• No results found

De effecten van de ‘mindful met je baby’ training op de mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effecten van de ‘mindful met je baby’ training op de mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education

MASTER THESIS ORTHOPEDAGOGIEK

De effecten van de ‘mindful met je baby’ training op de mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders

2017-2018

Joscha Rommers 11072288

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘De effecten van de ‘mindful met je baby’ training op de mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstudeertraject aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), waar ik de master

orthopedagogiek volg. Een jaar lang ben ik bezig geweest de uitvoering van het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van UvA Minds, het onderzoekscentrum verbonden aan de UvA. Tijdens het schrijven van de scriptie ben ik begeleid door Moniek Zeegers. Zij heeft mij gedurende deze periode voorzien van feedback en heeft vragen beantwoordt die mij hebben geholpen dit onderzoek vorm te geven. Bij deze wil ik Moniek bedanken voor haar fijne begeleiding en ondersteuning tijdens dit traject. Hoewel er een aantal tegenslagen op mijn pad zijn gekomen dit afgelopen jaar heeft Moniek mij ondersteunt en de ruimte gegeven om af te wijken van de vooropgestelde planning en afspraken. Ondanks deze hindernissen tijdens het onderzoek ben ik toch erg blij met het eindresultaat. Ik wens u veel leesplezier toe!

Joscha Rommers 8 januari 2018

(3)

Inhoudsopgave Samenvatting………... 4 Abstract………... 5 Inleiding………... 6 Methode………... 14 Resultaten………... 19 Discussie………... 21 Referenties……….. 28

(4)

Samenvatting

Steeds vaker worden verschillende elementen uit mindfulness toegepast in de opvoedingscontext (“mindful parenting”) ter bevordering van de ouder-kind relatie. In deze studie werd de effectiviteit van de recent ontwikkelde ‘mindful met je baby’ training

onderzocht op de mate van stress, sensitiviteit en mind-mindedness van 44 moeders met een baby (0-18 maanden). De dataverzameling vond plaats tijdens een wachtlijst-, voor- en nameting met een tussenperiode van telkens 8 weken. De participanten vulde de NOSI-K vragenlijst in en middels het mind-mindedness interview werden moeders gevraagd hun kind zo volledig mogelijk te omschrijven. De sensitiviteit van moeders werd op basis van een gecodeerde observatie vastgesteld. Uit de resultaten bleek een significante verbetering van stress tussen de voor- en nameting. De mate waarin moeders sensitief reageerde op hun kindje bleef over de drie meetmomenten gelijk. Voor mind-mindedness werd tenslotte een

significante toename gevonden tussen de wachtlijst- en voormeting. Op basis van de

gevonden resultaten lijkt ‘mindful met je baby’ een veelbelovende interventie met betrekking tot de stressreductie van moeders. Er is echter meer onderzoek nodig om de effecten van de training op de kwaliteit van de ouder-kind relatie vast te stellen.

Kernwoorden: Mindfulness; Mindful Parenting; Mindful met je Baby; Stress, Sensitiviteit, Mind-Mindedness

(5)

Abstract

Various elements of mindfulness are increasingly applied in the parenting context (“mindful parenting”) to improve the parent-child relationship. This study examined the effectiveness of the recently developed ‘mindful with your baby’ training in relation to stress, sensitivity and mind-mindedness of 44 mothers and their babies (0-18 months). The data collection took place during a waitlist-, pre-test- and post-test measurement with an intermediate period of 8 weeks. The participants filled in the NOSI-K questionnaire and trough the mind-mindedness interview mothers were asked to describe their child as fully as possible. Mothers level of sensitivity was determined according a coded observation. The results showed a significant decrease of maternal stress from the pretest to the posttest measurement. Maternal sensitivity did not change across the three measurement moments. Mothers level of mind-mindedness improved significantly from the waitlist to the prestest measurement. Given the results of this study, the ‘mindful with your baby’ training seems to be a promising intervention regarding the reduction of stress in mothers. Nevertheless, more research is necessary to make a founded statement about the quality of the parent-child relationship.

Key elements: Mindfulness; Mindful Parenting; Mindful with your baby; Stress; Sensitivity; Mind-Mindedness

(6)

De effecten van de ‘mindful met je baby’ training op de mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders

In de afgelopen decennia is de belangstelling voor mindfulness binnen

wetenschappelijk onderzoek sterk gegroeid (Sawyer Cohen &, Semple, 2010). Deze therapie is gebaseerd op Boeddhistische tradities en gaat specifiek om het verkrijgen van aandacht en bewustzijn door middel van meditaties (Corthorn & Milicic, 2016). Mindfulness is succesvol gebleken in het behandelen van een scala aan psychische problematiek zowel bij kinderen als volwassenen (Bögels, Lehtonen, & Restifo, 2010). Recentelijk wordt mindfulness ook steeds vaker toegepast in de opvoedingscontext, met als doel de onderlinge relatie en interacties tussen ouder en kind te verbeteren (Duncan, Coatsworth, & Greenberg, 2009). Deze innovatieve toepassing wordt in de literatuur aangeduid met het begrip ‘mindful parenting’ (Bögels et al., 2010). In de huidige studie ligt de focus op een nieuw ontwikkelde mindful parenting training, namelijk ‘mindful met je baby’. Dit programma is specifiek bedoeld om de vroege ouder-kind relatie te bevorderen (Bögels & Potharst, 2016). Aangezien ‘mindful met je baby’ sterk leunt op de bouwstenen van mindful parenting, zal er eerst een algemeen beeld worden geschetst van deze therapievorm. Vervolgens zullen ook een aantal verwante

onderzoeksresultaten worden beschreven met betrekking tot mindful parenting en de effecten op de ouder-kind relatie. Tot slot wordt er specifiek ingegaan op elementen uit de ‘mindful met je baby’ training en het doel en de relevantie van de huidige studie.

Gebaseerd op de theorie en praktijk van mindfulness, werd mindful parenting voor het eerst omschreven door Kabat-Zinn en Kabat-Zinn (1997) als nieuwe vorm van ouderschap. De grondleggers definieerde mindful parenting als volgt: “aandacht voor het kind en het ouderschap op een specifieke manier: intentioneel, in het hier en nu, en op een

niet-oordelende wijze”. Aanvullend op deze definitie kenmerkt mindful parenting zich ook door drie essentiële grondslagen, namelijk: soevereiniteit, empathie en acceptatie. Soevereiniteit

(7)

verwijst ernaar dat ouders de innerlijke wereld van het kind kunnen herkennen en accepteren door verder te kijken dan alleen het geobserveerde gedrag. De tweede grondslag, empathie, houdt in dat ouders proberen om de wereld te zien vanuit het perspectief van het kind. Hierdoor kunnen zij begrijpen wat het kind mogelijk voelt en denkt in een bepaalde situatie. Tot slot refereert acceptatie naar het compleet accepteren van de innerlijke wereld van het kind, met de daarbij behorende gevoelens, gedachten en visies die het kind heeft

geïnternaliseerd (Duncan, Coatsworth, Gayles, Geier, & Greenberg, 2015). Wanneer ouders deze principes hanteren in de opvoeding worden zij in staat gesteld hun kind met open aandacht en zonder vooroordelen waar te nemen. Deze principes bieden ouders tevens de mogelijkheid om meer sensitiviteit en responsiviteit te ontwikkelen voor de behoeften en het gedrag van hun kind (Meppelink, de Bruin, Wanders-Mulders, Vennik, & Bögels, 2015).

