• No results found

De IFRS 16 lease standaard en de fiscale jaarrekening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De IFRS 16 lease standaard en de fiscale jaarrekening"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De IFRS 16 lease standaard en de fiscale

jaarrekening

Scriptiebegeleider: dhr. L.H. Storm van ’s Gravesande RA

Marit de Hoop

10648577

Scriptie FEB MSc Fiscale Economie

9 juli 2018

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Marit de Hoop, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Inhoudsopgave

Afkortingenlijst 5

1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding van het onderzoek 6

1.2 Centrale vraag en deelvragen 7

1.3 Onderzoeksmethode 8

2 Bedrijfseconomische achtergrond van leasing 9

2.1 Inleiding 9 2.2 Leasing 9 2.3 Financiële lease 10 2.4 Operationele lease 11 2.5 Sale-en-leaseback 12 2.6 Conclusie 12

3 De vennootschappelijke behandeling van leasecontracten onder IAS 17 en IFRS 16 14

3.1 Inleiding 14

3.2 De behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IAS 17 14

3.2.1 Financiële leases 14

3.2.2 Operationele leases 15

3.3 De tekortkomingen van IAS 17 16

3.4 De behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IFRS 16 17

3.5 De gevolgen van IFRS 16 19

3.6 Conclusie 20

4 De fiscale behandeling van leasecontracten 22

4.1 Inleiding 22

4.2 Lease-arrest 22

4.3 Leasebesluit 23

4.4 Fiscaal eigendom en economisch belang 25

(4)

4.6 Fiscale investeringsfaciliteiten 27

4.7 Conclusie 28

5 De verhouding tussen de vennootschappelijke en fiscale behandeling van leasecontracten 30

5.1 Inleiding 30

5.2 Relatie tussen de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte 30

5.3 Gevolgen van een niet IFRS 16-conforme aangifte 35

5.4 Gevolgen van een IFRS 16-conforme fiscale aangifte 36

5.4.1 Investeringsfaciliteiten 36

5.4.2 Renteaftrekbeperkingen 37

5.5 Conclusie 38

6 Rechtsvergelijking met Duitsland en de Verenigde Staten 40

6.1 Inleiding 40

6.2 Duitsland 40

6.2.1 Vennootschappelijke verwerking leasecontracten in Duitsland 40

6.2.2 Fiscale verwerking leasecontracten in Duitsland 40

6.2.3 Verhouding vennootschappelijke en fiscale verwerking leasecontracten in Duitsland 42

6.3 Verenigde Staten 43

6.3.1 Vennootschappelijke verwerking leasecontracten in de Verenigde Staten 43 6.3.2 Fiscale verwerking leasecontracten in de Verenigde Staten 44 6.3.3 Verhouding vennootschappelijke en fiscale verwerking leasecontracten in de Verenigde Staten 46

6.4 Conclusie 47

7 Conclusie 49

(5)

Afkortingenlijst

AO Abgabenordnung

ASC Accounting Standards Codification

ATAD Anti Tax Avoidance Directive

BW Burgerlijke Wetboek

EBITDA Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization

EU Europese Unie

FASB Financial Accounting Standards Board

IASB International Accounting Standards Board IBFD International Bureau of Fiscal Documentation

IFRIC International Financial Reporting Interpretations Committee IFRS International Financial Reporting Standards

IRC Internal Revenue Code

RJ Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen

SEC Securities and Exchange Commission

SIC Standards Interpretation Committee

TFO Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht

TvHB Tijdschrift voor Huurrecht Bedrijfsruimte

TvJ Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht

US GAAP United States Generally Accepted Accounting Principles

Wet IB Wet Inkomstenbelasting 2001

WFR Weekblad Fiscaal Recht

(6)

1

Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Op 28 februari 2018 stelt het Financieel Dagblad dat de schulden van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen in 2019 fors oplopen als gevolg van de nieuwe lease standaard.1 Ondernemingen zijn bezorgd over het negatieve effect dat de oplopende schulden hebben op hun solvabiliteitsratio’s. Ten gevolge hiervan kunnen ondernemingen financieringsproblemen ondervinden doordat het behouden van bestaande leningen en het aantrekken van nieuwe leningen wordt bemoeilijkt. De International Financial

Reporting Standards (“IFRS”) zijn internationale externe verslaggevingsstandaarden die worden opgesteld

door de International Accounting Standards Board (“IASB”). De IASB beoogt een wereldwijde toepassing van deze internationale standaarden. Sinds 1 januari 2005 zijn beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie (“EU”) verplicht om hun jaarverslaggeving op te stellen conform de IFRS-standaarden, waardoor deze standaarden sterk in betekenis zijn toegenomen.2 Op 13 januari 2016 heeft de IASB de nieuwe lease standaard IFRS 16 gepubliceerd. De IFRS 16 lease standaard is per 1 januari 2019 verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen in de EU. De huidige verwerking van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening is beschreven in IAS 17. Het doel van de invoering van IFRS 16 is het vergroten van de vergelijkbaarheid en transparantie van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening.3 De belangrijkste wijziging is dat onder het huidige IAS 17 een onderscheid wordt gemaakt tussen financiële en operationele leases en dat dit onderscheid in IFRS 16 niet meer wordt erkend. De operationele leases worden onder IAS 17 niet opgenomen op de balans, terwijl de financiële leases verplicht op de balans dienen te worden opgenomen. Op grond van IFRS 16 dienen alle leases op de balans te worden opgenomen.4 De verwerking van leasecontracten in de jaarrekening van de lessor wijzigt niet onder IFRS 16, waardoor het onderscheid tussen financiële leases en operationale leases op de balans van de lessor wordt behouden. In deze scriptie wordt derhalve alleen ingegaan op de behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee.

De fiscale jaarwinst wordt ingevolge artikel 3.25 Wet Inkomstenbelasting (“Wet IB”) bepaald op grond van goed koopmansgebruik. De Hoge Raad stelt dat indien de winst wordt berekend met inachtneming van hetgeen de bedrijfseconomie leert over de juiste winstbepaling, sprake is van goed

1 J. Piersma, FD 28 februari 2018

2 R. Kruit, M. Pronk en S. Visser. EY Handboek jaarrekening, 2017, p. 54

3 J.B. Backhuijs en H.J. Bijker. Nieuwe standaard voor verslaggeving van leases, TvJ 2017/02/04, p. 62 4 K. Keij. IFRS 16: De nieuwe boekhoudstandaard en de gevolgen hiervan, TvHB 2017/04/03, p. 247

(7)

koopmansgebruik.5 De fiscale jaarrekening is derhalve evenals de vennootschappelijke jaarrekening gestoeld op de bedrijfseconomie.6 Aangezien de IFRS 16 lease standaard per 1 januari 2019 verplicht is voor Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen, is het van belang om te onderzoeken of de veranderingen die plaatsvinden ten aanzien van de verwerking van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening ook van invloed zijn op de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening. Als gevolg van de inwerkingtreding van de IFRS 16 lease standaard moeten alle operationele leases worden opgenomen op de vennootschappelijke jaarrekening van de lessee en worden behandeld als financiële leases. Door de opname van operationele leases op de balans van de lessee worden kosten naar voren gehaald, dit wordt ‘frontloading’ genoemd. Men kan zich afvragen of het activeren van operationele leases op de fiscale balans en het daarmee vervroegd nemen van kosten in overeenstemming is met goed koopmansgebruik. Als de verplichte opname op de balans van operationele leases onder IFRS 16 op grond van goed koopmansgebruik in de fiscale jaarrekening gevolgd kan worden, levert dit een voordeel voor ondernemingen op indien zij fiscaal belastbare winst genieten. Als het opnemen van operationele leases op de fiscale balans niet in overeenstemming is met goed koopmansgebruik, dan leidt dit tot een verschil tussen de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening. Als gevolg hiervan moeten uitgestelde belastingposities worden opgenomen in de vennootschappelijke jaarrekening.

1.2 Centrale vraag en deelvragen

De IFRS 16 lease standaard is per 1 januari 2019 verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen, waardoor het van belang is om te onderzoeken of de vennootschappelijke behandeling van leasecontracten in de jaarrekening onder de nieuwe lease standaard IFRS 16 gevolgd mag worden in de fiscale jaarrekening. In deze scriptie staat daarom de volgende vraag centraal: ´Wat is de invloed van de

IFRS 16 lease standaard op de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening van de lessee?’

Om deze centrale vraag te beantwoorden, wordt in onderhavige scriptie antwoord gegeven op de volgende deelvragen:

1. Wat is de bedrijfseconomische achtergrond van leasing en welke verschijningsvormen kunnen worden onderkend?

2. Wat houdt IFRS 16 in en wat is de relatie tussen IFRS 16 en IAS 17? 3. Hoe worden leasecontracten in de fiscale jaarrekening verwerkt?

