• No results found

Een beetje verliefd : een onderzoek naar gedrag, gevoel en moraal van meisjes en jongens in Warmenhuizen omtrent uitgaan, verkering krijgen en trouwen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een beetje verliefd : een onderzoek naar gedrag, gevoel en moraal van meisjes en jongens in Warmenhuizen omtrent uitgaan, verkering krijgen en trouwen."

Copied!
134
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Inlcidi:!];_g_

1. Motlve:dng van de onderwerpkeuze • l l l • • • • • • • o • • • • • • • • • • • o o e 2

2. Methodologische opn1erkingen . . . • . . • . • . . . • , . • . • • • • . • . • • • .6 3. Literatuur •••.••.•

4. Drie hoofdstuJ.cken . . . " . . . e • • • Cl • • • • • " • • • • • • • • • • 0 . 15

Hoofdstuk I: Achtergrond~n van een bloeiend uitgaansleven

1. Het uitgaansleven aan het thuisfront. .•

19

2.

is r11aar alleen .. .. 23

3, De jeugd wil thuis wonen, • "' e o e o o o o e o • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 27

4.

Trouwen en san1enwonen. 35

5. Het "patroontje Warmenhuizen" •.•.••...•••.•.••.••••... 37 Hoofdstuk II: De verhou~. de uitgaande jeu~.!!:..

de anderen

1. De uitgaande jeugd en de anderen .•.•.••..•••.• , .••. , .•• , , 43 2. De hiërarchische fasering van het uitgaansleven.

3.

4.

Een klassieke uitgaansgeschiedenis in fasen. Beloning en straf voor standaardemoties.

46

48 ,51 5. De vorming van sekse-identiteit... 52

Hoofdstuk III: Het uitgaansleven

1. De jeugd heeft de toekomst •.•

61

2. Uitgaanspatronen van meisjes en jongens, van jong en oud.

68

3. Het drinken. 77

4.

Het dansen ••..•.. G • O e o o 1 t e o " o e o o o o o 1 > • o • o o o e o • a o • o o • o O o l l J O O 85 5, Het thuisbrengen .•. • • • • • • • • o o e o i t e u 1 1 1 v o o o o o e o o e o o o o o e o o o o e

94

6.

Angst en schaamte . . . e • • • • • ê • • 100

7.

Meisjes - en jongensvriends chappen. 106

8. Traditie en experiment bij jongens en meisjes . . . • • . . . 114

NotAtl"' $ • • ~ l-'ite ra tU1-lr • " 0 0 ~ • 0 • • • " 11 • • • • a o • • " • • • • • • • • 111 e. • • • • • • • • 111 • • °' • i Î .~. 110 1 ,..,.~ 0 l.!..O

(4)
(5)

week de hitlijsten aan met dit liedje. Een heel sei-zoen zingt Nederlands populairste zanger ieder week-end scharen jongens en meisjes in danszalen en disco-theken naar een hoogtepunt toe. Eén keer op een dans-avond steekt er een storm van triomfantelijk sentiment op. Er is de in stilte geleden, eenzaammakende angst, maar bij het diepste gevoel van wat men is - man of vro'l!lw te zijn - hoort ook deze gemeenschappelijk be-leefde euforie.

Wie dit ritueel een zomer lang meemaakt, zal voelen dat het niet André Hazes alleen is die geluksmomentJ ) brengt. De jongens en meisjes hebben elkaars aan- · wezigheid nodig om een beetje verliefd te zijn, aan el-kaars gezelschap hebben zij ook hun angst ep. eenzaam-heid te danken. Samen geven ze gestalte aan het insti-tmlt van de liefde, waarin men deze gevoelens levend houdt en versterkt: het uitgaansleven.

(6)

2

-1. Motivering_ van de onderwe_rpkeu_ze

Tot mijn achttiende jaar heb ik gewoond in Warmenhuizen, in mijn jel1gd nog een klein katholiek tuindersdorp in de kop van Noord-Holland. In de laatste jaren van mijn verblijf daar deed ik, samen met mijn

leeftijdgenoten, mijn eerste ervaringen op met het zoeken van toenadering tot de andere sekse. Van kind af aan was ik zij het op een afstand

-vertrouwd met het fenomeen hofmakerij, zoals dat zich in Warrnenhuizen voordeed. Toen ik de leeftijd kreeg, begon ik stapje voor stapje deze leerschool te doorlopen, Het was een leerschool voor de vorming en de presentatie van mijn vrouwelijke persoonlijkheid. Zo begon ik te beseffen, wat eigenlijk mijn sterke punten waren en hoe ik daarmee de zwakke

kanten kon maskeren of verzachten. Het werd mij duidelijk dat mijn vriendinnen mij soms tot steun waren, maar ook wel eens tot last. Er bestond weinig onduidelijkheid over een ieders populariteit en de gemeenschappelijke kennis van die hi~rarchie was onmisbaar voor de bepaling van de eigen positie en handelingsperspectieven,. Ook de rangorde van gewenste eigenschappen, vaardigheden en uiterlijke kenmerken bleef niet lang voor mij verborgen. Ik leerde wat jongens en rneisjes moeten doen en vooral wat zij moeten laten. De mate van gêne en plaatsvervangende schaamte gaven feilloos de ernst van eigen en andermans fouten en overtredingen aan. Ik voelde de dwingende kracht van conventies en codes, regels en rituelen bij incidentele overtredingen. Die gewaarwording werd sprekender, naarmate bij mij het besef duidelijker werd, dat ik met mijn hele persoonlijkheid in overtreding was. In het instituut van de hofmakerij - het

uit-gaansleven - bestond een waardenori~ntatie, die niet de mijne was. Ambivalentie was het gevolg, Ik wilde me laten gelden, ik zocht naar vervulling van mijn verlangens, maar ik voelde ook afkeer en verzet. Ik zocht naar alternatieven en ik begon te experimenteren.

Dit alles is inmiddels al jaren geleden en mijn eens zo heftige afkeer is heel wat milder geworden. Het meebeleven van dit leven en de daarop volgende jaren van afstand nemen, hebben een mijns inziens ideale combinatie van distantie en betrokkenheid opgeleverd, een mooie uitgangspositie voor een doctoraalscriptie. Mijn onderwerp is dan ook: het uitgaansleven van jongens en meisjes uit Warmenhuizen in de leef tijds grPcp van

.±.

15 tot

.±.

22 jaar in de zomer van 1 981.

(7)

Elkaar het hof maken begint weliswaar vroeger· in het leven en het houdt waarschijnlijk nooit meer op. Elkaar het hof maken kan bovendien in principe overal gebeuren. Ik kies· voor deze leeftijds-groep en haar uitga2~nsleven, omdat zij daar met elkaar een be-langrijke institutie vormen. Eén van de instituties, waarbinnen de regeling van de verhouding tussen de seksen gestalte krijgt en waarbinnen jongens en meisjes op rituele wijze elkaars sekse-identiteit vormen en bevestigen.

Jongeren die zich op een bepaalde leeftijd op een nieuwe manier van hun man- of vrouwzijn bewust worden, maken daarmee een tijd door van grote gevoeligheid voor de andere sekse, In het leven in Warmenhuizen is het getrouwd raken of het vrijgezel blijven een belangrijk maatschappelijk onderscheid. Trouwen loont. Men krijgt niet alleen een echtgenoot, maar in zijn of haar kielzog drijft een stroom van huwelijkscadeaus: het opgenomen worden in de wereld der tweetallen verschaft toegang tot nieuwe, begeerde sociale mogelijkheden. Wie vrijgezel blijft moet dat ontberen, hij fungeert in het geheel op de eerste plaats als schrikbeeld.

Kijk je nu naar mensen die deze waarden delen, mensen die jong en gevoelig zijn, dan is de periode, waarin zij uitgaan van cruciaal belang voor hun levensgeluk. In deze periode staan zij voor de opgave on1 een belangrijk probleem van het samenleven op te lossen, namelijk de regeling van hun verhouding met de andere sekse. Zo heeft een getrouwde vrouw die verhouding op een voor

iedereen bevredigende wijze geregeld. Een vrouw die na een be-paalde leeftijd niet is getrouwd, moet zich veel grotere inspanningen getroosten om een goede verhouding met mannen op te bouwen.

Die regeling blijft er één, soms in haar eigen ogen en zeker in die van anderen, van de t\vcedc garnituur. Hij blijft labiel, biedt minder waarborgen en minder mogelijkheden tot het leggen van contacten. Het bovenstaande is niet uniek voor mijn geboorteplaats. In,.zoveel culturen zit er een richting in de hofmakerij van jongeren , waarbij de verschillende subdoelen tenslotte toch in dienst blijh':n te staan van het einddoel: een huwelijk.

