• No results found

I have been Gilmored, so I am good : de invloed van een parasociale relatie op het zelfbeeld van een bingewatcher

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "I have been Gilmored, so I am good : de invloed van een parasociale relatie op het zelfbeeld van een bingewatcher"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I have been Gilmored, so I am good

De invloed van een parasociale relatie op

het zelfbeeld van een bingewatcher

Chrissy Ooteman

10474781

Master’s Thesis

Graduate School of Communication Entertainment Communication

Dr. M. Timmers 7 juli 2017

(2)

2

Abstract

Door de opkomst van streamingwebsites verandert de manier waarop mensen naar

televisieseries kijken. Kijkers zijn niet langer afhankelijk van uitzendtijden en hebben nu de mogelijkheid om hun favoriete personage in een televisieserie zo vaak men wil en wanneer dan ook te zien. Bingewatchen, het achtereenvolgend bekijken van meerdere afleveringen van een televisieserie, is een nieuw fenomeen dat als gevolg van streamingwebsites ontstaan is. Deze nieuwe manier van televisie kijken kan invloed hebben op de manier waarop de kijker betrokken is bij de televisieserie en de personages.

Er is onderzoek gedaan naar de invloed van bingewatchen op de parasociale relatie die een kijker met een personage uit een televisieserie aangaat en wat voor effect dit heeft op het zelfbeeld van de kijker. Resultaten uit een online survey onder 157 jongvolwassen vrouwen laten zien dat bingewatchen op zichzelf geen invloed heeft op het aangaan van parasociale interacties. Wel is er een relatie gevonden tussen een sterke band met een personage uit een televisieserie en opwaartse sociale vergelijking: hoe sterker de band, hoe meer een kijker naar het personage opkijkt. Deze opwaartse vergelijking met een personage voorspelt een negatief effect op het zelfbeeld van de kijker.

(3)

3

Inleiding

Meer dan ooit worden televisieseries met anderen besproken. Een favoriete serie en de personages in die series zijn vandaag de dag het onderwerp van veel gesprekken, met name onder jongeren (Matrix, 2014). De favoriete personages uit televisieseries zijn niet meer eens per week een uur op televisie te bewonderen, zoals in het verleden vaak het geval was. Sinds de introductie van online televisiekijken op streamingwebsites hebben kijkers de mogelijkheid hun favoriete televisieserie en bijbehorende personages wanneer en zo vaak men wil te zien. Er is geen sprake meer van afhankelijkheid van uitzendtijden van omroepen.

Onderzoek van DVJ Insights (2013) wijst uit dat 40% van de Nederlandse seriekijkers hierdoor meerdere serie-afleveringen achter elkaar bekijkt: bingewatchen genoemd. De generatie jongvolwassenen is de doelgroep die het meest bingewatcht (DVJ Insights, 2013). Bingewatchen stelt de kijker langduriger en frequenter bloot aan een bepaalde serie en de daarin voorkomende personages. Hierdoor rijst de vraag of bingewatchers tijdens het kijken van televisieseries een ander soort relatie opbouwen met een personage dat zij vaak zien, vergeleken met kijkers die niet bingewatchen.

Omdat mediafiguren, onder wie personages in televisieseries, op ieder gewenst moment en zo vaak als men maar wil te zien zijn, lijkt de mogelijkheid tot het opbouwen van een band met een personage groter dan voorheen. Op deze manier kan er een parasociale relatie ontstaan: een eenzijdige band met een fictief personage. Deze parasociale relatie wordt ervaren vanuit de kijker en de band met het personage kan verschillen in sterkte. Dat

bingewatchers een personage veel vaker en langduriger zien dan niet-bingewatchers brengt de vraag met zich mee of bingewatchers een sterkere band met een personage ontwikkelen dan niet-bingewatchers. Dat effect zou namelijk vergelijkbaar zijn met de ontwikkeling van een

(4)

4

sociale relatie in het echte leven, waarin personen een sterkere band hebben met een vriend, die vaak wordt gezien, dan met een kennis, die men minder vaak ziet.

Uit onderzoek blijkt dat individuen de neiging hebben zichzelf te vergelijken met anderen binnen sociale relaties (Festinger, 1954). Het is aannemelijk dat deze sociale vergelijking zowel plaatsvindt binnen sociale relaties in het echte leven, als binnen

parasociale relaties met mediafiguren. Zeker wanneer er sprake is van bingewatching en de kijker vaker en langduriger in aanraking komt met een bepaald mediapersonage lijkt de kans groot dat er sociale vergelijking plaatsvindt. Sociale vergelijking binnen relaties is een

belangrijk concept aangezien onderzoek heeft aangetoond dat sociale vergelijking invloed kan hebben op het zelfbeeld van een individu (Vogel, Rose, Roberts, & Eckles, 2014). Mogelijk kan deze invloed op het zelfbeeld van een individu dus ook plaatsvinden als er een sociale vergelijking wordt gemaakt binnen een parasociale relatie met een personage uit een televisieserie.

Deze scriptie omschrijft het onderzoek dat is gedaan naar mediaeffecten omtrent betrokkenheid bij een personage uit een televisieserie. Hierbij ligt de focus op de

ontwikkeling van een parasociale relatie en de hierbij mogelijk bijkomende effecten van sociale vergelijking op het zelfbeeld van de kijker. De opkomst van bingewatchen, met tot gevolg dat kijkers personages in televisieseries veel meer en vaker zien en daardoor wellicht in grotere mate op verschillende vlakken beïnvloed worden, vormt aanleiding tot de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre beïnvloedt een parasociale relatie met een personage uit een televisieserie het zelfbeeld van een bingewatcher?

(5)

5

Theoretisch Kader

Om de eenzijdige relatie tussen een bingewatcher en een mediapersonage te begrijpen moet er eerst uitvoerig gekeken worden naar de manier waarop de kijker in aanraking komt met het mediapersonage en hoe er via deze weg parasociale relaties kunnen ontstaan.

Bingewatchen

De traditionele wijze waarop televisieseries werden bekeken verschilt enorm van de manier waarop men tegenwoordig televisieseries bekijkt. In het verleden werd er vaak iedere week een nieuwe aflevering van een serie uitgezonden op televisie, waardoor kijkers het schema moesten volgen dat door de televisieomroep werd bepaald. Tegenwoordig is men niet langer afhankelijk van vaste uitzendtijden en geeft online televisiekijken kijkers de mogelijkheid om meerdere afleveringen van dezelfde televisieserie binnen korte tijd te bekijken (Schweidel & Moe, 2016). Uit onderzoek blijkt dat van deze ontwikkeling vandaag de dag veelvoudig gebruik wordt gemaakt, waardoor het begrip bingewatching is ontstaan, dat wordt

gedefinieerd als het kijken van twee of meer afleveringen van een serie binnen één zitting (Matrix, 2014).