5 HR 8 mei 1957, BNB 1957/208

(8)

4. Hoe verhoudt de vennootschappelijke verwerking van leasecontracten zich tegenover de fiscale verwerking van leasecontracten?

Teneinde de Nederlandse vennootschappelijke en fiscale verwerking in (beperkt) internationaal perspectief te zien, wordt daarnaast onderzocht:

5. Hoe verhoudt het Nederlandse rechtstelsel ten aanzien van leasecontracten zich ten opzichte van het Duitse en Amerikaanse rechtstelsel?

De uitkomsten van deze deelvragen zullen bijdragen aan de beantwoording van de centrale vraag. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of de bedrijfseconomische beginselen waar de nieuwe standaard voor leasecontracten op gestoeld is ook van invloed zijn op de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening en derhalve of al dan niet een belastinglatentie moet worden opgenomen in de vennootschappelijke jaarrekening van de lessee.

1.3 Onderzoeksmethode

Door middel van een kwalitatief literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op de centrale vraag en de daarbij behorende vijf deelvragen. De verhouding tussen de nieuwe lease standaard IFRS 16 en de huidige fiscale wetgeving en jurisprudentie wordt onderzocht. Hierbij wordt ook een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar de invloed van IFRS 16 op het Duitse en Amerikaanse fiscale rechtsstelsel.

De scriptie zal de volgende inhoud bevatten. Hoofdstuk 1 beslaat de inleiding waarin de centrale vraag en het belang hiervan wordt besproken. Vervolgens zal in hoofdstuk 2 nader worden ingegaan op de bedrijfseconomische achtergrond van leasing met hierin een antwoord op deelvraag 1. Hoofdstuk 3 omvat de verwerking van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening onder de huidige IAS 17 lease standaard en de veranderingen ten gevolge van de invoering van de nieuwe IFRS 16 lease standaard met hierin een antwoord op deelvraag 2. In hoofdstuk 4 wordt de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening besproken waarbij antwoord wordt gegeven op deelvraag 3, waarna in hoofdstuk 5 de verhouding tussen de vennootschappelijke en fiscale behandeling van leasecontracten wordt besproken met hierin antwoord op deelvraag 4. Aansluitend wordt in hoofdstuk 6 een vergelijking gemaakt tussen het Nederlandse rechtsstelsel en het Duitse en Amerikaanse rechtstelsel met hierin een antwoord op deelvraag 5. Tot slot zal er in de conclusie antwoord worden gegeven op de centrale vraag: ´Wat is de invloed van de IFRS 16 lease standaard op de verwerking van leasecontracten in

(9)

2

Bedrijfseconomische achtergrond van leasing

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bedrijfseconomische achtergrond van leasing besproken. Allereerst wordt in paragraaf 2.2 ingegaan op de algemene kenmerken van leasing. Daarna wordt achtereenvolgens in paragraaf 2.3, 2.4 en 2.5 de financiële lease, de operationele lease en de sale-en-leaseback besproken. Het hoofdstuk wordt afgerond met de subconclusie waarin antwoord wordt gegeven op de eerste deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Wat is de bedrijfseconomische achtergrond van leasing en welke

verschijningsvormen kunnen worden onderkend?’

2.2 Leasing

Leasing is een wijze waarop ondernemingen bedrijfsmiddelen kunnen financieren. Deze vorm van financiering is ontstaan in de Verenigde Staten.7 Het gebruik van leasing staat tussen kopen en huren in, waardoor veel ondernemingen gebruik maken van deze financieringsvorm. Leasing wordt in IAS 17.4 als volgt gedefinieerd:

“Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij een contractpartij het recht van gebruik van een leaseobject voor een overeengekomen periode en voor een bepaalde vergoeding aan de andere contractpartij afstaat.” 8

De lessor (verhuurder) staat het recht van gebruik van een leaseobject af aan de lessee (huurder) voor een overeengekomen periode.9 In het civiele recht kan de leaseovereenkomst worden aangemerkt als een wederkerige overeenkomst dienovereenkomstig artikel 6:261 van het Burgerlijk Wetboek (“BW”). De lessor is verplicht om een actief ter beschikking te stellen in ruil voor een vergoeding welke de lessee verplicht als tegenprestatie aan de lessor doet toekomen.10 Leaseovereenkomsten met betrekking tot films, video’s, manuscripten, patenten en copyrights evenals voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen zoals mineralen, olie en aardgas worden door IAS 17 en Richtlijn 292 expliciet uitgesloten.11 In 2004 is een uitbreiding van het begrip lease opgenomen in IFRIC 4 en Richtlijn 292. Hierin wordt

7 H.J. Snijders en E.B. Rank-Berenschot. Goederenrecht, 2017, p. 156 8 IAS 17.4, RJ 940

9 IAS 17.4, RJ 940

10 M.M. Olthof. Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, 2017, art. 6:261 BW 11 R. Kruit, M. Pronk en S. Visser. EY Handboek jaarrekening, 2017, p. 1023

(10)

gesteld dat er ook sprake kan zijn van lease indien geen sprake is van een leaseovereenkomst, maar van een overeenkomst die het gebruiksrecht van een activum afgeeft. Er moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a. de naleving van de overeenkomst hangt af van het gebruik van een activum; en b. de inhoud van de overeenkomst is het gebruiksrecht van het activum.12

Er zijn verschillende redenen waardoor ondernemingen de voorkeur geven aan een lease als financieringsvorm. Ten eerste wordt de lease gekenmerkt door flexibiliteit, omdat een onderneming de mogelijkheid heeft om het leasecontract op te zeggen en hierdoor snel in kan spelen op veranderingen in de markt. Ten tweede kan een onderneming risico’s elimineren door het gebruik van een leaseovereenkomst. Het juridische (en in het geval van operationele leases ook het economische) eigendom van het actief ligt gedurende de leaseperiode bij de lessor, waardoor civielrechtelijke risico’s worden geëlimineerd. Ten derde heeft een onderneming door het gebruik van een lease de mogelijkheid om kapitaal te investeren in divisies of activa met een hogere rate of return. Tot slot kan een onderneming zich meer focussen op haar operationele hoofdactiviteiten in plaats van op het eigendom en onderhoud van een actief.13

2.3 Financiële lease

IAS 17 maakt in beginsel een onderscheid tussen de financiële lease en de operationele lease. Een financiële lease kenmerkt zich doordat het financieringskarakter bij deze vorm van leasing een grote rol speelt. De financiële lease wordt gedefinieerd als een leaseovereenkomst waarin de voor- en nadelen die verbonden zijn aan het eigendom van het activum nagenoeg geheel bij de lessee liggen.14 Voordelen die de lessee draagt bij een financiële lease zijn onder andere de waardestijging van het activum, de

realisatie van de restwaarde van het activum en de winstgevendheid van de exploitatie van het activum gedurende de economische levensduur. Als nadelen kunnen verliezen door technologische veroudering of verminderde opbrengsten evenals waardedalingen van het activum worden genoemd.15 In IAS 17.10 worden enkele indicatoren genoemd waarbij een lease normaliter als een financiële lease wordt geclassificeerd:

12 IFRIC 4.1, RJ 292.105

13 O. Hunter. Outsourced Logistics, 2008, p. 14 14 IAS 17.4, RJ 292.118

(11)

1. Het eigendom van het actief wordt aan het eind van de leaseovereenkomst overgedragen van de lessor aan de lessee; of

2. De lessee verkrijgt de optie om het actief te kopen voor een prijs die substantieel lager ligt dan de reële waarde van het actief op de datum waarop de lessee de mogelijkheid krijgt om de koopoptie uit te oefenen; of

3. De leaseovereenkomst wordt gesloten voor het grootste deel van de economische levensduur van het actief; of

4. De contante waarde van de minimale leasebetalingen aan het begin van de leasetermijn is nagenoeg gelijk aan de reële waarde van het actief; of

5. Het actief heeft een dermate gespecialiseerd karakter dat het alleen gebruikt kan worden voor de bedrijfsuitoefening van de lessee.16

Daarnaast worden nog drie indicaties genoemd die er toe leiden dat de leaseovereenkomst als een financiële lease wordt geclassificeerd. Ten eerste wordt een leaseovereenkomst als een financiële lease geclassificeerd indien de lessee het verlies aan de lessor moet compenseren als de lessee de leaseovereenkomst tussentijds opzegt. Ten tweede wordt de omstandigheid genoemd dat in de leaseovereenkomst is opgenomen dat de voor- en nadelen die voortvloeien uit wijzigingen in de restwaarde voor rekening zijn van de lessee. Tot slot wordt een leaseovereenkomst normaliter als financiële lease aangemerkt indien de lessee het actief na de initiële leaseperiode mag leasen tegen een vergoeding die substantieel lager is dan de waarde economisch verkeer van de leasevergoeding.17

2.4 Operationele lease

De operationele lease omvat alle leaseovereenkomsten die niet als financiële lease gedefinieerd kunnen worden. De voor- en nadelen die zijn verbonden aan het eigendom van het activum worden derhalve bij de operationele lease nagenoeg geheel gedragen door de lessor.18 De nadruk ligt bij deze vorm van leasing niet zozeer op het financieringskarakter, maar op het tijdelijk ter beschikking stellen van een activum aan de lessee voor de bedrijfsvoering.19 Een voordeel van de operationele lease is dat deze leasevorm de onderneming de mogelijkheid geeft tot balansmanagement. Het gebruik van een

16 IAS 17.10, RJ 292.120 17 IAS 17.11, RJ 292.121 18 IAS 17.4, RJ 292.118

(12)

operationele lease heeft gezondere balansratio’s tot gevolg. Daarnaast wordt het risico gemitigeerd, omdat zowel de economische als juridische eigendom bij de lessor ligt.