(8)

4

-Vormen van hofmakerij waarbij het huwelijk niet wordt nagestreefd komen in Warmenhuizen bijvoorbeeld voor bij de gehuwdenbals en de grote familiefeesten. Mengvormen komen ook voor. Zou men in Amsterdam in bepaalde café' s gaan kijken, dan zal men daar mensen met zeer uiteenlopende opvattingen aantreffen. De mensen in Warmen-huizen zijn het sterk met elkaar eens over de regeling van de

ver-houding tussen de seks en. Het huwelijk is daarvoor een vanzelfsprekend instituut. Van alternatieven wordt wel kennis genomen, maar ze worden niet op grote schaal uitgeprobeerd. Er bestaat naar mijn mening een vrij grote eenvorrnigheid in levenswijze en overeenstemming in mening op dit punt. Een eenvorrnigheid en overeensternrning die hun uitwerking niet missen op de hofmakerij in het uitgaansleven. Ik heb mij nu afge-vraagd waarom men naar deze overeenstemming en eenvormigheid streeft en verlangt, waar men dat elders niet kan of wil. Hoe dragen ouderen hun opvattingen en levenswijze aan jongeren over? Hoe geven jongens en meisjes in hun uitgaansleven hieraan gestalte? Is er in de verhouding tussen de generaties en de seksen op dit punt sprake van nieuwe ontwikkelingen? Ik wil de verhouding tussen de seksen en de generaties beschrijven, voor zover het gaat om de regeling van de ver-houding tussen de seks en. En vervolgens de onderlinge verwevenheid van de beschreven gedragingen, gevoelens en opvattingen duidelijk maken en interpreteren.

Er bestaat een groot verschil in cultuur tussen het leven in Warmen-huizen en het leven dat ik in Amsterdam leid. Door de overgang van de ene cultuur naar de andere heb ik ervaren dat mensen die bij el-kaar horen bepaalde waarden cultiveren; bij elel-kaar bepaalde eigen-schappen aanmoedigen en elkaars identiteit vormen. Zo wekt men in Warmenhuizen bij elkaar het verlangen op om 'gewoon, net als anderen' te zijn. Mensen streven ernaar zich 'hetzelfde' te voelen. Wie deze sociaal gewenste identiteit heeft, zal daarmee strijdige gevoelens niet gemakkelijk bij zichzelf toe kunnen of willen laten. Samen hebben zij institutionele praktijken ontwikkeld, waarin gewenst gedrag, gevoel en gewenste rnorele opvattingen worden gevormd, en versterkt.

Praktijken die daarmee strijdig gedrag afremmen of zelfs onmogelijk maken.

(9)

Het instituut vaste verkering is daarvan een voorbeeld. Nieuwe

idee~n, andere gevoelens, bijvoorbeeld homoseksualiteit kunnen

daarom niet of nauwelijks bestaan. Zo leven zij in een tamelijk starre cultuur, waarin mensen het bevredigend vinden steeds de-zelfde gevoelens te beleven en eindeloos herhaald tot uitdrukking te brengen in ritueel gedrag. Er is weinig plaats voor alternatieven en wie daarnaar verlangt gaat weg, hoewel nieuwe leefwijzen

uiteindelijk afgedwongen kunnen worden. Het leven lijkt weinig spiritueel en zeer voorspelbaar, met andere woorden: over-zichtelijk, de grenzen zijn duidelijk gesteld. Daarop gedijen zij kennelijk goed en naast de velen die gewoon en hetzelfde geworden zijn en dat graag willen blijven, zijn er de enkele 'spoiled identities' ,( 1) die zich moeten schikken in hun 'lot.

In tegenstelling tot dit leven waarin ik opgroeide, staat het leven van de groep mensen waar ik nu toe behoor. Mensen die op grond van hun intellectuele en/of artistieke vorming bij elkaar horen in een traditie van individualisme: een cultuur waarin de mensen zich juist van elkaar willen onderscheiden. Er staat een hoge premie op oorspronkelijkheid. Degenen die met een origineel commentaar komen op een kwestie als huwelijksproblematiek of degenen die een nieuwe relatievorm uitproberen, verzekeren zich daarmee van aan-dacht. Nieuwe opvattingen, gevoelens en nieuw gedrag raken snel verbreid en worden opgenomen in het gemeengoed van waarden, dat tamelijk diffuus blijft en voortdurend verandert. Geen vaste over-tuigingen en geen vaste instituties. In het besef van uniciteit en in het verlangen naar authenticiteit dat zij, o ironie, gemeenschap-pelijk hebben, leveren degenen die vaak en veel over hun 'persoon-lijke beleving' uitweiden, daarmee al gauw een bewijs van diepte. Wie dat niet kan of wil, loopt het risico voor oppervlakkig te worden aangezien. Sommigen hebben geen maat voor de steeds aanstormende nieuwigheden. Gekwelde geesten, gekneusde persoonlijkheden, ge-broken vriendschappen en huwelijken zijn nogal eens het resultaat. Het lijkt een interessante onderneming om me ,gezeten tussen de brokken, te verdiepen in een groep mensen die een stabieler leven leiden, orn zodoende op solide basis enkele voors en tegens van beide leefwijzen te kunnen afwegen.

(10)

6

-Tenslotte ,en dat is niet de minst belangrijke overweging, hoop ik met mijn onderzoek een bijdrage te leveren aan de sociologische

'body of knowledge'. Ik meende deze pretentie in ieder geval waar te maken door een onderwerp te kiezen, waar nog niet veel socio-logisch onderzoek naar is verricht. Dit lijkt des te eigenaardiger, naarmate het mij duidelijker wordt, dat het fenomeen hofmakerij vrijwel iedereen intrigeert.

2. Methodologische opmerkingen

Ik behandel op descriptief-interpreterende wijze het verschijnsel hofmakerij in een lokale samenleving. Mijn onderzoeksgegevens ver-zamel ik met open interviews, participerende observatie en informele gesprekken. en tenslotte enig cijfermateriaal.

Uit de vele mogelijke benaderingen van het fenomeen hofmakerij en de onderzoeksmethoden die daaruit voortvloeien heb ik deze gekozen. Mijn keuze komt voort uit persoonlijke overwegingen, zoals in het bovenstaande uiteengezet. Zij hebben echter een belangrijke methodo-logische component en wel in die zin, dat ik met deze benadering en methode mijn eigen mogelijkheden optimaal benut.

Jarenlang heb ik deel uitgemaakt van het samenlevingsverband dat ik hier bestudeer. . Gedurende de laatste tien jaar heb ik binnen dat verband

een positie verworven als lid op bijzondere voorwaarden. Ik zou geen mensen kunnen bedenken van wie ik zoveel 'voorkennis' heb als van deze groep. Hun bedoelingen en gevoeligheden zijn de mijne geweest.

Allerlei details en onderscheidingen daarin kan ik duiden, zoals zij dat doen. In een san1enlevingsverband ontwikkelen mensen een gemeen-schappelijk systeem van betekenissen en een gemeengemeen-schappelijk inter-pretatiekader, maar ook collectieve blinde vlekken. Omdat ik zelf deel uitmaakte van dit samenlevingsverband, moet ik aannemen dat ook deze blinde vlekken horen tot het wij-perspectief, waarover ik beschik.

Tien jaar lang heb ik de tijd gehad om afstand te nemen van dit wij-per spe ctief en in die tien jaar heb ik mij als sociologiestudent kunnen oefenen in onbevangen waarneming. Het moet daarmee mogelijk zijn om een beter zicht te krijgen op de onderlinge verwevenb.eid van de be-doelingen en handelingen van alle betrokkenen: een zij-perspectief.1

_,g}

(11)

Het af stand nemen is gepaard gegaan met het verwerven van een bijzondere positie. Dat wil zeggen dat men mij toestaat tot op zekere hoogte anders te zijn en dat zelfs van mij verwacht. Dat verschaft mij bijvoorbeeld de mogelijkheid om zaken te bespreken die men met elkaar niet of op andere wijze bespreekt. Met die positie is daarom tevens mijn onder zoekslegitimatie gegeven, voor zover het om familie, vrienden en andere bekenden gaat. Mijn legitimatie ligt ook in het feit, dat ik een jonge vrouw ben. Ook als onderzoeker blijft men deel uitmaken van de sociale wereld die men bestudeert. Op grond daarvan n'.leen ik dat men als jonge vrouw eerder en gemakkelijker toegang krijgt tot de hartsgeheimen van jonge jongens en meisjes dan bijvoorbeeld als oudere man. Een oudere vrouw kan zich minder gemakkelijk bewegen in dans zalen en disco's als een jonge vrouw.

Vijftien jaé;l_r geleden was ik zelf een meisje, dat in het instituut van de hofrnakerij, het uitgaansleven, toenadering tot de andere sekse begon te zoeken. En hoewel het in mijn onderzoek gaat om

de hedendaagse hofmakerij

1 ligt in mijn benadering een element

van vergelijking besloten. Met behulp van mijn kennis van het recente verleden was ik in staat on1 waarnemingen en uitspraken in een historisch perspectief te zien. Door gesprekken met leeftijd-genoten probeerde ik mijn eigen herinneringen terug te roepen, aan te scherpen en bij te stellen, zodat ik nieuwe ontwikkelingen en veranderingen systematischer kon opsporen en interpreteren. Intieme vertrouwdheid, een periode van oefening in afstand nemen, een optimale legitimatie om vrijuit te praten en ongestoord te

observeren en tenslotte kennis van het verleden, zijn de persoonlijke methodologische voordelen, waarvan ik gebruik heb gemaakt.