Uit onderzoek dat door Deloitte werd uitgevoerd naar Amerikaanse kijkers van televisieseries blijkt dat maarliefst 70% van de kijkers aangeeft vaak twee of meer afleveringen binnen één zitting te bekijken, waardoor zij volgens de definitie behoren tot bingewatchers (Spangler, 2016). Ook Nederlanders bingewatchen volop. Telecompaper (2016) onderzocht bingewatchen onder 10.000 Nederlandse kijkers van televisieseries en constateerde dat 55% van de respondenten aangaf in de laatste zes maanden meerdere afleveringen in één zitting te hebben gekeken.

(6)

6

het online streamingplatform Netflix, bleek dat ongeveer 10% van de kijkers, onder wie met name jongvolwassenen, zelfs het gehele seizoen binnen een dag had bekeken (Matrix, 2014). Volgens Pittman en Sheehan (2015) erkent Netflix niet alleen de mate waarin kijkers series bingewatchen, maar moedigt zij deze ook aan door veelvoudig gehele seizoenen op één moment te publiceren, in plaats van bijvoorbeeld eens per week een nieuwe aflevering van een serie uit te brengen.

De opkomst van online televisiekijken en daarmee de opkomst van bingewatchen is vastgesteld. Echter is er weinig bekend over de eventuele effecten van bingewatchen op de psychologische processen die een kijker ondergaat tijdens het televisiekijken. Recent

onderzoek suggereert een verband tussen bingewatchen en de voldoening van escapisme als gevolg (Pena, 2015), evenals een relatie tussen bingewatchen en waargenomen eenzaamheid (Davis, 2016). Echter, onderzoek naar de specifieke relatie tussen bingewatchen en het opbouwen van een band en een parasociale relatie met een personage uit de desbetreffende televisieserie ontbreekt.

Betrokkenheid van een kijker kan een belangrijke invloed hebben op media effecten (Brown, Basil, & Bocarnea, 2003), waardoor, ervan uitgaande dat bingewatchers meer betrokken zijn bij de televisieserie dan kijkers die niet bingewatchen, het interessant is om de effecten van bingewatchen nader te onderzoeken. Omdat een bingewatcher meerdere

afleveringen van een serie per zitting bekijkt, ziet hij of zij de personages in de series vaker binnen een korte tijd dan een niet-bingewatcher. Rubin en McHugh (1987) beschreven hoe het zien van een personage kan leiden tot een parasociale relatie van de kijker met dat personage. Als er een effect is van die parasociale relatie op de kijker, is het aannemelijk dat het effect met name bij bingewatchers duidelijk aan te tonen is. Pittman en Sheehan (2015) bevestigen dit. Zij stellen dat kijkers in grote mate betrokken zijn bij mediapersonages en de verhaallijnen wanneer zij bingewatchen, omdat zij bij deze manier van televisiekijken meer

(7)

7

toegewijd zijn en minder snel worden afgeleid (Pittman & Sheehan, 2015).

Wanneer er op deze manier naar televisieseries wordt gekeken zou er dus een nog sterkere band tussen de kijker en het mediapersonage kunnen ontstaan, met mogelijk sterkere effecten, dan in het verleden het geval was toen series nog niet werden gebingewatcht.

Parasociale interactie

De opkomst van bingewatchen doet vermoeden dat een kijker, door een personage vaak en wanneer men wil te zien, gemakkelijker of sneller een band opbouwt met het mediapersonage. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe kijkers een relatie kunnen opbouwen met een

personage uit een televisieserie en welke factoren hierbij van belang zijn.

De manier waarop kijkers een band met een personage in een serie opbouwen is door parasociale interactie (Horton & Wohl, 1956). Parasociale interactie is de manier waarop een kijker met een mediapersonage interacteert. De relatie is eenzijdig en wordt alleen door de kijker ervaren, terwijl hij of zij het idee heeft dat de relatie van twee kanten komt. Deze eenzijdige relatie lijkt in veel opzichten op een relatie in een sociale omgeving. Net als een echte vriend kan een favoriet personage uit een televisieserie een belangrijke persoon worden in het leven van een kijker (Gardner & Knowles, 2008).

De term parasociale interactie werd als eerste gebruikt door Horton en Wohl (1956). Het concept is nog steeds relevant, maar zoals eerder behandeld is de manier waarop nu televisie wordt gekeken veranderd. Doordat er meer gekeken wordt naar series via

streamingwebsites en kijkers de mogelijkheid hebben tot bingewatchen, zouden parasociale relaties kunnen verschillen van de parasociale relaties waar Horton en Wohl in 1956 over schreven. De frequente blootstelling aan mediafiguren die plaatsvindt bij bingewatching zou eventueel een versterkt effect kunnen hebben op de kijker, aangezien het mediapersonage een nog groter deel van het leven van de kijker kan gaan innemen dan het geval was ten tijde van

(8)

8

het televisie kijken op de oude manier.

Rubin en McHugh (1987) stellen dat de frequentie van de interactie met een

mediapersonage het ontstaan van de relatie met dit mediapersonage voorspelt. Hoe vaker de interactie plaatsvindt, hoe waarschijnlijker het is dat een relatie zich ontwikkelt (Rubin & McHugh, 1987). Deze uitspraak bevestigt de aanname dat een frequentere blootstelling aan een televisieserie en het daarbij behorende mediapersonage, zoals het geval is bij

bingewatching, een vergroot effect teweegbrengt op de kijker. Het effect houdt het ontstaan van parasociale interactie en het ontwikkelen van een parasociale relatie in.

Een parasociale relatie is in een aantal opzichten vergelijkbaar met een sociale relatie. Een parasociale relatie kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van het aanbidden van een mediapersonage of van het aangaan van romantische relaties en vriendschappen (Bond & Kalvert, 2014). Tevens ontwikkelt een parasociale relatie zich sneller en sterker wanneer men het personage vaker ziet, net zoals in een sociale relatie (Schiappa, Allen, & Gregg, 2007). Dit gegeven suggereert tevens een sterkere ontwikkeling van parasociale relaties tussen

bingewatchers en mediafiguren dan tussen niet-bingewatchers en mediafiguren.

Zowel een sociale als een parasociale relatie voorziet in een natuurlijke behoefte van de mens om iets over een ander te weten te komen (Perse & Rubin, 1989). Deze behoefte aan informatie is een reden voor het in stand houden van een relatie. Deze reden kan worden gelinkt aan de uncertainty reduction theorie (URT) (Berger & Calabrese, 1975). Het uitgangspunt van deze theorie is dat men in een relatie zoveel mogelijk informatie over een ander probeert te verwerven om de onzekerheid over de ander te verkleinen. Het gedrag van de ander is dan voorspelbaar en dat vermindert de onzekerheid in een relatie. Hierdoor worden relaties gemakkelijker aangegaan en versterkt (Berger & Calabrese, 1975).

Perse en Rubin (1989) onderzochten hoe het zien van een personage uit een televisieserie invloed heeft op een relatie en zij linkten parasociale relaties aan deze

(9)

9

uncertainty reduction theorie. Zij beschreven parasociale interactie als een spiegel van sociale interactie; parasociale interactie met een mediapersonage wordt aangegaan op basis van kennis over sociale interactie (Perse & Rubin, 1989). Het observeren van een personage en zijn of haar sociale interactie met anderen zou leiden tot voorspelbaarheid van het gedrag van het personage en daarmee tot het verminderen van onzekerheid van de kijker. Door dit proces ervaart de kijker een sterkere parasociale interactie met het mediapersonage (Perse & Rubin, 1989).

