• No results found

Nauwelijks problemen met mestbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nauwelijks problemen met mestbeleid"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V-focus+ april 2007

21

V-focus+ april 2007

20

L A G E K O S T E N B E D R I J F

L A G E K O S T E N B E D R I J F

productie en het ureumgehalte van de melk. Dit betekent dat een melkveehouder slechts beperkte managementmogelijkheden heeft om de stikstofproductie te sturen.

Het nieuwe beleid had grote gevolgen voor het Lagekostenbedrijf. Het systeem werd als een ‘strak keurslijf’ en ‘niet prettig’ ervaren. Zonder extra land zou het Lagekostenbedrijf verplicht mest moeten afvoeren. Om dit te voorkomen heeft het bedrijf in 2006 3,3 hectare extra land gepacht. Hiermee werd niet alleen voorkomen dat mest moest worden afgevoerd, maar ont-stond er zelfs ruimte om mest aan te voeren. Tabel 1 illustreert genoemd effect.

Bedrijfsspecifieke excretie geeft vrijheid

Het nieuwe mestbeleid bevat een handreiking om een bedrijfsspecifieke excretie te berekenen. Hiermee wordt melkveehouders de mogelijk-heid geboden om de stikstofexcretie en mest-afzet te beperken.

In tabel 1 is naast de forfaitaire productie voor het Lagekostenbedrijf, ook de mestproductie berekend volgens de bedrijfsspecifieke excretie. Hieruit blijkt duidelijk dat deze handreiking een voordeel biedt voor het bedrijf, want de mestproductie van de veestapel is lager dan de berekende productie van 8.625 kg N. Hierdoor kon ongeveer 980 kg N meer uit dierlijke mest aangevoerd worden.

en van de nevendoelstellingen van het Lagekostenbedrijf was het voldoen aan de eindnormen (2005) voor MINAS. In de jaren 1998 tot en met 2005 heeft het Lagekostenbedrijf die eindnormen gemakkelijk kunnen realiseren. Figuur 1 laat zien dat het N-overschot met uitzondering van 1998 altijd ruim onder de toegestane verliesnorm voor stikstof lag. De oorzaken voor de lage stikstofoverschot-ten zijn de geringe kunstmestgift per hectare, de teelt van gras-klaver en de lage krachtvoergift. In 1998 werden de eindnormen van MINAS nog

niet nagestreefd. Rond dat jaar besloten de nieu-we ministers (Apotheker/Brinkhorst) om de eindnormen naar voren te halen. Daarom heeft het Lagekostenbedrijf vanaf toen ook het eigen doel aangescherpt.

Minder managementmogelijkheden

Vanaf 2005 heeft het Lagekostenbedrijf de nor-men van het nieuwe mestbeleid dat op 1 januari 2006 inging tot doel verheven. In dit mestbeleid werd de stikstofproductie van de veestapel bepaald door middel van forfaits. Voor de koeien zijn deze forfaits gebaseerd op de

melk-Michel de Haan, Hans Hemmer

Nauwelijks problemen

met mestbeleid

De eindnormen voor MINAS waren op het Lagekostenbedrijf altijd gemakkelijk haalbaar. Het nieuwe

mestbe-leid dat op 1 januari 2006 inging, werd echter als een strak keurslijf ervaren. Om mestafvoer te voorkomen is

de bedrijfsoppervlakte vergroot.

... het ‘mestbeleid’-onderzoek

“Het meest opmerke-lijke vond ik dat het streven naar een lage kostprijs niet ten koste hoeft te gaan van het streven om lage verliesnormen te

bereiken. Jammer was dat de mestscheiding in de eerste fase niet goed werkte en dat de vaste mest op het Lagekostenbedrijf nauwelijks werd gecomposteerd.”

... over de locatie Lagekostenbedrijf

“In het projectteam heerste altijd een goede sfeer, ook de contacten met bedrijfsboer Roel Withaar waren goed. Volgens mij was het Lagekostenbedrijf hem op het lijf geschreven.”

H a n s H e m m e r o v e r . . .