Ik begon mijn onderzoek m.et het doorbrengen van de weekends bij mijn ouders, waar ik drie uitgaande broers en een zusje en hun vrienden, in de leeftijd van zestien tot twee~ntwintig jaar kon

observeren in hun verhouding tot hun ouders, familieleden, enzovoorts: de niet-uitgaanders. In het geheel heb ik zeventien weekends thuis

doorgebracht. Naast het observeren had ik open interviews rnet de uitgaande broers en het zusje, de ouders en oudere familieleden.

(12)

8

-Door de observaties, rnaar vooral door de gesprekken,

ori~n-teerde ik mij beter op het uitgaansleven zelf. Op grond van die kennis begon ik zelf uit te gaan de gelegenheden die de uitgaande broers en het zusje beschreven. Ik deed dit in gezelschap van een vriend, een vriendin of alleen, Mijn eigen reacties en reacties van anderen op ons of mij beschouwde ik als informatie. Ik ben zeventien avonden uitge-gaan , verspreid over dertien gelegenheden: bars, danszalen, café' s, discotheken en daarbij nog ettelijke snackbars.

Naarn1ate ik beter op de hoogte raakte, ging ik ook andere mens en interviewen. Ik selecteerde mijn informahten naar aanleiding van vragen, waarvan de antwoorder1 nïijr1s inziens het meest zouden bijdragen tot een samenhangend beeld van het hofmakerijgebeuren of,met termen uit het wij-perspectief, van het uitgaan, het scharrelen, versieren en verkering zoeken. Waar ik aanvankelijk dacht alleen uitgaande jongeren te inter -viewen,bleek het wel zo interessant om ook met niet-uitgaanders te

praten, van wie ik op grond van hun speciale rol in het uitaansleven een ver-helderende kijk veronderstelde en met mensen die op grond van hun buiten-staander spositie een nieuw of ander perspectief zouden kunnen bieden. Zo interviewde ik een notabel ouderpaar, dat zijn kinderen heeft opge-voed tot vroege zelfstandigheid. Dit deed ik nadat ik voor mezelf had geformuleerd, dat de wens van jongeren en. hun ouders orn met elkaar thuis te wonen sarnenhangt met de gang van zaken in het uitgaansleven, Mensen die hun werk hebben in de uitgaanswereld, beschikken uit hoofde van hun beroep over systematische of systematisch vertekende kennis. Daarbij ging ik er van uit dat in een commercHHe uitgaanswereld, con1mercit\le drijfveren nogal eens tot vitale sociale kennis leiden of andersom. Ik begon daarom barkeepers, muzikanten, taxichaffeurs en disc-jockeys aan te spreken.

(Z)

Interviews had ik met een schoonheidsspecialiste en een jong echtpaar dat een bar-dancing runt. Ik sprak rnet twee vertegenwoordigers van de gen1eente om mijn sociografische kennis uit te breiden en met een sociaal-wetenschappelijk geschoolde oud-Warmenhuizener, aan opvattingen ik mijn sociologische visie toetste. Met al deze mensen sprak ik niet alleen over hun professionele weder\vaardighcden, maar ook over hun eigen vroegere leven en hun beleving daarvan.

(13)

Ik interviewde twee pasgetrouwde stelletjes, een verloofd stel en een leeftijdgenoot, die buitenstaander was geworden toen zij de testcase voor 'eigenheid', die het uitgaansleven in onze tijd in hoge n1ate was, niet had doorstaan. Ik sprak met iemand die zichzelf als een mislukte uitgaander had beschouwd en daar ten-slotte overheen kwam. Bovendien heb ik naast dertien gesprek-ken met bovenstaande mensen, zeven interviews gehad met vier jongens en drie meisjes van zestien tot tweeëntwintig jaar, die zich in verschillende fasen van het uitgaansleven bevonden. Gedurende de onderzoeksperiode probeerde ik waar ik maar kon

waarbij ik steeds bepaalde vragen voor ogen had. Wanneer dat mogelijk was selecteerde ik mijn informanten op de vraag of zij zelf veel wisten, een scherp inzicht hadden en dat goed konden verwoorden en of wij goed met elkaar zouden kunnen praten.

Vrijwel alle informanten zeiden het leuk gevonden te hebben

01n over hun uitgaansleven te kunnen praten, één jongeman

weigerde een gesprek en één meisje leek zich niet erg op haar gemak te voelen. Jongens en mannen vonden het leuk om over hun eigen uitgaansleven te praten, maar konden over het algemeen het belang van het onderwerp niet erg inzien. Bij meisjes en

vrouwen lag dat anders, zij waren meestal beter in staat om ge-detailleerd te vertellen wat ze meegemaakt en gevoeld hadden, Ook konden zij dit gevoelige onderwerp rationeler benaderen, ze hadden bijvoorbeeld meer inzicht in praktijken en mechanismen van het uitgaansleven, Behalve met enkele vrouwelijke leeftijd-genoten kwam het onderwerp seksualiteit niet uitgebreid aan bod. Ik kende veel informanten persoonlijk en een nadeel van het be-horen tot de groep die men bestudeert is, dat men gevoelige onder-werpen te goed kent en daarop gaat anticiperen, hetgeen door de ondervraagde ook wordt verwacht. Ik heb in Warmenhuizen nog nooit in gezelschap een gesprek over het eigen seksuele beleven gevoerd, noch anderen dat horen doen. (3)

(14)

10

-Hoewel de seksualiteit een interessant gebied is en zeker ook bij jongeren, die daar zeer mee bezig zijn, gaat het in mijn onderzoek toch voornamelijk over het sociale leren van de mannelijke en de vrouwelijke rol, over 'gender 1

en niet over 1

sex'. Ik heb het zoeken van toenadering tot elkaar niet zozeer als een biologische kwestie, maar als een sociaal proces benaderd. Het is echter ook een feit dat het een 'trained incapacity van sociale wetenschappers is orn biologische kanten van een sociaal proces in hun overwegingen te betrekken, wat idealiter wel zou moeten.

3, Literatuur

Gegevens over het thema hofmakerij verzamelde ik door eigen onderzoek. Daarbij heb ik de literatuur over het onderwerp gebruikt om ideeên op te doen en mijn eigen aanpak met de benadering van anderen te vergelijken. Daarbij stelde ik mijzelf vragen als: hoe dicht blijft deze onderzoeker bij zijn materiaal? Wat zijn de ver-diensten van een kwantitatieve benadering? Wat wil die auteur weten en zijn de begrippen die hij gebruikt daartoe ge<:;igend? Hoewel mij na enig zoeken duidelijk werd, dat er nog niet veel onderzoek is gedaan naar hofmakerij, zou het toch nog heel wat studie vergen om de litera-tuur in zijn geheel te overzien. Zo zijn cultureel-antropologen, Margaret

Mead bijvoorbeeld, nieuwsgierig geweest naar hoe bij exotische volken de toenadering

tuss'~n

de seksen verliep.( 4 )

In

de Nederlandse sociologie zijn er enkele oude sociografen geweest die een hoofdstuk wijdden aan vrijen en trouwen. (S) In de literatuur over jeugdcultuur en meisjes- en jongenscultuur is aandacht besteed aan hofmakerij. (6) De l>îederlandse gezinssocioloog Kooy heeft opinies en houdingen van jongeren ten aanzien van de seksuele kanten van de omgang tussen jongens en meisjes gekwanti-ficeerd. (7 ) Er is veel Amerikaans 'dating' onderzoek onder universiteits-studenten. (S) In verschillende tijdschriften over gezinssociologie wordt aandacht besteed aan het proces van verkering krijgen. (9)

(15)

Een aantal studies die ik hier kort zal bespreken, hebben mij om verschillende redenen op weg geholpen. In de Sociological Revi.ew verscheen een artikel van D. Barker over de verhouding tussen ouders en kinderen uit de lagere sociale klassen in het Engelse provincie-stadje Swansea, toegespitst op de verkeringstijd van de kinderen.

(lO)

Wat Barker daar vond, vond ik gedeeltelijk in Warmenhuizen! in de onderzochte gemeenschap bestaat een traditie waarin de kinderen, gestimuleerd door hun ouders ,graag thuis blijven wonen, ook nu zij materieel in sta;\t zijn om ongetrouwd zelfstandig te wonen. Kinderen en ouders blijven relatief lang economisch, sociaal en emotioneel afhankelijk van elkaar. In dergelijke gezinnen hebben de ouders door hun voorbeeld en andere vormen van bei'nvloeding aanzienlijke zeggen-schap over de keuze van een verkerings- en huwelijkspartner van hun kinderen. Hetzelfde doet zich voor in Warmenhuizen, maar de be-moeienis van de ouderen reikt verder: zij hebben ook invloed op de hofmakerij-activiteiten van hun kinderen in het uitgaansleven. De auteur komt tot de conclusie dat homogamienormen in Swansea goede indicatoren zijn voor 'betekenisvolle grenzen', zoals de bewoners die ervaren. Met deze conclusie voelde ik mij gesteund in mijn opvatting, dat het instituut van de hofmakerij in Warmenhuizen

- het plaatselijke uitgaansleven - een testcase is voor het al dan niet behoren tot de wij-groep ofwel 'eigen volk'.