Een parasociale relatie voorziet dus in dezelfde behoefte als een sociale relatie, namelijk het verminderen van onzekerheid. Dit voorspelt dat andere psychologische processen die plaatsvinden binnen sociale relaties ook binnen parasociale relaties kunnen plaatsvinden.

Sociale vergelijking

Zowel in parasociale relaties als in persoonlijke, sociale relaties kunnen betrokkenen invloed uitoefenen op het individu. Mensen hebben namelijk de neiging zichzelf te vergelijken met anderen om hen heen. Deze neiging wordt beschreven in de sociale vergelijkingstheorie (Festinger, 1954). Als iemand bewonderend naar een ander opkijkt, wordt dat een opwaartse vergelijking genoemd en als iemand zijn situatie beter beoordeeld dan die van de referent gaat het om een neerwaartse vergelijking (Suls & Wheeler, 2013).

Een neerwaartse vergelijking, waarbij men zich vergelijkt met iemand die weinig of geen bewondering oproept, heeft over het algemeen een positief effect op het zelfbeeld van het individu (Suls & Wheeler, 2013). Iemand ziet zichzelf in dat geval als beter dan de referent en krijgt daardoor zelfvertrouwen.

Een sociale vergelijking wordt vaak gemaakt met anderen in de omgeving. Door het kijken van televisie en de opkomst van bingewatchen functioneren personages in series als

(10)

10

mensen die men vaak ziet en met wie een band is opgebouwd (Perse & Rubin, 1989). Of er in deze parasociale relaties ook sprake is van sociale vergelijking is tot nu toe met name

onderzocht met betrekking tot uiterlijke aspecten. Onderzoek van Nabi en Keblusek (2014) laat zien dat sociale vergelijking met een mediapersonage samenhangt met emotionele responsen als jaloezie. Het jaloers zijn op een personage heeft ook invloed op het gedrag van de kijker, waardoor die bijvoorbeeld zijn of haar uiterlijk verandert om te lijken op het personage in de televisieserie (Nabi & Keblusek, 2014).

De effecten van sociale vergelijking binnen een sociale relatie zullen hierdoor naar verwachting ook plaatsvinden binnen een parasociale relatie met een personage uit een serie. Een neerwaartse vergelijking zal in dat geval een positief zelfbeeld voorspellen en een opwaartse vergelijking juist een negatief zelfbeeld.

Zelfbeeld

Tot nu toe is besproken hoe relaties met mediapersonages invloed zouden kunnen hebben op het zelfbeeld van de kijker door middel van sociale vergelijking. Echter zijn er meerdere manieren waarop het zelfbeeld van de kijker beïnvloed kan worden.

Naast plezier dat men uit de media haalt, wordt door media ook in andere behoeften van de gebruiker voorzien, zoals kennis over de kijker zelf. De eerste onderzoekers die betekenisgeving koppelden aan mediagebruik waren Oliver en Raney (2011). Hun onderzoek leidde tot het concept eudaimonische motivatie, behoefte om betekenis te zoeken (Oliver & Raney, 2011). Volgens Oliver en Raney (2011) wordt media, naast plezierbeleving, ook gebruikt om meer over zichzelf te weten te komen. Deze verworven kennis en inzicht over zichzelf heeft invloed op het zelfbeeld van de kijker (Rubin, 2016).

Parasociale relaties doen zich niet alleen voor tussen kijkers en personages uit televisieseries. Ook bijvoorbeeld relaties met vrienden op Facebook zijn parasociaal. Uit

(11)

11

onderzoek naar sociale vergelijking op Facebook blijkt dat de interpretatie van wat iemand op Facebook heeft geplaatst een effect heeft op het zelfbeeld van de Facebookgebruiker. In een surveyonderzoek van Vogel et al. (2014) werd de sociale vergelijkingsoriëntatie (opwaarts of neerwaarts) vergeleken met scores op het zelfbeeld. Bij opwaartse vergelijking met een vriend op sociale media, bijvoorbeeld door te vergelijken met iemand met een groot sociaal netwerk of een gezonde levensstijl, gaven respondenten in het onderzoek een lager zelfbeeld aan (Vogel et al., 2014).

Uit de besproken studies blijkt dat mediagebruik een positief of negatief effect op het zelfbeeld kan bewerkstelligen. Wat betreft zelfbeeld ligt de focus binnen dit onderzoek op het zelfbeeld van een bingewatcher die op basis van een parasociale relatie een sociale

vergelijking maakt met een personage uit een televisieserie. Invloeden op het zelfbeeld die op andere wijzen plaatsvinden worden niet meegenomen in het onderzoek.

Onderzoeksmodel en deelvragen

Uit de literatuur blijkt dat een kijker van een serie bij een personage betrokken raakt door parasociale interactie en zich met dat personage gaat identificeren (Bond & Calvert, 2014). Een parasociale relatie, die ontstaat ten gevolge van deze interactie, is op veel vlakken vergelijkbaar met een sociale relatie (Reineke & Oliver, 2016). Deze overeenkomsten leiden tot de verwachting dat het effect van sociale vergelijking op het zelfbeeld niet alleen

plaatsvindt in een sociale relatie (Hoffner & Buchanan, 2005), maar ook plaatsvindt in een parasociale relatie.

Het effect op het zelfbeeld bij een sociale vergelijking kan positief of negatief zijn, afhankelijk van het type relatie tussen de kijker en het personage (Hoffner en Buchanan, 2005). Figuur 1 geeft een conceptueel model weer van de concepten en hoe deze zich tot elkaar verhouden binnen het onderzoek.

(12)

12

Figuur 1

Onderzoeksmodel

De onderzoeksvraag en deelvragen van dit onderzoek luiden als volgt:

In hoeverre beïnvloedt een parasociale relatie met een personage uit een televisieserie het zelfbeeld van een bingewatcher?

Deelvraag 1: In hoeverre heeft de frequentie van bingewatchen effect op de mate van parasociale interactie?

Deelvraag 2: In hoeverre heeft een parasociale relatie met een favoriet personage invloed op de richting (opwaarts of neerwaarts) van sociale vergelijking van de kijker met dat

personage?

Deelvraag 3: Op welke manier heeft een opwaartse of neerwaartse vergelijking met een personage invloed op het zelfbeeld van de kijker?

Bingewatchen van serie met favoriet personage Parasociale interactie met favoriet personage Sociale vergelijking met favoriet personage Zelfbeeld

(13)

13

Methode

Om de bovenstaande onderzoeksvraag en deelvragen te beantwoorden is er onderzoek uitgevoerd naar kijkers van series. Via een online survey werden data verzameld over de frequentie van bingewatchen. Ook werd gekeken hoe sterk relaties van kijkers met personages in series zijn en wat voor invloed die relatie met een personage heeft op het zelfbeeld van de kijker. De dataververzameling van dit cross-sectionele onderzoek vond plaats in de maand maart van 2017.