2.5 Sale-en-leaseback

Een andere veelgebruikte leasevorm is de sale-en-leaseback. Een sale-en-leaseback kenmerkt zich doordat een activum wordt verkocht en vervolgens hetzelfde activum wordt terug geleased door de verkoper.20 De drijfveer voor een sale-en-leaseback transactie is voor de verkoper (en derhalve de lessee) vaak om kapitaal vrij te maken voor nieuwe investeringen. Het rendement van de kernactiviteiten van de onderneming ligt in veel gevallen hoger dan het rendement dat de onderneming verkrijgt op het bedrijfsmiddel dat wordt verkocht. Het levert derhalve een rendementsvoordeel op om het bedrijfsmiddel te verkopen en vervolgens terug te leasen. Typerend voor een sale-en-leasebacktransactie is het onderlinge nauwe verband tussen de verkoopprijs van het activum en de toekomstige leasebetalingen. De leaseback kan zowel plaatsvinden in de vorm van een financiële lease als in de vorm van een operationele lease. De leaseback in de vorm van een operationele lease komt met name voor indien sprake is van serviceleasing. Bij serviceleasing wordt het onderhoud van het activum door de lessor gedaan, waarbij de nadruk voor de lessor ligt op de tweedehands verkoop van het leaseobject zodra de leasetermijn is verstreken. De leaseback in de vorm van een financiële lease komt met name voor indien de lessee verantwoordelijk is voor het onderhoud van het leaseobject. Hierbij spreekt men van een financiële servicelease.21

2.6 Conclusie

Op grond van de in dit hoofdstuk besproken onderwerpen, wordt antwoord gegeven op de eerste subvraag, welke luidt als volgt: ‘Wat is de bedrijfseconomische achtergrond van leasing en welke

verschijningsvormen kunnen worden onderkend?’

In paragraaf 2.2 is de bedrijfseconomische achtergrond van het begrip leasing aan bod gekomen. Het gebruik van leasing als financieringswijze door ondernemingen is afkomstig uit de Verenigde Staten. Een leaseovereenkomst wordt aangemerkt als een overeenkomst waarbij de lessor gedurende een periode een activum ter beschikking stelt aan de lessee en de lessee zich verplicht tot een vergoeding aan de lessor als tegenprestatie. Ondernemingen prefereren een lease vanwege de flexibiliteit, de mitigatie van risico’s, de mogelijkheid tot het gebruik van kapitaal in investeringen met een hogere rate of

20 IAS 17.48, RJ 292.401

(13)

return en het behoud van de focus op de operationele hoofdactiviteiten van de onderneming. De verschijningsvormen van leasing die kunnen worden onderkend zijn de financiële lease, de operationele lease en de sale-en-leaseback. Deze verschijningsvormen zijn uiteengezet in respectievelijk paragraaf 2.3, 2.4 en 2.5.

(14)

3

De vennootschappelijke behandeling van leasecontracten onder IAS 17 en IFRS

16

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de vennootschappelijke behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IAS 17 en IFRS 16 besproken. In paragraaf 3.2 wordt de huidige verwerking van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening onder IAS 17 besproken. Vervolgens worden in paragraaf 3.3 de tekortkomingen van IAS 17 uiteengezet. In paragraaf 3.4 wordt de verwerking van leasecontracten in de vennootschappelijke jaarrekening onder IFRS 16 uiteengezet, waarna in paragraaf 3.5 wordt ingegaan op de gevolgen van IFRS 16. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de tweede deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Wat houdt IFRS 16 in en wat is de relatie tussen IFRS 16 en IAS 17?’

3.2 De behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IAS 17 3.2.1 Financiële leases

IAS 17 maakt voor de verwerking van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee een onderscheid tussen financiële en operationele leasecontracten.22 Indien een leasecontract is geclassificeerd als een financiële lease, dient het leaseobject te worden geactiveerd op de balans van de lessee. Tegenover de activering van het leaseobject wordt de leaseverplichting op de passiefzijde van de balans opgenomen. De activering van het leaseobject geschiedt in beginsel tegen de reële waarde van het leaseobject, tenzij de contante waarde van de minimale leasebetalingen lager is. De verdiscontering vindt plaats tegen de impliciete rentevoet, tenzij dit praktisch niet haalbaar is. In dat geval mag de marginale rentevoet van de onderneming worden gebruikt.23 Kosten die direct toerekenbaar zijn aan de financiële lease moeten worden opgenomen op de balans en mogen niet direct ten laste van de winst-en-verliesrekening worden gebracht. Initiële directe kosten zijn kosten die direct samenhangen met de leaseonderhandelingen tussen de lessor en de lessee.24 De lessee dient vervolgens af te schrijven over het geactiveerde leaseobject en dient de afschrijving ten laste van de winst-en-verliesverrekening te brengen, waarbij de afschrijving consistent moet zijn met dat van de activa die de lessee in eigendom heeft. Als er geen redelijke mate van zekerheid bestaat of het eigendom van het leaseobject aan het eind van de leaseovereenkomst wordt overgedragen aan de lessee, dient het leaseobject op grond van IAS 17.27

22 IAS 17.4 23 IAS 17.20

(15)

volledig te worden afgeschreven gedurende de leaseperiode of gedurende de gebruiksduur van het leaseobject indien deze korter is dan de leasetermijn. De periodieke leasebetalingen moeten worden gesplitst in twee gedeelten, namelijk het aflossingsgedeelte en het rentebestanddeel. Deze splitsing vindt plaats aan de hand van de effectieve-rentemethode. Het rentebestanddeel dient, evenals de afschrijving, ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee te worden gebracht.25 Aangezien de afschrijvingen en waardeverminderingen van het leaseobject consistent moeten zijn met de behandeling van de activa die in eigendom zijn van de lessee, is het niet aanvaardbaar om het aflossingsgedeelte gelijk te stellen aan de afschrijvingen en waardeverminderingen van het leaseobject.26

Tot slot dienen lessees informatie in de toelichting op de balans op te nemen aangaande de financiële lease. Op grond van IAS 17.31 dient de volgende informatie in ieder geval te worden opgenomen:

1. Een algemene beschrijving van de belangrijke groepen van financiële leaseovereenkomsten; 2. De boekwaarde van het leaseobject;

3. De minimale leasebetalingen en de contante waarde op de balansdatum, een jaar na de balansdatum, tussen het tweede en vijfde jaar na balansdatum en na het vijfde jaar na balansdatum;

4. Het voorwaardelijke leasebedrag dat ten laste van de winst-en-verliesrekening is gebracht; en 5. De verwachte sublease-opbrengsten betreffende niet tussentijds opzegbare subleases.