Het Lagekostenbedrijf kon in de periode 1998 tot en met 2005 met gemak de eind-normen van MINAS bereiken. Het nieuwe mestbeleid van 2006 gaf minder manage-mentmogelijkheden. Het Lagekostenbedrijf heeft toen extra land gepacht, waardoor voorkomen kon worden dat mest moest worden afgevoerd. Gebruik maken van de bedrijfsspecifieke excretie bood het Lagekostenbedrijf meer mogelijkheden om met managementmaatregelen mestafvoer te voorkomen.

C o n c l u s i e

Tabel 1

Berekening mestafvoer ten gevolge van nieuw mestbeleid

Totale forfaitaire stikstofproductie veestapel 8.625 kg N

Plaatsingsruimte dierlijke mest bij oppervlakte 2005 8.300 kg N

Mestafvoer bij oppervlakte 2005 325 kg N

Plaatsingsruimte dierlijke mest bij oppervlakte 2006 9.250 kg N Extra mestplaatsingsruimte bij oppervlakte 2006 625 kg N

Berekening stikstofproductie veestapel met bedrijfsspecifieke excretie

Specifieke Forfaitaire excretie mestproductie kg N totaal 7.644 8.625 Voordeel specifiek (%) 11

E

M I N A S

Doelen ten aanzien van mestbeleid zijn op het Lagekostenbedrijf meermalen aangescherpt.

Foto: Wilma Wolters

Figuur 1

Stikstofoverschot voor MINAS op het Lagekostenbedrijf in de periode 1998-2005

(2)

V-focus+ april 2007

21

V-focus+ april 2007

20

L A G E K O S T E N B E D R I J F

L A G E K O S T E N B E D R I J F

productie en het ureumgehalte van de melk. Dit betekent dat een melkveehouder slechts beperkte managementmogelijkheden heeft om de stikstofproductie te sturen.

Het nieuwe beleid had grote gevolgen voor het Lagekostenbedrijf. Het systeem werd als een ‘strak keurslijf’ en ‘niet prettig’ ervaren. Zonder extra land zou het Lagekostenbedrijf verplicht mest moeten afvoeren. Om dit te voorkomen heeft het bedrijf in 2006 3,3 hectare extra land gepacht. Hiermee werd niet alleen voorkomen dat mest moest worden afgevoerd, maar ont-stond er zelfs ruimte om mest aan te voeren. Tabel 1 illustreert genoemd effect.

Bedrijfsspecifieke excretie geeft vrijheid

Het nieuwe mestbeleid bevat een handreiking om een bedrijfsspecifieke excretie te berekenen. Hiermee wordt melkveehouders de mogelijk-heid geboden om de stikstofexcretie en mest-afzet te beperken.

In tabel 1 is naast de forfaitaire productie voor het Lagekostenbedrijf, ook de mestproductie berekend volgens de bedrijfsspecifieke excretie. Hieruit blijkt duidelijk dat deze handreiking een voordeel biedt voor het bedrijf, want de mestproductie van de veestapel is lager dan de berekende productie van 8.625 kg N. Hierdoor kon ongeveer 980 kg N meer uit dierlijke mest aangevoerd worden.

en van de nevendoelstellingen van het Lagekostenbedrijf was het voldoen aan de eindnormen (2005) voor MINAS. In de jaren 1998 tot en met 2005 heeft het Lagekostenbedrijf die eindnormen gemakkelijk kunnen realiseren. Figuur 1 laat zien dat het N-overschot met uitzondering van 1998 altijd ruim onder de toegestane verliesnorm voor stikstof lag. De oorzaken voor de lage stikstofoverschot-ten zijn de geringe kunstmestgift per hectare, de teelt van gras-klaver en de lage krachtvoergift. In 1998 werden de eindnormen van MINAS nog

niet nagestreefd. Rond dat jaar besloten de nieu-we ministers (Apotheker/Brinkhorst) om de eindnormen naar voren te halen. Daarom heeft het Lagekostenbedrijf vanaf toen ook het eigen doel aangescherpt.