Een mindful parenting training is over het algemeen bedoeld voor ouders die stress ervaren in de opvoeding, met als primair doel om het ouderschap op een positieve manier te beïnvloeden (Bögels, Hellemans, van Deursen, Römer, & van der Meulen, 2013). Middels verschillende meditatieoefeningen leren ouders om met open aandacht naar zichzelf, het kind en onderlinge ouder-kind interacties te kijken. Hierdoor ontstaat bij ouders inzicht in de interacties waardoor zij zich beter kunnen inleven in de positie van het kind, en vervolgens adequaat kunnen reageren op hun gedrag (van der Meulen, Hellemans, & Bögels, 2012). Tevens wordt er met de ouders gewerkt aan het creëren van bewustzijn in relatie tot ouderlijke stress en reactiviteit, ofwel in welke mate er impulsief wordt gereageerd op het gedrag van het kind.

Ondanks de groeiende interesse in de toepassing van mindfulness, blijkt de empirische ondersteuning naar de rol van mindful parenting relatief schaars (Duncan et al., 2009). Er zijn echter wel aanwijzingen dat mindful parenting een positieve invloed heeft op de ouder-kind relatie en opvoedingsvaardigheden van ouders. Door Bögels et al. (2013) werd bijvoorbeeld

(8)

het effect onderzocht van een achtwekelijks mindful parenting programma in de context van de geestelijke gezondheidzorg (GGZ). De participanten bestonden uit 86 ouders en hun kinderen (2 t/m 21 jaar) met psychopathologie en problemen in de ouder-kind relatie. Tot 8 weken na de training waren de externaliserende- en internaliserende problemen bij zowel ouder als kind afgenomen. Tevens rapporteerden ouders minder stressgevoelens en waren zij minder overbeschermend en afwijzend richting hun kind. Ouders hadden na de training ook een meer autonomie-aanmoedigende opvoedingsstijl, en tevens werkten vaders en moeders op een meer adequate manier samen in de opvoeding.

In een andere interventiestudie werd ook de effectiviteit van een mindful parenting training onderzocht in een klinische setting (Meppelink et al., 2016). Aan het 8-wekelijkse programma participeerde 70 ouders, doorverwezen vanwege de psychopathologie van hun kinderen (gem. 8.7 jaar). Na de training werd er een significante afname gevonden in de psychopathologie en gedragsproblemen van het kind. Hoewel ouders werden doorverwezen wegens de psychopathologie van hun kind, nam ook de psychische problematiek van ouders af na de training. Tevens verbeterde zowel het niveau van de algehele mindfulness als de mindful parenting vaardigheden van ouders. Ouders scoorde na training namelijk beter op aandacht, emotioneel bewustzijn, de mate van reactiviteit en onbeoordeelde acceptatie van het kind. De verbetering in de mindful parenting vaardigheden bij ouders zorgde voor de afname van de externaliserende problematiek bij het kind.

Tot slot werd ook de effectiviteit van een mindfulness training voor kinderen (8-12 jaar) met ADHD onderzocht, parallel aan een mindful parenting training voor 22 ouders (van der Oord, Bögels, & Peijnenburg, 2011). Na beide programma’s daalde de

ADHD-symptomen significant zowel bij de kinderen als hun ouders. Tevens waren ouders na de training minder reactief in de opvoeding, rapporteerden zij minder stress en werd er een stijging gesignaleerd in het mindful bewustzijn van ouders.

(9)

Hoewel de studies naar mindful parenting schaars zijn en er veelal kleine steekproeven zijn gebruikt, zijn er toch sterke aanwijzingen dat mindful parenting een positieve invloed uitoefent op ouder-kind relatie en opvoedingsvaardigheden van ouders. Mindful parenting interventies zijn tot nu toe voornamelijk uitgevoerd in een klinische setting en gericht op ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd of ouder. Recentelijk is echter de ‘mindful met je baby’ training ontwikkeld, waar de nadruk vooral ligt op de bevordering van de vroege ouder-kind relatie (Bögels & Potharst, 2016). Deze training bestaat uit 8

bijeenkomsten van 2 uur, waaronder ook een terugkomsessie 8 weken na de training. Het aantal deelnemers per groep ligt gemiddeld tussen de 4 en 6 moeders. Het programma is met name geschikt voor moeders met een baby tot 18 maanden, die om welke reden ook stress ervaren in de opvoeding. Het primaire doel van de training is moeders leren omgaan met deze stress. Tijdens de training is er echter ook aandacht voor andere doelen, zoals: (1) bewuste aandacht geven aan de baby, (2) bewustzijn van eigen ervaringen vergroten, (3) het contact met de baby verbeteren, (4) beter voor zichzelf zorgen en (5) een vriendelijke houding ontwikkelen jegens de baby en zichzelf. Aan bovenstaande doelen wordt voornamelijk gewerkt middels verschillende meditatieoefeningen. Moeders leren door de training hun bewustzijn van ervaringen in het huidige moment vergroten, en worden tevens uitgenodigd om zich op een andere manier tot deze ervaringen te verhouden.

Effectiviteit van de ‘mindful met je baby’ training

De effectiviteit van de ‘mindful met je baby’ training werd voor het eerst onderzocht in een recente studie van Potharst, Aktar, Rexwinkel, Rigterink en Bögels (2017). In dit onderzoek werd onder anderen gekeken naar het effect van de training op mindful parenting, zelfcompassie, psychopathologie, stress, zelfvertrouwen en moederlijke warmte en

negativiteit richting de baby. De 44 deelnemende moeders participeerde gezamenlijk met hun baby’s in het 8-wekelijks durende programma. De participanten waren allen doorverwezen

(10)

naar de GGZ in verband met psychopathologie, stress, problemen met de baby of problemen in de moeder-baby interactie. Tot een jaar na de training waren er significante verbeteringen zichtbaar in de mate van mindfulness, zelfcompassie en mindful parenting vaardigheden van moeders. Tevens werd er bij de moeders een stijging in zelfvertrouwen en responsiviteit, en een daling in vijandig gedrag richting het kind gesignaleerd. De mate van stress en affectie van moeders verbeterde alleen tot 8 weken na de training. De mate van moederlijke aandacht en afwijzing richting het kind bleven echter gelijk na het volgen van de training.

Om een bijdrage te leveren in het onderzoeksgebied van mindful parenting in de babyperiode, is in deze studie gekeken naar de effectiviteit van ‘mindful met je baby’ in relatie tot stress, sensitiviteit en mind-mindedness van moeders. Zoals eerder al werd benoemd is een hoofddoel van de training dat moeders leren omgaan met stress in de opvoeding. Ouderlijke stress wordt doorgaans omschreven als het bewust ervaren van moeilijkheden met betrekking tot het kind, de relatie met het kind en zichzelf in hun rol als opvoeder (Abidin, 1995). Er wordt in onze hedendaagse maatschappij vaak van moeders verwacht dat zij voldoen aan een groot aantal vaardigheden. Bijvoorbeeld het reguleren van de interne staten van de baby, maar ook de eigen emotionele reacties op de eisen die hun kindje stelt. Wanneer de gestelde eisen voorbijgaan aan de beschikbare copingsvaardigheden resulteert dit vaak in gevoelens van stress bij moeders (Potharst et al., 2017). Een

uitgangspunt binnen de ‘mindful met je baby’ training is dat stress bij moeders in de eerste maanden na de geboorte een negatieve invloed uitoefent op de basisrelatie tussen moeder en kind (Bögels & Potharst, 2016). Wanneer ouders stress ervaren in de opvoeding reageren zij namelijk vaker afwijzend, controlerend, reactief en minder warm op hun kinderen (Bögels et al., 2010). Een hoge mate van ouderlijke stress heeft daarnaast een negatieve invloed op de ouder-kind hechtingsrelatie en specifiek op moederlijke sensitiviteit (McMahon & Meins, 2012; Brahm et al. 2016). Tevens vallen ouders die overmatig stress ervaren vaak terug op

(11)

automatische patronen, waardoor reacties en handelingen op de omgeving niet bewust verlopen (Hellemans, 2011). Tijdens de training wordt door middel van meditatieoefeningen gewerkt aan deze ‘automatische piloot’ van de deelnemers. De moeders leren om vooraf aan een stressvolle situatie een moment van bewustzijn te creëren en zich daarbij bewust te worden van het eigen lichaam, gevoelens en cognities. Door vooraf aan een stressvolle situatie eerst diep adem te halen kan dat tot meer emotionele zelfregulatie leiden en minder afreageren van eigen frustraties op het kind (Hellemans, 2011). Zo kunnen de moeders beter waarnemen wat er op het desbetreffende moment werkelijk met zichzelf en de baby gebeurd. Reacties die eerder geautomatiseerd waren kunnen daardoor veranderen in een keuze voor verschillende handelingsmogelijkheden.

Zoals uit eerder onderzoek naar voren is gekomen heeft stress ook een negatieve invloed op de sensitiviteit van ouders (McMahon & Meins, 2012; Brahm et al., 2016). Sensitiviteit is het vermogen van ouders om impliciete signalen van het kind te herkennen en daar tijdig en gepast op te reageren (Ainsworth, Bell, & Stayton ,1974). Moeders kunnen sterk verschillen in de mate waarin zij sensitief zijn voor de signalen van hun kind (Brahm et al., 2016). Met name in de vroege ouder-kind relatie is sensitief ouderschap van groot belang voor het kind. Volgens Ainsworth et al. (1974) is ouderlijke sensitiviteit namelijk het primaire mechanisme in de ontwikkeling van een veilige ouder-kind gehechtheid. Sensitiviteit wordt tevens gezien als één van de belangrijkste voorspellers van de hechtingsrelatie (Meins, Fernyhough, Fradley, & Tuckey, 2001). Maar zelfs als sensitiviteit geen voorspellende waarde zou hebben, blijft het een van de meest essentiële aspecten in de kwaliteit van de vroege ouder-kind relatie (Meins, 2013). Door sensitief moederschap is de kans op het

ontstaan van een veilige gehechtheidsrelatie tussen het kind en de moeder groter (Bakermand-Kranenburg, IJzendoorn, & Juffer, 2003). Het in de mindfulness vooropgestelde belang van onbevooroordeelde en open aandacht in het ouderschap overlapt grotendeels met de definitie

(12)

van sensitief ouderschap. Wanneer ouders aandacht hebben voor alle uitingen van het kind zonder vooroordeel kunnen zij ook meer sensitief reageren op de behoeften van het kind, en voelt het kind zich meer begrepen (Duncan et al., 2009). Zoals eerder werd gesteld bieden de grondslagen van mindful parenting ouders namelijk de mogelijkheid om meer sensitiviteit en responsiviteit te ontwikkelen voor de behoeften en het gedrag van hun kind (Meppelink et al., 2015).

Volgens Meins (1999) ontbreekt het in de operationalisatie van moederlijke

sensitiviteit vaak aan herkenning dat het niet alleen om een tijdige, maar ook om een gepaste reactie gaat op de signalen van het kind. Dit vereist een zekere mate van interpretatie vanuit de moeder. Een sensitieve moeder kan de signalen van het kind dus niet alleen waarnemen, maar kan deze ook adequaat interpreteren. Om hiertoe in staat te zijn dienen moeders de behoeften, gedachten en intenties van het kind te kunnen herkennen. Er werd daarom beargumenteerde dat sensitiviteit voor de fysieke en emotionele behoeften van het kind onderscheiden moest worden van de bereidwilligheid van de moeder om op mentaal niveau met het kind te interacteren (Meins, 1997). Vanuit dit standpunt ontwikkelde Meins (1997) het construct ‘mind-mindedness’ en definieerde dit als het vermogen van de opvoeder het kind te zien en te behandelen als een individu met een actief en autonoom vermogen, waarbij interne gemoedstoestanden horen en deze worden benoemd. Mind-mindedness loopt daarmee parallel aan de drie essentiële grondslagen van mindful parenting: soevereiniteit, empathie en acceptatie. Samengevat houden deze principes in dat ouders de innerlijke wereld van het kind kunnen herkennen, deze compleet accepteren en zich daarnaast kunnen inleven in het

perspectief van het kind.

Tijdens de ‘mindful met je baby’training wordt gepoogd om de mind-mindedness van moeders te verbeteren door middel van kijkmeditaties in aanwezigheid van de baby. Dit houdt in dat moeders tijdens deze meditatie uitgenodigd om als het ware in de schoenen van hun

(13)

kindje te stappen en zich compleet in hen in te leven. Er wordt bijvoorbeeld stilgestaan bij de lichaamshouding en andere sensaties die de baby op dat moment ervaart. Hierbij wordt aan de moeders gevraagd om zich in te leven hoe de baby zich zou kunnen voelen en wat er in het hoofdje van hun kind om gaat. Deze oefeningen stimuleren mogelijk de neiging van ouders om op mentaal niveau van het kind te interacteren.

In voorgaande studies is het belang om mind-mindedness bij moeders te verbeteren al veelvuldig aangetoond. Mind-mindedness van ouders wordt namelijk geassocieerd met een breed scala aan positieve ontwikkelingsuitkomsten bij het kind. Mind-mindedness is bijvoorbeeld een belangrijke voorspeller van een veilige gehechtheid bij het kind (Meins et al., 2001), en heeft tevens een positieve invloed op de ontwikkeling van de Theory of Mind bij kinderen (Meins et al., 2002). Naast positieve kinduitkomsten vonden McMahon & Meins (2012) ook dat mind-mindedness geassocieerd is met minder stress bij ouders. Als verklaring hiervoor werd gesteld dat ouders die meer toegang hebben tot de gedachten en gevoelens van het kind, minder snel de neiging hebben het gedrag als vervelend of lastig te beschouwen. De huidige studie

Gezien de negatieve effecten die stress heeft op het moederschap, en daarmee op de ouder-kind relatie, is er een interventie nodig die stress bij nieuwe moeders kunnen

verminderen. Het doel van de huidige studie is om de effecten te onderzoeken van de

‘mindful met je baby’ training op stress. Daarnaast wordt er voor de eerste keer onderzocht of deze training invloed heeft op belangrijke voorspellers van de kwaliteit van de ouder-kind relatie, namelijk: ensitiviteit en mind-mindedness van moeders. Er werd verwacht dat

moeders, ten opzichte van de wachtlijst- en voormeting, op de nameting een hogere mate van mind-mindedness en sensitiviteit en een lager stressniveau lieten zien. Daarentegen werden er voor stress, sensitiviteit en mind-mindedness geen significante veranderingen verwacht tussen

(14)

de wachtlijst- en voormeting, aangezien er in deze periode nog geen interventie heeft plaatsgevonden.

Methode Participanten

Aan dit onderzoek hebben 44 moeders deelgenomen, gezamenlijk met hun baby’s. De moeders zijn aangemeld in verband met symptomen van opvoedingsstress. Bij aanvang van de training was de gemiddelde leeftijd van de moeders 33.47 jaar (SD = 4.2), en de

gemiddelde leeftijd van de baby’s 15.59 maanden (SD = 11.65). Onder het aantal deelgenomen baby’s waren er 23 jongens en 21 meisjes. Met betrekking tot het

opleidingsniveau heeft van de moeders heeft 13,9 procent alleen basis- of middelbare school afgerond. Daarnaast heeft 4,5 procent van de moeders een mbo-opleiding gedaan, en is 50 procent hoogopgeleid met tenminste een hbo- of universitaire studie. Van de overige moeders is er niet bekend welk opleidingsniveau zij hadden.

Procedure

Voorafgaand aan deze studie zijn alle participanten geïnformeerd over het onderzoek en is door hen vervolgens een informed consent ondertekend. Tevens heeft de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam toestemming gegeven voor de uitvoering van dit onderzoek. De deelnemende moeders werden doorverwezen via een externe instantie (bijv. De Ouder-Kind Lijn) of hadden zichzelf via internet aangemeld voor de training. Vervolgens werden de participanten uitgenodigd voor een intakegesprek, waar zij gevraagd werden deel te nemen aan het onderzoek. In overleg met de moeders werd er beslist of het onderzoek in de thuissituatie of in het UvA centrum zou plaatsvinden. Er werd een wachtlijstmeting (T1) gedaan indien de moeders zich acht weken voor de training hadden aangemeld. Bij moeders die zich later hadden aangemeld werd alleen een voormeting (T2) en een nameting (T3) gedaan. De tussenperioden tussen de drie meetmomenten bedroeg telkens 8 weken. Op deze

(15)

drie meetmomenten werd er een vragenlijst en video-opnamen afgenomen bij de moeders. De video-opnamen werden gebruikt om het mind-mindedness interview vast te leggen en de moeder-kind interacties tijdens 10 minuten vrij spel te observeren.

Training: ‘mindful met je baby’

‘Mindful met je baby’ is een mindful parenting programma en bestaat uit 8-wekelijkse bijeenkomsten van 2 uur en een terugkomsessie 8 weken na de training. Het aantal

deelnemers per groep ligt tussen de 4 en 6 moeders. Het trainingsprogramma is speciaal bedoeld voor moeders met een baby tot 18 maanden, die om welke reden dan ook stress ervaren in het moederschap (e.q. psychische problematiek van moeder, kenmerken van de baby, moeilijkheden in moeder-kind relatie). Het primaire doel van de training is moeders leren omgaan met deze stress.

De training bestaat voornamelijk uit meditatieoefeningen, die gebaseerd zijn op meditaties vanuit mindfulness-based stress reduction training (MBSR) en mindfulness-based cognitive therapy (MBCT). Naast meditatie wordt er in de training ook gebruik gemaakt van methoden als psycho-educatie en inquiry. Tijdens inquiry worden voorgaande opdrachten nabesproken en stelt de begeleider vragen aan de deelnemers om tot bepaalde inzichten te komen. Alle oefeningen zijn toegespitst op het ouderschap en aangepast op de ervaringen die moeders met een baby kunnen hebben. Een uitgangspunt binnen de training is dat deze ervaringen gekleurd zijn door de motherhood constellation. Dit refereert naar een specifieke ‘mentale organisatie’ die ontstaat tijdens de zwangerschap, waarbij moeders richten zich richten op thema’s die met het moederschap samenhangen (e.g. het in leven houden, begrijpen en houden van de baby).

Omdat er tijdens de training ook wordt uitgegaan van een Infant Mental Health (IMH) visie, wordt het grootste deel van de training gegeven in aanwezigheid van de baby’s.

(16)

hechtingsproblemen kunnen worden opgemerkt door de IMH-specialist en er kan aan de sensitiviteit van moeders worden gewerkt. In de eerste en de vijfde sessie komen de moeders echter zonder hun baby, zodat er een rustige introductie kan worden gegeven en bepaalde emotionele thema’s behandeld kunnen worden. De trainingsruimte is aangepast op de aanwezigheid van de baby’s met betrekking tot veiligheid en speelgoed geschikt voor verschillende leeftijden.

Iedere sessie begint met een formele meditatieoefening, waarna vervolgens inquiry en de bespreking van het huiswerk plaatsvindt. Halverwege elke bijeenkomst wordt er een pauze ingelast. Alle sessies worden gegeven door een mindful parenting trainer, die de sessies leidt, en een IMH-specialist die aandacht heeft voor het contact tussen moeder en baby. De IHM-specialist observeert het gedrag van de baby, de reacties van moeder en hoe er met stress wordt omgegaan. Zij biedt tevens een ruimte waarin geëxperimenteerd mag worden, fouten gemaakt kunnen worden en waarin de relatie tussen moeder en kind gerepareerd kan worden. De aanwezigheid van de IHM-specialist stelt de mindfulness trainer tevens in staat om de aandacht van moeders naar binnen te richten, omdat de specialist haar aandacht bij de baby’s houdt en zorgt voor fysieke en emotionele veiligheid.

Maten

Mind-mindedness. Om mind-mindedness bij moeders te meten is gebruik gemaakt van het mind-mindedness interview, waarvan het protocol gebaseerd is op de Engelse versie van Meins en Fernyhough (2015). Het interview bestond uit één vraag: ‘Kunt u [naam van het kind] zo volledig mogelijk voor mij beschrijven?’. Voorafgaand werd aan de moeders verteld dat er geen goede of foute antwoorden zijn en dat zij vrij zijn om te beschrijven wat er op dat moment in hen opkomt. Vervolgens werd de mate waarin moeders naar de belevingswereld van het kind refereerden aan de hand van video-opnamen gecodeerd door een getrainde student en docent van de UvA. Tijdens dit proces werden eerst alle opmerkingen

(17)

getranscribeerd die de opvoeder heeft gemaakt na het stellen van de interviewvraag. De opmerkingen werden vervolgens met behulp van het protocol van Meins en Fernyhough (2015) in verschillende categorieën geplaatst. Er werd beoordeeld of de opmerking ‘mind-gerelateerd’ is en daarmee verwijst naar de innerlijke staten van het kind, zoals mentale persoonlijkheidskenmerken, behoeften, wensen en interesses of emoties die het kind ervaart. Wanneer de opvoeders een ‘niet mind-gerelateerde’ opmerkingen maakte verwezen zij bijvoorbeeld naar een gedragseigenschap, fysieke- of algemene omschrijving van het kind. Alle opmerkingen die betrekking hadden op het kind werden met een 1 gecodeerd. Wanneer de opmerking betrekking had op iemand anders dan het kind, of bestond uit een herhaling van een eerdere opmerking werd deze met een 0 gecodeerd. Vervolgens werd de mate van mind-mindedness vastgesteld door het aantal mindgerelateerde opmerkingen te delen door het totaal aantal opmerkingen van de opvoeder. Dit resulteerde in een proportie van mind-mindedness gerelateerde opmerkingen. De interclass correlatiecoëfficiënt (ICC) tussen de twee

beoordelaars is berekend op .99 met een betrouwbaarheid van 95% CI [.959,1]. Dit duidt op een zeer hoge mate van overeenkomst tussen de twee beoordelaars.

Ouderlijke stress. De stressbeleving van moeders binnen de opvoedingssituatie werd gemeten door middel van de NOSI-K (de Brock, Vermulst, Gerris &, Abidin, 1992). Met behulp van dit instrument kan worden vastgesteld vanuit welke potentiele stressbronnen daadwerkelijk stress wordt ervaren door de opvoeder. Bij het beantwoorden van de vragen heeft de ouders steeds hetzelfde kind voor ogen. De NOSI-K omvat 10 subschalen bestaande uit 25 items die door de opvoeder op een 6 puntsschaal (helemaal mee oneens tot helemaal eens) werden ingevuld. De subschalen betreffen competentie, gehechtheid, depressie,

gezondheid, aanpassing, stemming, afleidbaarheid, veeleisendheid, positieve bekrachtiging en acceptatie. Een voorbeelditem uit de vragenlijst is: “Ik heb veel meer problemen met het grootbrengen van kinderen dan had ik verwacht”. De betrouwbaarheid van de NOSI-K is als

(18)

zeer goed te omschrijven. De Commissie Testaangelegenheid Nederland (COTAN) heeft de NOSI-K op betrouwbaarheid en criteriumvaliditeit beoordeeld. De betrouwbaarheid ligt tussen de .92 en .95 en de criteriumvaliditeit wordt als goed beoordeeld. De begripsvaliditeit van de NOSI-K wordt eveneens als ‘goed’ bestempeld door de COTAN (Egberink,

Vermeulen, & Frima, 2014). In huidig onderzoek werd een Chronbach Alpha van a = .89 gevonden. Er is dus sprake van een hoge betrouwbaarheid.

Sensitiviteit. Het construct sensitiviteit is gemeten met behulp van de Ainsworth Scales (Ainsworth, 1969). Voor dit onderzoek is echter alleen gebruik gemaakt van de ‘sensitivity scale’, een van de meest gebruikte schalen binnen dit instrument. Deze schaal meet het vermogen van de moeder om impliciete signalen en communicatie van de baby accuraat waar te nemen en te interpreteren, en hier tevens tijdig en gepast op te reageren Ainsworth et al. (1974) . Het gaat hier dus om vier essentiele componenten: (1) het bewustzijn van de signalen, (2) een accurate interpretatie, (3) een gepaste reactie en (4) een tijdige

handeling hier op. In dit onderzoek werd de mate van sensitiviteit geobserveerd en gecodeerd door twee getrainde studenten van de UvA. De interclass correlation coëfficiënt (ICC) tussen de twee beoordelaars is berekend op .909, met een betrouwbaarheid van 95% CI [.678, .977]. Dit duidt op een zeer hoge mate van overeenkomst tussen de twee beoordelaars.

Statistische analyse

In deze studie werd een repeated measures ANOVA uitgevoerd om antwoord te geven op de vragen of stress, sensitiviteit en mind-mindedness van moeders verbeterden of de drie metingen. Deze toetsingsmethode wordt toegepast bij de analyse van metingen die onderling afhankelijk van elkaar zijn, en waarbij er meer dan twee metingen zijn gedaan (Field, 2009). Aanvullend werden er ook gepaarde t-toetsen uitgevoerd tussen de wachtlijst- en voormeting, en de voor- en nameting voor alle afhankelijke variabelen. Dit maakt het mogelijk om te kijken tussen welke metingen zich een mogelijk effect heeft voorgedaan. Daarnaast zijn voor

(19)

alle drie de metingen correlaties berekend om de onderlinge relaties tussen de drie constructen vast te stellen. De leeftijd en het opleidingsniveau van de moeders en aantal

controlevariabelen zijn meegenomen om vast te stellen of deze invloed hebben of correleren met de onafhankelijke- en/of afhankelijke variabelen. Bij een significante correlatie werden deze controlevariabelen meegenomen in de analyses.

Resultaten Voorbereidende analyses

Om na te gaan welk effect de ‘mindful met je baby’ training heeft op mind-mindedness, sensitiviteit en stress van moeders, werd met deze variabelen een repeated measures ANOVA uitgevoerd. Voorafgaand aan de analyse zijn de bijbehorende assumpties van normaliteit, sfericiteit en lineairiteit onderzocht, en aan alle assumpties werd voldaan. In de data van mind-mindedness missen er 9 wachtlijstmetingen, 5 voormetingen en 6

nametingen. Een eerste verklaring voor deze missende data heeft te maken met het drop-out percentage. Er zijn namelijk 8 deelnemers diede behandeling niet af hebben gemaakt, en waarvan de metingen niet zijn meegenomen in het onderzoek. Een tweede verklaring heeft betrekking op de aanmeldingsprocedure voor de training. De participanten waarvan een wachtlijstmeting ontbreekt hadden zich op een later tijdstip hadden aangemeld voor de training. Hierdoor was het niet mogelijk om de wachtlijstmeting alsnog af te nemen, 8 weken voor aanvang van de training. Tevens zijn de analyses in deze studie gedaan terwijl het dataverzamelingsproces nog niet volledig was afgerond.

Verandering in Stress

De analyses lieten zien dat de mate van stress bij moeders afnam gedurende de drie meetmomenten, F(2,30) = 6.774, p = .004 (zie tabel 2). Uit een gepaarde t-toets kwam naar voren dat dit significante effect zich heeft voorgedaan tussen de voormeting (M = 64.10, SD = 20.72) en nameting (M = 57.76, SD= 17.04) van de stressvariabele; t(28) = 2.075, p = .047

(20)

(zie tabel 3). Dit betekent dat moeders op de nameting een lager stressniveau rapporteerden ten opzichte van de wachtlijst- en voormeting. Tussen de wachtlijst- en voormeting werd echter geen significante verandering gevonden op de mate van stress, t(23) = 1.176, p = .251 (zie tabel 3). Het stressniveau van moeders bleef in de periode voorafgaand aan de interventie dus onveranderd.

Verandering in Sensitiviteit

Bij de toetsing van sensitiviteit is het opleidingsniveau van moeders meegenomen als covariaat in de analyse, vanwege een positieve correlatie tussen deze controlevariabele en de voormeting van sensitiviteit; r = 0.44, p = .05. Deze correlatie houdt in dat moeders die hoger scoorden op sensitiviteit ook een hoger opleidingsniveau hadden. De resultaten lieten echter op geen enkel meetmoment een significant verschil zien met betrekking tot de sensitiviteit van moeders, F(2,18 ) = .029, p = .971. De mate van sensitiviteit bij moeders bleef gedurende de ‘mindful met je baby’ training dus onveranderd.

Verandering in Mind-Mindedness

In de analyse van mind-mindedness is de leeftijd van moeders meegenomen als covariaat, wegens de positieve correlatie tussen deze variabele en de voormeting van mind-mindedness; r =.62, p = .01. Dit betekent dat moeders met een hogere leeftijd op de

voormeting een hogere mate van mind-mindedness lieten zien. De resultaten van de analyse laten zien dat er een significant verschil is opgetreden op de mind-mindedness variabele, F(2,20 ) = 6.029, p = .009. Met behulp van de gepaarde t-toets bleek dat dit significante effect zich heeft voorgedaan tussen de wachtlijstmeting (M =.221, SD =.097) en voormeting (M =.316, SD =.149) van mindedness; t(20) = -3.156, p = .005. Dit betekent dat mind-mindedness bij moeders is verbeterd nog voor de start van de interventie.

(21)

Discussie

In de huidige studie lag de focus op een nieuw ontwikkelde mindful parenting training, namelijk ‘mindful met je baby’. Een programma dat ontwikkelt is ter bevordering van de vroege ouder-kind relatie, specifiek voor moeders die stress ervaren in e opvoeding. Er werd gekeken naar de effecten van de ‘mindful met je baby’ training op stress, sensitiviteit en mind-mindedness bij moeders met een baby (0-18 maanden). Voorafgaand aan het onderzoek werd verwacht dat de mate van stress, sensitiviteit en mind-mindedness van moeders tussen de voor- en nameting verbeterd zou zijn. Er werd daarentegen, voor geen van de variabelen, een verandering verwacht tussen de wachtlijst- en voormeting.

In lijn met de eerste hypothese werd gevonden dat stress bij moeders tussen de voor- en nameting significant verbeterde. Tot 8 weken na de ‘mindful met je baby’ training rapporteerden moeders minder stress in de opvoedingssituatie. Op de stressvragenlijst scoorde moeders tijdens de wachtlijstmeting gemiddeld 58.25 punten en op de nameting nog maar 52.44 punten. Beide scores kunnen op basis van de niet-klinische normtabel van Brock, Vermulst, Gerris, & Abidin (1992) als gemiddeld niveau van stressbeleving geclassificeerd worden. Dus hoewel er een afname is van 6 punten blijft classificatie van de stressscore onveranderd, maar de afname van moederlijke stress is wel significant. In andere studies werd ook een significante afname in stress gevonden als gevolg van een mindful parenting training (Bögels et al., 2013; Potharst et al., 2017). Deze resultaten bleven echter maar tot 8 weken na de training aanwezig, en waren na een jaar niet meer zichtbaar. Aangezien in dit onderzoek ook een follow-up na 8 weken werd gedaan, is het de vraag of dit effect ook na een langere tijdsperiode aanwezig zal blijven. Dit zal in toekomstig onderzoek naar deze training uitgesloten dienen te worden. Het gevonden resultaat wekt in ieder geval de indruk dat ‘mindful met je baby’ een zeer veelbelovende interventie is voor moeders die stress ervaren omtrent de opvoeding.

(22)

Een ander opvallend resultaat met betrekking tot stress is dat de stressbeleving van moeders tussen de wachtlijst- en voormeting ook al een flinke daling liet zien. Voor het einde van de interventie was er namelijk al een afname in stress zichtbaar bij moeders. Een

mogelijke verklaring hiervoor komt ook terug in de studie van Potharst et al. (2017). Mensen die stress ervaren kunnen namelijk al een verbetering in het stressniveau waarnemen vanaf het moment dat men heeft besloten om hulp te aanvaarden. In deze studie kan de aanmelding van de training dus al een afname in stress bij moeders teweeg hebben gebracht.

Aan de verwachtingen van de tweede hypothese, waarin werd gesteld dat sensitiviteit van moeders zou verbeteren na de training, werd in dit onderzoek niet voldaan. Op geen van de meetmomenten werd een significante verandering gevonden. De gemiddelde sensitiviteit scores van moeders varieerden in deze studie tussen de 5 en 6 punten, waarbij 1 staat voor ‘extreem insensitief’ en 9 voor ‘extreem sensititief’ (Mesman & Emmen, 2013). Hierbij staat een hogere score dus voor een hogere mate van sensitiviteit. In deze studie werd de bevinding dat stress en sensitiviteit met elkaar samenhangen bevestigd (McMahon & Meins, 2012; Brahm et al. 2016). Er werd op de voormeting namelijk een negatieve significante relatie gevonden tussen deze variabelen (zie tabel 4). Dus bij een toename in stressbeleving vertoonden moeders minder sensitief gedrag, nog voor het einde van de interventie. Deze relatie werd op de nameting echter niet meer gevonden.

Hoewel er geen effecten zijn opgetreden, is het aannemelijk dat factoren gerelateerd aan moederlijke sensitiviteit wel zijn verbeterd, maar niet in de meting zijn genomen. De gebruikte schaal is namelijk vrij globaal en onderscheidt geen specifiek moederlijk gedrag dat gerelateerd of indicatief is voor sensitiviteit (Meins, 1999). Daarnaast is de schaal toegepast in de context van een kortdurende spelsituatie van 10 minuten. Resultaten uit een meta-analyse suggereren echter dat naturalistische observaties in de thuisomgeving een meer betrouwbaar beeld geeft van de kwaliteit van ouder-kind interacties (Pederson & Moran, 1995)

(23)

Een tweede verklaring voor het uitblijven van een significant effect voor sensitiviteit heeft betrekking op de statistische power. Idealiter wordt er in onderzoek gestreefd naar een power van .8, oftewel een kans van 80 procent dat het gevonden effect ook daadwerkelijk aanwezig is in de populatie (Field, 2009). Door de kleine omvang van de steekproef is de power van sensitiviteit in deze studie slechts .057. Dus wanneer er een grotere steekproef gebruikt zou zijn, had er zich wellicht wel een effect voorgedaan.

Ten aanzien van de derde hypothese werd er ook een significante verbetering gevonden op de mind-mindedness van moeder. De aanvullende t-toets wees echter uit dat deze verbetering zich voor heeft gedaan tussen de wachtlijst- en voormeting. De proportie totale mind-mindedness nam in deze periode significant toe van .22 naar .33. Dit betekent dat er bij de participanten al een hogere mate van mind-mindedness zichtbaar was, nog voor het einde van de interventie. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gezocht worden in manier waarop het construct is gemeten. Tijdens de eerste meting werden moeders namelijk overvallen met de vraag om hun kind zo volledig mogelijk te beschrijven. Op de tweede meting, 8 weken later, werd dezelfde vraag nogmaals gesteld aan de deelnemers. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat er een leereffect is opgetreden. Dit houdt in dat iemand zich kan herinneren welk antwoord er tijdens de eerste meting is gegeven, waarna diegene vervolgens geneigd is om een gelijkwaardig of verbeterd antwoord te geven. Hierdoor is mogelijk de test-hertest betrouwbaarheid aangetast en kan dit leereffect van invloed zijn geweest op de meting van mind-mindedness. Het gevonden resultaat dient daardoor met voorzichtig geïnterpreteerd te worden.

De ‘mindful met je baby’ interventie heeft dus niet geleid tot een toename in de mind-mindedness van moeders. Het aantal mind-gerelateerde opmerkingen van moeders bleef tussen de voor- en nameting gelijk. Een verklaring voor het uitblijven van een effect heeft te maken met de operationalisatie van mind-mindedness in de huidige studie. Er zijn namelijk

(24)

twee methodes om mind-mindedness vast te stellen, afhankelijk van de leeftijd van het kind (Meins, 2013). Tijdens het eerste levensjaar kan-mindedness het beste gemeten worden door middel van observaties van de opvoeder-kind interacties. Bij oudere kinderen is het

gebruikelijk om het mind-mindedness interview toe te passen, omdat de taal van het kind tijdens de observatie anders te veel sturing geeft aan de mind-gerelateerde taal van de ouders (Meins & Fernyhough, 2015). Hoewel een deel van de groep uit baby’s bestond en het andere deel uit peuters, is in de huidige studie alleen gebruik gemaakt van het mind-mindedness interview. Dus op basis van de leeftijd van de kinderen was deze methode niet voor alle deelnemers geschikt.

Een ander voordeel van de observatiemethode ten opzichte van het interview, is dat daarmee vastgesteld kan worden of de opmerkingen van de moeder gepast (appropriate) of ongepast (non-attuned) zijn (Meins & Fernyhough, 2015). In dit onderzoek is echter alleen gebruik gemaakt van het totaal aantal mind-minded opmerkingen, zonder daarin onderscheid aan te brengen. Deze opmerkingen bestaan dus zowel uit positieve als negatieve mind-gerelateerde opmerkingen, maar ook uit opmerkingen die wel of niet goed afgestemd zijn op de mentale staat van het kind. Dit betekent dat er geen specifieke uitspraken gedaan kunnen worden over welk aspect van mind-mindedness bij de moeders veranderd is. Dus, door de operationalisatie van mind-mindedness is het mogelijk dat deze meting geen goede weergave is van de werkelijke mind-mindedness score van moeders. Dit is mogelijk van invloed geweest op het uitblijven van een effect.

Beperkingen en aanbevelingen

Voor het interpreteren van de resultaten uit de huidige studie dient er rekening gehouden te worden met een aantal beperkingen. Een eerste beperking heeft betrekking op het ontbreken van een controlegroep. Hierdoor kan overtuigend gesteld worden of het gevonden resultaat een direct gevolg is van de training of berust op toeval. Naar alle

(25)

waarschijnlijkheid spelen ook andere factoren een rol die niet aan de interventie zijn toe te schrijven. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn geweest van rijping, een proces waarbij moeders zich op natuurlijke wijze steeds beter aanpassen aan het ouderschap en de ontwikkelingsfase van hun kind. Aangezien een groot aantal deelnemers in dit onderzoek nog maar recentelijk moeder waren, is het mogelijk dat er zich in deze periode veel veranderingen hebben voorgedaan met betrekking tot het moederschap en de opvoeding. En zoals eerder al werd benoemd kan stress bij moeders al zijn afgenomen nadat er besloten is om aan de training deel te nemen Deze factoren zijn dus mogelijk van invloed geweest op de onderzoeksresultaten. Om mogelijke toevalsfactoren in dit onderzoek zo volledig mogelijk uit te sluiten zijn daarentegen wel een wachtlijstconditie en controlevariabelen toegevoegd.

Een tweede beperking heeft betrekking op de steekproef. In deze studie is namelijk gebruik gemaakt van een kleine steekproef. Daarnaast waren er in de data veel missende waarden aanwezig als gevolg van een late aanmelding, drop-out en een onvolledige dataverzameling. Tijdens het wervingsproces van de deelnemers is tevens geen sprake

geweest van randomisatie. Moeders zijn niet willekeurig toegewezen aan de training. Een deel van de moeders werd namelijk doorverwezen via een externe instantie, terwijl een ander deel zich uit eigen initiatief heeft aangemeld voor de training. Dit kan ertoe hebben geleid dat deze moeders meer gemotiveerd waren om een positief resultaat uit de training te halen, in

vergelijking met de moeders die werden doorverwezen. Ook zouden er in het vervolg meer persoonlijke kenmerken van de steekproef uitgevraagd en meegenomen kunnen worden in het onderzoek. Een grotere steekproef en een vollediger beeld van de deelnemers maakt het mogelijk om de gevonden resultaten naar de populatie te generaliseren. Tevens kan informatie over persoonlijke- en omgevingsfactoren uitsluitsel geven welke doelgroep het meest baat heeft bij ‘de mindful met je baby’ training. Hoewel er weinig informatie over de participanten

(26)

voorhanden was, zijn in deze studie wel de leeftijd en het opleidingsniveau van moeders meegenomen.

Ondanks een aantal veelbelovende resultaten konden niet alle vragen uit deze studie adequaat beantwoordt worden. Daarom zullen er een aantal aanbevelingen worden gegeven voor toekomstig onderzoek. Om een zo volledig beeld van de veranderingen in mind-mindedness bij moeders te verkrijgen, wordt als eerst aanbevolen onderzoek te verrichten waarin zowel de observatie- als de interviewmethode wordt toegepast. En ook voor

sensitiviteit geldt dat een gespecificeerd, en een in mindere mate globaal instrument, wellicht meer inzicht kan geven in aspecten van dit construct. Een tweede aanbeveling heeft

betrekking op het onderzoeksdesign. Er wordt aangeraden om niet alleen na 8 weken, maar ook na een jaar een follow-up meting te doen. Dit zou uitsluitsel kunnen geven over het tijdsbestek waarin een bepaald effect onder de deelnemers aanwezig blijft of juist vervaagd. In eerdere studies verdwenen significante effecten namelijk al na 8 weken. En als de effecten inderdaad snel blijken te verdwijnen kan er mogelijk een aanpassing worden gedaan in de opzet van de training. Verder lijkt het gewenst om in toekomstig onderzoek gebruik te maken van een controlegroep, zodat de invloed van zoveel mogelijk andere variabelen uitgesloten kunnen worden.

Tot slot, de ‘mindful met je baby’ training is dus een van de eerste mindful parenting interventies waar de nadruk werd gelegd op de bevordering van de vroege ouder-kind relatie. In eerdere studies lag de focus voornamelijk op ouders met kinderen in een latere

leeftijdsfase. Hoewel de resultaten wegens een aantal beperkende factoren met voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden, lijkt de ‘mindful met je baby’ een veelbelovende interventie voor moeders die stress ervaren in de opvoeding van hun baby. Tevens hebben moeders de training tevens als zeer positief ervaren en het programma met een

(27)

voldaan gevoel afgesloten. In de toekomst is echter meer onderzoek nodig om de effecten van de training op de kwaliteit van de ouder-kind relatie adequaat vast te stellen.

(28)

Referenties

Abidin, R. R. (1995). Parenting stress index: professional manual (derde editie). Odessa, FL: Psychological Assesment Resources

Ainsworth, M. D. S., Bell, S. M., & Stayton, D. J. (1974). Infant-mother attachment and social development: socialisation as a product of reciprocal responsiveness to signals. In M. P. M. Richards (Ed.), The integration of a child into a social world (pp. 99-135). New York: Cambridge University Press.

Bakermans-Kranenburg M. J. I., van IJzendoorn M. H., & Juffer. F. (2003). Less is more: meta-analyses of sensitivity and attachment interventions in early childhood. Psycho Bulletin, 129, 195-215. doi:10.1037/0033-2909.129.2.195

Bögels, S., Hellemans, J., Deursen, S., Römer, M., & Meulen, R. (2013). Mindful parenting in mental health care: effects on parental and child psychopathology, parental stress, parenting, coparenting, and marital functioning. Mindfulness, 5, 536-551.

doi:10.1007/s12671-013-0209-7

Bögels, S. M., Lehtonen, A., & Restifo K. (2010). Mindful parenting in mental health care. Mindfulness, 1, 107-120. doi:10.1007/s12671-010-0014-5

Bögels, S. M., & Potharst, E. S. (2016). Mindful parenting training voor moeders met een baby/dreumes: een therapeutenhandleiding.

Brahm, P., Cortazar, A., Fillol, M. P., Mingo, M. V., Vielma, C., & Aranquiz, M. C. (2016). Maternal sensitivity and mental health: does an early childhood intervention

programme have an impact? Family Practice, 33, 226-232. doi:10.1093/fampra/cmv071

Brock, A. J. L. L., Vermulst de, A. A., Gerris, J. H. M., & Abidin, R. R. (1992). Nijmeegse Ouderlijke Stress Index. Handleiding en experimentele versie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

(29)

Corthorn, C., & Milicic, N. (2015). Mindfulness and parenting: a correlational study of non-meditating mothers of preschool children. Journal of Child and Family Studies, 25, 1672-1683. doi: 10.1007/s10826-015-0319-z

Duncan, L. G., Coatsworth, J. D., Gayles, J. G., Geier, M. H., & Greenberg, M. T. (2015). Can mindful parenting be observed? Relations between observational ratings of mother youth interactions and mothers self-report mindful parenting. Journal of Family and Psychology, 29, 276-282. doi:10.1037/a00388857

Duncan, L. G., Coatsworth, J. D., & Greenberg, M. T. (2009). A model of mindful parenting: implications for parent-child relationships and prevention research. Clinical Child and Family Psychology Review, 12, 255-270. doi:10.1007/s10567-009-0046-3

Egberink, I. J. L., Frima, R. M., & Vermeulen, C. S. M. (2014a). COTAN beoordeling 1996: Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI). Geraadpleegd op: http://

www.cotandocumentatie.nl.ezproxy.uva.nl:2048/test_details.php?id=611 Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (derde editie). London: SAGE

publications

Hellemans, J. (2011). Mindful parenting in de klinische praktijk. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, 79, 203-208. doi:10.1007/s12456-011-0040-9

Kabat-Zinn, M., & Kabat-Zinn, J. (1997). Everyday blessings: the inner work of mindful parenting. New York: Hyperion.

