• No results found

Facebook dillema voor non-profitorganisaties : het negatieve effect van online brand endorsement op donatiegedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Facebook dillema voor non-profitorganisaties : het negatieve effect van online brand endorsement op donatiegedrag"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROFITORGANISATIES

Het negatieve effect van online brand endorsement op donatiegedrag

Master Thesis Graduate School of Communication

Naam: Yourika Agricola

Studentnummer: 11048360

Begeleider: dr. S.F. Bernritter

Datum: 02-02-2018

Jaar: 2017-2018

(2)

Abstract

Gebruikers van Facebook hebben de mogelijkheid om via Facebook een

non-profitorganisatie te liken en de organisatie op deze manier te steunen zonder geld of moeite.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het liken van non-profitorganisaties zorgt voor een

negatief effect op het doneergedrag. Het huidige onderzoek zal onderzoeken hoe dit

negatieve effect tot stand komt en of dit effect beïnvloed wordt door het soort advertentie

waaraan men blootgesteld wordt. Men kan namelijk blootgesteld worden aan een advertentie

via een Facebookbericht dat geliket is door een Facebookvriend, of via een gesponsorde

advertentie van de organisatie die op de tijdlijn getoond wordt.

Het onderzoek is uitgevoerd middels een 2x2 between subjects-experiment onder

195 participanten, waarbij de opties wel of niet liken van een non-profitorganisatie op

Facebook en de blootstelling aan het bericht via een gesponsorde advertentie of via

Facebookvriend, zijn meegenomen. Uit het onderzoek is gebleken dat het liken van een non-profit’s Facebookpagina inderdaad zorgt voor een negatief effect op het doneergedrag. Dit

effect kan verklaard worden door het idee dat men bij het liken van een Facebookbericht het gevoel heeft al bij te hebben gedragen aan de organisatie, waardoor donaties uitblijven. Het

soort advertentie bleek geen invloed te hebben op het negatieve effect.

De bevindingen geven een nieuw inzicht in de reden van het uitblijven van donaties

aan profitorganisaties via Facebook. Dit trekt de bestaande marketingstrategie van

non-profitorganisaties via sociale media in twijfel, omdat het belangrijkste doel van de organisatie,

namelijk het binnenhalen van donaties voor projecten, ontwikkelingen en onderzoeken, niet

wordt behaald. Het huidige onderzoek zal een eyeopener moeten zijn voor de

marketingafdeling van non-profitorganisaties die nog in de veronderstelling zijn dat een like

een opstap is naar verdere support richting de organisaties, want het tegenovergestelde blijkt

waar.

Sleutelwoorden: Online brand endorsement, slacktivism, moral balancing theory, social- and

(3)

Inleiding

Aanleiding

Het liken van een non-profitorganisatie op Facebook zorgt voor een verlaging van de

donaties voor het goede doel (Kristofferson, White, & Perloza, 2014), en dat terwijl blijkt dat

non-profitorganisaties makkelijker online worden gesteund in verhouding tot andere

organisaties (Bernritter, Verlegh, & Smit, 2016). Hoewel non-profitorganisaties op sociale

media de kracht hebben om interpersoonlijke connecties te activeren, lukt het niet om

zogenoemde online endorsers ook daadwerkelijk te veranderen in donateurs. Ondanks dat

non-profitorganisaties met het inzetten van sociale media voordelen behalen, zoals merkbekendheid (Wallace, Buil, & Chernatony, 2014), het kosteloos verspreiden van

informatie (Lewis, Gray, & Meierhenrich, 2014) en media-aandacht (Vie, 2014), blijkt er een

negatief verband te bestaan tussen het gebruik van sociale media en donaties (Kristofferson

et al., 2014). Door het uitblijven van concrete offline steun door hen die online hun steun

betuigen, zal een marketingstrategie gebaseerd op sociale media dus averechts werken. Dit

onderzoek zal de reden dat donaties uitblijven na het steunen van een non-profitorganisatie

nader onderzoeken.

Neem als voorbeeld een van werelds grootste non-profitinitiatieven gestart op Facebook: ‘Save Darfur’ (Bower, 2014). Belangengroepen wilden via Facebook aandacht

genereren voor de oorlog en gruweldaden in Soedans westelijke regio Darfur, waarbij circa

300.000 inwoners zijn vermoord. Binnen zeer korte tijd trok dit initiatief meer dan een miljoen

leden aan. Desondanks bleek dat de Facebookleden slechts ongeveer één procent van de

totale privédonaties aan financiële steun voor Darfur hebben geleverd. Dit voorbeeld geeft

aan dat het aantal likes op Facebook de illusie van een groot aantal activisten schept, maar

dat dit aantal in de praktijk niets zegt over het aantal mensen dat het initiatief daadwerkelijk

met financiële middelen ondersteunt.

De opkomst van non-profitorganisaties op sociale media heeft het eenvoudig

(4)

(Morozov, 2009). Het zich online verbinden aan een merk op sociale media, bijvoorbeeld

door dit merk te liken op Facebook, wordt in dit onderzoek aangeduid als brand endorsement

(Bernritter et al., 2016). Ondersteuning zoals het liken of volgen van een merk op Facebook

of het tekenen van een internet petitie, wordt ook wel token support genoemd (Kristofferson

et al., 2014). Token support omvat alle ondersteuningen aan een goed doel die slechts een

kleine moeite of prijs kosten. Daartegenover staat betekenisvolle support; deze term die

wordt gebruikt om alle acties voor een goed doel aan te duiden waarbij gedrag wordt veranderd en waarvoor geld en/of moeite nodig zijn. Voorbeelden hiervan zijn het doneren

van geld, demonstreren of vrijwilliger worden. Uit onderzoek blijkt dat consumenten eerder

kiezen voor token support dan voor betekenisvolle support (Jeong & Lee, 2013). Dit komt

doordat consumenten graag willen bijdragen aan een goed doel, maar het liefst zo weinig

mogelijk moeite hiervoor doen. Dit fenomeen wordt slacktivism genoemd. De term

slacktivism verwijst naar de minimale moeite die wordt gedaan bij het steunen van een goed

doel (Morozov, 2009).

Ook Unicef werd zich bewust van slacktivism op sociale media en speelde hierop in op zijn Facebookpagina met campagnes zoals: “Likes don’t save lives” en “Like us on

Facebook, and we will vaccinate zero children against polio” (O’Mahony, 2013). Unicef

hoopte hiermee aandacht te genereren voor alle mensen die weliswaar gul genoeg met hun

likes omgaan, maar deze gulheid niet omzetten in financiële donaties. Hiermee toont Unicef

aan dat slacktivism reeds een groot probleem is in de praktijk. Dit onderzoek hoopt een

bijdrage te kunnen leveren aan het reduceren van dit probleem.

Sinds het fenomeen slacktivism voor het eerst werd benoemd door Morozov in 2009,

is het aantal onderzoeksresultaten gering en zijn de uitkomsten van de onderzoeken divers.

Lee & Hsieh (2013) vonden een positief verband tussen token support en betekenisvolle

support. Kristofferson et al. (2014) vonden daarentegen juist een negatief verband tussen

beide vormen van steun. Vie (2014) en Jones (2015) toonden aan dat token support zorgt

voor positievere gedachten over het merk, die zouden kunnen leiden tot intenties, maar dit verband is niet onderzocht.

(5)

Het fenomeen slacktivism, oftewel; “het doen van minimale moeite bij het steunen van een

goed doel”, is na zijn introductie aangenomen als werkelijkheid. Het huidige onderzoek

verdiept zich in het fenomeen door niet slechts het bestaan van slacktivism te onderzoeken,

maar ook de reden voor het bestaan ervan uiteen te zetten.

Soort Facebookadvertenties

Daarnaast zal worden onderzocht wanneer de Facebookgebruiker het meest wordt

aangespoord tot activisme. Scrollend door een Facebooktijdlijn kan men op twee manieren

blootgesteld worden aan een Facebookpost (Getting Social, 2017). Ten eerste is dit mogelijk

via een gebeurtenis van een Facebookgebruiker getoond op de tijdlijn van al zijn of haar

vrienden. Ten tweede kan de gebruiken worden blootgesteld aan een gesponsord bericht

van de organisatie dat door betaling op een Facebooktijdlijn van de gebruiker terechtkomt.

Dat er een verschil tussen beide soorten content verwacht wordt, is gebaseerd op het

onderzoek van Lee, Hansen en Lee (2016). Volgens hen sporen berichten via

interpersoonlijke relaties op Facebook mensen eerder aan om tot actie over te gaan dan

gesponsorde berichten. Sociale mediagebruikers geven namelijk aan dat zij Facebook

gebruiken om te bekijken wat hun Facebookvrienden online doen. Daarentegen keren zij

zich af van alle andere content, zoals advertenties van bedrijven en organisaties

(Beauchamp, 2012).

Onderzoeksvraag

Bovenstaande redenen leiden het tot het vraagstuk: Is er een negatief effect aanwezig

tussen brand endorsement bij non-profitorganisaties op Facebook op het doneergedrag van

de consument? Wordt dit effect verklaard door de mate waarin de consument zich als

voldoende hulpvaardig acht na token support en wordt dit effect afgezwakt bij het zien van een vriendenpost ten opzichte van een gesponsorde advertentie?