Respondenten

In totaal hebben 177 respondenten deelgenomen aan het onderzoek. Uiteindelijk waren 157 vragenlijsten bruikbaar voor dit onderzoek. Twintig respondenten hebben de vragenlijst niet voltooid en zijn daarom niet meegenomen in de analyses (N = 157). Om mee te doen met de survey diende de respondent aan te geven vrouw te zijn. Door het onderzoek te richten op alleen vrouwen kunnen na de analyse van de data specifiekere uitspraken worden gedaan over deze bepaalde doelgroep. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 24,6 jaar (SD = 3,4) en zij vielen allemaal binnen de leeftijdscategorie van 18 tot en met 35 jaar

(jongvolwassenen). Door 39,5% van de respondenten werd de survey over de serie Gilmore Girls (N = 62) beantwoord, door 36,9% over de serie Gossip Girl (N = 58) en door 23,6% over de serie Pretty Little Liars (N = 37). Daarbij heeft 70,7% van de respondenten

aangegeven dat een vrouwelijk personage hun favoriete personage in de serie was (N = 111), en 29,3% koos een man als favoriet personage (N = 46).

(14)

14

Design

Voor dit onderzoek is een survey gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden. De survey werd online verspreid. Het betreft een cross-sectioneel onderzoek waarmee de relaties tussen de verschillende variabelen (bingewatchen, parasociale interactie, sociale vergelijking en zelfbeeld) werden onderzocht. De respondenten vulden de survey individueel op basis van zelf-rapportage in. De online survey werd ingevuld op desktops, tablets en smartphones en de data van de vragenlijst werd verzameld via de survey-software Qualtrics. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 7 minuten in beslag. De vragenlijst betrof kijkers van drie

verschillende series. De gekozen series, Gilmore Girls, Gossip Girl en Pretty Little Liars, zijn de drie door jongvolwassen vrouwen veel bekeken series op Netflix en andere streamingsites. De series zijn alle drie Amerikaanse dramaseries met vrouwen in de hoofdrol. De

respondenten werd gevraagd om hun favoriete personage uit één van de drie series te kiezen. De vragenlijst is terug te vinden in Bijlage B.

Procedure

Voor het verspreiden van de vragenlijst werd een a-selecte steekproeftrekking gebruikt. De online survey werd verspreid via het Facebook- en Instagramaccount van de onderzoeker.

In de oproep op sociale media werd specifiek gevraagd naar vrouwelijke kijkers van de series Gossip Girl, Gilmore Girls en Pretty Little Liars. Wie op de link klikte kreeg een korte introductie waarin duidelijk werd gemaakt dat het onderzoek deel uitmaakte van de masterscriptie van de onderzoeker, dat de verkregen gegevens anoniem zouden worden verwerkt en dat de minimale leeftijd voor deelname 18 jaar was. Ook werd een tijdindicatie van maximaal 10 minuten gegeven voor het invullen van de survey.

Vervolgens bevestigden respondenten hun consent door daarvoor een vakje aan te vinken. Als dit vakje niet werd aangeklikt, kon de participant niet verdergaan met de survey.

(15)

15

De vragenlijst bestond, naast de constructen die werden onderzocht, uit een aantal vragen over de demografische gegevens van de respondenten. Wanneer er een leeftijd onder de 18 of boven de 25 werd aangegeven kon de survey niet verder worden ingevuld. In zijn geheel nam de survey maximaal 10 minuten in beslag en na afloop werden de respondenten bedankt voor het deelnemen aan het onderzoek. Ook konden de respondenten hun emailadres achterlaten als zij geïnteresseerd waren in de resultaten van het onderzoek.

Onderzoeksvariabelen

Demografische informatie. Het geslacht, de leeftijd, de favoriete serie (Gilmore Girls, Pretty Little Liars of Gossip Girl) en het favoriete personage van de respondent werd gevraagd.

Bingewatchen. Vervolgens werd de frequentie van bingewatchen gemeten. De definitie van Matrix (2014) was hierbij het uitgangspunt: het kijken van twee of meer

afleveringen van dezelfde televisieserie in één zitting. Het eerste item in deze schaal (Hoeveel afleveringen van de serie kijk/keek je gemiddeld per zitting?) werd gebruikt om een distinctie te maken tussen bingewatchers en niet-bingewatchers. Zij die gemiddeld 1 aflevering per zitting bekeken werden niet-bingewatchers genoemd.

Parasociale interactie. Parasociale interactie met het favoriete personage werd gemeten aan de hand van de Parasociale Interactieschaal van Rubin, Perse en Powell (1985) en Auter (1992). De vragen in deze schaal werden beantwoord op basis van een Likert-schaal van 1 tot en met 5 (Cronbach’s Alpha = 0,78). Voorbeelden van stellingen zijn: ‘Hij of zij lijkt te begrijpen wat ik wil weten’; ‘Als ik iets over hem of haar in een krant of magazine zag, zou ik het willen lezen’. De complete vragenlijst is te vinden in Bijlage A.

Sociale vergelijking. De variabele sociale vergelijking werd gemeten aan de hand van de schaal voor Sociale Vergelijkingsschaal (Allan & Gilbert, 1995). Deze schaal bestaat uit

(16)

16

elf items op een vijf-punts Likert-schaal (Cronbach’s Alpha = 0,76). In deze schaal werden twee tegenstellingen gegeven (bijvoorbeeld: zwakker en sterker) en werd de respondent gevraagd: In vergelijking met mijn favoriete personage zie ik mezelf als? De respondent gaf op een schaal van 1 tot 5 aan hoe zij zichzelf zag ten opzichte van het personage (1 was als zwakker, 5 als sterker dan het personage). Een lage score op de schaal geeft hierdoor een opwaartse vergelijking aan, een hoge score een neerwaartse vergelijking. De schaal is terug te vinden in Bijlage A.

Zelfbeeld. De variabele zelfbeeld werd gemeten aan de hand van tien items van de Rosenberg-zelfwaarderingsschaal (Rosenberg, 1965) op een vijf-punts Likert-schaal

(Cronbach’s Alpha = 0,86). Voorbeelden van items in deze schaal zijn: ‘Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf’; ‘Soms denk ik dat ik helemaal niet deug’ en ‘Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede kwaliteiten heb’. Alle items in deze schaal zijn terug te vinden in Bijlage A.

Analyse

Het statistisch computerprogramma SPSS is gebruikt om de data te analyseren. Aan de hand van een betrouwbaarheidsanalyse werd bepaald of de gebruikte schalen betrouwbaar waren (Cronbach's Alpha waarde > 0,70). Vervolgens werden t-toetsen, regressieanalyses en correlatieanalyses uitgevoerd om de onderzoeksvragen te beantwoorden.

Resultaten

Deelvraag 1: In hoeverre heeft de frequentie van bingewatchen effect op de mate van parasociale interactie?

Om antwoord te kunnen geven op de eerste deelvraag is er onderscheid gemaakt op basis van de definitie van Matrix (2014) (het kijken van twee of meer afleveringen van

(17)

17

dezelfde televisieserie in één zitting) voor wat betreft bingewatchen, om op die manier in kaart te brengen welke respondenten aan bingewatchen doen en welke niet. In onderstaande Tabel 1 is weergegeven dat maar liefst 147 respondenten volgens de definitie bingewatchen.