McMahon, C., & Meins, E. (2012). Mind-mindedness, parenting stress, and emotional availability in mothers of pre-schoolers. Early Childhood Research Quarterly, 27, 245-252. doi:10.1016/j.ecresq.2011.08.002

Meins, E. (1999). Sensitivity, security and internal working models: bridging the transmission. Attachment & Human Development, 1, 325-342,

(30)

Meins, E. (2013). Sensitive attunement to infants’ internal states: operationalizing the construct of mind-mindedness. Attachment & Human Development, 15, 524-544. doi:10.1080/14616734.2013.830388

Meins, E., Fernyhough, C., Fradley, E., & Tuckey, M. (2001). Rethinking maternal sensitivity: mothers' comments on infants' mental processes predict security of attachment at 12 months. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42, 637-648. doi:10.1017/S0021963001007302

Meppelink, R., de Bruin, E. L., Wanders-Mulders, F. H., Vennik, C. J., & Bögels, S. M. (2016). Mindful parenting training in child psychiatric settings: heightened parental mindfulness reduces parents and children’s psychopathology. Mindfulness, 7, 680-689. doi:10.1007/s12571-016-0504-1

Mesman, J., & Emmen, R. A. G. (2013). Mary Ainsworth’s legacy: a systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity. Attachment & Human Development, 15, 485-506. doi:10.1080/14616734.2013.820900

Pederson, D. R., & Moran, G. (1995). A categorical description of infant-mother relationships in the home and its relation to Q-sort measures of infant-mother interaction.

Monographs of the Society for Research in Child Development, 60, 111-132. doi:10.2307/1166174

Potharst, E. S., Aktar, E., Rexwinkel, M., Rigterink, M, Bögels, S. M. (2017). Mindful with your baby: feasibility, acceptability, and effects of a mindful parenting group training for mothers and their babies in a mental health context. Mindfulness, 4, 1-15.

doi:10.1007/s12671-017-0699-9

Saywer Cohen, J. A., & Semple, R. J. (2010). Mindful parenting: a call for research. Journal of Child and Family Studies, 19, 145-151. doi:10.1007/s10826-009-9285-7

(31)

Van der Meulen, R. T., Hellemans, J., & Bögels, S. M. (2012). Mindful parenting, een andere kijk op de opvoeding. Kind & Adolescent Praktijk, 11, 16-21.

doi:10.1007/s12454-012-0005-x

Van der Oord, S., Bögels, S. M., & Peijnenburg, D. (2012). The effectiveness of minduflness training for children with ADHD and mindful parenting for their parents. Journal of Child and Familie Studies, 21, 139-147. doi:10.1007/s10826-011-9457-0.

(32)

Tabel 1

Steekproefgrootte, Gemiddelden en Standaarddeviaties van Stress, Sensitiviteit en Mind-Mindedness op de Wachtlijst-, Voor- en Nameting

Wachtlijstmeting Voormeting Nameting

Construct n M SD n M SD n M SD

Stress 16 64.69 18.27 16 58.25 21.17 16 52.44 15.36

Sensitiviteit 16 5.75 2.02 24 5.62 2.39 16 6.06 2.08

Mind-mindedness 24 0.22 .096 29 0.33 .143 28 .32 .113

Tabel 2

Output RepeatedMeasures ANOVA van Stress, Sensitiviteit en Mind-Mindedness

Stress Sensitiviteit Mind-mindedness

df 2 2 2

F-waarde 6.774 .029 6.029

P-waarde .004 .971 .009

(33)

Tabel 3

Output Gepaarde T-Toets van Stress, Sensitiviteit en Mind-Mindedness

Wachtlijstmeting – voormeting Voormeting – nameting

Construct df t p df t p

Stress 23 1.176 .251 28 2.075 .047

Sensitiviteit 14 .138 .892 15 -.307 .763

(34)

Tabel 4

Output Correlaties tussen Stress, Sensitiviteit en Mind-Mindedness op de Wachtlijst- Voor- en Nameting

Stress Sensitiviteit Mind-mindedness

Stress WL VM NM WL VM NM WL VM NM WL Correlatie P-waarde N 1 11 .868** .001 11 .258 .577 7 -.756 .139 5 -.587 .221 6 -.900 .100 4 -.242 .602 7 -.406 .425 6 .316 .490 7 VM Correlatie P-waarde N .868** .001 11 1 22 .559** .020 17 -.480 .276 7 -.664* .013 13 -.607 .083 9 -.506 .136 10 -.346 .207 15 -.548* .028 16 NM Correlatie P-waarde N .258 .577 7 .559* .020 17 1 17 -.041 .931 7 -.424 .169 12 -.283 .461 9 -.523 .149 9 .298 .301 14 -.228 .413 15 Sensitiviteit WL Correlatie P-waarde N -.756 .139 5 -.480 .276 7 -.041 .931 7 1 16 .614* .015 15 .588* .044 12 -.252 .346 16 -.480 .097 13 -.140 .634 14

(35)

VM Correlatie P-waarde N -.587 .221 6 -.664 .013 13 -.424 .169 12 .614* .015 15 1 24 .718** .002 16 -.063 .803 18 -.457* .043 20 .200 .413 19 NM Correlatie P-waarde N -.900 .100 4 -.607 .083 9 -.283 .461 9 .588* .044 12 .718** .002 16 1 16 -.243 .424 13 -.398 .159 14 .081 .784 14 MM WL Correlatie P-waarde N -.242 .602 7 -.506 .136 10 -523 .149 9 -252 .346 16 -.063 .803 18 -.243 .424 13 1 24 .304 .181 21 .217 .345 21 VM Correlatie P-waarde N -.406 .425 6 -.346 .207 15 .298 .301 14 -.480 .097 13 -.457* .043 20 -.398 .159 14 .304 .181 21 1 29 .448* .019 27 NM Correlatie P-waarde N .316 .490 7 -.548 .028 16 -.228 .413 15 -.140 .634 14 .200 .413 19 .081 .784 14 .217 .345 21 .448* .019 27 1 28 Noot: ** correlatie is significant op .01 niveau

(36)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

When analyses that showed significant effects of measurement occasion at post- test or follow-up on main outcomes in the full group (mind- fulness, mindful parenting,

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members

Die escalatie wilde ik niet, en dus stond ik op een regenach- tige avond begin september weer bij Joschka Breitner voor de deur.. Een week na

In aanvulling op bovenstaande inventarisatie hebben we lopende onderzoekslijnen voor late (medische) effecten (bijlage 3) en organisatie van zorg (bijlage 4) geïnventariseerd onder

Een evenwichtig leven omvat niet alleen werk, maar ook vrije tijd voor familie, hobby’s, sport, vrienden, en leuke dingen.. Als de verant- woordelijkheden van het

Uit de GDR sessies kwamen drie thema’s naar voren die vrijwilligers belangrijk vinden én waar zij tevreden over zijn en vijf thema’s die zij belangrijk vinden maar waar zij

EEA (2006) argues that the key for the support of containment of urban sprawl is the coordination of land use policies and Structural and Cohesion Funds investments (EEA,