3.2.2 Operationele leases

Een leaseovereenkomst die wordt geclassificeerd als een operationele lease wordt, in tegenstelling tot de financiële lease, niet geactiveerd op de balans. De periodieke leasebetalingen dienen direct ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee gebracht te worden. In beginsel dient de lessee de leasebetalingen lineair ten laste van de winst-en-verliesrekening te brengen, tenzij een andere toerekeningsystematiek meer typerend is voor het patroon van de met het leaseobject te verkrijgen voordelen.27 Indien de lessee voordelen verkrijgt van de lessor ter stimulering van het sluiten van de leaseovereenkomst, zoals een huurvrije periode of bijdrage aan de verhuiskosten van de lessee, dient de lessee deze voordelen lineair in mindering te brengen op de in aanmerking te nemen leasebetaling.28

25 IAS 17.25

26 R. Kruit, M. Pronk en S. Visser. EY Handboek jaarrekening, 2017, p. 1038 27 IAS 17.33

(16)

Lessees dienen in de toelichting op de balans op grond van IAS 17.35 ten minste de volgende informatie op te nemen met betrekking tot de operationele leases:

1. Een algemene beschrijving van de belangrijke groepen van operationele leaseovereenkomsten; 2. De minimale leasebetalingen van de periode van een jaar na de balansdatum, tussen het tweede

en vijfde jaar na balansdatum en na het vijfde jaar na balansdatum;

3. De verwachte sublease-opbrengsten betreffende niet tussentijds opzegbare subleases.

4. Een uitsplitsing van de leasebetalingen en sublease-opbrengsten naar minimale leasebetalingen, voorwaardelijke betalingen en sublease-opbrengsten;

5. Als de splitsing uit hoofde van het vierde punt niet mogelijk is, dan dient een separate toelichting van de leasebetalingen te worden opgenomen inclusief de vermelding dat de leasebetalingen ook componenten bevatten voor niet-leasebestanddelen.

3.3 De tekortkomingen van IAS 17

Het onderscheid dat wordt gemaakt in IAS 17 tussen financiële en operationele leasecontracten veroorzaakt twee verschillende weergaven van de leaseverplichting in de jaarrekening van de lessee, terwijl ondernemingen in beginsel dezelfde lasten hebben. Er bestaat derhalve veel kritiek op IAS 17. Ten eerste leidt het gebruik van operationele leases tot kortere balansen en gezondere solvabiliteitsratio’s, waaruit lijkt te blijken dat ondernemingen zich in een betere financiële positie bevinden dan ondernemingen die gebruik maken van financiële leases.29 Ondernemingen met gezonde solvabiliteitsratio’s voldoen gemakkelijker aan hun financieringsbehoeften, omdat banken eerder geneigd zijn een lening te verstrekken aan ondernemingen met gezonde solvabiliteitsratio’s. Uit onderzoek blijkt dat ondernemingen dankbaar gebruik maakten van operationele leaseovereenkomsten. 85% van alle huurovereenkomsten zijn geclassificeerd als operationele leaseovereenkomsten en worden derhalve niet opgenomen op de balans.30 Ten tweede ervaren belanghebbenden de verwerking van operationele leaseovereenkomsten als niet-transparant, omdat zij niet worden weergegeven op de balans. Een derde kritiekpunt is dat het gebruik van operationele leases minder inzicht geeft in de activa en financieringsstructuur van de onderneming. Gebruikers van de jaarrekening worden genoodzaakt tot het gebruik van vuistregels teneinde de waarde van het leaseobject in het geval van een operationele lease te kunnen benaderen. Tot slot veroorzaakt het gebruik van twee verschillende verwerkingswijzen van

29 K. Keij. IFRS 16: De nieuwe boekhoudstandaard en de gevolgen hiervan, TvHB 2017/04/03, p. 246 30 J. Piersma, FD 13 januari 2016

(17)

leasecontracten dat de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen wordt beperkt.31 De laatste decennia is er in toenemende mate druk gekomen van belanghebbenden op ondernemingen om de transparantie in hun jaarrekeningen te vergroten. In juli 2006 is de verwerking van leasecontracten toegevoegd als agendapunt van de IASB, waarna in 2009 een discussiedocument is uitgekomen. Uiteindelijk is, na twee conceptversies in 2010 en 2013 en vele discussies tussen de IASB en ondernemingen die de IFRS standaard hanteren, de definitieve leasestandaard IFRS 16 tot stand gekomen. IFRS 16 heeft als doelstelling om de vergelijkbaarheid en de transparantie van jaarrekeningen met betrekking tot leasecontracten in de jaarrekening te vergroten door het onderscheid tussen financiële en operationele leasecontracten in de jaarrekening van de lessee te elimineren.

3.4 De behandeling van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IFRS 16

IFRS 16 vervangt per 1 januari 2019 de bestaande regelgeving voor de verwerking van leasecontracten die is vastgelegd in IAS 17 evenals de interpretaties die zijn vastgelegd in IFRIC 4, SIC 15, en SIC 27.32 IFRS 16 definieert een leasecontract als een overeenkomst die het recht geeft aan de lessee om de beschikkingsmacht uit te oefenen over het gebruik van een leaseobject gedurende een bepaalde tijd in ruil voor een vergoeding.33 De beschikkingsmacht wordt overdragen indien de lessee zowel het recht heeft om het gebruik van het leaseobject te sturen als vrijwel alle economische voordelen van dat gebruik te verkrijgen.34 IFRS 16 is van toepassing op alle leaseovereenkomsten, inclusief sublease-overeenkomsten, met uitzondering van overeenkomsten met betrekking tot het onderzoek naar of het gebruik van mineralen, olie en aardgas, overeenkomsten van biologische activa die door de lessee worden gehouden, concessieovereenkomsten voor diensten, licenties voor het gebruik van intellectueel eigendom die door de lessor wordt verleend en leaseovereenkomsten met betrekking tot films, video’s, manuscripten, patenten en copyrights.35

IFRS 16 maakt geen onderscheid meer tussen operationele en financiële leasecontracten in de jaarrekening van de lessee. Alle leasecontracten worden geclassificeerd en verwerkt als financiële leaseovereenkomsten. In tegenstelling tot de behandeling van financiële leaseovereenkomsten onder IAS 17, dient de lessee niet het leaseobject zelf te activeren maar het gebruiksrecht van het leaseobject.

31 J.B. Backhuijs en H.J. Bijker. Nieuwe standaard voor verslaggeving van leases, TvJ 2017/02/04, p. 62 32 J.B. Backhuijs en H.J. Bijker. Nieuwe standaard voor verslaggeving van leases, TvJ 2017/02/04, p. 61 33 IFRS 16:9

34 IFRS 16:B9 35 IFRS 16:3

(18)

Daarnaast dient de lessee de leaseverplichting te passiveren op haar balans.36 Het gebruiksrecht wordt initieel gewaardeerd op de leaseverplichting plus directe kosten die gemaakt zijn door de lessee, waarbij correcties kunnen worden aangebracht indien sprake is van huurincentives, vooruitbetalingen of herstelverplichtingen.37 De leaseverplichting wordt opgenomen tegen de contante waarde, waarbij de verdiscontering plaatsvindt tegen de impliciete rentevoet mits dit praktisch haalbaar is. Als dat niet het geval is, dan mag de marginale rentevoet van de onderneming worden gebruikt.38 De lessee dient na opname van het gebruiksrecht een geamortiseerd kostprijsmodel toe te passen, waarbij het gebruiksrecht wordt gewaardeerd op de kostprijs en vervolgens wordt verminderd met gecumuleerde afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen.39 Daarnaast dient de lessee het rentebestanddeel van de leasebetalingen ten laste van de winst-en-verliesrekening te brengen. Het geamortiseerde kostprijsmodel dient niet te worden gebruikt door de lessee als het gaat om vastgoedbeleggingen. Op grond van IAS 40 moet een vastgoedbelegging worden gewaardeerd op de reële waarde. Als de leaseovereenkomst betrekking heeft op materiële vaste activa waarop IAS 16 van toepassing is, dient de lessee ook af te wijken van het geamortiseerde kostprijsmodel en IAS 16 te volgen. Indien een overeenkomst zowel een leasecomponent als een niet-leasecomponent bevat, zoals de lease van een leaseobject en de levering van een onderhoudsdienst, wordt de vergoeding op basis van relatieve stand-alone prijzen verdeeld. Indien dit vanwege praktische overwegingen niet mogelijk is, kan de lessee er ook voor kiezen om zowel het leasecomponent als het niet-leasecomponent te activeren.40

IFRS 16 heeft een uitzondering opgenomen die ertoe leidt dat een lessee mag kiezen om een leaseovereenkomst toch te behandelen als een operationele lease. Indien er sprake is van de volgende soorten leaseovereenkomsten, mag de lessee de leasebetalingen direct ten laste van de winst-en-verliesrekening brengen:

1. Leaseovereenkomsten met een leasetermijn van 12 maanden of minder die geen koopoptie bevatten; of

2. Leasecontracten waarbij de onderliggende nieuwprijs van het leaseobject een lage waarde (minder dan USD 5.000) heeft, zoals computers of kleine kantoormeubelen.41

36 IFRS 16:22 37 IFRS 16;24 38 IFRS 16:26 39 IFRS 16:30(a) 40 IFRS 16:13-15

(19)

Concluderend vervalt onder IFRS 16 in beginsel het verschil tussen financiële en operationele leasecontracten in de jaarrekening van de lessee, waardoor alle leasecontracten worden geclassificeerd als financiële leases en het gebruiksrecht van het leaseobject wordt geactiveerd op de balans van de lessee. Enkel indien sprake is van een leaseovereenkomst met een leasetermijn van maximaal 12 maanden of een leaseovereenkomst waarbij de nieuwprijs van het leaseobject een geringe waarde heeft, mag de lessee ervoor kiezen om de leaseovereenkomst te behandelen als een operationele lease en derhalve de leasebetalingen direct ten laste van de winst-en-verliesrekening te brengen.