(6)

Relevantie

In het artikel van Morozov (2009) werd de term slacktivism al verbonden aan het gevoel ‘iets

goed te hebben gedaan’ voor een non-profitorganisatie. Echter, is dit nooit onderzocht. Dit

onderzoek verdiept zich in het onderliggende mechanisme van slacktivism en draagt daarmee bij aan het reeds bestaande wetenschappelijke corpus rondom dit fenomeen. Dit

onderzoek zal aantonen dat het negatieve effect dat brand endorsement heeft op het

doneergedrag niet komt doordat men geen moeite wil doen voor betekenisvolle support.

Verwacht wordt dat het effect daarentegen ontstaat doordat men van mening is dat een like

een voldoende hulpvaardige bijdrage levert aan de doelstellingen van de organisatie,

waardoor vervolgstappen uitblijven. Dankzij het blootleggen van dit mechanisme kan

slacktivism beter worden begrepen en bestreden.

Naast een wetenschappelijke bijdrage, dient dit onderzoek ook een duidelijk

maatschappelijk nut: de inzichten zullen meer duidelijkheid verschaffen over het dilemma dat

sociale media voor non-profitorganisaties op marketinggebied met zich meebrengen.

Ondanks de verwachte voordelen, zoals media-aandacht en merkbekendheid, blijft het

hoofddoel van de organisaties - het binnenhalen van donaties - uit. Dit trekt de gehele

marketingstrategie van de non-profitorganisaties sterk in twijfel. Inzichten in de werkelijke

invloed van brand endorsement en van het soort Facebookadvertenties, zullen een

duidelijker beeld verschaffen over welke marketingstrategieën op sociale media effectief zijn

en wat de reden is van het uitblijven van donaties.

Theoretisch kader

Online brand endorsement

Online brand endorsement wordt gedefinieerd als “het online gedrag dat consumenten

verbindt met merken op een manier die publiekelijk, positief en zichtbaar is voor anderen”

(Bernritter et al., 2016, p. 28). Hiermee wordt het liken of sharen van een merk op Facebook,

(7)

(Bernritter et al., 2016). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van Facebook, omdat

Facebook als de grootste en belangrijkste speler in de sociale netwerkindustrie wordt gezien

(Huang, Chen, & Kuo, 2017). Brand endorsement wordt geoperationaliseerd als het liken van

een non-profitorganisatie op Facebook.

Brand endorsement van non-profitorganisaties op Facebook is een vorm van token

support (Kristofferson et al., 2014). Dit betekent dat de consument het goede doel online

steunt, met zo weinig mogelijk moeite en/of geld. Uit onderzoek blijkt dat consumenten eerder kiezen voor token support dan dat ze overgaan tot betekenisvolle support (Jeong &

Lee, 2013). Men wil graag bijdragen aan een goed doel, maar met zo weinig mogelijk moeite

en geld. Dit fenomeen wordt omschreven als slacktivism.

Slacktivism

De term slacktivism werd begin 2009 geïntroduceerd in een artikel van Morozov (2009). Het

artikel toont aan dat online brand endorsement, oftewel token support, een negatief effect

heeft op het doneergedrag van de consument. De term slacktivism wordt door Kristofferson et al. (2014) gedefinieerd als: “de bereidheid om een relatief kosteloze, symbolische blijk van

steun te geven, met een gebrek aan verdere, meer betekenisvollere inspanning voor het goede doel” (p. 1149). Slacktivism is niet nieuw, maar sinds de opkomst van de sociale

media is het gereduceerd tot slechts een computerklik, zoals het liken van een

Facebookpagina (Lewis et al., 2014).

Slacktivism hangt, volgens het onderzoek van Lewis et al. (2014) dat zij baseren op de ‘Safe Darfur’-casus, samen met het aantal likes op de Facebookpagina van een

non-profitorganisaties. Het aantal likes bepaalt de mate van druk om te doneren. Hoe groter het

aantal likes, hoe kleiner de druk wordt om financieel bij te dragen. Men schuift de

verantwoordelijkheid naar de andere likers, met de gedachte dat de ander wel doneert. In

psychologische termen beter bekend als diffusion of responsibility (Darley & Latené, 1968). Hieruit is af te leiden dat een marketingstrategie die beoogt om zoveel mogelijk online

(8)

non-profitorganisaties eerder en makkelijker online worden gesteund dan andere organisaties

(Bernritter et al., 2016).

Een andere verklaring voor het uitblijven van donaties is te vinden in de motieven van

het impressiemanagementproces (Kristofferson et al., 2014; Jeong & Lee, 2013).

Impressiemanagement kan worden omschreven als een proces waarbij bepaalde (ideale)

indruk op anderen te maken om er voor te zorgen dat anderen hierop reageren zoals ze

verlangen (Goffman, 1959). Sociale media vormen een uitstekende tool om jezelf op de beste manier te presenteren voor de buitenwereld. Door het liken van een

non-profitorganisatie op Facebook kan publiekelijk worden aangetoond dat iemand een moreel

goed persoon is, die denkt aan zijn medemens. Dit zorgt voor een voltooiing van

impressiemanagementmotieven, waardoor verdere acties en donaties uitblijven.

Moral Balancing Theorie

Ook de moral balancing-theorie zou kunnen verklaren waarom slacktivism niet leidt tot

activisme, zoals het doneren van geld aan non-profitorganisaties (Lee & Hsieh, 2013). De

theorie bestaat uit twee typen gedrag die kunnen opspelen in bepaalde situaties (Khan &

Dhar, 2006). Het wel of niet doneren wordt namelijk niet alleen bepaald door een afweging

van de kosten tegen de voordelen, maar is tevens gebaseerd op gedrag uit het verleden. De

morele keuze die men op dat moment maakt, hangt af van alle vorige morele beslissingen uit

iemands leven (Merritt, Efferon & Monin, 2010). Wanneer iemand eerder al een moreel

goede daad of keuze heeft gemaakt, zal hij of zij zich niet slechter voelen als de komende

daad een iets minder morele keus is. Dit gevoel wordt ook wel omschreven als moral

licensing. In de moral balancing-theorie staat moral licensing tegenover moral cleansing

(Khan & Dhar, 2006). Dit betekent dat wanneer iemand in het verleden onethische keuzes

heeft gemaakt, hij of zij bij de komende keuze eerder het gevoel zal hebben dat deze moreel ethischer gemaakt moet worden. Voorgaand ‘niet passend’ gedrag wordt dan

gecompenseerd met ‘passend’ gedrag. De moral balancing-theorie veronderstelt dat men

(9)

daad verdient ‘morele credits’, terwijl men bij een slechtere daad deze ‘morele credits’ juist

verliest. Voorgaande keuzes in het leven vormen samen de basis voor de huidige keuze die

gemaakt moet worden, met als onderliggende gedachte het niet uit balans laten raken van

het morele zelfbeeld.

Bewijs voor deze theorie op basis van doneergedrag of -intenties is gevonden in

meerdere onderzoeken (Khan & Dhar, 2006; Krishna, 2012; Ferguson, Taylor, Keatley,

Flynn, & Lawrence, 2012). Het eerste onderzoek dat zich in deze kwestie verdiept, is

uitgevoerd door Khan en Dhar (2006). In dit onderzoek mochten consumenten een beloning

uitkiezen nadat zij aan een goed doel gedoneerd hadden. Hierbij was keus tussen een luxe

en een simpel product. De meerderheid van de consumenten koos voor het luxere product.

Dit geeft duidelijk het moral licensing-effect weer: men doet iets moreel goeds (doneren),

waardoor men vervolgens kiest voor een minder ethische keuze, namelijk het luxe product

willen ontvangen in plaats van een simpel product. Een ander onderzoek dat zich verdiept in de marketingprogramma’s van goede doelen onderschrijft hetzelfde effect (Krishna, 2011).

Dit onderzoek toont aan dat consumenten die openbaar een marketingproduct dragen van

het goede doel zich minder geneigd voelen om te doneren dan consumenten die dit niet

dragen. Ook in het onderzoek van Ferguson et al. (2012) naar bloeddonaties wordt dit

gedrag beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat bestaande bloeddonoren minder bloed

zouden willen afstaan dan niet-bloeddonoren. Wederom tonen beide onderzoeken aan dat

men na een ethische keuze makkelijker in staat is een niet-ethische keuze te maken.

Vertaald naar het huidige onderzoek, kan gesteld worden dat meerdere factoren bijdragen

aan de verwachting dat brand endorsement bij non-profitorganisaties op Facebook een

negatief effect heeft op het doneergedrag. Om deze reden is de volgende hypothese

opgesteld:

H1: Consumenten doneren minder geld nadat zij een Facebookpagina van een

(10)

Zelfwaargenomen hulpvaardigheid

Het fenomeen slacktivism zorgt ervoor dat consumenten geen druk ervaren om na het geven

van token support verdere stappen uit te voeren (Morozov, 2009). Ondanks dat token

support geen invloed heeft op de doelstellingen van een non-profitorganisatie, lijkt het wel alsof de consument dit verwacht. Door het fenomeen te onderzoeken kunnen de

achterliggende redenen waarom men niet overgaat tot betekenisvolle support ontdekt worden. Het mechanisme van slacktivism ‘Zelfwaargenomen hulpvaardigheid’ is in deze

context nog niet eerder onderzocht. ‘Zelfwaargenomen hulpvaardigheid’ wordt in dit

onderzoek gedefinieerd als de mate waarin iemand denkt bij te hebben gedragen aan de

doelstellingen van een non-profitorganisatie.