Aan deze of gene zijde van 'betekenisvolle grenzen' staan betekent in Warmenhuizen in de eerste plaats het) liefst in gezinsverbandJ behoren tot de plaatselijke gemeenschap. Kinderen gaan hier meer verloren voor hun ouders en familieleden, wanneer zij verkering krijgen met iemand van buiten de kring die verder weg woont, dan wanneer zij trouwen met iemand uit de plaatselijke gemeenschap die uit een hogere of lagere sociale klasse komt. Barker spreekt in dit verband over 'localityhomogamy' ..

Het gaat hier om plattelandsgezinnen uit de lagere sociale klassen, die als geheel zijn georganiseerd in een grotere gemeenschap.

In deze gemeenschap oefent men sociale controle op elkaar uit. Die betreft niet alleen individuen, maar ook gezinnen als geheel. In een dergelijke sociale organisatie hebben kinderen uit een 'goed gezin' een streepje voor op de huwelijksmarkt en hun uuders ver-krijgen aanzien als 1

goede vaders en moeders 1 •

(16)

12

-Na haar huwelijk promoveerde D. Barker als D. Leonard op een onderzoek naar het proces van verkering krijgen en trouwen in dezelfde provinciestad. (12) Zij volgt een aantal stelletjes in dat proces, is te gast op hun verlovingsfeestjes. vrijgezellenavonden en bruiloften en spreekt uitgebreid met hen over hun beleving van de verkeringstijd en de feestelijke hoogtepunten daarJn. Zorgvuldig beschrijft zij dit proces en ze legt de nadruk op de rituele aspecten daarvan. Door haar ge-sprekken met de aanstaande echtparen legt ze ook vast hoe deze ritu-elen een verandering in het zelfgevoel van de verkeringspartners te-weeg brengen. Het stelletje wordt meer en meer aan,;esproken op de toekomstige rollen van getrouwde man en vrouw en de jongen en het meisje hebben hun verkeringstijd nodig om zichzelf en elkaar zo te leren zien in relatie tot de anderen. Een onderzoek, waarin consequent het sociologisch belang van rituelen naar voren komt en een

be-nadering waaraan ik een voorbeeld genomen heb. Leonard komt in haar concluderende opmerkingen echter opeens met een zogenaa1nde verklaring, die nogal geforceerd aandoet. De huwelijksceremonie is in feite de ondertekening van een arbeidscontract,zegt zij en pas als men inziet dat het huwelijk een arbeidsverhouding is, worden ver-kerings - en huwelijks rituelen en-instituten begrijpelijk. Zij neemt het haar collega's kwalijk, dat zij alleen 'emoties' bestuderen. Zonder enige twijfel is het huwelijk ook een arbeidsverhouding, maar de enorme ver-klaringskracht van dlt feit ontgaat mij. Het lijkt erop, alsof zij haar hele betoog meer gewicht wil geven door op de valreep met dit begrip aan te komen.

Het enige, recente Nederlandse onderzoek naar hofmakerij dat ik vond, werd gedaan door C. J. Straver van het Nederlands Instituut voor

Sociaal Seksuologisch Onderzoek, het NISSO. In 1974 legde Straver aan een representatieve steekproef van duizend jongens en meisjes van

vijftien tot eenëntwintig jaar en vijfhonderdvijfenvijftig ouders een vragenlijst voor. Met de resultaten daarvan beschreef de auteur de totstandkoming van contacten tussen jongens en meisjes en kreeg hij antwoord op de vraag hoe zij dit toenaderingsgedrag leren.

(13)

Een uitgebreid onderzoek, dat ik vooral met belangstelling las omdat er zoveel goede vragen in worden gesteld. Vragen die bij observaties en interviews net zo belangrijk zijn als in een enquête. Minder

(17)

Zo vond ik bijvoorbeeld het feit,dat vijftig procent van de res-pondenten het moeilijk vond om contacten te leggen weinig

ver-helderend. Straver vond het veel, ikzelf vond het eigenlijk weinig en wat dan nog?

De onderzoeker heeft zijn vraag scherp afgebakend en nauw omschreven. Hij wil weten hoe des eks en de handeling van het contact leggen met elkaar oefenen en uitvoeren en wat zij daar-bij van elkaar leren. Naar aanleiding van deze vraag is een vragenlijst opgesteld, die echter in een cultureel en historisch vacuüm zweeft. Deze benadering blijkt te leiden tot een heel ander beeld van de rol van de ouders dan bijvoorbeeld in het onderzoek van D. Barker en in mijn eigen onderzoek. In onze onderzoeken komen ouders naar voren,die grote invloed hebben op het uitgaansleven van hun kinderen. Deze bei'nvloeding vindt plaats binnen een verhouding van wederzijdse materi~le en emotionele afhankelijkheid. Straver, die weliswaar een veel grotere populatie onderzoekt, moet constateren dat de handeling van het contact leggen zich ten eerste aan de waarneming van de ouders onttrekt en dat zij dit leerp:r.oces ten tweede beoordelen als mensen die het zelf al geleerd hebben en daarom geen adequate tips en goede raad kunnen geven. Beide constateringen zijn niet

strijdig rnet onze observaties, maar leiden toch tot een ander beeld van de ouders; mensen die wel belangstelling hebben, maar

eigenlijk weinig kunnen doen. Ondanks de interessante vragen die Straver zich stelt, zijn de resultaten niet echt verhelderend. De generalisatiepretenties die men bij dergelijke onderzoeken probeert waar te maken vereis en een zodanige verschraling van de

ge-bruikte begrippen, dat dat tot trivialisering van de resultaten leidt. In mijn eigen onderzoek bespeurde ik een toename van de vriend-schàppelijke contacten tussen jongens en meisjes. Straver maakt daar ook melding van en hij constateert dat dit gepaard kan gaan

met toenemende verwarring, Zelf heb ik deze verwarring ambivalentie genoemd en zoals ik dit fenomeen beschrijf, veel sterker bij

(18)

14

-In 1937 en 1938 publiceerde de Amerikaanse socioloog W. W, Waller enkele artikelen over hofmakerij en het proces van verkering krijgen, onder andere op basis van observaties onder zijn eigen studenten. (l 4 ) Uit een biografie over Waller(15) blijkt dat belangrijke gebeurtenissen in zijn eigen leven en vooral zijn pijnlijke ervaring daarmee hem tot sociologische reflectie brachten. Zo promoveerde hij enkele jaren na eigen scheiding op een onderzoek naar het aanpassingsproces dat ex-echtgenoten doormaken na hun scheiding. Als etnomethodoloog av.iant-la-lettre probeerde hij in zijn participerende observatie verschillende rollen uit. De reacties van anderen maar ook zijn eigen reacties be-schouwde hij daarbij als \Vaarde volle i11.formatie. In deze biografische gegevens herkende ik mijn eigen methodologische uit gans punten.

J. Goudsblom vergelijkt in ~alans van de sociologie natuuronderzoekers met onderzoekers van de samenleving. Hij stelt dat natuuronderzoekers weliswaar deel uitmaken van de natuur, maar 'mede dankzij èen toe-nemende beheersing van de tussenmenselijke verhoudingen en indivi-duele impulsen en gevoelens, hebben geleerd deze met meer en rneer succes te onderzoeken'. ( 16) 'Sociologen beschikken ten opzichte van hun studieveld lang niet over een gelijke mate van institutionele bescherming en zelfbeheersing als natuuronderzoekers!. ( 17 ) Waller koos nu voor een aanpak, waarbij het zelfonderzoek tot methodologisch principe werd. Hij maakt gebruik van de omstandigheid, dat institutionele bescherming ont-breekt en oefent zijn zelfbeheersing. Zijn resultaten hebben mijn inzicht in hofmakerijprocessen vergroot. Zo wijst hij erop dat de liefdesemotie werkzaam is binnen het maatschappelijk mechanisme van 'soort zoekt soort' en dat ondersteunt en niet ondermijnt, zoals in de romantische opvatting het geval is. Waller stelt vast dat de liefdesemotie geen pure, reine em_otie is, maar altijd in gezelschap is van minder verheven ele-menten, zoals het verlangen om door anderen benijd te worden, het ver-langen naar het aanzien dat de status van volwassenheid met zich mee brengt. Het verliefd worden is geen spontaan gevoel, maar een cultureel imperatief. In de instituten en rituelen waarin het gevoel van verliefdheid gestalte krijgt, kan men de werking van uitbuitings en onderhandelings -principes waarnern.en,

(19)

In Balans van de sociolog~e- formuleert J. Goudsblom wat een kleine gemeenschap als die van Warmenhuizen mijns inziens kenrre rkt. Hij noemt de fundamentele tussenmenselijke binding van de solidariteit.(l 7a) Met deze gebondenheid van een groep mensen aan elkaar ondersteunen mensen elkaar, maar zij oefenen ook dwang op elkaar uit. Men ver-schaft en ontleent aan elkaar zijn identiteit, maar men dwingt elkaar ook tot het 'gewoon, net als ieder ander zijn 1

Gewoon zijn en getrouwd zijn is onlosmakelijk met elkaar verbonden in Warm.enhuizen, WannPer mensen niet trouwen, tast dat hun identi-teit aan. Zij worden door anderen en zichzelf gedwongen tot een twee-derangsbestaan. E. Goffman beschrijft nu hoe rnannen en vrouwen in een subtiel samenspel elkaars en eigen sekse-identiteit produceren in complementaire rituelen. (l 7b) Iedere man moet voor het tonen en be-leven van zijn sekse-identiteit beschikken over een daarvoor ideaal publiek: zijn vrouw. Andersom geldt hetzelfde. Wie dat publiek niet tot zijn beschikking heeft, kan zijn sekse-identiteit niet bevredigend beleven.