3.5 De gevolgen van IFRS 16

De invoering van IFRS 16 heeft potentieel grote gevolgen op de jaarrekening van de lessee. Ten eerste dient de lessee op de hoogte te zijn van informatie zoals de looptijd, verdisconteringsvoet en de huur van alle huidige operationele leasecontracten om het gebruiksrecht van het leaseobject te kunnen activeren op de balans. Ten tweede wordt de balans door de opname van de leasecontracten langer en nemen de netto schulden toe. De leaseverplichtingen worden namelijk als schuld op de balans van de lessee opgenomen. Als gevolg hiervan verslechtert de solvabiliteitsratio en zullen ondernemingen problemen ondervinden met het behouden van bestaande leningen en het aantrekken van nieuwe financieringsmiddelen. In veel gevallen hebben ondernemingen als leningsvoorwaarde met de bank afgesproken dat de verhouding tussen het bedrijfsresultaat en de schuld niet boven een bepaald niveau mag uitstijgen. Als ten gevolge van de nieuwe IFRS 16 standaard de schulden toenemen, dan kunnen ondernemingen ook met betrekking tot hun huidige bankleningen in de problemen komen. Ten derde neemt de EBITDA toe, omdat de leasebetalingen van een operationele leaseovereenkomst onder IAS 17 ten laste komen van de EBITDA. Onder IFRS 16 komen de afschrijvingen en rentelasten hiervoor in de plaats en deze componenten maken geen deel uit van de EBITDA. Een verhoogde EBITDA geeft een positief beeld af, terwijl dit alleen het gevolg is van een veranderde boekhoudkundige verwerking.42 Er kan door deze boekhoudkundige verwerking ook een ander probleem ontstaan. Directeuren die een variabele beloning krijgen op grond van de EBITDA, zouden ineens beter af zijn omdat de EBITDA stijgt. De aandeelhouders en commissarissen van ondernemingen moeten derhalve kijken naar een nieuw niveau van EBITDA als graadmeter voor de variabele beloningen van directeuren. Ten vierde bestaat de kans dat ondernemingen die veelvuldig gebruik maken van operationele leasecontracten nieuwe leasecontracten met een kortere looptijd willen afsluiten teneinde de solvabiliteitsratio optisch niet te

(20)

verslechteren. Een korte looptijd is voordelig voor de lessee, maar lessors zullen vaak niet bereid zijn om een korte leasetermijn overeen te komen. 43 Het is voor de lessees onder IFRS 16 ook voordelig om een omzethuur overeen te komen in plaats van een vaste huurprijs. Een omzethuur is een huur die is gebaseerd op de omzet van de onderneming en wordt derhalve aangemerkt als een voorwaardelijke leasevergoeding. Voorwaardelijke leasevergoedingen hoeven op grond van IFRS 16 niet te worden geactiveerd op de balans van de lessee.44 Dit heeft een positieve invloed op de solvabiliteitsratio van de lessee tot gevolg. De lessors zullen een compensatie vragen indien zij leaseovereenkomsten moeten afsluiten met een kortere leasetermijn of indien er gebruik wordt gemaakt van omzethuur. Derhalve zullen de leasekosten voor de lessee naar grote waarschijnlijkheid stijgen als gevolg van de invoering van de IFRS 16 standaard.

3.6 Conclusie

Op grond van de in dit hoofdstuk besproken onderwerpen, wordt antwoord gegeven op de tweede deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Wat houdt IFRS 16 in en wat is de relatie tussen IFRS 16 en IAS 17?’ In paragraaf 3.2 is de vennootschappelijke verwerking van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IAS 17 besproken. IAS 17 maakt een onderscheid tussen financiële en operationele leasecontracten. Het leaseobject waar een financieel leasecontract op ziet wordt geactiveerd op de balans van de lessee en de leaseverplichting wordt gepassiveerd op de balans van de lessee. Vervolgens worden de afschrijvingslast en het rentebestanddeel van de leasebetaling ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee gebracht. De classificatie van een operationele leaseovereenkomst leidt ertoe dat alleen de periodieke leasebetaling ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee wordt gebracht. De kritieken op IAS 17 zijn uiteengezet in paragraaf 3.3. Het gebruik van operationele leases wordt door belanghebbenden als niet transparant ervaren, omdat het leaseobject en de daarbij behorende leaseverplichting niet op de balans van de lessee worden geactiveerd. Daarnaast leidt het gebruik van twee verschillende verwerkingswijzen van leasecontracten tot onvergelijkbaarheid van jaarrekeningen tussen ondernemingen. In paragraaf 3.4 is de vennootschappelijke verwerking van leasecontracten in de jaarrekening van de lessee onder IFRS 16 besproken. IFRS 16 maakt in de jaarrekening van de lessee geen onderscheid meer tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten, maar behandelt alle leaseovereenkomsten als financiële leaseovereenkomsten. De lessee dient derhalve het gebruiksrecht van het leaseobject op haar balans te activeren en de

43 K. Keij. IFRS 16: De nieuwe boekhoudstandaard en de gevolgen hiervan, TvHB 2017/04/03, p. 248 44 IFRS 16:38(b)

(21)

leaseverplichting te passiveren. Enkel indien er sprake is van een leaseovereenkomst met een leaseperiode van minder dan 12 maanden of indien sprake is van een leaseobject met een nieuwwaarde van minder dan USD 5.000, kan de lessee ervoor kiezen om de leasebetalingen direct ten laste van haar winst-en-verliesrekening te brengen. In paragraaf 3.5 wordt ingegaan op de gevolgen van IFRS 16 voor ondernemingen. Door de implementatie van IFRS 16 zal de balans van de lessee langer worden en stijgen de schulden door de opname van de leaseverplichting. Ten gevolge hiervan zullen de solvabiliteitsratio’s van ondernemingen verslechteren en zal het voor ondernemingen lastiger zijn om huidige leningen te behouden en nieuwe leningen aan te trekken. Daarnaast zal de EBITDA stijgen, wat een positief signaal afgeeft dat enkel wordt veroorzaakt door veranderde boekhoudkundige regelgeving. Aandeelhouders en commissarissen zullen als gevolg hiervan de variabele beloningen van directeuren die zijn gebaseerd op de EBITDA moeten herzien. Ondernemingen zullen naar alle waarschijnlijkheid leaseovereenkomsten met kortere leasetermijnen of een omzethuur willen gebruiken om de solvabiliteitsratio te verbeteren. Als gevolg hiervan stijgen de leasekosten voor ondernemingen, omdat lessors een vergoeding zullen eisen voor het gebruik van kortere leasetermijnen of een omzethuur.

Concluderend wordt het verschil tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten in de jaarrekening van de lessee onder IFRS 16 niet meer erkend. Alle leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële leaseovereenkomsten en derhalve dienen lessees het gebruiksrecht van het leaseobject te activeren op de balans. Er geldt een uitzondering voor leasecontracten met een looptijd van 12 maanden of korter en leasecontracten waarvan het leaseobject een kleine waarde heeft. Daarnaast maken lessees gebruik van het geamortiseerde kostprijsmodel, waardoor geen huurlasten meer ten laste van de winst-en-verliesrekening worden gebracht. De lessee dient daarentegen af te schrijven over het gebruiksrecht en de rentekosten ten laste van de winst-en-verliesrekening te brengen. De solvabiliteitsratio’s zullen door de invoering van IFRS 16 verslechteren als gevolg van de toenemende schulden ten opzichte van de positie waarbij de leaseovereenkomsten onder IAS 17 worden verwerkt en operationele leaseovereenkomsten niet geactiveerd hoeven te worden op de balans. De EBITDA zal stijgen enkel als gevolg van nieuwe boekhoudkundige regelgeving, waardoor de variabele beloningen van directeuren die zijn gebaseerd op de EBITDA herzien moeten worden.

(22)

4

De fiscale behandeling van leasecontracten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de behandeling van leasecontracten in de fiscale jaarrekening van de lessee besproken. In paragraaf 4.2 wordt het lease-arrest besproken, waarna in paragraaf 4.3 wordt ingegaan op het leasebesluit dat de Staatssecretaris heeft uitgevaardigd. Paragraaf 4.4 behandelt vervolgens het belang van de begrippen ‘fiscaal eigendom’ en ‘economisch belang’. Tot slot wordt in paragraaf 4.5 de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening en de invloed die de fiscale investeringsfaciliteiten hierop hebben uiteengezet. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de derde deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Hoe worden leasecontracten in de fiscale jaarrekening verwerkt?’

4.2 Lease-arrest

Binnen de fiscale praktijk was de behandeling van leaseovereenkomsten in de fiscale jaarrekening nooit een dermate interessant onderwerp, omdat het ging om een jaarwinstbepalingsvraagstuk. De invoering van de Wet op de Investeringsrekening (“WIR”) in 1978 bracht hier echter verandering in. De WIR was een fiscale regeling welke tot doel had ondernemers te stimuleren om te investeren. Een belastingplichtige had recht op de WIR-premie indien de belastingplichtige investeringen deed. Het was hierbij niet van belang wat de aard van deze investeringen was. De WIR-premie bestond uit een percentage van de kostprijs van het actief waarin in geïnvesteerd werd.

Op een gegeven moment veranderde de wet en vanaf dat moment kon de WIR-premie niet méér bedragen dan de verschuldigde belasting. Als gevolg hiervan kwamen ondernemers die structureel verliezen leden of ondernemers die niet belastingplichtig waren, niet meer in aanmerking voor de WIR-premie. Om ervoor te zorgen dat de WIR-premie alsnog geclaimd kon worden, werd gebruik gemaakt van leaseovereenkomsten. Hierbij investeerde een ondernemer of lichaam dat aan belasting was onderworpen en ook daadwerkelijk belasting betaalde in bedrijfsmiddelen. Op die manier kon de WIR-premie alsnog worden geclaimd. Vervolgens werd een leasecontract gebruikt om het bedrijfsmiddel ter beschikking te stellen aan de lessee. De lessee was een ondernemer of lichaam die of niet subjectief belastingplichtig was of geen belasting hoefde te betalen en derhalve geen aanspraak kon maken op de WIR-premie. De WIR-premie werd alleen toegekend indien de leasemaatschappij fiscaal eigenaar was, omdat er dan zekerheid bestond dat de leasemaatschappij daadwerkelijk investeerde en recht had op de

(23)

WIR-premie.45 De classificatie van een financiële leaseovereenkomst dan wel een operationele leaseovereenkomst werd derhalve van belang, omdat het hiervan afhankelijk was of de leasemaatschappij recht had op ontvangst van de WIR-premie.

De Hoge Raad heeft in het lease-arrest geoordeeld wanneer sprake is van een financiële leaseovereenkomst respectievelijk een operationele leaseovereenkomst. In casu heeft belanghebbende (als lessor) twee leaseovereenkomsten voor computerapparatuur. In de eerste leaseovereenkomst is bepaald dat de lessee de computerapparatuur na een leasetermijn van twee jaar kan kopen voor een vast bedrag. In de tweede leaseovereenkomst is deze clausule niet opgenomen. Belanghebbende claimt dat zij ten aanzien van beide leaseovereenkomsten fiscaal eigenaar is van de computerapparatuur, de leaseovereenkomsten derhalve classificeren als operationele leaseovereenkomsten en zij derhalve recht heeft op de WIR-premie. De inspecteur stelt dat ten aanzien van beide leaseovereenkomsten geen recht bestaat op de WIR-premie, omdat de leaseovereenkomsten als financiële leaseovereenkomsten classificeren. Het Hof classificeert de leaseovereenkomst met de koopoptie als een financiële lease en de leaseovereenkomst zonder koopoptie als een operationele lease. Als reactie tekent de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie aan. De Hoge Raad overweegt dat de computerapparatuur in beginsel bij de belanghebbende moet worden aangemerkt als bedrijfsmiddel, tenzij uit de inhoud van de leaseovereenkomst moet worden geoordeeld dat het gehele economische belang, en dus het economische eigendom, bij de lessee ligt. De Hoge Raad verwerpt het beroep en sluit derhalve aan bij de beslissing van het Hof.46 Concluderend blijkt uit het lease-arrest dat voor de fiscale kwalificatie van een leaseovereenkomst het economische belang en het fiscale eigendom van belang is.

4.3 Leasebesluit

Na het leasearrest heerste er binnen de fiscale praktijk nog steeds onzekerheid over waar het omslagpunt lag tussen een operationele leaseovereenkomst en een financiële leaseovereenkomst. De Staatssecretaris van Financiën heeft op 1 juli 2001 het leasebesluit uitgevaardigd om duidelijkheid te scheppen omtrent de fiscale behandeling van leasecontracten. In het leasebesluit wordt aangegeven wanneer de lessor wordt beschouwd als fiscaal eigenaar van het betreffende leaseobject en derhalve kwalificeert het leasebesluit als een safe-harbourregeling. Dit houdt in dat indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, er sprake van een operationele leaseovereenkomst. Echter, indien niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan ontstaat er onzekerheid over de classificatie van de

45 W. Bruins Slot. Leasing, 2013, p. 1-2

(24)

leaseovereenkomst.47 De lessor wordt aangemerkt als fiscaal eigenaar van een leaseobject indien cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. De lessor gedraagt zich als zodanig;

2. De lessor heeft het juridische eigendom van het leaseobject;

3. De lessor loopt het positieve en/of negatieve restwaarderisico met betrekking tot het leaseobject.48

Van het eerste criterium is sprake indien de lessor in alle formele documenten aangeeft dat de fiscale eigendom van het leaseobject bij hem ligt. Het tweede criterium komt voort uit het leasearrest, waarin de Hoge Raad heeft besloten dat de juridisch eigenaar in beginsel ook als fiscaal eigenaar kan worden aangemerkt. Hier wordt enkel van afgeweken indien het gehele economische belang bij de lessee berust.49 Het leasebesluit gaat nader in op het derde criterium. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen leasecontracten met koop- of verlengingsopties voor de lessee en leasecontracten zonder dergelijke opties.

Ten aanzien van leasecontracten met koop- of verlengingsopties loopt de lessor het positieve en/of negatieve restwaarderisico indien er aan drie voorwaarden wordt voldaan. De eerste voorwaarde is dat de optieprijs reëel moet zijn. De reële optieprijs is de redelijkerwijs te schatten waarde van het leaseobject aan het einde van de leasetermijn. De schatting vindt plaats op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst. De tweede voorwaarde is dat het bedrag van de koopoptie niet lager mag zijn dan 7,5% van de fiscale kostprijs. Als derde voorwaarde wordt gesteld dat het leaseobject niet voor een lager bedrag mag worden vervreemd aan de lessee dan de twee bedragen die uit voorwaarde 1 en 2 voortvloeien.50

Voor leasecontracten zonder dergelijke koop- of verlengingsopties geldt dat de lessor het positieve en/of negatieve restwaarderisico loopt indien de reële verwachting bestaat dat de waarde van het leaseobject na de vaste leaseperiode nog substantieel is. Een substantiële waarde is een waarde van minimaal 7,5% van de fiscale kostprijs van het leaseobject.51 Daarnaast stelt de Staatssecretaris in het leasebesluit een aantal aanvullende voorwaarden die zowel voor leasecontracten met koop- of verlengingsopties als leasecontracten zonder dergelijke opties gelden. Ten eerste mag de leasetermijn

47 Zie vraag 10 van het vraag en antwoordbesluit van 20 juli 2001, nr. RTB2001/2503M 48 Staatssecretaris van Financiën. Leasebesluit, 2001, p. 1

49 W. Bruins Slot. Leasing, 2013, p. 9

50 Staatssecretaris van Financiën. Leasebesluit, 2001, p. 1 51 Staatssecretaris van Financiën. Leasebesluit, 2001, p. 1

(25)

85% van de economische levensduur van het leaseobject niet overschrijden. Ten tweede mag het restwaarderisico van het leaseobject niet worden afgedekt bij de lessee, maar ook niet bij een met de lessee gelieerde partij. De derde voorwaarde is dat het restwaarderisico ook niet bij een ander dan de lessee of een met de lessee gelieerde partij mag zijn afgedekt voor een bedrag van minimaal 7,5% van de kostprijs van het leaseobject. Ten vierde mag de lessee ook niet in feite (bijvoorbeeld via het gebruik van andere overeenkomsten) over nagenoeg het volledige economische belang van het leaseobject beschikken. Daarnaast worden bestanddelen die deel uitmaken van de kostprijs geëlimineerd indien zij aantoonbaar afwijken van een gangbare grondslag voor de desbetreffende investeringen. Tot slot moet in de leaseovereenkomst worden vermeld wie als fiscaal eigenaar van het leaseobject kan worden aangemerkt. Indien zowel de lessor als de lessee vervolgens het recht op investeringsaftrek claimt, dan dient de lessor af te zien van zijn recht op investeringsaftrek.52 Indien aan al deze genoemde voorwaarden wordt voldaan, is er fiscaal sprake van een operationeel leasecontract. Zodra er niet aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, dan blijft er onzekerheid bestaan of het leasecontract geclassificeerd kan worden als een operationeel leasecontract of een financieel leasecontract.

4.4 Fiscaal eigendom en economisch belang

Uit het leasearrest blijkt dat voor de vraag wie het fiscaal eigendom van het leaseobject bezit, relevant is bij wie (de lessor of de lessee) het economisch belang ligt van het leaseobject. Het fiscale eigendom is doorslaggevend voor de kwalificatie van een leaseovereenkomst. Indien de lessor als fiscaal eigenaar van het leaseobject kan worden aangemerkt, is er sprake van een operationele leaseovereenkomst. Als de lessee als fiscaal eigenaar van het leaseobject kan worden aangemerkt, dan is er sprake van een financiële leaseovereenkomst. Het begrip ‘economisch eigendom’ is door de Hoge Raad voor het eerst naar voren gebracht in een arrest uit 1955. Voor dit arrest hechtte de Hoge Raad uitsluitend belang aan het juridische eigendom. In dit arrest stelt de Hoge Raad dat het feit dat iemand juridisch eigenaar is van een activum niet uitsluit dat het economische belang – en derhalve het economische eigendom - van het activum bij een ander ligt. Indien iemand het economische eigendom bezit van een activum, wordt diegene geraakt door de waardeveranderingen van het activum als ware hij gerechtigd tot het activum.53 Vervolgens stelt de Hoge Raad in een ander arrest dat iemand het economische eigendom van een activum bezit indien het economische belang geheel aan iemand toekomt. Dit houdt in dat het risico van

52 Staatssecretaris van Financiën. Leasebesluit, 2001, p. 2 53 HR 19 oktober 1955, BNB 1955/377

(26)

de waardeveranderingen en het risico op het tenietgaan van een activum bij diegene liggen.54 In het leasearrest heeft de Hoge Raad overwogen dat degene die het risico op waardeveranderingen van het leaseobject loopt als economisch eigenaar moet worden aangemerkt.55 Dat het risico van tenietgaan van het leaseobject een onderdeel is van het economische belang wordt ook in latere jurisprudentie door de Hoge Raad bevestigd.56

In 2016 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waaruit blijkt dat het voor de economische eigendom van een leaseobject niet relevant is of de lessee het risico van waardeveranderingen of tenietgaan zelf loopt of heeft afgewenteld op een derde.57 De Hoge Raad bevestigt in dit arrest dat het

gehele economische belang gehouden moet worden om het economische eigendom van een activum te

bezitten. Essers (2016) stelt dat hieruit voortvloeit dat het economische eigendom aan de lessor zou moeten worden toegerekend indien de lessor een belang houdt tussen de 0% en 7,5% van de fiscale kostprijs van het leaseobject. Echter ligt op grond van het leasebesluit het economische eigendom in dat geval bij de lessee. Hieruit blijkt dat het leasebesluit een strengere eis hanteert met betrekking tot de kwalificatie van een leaseovereenkomst als operationele leaseovereenkomst dan de Hoge Raad.58 De Hoge Raad bevestigt in dit arrest ook de alles of niets benadering die speelt bij de onderliggende problematiek. In beginsel is de juridisch eigenaar tevens de fiscaal eigenaar van het leaseobject, behalve indien het volledige economische belang bij de lessee ligt.

4.5 Verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening van de lessee

In de voorgaande paragrafen is het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten in de fiscale jurisprudentie besproken. Het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten is van belang voor de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening van de lessee. Indien het fiscale eigendom van het leaseobject bij de lessee ligt, is er sprake van een financiële leaseovereenkomst. De lessee dient het leaseobject te activeren op de balans en daarnaast ook een leaseverplichting op te nemen aan de passiefzijde van de balans. De leasebetalingen worden vervolgens gesplitst in een aflossingsgedeelte en een rentebestanddeel. De afschrijving en het rentebestanddeel van de leasebetalingen komen vervolgens ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee. De afschrijvingsmethoden die op grond van goed koopmansgebruik zijn toegestaan, mogen

54 HR 24 december 1957, BNB 1958/84 55 HR 8 mei 1986, BNB 1986/75 56 HR 25 april 1990, BNB 1991/181 57 HR 22 april 2016, BNB 2016/158

(27)

ook voor de afschrijving van het leaseobject worden gebruikt mits de aard van de leaseovereenkomst dit toestaat. Indien het fiscale eigendom van het leaseobject bij de lessor ligt, is er sprake van een operationele leaseovereenkomst. De leasebetalingen dienen dan direct ten laste van de winst-en-verliesrekening te worden gebracht.

4.6 Fiscale investeringsfaciliteiten

Ondernemingen kunnen naast bedrijfseconomische motieven ook fiscale motieven hebben om gebruik te willen maken van een operationele leaseovereenkomst. Een onderneming kan namelijk het recht op fiscale investeringsfaciliteiten verkrijgen door gebruik te maken van een operationele leaseovereenkomst. De kleinschaligheids-, energie- en milieu-investeringsaftrek kunnen namelijk in sommige gevallen niet worden geclaimd als sprake is van een rechtstreekse investering in een bedrijfsmiddel. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek conform artikel 3.41 Wet IB biedt ondernemers de mogelijkheid om de fiscale winst te verlagen met een percentage van het investeringsbedrag, waarbij het moet gaan om investeringen met een kostprijs tussen de EUR 2.301 en EUR 314.673 in 2018. De energie-investeringsaftrek conform artikel 3.42 Wet IB biedt ondernemers de mogelijkheid om de fiscale winst te verlagen met een percentage van het investeringsbedrag, waarbij het moet gaan om aangewezen energie-investeringen. De milieu-investeringsaftrek conform artikel 3.42a Wet IB is een soortgelijke regeling ten aanzien van aangewezen milieu-investeringen.

De investeringsaftrekken kunnen alleen worden geclaimd indien de onderneming in een positie verkeert waarin zij belasting moet betalen. Ondernemingen die structureel verliesgevend zijn of niet subjectief belastingplichtig zijn, hebben derhalve geen recht op bovengenoemde investeringsaftrekken.59 In voorstaand geval kan de onderneming gebruik maken van een operationele leaseovereenkomst om alsnog de investeringsaftrek te verkrijgen. Hierbij treedt een onderneming die in een belasting betalende positie verkeert op als lessor en investeert derhalve in een bedrijfsmiddel. De lessor heeft in dit geval de mogelijkheid om de investeringsaftrek te kunnen claimen. Vervolgens gaat de lessor een operationele leaseovereenkomst aan met de onderneming die geen recht heeft op fiscale investeringsaftrekken – de lessee. De fiscale investeringsaftrek wordt vervolgens geheel of gedeeltelijk doorgegeven aan de lessee in de vorm van een verlaagde leasevergoeding. Bij de verdeling van de investeringsaftrek moet overigens

(28)

rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een onbelast voordeel wordt omgezet in een belast voordeel.60

4.7 Conclusie

Op grond van de in dit hoofdstuk besproken onderwerpen, wordt antwoord gegeven op de derde deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Hoe worden leasecontracten in de fiscale jaarrekening verwerkt?’ In paragraaf 4.2 is het leasearrest besproken, waaruit blijkt dat indien het economische belang en het juridische eigendom bij de lessor liggen er sprake is van een operationele leaseovereenkomst. Als het economische belang en het juridische eigendom bij de lessee liggen, is er sprake van een financiële leaseovereenkomst. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op het leasebesluit dat de Staatssecretaris van Financiën in 2001 heeft uitgevaardigd naar aanleiding van de heersende onzekerheid omtrent leaseovereenkomsten binnen de fiscale praktijk. De lessor is fiscaal eigenaar van een leaseobject indien de lessor zich gedraagt als fiscaal eigenaar, de lessor het juridische eigendom van het leaseobject bezit en de lessor het positieve en/of negatieve restwaarderisico met betrekking tot het leaseobject loopt. Als de lessor fiscaal als de eigenaar van het leaseobject kan worden aangewezen, dan is er in ieder geval sprake van een operationele leaseovereenkomst. In paragraaf 4.4 is vervolgens de bestaande jurisprudentie besproken omtrent het begrip ‘fiscaal eigendom’ en ‘economisch belang’. De Hoge Raad stelt dat het fiscaal eigendom berust bij degene die het economische belang houdt. Het economische belang wordt gehouden door degene die het risico loopt op waardeveranderingen en het risico op het tenietgaan van het activum. In paragraaf 4.5 is de verwerking van leasecontracten in de fiscale jaarrekening van de lessee besproken, waarbij het onderscheid tussen de verwerking van operationele en financiële leaseovereenkomsten is gemaakt. In paragraaf 4.6 is vervolgens het fiscale motief van de lessee om gebruik te maken van een operationele leaseovereenkomst uiteengezet. De lessee kan in sommige gevallen door het gebruik van een operationele leaseovereenkomst namelijk het recht op de investeringsfaciliteiten verkrijgen, terwijl zij dit recht met een rechtstreekse investering in het bedrijfsmiddel niet had verkregen.

Op grond van hetgeen in hoofdstuk 4 besproken is, blijkt dat er voor de verwerking van leaseovereenkomsten in de fiscale jaarrekening een onderscheid wordt gemaakt tussen financiële en operationele leaseovereenkomsten. Indien sprake is van een financiële leaseovereenkomst, wordt het leaseobject geactiveerd op de balans van de lessee. Als sprake is van een operationele

(29)

leaseovereenkomst, dan worden de leasebetalingen ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee gebracht. Er is sprake van een operationele leaseovereenkomst indien het fiscaal eigendom van het leaseobject bij de lessor ligt. Het fiscaal eigendom ligt in beginsel bij degene die het juridische eigendom van het leaseobject bezit, tenzij het volledige economische belang bij een ander ligt. Het leasebesluit stelt dat het fiscaal eigendom bij de lessor ligt indien de lessor zich gedraagt als de fiscaal eigenaar, de lessor het juridische eigendom van het leaseobject bezit en de lessor het positieve en/of negatieve restwaarderisico met betrekking tot het leaseobject loopt. De kwalificatie van een leaseovereenkomst als operationele leaseovereenkomst kan in sommige gevallen fiscale voordelen opleveren voor de lessee, omdat de lessee aanspraak kan maken op investeringsfaciliteiten waarop hij geen aanspraak kon maken ingeval van rechtstreekse investering in het leaseobject.

(30)

5

De verhouding tussen de vennootschappelijke en fiscale behandeling van

leasecontracten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de verhouding tussen de vennootschappelijke en fiscale behandeling van leasecontracten besproken. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de relatie tussen de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte. Vervolgens worden in paragraaf 5.3 de gevolgen van een niet IFRS-16 conforme aangifte besproken. In paragraaf 5.4 worden de gevolgen van een IFRS-16 conforme aangifte besproken. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vierde deelvraag, welke luidt als volgt: ‘Hoe

verhoudt de vennootschappelijke verwerking van leasecontracten zich tegenover de fiscale verwerking van leasecontracten?’

5.2 Relatie tussen de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte

De vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte zijn gestoeld op de bedrijfseconomie.61 Het vennootschappelijke winstbepalingsstelsel staat echter los van het fiscale winstbepalingsstelsel. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat een belastingplichtige zich niet kan beroepen op het jaarrekeningenrecht bij het opstellen van de fiscale aangifte.62 Het vennootschappelijke en fiscale winstbepalingsstelsel gaan uit van dezelfde feiten en omstandigheden en volgen in beginsel de bedrijfseconomie, tenzij deze methode in strijd is met de algemene beginselen, opzet of wettelijke voorschriften van het betreffende winstbepalingsstelsel.63 Het doel van het opstellen van de vennootschappelijke jaarrekening is het verschaffen van inzicht aan belanghebbenden over het resultaat en het vermogen van een onderneming. Het doel van het opstellen van de fiscale aangifte is het bepalen van de belastbare grondslag teneinde belasting te kunnen heffen.64 Hoewel de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening allebei zijn gestoeld op de bedrijfseconomie, kunnen er verschillen ontstaan door de verschillende doelstellingen die beide jaarrekeningen hebben. De verschillen tussen de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening kunnen worden onderscheiden in imperatieve verschillen, pseudo-facultatieve verschillen en facultatieve verschillen. Imperatieve verschillen zijn verschillen die ontstaan doordat de verwerkingswijze in de vennootschappelijke jaarrekening niet gevolgd mag worden

61 HR 8 mei 1957, BNB 1957/208 62 HR 23 september 1992, BNB 1993/60

63 G.W.J.M. Kampschöer. Herleiding van de vennootschappelijke jaarrekening tot de fiscale aangifte, 8e druk, p. 13 64 G.W.J.M. Kampschöer. Herleiding van de vennootschappelijke jaarrekening tot de fiscale aangifte, 8e

(31)

in de fiscale jaarrekening. Een imperatief verschil is onvermijdbaar, omdat zowel een aanpassing van de vennootschappelijke jaarrekening als van de fiscale jaarrekening het verschil niet kan vermijden. Pseudo-facultatieve verschillen zijn verschillen die ontstaan doordat de verwerkingswijze in de vennootschappelijke jaarrekening niet is toegestaan in de fiscale jaarrekening. De enige manier om het verschil te voorkomen is door de verwerkingswijze in de vennootschappelijke jaarrekening aan te passen aan de verwerkingswijze in de fiscale jaarrekening. Facultatieve verschillen zijn verschillen die ontstaan doordat er in de fiscale jaarrekening wordt afgeweken van de vennootschappelijke jaarrekening. De verwerkingswijze in de vennootschappelijke jaarrekening is in de fiscale jaarrekening wel toegestaan, maar niet wenselijk.65

De vraag die hieruit voortvloeit is of een IFRS 16-conforme verwerkingswijze van leaseovereenkomsten in de fiscale jaarrekening in overeenstemming is met goed koopmansgebruik. Ten eerste moet worden onderzocht of het activeren van het gebruiksrecht van het leaseobject en het passiveren van de leaseverplichting in overeenstemming is met goed koopmansgebruik. In beginsel worden rechten en verplichtingen niet op de fiscale balans opgenomen indien deze voortvloeien uit een overeenkomst waarvan de prestatie en tegenprestatie gedurende een langere periode plaatsvinden. De achterliggende reden hiervoor is dat per balansdatum tegenover de te leveren prestatie een gelijke tegenprestatie staat. Als voorbeeld kunnen huurovereenkomsten, distributieovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten worden genoemd. Bruins Slot (2010) stelt dat het activeren van rechten en verplichtingen naar zijn mening in overeenstemming is met goed koopmansgebruik, tenzij het eenvoudbeginsel hieraan in de weg staat. Als de balansposten uit de vennootschappelijke balans direct zijn over te nemen in de fiscale balans, dan is er geen strijd met het eenvoudbeginsel.66 Aangezien de balansposten onder IFRS 16 direct zijn over te nemen vanuit de vennootschappelijke jaarrekening in de fiscale jaarrekening, is een IFRS 16-conforme aangifte niet in strijd met het eenvoudbeginsel. Het is naar mijn mening verdedigbaar om de actiefpost en de passiefpost van de leaseovereenkomst te separeren en afzonderlijk op te nemen op de balans. Het gebruiksrecht van het leaseobject is namelijk een juridisch afdwingbaar recht dat voortvloeit uit een op de balansdatum bestaande rechtsverhouding welke voldoende bepaalbaar is. Een leaseovereenkomst biedt daarnaast het recht op het gebruik van een leaseobject over een langere periode en is afhankelijk van de betalingen die de lessee doet, waarbij het waarschijnlijk is dat aan deze betalingsvoorwaarde zal worden voldaan. Het is naar mijn mening ook

65 G.W.J.M. Kampschöer. Herleiding van de vennootschappelijke jaarrekening tot de fiscale aangifte, 8e

druk, p. 16-17

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The English language serves to stimulate national unification and symbolizes as an important key to the global world, whereas the local languages serves to promote solidarity

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er meer resultaatsturing plaatsvindt bij ondernemingen in code law landen en private ondernemingen, en dat verplichte

In deze bijdrage onderzoeken we in de jaarrekeningen 2019 van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland en de rest van de EU enkele effecten van de implementatie van IFRS

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat deze impact (mede) beïnvloed is door de mate waarin de on- derzochte ondernemingen gebruik hebben gemaakt van de

In paragraaf 2 is beschreven dat de belangrijkste ver- wachte impact van IFRS 16 op de jaarrekening van on- dernemingen is dat activa en verplichtingen uit hoof- de van nagenoeg

In tabel 4 is het effect van het vervallen van de cor- ridor op het eigen vermogen aan het begin en eind van boekjaar 2012 vermeld in een absoluut cumulatief bedrag (gesplitst

Wanneer dezelfde bank dan ook bij de toelichting op collectieve voorzieningen voor kredietverliezen zonder verdere uitleg schrijft dat deze zijn gebaseerd op

In deze bijdrage onderzoeken we in de jaarrekeningen 2019 van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland en de rest van de EU enkele effecten van de implementatie van IFRS