Tabel 1

Respondenten en bingewatchen Hoeveel afleveringen van de serie kijk/keek je gemiddeld per zitting?

N M SD

1 10 1,00* 0,00

2, 3, 4, 5 of meer 147 4,06* 1,03

* Vijfpunts Likert-schaal (1 = 1, 5 = 5 of meer)

Vervolgens is een onafhankelijke sample t-toets uitgevoerd om het verschil tussen de

bingewatchers en niet-bingewatchers statistisch weer te geven. Uit de resultaten blijkt dat de bingewatchers (M = 4,06, SD = 1,03) significant meer afleveringen per zitting bekijken of bekeken dan de niet-bingewatchers (M = 1,00, SD = 0,00), t(146) = 47,87, p = 0,000, 95% CI [3,89, 4,23]. Er kan dus worden uitgegaan van een statistisch significant verschil tussen de beide groepen.

Vervolgens werd een regressieanalyse uitgevoerd om te meten of bingewatchen het aangaan van parasociale interactie beïnvloedt. Het regressiemodel met de frequentie van bingewatchen als afhankelijke variabele en parasociale interactie als onafhankelijke variabele is niet significant, F(1, 156) = 1,91, p = 0,169. Uit de regressieanalyse blijkt dus dat

bingewatching niet de mate van parasociale interactie met een favoriet personage voorspelt. Naast een regressieanalyse zijn t-tests uitgevoerd om eventuele verschillen tussen bingewatchers en niet-bingewatchers in kaart te brengen wat betreft de verschillende gemeten variabelen. Geen significante resultaten zijn gevonden in de vergelijking tussen bingewatchers

(18)

18

en niet-bingewatchers op de variabelen parasociale interactie, sociale vergelijking en zelfbeeld. Onderstaande Tabel 2 laat zien dat de gemiddelde verschillen bij de variabelen tussen bingewatchers en niet-bingewatchers minimaal zijn.

Tabel 2

Gemiddelden van de variabelen

Variabelen Bingewatcher (N = 147) Niet-Bingewatcher (N = 10)

M SD M SD

PSI 3,11 0,57 3,33 0,72

Sociale vergelijking 2,99 0,44 2,95 0,59

Zelfbeeld 3,61 0,59 3,51 0,56

Ten slotte is gekeken naar de invloed van de drie verschillende series. Een variantieanalyse werd uitgevoerd om de verschillen tussen gemeten parasociale interactie onder de drie series te vergelijken. Omdat er geen significante verschillen zijn gevonden tussen de bingewatchers en niet-bingewatchers wat betreft parasociale interactie, zijn bij deze analyse de data van alle 157 respondenten gebruikt. Een eenwegs-variantieanalyse vond een significant verschil tussen de series en de mate van parasociale interactie, F(2, 154) = 4,44, p = 0,034. Kijkers van de serie Gilmore Girls hadden de meeste parasociale interactie (M = 3,35, SD = 0,62), daarna volgden kijkers van de serie Pretty Little Liars (M = 3,19, SD = 0,54). Kijkers van Gossip Girl scoorden het laagst op de mate van parasociale interactie (M = 2,98, SD = 0,55).

Er werd echter geen significant verschil gevonden in de resultaten als het gaat om het bingewatchen van de drie verschillende series. Alle series werden in dezelfde mate

(19)

19

Deelvraag 2: In hoeverre heeft de sterkte van een parasociale relatie met een favoriet personage invloed op de richting (opwaarts of neerwaarts) van sociale vergelijking van de kijker met dat personage?

Om de invloed van parasociale interactie op sociale vergelijking te meten werd opnieuw een regressieanalyse uitgevoerd. Dit regressiemodel met als afhankelijke variabele PSI en als onafhankelijke variabele sociale vergelijking is wel significant, F(1, 155) = 6,969, p = 0,009. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de sociale vergelijking van kijkers met hun favoriete personage te voorspellen. Namelijk 43% van de verschillen in sociale vergelijking kunnen voorspeld worden op basis van parasociale interactie (R2 = 0,43). Er is een significante, maar redelijk zwakke, negatieve correlatie tussen de twee variabelen. Hoe hoger de scores op parasociale interactie, hoe lager de scores waren op de sociale vergelijkingsschaal, r = -0,23, p = 0,004. Dit contrast geeft aan dat wanneer er sprake is van sterke parasociale interactie, er meer opwaartse vergelijking plaatsvindt.

Deelvraag 3: Op welke manier heeft een opwaartse of neerwaartse vergelijking met een personage invloed op het zelfbeeld van de kijker?

Wanneer er gekeken wordt naar het verband tussen sociale (zowel opwaartse als neerwaartse) vergelijking en het zelfbeeld van de kijker is er, zoals aangegeven in Tabel 3 waarin de correlaties en beschrijvende statistieken zijn beschreven, een positieve correlatie te zien, r = 0,33, p = 0,000. Een regressiemodel met het zelfbeeld van de kijker als afhankelijke variabele en de mate van sociale vergelijking met het personage als onafhankelijke variabele is

significant, F(1, 155) = 18,47, p = 0,000. Het regressiemodel is dus bruikbaar om het

zelfbeeld van de kijker te voorspellen, maar de voorspelling is qua sterkte matig: 11% van de verschillen in zelfbeeld kunnen worden voorspeld op basis van de sociale vergelijking van de kijker met het favoriete personage (R2 = 0,11). Sociale vergelijking met een favoriet

(20)

20

personage, b* = 0,42, t = 4,30, p = 0,000, 95% CI [0,10, 0,33], heeft een significante, redelijke samenhang met het zelfbeeld van de kijker. Met elk extra punt op de schaal voor sociale vergelijking, die loopt van 1 (opwaartse vergelijking) tot 5 (neerwaartse vergelijking), rapporteert men 0,33 hoger op zelfbeeld. Een kijker die een neerwaartse vergelijking maakt met een favoriet personage heeft dus een positiever zelfbeeld dan een kijker die een opwaartse vergelijking maakt, r = 0,36, p ≤ 0,000.

Tabel 3

Correlaties en beschrijvende statistieken (N =157)

Variabelen Bingewatching PSI Sociale

vergelijking Zelfbeeld Bingewatching - PSI 0,04 - Sociale vergelijking 0,79 -0,21** - Zelfbeeld 0,77 -0,22** 0,33** - M 3,37 3,14 2,99 3,60 SD 0,92 0,59 0,46 0,58

Noot. **p<.01., eenzijdig getoetst

Conclusie en Discussie Conclusie

Dit onderzoek laat zien dat bingewatchen van televisieseries geen effect heeft op de door de kijker ervaren parasociale interactie met het favoriete personage in de televisieserie. Dit betekent dat, in tegenstelling tot de eerder besproken studies (o.a., Schiappa, Allen, & Gregg, 2007), bingewatchen van een serie geen invloed heeft op de band tussen de kijker en een

(21)

21

personage uit de serie.