Drie hoofdstukken

In hoofdstuk één komt ter sprake hoe de mensen in Warmenhuizen elkaar er van overtuigen, dat hun eigen uitgaansleven het meest te bieden heeft. Ouders en kinderen zijn aan elkaar gebonden en jongeren willen dan ook thuis en in het eigen dorp blijven wonen. Daar gaan zij ook uit en ze spiegelen zich aan de ouderen: ze willen niet alléén blijven, maar trouwen en zo een eigen thuis en zelfstandigheid verwerven. Dit "patroontje Warmenhuizen" is langzaam maar zeker aan het veranderen.

Hoofdstuk twee gaat over de verhouding tussen de generaties. De jeugd is ontvankelijk voor de op het gebied van de liefde ervaren, oudere generatie. De aandacht van de ouderen is voortdurend gericht op de uitgaansbelevenissen van de jongeren. Zij begeleiden hen op hun weg naar het einddoel: een huwelijk en werken intussen naarstig aan de opvoeding van hun kinderen tot man of vrouw.

In het laatste hoofdstuk geven de jongens en meisjes in het uitgaans-leven gestalte aan het toekomstideaal dat zij n-1et de ouderen gemeen hebben, Ze bouwen met elkaar een hi~rarchische fasering in het uit-gaansleven op. In de omgang met elkaar brengen jongens en meisjes

(20)

16

-ieder op eigen wijze het ideaal van de paarvorming tot uitdrukking, hetgeen voor de meisjes gevoelens van ambivalentie met zich meebrengt.

Ik besluit de inleiding met een woord van dank aan alle informanten in het bijzonder mijn ouders, broers en zussen. Mijn begeJeidsters Christien Brinkgreve en Ali de Regt dank ik voor hun belangstelling en goede raad, Sjaak Dekkers en Lida Jong voor hun niet aflatende morele steun en hun commentaar op eerdere versies, Enide de Vries voor het typewerk en Rina Ruijter voor de fotoreportage.

(21)

H 0 0 F D S T U K I:

(22)
(23)

-1. ·Het uitgaansleven ~_§l-n het thuisfront

Jongeren ontmoeten elkaar net als andere mens en bij allerlei gelegenheden in en buiten het dorp. Ze zien elkaar in winkels en bij sportevenementen, bij de tandarts in de wachtkamer of in de bus naar school. Om die toevallige ontmoetingen gaat het hier niet. Het gaat hier om de ontmoetingen met een voor iedereen duidelijke erotische intentie, de ontmoetingen in het uitgaans-leven. ( 18) In zijn onderzoeksverslag van het Toenaderingsge_drag, van jongens en meisjes schrijft C. J. Straver, dat zij met elkaar op school en in de vrije tijd handelingsperspectieven ontwikkelen voor de toenadering tot elkaar. ( 19) De jeugd uit Warmenhuizen gaat veelal in Alkmaar, Bergen en Schagen naar het voortgezet onderwijs en draagt daar ongetwijfeld haar steentje bij aan 'het ontwikkelen van handelingsperspectieven'. Stravers' gelijkstelling van 'school en vrije tijd' gaat voor hen evenwel niet op. Zij kennen maar één doorslaggevend forum voor de presentatie van hun

mannelijke en vrouwelijke persoonlijkheid en dat is het uitgaans -leven in het eigen dorp en in de omringende dorpen: het thuisfront. Het met elkaar praten en fantaseren over de andere sekse op school blijft voor hen kinderspel, vergeleken met wat er tegelijkertijd in hun eigen uitgaansleven op het spel staat. Het gedoe op het schoolplein is hoogstens een goede oefening voor wat er in het eigen uitgaansleven gepresteerd moet worden.

Het gaat hier om het uitgaansleven, dat een directe voort-zetting is van de plattelandstradities van vorige generaties en dat zich de laatste twee decennia sterk heeft uitgebreid. Het uit-gaan is vanouds een geliefd onderwerp van gesprek, in de

eerste plaats voor de 'uitgaanders' zelf , maar zeker ook voor de

oudere:f:~en

weet van kind af aan wat uitgaan is: elkaar ontmoeten

op de scharrel- en versiermarkt. (20) Het is dan ook voorbehouden aan een zeer bepaalde leeftijdsgroep. Vanaf het veertiende, vijf-tiende jaar gaat men uit totdat men met eenentwintig, twee~ntwintig

jaar trouwt en volwassen wordt. Wie daarna nog uitgaat is aange-wezen op 'gelegenheden voor de wat ouderen' en in een gunstiger geval wordt van de uitgaander opgemerkt, dat hij of zij 'er erg van houdt'.

(24)

20

-Het uitgaansleven is dus niet alleen een scharrelmarkt, maar ook een huwelijksmarkt.

De jeugd uit Warmenhuizen komt met de jeugd uit enkele andere dorpen bij elkaar in de café's en danszalen met één gemeenschappelijk, doel:

ze willen elkaar. Dat brengt de erotische spanning en verwachting met zich mee, waarop het uitgaansleven drijft. Het is dezelfde sfeer die de ouderen kennen van de zomerkermissen en de winterbals, die nu door kinderen wordt voortgezet in het geêxpansioneerde uitgaansleven. De ouders en de ouderen slagen erin de kinderen het gevoel te geven dat het deelnemen aan het uitgaansleven aan het thuisfront v;:i,n het hoogste belang is voor hun toekomstig levensgeluk. Ondanks het feit, dat de jongeren dagelijks naar Alkmaar en Bergen fietsen, waar zij naast hun school ook een gevarieerd uitgaansleven aantreffen, delen zij de mening van de ouderen, dat het eigen uitgaansleven veel meer te bieden heeft. Een eenentwintigjarige jongen z.egt hierover:

'Volgens mij gaan wij hier in Warmenhuizen veel mooier uit dan bijvoorbeeld in Bergen. Daar is het niet gezellig en dat zie je al als je ergens binnenkomt. Er staan allemaal verschillende drankjes op de bar'.

Waarmee hij wil zeggen, dat rnen elkaar daar niet kent en daarom alleen iets voor zichzelf bestelt in tegenstelling tot zijn eigen 'veel mooier' (21) uitgaansleven, waar men in grote groepen meer en minder bekenden rondjes bestelt.

In 'hun tijd' ging de oudere generatie als vanzelfsprekend om met jongens en meisjes uit eigen milieu en omgeving. Er was maar één uitgaansleven: de bals en de kermissen van het eigen dorp en de

om-liggende plaatsen. Zo was het traditie dat kinderen naar de 'eigen kermis' en naar 'moeders' of vaders' kermis mochten, als vader of moeder

oorspronkelijk uit een ander dorp kwam. In dat uitgaansleven vonden zij vaak hun echtgenoot, die met dezelfde opvattingen over scharrelen, ver-kering en huwelijk was opgegroeid. De echtgenoot paste bij de schoon-familie en het jonggehuwde stel bleef als vanzelfsprekend in de omgeving wonen. Die tijd is voorbij. Andere uitgaanscircuits zijn aan de horizon verschenen en daarmee is de waarde van het eigen uitgaansleven expliciet geworden en wordt des te duidelijker gevoeld.

(25)

Dit mechanisme werkt niet all één in het uitgaansleven. Het gaat hier om een groep mensen, die tegelijkertijd alternatieve definities van de werkelijkheid in hun hoofd hebben: die van hun eigen wij-groep èn die van de hele maatschappij, waar zij toch ook deel van uitmaken. (Zla) Het uitgaan is een testcase voor het al dan niet behoren tot de

wij-groep ofwel het 'eigen volk'. Een nu vijfentwintigjarige jongeman, de zoon van een dorpsnotabele die na de lagere school al snel een buitenstaander werd, reageerde op mijn verzoek om een interview over het uitgaansleven met 1

0 ; je bedoelt het meer boerse

ui.tgaansleven'. Een moeder die haar kinderen via het plaatselijke uitgaans -leven aan de man en aan de vrouw ziet komen, beschouwt het uit-gaan ook als een vuurproef:

'Op de lagere school gaat het dan meestal wel met kinderen van wie de vader en moeder hier niet van-daan komen, maar later wordt het toch anders.

Zulke mensen weten immers niet wat ze moeten

denken van hoe het hier gaat met uitgaan en dan wordt het er voor zo'n kind niet makkelijker op om overal gewoon aan mee te doen'.

