van een seminarie voor Ruskin studenten tot grote leerfestivals waar honderden academici en amateurhistorici uit de arbeidersklasse samenkwamen om hun kennis over geschiedenis te delen en samen het verleden te interpreteren.
De Workshop was hiermee een van de eerste voorbeelden van een project waarin shared
authority tot stand kwam en beïnvloedde zo de manier waarop publiekshistorici de
samenwerking met hun publiek benaderden. De interpretatie van het verleden was binnen de
Workshop namelijk niet langer het alleenrecht van professionele historici, maar een gezamenlijke
praktijk tussen academici en amateurhistorici. De workshops kenmerkte zich de dus door een egalitair karakter, waarin getracht werd de kloof tussen beide partijen te overbruggen. Op dit vlak toonde Samuel met de History Workshop zich radicaler dan Ruskin College, waar de tutor en docent toch nog steeds een geprivilegieerde positie ten opzichte van haar studenten genoot. Het onderzoek van de studenten leidde tot zelfstandige werken in de vorm van pamfletten en sommige van hen stonden als spreker op de workshops, naast bekende historici als Eric Hobsbawm en E. P. Thompson.47
45 R. SAMUEL, ‘History Workshop 1966-‐‑1980’, 412. 46 SCOTT-‐‑BROWN, ‘The Art of the Organiser’, 384.
47 R. SAMUEL, ‘Editorial Introduction’, R. SAMUEL red. History Workshop A collectanea 1967-‐‑1991,
De keuze voor de naam History Workshop was dan ook geen toeval. Deze weerspiegelt namelijk de ideeën die achter haar oprichting schuilgingen. ‘Workshop’ was geïnspireerd op de
theatre workshops van Ewan MacColl en Joan Littlewood uit de jaren 1940 en 1950. De theatre workshop was een theatergezelschap dat op een communale wijze werkte. De acteurs en
technische medewerkers leefden als groep en verdeelden de taken op een gelijkwaardige manier, waarbij iedere week een andere ‘weekchef’ werd aangeduid. Dit idee van gelijkwaardige partners stond ook centraal in de History Workshop.48 De term workshop gaf daarnaast ook al aan dat het om (inter)actieve sessies ging, waar iedereen op een gelijkwaardige manier van elkaar leerde.
Samuel creëerde een romantisch beeld over de Workshop als strijdmiddel voor de emancipatie van en beter onderwijs voor de arbeidersklasse. In zijn latere beschrijvingen van de oprichting benadrukte hij het radicale en vernieuwende karakter van de Workshop. Toch is de
Workshop niet in een intellectueel vacuüm ontstaan. Zoals uit het bovenstaande deel reeds bleek,
waren de ideeën van Samuel niet geheel vernieuwend voor Ruskin College. Daarnaast zijn er tevens verschillende historische, politieke en educatieve bewegingen die een inspiratiebron vormden voor Samuel. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt het intellectuele landschap waarbinnen de Workshop zich ontwikkelde behandeld.
2.2
ONTSTAANSCONTEXT: HET BRITSE INTELLECTUELE LEVEN NA DE TWEEDE WERELDOORLOGZowel Sophie Scott-‐‑Brown als Kynan Gentry wezen op het belang Samuel’s opvoeding en carrière voor de oprichting van de History Workshop. Voor dit onderdeel van de scriptie heb ik me dan ook voornamelijk gebaseerd op hun artikelen, als ook het boek van Dennis Dworking, Cultural
Marxism in Postwar Britain.49
Raphael Samuel werd geboren op 26 december 1934 in het noorden van Londen. Zijn moeder, Minna Nerenstein, werd vanaf 1939 lid van de de Britse communistische partij (Communist Party of Great Britain) en communisme was vanaf dat moment een vormde factor in haar leven en bijgevolg ook dat van Raphael. Na haar scheiding in 1941 stortte Minna zich volledig op het partijleven en had hier een heel publieke rol in. Ze organiseerde bijeenkomsten, gaf publieke toespraken en zette verschillende initiatieven op om sociale rechtvaardigheid in de maatschappij te verbeteren, zoals het opvangen van kinderen die op de vlucht waren voor het Nazi regime in Duitsland.50 Doordat Samuel reeds als kind op een heel intensieve manier in aanraking kwam met het communisme was het voor hem echt een manier van leven. Voornamelijk het idee van collectivisme en egalitarisme had een sterke indruk op hem nagelaten
48 Samuel, ‘History workshop 1966-‐‑80’, 414.
49 GENTRY, ‘Ruskin, Radicalism and Raphael Samuel’; SCOTT-‐‑BROWN, ‘The Art of the Organiser’; D.
DWORKIN, Cultural Marxism in Postwar Britain, Durham en Londen, 1997,
50 P. CONWAY, ‘Minna Keal (http://www.musicweb-‐‑international.com/keal/). Geraadpleegd op 20