Wat betreft de invloed van parasociale interactie op de door de kijker gemaakte sociale vergelijking met het favoriete personage werd er wel een significant verband gevonden. Hoe meer parasociale interactie er plaatsvindt tussen de kijker en het personage, en dus hoe hechter de band, hoe meer de kijker zich opwaarts vergelijkt met het personage. Dit betekent dat de kijker bewonderend naar het personage opkijkt. Wanneer de band tussen de kijker en het personage zwak is wordt er juist neerwaarts vergeleken, wat inhoudt dat de kijker zichzelf als beter ziet dan het personage.

Het zelfbeeld van een kijker blijkt ook in verband te staan met de richting van de sociale vergelijking met een personage. Hoe meer kijkers zichzelf neerwaarts vergelijken met het favoriete personage, hoe hoger zij scoren wat betreft hun zelfbeeld. Als kijkers opwaarts vergelijken scoren ze wat betreft hun zelfbeeld juist lager. Een neerwaartse sociale

vergelijking met een personage in een serie staat dus in verband met een positief zelfbeeld. Een opwaartse sociale vergelijking met een personage staat daarentegen in verband met een negatief zelfbeeld. Er zijn echter geen verschillen gevonden tussen bingewatchers en niet-bingewatchers, waardoor de effecten op het zelfbeeld alleen kunnen worden verbonden aan de mate waarin sociale vergelijking plaatsvindt.

Discussie

Zoals besproken blijkt uit dit onderzoek dat seriekijkers die een sterke parasociale band hebben met hun favoriete personage, zich vaak vergelijken met dat personage waardoor het zelfbeeld van de seriekijker wordt beïnvloed. Tegen de verwachting in heeft de mate van bingewatchen van een serie echter geen invloed op de parasociale interactie tussen kijker en personage.

(22)

22

mediapersonages is zoals besproken de frequentie waarmee de kijker in aanraking komt met het mediapersonage een bijdragende factor (Pittman & Sheehan, 2015). Hierdoor is het aannemelijk dat bingewatchers sneller een parasociale relatie opbouwen met een

mediapersonage dan niet-bingewatchers. Echter, er zijn meerdere factoren waarmee rekening gehouden moet worden. Zo stelt Hartmann (2016) dat bij het kijken van televisieseries onder andere de vergelijkbaarheid met het karakter en de behoefte van de kijker om in plaats van een sociale relatie een parasociale relatie aan te gaan ook grote invloed hebben op het ontstaan van parasociale relaties tussen kijker en mediapersonage.

Ook wordt gesteld dat het proces omtrent het ontstaan van parasociale relaties even complex is als het proces omtrent het ontstaan van sociale relaties (Schiappa, Allen, & Gregg, 2007). Dat er in dit onderzoek geen significant effect van bingewatchen op parasociale

interactie is gevonden heeft dus wellicht te maken met andere, niet gemeten relevante factoren die van belang zijn wanneer er gekeken wordt naar het ontstaan van een parasociale relatie tussen seriekijkers en mediapersonages.

De sterke relatie tussen parasociale interactie en sociale vergelijking is een belangrijk resultaat in dit onderzoek. Het blijkt dat er, net zoals bij non-fictieve figuren het geval is (Festinger, 1954), ook sociale vergelijkingen worden gemaakt met fictieve mediafiguren als gevolg van parasociale interactie. Omdat de surveys werden ingevuld over favoriete

personages is er een logisch verband tussen sterke parasociale interactie en een opwaartse vergelijking.

De sociale vergelijking die een mediagebruiker maakt met het mediapersonage beïnvloedt het zelfbeeld van de mediagebruiker, maar op negatieve wijze. Een opwaartse vergelijking leidt dus tot een negatief zelfbeeld. Deze lijn volgt de sociale vergelijkingstheorie zoals die is beschreven door Horton en Wohl (1956).

(23)

23

constructen in dit onderzoek, komen de andere resultaten dus wel overeen met resultaten van studies uit het verleden. Dit onderzoek bevestigt daardoor de effecten van betrokkenheid van televisie seriekijkers op parasociale interacties, sociale vergelijkingen en zelfbeeld.

Beperkingen van de studie

Een van de beperkingen van dit onderzoek is dat het een cross-sectioneel design betreft. Om deze reden kunnen geen conclusies worden getrokken over de causaliteit van verbanden en over langetermijneffecten. Daarnaast zou het gegeven wanneer respondenten de serie hebben gezien invloed kunnen hebben op de resultaten. Het is mogelijk dat respondenten de serie die zij kozen lang geleden al hebben gezien. Dit zou invloed kunnen hebben op de band met het personage en de manier waarop de kijker het personage ziet.

Dit onderzoek richt zich op jongvolwassenen, de doelgroep die het meest bingewatcht (DVJ Insights, 2013). Echter zou daarnaast kunnen worden onderzocht of er onderlinge verschillen te vinden zijn tussen kijkers. Wellicht kan het geslacht van seriekijkers van invloed zijn op de resultaten. In eerder onderzoek is namelijk aangetoond dat mannen en vrouwen anders reageren op sociale vergelijking (Guimond, Chatard, Martinot, Crisp, & Redersdorff, 2006), wat verschillende effecten op het zelfbeeld van de kijker zou kunnen veroorzaken. Het is ook mogelijk dat het zelfbeeld van de respondent niet alleen beïnvloed wordt door sociale vergelijking, maar ook de mate waarin de kijker zichzelf in eerste instantie met een mediapersonage vergelijkt beïnvloedt, zoals Helgeson en Michelson (1995)

suggereren in hun onderzoek naar motieven voor sociale vergelijking. Dit zou in een vervolgsstudie onderzocht kunnen worden.

Vervolgonderzoek zou zich tevens kunnen richten op het positieve effect van een opwaartse sociale vergelijking. In dat onderzoek zou dan onderscheid gemaakt kunnen worden tussen verschillende typen personage met wie de kijker zich vergelijkt en of deze

(24)

24

fictief of non-fictief is. Wellicht kunnen verschillende typen personages verschillende effecten hebben op de seriekijker.

Ook zou in vervolgonderzoek rekening gehouden moeten worden met het fenomeen bingewatchen en de beschrijving hiervan. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van Matrix (2014), die bingewatchen beschreef als het kijken van twee of meer afleveringen van een serie binnen één zitting. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat maar liefst 93,6% van de respondenten volgens deze definitie aan bingewatchen doet, waardoor er maar een kleine groep niet-bingewatchers overblijft. Wanneer de bingewatch-drempel zou worden verhoogd en de definitie veranderd zou worden naar "het kijken van drie of meer afleveringen van een serie binnen één zitting" zouden er misschien al kleinere verschillen in aantal tussen de groepen bingewatchers en niet-bingewatchers ontstaan. Hierdoor zou duidelijker in kaart kunnen worden gebracht welke respondenten in extremere mate bingewatchen en welke niet, waardoor de effecten van bingewatchen wellicht beter kunnen worden vastgesteld.