Homogamienormen zijn hier even als elders goede indicatoren voor de grenzen tussen de wij-groep en de zij-groep en hier is ook sprake van wat D. Barker in haar onderzoek in Swansea vindt, namelijk 'locality homogamy'. (22)

Zo is het een vaste gewoonte van de ouderen om, wanneer één van de kinderen of hun vrienden met iemand thuiskomt, te achter-halen waar hij of zij vandaan komt, uit welke familie hij of zij afkomstig is en van wie dat weer familie is. Het doet dan plezier, wanneer ze kunnen vaststellen, dat ze de jongen of het meisje kunnen thuisbrengen. Een ouderpaar was enthousiast over de jongen die hun

zeventienjarige dochter mee naar huis genomen had. Over zijn be-zoek werd in geuren en kleuren verslag uitgebracht. Van alle posi-tieve punten, die werden opgenoemd luidde er één:

'Hij is de zoon van de broer van buurvrouw'.

Jongeren schijnen dit soort vragen van hun ouders toch minder van-zelf sprekend te gaan vinden.

(26)

22

-Zo vertelde een achttienjarig meisje dat ze haar nieuwe vriend had uitgenodigd om een avond bij haar thuis koffie te komen drinken. Ze zag er een beetje tegen op, omdat 'mijn vader en moeder altijd meteen beginnen te vragen, waar ze vandaan kon1en en of ze die en die dan kennen'. Ze vermoedde echter al wel, dat de vriend bij haar ouders in de smaak zou vallen, want 'hij komt uit Waarland en mijn moeder komt daar ook vandaan'.

Op zeker ogenblik verwerven jongens en meisjes de uitgaansstatus Zij gaan tegen het einde van de lagere school met elkaar op werkweek en daarna blijven ze elkaar ontmoeten 's avonds op straat en in het zwembad. Bij slecht weer biedt de snackbar uitkorr:s t en de n1eer devoten wagen een kansje op het jeugdkoor van de kerk, alhoewel het vrouwenoverschot daar chronisch is. Het 's avonds buiten spelen gaat langzamerhand over in het 'over straat dangelen'. (23) De in-stelling van de zomertijd komt de aspirant-uitgaanders daarbij zeer van pas, zo bleek uit een gesprek tussen twee ongeveer dertienjarige meisjes bij de bushalte. Nadat ze met elkaar hadden besproken met welke jongens ze de laatste tijd het meest omgingen, vroegen ze zich nieuwsgierig af met wie ze later zouden trouwen. Öf ze zouden trouwen kwam hier niet ter sprake. Hun volgende onderwerp betrof de zomer-tijd, die juist was ingegaan. Een van beide meisjes zag hierin een groot voordeel, 'want nu het elke avond weer zo lang licht is, zie ik Niels in ieder geval 's avonds op straat'.

Aan het begin van het winterseizoen gaat 'iedereen' van zijn of haar schooljaar op dansles, die in een van de dans zalen van het dorp wordt gegeven met na afloop 'nog even nazitten in het voor café.

Zo rolt de jeugd op dertien - >veertienjarige leeftijd het uitgaansleven binnen en ze weet niet beter of het hoort zo. Dat klinkt wat overdreven voor een gewoonte, die om de paar jaar een tikkeltje anders wordt - tot voor kort was er geen dansles in Warmenhuizen en nog iets langer geleden gingen de jongens en meisjes niet met elkaar op werkweek -voor de aspirant-uitgaanders zelf gaat er een dwingende kracht van uit, En voor hun ouders niet minder. Zij zien het uitgaansleven, misschien nog meer dan hun kinderen, als de aangewezen weg om contacten te leggen met de andere sekse. Daarmee is het plaatselijke uitgaansleven hèt instituut van de hofmakerij, waar zij hun kinderen behoedzaam

(27)

binnen loodsen. Wie nu niet meekomt, kan het straks ook wel vergeten. Wie nu niet mee '"Oefent, verliest de aansluiting. De uitgaansgroepen en -stelletjes zijn dan gevorrn.d en alleen is maar alleen.

2. Alleen is maar alleen

En n1et zijn twE'.e~n is ook niet alles, zouden sommige mensen daar aan toevoegen. Echter niet in Warmenhuizen. Als ouders en met hen de familie, de buren en de kennh>sen één ding voor hun kinderen verlangen, dan is het getrouwd raken en een eigen 'thuis 1 krijgen. Hun kinderen delen dat verlangen met hen. Gelijkwaardige alternatieven van het huwelijk bestaan waarschijnlijk nergens in Nederland, maar in Warmenhuizen krijgen ze wel heel weinig kans. Mannen en vrouwen voelen het uitgaan, verkering krijgen, trouwen en zodoende een zelfstandig bestaan verwerven gelijkelijk aan als de ideale gang van zaken. Niemand denkt van zichzelf dat hij of zij alleen door het leven zal gaan. Mensen die op een bepaalde leeftijd moeten inzien, dat ze vrijgezellen geworden zijn, betreuren dat. Ze hadden niet gedacht dat het zo zou lopen in hun leven en ook hun dierbaren betreuren dat. Het alleen zijn is een zeer delicaat

onderwerp en dat blijkt ook uit conversaties als de onderstaande: schoonmoeder:

schoondochter: schoonmoeder:

1 En, heeft je broer al verkering? 1

1$oNeeo.1

,

Deze vragen worden op enigszins beduchte toon gesteld, wanneer het mensen betreft, die idealiter al getrouwd waren. Bij ontkennende antwoorden wordt de conversatie op neutrale toon afgerond. Beide partijen voelen zich pijnlijk getroffen. De vragende partij voegt vaak nog een troostende opmerking toe in de trant van 'we zijn niet allemaal hardlopers'. Blijkt de besproken persoon 'iets aan het handje te hebben', dan wordt dat verhaal in geuren en kleuren ver-teld. Er is sprake van opluchting, men leeft oprecht mee en men hoopt dat de verkeringstijd naar wens zal verlopen.

Bij het zoeken naar een beeld, dat de verhoudingen in de hele gemeenschap -op dit door iedereen als belangrijk ervaren levens-gebied- goed zou kunnen weergeven, kom.tal gau\•.r de

(28)

gevestigden-- ~4

-De getrouwde mensen zijn hier de gevestigden en de ongehuwden de buitenstaanders. De gevestigden doen helemaal geen moeite om hun gele-deren gesloten te houden, integendeel, zij nemen met open armen de nieuwe paren op. Iedereen kan lid worden van de club, echter op voor-waarde dat hij een ander meebrengt. De getrouwden zijn slechts in die zin gevestigden, dat zij er in slagen de ongehuwden ver beneden zich te houden. Een getrouwd mens heeft ontegenzeggelijk een hogere status dan een vrijgezel. Zo kan een getrouwde man het zich veroorloven om schalks bij een vrijgezel te informeren naar zijn eventuele verkering. Het komt in de vrijgezel niet eens op om zijn gezelschap te vragen hoe het nu met zijn huwelijk staat. En anders zal hij zich wel wachten om voort te bor-duren op dit voor hem zo hachelijke onderwerp. Getrouwden noemen on-getrouwden vaak 'overschieters' of 'halfies'. Een vrijgezel zou met veel moeite wel op de maatschappelijke ladder kunnen stijgen, in één belang-rijk opzicht wordt hij of zij niet voor vol aangezien. Hij heeft zijn ver-houding met de andere sekseniet op bevredigende wijze weten te regelen. Omgekeerd zijn er ook mensen die -balancerend op de rand van onmaat-schappelijkheid bijvoorbeeld door een combinatie van een slecht thuis en fysieke onaantrekkelijkheid - door een huwelijk toch in de maalstroom van het normale worden meegetrokken. Vrijgezellen vervullen een be-langrijke functie in de hele figuratie, die bestaat uit getrouwden en trouw-lustigen: zij belichamen het schrikbeeld. De vrijgezel vertegenwoordigt de pech, het stun1perige en het onvolledige en tenslotte ook de eenzaam-heid.

In deze gemeenschap met zijn sterke sociale controle is het 'gewoon net als alle anderen zijn' een waarde. Gewoon zijn is een begerenswaardige verworvenheid.

(z

4) Sterker, de ijzeren dwang tot gewoon zijn leidt er toe, dat veel mensen niet anders kunnen willen. Wee hem die dat wél kan, maar echt ongelukkig is de vrijgezel, die het ongewoon zijn als een speling van het lot beleeft. Een belangrijk bestanddeel van het gewoon z.ijn is het ge-trouwd zijn en vrijgezellen wijken af. Hun geringe aanzien op het gebied van de liefde mist zijn uitwerking niet op hun leven en hun zelfbeeld. Het is niet alleen praktisch gesproken moeilijk om zijn leven als alleenstaande te orga-nis eren in een wereld die voor en door tweetallen is ingericht, ook het stigma

",

(29)

weggaan en zich elders herori~nteren of op basis van ongelijk-waardigheid bij zijn familie en bekenden blijven. Hij zal zich er in moeten schikken, dat men over hem spreekt als 'nou ja zo'n knul1,

terwijl zijn getrouwde leeftijdgenoten allang mannen geworden zijn. Zo zullen twee ongetrouwde san1enwonende zussen tot aan hun dood 'die meiden' worden genoemd. Ongetrouwde mannen en vrouwen blijven de kinderen van hun ouders. Een kleine gemeenschap zoals Warmenhuizen wordt gekenmerkt door de fundamentele tussen.-menselijke binding van de solidariteit.