Minder managementmogelijkheden

Vanaf 2005 heeft het Lagekostenbedrijf de nor-men van het nieuwe mestbeleid dat op 1 januari 2006 inging tot doel verheven. In dit mestbeleid werd de stikstofproductie van de veestapel bepaald door middel van forfaits. Voor de koeien zijn deze forfaits gebaseerd op de

melk-Michel de Haan, Hans Hemmer

Nauwelijks problemen

met mestbeleid

De eindnormen voor MINAS waren op het Lagekostenbedrijf altijd gemakkelijk haalbaar. Het nieuwe

mestbe-leid dat op 1 januari 2006 inging, werd echter als een strak keurslijf ervaren. Om mestafvoer te voorkomen is

de bedrijfsoppervlakte vergroot.

... het ‘mestbeleid’-onderzoek

“Het meest opmerke-lijke vond ik dat het streven naar een lage kostprijs niet ten koste hoeft te gaan van het streven om lage verliesnormen te

bereiken. Jammer was dat de mestscheiding in de eerste fase niet goed werkte en dat de vaste mest op het Lagekostenbedrijf nauwelijks werd gecomposteerd.”

... over de locatie Lagekostenbedrijf

“In het projectteam heerste altijd een goede sfeer, ook de contacten met bedrijfsboer Roel Withaar waren goed. Volgens mij was het Lagekostenbedrijf hem op het lijf geschreven.”

H a n s H e m m e r o v e r . . .

Het Lagekostenbedrijf kon in de periode 1998 tot en met 2005 met gemak de eind-normen van MINAS bereiken. Het nieuwe mestbeleid van 2006 gaf minder manage-mentmogelijkheden. Het Lagekostenbedrijf heeft toen extra land gepacht, waardoor voorkomen kon worden dat mest moest worden afgevoerd. Gebruik maken van de bedrijfsspecifieke excretie bood het Lagekostenbedrijf meer mogelijkheden om met managementmaatregelen mestafvoer te voorkomen.

C o n c l u s i e

Tabel 1

Berekening mestafvoer ten gevolge van nieuw mestbeleid

Totale forfaitaire stikstofproductie veestapel 8.625 kg N

Plaatsingsruimte dierlijke mest bij oppervlakte 2005 8.300 kg N

Mestafvoer bij oppervlakte 2005 325 kg N

Plaatsingsruimte dierlijke mest bij oppervlakte 2006 9.250 kg N Extra mestplaatsingsruimte bij oppervlakte 2006 625 kg N

Berekening stikstofproductie veestapel met bedrijfsspecifieke excretie

Specifieke Forfaitaire excretie mestproductie kg N totaal 7.644 8.625 Voordeel specifiek (%) 11

E

M I N A S

Doelen ten aanzien van mestbeleid zijn op het Lagekostenbedrijf meermalen aangescherpt.

Foto: Wilma Wolters

Figuur 1

Stikstofoverschot voor MINAS op het Lagekostenbedrijf in de periode 1998-2005

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, in order to do so, the discourse on education for “sustainable development” will need to ensure that it makes room for an educational content which not only acknowledges,

 To investigate the correlation between plasma TFV concentrations and renal function markers [estimated glomerular filtration rate (eGFR), CrCl, albuminuria, maximum

T he City Council of Bloemfontein was one of the first local au- thorities in South Africa to establish a Native Advisory Board to allow its African residents some part in

More specifically, it outlines the nature of, and problems associated with, public sector service delivery in South Africa, introduces the concept of ‘best value’ for

ASSETS Natural Capital (resources) • Natural Resources • Ins�tu�ons • Infrastructure • History • Economic, Cultural and Polical Environment •

In this paper it is argued that the Reformed Churches in South Africa has a positive view of state government in the light of the Belgic Confession article 36 and Church Order Article

Therefore, if the rising constituent power within South Africa must already be constituted in some form in order to change the political order and become constituted power, and if

713 As gevolg van kommentaar daarop, het die Regskommissie besluit om hulle tot die “Salomoniese oplossing” te wend, soos hierbo genoem in paragraaf 5.2: ‘n middeweg tussen