De toevoeging van bovengenoemde punten aan onderzoek gerelateerd aan

bingewatchen zou tot meer inzicht leiden in de interessante ontwikkeling die televisiekijken de laatste jaren is ondergaan. Niet alleen de effecten van bingewatchen zouden op deze

manier duidelijker onderzocht kunnen worden, maar ook de onderlinge verschillen wat betreft de beïnvloeding van seriekijkers, evenals de effecten van verschillende soorten mediafiguren, waardoor het duidelijker wordt wanneer bepaalde effecten precies plaatsvinden.

Bibliografie

Allan, S., & Gilbert, P. (1995). A social comparison scale: Psychometric properties and relationship to psychopathology. Personality and Individual Differences, 19(3), 293-299.

(25)

25

parasocial interaction scale. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 36(2),

173-181.

Berger, C. R., & Calabrese, R. J. (1975). Some explorations in initial interaction and beyond: Toward a developmental theory of interpersonal communication. Human

Communication Research, 1(2), 99-112.

Bond, B. J., & Calvert, S. L. (2014). A model and measure of US parents' perceptions of young children's parasocial relationships. Journal of Children and Media, 8(3), 286-304.

Brown, W. J., Basil, M. D., & Bocarnea, M. C. (2003). Social influence of an international celebrity: Responses to the death of Princess Diana. Journal of Communication, 53(4), 587-605.

Davis, B. C. (2016). The Netflix effect and defining binge-watching. Undergraduate Research Posters. Poster 190. Verkregen op 1 juni, 2017, via

http://scholarscompass.vcu.edu/uresposters/190

DVJ Insights. (2013). Binge-watching onderzoek. Verkregen op 1 juni, 2017, via https://dvj-insights.nl/binge-watching-onderzoek

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human Relations, 7(2), 117-140.

Gardner, W. L., & Knowles, M. L. (2008). Love makes you real: Favorite television

characters are perceived as “real” in a social facilitation paradigm. Social Cognition, 26(2), 156-168.

Guimond, S., Chatard, A., Martinot, D., Crisp, R. J., & Redersdorff, S. (2006). Social comparison, self-stereotyping, and gender differences in self-construals. Journal of Personality and Social Psychology, 90(2), 221-242.

(26)

26

Social Psychology Bulletin, 21(11), 1200-1209.

Hoffner, C., & Buchanan, M. (2005). Young adults' wishful identification with television characters: The role of perceived similarity and character attributes. Media

Psychology, 7(4), 325-351.

Horton, D., & Richard Wohl, R. (1956). Mass communication and para-social interaction: Observations on intimacy at a distance. Psychiatry, 19(3), 215-229.

Matrix, S. (2014). The Netflix effect: Teens, binge watching, and on-demand digital media trends. Jeunesse: Young People, Texts, Cultures, 6(1), 119-138.

Nabi, R. L., & Keblusek, L. (2014). Inspired by hope, motivated by envy: Comparing the effects of discrete emotions in the process of social comparison to media figures. Media Psychology, 17(2), 208-234.

Oliver, M. B., & Raney, A. A. (2011). Entertainment as pleasurable and meaningful: Identifying hedonic and eudaimonic motivations for entertainment consumption. Journal of Communication, 61(5), 984-1004.

Pena, L. L. (2015). Breaking binge: Exploring the effects of binge watching on television viewer reception (Dissertatie of (master) thesis). Verkregen op 1 juni, 2017, via http://surface.syr.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1283&context=etd

Perse, E. M., & Rubin, R. B. (1989). Attribution in social and parasocial relationships. Communication Research, 16(1), 59-77.

Pittman, M. & Sheehan, K. (2015). Sprinting a media marathon: Uses and gratifications of binge-watching television through Netflix. First Monday, 20(10).

Reinecke, L., & Oliver, M. B. (Eds.). (2016). The Routledge Handbook of Media Use and Well-Being: International Perspectives on Theory and Research on Positive Media Effects. Routledge.

(27)

27

University Press.

Rubin, A. M. (2016). Parasocial relationships. The International Encyclopedia of Interpersonal Communication.

Rubin, R. B., & McHugh, M. P. (1987). Development of parasocial interaction relationships. Journal of Broadcasting & Electronic Media. 31(3), 279-292.

Rubin, A. M., Perse, E. M., & Powell, R. A. (1985). Loneliness, parasocial interaction, and local television news viewing. Human Communication Research, 12(2), 155-180. Schiappa, E., Allen, M., & Gregg, P. B. (2007). Parasocial relationships and television: A

analysis of the effects. Mass media effects research: Advances through meta-analysis, 301-314.

Schweidel, D. A., & Moe, W. W. (2016). Binge Watching and Advertising. Journal of Marketing, 80(5), 1-19.

Spangler, T. (2016). Binge nation: 70% of Americans engage in marathon TV viewing. Verkregen op 2 juni, 2017, via http://variety.com/2016/digital/news/binge-watching-us-study-deloitte-1201737245/

Suls, J., & Wheeler, L. (Eds.). (2013). Handbook of social comparison: Theory and research. Springer Science & Business Media.

Telecompaper (2016). Ruim helft Nederlanders doet aan bingeviewing. Verkregen op 2 juni, 2017, via https://www.telecompaper.com/nieuws/ruim-helft-nederlanders-doet-aan-bingeviewing--1162008

Vogel, E. A., Rose, J. P., Roberts, L. R., & Eckles, K. (2014). Social comparison, social media, and self-esteem. Psychology of Popular Media Culture, 3(4), 206-222.

(28)

28

Bijlagen

Bijlage A

Gebruikte onderzoeksschalen

Bingewatchen: drie items op basis van de definitie van bingewatchen (Matrix, 2014) - Hoeveel afleveringen van de serie kijk/keek je gemiddeld per zitting?

Parasociale interactie: Rubin, Perse & Powell (1985) en Auter (1992). Tien items, vijf-punts Likert schaal (‘Helemaal niet mee eens’ tot en met ‘Helemaal mee eens’).

- Hij of zij stelt me op mijn gemak; alsof ik met een vriend ben - Ik kijk ernaar uit naar hem of haar in de serie te zien

- Als hij of zij in een ander programma zou spelen, zou ik het kijken - Ik zie hem of haar als een down-to-earth person

- Hij of zij lijkt te begrijpen wat ik wil weten

- Als ik iets over hem of haar in een krant of magazine zag, zou ik het willen lezen - Ik mis hem of haar als ik om een of andere reden de serie niet kan zien

- Als het zou kunnen zou ik hem of haar graag in het echt ontmoeten - Ik voel medelijden wanneer hij of zij een fout maakt

- Ik vind hem of haar aantrekkelijk

Sociale vergelijking Allan & Gilbert (1995). Elf items op een vijf-punts Likert-schaal. - Inferieur- Superieur

- Onbekwaam - Meer bekwaam - Minder sympathiek - Sympathiek - Buitengesloten - Geaccepteerd

(29)

29

- Anders - Gelijk

- Minder getalenteerd - Getalenteerder - Zwakker - Sterker

- Onzeker - Zelfverzekerd - Ongewenst - Wenselijk

- Onaantrekkelijk - Aantrekkelijk - Een buitenstaander - Een insider

Zelfbeeld. Rosenberg (1965) Tien items op een vijf-punts Likert-schaal (‘Helemaal niet mee eens’ tot en met ‘Helemaal mee eens’).

- Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf - Soms denk ik dat ik helemaal niet deug

- Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede kwaliteiten heb

- Ik ben in staat dingen even goed te doen als de meeste andere mensen - Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn

- Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij momenten nutteloos voel

- Ik heb het gevoel dat ik een waardevol iemand ben, minstens even waardevol als anderen - Ik wou dat ik meer respect voor mezelf kon opbrengen

- Al bij al ben ik geneigd mezelf een mislukkeling te voelen - Ik neem een positieve houding aan ten opzichte van mezelf

Bijlage B Vragenlijst

(30)

30

onderdeel van mijn scriptie voor de studie Communication Science (Entertainment

Communication) aan de Universiteit van Amsterdam. Door mee te doen aan het onderzoek lever je een waardevolle bijdrage. De gegevens zullen anoniem en vertrouwelijk behandeld worden en alleen voor dit onderzoek worden gebruikt. De resultaten van het onderzoek kunnen niet naar jou terug worden geleid. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Beantwoord de vragen graag zo eerlijk mogelijk. Let op: het is voor mijn onderzoek belangrijk dat respondenten 18 jaar of ouder zijn. Nogmaals bedankt voor je deelname. Met hartelijke groeten, Chrissy Ooteman chrissy.ooteman@student.uva.nl

Ik heb bovenstaande tekst gelezen en ga akkoord met deelname: m Ja Wat is je leeftijd? m __________ Wat is je geslacht? m Man m Vrouw

Over welke serie beantwoord je de vragen in deze vragenlijst? m Pretty Little Liars

m Gilmore Girls m Gossip Girl

(31)

31

Hoeveel afleveringen van de serie kijk/keek je gemiddeld per zitting? m 1

m 2 m 3 m 4

m 5 of meer

In de periode dat je deze serie bekeek/bekijkt, keek of kijk je dan meerdere dagen per week? m Ja

m Nee

Hoeveel dagen per week kijk/keek je op hoogtepunt naar de serie? m 1 dag

m 2 dagen m 3 dagen m 4 dagen m 5 tot 7 dagen

Wie is je favoriete personage uit deze serie?

De volgende vraag bevat een aantal stellingen. Deze gaan over je favoriete personage uit de serie. Geef hieronder aan in hoeverre je het eens of oneens bent met de volgende stellingen:

(32)

32 Helemaal niet mee eens Niet mee eens Niet mee eens - niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens

Hij of zij stelt me op mijn gemak; alsof ik met een vriend

ben

m m m m m

Ik kijk ernaar uit naar hem of haar in de serie te zien

m m m m m

Als hij of zij in een ander programma zou spelen, zou ik

het kijken

m m m m m

Ik zie hem of haar als een down-to-earth person

m m m m m

Hij of zij lijkt te begrijpen wat ik wil weten

m m m m m

Als ik iets over hem of haar in een krant of magazine zag, zou

ik het willen lezen

m m m m m

Ik mis hem of haar als ik om een of andere reden de serie niet

kan zien

m m m m m

(33)

33

of haar graag in het echt ontmoeten

Ik voel medelijden wanneer hij of zij een fout maakt

m m m m m

Ik vind hem of haar

aantrekkelijk m m m m m

Hij of zij is de soort persoon die ik ook wil zijn

m m m m m

Soms zou ik willen dat ik meer op hem of haar leek

m m m m m

Hij of zij is iemand die ik probeer na te streven

m m m m m

Ik zou graag de dingen doen die hij of zij in de serie doet

m m m m m

Ik zou nooit hetzelfde handelen als hoe hij of zij in de serie

handelt

m m m m m

Omcirkel het getal bij het punt dat het beste beschrijft hoe je jezelf ziet in vergelijking tot een ander. Bijvoorbeeld:

Kort 1 2 3 4 5 Lang

Als je kiest voor nummer 1 betekent het dat je jezelf als korter ziet dan de ander; als je kiest voor nummer 3 zie je jezelf als van gelijke lengte als de ander; en bij 5 als iets langer dan de

(34)

34

ander. Als je bovenstaande instructies begrijpt, ga dan verder. Kies voor het nummer op elke rij dat het beste past bij hoe je jezelf ziet in relatie tot je favoriete personage. In vergelijking met mijn favoriete personage zie ik mezelf als:

1 2 3 4 5 Inferieur:Superieur m m m m m Onbekwaam:Meer bekwaam m m m m m Minder sympathiek:Sympathiek m m m m m Buitengesloten:Geaccepteerd m m m m m Anders:Gelijk m m m m m Minder getalenteerd:Getalenteerder m m m m m Zwakker:Sterker m m m m m Onzeker:Zelfverzekerd m m m m m Ongewenst:Wenselijk m m m m m Onaantrekkelijk:Aantrekkelijk m m m m m Een buitenstaander:Een insider m m m m m

(35)

35

Hieronder vind je een lijst met stellingen die gaan over je gevoelens over jezelf. Deze stellingen hebben dus niet te maken met je favoriete personage uit de serie. Geef aan in hoeverre je het eens of oneens bent met de stellingen:

Helemaal niet mee eens Niet mee eens Niet mee eens - niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens

Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf

m m m m m

Soms denk ik dat ik helemaal niet deug

m m m m m

Ik heb het gevoel dat ik een aantal goede kwaliteiten

heb

m m m m m

Ik ben in staat dingen even goed te doen als de meeste

andere mensen

m m m m m

Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb om trots op te zijn

m m m m m

Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij momenten

nutteloos voel

m m m m m

Ik heb het gevoel dat ik een waardevol iemand ben, minstens even waardevol

(36)

36

als anderen

Ik wou dat ik meer respect voor mezelf kon opbrengen

m m m m m

Al bij al ben ik geneigd mezelf een mislukkeling te

voelen

m m m m m

Ik neem een positieve houding aan ten opzichte

van mezelf

m m m m m

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

While these results are useful, they may be insufficient to explain the complex structure of social groups, which in turn might lead to ineffective Risk

rostriformis bugensis (dashed line) depending on lake morphometry, based on data that zebra mussels reach their maximum density in 2.5 ± 0.2 years and quagga mussels reach their

Since the main model analyses did not reveal any main or interaction effects of age diversity and a priori age stereotyping on the relationship quality and

Uit de analyse komt naar voren dat na de correctie voor de overige variabelen alleen het mannelijk geslacht, het hebben van voorkeurshouding en het overwegend op de rug slapen

Er wordt nu het vrijwel onschuldige gas CO 2 als schuldige aangewezen en daarop zijn alle niet werkzame projecten gericht. Paniek zaaien is een

Specifically, it is proposed that the interactive effect of retail density, color and motive will have a significant influence on consumer responses, such as the pleasure, arousal

Het Akkoord kan niet ineens alle ambities voor 2025 realiseren, maar zet nu wel een belangrijke stap door in te zetten op vijf thema’s: de ontdekpas, het sociaal platform,