(z

4 a)Dat wil zeggen dat men in de wij-groep elkaar steunt, men verschaft en ondersteunt bij-voorbeeld elkaars identiteit. Maar in solidariteitsbindingen ligt ook dwang besloten. Zo is een van de diep gewortelde instituties van het samenleven in Warmenhuizen de paarvorming. Daarin onderscheidt men zich in Warmenhuizen niet zozeer van andere mensen. Echter wel in die zin, dat er sprake is van een onont-koombare dwang tot paarvorming. Daarom valt of staat iemands

identiteit ook met de maatschappelijke status van getrouwd of on-getrouwd zijn. Dit dwingende instituut van het huwelijk levert be-halve 'identities 1 ook 'spoiled identities' op. Mens en zijn niet ongetrouwd ge bleven omdat ze altijd al een 'beetje vreemd' waren, maar ze zijn een 'beetje vreemd 1 geworden, omdat zij nooit

ge-trouwd zijn. .Een beetje vreemd , niet alleen in de ogen van anderen, maar ook in de beleving van zichzelf.

Alleenstaande mannen hebben net als gehuwde mannen hun werk en zij kunnen als man alleen deel hebben aan alle vrijetijdsactiviteiten die getrouwde 1nannen ook als man alleen hebben, zij het op basis van ongelijkwaardigheid. Alleenstaande mannen staan voor de opgave om voor zichzelf een huishouden te voeren en een thuis te scheppen en

juist dat 'thuis 1 is zo'n belangrijke verworvenheid van getrouwde n1annen.

Alleenstaande vrouwen zullen daar wat minder moeite mee hebben. Zij moeten zich daarentegen op eigen kracht een plaats in het open-bare leven bevechten, waar hun getrouwde z11sters die hebben door

'achter hun man' te staan. Wanneer zij geen vaste baan hebben,

k .. .._ d ,, b f . .. 1 • 1

(30)

26

-Bij ontstentenis van duidelijker bezigheden worden ongehuwde vrouwen nogal eens naar het doen en laten van anderen toegedreven. Hun bemoeie-nis wordt echter pas op prijs gesteld wanneer men het zelf niet meer kan bolwerken. Overwerkte moeders, oude mensen met gebroken ledematen, vaders die rnet de kinderen blijven zitten; waar ziekte en zeer is, vindt men ongetrouwde vrouwen. Zij investeren hun energie en emotie in ander-mans ellende. Overigens is het niet uitgesloten om met deze inspringfunctie toch aanzien te verkrijgen. Zo kon men}ijdens een receptie ter ge -legenheid van het ambtsjubileum van een ongehuwde postagentschaphoudster> de ceremoniemeester pastoors speech als volgt horen introduceren:

'Ik wil u natuurlijk niet te na komen, rnijnheer pastoor, maar het mag hier toch wel even worden vermeld, dat de jubilaresse waarschijnlijk meer mensen te biecht heeft gehad dan u in uw hele loopbaan als zieleherder nog zult spreken'. (25)

Het zijn echter de minder aanzienlijken die de regel vormen. Behalve in-springen in ge zins situaties, collecteren ongetrouwde vrouwen voor het Anjerfonds, zij houden de kerk schoon of ze bedienen op de bruiloften van hun fortuinlijker zusters. (26)

Aangezien de huwelijksband in de leeftijdscategorie twintig en ouder de meest vanzelfsprekende verhouding is waarmee wordt gerekend en reke-ning gehouden, moet de vriendschap het ontgelden. Vriendschap is een re-latievorm die voor komt in het leven van kinderen en tieners. Zij gaan

dagelijks met hun vrienden om, ze komen bij elkaar thuis, met hun vrienden hebben zij een hechte band. De vriendschap behoort echter bij het leven vóór je verkering kreeg. Daarna gaat het met veel vriendschappen snel bergaf-waarts. Je bent in een tweetal ondergebracht en het stelmodel verdraagt zich slecht met het vriendschapsmodel. Soms wordt vriendschap zelfs ge-zien als een noodzakelijk kwaad voorafgaand aan het huwelijk. Zo vertelde een nu drieElndertigjarige, getrouwde vrouw:

'Ik hield nooit echt van mijn vriendinnen. Het hebben van vriendinnen heb ik altijd gevoeld als een overbrugging naar verkering. Toen ik eenmaal verkering had, liet ik mijn vriendinnen vallen als baksteen'. Bij een a11dere vrouw lag de zaak anders. Van kind af aan had zij een harts -vriendin, haar buurmeisje. Als kinderen zag men de één niet zonder de

(31)

ander en als tieners gingen ze steevast met elkaar uit. Totdat de vriendin verkering kreeg. Van de ene dag op de andere was de vriendschap uit. Totdat ook de andere verkering kreeg. De vriend-schap flikkerde toen even op en raakte daarna definitief uit, de mannen lagen elkaar niet. Een jongeman die verkering kreeg be-klaagde zich erover, dat zijn boezemvriend niet meer bij hem kwam. Hij realiseerde zich kennelijk niet, dat ook de alleen overgebleven vriend vond, dat liefde boven vriendschap gaat en het gepast vond om het initiatief nu aan zijn vriend over te laten. Dat bleef echter uit en het was snel gedaan met de vriendschap. Wanneer echtparen vrienden hebben, zijn het altijd andere tv1eetallen. Het voegt hen minder om met mensen om te gaan, die geen deel uitmaken van een echtpaar. Zo was het een zevenentwintigjarige vrouw opgevallen,

dat zij en haar nieuwe vriend door haar getrouwde familieleden werden uitgenodigd of 'jullie eens gezellig een avondje bij ons komen'. Een eer die haar alléén niet te beurt viel.

3. pe jeugd wil thuis wonen

In Warmenhuizen is een 'thuis' een huis waarin een echtpaar woont, dat vader en moeder is van een stel kinderen, Mensen die alleen wonen ontberen niet alleen de gezelligheid van een thuis, maar ze kunnen er ook niet de status van volwassenheid aan

ont-lenen. Een pas afgestudeerde) jonge vrouw, die al jaren in Wageningen woonde, was een avond bij haar ouders op bezoek. Een buurman die ook op visite was feliciteerde haar met het behalen van de bul. Pal daarop vroeg hij zijn dertigjarige oud-buurmeisje:

'En, Barbara, woon je nu weer helemaal thuis ? '

Ook zij bleef de dochter van haar ouders en ze hoorde dus nog thuis, bul of geen bul. Het hebben van een goed thuis heeft voor ouders en kinderen een grote waarde en zij ontlenen er beiden aanzien aan.

Ouders willen graag 1 goede ouders 1 zijn en kinderen die een goed thuis hebben verhogen daarmee hun waarde op de huwelijksmarkt. Vrienden van de tweeëntwintigjarige Fred plaagden zijn meisje en complimen-teerden tegelijkertijd zijn ouders met de opmerking:

(32)

28

-'Wees er maar niet al te gerust op dat je hem krijgt, hij heeft het veel te goed thuis'.

Toen Fred eens door zijn huis genoten werd geplaagd met het feit dat hij nog geen verkering had, riep hij uit:

'Jullie willen me toch niet weghebben, hoop ik. Ik blijf nog mooi een paar jaar thuis'.

Ook getrouwde kinderen hangen aan hun oorspronkelijke 'thuis'. Ze wonen graag bij hun ouders in de buurt en in ieder geval is het dicht bij elkaar wonen vaak een situatie die door ouders èn kinderen ideaal gevonden wordt.

Zo vertelde een vertegenwoordiger van de gemeente, dat jonge echtparen, die elders al een huis bewonen, zich soms toch weer op de lijst van woning-zoekenden in de eigen gemeente laten plaats en, omdat ze dicht bij hun familie willen wonen. Getrouwden houden het jaren vol om tegen hun echtgenoot te zeggen, dat ze 'even thuis gaan kijken'.