Onderzoeken die uitgevoerd zijn in andere situaties tonen het bestaan van een

gevoel van hulpvaardigheid jegens de organisatie aan. Zo blijkt dat het effect teruggevonden

is in onderzoek naar consumentenkeuzes bij vrijwilligerswerk (Khan en Dhar, 2006). Uit het

onderzoek blijkt dat de groep consumenten die aangegeven in de toekomst een goed doel te

willen helpen, zich als hulpvaardiger zag dan de groep consumenten die een neutrale

vragenlijst kreeg, waarin niets werd gevraagd over het stenen van goede doelen. Ondanks

dat dit onderzoek zich richt op een offline situatie, toont het aan dat het steunen van een

goed doel een positief effect heeft op de mate waarin iemand zichzelf als hulpvaardig acht.

Ook in een onderzoek naar het dragen van marketingproducten is dit effect teruggevonden

(Shulman, 2005). Het endorsen van een merk, zowel online als offline, geeft het gevoel dat

men de organisatie helpt. Online vindt dit plaats door het liken van een merk, offline vindt dit

plaats wanneer een consument rondloopt met een marketingproduct van een organisatie.

Tot slot toont een onderzoek naar het gevoel dat vrijkomt bij het klikken op een

vind-ik-leuk-button op Facebook, hetzelfde resultaat (Lee et al., 2016). Het liken van een organisatie op

Facebook geeft de consument een verzadigd gevoel. Vertaald naar het huidige onderzoek

(11)

non-profitorganisatie op Facebook kan zorgen voor eenzelfde hulpvaardig gevoel richting de

organisatie. Om deze reden is de tweede hypothese opgesteld:

H2: Het endorsen van de Facebookpagina van een non-profitorganisatie heeft een positief

effect op de mate van zelfwaargenomen hulpvaardigheid.

Negatief effect van zelfwaargenomen hulpvaardigheid

Bovenstaande hypothese veronderstelt dat het liken van een non-profitorganisatie op

Facebook zorgt voor een hulpvaardig gevoel richting de organisatie. Omdat het online

endorsen van een organisatie voor een gevoel van hulpvaardigheid zorgt, wordt verwacht

dat vervolgstappen zullen uitblijven. Dit verband is teruggevonden in het onderzoek van

Christensen (2011). Dit onderzoek toont aan dat men zich hulpvaardiger acht na het online

steunen van een politieke partij, waardoor men geen druk meer voelt om vervolgstappen uit

te voeren. Dit wordt beaamd in het artikel van Morozov (2009), dat de term slacktivism reeds verbond aan het gevoel ‘iets goed te hebben gedaan’ dat mensen ervaren na een online

steunbetuiging, waardoor verdere acties uitblijven. Ondanks dat er duidelijke aanwijzingen

zijn dat er een verband bestaat tussen het uitblijven van donaties en de mate van

zelfwaargenomen hulpvaardigheid, is dit verband niet eerder getoetst.

Het mechanisme waarbij men zich hulpvaardig genoeg vindt als men een like heeft

gegeven, waardoor donaties uitblijven, kan worden onderbouwd met het moral

licensing-effect uit de eerder genoemde moral balancing-theorie (Lee & Hsieh, 2013). Omdat het

gevoel van hulpvaardigheid al wordt opgeroepen op het moment van brand endorsement,

zullen volgende stappen automatisch uitblijven (Merrit et al., 2010). Het verzadigde gevoel

dat opspeelt bij token support, schakelt verdere moreel negatieve gevoelens, zoals

harteloosheid, egoïsme of schuld voor het niet uitvoeren van de vervolgstappen uit. Brand endorsement kan zorgen voor voldoende ‘morele credits’, waardoor de drang om te doneren

(12)

H3: Een hoge mate van zelfwaargenomen hulpvaardigheid heeft een negatief effect op het

daadwerkelijke doneergedrag van de consumenten.

Sociale- en gesponsorde advertenties

Consumenten kunnen op twee manieren worden blootgesteld aan non-profitorganisaties op

een Facebooktijdlijn (Taylor, Lewin, & Strutton, 2011). Ten eerste kan dit via een gesponsorde advertentie op de tijdlijn, die te herkennen is aan het woord “gesponsord”

boven de inhoud. Een gesponsorde advertentie kan tegen betaling door de organisatie op

elke tijdlijn verschijnen, zonder dat er een connectie hoeft te bestaan tussen de gebruiker en

de organisatie.

Ten tweede is blootstelling aan een non-profitorganisatie mogelijk via gebeurtenissen

van Facebookvrienden op de Facebooktijdlijn. Wanneer een Facebookvriend een

non-profitorganisatie liket, zal deze informatie op de Facebooktijdlijnen van al zijn of haar vrienden verschijnen. Deze vorm van adverteren is te herkennen aan “(gebruiker) vindt

(goed doel) leuk”. Dit wordt ook wel een sociale advertentie genoemd (Li, Lee, & Lien, 2012).

Bij zowel gesponsorde- als sociale advertenties bestaat de mogelijkheid om het merk te endorsen. Behalve een verschil in tekst boven de advertenties (“gesponsord” of “vindt leuk”),

verschilt de inhoud van een gesponsorde advertentie niet van een sociale advertentie.

Effecten van Facebook-advertenties

Tot dusver is er nog geen onderzoek bekend waarbij is aangetoond dat blootstelling aan een

van de twee advertentievormen meer of minder invloed heeft op het verband tussen brand

endorsement en het doneergedrag. Dat er een verschil wordt verwacht, komt voort uit de beredenering dat vrienden meer invloed hebben op een besluitproces dan kennissen of

onbekenden (Brown & Reingen, 1987). Hoewel dit verschil is gevonden in de (destijds)

offline-wereld, is dit herhaaldelijk bevestigd in latere onderzoeken naar het onlinegedrag.

(13)

van endorsen (Tucker, 2012), promoten (Tucker, 2012), effectiviteit en prestaties dan

gesponsorde advertenties (Li et al., 2012). Een verklaringen die hiervoor gegeven wordt is

dat Facebookvrienden onderling graag homogeen zijn en gelijke interesses willen tonen aan

hun vrienden (Manski, 2000). Daarnaast blijkt dat Facebookgebruikers meer geven om de

mening van anderen, waardoor eerder stappen worden ondernomen wanneer een bekende

reeds dezelfde stap heeft gezet (Hougaard & Tvede, 2010).

Ook blijkt dat een gesponsorde advertentie eerder als indringend, verveld en irritant gezien wordt (Cohen, 2012). De Facebooktijdlijnen worden als sociale privéomgeving gezien, waarin ‘ongevraagde’ advertenties niet welkom zijn (Beauchamp, 2012). Een sociale

advertentie daarentegen wordt niet als indringend gezien, omdat de gebruikers gewend zijn

om gebeurtenissen van vrienden te kunnen volgen op de tijdlijn. Om deze redenen wordt

verwacht dat de donatiedrang hoger zal zijn wanneer men wordt blootgesteld aan een

sociale advertentie van een non-profitorganisatie dan aan een gesponsorde advertentie op

Facebook.

Tevens wordt dit effect ook verwacht wanneer de Facebookpagina van een

non-profitorganisatie wordt geliket. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het onderhouden van

interpersoonlijke relaties een van de meest belangrijkste redenen is voor het liken van een

Facebookpagina (Lee et al., 2016). Om een gevoel van samenhorigheid te creëren, zal men

eerder iets liken wanneer een vriend dit al heeft gedaan (Cheung, Chiu, & Lee, 2011).

Daarbij komt dat online acties die slechts een kleine moeite vereisen, zoals het liken van een

pagina op Facebook, alleen zorgen voor een hoge mate van betrokkenheid bij het goede

doel als een van de Facebookvrienden zijn of haar betrokkenheid bij dat goede doel al heeft

getoond (Vitak, Zube, Smock, Carr, Ellison, & Lampe, 2011). Dit verband kan onderbouwd

worden aan de hand van de subjectieve norm, een van de gedragsbepalers uit de Reasoned

Action-theorie (Fishbein & Ajzen, 1975). Deze theorie veronderstelt dat men het online

gedrag aanpast aan hoe men denkt de goedkeuring van de ander te kunnen krijgen.

Wanneer bestaand gedrag wordt overgenomen, weet men zeker dat dit gedrag wordt

(14)

na het zien van een sociale advertentie, omdat men online graag gedrag toont dat een ander

ook toont. Om deze reden wordt waarschijnlijk minder snel actie ondernomen na het zien

van een gesponsorde advertentie, die op de tijdlijn verschijnt zonder dat daar sociale

invloeden mee gepaard gaan. Daarom wordt er een interactie-effect verwacht tussen het

soort advertentieblootstelling, brand endorsement en het doneergedrag. Vertaald naar het

huidige onderzoek, wordt verwacht dat wanneer er geen brand endorsement plaatsvindt de

donatiedrang hoger is bij blootstelling aan een sociale advertentie dan bij blootstelling aan een gesponsorde advertentie. Wanneer er wel brand endorsement plaatsvindt wordt

verwacht dat het negatieve effect op het doneergedrag eerder afgezwakt wordt door een

sociale advertentie dan door een gesponsorde advertentie. Op basis van bovenstaande

bevindingen is de vierde hypothese opgesteld:

H4: Consumenten doneren meer geld wanneer zij de Facebookpagina van een

non-profitorganisatie hebben gelikt of er aan zijn blootgesteld via een sociale advertentie ten

opzichte van een gesponsorde advertentie.

Alle hypotheses tezamen leiden vervolgens tot onderstaande conceptuele model waarbij de

(15)

Figuur 1. Conceptuele model

Methode

Onderzoeksdesign

Het onderzoek is uitgevoerd middels een experiment, opgezet volgens een 2 (wel of geen

brand endorsement op de Facebookpagina van de non-profitorganisatie) x 2 (gesponsorde

advertentie of sociale advertentie) between subjects design, waarbij participanten willekeurig

aan een conditie werden toegewezen. Daarnaast is de zelfwaargenomen hulpvaardigheid

gemeten. Deze is onderzocht als mediator die mogelijk van invloed kan zijn op het doneergedrag van de respondenten.

Sample

In totaal hebben 257 participanten (60,5% vrouwelijk; Mleeftijd = 29,86, SDleeftijd = 10,33)

deelgenomen aan het onderzoek. Vervolgens zijn er 62 verwijderd voor deelname, omdat ze

de instructies zoals het liken van de Facebookpagina niet juist hadden opgevolgd. Na

opschoning van de data bleven er in totaal 195 participanten over voor het onderzoek.

(16)

waarbij ze aangaven de Facebookpagina ook daadwerkelijk geliket te hebben. De overige

126 participanten werden blootgesteld aan de geen brand endorsement conditie.

Procedure

De participanten zijn geworven middels convenience sampling binnen het sociale netwerk

van de onderzoeker in de periode van 29 november tot 15 december 2017. De participanten zijn benaderd middels sociale media. Een sneeuwbaleffect heeft ertoe geleid dat er

participanten zijn bereikt buiten het directe sociale netwerk van de onderzoeker. Deelname

aan het onderzoek vond plaats op vrijwillige basis. Voordat de participant kon starten met het

onderzoek, werd gewezen op zijn of haar rechten en was het verplicht om de informed

consent-verklaring te ondertekenen (zie bijlage C). Vervolgens startte het onderzoek met de

taak om te denken aan een goede vriend(in) op Facebook en zijn of haar naam in te vullen.

Daarna werd men blootgesteld aan de twaalf verschillende non-profitorganisaties. Er is

gebruikgemaakt van twaalf non-profitorganisaties, om het segment breed genoeg te houden.

Op die manier werd de participant de mogelijkheid geboden om een goed doel te kiezen dat

aansloot bij hen. De gekozen non-profitorganisaties zijn actief op zeven verschillende

aandachtsgebieden, namelijk: natuur, milieu en wildlife; gezondheid; religie en

levensbeschouwing; dieren; internationale hulp en mensenrechten; kunst en cultuur en

welzijn (Goede Doelen Nederland, 2017). De gebruikte non-profitorganisaties zijn terug te

vinden in de vragenlijst in bijlage A. De non-profitorganisaties werden kort toegelicht voordat

men moest aangeven over welk van de goede doel hij of zij meer zou willen weten.

Tot slot werd men willekeurig blootgesteld aan één van de experimentele condities,

gevolgd door een vragenlijst met betrekking tot de afhankelijke variabelen en demografische gegevens. Bij het meten van de afhankelijke variabele ‘doneergedrag’ is gebruik gemaakt

van een loterij waarbij men kans maakte op het winnen van een waardebon. Drie

waardebonnen zijn uitgereikt, waarbij het door de participant gekozen bedrag is gedoneerd aan het desbetreffende goede doel. De totale duur van het experiment bedroeg ongeveer vijf

(17)

Materiaal

Het stimulusmateriaal bestond uit een gesponsorde of sociale advertentie van de

Facebookpagina van de door de deelnemer gekozen non-profitorganisatie (zie bijlage B). De

templates zijn verkregen door middel van een screenshot en zijn naderhand bewerkt met Photoshop. Storende sociale factoren, zoals het aantal likes en het aantal Facebookvrienden

dat lid is van de desbetreffende pagina, zijn verwijderd uit de afbeelding. Deze aanpassingen

zijn gemaakt om te voorkomen dat participanten werden beïnvloed door externe storende

factoren en zodat de afbeeldingen van alle goede doelen gelijk waren. Participanten konden

enerzijds worden blootgesteld aan een Facebookadvertentie van een non-profitorganisatie,

die geliket was door een goede vriend, zoals op een tijdlijn had kunnen verschijnen. De

naam van een goede vriend op Facebook was eerder in het onderzoek al gevraagd en kon

automatisch worden toegevoegd aan de afbeelding. De sociale advertentie was te

herkennen aan: (naam goede vriend) vindt (zelfgekozen goede doel) leuk. Anderzijds

konden de participanten worden blootgesteld aan een gesponsorde advertentie van de non-profitorganisatie, te herkennen aan het woord “gesponsord” bovenin de afbeelding.

Meetinstrumenten

Na blootstelling aan het stimulusmateriaal werden de participanten verzocht de vragenlijst in

te vullen. De vragenlijst heeft een tweetal variabelen gemeten, te weten 'zelfwaargenomen

hulpvaardigheid' en 'doneergedrag'. Bovendien zijn er controlevariabelen opgenomen. De

variabelen zijn allen op één moment gemeten.

Zelfwaargenomen hulpvaardigheid. De zelfwaargenomen hulpvaardigheid is bevraagd aan de hand van vier items:

1. Door het liken van/kijken naar de Facebookpagina van het goede doel voelt

het alsof ik iets goed heb gedaan voor de organisatie.

2. Door het liken van/kijken naar het goede doel op Facebook draag ik bij aan de

(18)

3. Door het liken van/kijken naar het goede doel op Facebook zorg ik voor een

betekenisvolle bijdrage in de organisatie.

4. Door het liken van/kijken naar het goede doel op Facebook voel ik me

hulpvaardig jegens de organisatie.

Alle vier items zijn gemeten middels een 7-punts likertschaal (1= Helemaal niet mee

eens, 7= Helemaal mee eens).

De principle componentenanalyse (PCA) met varimaxrotatie toont aan dat de vier items gezamenlijk de latente variabele ‘zelfwaargenomen hulpvaardigheid’ meet (EV=2,99,

=0,74). Er was één component met een eigenwaarde hoger dan 1, en er is een duidelijke

knik in de screeplot na deze component. Aansluitend hierop werd een

betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De analyse toont aan dat de nieuwe schaal

‘zelfwaargenomen hulpvaardigheid’ als betrouwbaar kan worden beschouwd ( = 0,88).

Hoe hoger men op de latente schaal scoorde, hoe meer men zichzelf als hulpvaardig ervaart

jegens de non-profitorganisatie (M=3,12, SD=1,44).

Doneergedrag. Het doneergedrag is gemeten aan de hand van één item: “Stel je zou één van de Bol.com waardebonnen winnen (twv €40,-) door deelname aan dit

onderzoek, hoeveel euro zou je daarvan willen afstaan en doneren aan het door jou gekozen goede doel?”. Er is in dit onderzoek voor gekozen om gebruik te maken van waardebonnen,

omdat op die manier de financiële ongelijkheid tussen de participanten verdwijnt. Men had

hierbij de keus om de waardebon van 40 euro te verdelen in op vijf euro afgeronde

bedragen, of de gehele waardebon zelf te houden. Voorbeeld van enkele keuzes waren om

35 euro zelf te houden, en 5 euro te schenken aan het goede doel, om 30 euro zelf te

houden, en 10 euro te schenken aan het goede doel, et cetera. Gemiddeld werd het meest gekozen voor “20 euro doneren, 20 euro zelf houden” (M=€20,95, SD=€15,38).

Controlevariabelen. Ter controle werden de participanten naar demografische gegevens gevraagd zoals leeftijd en geslacht. Daarnaast zijn er nog enkele vragen gesteld

met betrekking tot hun Facebookgebruik, hun netwerk en hun invloed op Facebook. De

vragen waren niet verplicht, waardoor de populatie per vraag kan verschillen van het totaal.

R

2

(19)

Facebookgebruik. Deze variabele is gemeten door te vragen hoeveel uur men

gemiddeld per week aan Facebook besteed (n=178, M=7,81, SD=6,70). Gemiddeld

genomen zitten de participanten bijna acht uur per week op Facebook.

Grote van het Facebooknetwerk. Deze variabele is gemeten door de vraag: “Hoe groot is je Facebooknetwerk?”, gemeten op een 7punts likertschaal (1= heel klein, 7= heel

groot). Participanten zijn van mening dat de grote van hun netwerk gemiddeld is (n=194,

M=4,22, SD=1,44).

Invloed op Facebooknetwerk. Deze variabele is gemeten door de vraag: “Hoe sterk is je invloed op je Facebooknetwerk?” Wederom werd de vraag gemeten door middel van een

7punts likertschaal (1=helemaal niet sterk, 7=heel sterk). De participanten achten hun

invloed op Facebook als niet sterk (n=194, M=2,72, SD=1,33).

Resultaten

Randomisatiecheck

Voordat de hypotheses werden getest werd onderzocht of de verschillende condities gelijk

aan elkaar verdeeld waren wat betreft de controle variabelen middels een eenwegs-ANOVA.

Uit de ANOVA analyse bleek dat de verschillende condities allen niet significant van elkaar

verschilden op leeftijd (F(3,194)=0,96, p=0,409), geslacht (F(3,194)=0,17, p=0,918),

Facebookgebruik (F(3,177)=0,542, p=0,654), grote van Facebooknetwerk (F(3,193)=0,37,

p=0,777) en mate van invloed op Facebook (F(3,193)=1,10, p=0,351). Dit betekent dat alle

condities gelijk verdeeld waren.

Correlaties

Vervolgens is er een bivariate correlatieanalyse uitgevoerd. De resultaten, zie tabel 1, tonen

aan dat er geen significante correlaties aanwezig zijn tussen de controlevariabelen en de

afhankelijke variabelen. Doordat er geen significante resultaten gevonden zijn, zullen deze

(20)

Testen van hypothesen

Om het conceptuele model te toetsen, is gebruik gemaakt van twee ANOVA univariate-variantieanalyses en een Hayes’ PROCESS-toets (2013). Uit de resultaten blijkt dat het

model in zijn geheel als significant kan worden aangenomen (F(4,190)=2,716, p=0,031). Op

basis van het model kunnen uitspraken worden gedaan, die per afhankelijke variabele hieronder worden weergegeven.

Doneergedrag. Gebaseerd op de literatuur werd verondersteld dat consumenten minder geld doneren wanneer zij een Facebookpagina van een non-profitorganisatie

endorsen dan wanneer ze deze pagina niet endorsen (H1). Desondanks zullen de

participanten meer doneren na blootstelling aan een sociale advertentie ten opzichte van een

gesponsorde advertentie bij zowel brand endorsement als zonder brand endorsement (H4).

Er werd een univariate ANOVA uitgevoerd met brand endorsement en het soort

advertentieblootstelling als onafhankelijke variabele en doneergedrag als afhankelijke

variabele. Uit de resultaten blijkt een significant negatief hoofdeffect van brand endorsement

op het doneergedrag (F(1,191)=4,10, p=0,04, =0,14). Brand endorsers (M=€17,97,

SD=€14,76) doneren gemiddeld minder geld dan participanten die enkel waren blootgesteld

(21)

aan een Facebookpagina van een non-profitorganisatie (M=€22,58, SD=€15,53). H1 kan

volgens de ANOVA-analyse worden aangenomen.

Tevens blijkt er een niet-significant hoofdeffect van het soort advertentieblootstelling

op het doneergedrag (F(1,191)=2,64, p=0,11). Blootstelling aan een gesponsorde

advertentie (M=€22,52, SD=€15,39) of een sociale advertentie (M=€19,51, SD=€15,31) heeft

geen invloed op het doneergedrag. Ook blijkt er geen significant interactie-effect gevonden te

zijn dat kan aantonen dat effect van brand endorsement op het doneergedrag afhankelijk is van het soort advertentieblootstelling (F(1,190)=0,768, p=0,382). De beschrijvende

resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 2. H4 kan worden verworpen; soort

advertentieblootstelling heeft geen invloed op het effect dat wel of geen brand endorsement

heeft op het doneergedrag.

Zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Daaropvolgend werd het effect van brand endorsement en soort advertentieblootstelling op zelfwaargenomen hulpvaardigheid (H2)

getoetst. Uit de resultaten van de univariate ANOVA bleek een significant positief hoofdeffect

van brand endorsement op zelfwaargenomen hulpvaardigheid F(1,191)=60,57, p=<0,001,

=0,49. Brand endorsers (M=4,06, SD=0,15) voelen zich gemiddeld hulpvaardiger richting

(22)

de organisatie dan participanten die enkel werden blootgesteld aan de non-profit

Facebookpagina (M=2,59, SD=0,11). H2 kan worden aangenomen.

Verrassend genoeg werd er ook een significant effect gevonden wat betreft het effect

van het soort advertentieblootstelling op zelfwaargenomen hulpvaardigheid (F(1,191)=4,20,

p=0,042, =0,02). Participanten die werden blootgesteld aan de sociale advertenties

(M=3,52, SD=0,13) vonden zichzelf hulpvaardiger dan participanten die werden blootgesteld

aan de gesponsorde advertentie (M=3,13, SD=0,14). Ondanks dat dit effect niet was

verwacht, wordt deze wel meegenomen voor verdere analyse.

Conceptueel model. Vervolgens zijn de data in hun geheel geanalyseerd aan de hand van model 5 van Hayes’ PROCESS SPSS macro toets met 5000 bootstrap samples.

Er is voor model 5 gekozen, omdat deze overeenkomt met het conceptuele model zoals

weergegeven in figuur 1.

Om te beginnen toont PROCESS geen significant negatief hoofdeffect van brand

endorsement op het doneergedrag (H1) (B=-2,21, p=0,396, 95% CI [-7,34, 2,92]). Dit is in

tegenstelling met de resultaten van de ANOVA-analyse. Wanneer het gehele model getest

wordt, vervalt het directe effect. Dit betekent dat H1 alsnog kan worden verworpen. Er is

echter wel een marginaal negatief significant indirect-effect gevonden wat betreft het effect

van brand endorsement op doneergedrag (indirect effect= -2,49, 95% CI [-5,3740; 0,00]).

Zoals de ANVOA al aantoonde, toont ook PROCESS een significant positief direct

effect van brand endorsement op de zelfwaargenomen hulpvaardigheid (H2) (B=1,46,

p=<0,001, 95% CI [1,08, 1,83]). Bovendien blijkt er een negatief marginaal significant effect

van zelfwaargenomen hulpvaardigheid op het doneergedrag (H3) (B=-1,71, p=0,051, 95% CI

[-3,42, 0,10]) te zijn. Beide effecten tezamen tonen een positief effect van brand

endorsement op zelfwaargenomen hulpvaardigheid, wat vervolgens zorgt voor een negatief

effect op het doneergedrag. Dit betekent dat H2 en H3 kunnen worden aangenomen. Hypothese 4 verondersteld dat het effect van wel of geen brand endorsement op het

doneergedrag afhankelijk was van de soort advertentieblootstelling. Net zoals bleek uit de

(23)

ANOVA, toont ook PROCESS een niet-significant effect (B=-3,97, p=0,382, 95% CI [-12,91,

4,97]), H4 kan wederom worden verworpen.

Tot slot is door middel van PROCESS gecontroleerd voor impressiemanagement, als

extra mediator. Het onderzoek van Kristofferson et al. (2014) en Jeong en Lee (2013)

toonden aan dat het effect van betekenisvolle support om deze reden uitblijft. PROCESS

toonde echter geen significante resultaten, daarom wordt impressiemanagement verder

buiten beschouwing gelaten.

Discussie

Het doel van dit onderzoek was het inzichtelijk maken van een mogelijk negatief effect van

brand endorsement van non-profitorganisaties op Facebook op het doneergedrag van de

consument en het onderzoeken van de reden voor het bestaan van dit effect. Hierbij is het

onderliggende effect, om de reden te kunnen achterhalen, gemeten aan de hand van de mate van zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Verwacht werd dat de hoogte van de donaties

afhankelijk zou zijn van het soort advertentieblootstelling.

De resultaten tonen vijf belangrijke bevindingen. Ten eerste werd er een direct

negatief effect gevonden tussen brand endorsement en het doneergedrag, zoals verwacht

werd. Dit effect werd echter niet waargenomen toen het gehele conceptuele model getoetst

werd. Zodoende kan vastgesteld worden dat het effect volledig wordt gemedieerd door

zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Ten tweede werd er een positief effect gevonden tussen

brand endorsement en zelfwaargenomen hulpvaardigheid en bleek de mate van

zelfwaargenomen hulpvaardigheid een negatieve invloed te hebben op het doneergedrag.

Deze uitkomst werd verwacht en is bevestigd. Ten derde bleek het effect van brand

endorsement op doneergedrag niet afhankelijk te zijn van het soort advertentieblootstelling.

Tot slot is er waargenomen dat het soort advertentieblootstelling een positief effect heeft op

(24)

Hieruit kan geconcludeerd worden dat het doel van het onderzoek is behaald. Er

bestaat inderdaad een negatief effect tussen het liken van een non-profitorganisatie op

Facebook en het doneergedrag van de consument. Dit komt doordat de consument een like

als voldoende hulp aan de organisatie ziet. Het onderzoek heeft hiermee een mechanisme

van slacktivism kunnen ontdekken. Daarbij is aangetoond dat het geen verschil maakt via

welke weg men op Facebook wordt blootgesteld aan een advertentie van een

non-profitorganisatie.

Bevindingen en implicaties

Allereerst tonen de resultaten dat het liken van een non-profitorganisatie een negatief effect

heeft op het doneergedrag. Echter, dit effect verviel toen het conceptuele model in zijn

geheel werd getoetst. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat dit effect volledig wordt

gemedieerd door zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Een van de redenen van het uitblijven van donaties na token support, is daarmee ontdekt. Het effect van slacktivism, oftewel: “de

bereidheid om een relatief kosteloze, symbolische blijk van steun te geven, met een gebrek aan verdere meer betekenisvollere inspanning voor het goede doel”, kan door dit onderzoek

worden verklaard. Door het uitvoeren van token support heeft de consument het gevoel bij te

hebben gedragen aan de doelstellingen van de organisatie, waardoor de druk om over te

gaan op verdere betekenisvolle inspanningen afneemt.

Het gevonden negatieve effect sluit aan op het onderzoek van Kristofferson et al.

(2014). Het onderzoek van Lee en Hsieh (2013) wordt door dit onderzoek ontkracht. Dit

onderzoek veronderstelt namelijk dat brand endorsement een positief effect heeft op de

verdere intenties tot betekenisvolle support. Deze tegenstelling kan voortkomen uit het feit

dat alleen de intenties zijn onderzocht en niet het daadwerkelijke doneergedrag. Hierdoor is

de kans groter dat men eerder een sociaal wenselijk antwoord geeft dan een eerlijke

afspiegeling van wat men in werkelijkheid zou doen. Ook waren de intenties gericht op gelijkwaardige vervolgacties en niet op het doneren van geld. Ook Vie (2014) en Jones

(25)

(2015) veronderstelden dat token support zorgt voor positievere gedacht, wat volgens de

onderzoekers zou kunnen leiden tot intenties om over te gaan op betekenisvolle support.

Het huidige onderzoek bevestigt deze veronderstelling deels, want het onderzoek heeft

aangetoond dat brand endorsement inderdaad leidt tot positievere gedachten. Echter, komen

deze positievere gedacht voort uit het idee dat een like een organisatie helpt, waardoor

donaties juist uitblijven. Hiermee is ook de moral-licensing-theorie, zoals eerder werd

bevestigd door andere onderzoeken omtrent donaties, nogmaals bekrachtigd (Krishna, 2011; Ferguson et al., 2012; Khan & Dhar, 2006). Het gevoel dat men moreel iets goed gedaan

heeft, laat het toe moreel juiste vervolgacties achterwege te laten.

Ten tweede is gebleken dat brand endorsement zorgt voor een gevoel van

zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Voor zover bekend, is dit het eerste onderzoek in deze

richting. Een verklaring voor dit positieve effect kan zijn dat de consument denkt een goed

doel te kunnen helpen met het liken van de Facebookpagina. Enerzijds is dit waar; een like

zorgt voor merkbekendheid, het verspreiden van informatie en media-aandacht. Anderzijds

leidt een like ertoe dat donaties achterwege blijven terwijl juist donaties nodig zijn bij het

slagen van projecten, ontwikkelingen en onderzoeken (Berger, 2016).

Het hulpvaardige gevoel dat wordt opgeroepen door brand endorsement heeft

daardoor een averechts effect op het doneergedrag. Men krijgt volledige voldoening uit token

support, waardoor verder stappen uitblijven (Christensen, 2011). Dit wordt bevestigd door eerder onderzoek, waarin is aangetoond dat de ‘donatiedruk’ wegvalt door het aantal likes

dat een non-profitorganisatie online heeft (Lewis et al., 2014), of door het vervullen van de

motieven van impressiemanagement (Jeong & Lee 2013). Dit onderzoek voegt daaraan toe

dat donaties uitblijven, omdat men van zichzelf denkt hulpvaardig genoeg te zijn geweest

voor de organisatie na het online steunen. Het begrip slacktivism duidt niet zozeer op

donatieluiheid, maar eerder op het gevoel dat de consument bij token support al

betekenisvolle steun geleverd heeft. Dit effect moet worden gereduceerd, omdat blijkt dat

een non-profitorganisaties erg makkelijk worden geliket door de consument (Bernritter et al., 2016).

(26)

Ten derde is gebleken dat het effect dat brand endorsement heeft op het

doneergedrag niet afhangt van het soort advertentie waaraan men wordt blootgesteld. Een

verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat men bij een gesponsorde advertentie kan denken dat

de organisatie (dringend) hulp nodig heeft, terwijl bij een sociaal bericht gedacht kan worden

dat een vriend(in) de organisatie al helpt.

Tot slot bleek er een (niet veronderstelde) positieve relatie te bestaan tussen het

soort advertentieblootstelling en de mate van zelfwaargenomen hulpvaardigheid. Participanten die werden blootgesteld aan een sociale advertentie vonden zichzelf

hulpvaardiger de participanten die blootstelling aan een gesponsorde advertentie

ondervonden Een verklaring voor het effect zou kunnen zijn dat iemand zich hulpvaardiger

acht, omdat daarbij het gevoel kan worden opgeroepen dat men én een vriend(in) helpt, én

het goede doel steunt.

Limitaties en vervolgonderzoek

Zoals elke studie, heeft ook dit onderzoek een aantal beperkingen. Ten eerste komen, door

het gebruik van een convenience sampling, alle participanten uit een vergelijkbaar milieu. Bij

vervolgonderzoek is het belangrijk dat er een meer diverse steekproef gedaan wordt. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (2015) blijkt namelijk: “Hoe ouder, hoe

vrijgeviger”. Jonge huishoudens (rond de 35 jaar) doneren gemiddeld zo’n één procent van

hun inkomen aan een goed doel, terwijl oudere huishoudens (vanaf 65 jaar) het dubbele

doneren. Ook moet in acht genomen worden dat verschillende doelgroepen een andere kijk

op sociale netwerksites en non-profitorganisaties hebben.

Ten tweede heeft dit onderzoek zich alleen gericht op Facebook en slechts één vorm

van token support. Vervolgonderzoek zou de resultaten kunnen aanvullen door meerdere

sociale netwerksites te onderzoeken, zoals op Snapchat (met filters) of Instagram (met

volgers). Ook zouden de resultaten kunnen worden uitgebreid door gedrag niet alleen te testen op donaties, maar ook op tijd voor vrijwilligerswerk.

(27)

Ten derde is het doneergedrag gemeten met waardebonnen. Deze waardebonnen

waren (nog) geen eigendom van de participant. Een nadeel van fictief geld is dat de

participanten minder waarde zullen hechten aan het bedrag. Desondanks is getracht dit

effect te reduceren door aan te geven dat er een kans bestond dat ze het bedrag

daadwerkelijk kunnen winnen. Toch bestaat er een kans dat participanten aangegeven

hebben meer geld te willen doneren dan dat ze in werkelijkheid zouden hebben gedoneerd.

Dit kan verklaard worden doordat de participanten graag consistent willen zijn met hun deelname aan het onderzoek. Het gaat niet zozeer om wat ze doneren, maar het gevoel iets te moeten doneren omdat het onderzoek dit ‘vraagt’ (Schwarzwald, Bizman, & Raz, 1983).

Vervolgonderzoek zou dit effect kunnen reduceren door gebruik te maken van een

controlegroep.

Ten vierde werd er geen interactie-effect gevonden tussen soort

advertentieblootstelling en brand endorsement en doneergedrag. Een verklaring voor het

uitblijven van dit effect zou kunnen zijn dat het veronderstelde effect in andere onderzoeken,

gebaseerd op andere vakgebieden, niet geldt voor het huidige vakgebied. Een andere

verklaring zou kunnen zijn dat niet duidelijk is aangegeven dat er twee soorten

advertentieblootstellingen mogelijk zijn op Facebook, en dat de participanten aan één van de

twee werden blootgesteld. Vervolgonderzoek zou een controlegroep kunnen testen die aan

beide advertentievormen wordt blootgesteld.

Tot slot zijn er nog enkele suggesties voor vervolgonderzoek gebaseerd op de

theoretische bevindingen. Ten eerste zou het waardevol zijn om bestaand onderzoek uit te

breiden met kwalitatief onderzoek. Het huidige onderzoek heeft de relevantie van het

mechanisme ‘zelfwaargenomen hulpvaardigheid’ uiteengezet. Kwalitatief vervolgonderzoek

zou kunnen onderzoeken waarom men denkt dat een like bijdraagt aan de doelstellingen van

de organisatie. Een tweede suggestie is om te onderzoeken of de gevonden effecten

hetzelfde blijven als onderscheid wordt gemaakt tussen consumenten met een hoge en lage

mate van betrokkenheid bij non-profitorganisaties. Consumenten met een hoge mate van betrokkenheid verwerken hun informatie namelijk meer met focus dan consumenten die een

(28)

lage mate van betrokkenheid tonen (Maheswaran & Meyers-Levy, 1990). Deze laatste groep

verwerkt informatie eerder op basis van perifere informatie.

Implicaties voor de praktijk

Dit onderzoek bevat belangrijke bevindingen voor de marketingafdelingen van

non-profitorganisaties. Zoals aangetoond, werkt een marketingstrategie gebaseerd op sociale media op dit moment averechts; een aanpassing is daarom van groot belang. Omdat het

opereren op sociale media ook voordelen heeft, zullen nieuwe strategieën bedacht moeten

worden waarmee slacktivism kan worden omzeild. Momenteel is de vind-ik-leuk-button

makkelijker bereikbaar dan de doneer-button. Een voorstel is om deze functies te

verwisselen. De vind-ik-leuk-button moet vervangen worden door de doneer-button, zodat

het moral licensing-effect zal komen te vervallen. Doneren zal de eerste stap moeten zijn bij

het zien van de advertentie. Men kan de Facebookpagina ook nog liken, maar dit is pas

mogelijk nadat men daar moeite voor gedaan heeft. Men zal dan eerst naar de

Facebookpagina van de organisatie moeten gaan. Een voorbeeld van deze vernieuwde vorm

van adverteren via Facebook is terug te vinden in bijlage D. Deze functie-aanpassing kan

voor zowel sociale als gesponsorde advertenties gebruikt worden. Bij sociale advertenties

verandert de tekst van: (naam vriend) vindt (goede doel) leuk, in: (naam vriend) heeft aan

(goede doel) gedoneerd. Bij een gesponsorde advertentie is alleen de vind-ik-leuk-button

vervangen door een doneer-button.

Conclusie

Het doel van dit onderzoek was om non-profitorganisaties inzicht te geven in de reden dat er

een negatief effect bestaat tussen brand endorsement en het doneergedrag van de

consument. Terugkomend op de onderzoeksvraag, blijkt het liken van een goed doel op

Facebook inderdaad een negatief effect te hebben op het doneerbedrag. De resultaten van

dit onderzoek tonen namelijk aan dat men brand endorsement beschouwt als een

(29)

organisatie, daardoor denkt men mee te werken aan de doelstellingen van de organisatie.

Helaas is dit niet het geval en blijven verdere donaties uit. Non-profitorganisaties zullen zich

daarom moeten blijven afvragen wat hun doel is op sociale netwerk sites. Is het doel alleen

het zorgen voor toename van merkbekendheid, het kosteloos verspreiden van informatie of

het verkrijgen van aandacht, dan is Facebook de juiste plek om te opereren. Is het doel

echter het verkrijgen van betekenisvolle support, dan zullen non-profitorganisaties hun

marketingstrategie moeten aanpassen en moeten stoppen met het aanmoedigen van publiekelijke token support, want uit dit onderzoek blijkt dat er een averechts effect

gecreëerd wordt. De resultaten van dit onderzoek kunnen als eyeopener fungeren voor de

non-profitorganisaties die denken dat token support een opstap is naar verdere

betekenisvolle support. Er is slechts één positief effect aanwezig bij brand endorsement, namelijk dat de consument een extra ‘morele credit’ heeft verdiend voor zichzelf.

Referenties

Beauchamp, M. B. (2012). Don’t invade my personal space: Facebook’s advertising dilemma. Journal of Applied Business Research, 29(1), 91-96.

Berger, I. (2016, 16 november). Non-profit content marketing: inspireer je donateurs! Geraadpleegd op 2 januari 2018, van

https://www.traffic-builders.com/non-profit-content-marketing/

Bernritter, S. F., Verlegh, P. W. J., & Smit, E. G. (2016). Why nonprofits are easier to endorse on social media: The roles of warmth and brand symbolism. Journal of

Interactive Marketing, 33(1), 27-42. https://doi.org/10.1016/j.intmar.2015.10.002

Bower, B. (2014). TOKEN Gestures: Online causes may attract many more than

commitments. Science News, 186(1), 22-26.

Brown, J. J., Broderich, A. J., & Lee, N. (2007). Word of mouth communication within online

communities: Conceptualizing the online social network. Journal of Interactive

(30)

Brown, J. J., & Reingen, P. H. (1987). Social ties and word-of-mouth referral behaviour.

Journal of Consumer Research, 14(3), 350-362. https://doi.org/10.1086/209118

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015, 18 december). Nederland steeds ruimhartiger

voor goede doel. Geraadpleegd op 10 januari 2018, van

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/51/nederland-steeds-ruimhartiger-voor-goede-doel

Cheung, C. M., Chiu, P. Y., & Lee, M. K. O. (2011). Online social networks: Why do students

use Facebook? Computer human behaviour, 27(4), 1337-1343. https://doi.org/10.1016/j.chb.2010.07.028

Christensen, H. S. (2011). Political activities on the Internet: Slacktivism or political

participation by other means? First Monday, 16(2).

http://dx.doi.org/10.5210/fm.v16i2.3336

Darley, J. M., & Latané, B. (1968). Bystander intervention in emergencies: Diffusion of

responsibility. Journal of Personality and Social Psychology, 8(4), 377-383.

http://dx.doi.org/10.1037/h0025589

Dehghani, M., & Tumer, M. (2015). A research on effectiveness of Facebook advertising on

enhancing purchase intention of consumers. Computers in Human Behaviour, 49(1),

597-600. https://doi.org/10.1016/j.chb.2015.03.051

Ferguson, E., Taylor, M., Keatley, D., Flynn, N., & Lawrence, C. (2012). Blood donors'

helping behaviour is driven by warm glow: more evidence for the blood donor

benevolence hypothesis. Transfusion, 51(10), 2189-2200.

doi:10.1111/j.1537-2995.2011.03557.x

Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention and behavior: An introduction to

theory and research. Reading, MA: Addison-Wesley.

Getting Social. (2017). Wat zijn de verschillende advertentievormen in Facebook?

Geraadpleegd op 10 december 2017, van

http://www.gettingsocial.nl/kennisbank/wat-zijn-de-verschillende-advertentievormen-facebook#.WigHqlLWC8V

Goede Doelen Nederland (2017). Goede doelen. Geraadpleegd op 5 december 2017, van http://www.goededoelen.nl/doel

(31)

Goffman, E. (1959). The presentation of self in everyday life. New York, NY: Doubleday.

Hayes, A. F. (2013). Introduction to Mediation, Moderation, and Conditional Process

Analysis: A Regression-based Approach. New York, NY: Guilford Press.

Hogg, M. A., & Turner, J. C. (1985). Interpersonal attraction, social identification and

psychological group formation. European Journal of Social Psychology, 15(1), 51-66.

doi:10.1002/ejsp.2420150105

Hougaard, J. L., & Tvede, M. (2010). Selling digital music: Business models for public goods. Netnomics, 11(1), 85–102. Geraadpleegd op 29 november 2017, van

https://link.springer.com/article/10.1007/s11066-009-9047-0

Huang, H. Y., Chen, P. L., & Kuo, Y. C. (2017). Understanding the facilitators and inhibitors of idividuals’ social network sites usage. Online Information Review, 41(1), 85-101.

https://doi.org/10.1108/OIR-10-2015-0319

Jeong, H. J., & Lee, M. (2013). The effect of online media platforms on joining causes: The

impression management perspective. Journal of Broadcasting & Electronic Media,

57(4), 439-455. https://doi.org/10.1080/08838151.2013.845824

Jones, C. (2015). Slacktivism and the social benefits of social video: Sharing a video to 'help'

a cause. First Monday, 20(5), 1-10. Http://dx.doi.org/105210/fm.v20i5.5855

Khan, U., & Dhar, R. (2006). Licensing effect in consumer choice. Journal of Marketing Research, 43(2), 259-66. https://doi.org/10.1509/jmkr.43.2.259

Krishna, A. (2011). Can supporting a cause decrease donations and happiness? The cause

marketing paradox. Journal of Consumer Psychology, 21(1), 338-345.

doi:10.1016/j.jcps.2011.02.001

Kristofferson, K., White, K., & Peloza, J. (2014). The nature of slacktivism: How the social

observability of an initial act of token support affects subsequent prosocial action.

Journal of Consumer Research, 40(6), 1149-1166. https://doi.org/10.1086/674137 Lee, S. Y., Hansen, S. S., & Lee, J. K. (2016). What makes us click “like” on Facebook?

(32)

endorsement. Computer Communications, 73(B). 332-341.

https://doi.org/10.1016/j.comcom.2015.08.002

Lee, Y. H., & Hsieh, G. (2013). Does slacktivism hurt activism? The effects of moral

balancing and consistency in online activism. Proceedings of the SIGCHI Conference

on Human Factors in Computing Systems, 13(1), 811-820.

doi:10.1145/2470654.2470770

Lewis, K., Gray, K., & Meierhenrich, J. (2014). The structure of online activism. Sociological Science, 1(1), 1-9. doi:10.15195/v1.a1

Li, Y. M., Lee, Y. L., & Lien, N. J. (2012). Online social advertising via influential Endorsers.

International Journal of Electronic Commerce, 16(3), 119-154.

doi:10.2753/JEC1086-4415160305

Maheswaran, D., & Meyers-Levy, J. (1990). The influence of message framing and issue

involvement. Journal of Marketing Reasearch, 27(3), 361-367. doi:10.2307/3172593

Manski, C. F. (1993). Identification of endogenous social effects: The reflection problem.

Review of Economic Studies 60(3), 531-42. https://doi.org/10.2307/2298123

Merritt, A. C., Effron, D. A., & Monin, B. (2010). Moral self-licensing: When being good frees

us to be bad. Social and Personality Psychology Compass, 4(5), 344-357.

doi:10.1111/j.1751-9004.2010.00263.x

Morozov, E. (2009, 19 mei). “The Brave New World of Slacktivism,” Foreign Policy. Geraadpleegd op 10 december 2017, van http://foreignpolicy.com/2009/05/19/the-brave-new-world-of-slacktivism/

O’Mahony, J. (2013, 7 mei). Likes don’t save lives: charity hits out at Facebook ‘slactivists’.

Geraadpleegd op 12 december 2017, van

http://www.telegraph.co.uk/technology/facebook/10041713/Likes-dont-save-lives-charity-hits-out-at-Facebook-slacktivists.html

Schwarzwald, J., Bizman, A., & Raz, M. (1983). The foot-in-the-door paradigm: Effects of

second request size on donation probability and donor generosity. Personality and Social Psychology Bulletin, 9(3), 443-450. doi:10.1177/0146167283093015

(33)

Shulman, S. W. (2005). The internet still might (but probably won’t) change everything:

Stakeholder views on the future of electronic rulemaking. Journal of Law and Policy

for the Information Society, 1(1), 111-145.

Taylor, D. G., Lewin, J. E., & Strutton, D. (2011). Friends, fans, and followers: do ads work on social networks? Business Faculty Publications, 51(1), 258-275. doi:10.2501/JAR-51-1-258-275

Tucker, C. (2012, 15 februari). Social advertising. Geraadpleegd op 17 januari 2018, van

https://www.tse-fr.eu/sites/default/files/medias/stories/sem_12_13/io_industrial_organization/tucker.pd f

Vie, S. (2014). In defense of “slacktivism”: The human rights campaign Facebook logo as

digital activism. First Monday. 19(4), 1-10. doi:10.5210/fm.v19i4.4961

Vitak, J., Zube, P., Smock, A., Carr, C. T., Ellison, N., & Lampe, C. (2011). It’s complicated:

Facebook users’ Political Participantion in the 2008 election. Cyberpsychology,

Behaviour, and Social Networking, 14(3), 107-114.

https://doi.org/10.1089/cyber.2009.0226

Wallace, E., Buil, I., De Chernatony, L., & Hogan, M. (2014) Who likes you and why? A

typology of Facebook fans. Journal of Advertising Research, 54(1), 92-109.

(34)

Bijlagen

Bijlage A

Vragenlijst

Vraag 1:

In dit gedeelte van de vragenlijst ga je meedoen aan een studie over verschillende goede doelen op Facebook. Hierbij zijn wij, in samenwerking met de goede doelen, benieuwd naar de gebruikerservaringen.

Daarvoor zouden we graag willen dat je onderstaande beschrijvingen van de goede doelen rustig doorleest of scant voordat je een goed doel gaat kiezen waarover je online graag meer zou willen weten.

ALS Nederland

Stichting ALS zet zich in voor alle patiënten met de aandoening Amyotofische Laterale Sclerose (ALS) en het bestrijden daarvan. Dit doen ze door middel van wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaken, voorkomingen en genezing. Ook fungeren ze als

communicatie platform voor patiënten, naasten en nabestaanden. Tevens werken ze aan het verbeteren van de levenskwaliteit van een ALS patiënt.

Artsen zonder Grenzen

Artsen Zonder Grenzen verleent hulp aan bevolkingsgroepen in nood, bijvoorbeeld aan slachtoffers van natuurrampen en van (burger)oorlogen. Zij doen dit zonder onderscheid te maken tussen ras, religie of politieke opvatting. Overal ter wereld staat er een ploeg van Artsen Zonder Grenzen klaar om mensen te helpen door medische hulp te verlenen.

Bijbelvereniging

De Nederlandse Bijbelvereniging plaatst gratis Bijbels in overnachtingslocaties, waaronder hotelkamers, vakantiehuisjes, ziekenhuizen, gevangenissen scheepshutten. Het doel hierbij is het Evangelie van Jezus Christus dichtbij de mensen, dichtbij de lezer te brengen.

CliniClowns Nederland

CliniClowns zijn professionele opgeleide clowns gaan opzoek naar de behoefte van zieke en gehandicapte kinderen. De clowns zijn daar waar behoefte is aan verrassing, afleiding en plezier in ziekenhuizen, bij kinderen thuis, op scholen, bij instellingen, tijdens evenementen en online. Alle activiteiten zijn gratis en komen tot stand dankzij donateurs en giften.

(35)

Greenpeace Nederland

Greenpeace is een internationale milieuorganisatie die als eerst doel heeft om grootschalige milieuproblemen onder de aandacht te brengen van het publiek en de politiek door middel van geweldloze acties en te lobbyen. Duurzame landbouw, sterke bossen, levende oceanen, schone energie en een gifvrije wereld is waar Greenpeace voor staat.

Hersenstichting

De Hersenstichting helpt hersenaandoeningen te voorkomen en te genezen en stelt zich als doel ervoor te zorgen dat patiënten een zo volwaardig mogelijk leven kunnen leiden. In Nederland krijgt zo'n een op de vier inwoners te maken met een hersenaandoening, wat een grote impact heeft op het leven van de getroffen maar ook de omgeving van de getroffen personen.

KWF

KWF Kankerbestrijding is een Nederlandse stichting die zich inzet voor bestrijding van kanker. KWF kankerbestrijding doet dit door middel van wetenschappelijk onderzoek,

voorlichting, patiëntenondersteuning en fondsenwerving. Dat gebeurt samen met vrijwilligers, donateurs, patiënten, artsen en onderzoekers. Op deze manier proberen ze kanker te

bestrijden en mensen beter voor te lichten over deze ziekte.

Leger des Heils

Het Leger des Heils is internationale beweging en behoort tot de christelijke kerk die helpt bij direct maatschappelijke hulpverlening aan diegenen in de samenleving die geen helper hebben zoals daklozen, prostituees en verslaafden. De boodschappen zijn gebaseerd op de Bijbel en de dienstverlening wordt gestimuleerd door de liefde tot God.

UNICEF

UNICEF is de kinderrechtenorganisatie van de VN en komt op voor de recht van alle

kinderen. UNICEF helpt, samen met partnerorganisaties, wereldwijd kinderen in situates van armoede, ziekte, gewld en discriminatie. Dankzij UNICEF gaan miljoenen kinderen naar school en worden kinderen ingeënt tegen dodelijke ziektes als mazelen.

Wakker Dier

Stichting Wakker Dier is een organisatie die zich inzet voor het bevorderen van het welzijn van dieren met name in de veehouderij. Stichting wakker Dier is van mening dat alle dieren in de bio-industrie leven onder erbarmelijke omstandigheden. Wakker Dier zet zich in voor

(36)

deze dieren en stimuleert de biologische veelteelt en bevordert de consumptie van plantaardige voeding.

Wereld Natuur Fonds Nederland

Het Wereld Natuur Fonds staat voor het beschermen van de rijkdom aan plant- en diersoorten op aarde. Dit doet WNF samen met de mensen die hen steunen, bedrijven, lokale bevolking en overheden. Vanuit Nederland financieren ze meer dan 60 veldprojecten wereldwijd. Zo voeren ze campagnes voor het behoud van oerbossen in Indonesië en het beschermen van olifanten en neushoorns in Afrika.

World Animal Protection

De stichting World Animal Protection (WAP) is een internationale organisatie die zich inzet voor de bescherming van de dieren wereldwijd. WAP komt in actie voor dieren die zijn getroffen door rampen, intensieve veehouderij, dieren in gevangenschap, zwerfhonden en werkdieren. Daarnaast geven ze voorlichtingen over hoe het dieren welzijn en de verzorging wel zou moeten gebeuren.

Kies hieronder een van de goede doelen die het meest interesse bij je wekt en waarvan jij meer zou willen weten via de Facebookpagina. Kies hierbij een doel waarvan je de pagina nooit eerder geliket hebt.

o ALS Nederland

o Artsen zonder Grenzen o Bijbelvereniging

o CliniClowns Nederland o Greenpeace Nederland o Hersenstichting

o KWF Kankerbestrijding o Leger Des Heils

o UNICEF o Wakker Dier

o Wereld Natuur Fonds Nederland o World Animal Protection

(37)

Vraag 2 – voor de brand endorsement condities:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Facebook is er niet in geslaagd duidelijk te maken dat zijn verdienmodel (en belangrijke inkomstenbron) is gebaseerd op het commercieel gebruik van gegevens en

Het Programma naar een Rijke Waddenzee organiseerde op 23 en 24 januari 2020 in Het Brouwdok in Harlingen Haven een WadLab over een toekomstbestendige oogst van voedsel in en om

Deze cursus behandelt het natuurbeschermingsrecht (soorten- en gebiedsbescherming) en het ruimtelijk recht en de kruispunten waar beide terreinen samen komen. De cursus tracht

Vaak gaat het hier om bewoners die zelf negatieve ervaringen hebben gehad met instanties en die ervaringen kunnen inzetten om contact te maken en de juiste problemen te zien

Je word niet opgehaalt door een bus, maar gaat met de fiets naar school.. Soms brengen je ouders je met de auto, maar alleen als het hart regent

We give a polynomial time algorithm to compute an optimal energy and fractional weighted flow trade-off schedule for a speed-scalable processor with discrete speeds.. Our algorithm

The design of a product acts as a carrier of various symbolic meanings. These meanings are a result of experiencing all the specific design characteristics together in the complete

The main focus of this study is on the punishment stage, where the study deeply analyzes how a junior punisher’s decision to punish the player given the player’s