Het referentiekader van ouderlijk huis en dagelijks leven in ge zins - en familieverband is voor de jeugd en voor de ouderen even belangrijk ge bleven. Ook kunnen machtige ouders hun ontvanke,lijke kinderen het gevoel geven dat zij in het eigen uitgaansleven meer op hun plaats zijn dan in andere uit gaans -circuits. Toch is de machtsverhouding tussen ouders en kinderen in de loop van de laatste decennia ten gunste van de kinderen veranderd. Er is geen sprake meer van ouders die voor hun uitgaande kinderen vanzelfsprekend het gezag vertegenwoordigen. Het soort kinderen dat met de gedachte 'zij zijn ook jong geweest' speculeert op de toegeeflijkheid van de ouders - 'ze zijn maar één keer jong ' - verdwijnt in snel tempo. De jeugd gaat later, verder, vaker en duurder uit dan vroeger het geval was, omdat ze meer macht heeft gekregen. De wederzijdse genegenheid tussen kinderen en hun ouders is ge-bleven en wordt door beide partijen ook meer gevoeld nu de gezagsverhouding is ondermijnd. Een jonge vrouw bracht haar ouders in herinnering, dat haar vader haar vroeger eens persoonlijk uit de danszaal had opgehaald, omdat zij niet op tijd thuis kwam. Toen zij daarna wees op de huidige situatie, antwoord-den haar ouders:

'Wij kunnen niets meer doen tegen het late thuiskom.en van de kinderen. We zouden er wel wat aan kunnen doen, maar dan zou je echt kwaad moeten worden. En dat willen we niet, want dan verknoei je meer dan je goed maakt. De verstandhouding met de kinderen is zo goed en daarom willen we dat niet1

(33)

Ouders beseffen hun groeiende machteloosheid op uitgaansgebied en kinderen hun macht. Verschillen van mening over alcoholgebruik, nachtbraken, de besteding van geld of de keuze van vrienden worden allemaal ondergebracht in een rituele schernrntseling die nu een-maal af en toe moet plaatsvinden, maar die nauwelijks invloed heeft op de feitelijke gang van zaken. De ouders merken daarover op, dat 'de zaak bespreken niet helpt. Ze maken er gewoon een geintje van 1

• Tijdens de gezamenlijke nabesprekingen van de uit-gaansavonden in het weekend blijkt dat inderdaad het geval te zijn. Zo plagen twee uitgaa:ade broers hun moeder:

1 Theo, hoe laat was ik gisteravond thuis? Heb je me niet gehoord, zelf weet ik het niet meer. 0, dan weet moeder het wel, die is zo waaks. Moeder, hoe laat was ik gis ter-avond thuis ? '

Waarop de ouders de keuze hebben tussen meelachen of gepikeerd zijn. Dit kleine rr.achtsvertoon wordt wekelijks in allerlei toon-aarden door de kinderen herhaald. De enige voor de ouders positieve functie van de rituele schermutseling die af en toe toch uit dergelijke nabesprekingen voortkomt is, dat de kinderen hier-door herinnerd worden aan hun morele plicht. Zij geven aan die verplichting tot eerbied en respect vorm door hun ouders veel-vuldig te laten merken dat ze hen waarderen:

'We vinden dat wij goede kinderen hebben. Het zijn allemaal harde werkers en ze kunnen het goed met elkaar vinden. En ... ze beseffen het, dat ze het thuis goed hebben.'

Het is niet alieen het losser worden van het gezag en de daarmee samenhangende strikte gedragsregels, die de jeugd hun genegenheid voor hun ouders meer doet voelen. Ze heeft nog een reden om haar ouders hoog te waarderen.

Jongeren zijn niet alleen machtig, maar ook kapitaalkrachtig geworden. Een achttienjarig meisje dat twee jaar gel eden werkte op de administratie van een grootwinkelbedrijf, verdiende daarmee duizend gulden schoon in de maand. Een meisje van eenentwintig jaar dat op het ogenblik administratief werk doet bij een overheids-instantie, ontvangt daarvoor een rnaandsalaris van dertienhonderd-gulden.

(34)

- 30~

-Er zijn ook jongeren in dezelfde leeftijdsgroep die bijna het

dubbele verdienen. Dat zijn de jongeren die in de bouwvakken werken en er 's avonds of in het weekend met beunhazen het één en ander bij-v2rdienen. De inkomensverschillen onder de jongeren zijn aanzienlijk, waarbij de meisjes nogal eens minder zeggen te verdienen dan de jongens. Het is dan ook niet gezegd dat de jongeren zoveel geld ver-dienen voor het werk dat zij doen, toch zijn zij zeer gewaardeerde consumenten geworden, zeker in het horecawezen. Want wat ze ook verdienen, de jongeren hebben in materieel opzicht één ding gemeen: ze wonen thuis. Het meisje dat per maand duizend gulden verdiende en daarvan honderd gulderi als lzostgeld afdroeg, hield de rest over om in haar persoonlijke behoeften te voorzien.

(27)

Jongens die het dubbele verdienen en alle jongens en meisjes die daar met hun inkomen tussenin zitten, kunnen vrijwel allemaal méér uitgeven voor hun

ple-zier dan hun ouders konden en kunnen, Een twee~ntwintigjarige

jongen zegt hierover:

'Zelf geef ik zo'n zestig

à

zeventig gulden per avond uit, maar een jongen als Klaas die zo'n vijfhonderd gulden in de week ver-dient, geeft zó honderdvijftig gulden uit',

De ouders werken voor hun verdienende kinderen. De moeders zorgen dat de meisjes en jongens iedere week met geperste broeken in de danszaal kunnen verschijnen, de witte schoenen weer schoongeboend. De vaders dragen er financieél hun deel aan bij, dat de kinderen hun vriendinnen en vrienden thuis gezellig kunnen ontvangen. Waar nog geen twintig jaar geleden opgroeiende kinderen voor hun ouders een nood-zakelijke bron van inkomsten of arbeidskrachten thuis waren, zijn de rollen nu omgedraaid. Jongeren willen thuis wonen en dat traditionele verlangen legt hen tegenwoordig geen windeieren: de jeugd wordt ver-wend en voelt zich verver-wend.

De jongeren komen bij elkaar over huis en ook de ouders kennen elkaar rneer of minder goed, ze weten van elkaar hoe het bij een ieder thuis is. Ouders willen voor hun kinderen goede ouders zijn en ook als zodanig bekend staan. Hun kinderen hebben daarmee immets een goede uitgangspositie voor het aanknopen van vriendschappen en later voor het vinden van verkering. De ouders zelf worden langs deze weg beloonc'l met de status van goed ouderschap. De sociale controle die men op elkaar uitoefent betreft niet alleen individuen, maar ook de

(35)

gezinnen waarin zij leven. Kinderen kennen elkaars thuis en trekken vergelijkingen. Dat bleek treffend uit het moederdag-cadeau, waar een zestienjarige L. T. S. -er mee thuiskwam. Hij had een wandbordje gemaakt, waarop hij de volgende tekst had geschilderd: 'Onze moeder is tàch de beste'.

Waar enkele tientallen jaren geleden geen sprake kon zijn van zelfstandig wonende, ongehuwde kinderen, vanwege de combina-tie van ouderlijk gezag en slechte economische omstandigheden(28), zouden kinderen nu wel op eigen benen kunnen staan. Maar ze

willen het niet, omdat zij emotioneel, sociaal en economisch aan hun thuis ge bonden z1Jn. De ff1oeder van een notabel gezin zegt hierover:

'Wij zijn altijd van mening ge'weest dat onze kinderen na het behalen van een middelbare schooldiploma op eigen benen moesten leren staan. We spoorden hen aan om in Alkmaar op kamers te gaan wonen. De plaatselijke be-volking denkt heel anders over zelfstandir;heid, niet al-leen de ouders maar ook de kinderen'.

Een achttienjarig meisje vertelde dat ze 'het maar vreemd ge-vonden had dat mijn collega's van het ziekenhuis mij probeerden

1

over te halen om op kamers te gaan wom~n. Ze had het thuis toch goed en bovendien was ze er nog niet aan toe om al de deur uit te gaan. Haar moeder had de houding van haar collega's als opstokerij beschouwd, maar 'dat ben ik niet met mijn moeder eens, Die collega's zijn misschien zo opgevoed, die hebben niets kwaads in de zin'. Ook hier blijkt weer, dat men zijn eigen gemeenschap-pelijke waarden heeft, maar ook beseft dat het elders soms anders toe gaat.

Jongelui die elders een opleiding volgen, gaan soms tijdelijk de deur uit. De meesten karnen echter het liefst vrijdagavonds met de was thuis, gaan in het weekend als vanouds uit en vertrekken maandagochtends weer naar school. Als het even kan gaan ze voor de studie 'uit en thuis'. Zo reist een studente van een lerarenop-leiding iedere dag met bus, trein en metro op en neer tussen thuis en de school in Amsterdam. Een aankomend verpleegster in de zwakzinnigenzorg in Den-Helder wil 'zaterdags en zondags gezel-lig onder Warmenhuizeners uit'. Een jongen1an die in Leeuwarden een opleiding volgt aan een landbouwschool 'slaat geen weekend over'.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van de onderzoeksresultaten kan formeel gezien de hypothese ‘onverdacht’ verworpen worden, aangezien in enkele mengmonsters van de bovengrond en in het

Hij had mijn leven gered, maar als je er goed over nadacht, zou het niet in gevaar zijn geweest als ik om te beginnen niet iets met hem had gehad.. Maar ik had hém ook een paar keer

Verder hebben we in dit onderzoek expliciet aandacht geschonken aan de verschillen tussen jongens en meisjes in de relatieve invloed van vriendschappen en bindingen met ouders en

Kun je zonder te praten laten merken wat je van dit jaar vond?. Op wie heb je dit jaar het

Een herbruikbare, zelfreinigende lijm (verwant aan de voet van boomkikkers) heeft veel poten- tiële toepassingen in al deze gebieden, zoals de onderzoekers van de Universiteit

De ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders blijkt een plaats te zijn waar deze erkenning daadwerkelijk plaats vindt en waar medewerkers niet vanuit een

Debbemeerweg 2 te Warmenhuizen gedurende de periode van 18 december 2020, vanaf 10:00 uur, tot en met 17:00 uur, toestemming te verlenen om door middel van een omroepzender

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende