• No results found

Worsteling van de groenmens in de stad. Een empirisch onderzoek naar ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Worsteling van de groenmens in de stad. Een empirisch onderzoek naar ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid."

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WORSTELING VAN DE GROENMENS IN DE STAD

Een empirisch onderzoek naar ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid

(2)
(3)

WORSTELING VAN DE GROENMENS IN DE STAD

Een empirisch onderzoek naar ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid

Masterthesis Universiteit voor Humanistiek Utrecht, augustus 2018

Katinka Jol

Studentnummer: 1010301

Begeleider: Dr. Y. Leeman.

Universitair hoofddocent Educatie Meelezer: Dr. E. Grootegoed

Universitair docent en onderzoeker

Leerstoelgroep Burgerschap en Humanisering Examinator: Dr. W. van der Vaart

(4)

“Ik ben maar kort in het leven van de aarde, je mag het niet kapot achterlaten.

Als je een huis leent van iemand, dan laat je het ook netjes achter, dat is namelijk aardig voor diegene.

Want jij vertrekt,

(5)

INHOUD

VOORWOORD...7 SAMENVATTING...8 1. INLEIDING...10 1.1 Probleemschets...10 1.2 Probleemstelling...14 1.3 Leeswijzer...17 2. THEORETISCH KADER...18 2.1 Cognitieve benadering...19 2.2 Behavioristische benadering...22 2.3 Socioculturele benadering...24 2.4 Affectieve benadering...27 2.5 Systemische benadering...30 2.6 Samenvatting...32 3. METHODE...34 3.1 Onderzoeksdesign...34 3.2 Respondenten...34 3.3 Dataverzameling...35 3.4 Data-analyse...39

3.5 Kwaliteit van onderzoek...40

4. RESULTATEN...42

4.1 Biografisch geïnformeerde motivatie...42

4.1.1 Inleiding...42

4.1.2 De deelnemers...43

4.1.3 Klimaatbetrokkenheid volgens deelnemers...44

4.1.4 Ontstaan klimaatbetrokkenheid...44

(6)

4.2 Ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid voor deelname...49

4.2.1 Belemmeringen overwinnen...50

4.2.2 Affectie...53

4.2.3 Handelen...55

4.2.4 Motivatie voor KlimaatGesprekken...57

4.3 KlimaatGesprekken...59

4.3.1 Doelen en aanpak van KlimaatGesprekken...59

4.3.2 Het werk- en het handboek...60

4.3.3 Conclusie...62

4.3.4 Doelen en aanpak van de klimaatcoaches...63

4.3.5 Het verloop van de KlimaatGesprekken...64

4.3.6 Beperkingen...66

4.3.7 Conclusie...67

4.4 Ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid na deelname...68

4.4.1 Cognitie...69 4.4.2 Affectie...72 4.4.3 Handelen...76 4.4.4 Samenvatting...80 5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE...82 5.1 Antwoord op hoofdvraag...82 6.1 Maatschappelijke betekenis...84 6.2 Wetenschappelijke betekenis...85 6.3 Humanistieke betekenis...86

6.4 Beperkingen van het onderzoek...87

LITERATUUR...89

BIJLAGEN...94

Bijlage 1: Codeboom...94

Bijlage 2: Interviewguide deelnemers...96

Bijlage 3: Interviewguide klimaatcoaches...99

(7)

VOORWOORD

Voor het vinden van een onderwerp voor de scriptie was ik aan het googelen op de interesses die ik heb: coaching, duurzaamheid, klimaat... Ik kwam al gauw uit bij KlimaatGesprekken; gesprekken begeleid door klimaatcoaches over duurzaamheid. Dat was precies waar ik naar op zoek was! Na een enthousiast mailtje te hebben gestuurd, werd ik dezelfde dag nog teruggebeld, met het antwoord dat het zeker mogelijk was om bij KlimaatGesprekken onderzoek te doen. Zo begon mijn avontuur van de scriptie.

Ik wist al langer dat ik mijn scriptie wilde schrijven over duurzaamheid, vanaf mijn stage bij Cross Your Borders; een project op scholen over mondiale bewustwording. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met de ernst van klimaatproblemen, zoals ontbossing. Ik heb door zelf deel te nemen aan de KlimaatGesprekken veel nieuwe dingen geleerd over duurzaamheid en welke onderwerpen binnen dit thema spelen. Ook ik heb een worsteling meegemaakt, zoals zoveel van de deelnemers, met de vraag: “Hoe kan ik klimaatvriendelijk handelen, zonder dat dit ten koste gaat van mijn eigen geluk en dat van anderen?”

In de interviews kwam een aantal keren naar voren dat de deelnemers specifiek worstelden met de vraag hoe ze groenmens konden zijn in de stad, vandaar de titel van dit onderzoek. Deze titel is geïnspireerd op een aflevering van tegenlicht, genaamd ‘de worsteling van de groenmens’, over de dagelijkse dilemma’s van mensen die klimaatvriendelijk willen handelen.

Ik wil allereerst de betrokken deelnemers aan KlimaatGesprekken, die ik heb mogen interviewen, in het zonnetje zetten en bedanken voor het delen van hun verhalen. Ieder verhaal heeft mij geïnspireerd en gemotiveerd om deze scriptie te schrijven en om door te gaan met dit onderwerp. Daarnaast wil ik de stichting KlimaatGesprekken bedanken, voor de mogelijkheid om deel te nemen aan de workshops en de deelnemers te interviewen. Tot slot wil ik de mensen bedanken die mij hebben begeleid in het schrijven van de scriptie. Yvonne, die me met haar feedback aangezet heeft tot kritischer onderzoek doen en ervoor gezorgd heeft dat ik elke keer weer door kon. Familie, vriend en vriendinnen, die me hebben aangemoedigd, gemotiveerd en geholpen met de puntjes op de i te zetten.

Katinka Jol

(8)

SAMENVATTING

Dit empirische, kwalitatieve onderzoek geeft inzicht in de ontwikkeling die volwassenen doormaken in klimaatbetrokkenheid. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de groeiende

gevolgen van klimaatverandering en de rol die individuen hierin spelen. Er is veel onderzoek gedaan naar volwassenen die niet betrokken zijn en de belemmeringen die ze tegenkomen. Dit onderzoek doet het tegenovergestelde; de ervaringen en beleving van volwassenen die

betrokken zijn bij het klimaat staan centraal. In dit onderzoek zijn volwassenen, die

deelnemen aan een educatieve activiteit gericht op verhoging van klimaatbetrokkenheid, de respondenten. De Stichting KlimaatGesprekken is gebruikt als vindplaats voor respondenten. Er zijn vier deelvragen opgesteld die zich richten op de biografisch geïnformeerde motivatie van de deelnemers en de ontwikkeling die ze hebben doorgemaakt voor en na deelname, uitgesplitst in een cognitieve, affectieve en handelingsgerichte component. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is participerend geobserveerd tijdens de cursus, het cursusmateriaal geanalyseerd, twee coaches geïnterviewd en zijn er tien semigestructureerde interviews met deelnemers gehouden. Wat uit de interviews naar voren kwam, was de diversiteit in het ontstaan van klimaatbetrokkenheid bij deelnemers en de mate van

betrokkenheid. Ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid voor deelname was daarnaast complex. Deelnemers ervaarden worstelingen met psychologische belemmeringen, zowel negatieve als positieve emoties en worstelden binnen klimaatvriendelijk handelen met complexe

vraagstukken. In de educatieve activiteit lag de nadruk op welke individuele handelingen deelnemers konden uitvoeren om hun persoonlijke ecologische voetafdruk te verkleinen, terwijl deelnemers ook op zoek waren naar hoe ze maatschappelijk konden handelen.

Alle deelnemers, op één na, beschreven in de interviews dat ze een ontwikkeling hadden doorgemaakt in hun klimaatbetrokkenheid na deelname aan de KlimaatGesprekken. Focus op welke mogelijkheden klimaatvriendelijk handelen biedt en de interactie met anderen, droegen bij aan de ontwikkeling van de deelnemers. Ontwikkeling vond vooral plaats op cognitief en handelingsgericht terrein. De deelnemers kregen meer kennis over handelingen, die impact hebben op het klimaat en gingen naar aanleiding hiervan bewuster keuzes maken binnen hun persoonlijke leven. Op affectief gebied maakten deelnemers minder ontwikkeling door. Ze kregen tijdens KlimaatGesprekken weinig handvatten voor de omgang met dilemma’s en bijbehorende complexe emoties.

(9)

1. INLEIDING

1.1 Probleemschets

Als iedereen zou consumeren zoals Nederlanders dat doen, dan zouden we 3,5 aardbollen nodig hebben1. Wereldwijd staat Nederland op de twaalfde plaats van landen met de grootste

ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk geeft inzicht in de hoeveelheid productief land dat nodig is voor de consumptie, infrastructuur en het opnemen van CO2-uitstoot (Slaa, 2014). De CO2-concentratie is wereldwijd toegenomen met veertig procent sinds het pre-industriële tijdperk, vooral door de verbranding van fossiele brandstoffen (PBL, 2015). De aarde warmt op door CO2-uitstoot, methaan en lachgas, en de temperatuur is tot nu toe 0,9 graden Celsius gestegen in de afgelopen 130 jaar (PBL, 2015). Het is uiterst waarschijnlijk dat de mens de belangrijkste oorzaak is van de waargenomen opwarming, volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change en ze spreken dan ook over een ecologische crisis (IPCC, 2014). Om ernstige temperatuurstijging te voorkomen is er in Parijs in 2015 voor het eerst afgesproken dat 186 landen, waaronder India, China en Nederland, hun uitstoot moeten verminderen, om onder de twee graden te blijven2. In Nederland worden afspraken

gemaakt om in 2030 met de helft de uitstoot te verminderen ten opzichte van 19903. Het IPCC

(2014) voorspelt, bij ongewijzigd beleid, een opwarming rond vier graden Celsius aan het einde van de eeuw. Met een opwarming van vier graden zullen er onomkeerbare processen starten, zoals het overstromen van eilanden en kustgebieden door stijging van de zeespiegel en het uitsterven van verschillende land- en zoetwatersoorten (PBL, 2015). Ook in Europa zullen de gevolgen te merken zijn, zoals een stijgende zeespiegel en intenser hittegolven, overstromingen en perioden van droogte en stormen (EMA, 2016). Uit deze gegevens blijkt het belang om iets te doen aan de verhoogde CO2-uitstoot, zodat de aarde niet verder opwarmt.

Een groot aandeel van de CO2-uitstoot ontstaat door persoonlijke en huishoudelijke consumptie in westerse samenlevingen (Wolf & Moser, 2011). Een gemiddeld huishouden in 1 https://mvonederland.nl/publicatie/mvo-nederland-onderzoek-hoe-duurzaam-nederland. Geraadpleegd op 6 december 2017.

2 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/nieuws/2015/12/12/nederland-stemt-in-met-historisch-klimaatakkoord. Geraadpleegd op 5 augustus, 2018.

3 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatbeleid. Geraadpleegd op 5 augustus, 2018.

(10)

Nederland stoot bijvoorbeeld jaarlijks ongeveer 23.000 kilo CO2 uit. Een deel daarvan is directe uitstoot voor energieverbruik in huis en vervoer, de rest is ‘indirecte’ uitstoot voor onder andere voeding, kleding en meubels. Om de ecologische voetafdruk per individu te verminderen zullen nieuwe vormen van leven, werken en spelen in elk deel van de

maatschappij ontwikkeld moeten worden4. Uit surveyonderzoek in Europa blijkt dat mensen

klimaatverandering serieus nemen, want 92 procent van de respondenten vindt

klimaatverandering een ernstig probleem en 74 procent zelfs een ‘zeer ernstig probleem’. Ook blijkt dat 90 procent van de respondenten ten minste één keer zelf iets heeft gedaan tegen klimaatverandering, zoals minder afval produceren en meer recyclen5.

Hoe de ecologische voetafdruk van individuen verminderd kan worden, blijft de grote vraag. Individuen moeten hun ecologische voetafdruk willen veranderen en daar is

klimaatbetrokkenheid voor nodig. Dit onderzoek is daarom gericht op het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid van volwassenen. Het gaat om volwassenen die deelnemen aan een educatieve activiteit ter bevordering van

klimaatbetrokkenheid. Klimaatbetrokkenheid ontstaat niet in één keer, maar geleidelijk door de jaren heen (Howell, 2012). Daarom is er aandacht voor de biografisch geïnformeerde motivatie van de volwassenen om aan de educatieve activiteit deel te nemen en is er aandacht voor hun eventuele ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid tijdens deze cursus.

Naar doel en aanpak van ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid, zijn verschillende benaderingen te onderscheiden. Geïnspireerd op een overzichtsstudie van kwalitatief

onderzoek naar klimaatbetrokkenheid (Wolf & Moser, 2011) en op een empirisch onderzoek gebaseerde indeling van klimaatbetrokkenheid van Lertzman (2013), onderscheid ik vijf benaderingen: de cognitieve, behavioristische, affectieve, socioculturele en systemische benadering. Klimaatbetrokkenheid bestaat uit een cognitieve, affectieve en handelingsgerichte component. Individuen kunnen worden betrokken “with their minds, hearts and hands” (Wolf & Moser, 2011, p. 550). Er zal kort worden ingegaan op de benaderingen, die in het theoretisch kader verder worden uitgewerkt. De benaderingen variëren in focus op het

individu en de maatschappij en in focus op de drie componenten denken, voelen en handelen. Cognitieve benadering

De eerste benadering is gericht op individueel gedrag in verbinding met de cognitieve component (Lertzman, 2013). Het probleem van klimaatbetrokkenheid ligt volgens deze benadering in het aanbod van informatie naar inhoud, inkadering en vorm (Kasperbauer, 4 https://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/klimaatverandering/. Geraadpleegd op 5 augustus 2018.

(11)

2016; Lertzman, 2013; Marshall, 2014; Stoknes, 2014). Volgens deze benadering bestaan er psychologische belemmeringen, die overwonnen moeten worden: onder andere het grasping

problem, het gevoel geen invloed te hebben; de overweldigende invloed van dominante

verhalen over klimaatverandering; en cognitieve dissonantie (Kasperbauer, 2016; Marshall, 2014; Stoknes, 2014; Stoknes, 2015). Belemmeringen ontstaan op het gebied van perceptie: hoe mensen klimaatproblemen begrijpen, waarnemen en ervaren (Wolf & Moser, 2011). De overtuiging binnen deze benadering is, dat als informatie over klimaatverandering op de juiste manier wordt aangeboden, er gedragsverandering zal plaatsvinden (Lertzman, 2013). De aanpak is gericht op informatievoorziening.

Behavioristische benadering

De tweede benadering gaat over het aanbieden van positieve motivatoren, zoals geld of andere beloningen, om gedragsverandering, zoals milieuvriendelijk handelen, te stimuleren (Kasperbauer, 2016; Lertzman, 2013; Schultz, 2007; Stern, 2000; Stern 1986; Stoknes, 2014). De aanpak is gericht op het aanbieden van financiële en niet-financiële motivatoren, zoals positieve feedback. Door feedback krijgen individuen inzicht in hun eigen handelen, zoals energieverbruik, waardoor gedragsverandering makkelijker zou kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van nudging: consumentengedrag beïnvloeden door kleine aanpassingen te doen aan het product (Stoknes, 2014).

Socioculturele benadering

De derde benadering is sociocultureel en probeert ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid te beïnvloeden door te focussen op waarden, denkbeelden en overtuigingen van individuen in hun sociaal-culturele omgeving (Crompton, 2012; Lertzman, 2013). Het gaat over de vraag op welke waarden er gefocust moet worden in berichtgeving over klimaatverandering (Braito et al., 2017; Crompton, 2012; Crompton, 2010; Holmes et al., 2011; Howell & Allen, 2017; Katz-Gerro et al., 2017). De aanpak binnen deze benadering speelt in op zelf-transcendente waarden en intrinsieke doelen in berichtgeving over klimaatverandering en is gericht op het stimuleren van klimaatbetrokkenheid.

Affectieve benadering

De vierde benadering legt de nadruk op onderliggende emoties bij klimaatverandering en gaat in op de beleving en ervaring van mensen (Lertzman, 2013; Wolf & Moser, 2011). Thema’s rondom klimaatverandering, en wat deze veranderingen voor individuen betekenen, zijn emotioneel geladen en zorgen mogelijk voor stress, angst en bezorgdheid (Manschot, 2016;

(12)

Norgaard, 2011). Volgens deze benadering is er een veilige omgeving nodig, waarin mensen hun bezorgdheid en emoties rondom klimaatverandering kunnen delen, om

klimaatbetrokkenheid te stimuleren (Lertzman, 2013; Randall, 2009; Wolf & Moser, 2011). De aanpak binnen deze benadering is bijvoorbeeld een dialoog met elkaar aangaan over klimaatbetrokkenheid, waarin er aandacht is voor rouwen om het verlies dat

klimaatverandering met zich mee kan brengen (Randall, 2009). Systemische benadering

Tenslotte is de vijfde benadering gericht op het systeem en de context waarin het individu leeft (Lertzman, 2013). Deze benadering is een verdieping van de individuele benaderingen en gaat uit van het inzicht dat er meer nodig is dan gedragsverandering op het individuele niveau (Shove, 2003; Shove, 2010). Shove (2010) levert kritiek op de denkwijze, dat er altijd een één op één relatie zou zijn tussen waarden en handelen en dat dit veranderd kan worden door de juiste motivator aan te bieden, zoals bijvoorbeeld een campagne of beloningsregeling. Er zijn drie belemmeringen binnen de systemische benadering die overwonnen moeten worden: sociale dilemma’s, sociale conventies en conformatieneiging (Heiskanen et al., 2010; Shove, 2003). De aanpak binnen deze benadering is gericht op het gebruik maken van de kracht van sociale netwerken binnen gemeenschappen.

Integratie

Om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen geven van de ontwikkeling in

klimaatbetrokkenheid van individuen in dit onderzoek, worden de vijf benaderingen geïntegreerd. Zo wordt rechtgedaan aan de complexiteit in de ontwikkeling van

klimaatbetrokkenheid (Lertzman, 2013). Daarnaast komt de focus niet alleen te liggen op het individu, maar ook op de context waarin een individu leeft (Shove, 2010).

Klimaatbetrokkenheid kan op verschillende manieren gestimuleerd worden: via kennis (in bijvoorbeeld campagnes en onderwijs), via beloningen en door in te spelen op waarden, denkbeelden en overtuigingen. Bovendien kan klimaatbetrokkenheid gestimuleerd worden door het bieden van een veilige omgeving waarin er ruimte is voor emoties, door het bieden van handelingsmogelijkheden en door in gesprek te gaan (Lertzman, 2013; Wolf & Moser, 2011).

Educatieve activiteit

Er zijn verschillende educatieve activiteiten die als doel hebben om bij individuen klimaatbetrokkenheid te bevorderen. Een aantal voorbeelden zullen worden toegelicht.

(13)

Binnen de behavioristische benadering bestaat een initiatief in Engeland, genaamd Action at

Home (Hobson, 2003). Dit project richt zich op een vrijwillig schema om positieve acties

voor het klimaat aan te moedigen, die individuen in hun eigen huishouden kunnen uitvoeren. Binnen de systemische benadering bestaat het project Manchester is My Planet in

Manchester, dat als doel had twintig procent van de CO2-uitstoot te verminderen in 2010, door te focussen op veranderingen die kunnen plaatsvinden op universiteiten, bedrijven en op overheidsniveau (Heiskanen et al., 2010). Verder bestaat het project Green Office, opgericht door WWF Finland, om zo CO2 neutraal mogelijk te leven op het werk en als levensstijl6.

Ook zijn er veel projecten in Nederland, zoals het VNG, die gemeenten ondersteunen bij het energieakkoord voor duurzame groei7. Een voorbeeld binnen de socioculturele en affectieve

benadering is het Natural Change Project, opgezet door WWF Schotland, waar individuen en organisaties een week in de natuur doorbrengen, om te reflecteren en om zich opnieuw te verbinden met de natuur. Tenslotte zijn er de Carbon Conversations in Engeland, waarin gesprekken worden aangegaan over de individuele ecologische voetafdruk en hoe deze te verkleinen (Randall & Brown, 2015). Door de nadruk op gesprekken en emoties past dit initiatief vooral binnen de cognitieve en affectieve benadering. In Nederland bestaat een variant daarvan, genaamd KlimaatGesprekken8. Er zijn talloze andere voorbeelden te noemen

van educatieve activiteiten die gericht zijn op het stimuleren van klimaatbetrokkenheid, maar ik kies ervoor om me te richten op een van deze activiteiten, namelijk die van de Stichting KlimaatGesprekken in Nederland. Ik kreeg direct toestemming om mijn onderzoek bij deze stichting te doen. De aanpak van deze stichting, waarbinnen aandacht is voor de drie componenten, cognitief, affectief en handelingsgericht, leek veelbelovend.

1.2 Probleemstelling

1.2.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de ontwikkeling die mensen doormaken in klimaatbetrokkenheid. Dat wordt gedaan door in te gaan op de ervaring en beleving van mensen die zich betrokken voelen bij het klimaat en deelnemen aan een educatieve activiteit die op verhoging van klimaatbetrokkenheid gericht is.

6 WWF.fi/en/green-office. Geraadpleegd op 15 juni 2018.

7 https://vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/energie-en-klimaat. Geraadpleegd op 5 augustus, 2018. 8 Klimaatgesprekken.nl. Geraadpleegd op 1 mei 2018.

(14)

1.2.2 Relevantie

Wetenschappelijke relevantie

Dit onderzoeksdoel is wetenschappelijk relevant, omdat er in de wetenschappelijke literatuur vooral wordt ingegaan op wat er mis kan gaan bij het aanzetten van individuen richting milieuvriendelijk handelen op een kwantitatieve manier (Wolf & Moser, 2011, p. 563). Het is daarom belangrijk om onderzoek te doen naar mensen die wel in actie komen en die

betrokken zijn bij het klimaat. Er is weinig onderzoek gedaan naar hoe individuen betrokken raken bij het klimaat en hoe deze ontwikkeling eruitziet (Howell, 2012). Daarnaast is er vooral onderzoek gedaan naar klimaatbetrokkenheid vanuit een van de benaderingen en wil ik een bijdrage leveren aan wetenschappelijke kennis naar de ontwikkeling in

klimaatbetrokkenheid vanuit een geïntegreerd perspectief. Kwalitatief onderzoek naar een kleine groep kan een bijdrage leveren, doordat er in interviews ingegaan kan worden op de onderliggende beweegredenen, waarden en emoties van mensen én hun leefcontext betrokken kan worden.

Maatschappelijke relevantie

Het is maatschappelijk relevant om te onderzoeken welke ontwikkeling volwassenen in hun klimaatbetrokkenheid doormaken, zodat hierop ingespeeld kan worden door ontwikkelaars van campagnes en educatieve activiteiten. Als hier op een effectieve manier op ingespeeld kan worden, kan dit bijdragen aan mitigatie: het verminderen van broeikasgassen, en daarmee de verdere opwarming van de aarde tegengaan.

Humanistieke relevantie

Het onderzoeksdoel om inzicht te krijgen in de ontwikkeling die mensen doormaken in klimaatbetrokkenheid is relevant binnen de humanistiek, omdat humanisering gaat over het goed kunnen samenleven met elkaar en met de wereld om ons heen. Het doel sluit aan bij de definitie van humanisme geformuleerd door Manschot (2016, p. 137). Volgens hem is naast de zorg voor zichzelf en de zorg voor de ander, zorg voor de aarde net zo belangrijk binnen het humanisme. Ook sluit kwalitatief onderzoek aan bij humanistiek, omdat er op die manier onderzoek wordt gedaan naar de hele mens in al zijn tegenstrijdigheden en dilemma’s, waarbij de leefcontext betrokken kan worden.

1.2.3 Onderzoeksvragen

(15)

“Vanuit welke biografisch geïnformeerde motivatie participeren volwassenen aan een educatieve activiteit, gericht op de ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid, en welke eventuele ontwikkeling maken zij door?”

De volgende deelvragen zullen worden behandeld:

1. Welke biografisch geïnformeerde motivatie hebben volwassenen om mee te doen aan een educatieve activiteit gericht op de ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid? 2. Speelt een cognitieve component in de educatieve activiteit een rol in de eventuele

ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid van deelnemers, en zo ja, hoe?

3. Speelt een affectieve component in de educatieve activiteit een rol in de eventuele ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid van deelnemers, en zo ja, hoe?

4. Speelt een handelingsgerichte component in de educatieve activiteit een rol in de eventuele ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid van deelnemers, en zo ja, hoe?

1.2.4 Operationalisering begrippen

Biografisch geïnformeerde motivatie

Met biografisch geïnformeerde motivatie wordt de motivatie voor deelname aan een activiteit over klimaatbetrokkenheid bedoeld, waarin de ontwikkeling die personen vóór de educatieve activiteit hebben doorgemaakt in klimaatbetrokkenheid, gearticuleerd wordt. Het gaat hierbij om de levensloop van volwassenen en hun maatschappelijke omgeving. Er wordt

bijvoorbeeld in de interviews gevraagd of ze kunnen schetsen hoe hun klimaatbetrokkenheid ontstaan is.

Educatieve activiteit

Met educatieve activiteit wordt een activiteit die gericht is op het (verder) ontwikkelen van klimaatbetrokkenheid bedoeld. Bij voorkeur kies ik voor een activiteit die vanuit een integratief perspectief werkt. Dit houdt in dat klimaatbetrokkenheid op verschillende manieren gestimuleerd wordt: door in te gaan op kennis, emoties en

handelingsmogelijkheden. In dit onderzoek wordt de Stichting KlimaatGesprekken als casus gebruikt en als voorbeeld van een educatieve activiteit.

Ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid

Er zijn verschillende benaderingen van de ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid (Lertzman, 2013; Wolf & Moser, 2011). Er wordt uitgegaan van een integratief perspectief op die

(16)

ontwikkeling. Dit betekent dat de vijf benaderingen die onderscheiden worden (de cognitieve, de behavioristische, de affectieve, de socioculturele en de systemische benadering) allemaal belangrijk zijn. De ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid kan gestimuleerd worden door een cognitieve component, een affectieve component en een handelingsgerichte component (Wolf & Moser, 2011).

Cognitieve component

De cognitieve component gaat over hoe mensen denken over klimaatverandering.

Affectieve component

De affectieve component gaat over hoe mensen zich voelen over klimaatverandering en wat hun houding is tegenover klimaatverandering.

Handelingsgerichte component

De handelingsgerichte component gaat over het handelen om de ecologische voetafdruk te verkleinen. Er zijn verschillende thema’s waarin het handelen een rol speelt: wonen, voedsel, consumeren en reizen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden in het theoretisch kader de vijf benaderingen van ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid en de aanpakken die daarbij horen verder uitgewerkt. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op het methodologische kader van dit onderzoek. Hoofdstuk 4 beschrijft de resultaten van de interviews, participerende observaties en de analyse van het educatief materiaal en geeft daarmee antwoord op de deelvragen. Hoofdstuk 5 geeft antwoord op de hoofdvraag. Tot slot wordt er in hoofdstuk 6 ingegaan op de maatschappelijke,

(17)

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk worden de centrale begrippen van dit onderzoek, aan de hand van wetenschappelijke literatuur, uitgewerkt. Er is gebruik gemaakt van systematisch

literatuuronderzoek om de ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid in kaart te brengen. De volgende termen zijn gebruikt in Google Scholar: carbon conversations, climate change

engagement, climate change & values, environmental values, climate change & cognition, climate change paradox, climate change & emotions. Het artikel van Büchs, Hinton & Smith

(2015), waarin onderzoek is gedaan naar Carbon Conversations, en de overzichtsartikelen over klimaatbetrokkenheid van Lertzman (2013) en Wolf & Moser (2011), zijn als begin voor de sneeuwbalmethode gebruikt.

Er is voor de studie van Lertzman (2013) gekozen, omdat die een duidelijk overzicht geeft van de dominante benaderingen die heersen binnen onderzoek naar

klimaatbetrokkenheid. De benaderingen zijn gebaseerd op onderzoek gedaan over de hele wereld en vanuit verschillende disciplines. De onderzoeken variëren van grootschalige kwantitatieve surveys (bijvoorbeeld Leiserowitz, 2006) tot aan kleinschalig kwalitatief onderzoek (bijvoorbeeld Norgaard, 2011). Er wordt ingegaan op de onderliggende assumpties, waarden, kaders en methodes van elke benadering. Renée Lertzman is een psychosociale wetenschapper en ze focust binnen haar eigen onderzoek op de

ervaringsgerichte dimensie van klimaatbetrokkenheid. Haar visie is dat klimaatbetrokkenheid vanuit een integrale benadering onderzocht moet worden, met aandacht voor gedrag,

verhalen, ervaringen en systemen. Dit zodat klimaatbetrokkenheid op de meest effectieve manier gestimuleerd kan worden in de praktijk.

Ook Johanna Wolf en Susanne Moser (2011) geven een overzicht van onderzoek dat gedaan is naar de ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid van individuen over de hele wereld. Individuen met verschillende culturele achtergronden, zoals individuen in Tibet (Byg & Salick 2009), Noorwegen (Norgaard, 2011) en Australië (Green et al., 2010). Wolf en Moser (2011) richten zich vooral op kleinschalige kwalitatieve onderzoeken, zoals interviews, focus groepen en casestudies, om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van

klimaatbetrokkenheid en vanuit daar sociale verandering voor elkaar te krijgen.

Zoals eerder beschreven ontstaat klimaatbetrokkenheid geleidelijk door de jaren heen (Howell, 2012). Het is meer dan milieuvriendelijk handelen; het gaat over hoe individuen

(18)

denken over klimaatverandering, hoe ze zich voelen en hoe ze handelen (Wolf & Moser, 2011). Biografisch geïnformeerde motivatie is belangrijk, omdat het uit eerder onderzoek blijkt dat eerdere ervaringen met de natuur in vooral de kindertijd het fundament legt voor de relatie met de natuurlijke omgeving (Crompton, 2012). Tanner (1980) was de eerste die kwalitatief onderzoek deed naar levenservaringen in autobiografieën die leidden tot de ontwikkeling van ecologische sensitiviteit bij individuen, die werkzaam waren in

milieuorganisaties. Dit en ander recenter onderzoek laat zien hoe vroege ervaringen met de natuur belangrijk zijn voor de vorming van klimaatbetrokkenheid bij onderwijzers en andere professionals die op het gebied van milieuvraagstukken werken (Chawla, 1998; Hards, 2012; Howell, 2012; Palmer et al., 1999).

In navolging van Wolf & Moser (2011) en Lertzman (2013) wordt er een analytisch onderscheid gemaakt in vijf benaderingen: de cognitieve, behavioristische, socioculturele, affectieve benadering en de systemische benadering. Deze benaderingen hebben elk een andere aanpak om klimaatbetrokkenheid te stimuleren. Deze benaderingen zullen in de volgende paragrafen nader worden beschreven.

2.1 Cognitieve benadering

Volgens de cognitieve benadering zullen mensen betrokken raken bij het klimaat als

informatie over klimaatverandering op de juiste manier wordt aangeboden (Lertzman, 2013; Wolf & Moser, 2011). Sommige onderzoekers zijn ervan overtuigd dat, als er maar genoeg informatie is over klimaatverandering, mensen vanzelf milieuvriendelijk gedrag zullen vertonen. Dit wordt ook wel het information deficit model genoemd (Bulkeley, 2000). Er is echter bewijs dat hoe meer informatie er is over klimaatverandering, hoe minder interesse er is voor het onderwerp. Dit wordt ook wel de psychological climate paradox genoemd (Norgaard, 2011; Stoknes, 2014). In Amerika is er bijvoorbeeld een grote groep

klimaatsceptici, van 26 procent, die niet geloven dat er een wetenschappelijke consensus is over het bestaan van klimaatverandering (Krosnic, 2009). Ook al weten mensen veel over klimaatverandering en zijn ze bezorgd over het onderwerp, toch kunnen ze in plaats van betrokken juist ontmoedigd raken, doordat er volgens hen niets meer aan klimaatverandering gedaan kan worden (Krosnic, 2006). “More knowledge of a problem does not necessarily,

(19)

Uit het voorgaande blijkt dat het belangrijk is hoe informatie over klimaatverandering wordt aangeboden. Daarom is er binnen de cognitieve benadering vooral onderzoek gedaan naar psychologische belemmeringen die ontstaan in relatie tot informatie over

klimaatverandering (Kasperbauer, 2016; Marshall, 2014; Stoknes, 2014; Stoknes, 2015). Er zullen vier psychologische belemmeringen verder worden uitgewerkt, die zijn gebaseerd op een indeling die de Noorse psycholoog en econoom Per Stoknes maakt in zijn boek What We

Think About When We Try Not To Think Of Global Warming (2015). Daarna wordt er verder

ingegaan op de aanpak vanuit de cognitieve benadering om klimaatbetrokkenheid te stimuleren.

2.1.1 Grasping problem

Een eerste belemmering die is onderzocht is het ‘grasping problem’, wat betekent dat

individuen moeite hebben met het bevatten en begrijpen van klimaatproblemen, omdat ze ver weg liggen in tijd en ruimte (Gardiner, 2011; Stoknes, 2014). “Global warming is seen as

legitimate threat to distant people, nonhumans and the environment, but none of these things are important as other local risks, such as risks to one’s family and community”

(Kasperbauer, 2016, p. 355). Als het gaat over tijd, wordt in informatie over

klimaatverandering vaak jaartallen gebruikt die ver in de toekomst liggen, zoals het jaar 2100 (Stoknes, 2014). Op die manier wordt het moeilijk voor mensen om zich er iets bij voor te kunnen stellen. Daarnaast gaat het vaak over gevolgen van klimaatverandering ver weg, bijvoorbeeld de Noord- en Zuidpool. CO2 is bovendien onzichtbaar, kleurloos en geurloos en wordt daardoor als iets abstracts ervaren.

2.1.2 Geen invloed

Ten tweede wordt klimaatverandering gezien als iets dat toch wel gebeurt en waar men geen invloed op heeft als individu (Marshall, 2014; Stoknes, 2014). Veel mensen voelen

hulpeloosheid, omdat de klimaatproblemen zo groot zijn. Bovendien is de ervaring en overtuiging van mensen dat, al probeert hij of zij de CO2-uitstoot te verminderen, anderen zullen doorgaan met deze uitstoot. Verandering wordt ervaren als iets wat buiten de locus of

control ligt. Deze eerste twee belemmeringen creëren een kloof tussen het persoonlijke leven

en de klimaatproblemen: “Consequently, there are several dimensions along which a huge

distance is felt between the personal self and the global climate issue, such as time, space, causes, physical mechanisms, uncertainty, locus of control, power distance and abstraction”

(20)

2.1.3 Dominante verhalen

Een derde belemmering is de manier waarop er gecommuniceerd is over klimaatverandering door de jaren heen (Marshall, 2014; Randall, 2009; Stoknes, 2014). Drie verschillende verhalen over klimaatverandering zijn dominant: verhalen over de ondergang van de wereld, verhalen gevuld met onzekerheid en verhalen over hoge kosten en verliezen. Een voorbeeld van een verhaal over de ondergang van de wereld is de film ‘The age of stupid.’ Howell (2012) heeft onderzoek gedaan naar milieuvriendelijk handelen van individuen op de lange termijn, na het kijken van deze film. Het onderzoek liet zien dat de verhoogde bezorgdheid over klimaatverandering en de motivatie om te handelen na het kijken van de film niet bleef bestaan op de lange termijn. Het probleem van deze dominante verhalen over

klimaatverandering, is dat mensen zich bedreigd of geïsoleerd gaan voelen, als zij

bijvoorbeeld telkens te horen krijgen dat de wereld ten onder zal gaan. Hierdoor activeren mensen bepaalde vermijdingsstrategieën, om geen angst meer te voelen (Marshall, 2014, p. 232). Het gevolg hiervan is dat mensen niet snel actie zullen ondernemen. Daarnaast is er een gat tussen het abstracte verhaal dat bestaat over klimaatverandering en het dagelijkse leven van mensen (Shellenberger & Nordhaus, 2004).

2.1.4 Cognitieve dissonantie

Een vierde belemmering bestaat uit het niet overeenkomen van emoties, cognities en

handelingen als het gaat om het klimaat. Dit wordt ook wel cognitieve dissonantie genoemd (Stoknes, 2014; Wolf & Moser, 2011). Cognitieve dissonantie wordt als erg onprettig ervaren:

“This evokes an inner discomfort, as one’s self-image is threatened if there is too much difference between what we think and what we do” (Stoknes, 2014, p. 163). Daarom zullen

mensen één van de drie componenten proberen te veranderen, als er een intern conflict bestaat tussen deze drie componenten, zodat ze weer overeenkomen met elkaar. Het is makkelijker om gedachten aan te passen, dan gedrag, dus mensen zullen eerder hun gedachten aanpassen over klimaatverandering. Hierdoor kunnen gedachten ontstaan als: ‘het is helemaal niet zeker dat CO2 zorgt voor de opwarming van de aarde, het is deze winter hartstikke koud geweest.’ (Stoknes, 2014, p. 164). Verder blijkt uit onderzoek dat mensen eerder een

gedragsverandering met een kleine impact voor het klimaat doen, zodat dit overeenkomt met hun houding over klimaatverandering (Kasperbauer, 2016, p. 358). Dit wordt ook wel low

impact bias en single action bias genoemd. De low impact bias betekent dat als mensen

meerdere opties krijgen om iets te doen voor het klimaat, ze eerder dingen zullen veranderen die weinig moeite kosten, zoals de thermostaat iets lager zetten in de winter. De single action

(21)

bias betekent dat de motivatie afneemt om iets te doen aan klimaatverandering als er één actie

is ondernomen. Uit het boek ‘de verborgen impact’ blijkt, dat als mensen bijvoorbeeld veel energie hebben gestoken in het scheiden van afval, ze verder geen acties meer zullen

ondernemen (Porcelijn, 2016). De verklaring hiervoor is dat mensen een ‘finite pool of worry’ hebben, wat betekent dat het moeilijk is om aan veel problemen tegelijkertijd te denken (Weber, 2006). Mensen willen graag af van het zich zorgen maken over problemen en zullen dus snelle en makkelijke veranderingen doen “to quickly meet our moral duties and release

the stress they put on our pool of worry” (Kasperbauer, 2016, p. 358). Verder worden

verhalen gebruikt om de eigen verantwoordelijkheid te verminderen.

2.1.5 Aanpak

De communicatie over klimaatverandering kan op een andere manier gebracht en geframed worden, in plaats van de dominante verhalen die er nu heersen (Stoknes, 2014). Deze nieuwe aanpak raakt aan andere benaderingen, zoals de behavioristische benadering. Het

belangrijkste hierbij is dat nieuwe verhalen een positieve insteek hebben, door te focussen op mogelijkheden die milieuvriendelijke keuzes bieden. Door in berichtgeving op concrete wijze de nadruk te leggen op dat wat mogelijk is, kunnen individuen een connectie maken tussen abstracte kennis over klimaatverandering en hun dagelijks leven (Hobson, 2003, p. 107). Er is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar positieve berichtgeving rondom klimaatverandering, zoals het laten zien van de mogelijkheden om iets te doen (bijvoorbeeld zonnepanelen op het dak), want angstig maken bleek een ineffectieve manier om klimaatbetrokkenheid te

stimuleren (O’Neill & Nicholson-Cole, 2009).

2.2 Behavioristische benadering

Volgens de behavioristische benadering wordt klimaatbetrokkenheid gestimuleerd door het aanbieden van positieve motivatoren (Lertzman, 2013). Deze benadering is vooral gefocust op het ABC (Attitude, Behaviour & Choice) model. Sociale verandering hangt volgens dit model af van attituden en waarden bij individuen, die leiden tot de keuze van individuen om

bepaalde gedragingen uit te voeren (Shove, 2010). De C in het ABC-model kan daarnaast staan voor contextuele factoren in plaats van een keuze (Stern, 2000). Volgens Stern (2000) is gedrag een interactief product van persoonlijke attitudes en contextuele factoren. Hij maakt een onderscheid in financiële motivatoren en niet financiële motivatoren.

(22)

2.2.1 Financiële motivator

Een voorbeeld van een financiële beloning is korting op woningisolatie. Dit heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat meer mensen hun huizen isoleren, waardoor minder energie verbruikt hoeft te worden (Stern, 1986). Als ongemakken daarnaast weggehaald worden, zullen meer mensen kiezen voor milieuvriendelijk handelen. In Amerika was het bijvoorbeeld zo dat in de jaren tachtig huishoudens subsidies kregen op woningisolaties als ze eerst een gesprek aanvroegen over hun energieverbruik. In Europa en Canada konden huishoudens deze subsidies ook krijgen, echter zonder een gesprek te hoeven aanvragen. Door het gemak te vergroten waren de programma’s in Europa en Canada effectiever om energieverbruik te verminderen, dan in Amerika. De combinatie van gemak en geld is daarom belangrijk (Stern, 2000, p. 469).

2.2.2 Niet-financiële motivator

Een voorbeeld van het gebruik van een positieve niet financiële motivator om

klimaatbetrokkenheid te stimuleren, komt naar voren in een onderzoek naar energieverbruik in Californië, waarbij individuen informatie kregen over het gemiddelde verbruik van de buurt (Schultz, 2007). Naast het aanbieden van informatie, kregen de huishoudens een smiley met een blij of een verdrietig gezicht op de flyer die ze thuiskregen over hun energieverbruik. Diegenen die boven het gemiddelde energieverbruik van de wijk zaten, kregen een verdrietige smiley en diegenen, die eronder zaten, ontvingen een blije smiley. Uit het onderzoek bleek dat de huishoudens die een verdrietige smiley kregen, hun energieverbruik méér verminderden, dan diegenen die alleen informatie kregen over hun verbruik. Daarnaast hielden de

huishoudens die onder het gemiddelde zaten dit verbruik in stand, als ze een blije smiley ontvingen. Dit in tegenstelling tot de huishoudens die alleen informatie kregen, zij gingen hun verbruik namelijk juist vergroten. Uit dit onderzoek blijkt, dat het toevoegen van een positieve motivator aan verbruiksinformatie positief van invloed kan zijn op milieuvriendelijk gedrag (Kasperbauer, 2016).

2.2.3 Inzicht en zichtbaarheid

Naast het behoud van milieuvriendelijk gedrag, kan feedback over de eigen CO2-uitstoot ervoor zorgen dat individuen milieuvriendelijk handelen kunnen en willen verbeteren. Dit is van belang omdat de klimaatproblemen zo complex zijn (Stoknes, 2014, p. 168). Een voorbeeld is het gebruik van de ecologische voetafdruk. Weber (2014) zegt hierover:

“Carbon footprints have been useful because people can improve. You can actually have a positive trajectory and feel good about that. Then you can compete” (Harman, 2014).

(23)

Individuen kunnen na het inzicht in eigen gebruik een wedstrijd aan gaan met anderen en met zichzelf om de eigen CO2-uitstoot te verminderen, wat een positief gevoel geeft.

2.2.4 Aanpak

Naast het bieden van financiële en niet financiële motivatoren, bestaat de aanpak van nudging (Stoknes, 2014). Dit betekent het beïnvloeden van consumentengedrag door kleine

aanpassingen, zodat het simpeler wordt om milieuvriendelijke keuzes te maken. Een voorbeeld hiervan is het kleiner maken van borden in restaurants en sociale signalen

toevoegen (Kallbekken & Sælen, 2013). Onderzoek heeft uitgewezen dat voedselverspilling hierdoor met twintig procent daalde. Een ander voorbeeld is printers automatisch tweezijdig te laten printen. Dit zorgde volgens onderzoek van Egebark en Ekström (2013) voor vijftien procent vermindering van papiergebruik.

2.3 Socioculturele benadering

Volgens de socioculturele benadering wordt klimaatbetrokkenheid gestimuleerd door te focussen op waarden in relatie tot denkbeelden en overtuigingen van individuen in hun socioculturele context (Lertzman, 2013). Het uitgangspunt van de benadering is: “Cultural

values are of profound influence in shaping our motivation to engage with bigger-than-self problems” (Crompton, 2010, p. 27). Er zal hier verslag worden gedaan van resultaten van

kwantitatief onderzoek (Braito et al., 2017; Crompton, 2012; Crompton, 2010; Holmes et al., 2011; Howell & Allen, 2017; Katz-Gerro et al., 2017) en kwalitatief onderzoek (Büchs, 2017; Howell, 2012). Verder wordt ingegaan op de bij deze benadering passende aanpak om

klimaatbetrokkenheid te stimuleren.

2.3.1 Kwantitatief onderzoek

Zelf-transcendente waarden

De resultaten van kwantitatief onderzoek geven vaak aan dat individuen, die milieuvriendelijk handelen, prioriteit geven aan intrinsieke individu-overstijgende waarden (zelf-transcendente waarden), waaronder collectieve, universele en altruïstische waarden (Katz-Gerro et al., 2017). Bezorgdheid over de natuur is nauw verbonden met bezorgdheid over mensen buiten de eigen groep, zoals mensen in andere landen (Schwartz, 1994; Crompton, 2010). Dit is in

(24)

tegenstelling tot individuen die prioriteit geven aan extrinsieke waarden gericht op het eigenbelang, zoals macht en zelfbescherming (Katz-Gerro et al., 2017; Crompton, 2010). Individuen, die gericht zijn op extrinsieke waarden, zullen niet alleen minder waarde hechten aan milieuvriendelijk handelen, maar zijn over het algemeen ook minder bezorgd over globale conflicten, schending van mensenrechten en ze zijn minder politiek actief (Crompton, 2010). Problemen van extrinsieke doelen

Uit onderzoek blijkt dat er een aantal problemen ontstaan, als er vooral aandacht is voor extrinsieke doelen, die gericht zijn op eigenbelang (Crompton, 2012). Door te concentreren op financiële besparingen om klimaatbetrokkenheid te stimuleren, zal het belang van geld

versterkt worden. Verder zal het reboundeffect niet verdwijnen door prioriteit te geven aan geld beloningen. Dit betekent dat door bijvoorbeeld te besparen op energie, diegene datzelfde geld uit zou kunnen geven aan een goedkope vlucht naar Barcelona. Onderzoek wijst

daarnaast uit dat waarden met elkaar samenhangen in een dynamisch systeem: “such that

activating some values tends to reduce the importance a person attaches to opposing values – and to diminish the motivation they experience in line with these values” (Crompton, 2012, p.

204). Dit betekent dat door waarden te activeren, die gericht zijn op eigenbelang (zoals geld), zelf-transcendente waarden verminderd kunnen worden (zoals zorgen over het milieu). Tot slot zijn motivaties die een extrinsiek doel hebben, minder blijvend dan motivaties die een intrinsiek doel hebben. Kortom, het lijkt erop dat er gefocust moet worden op intrinsieke doelen en zelf-transcendente waarden om klimaatbetrokkenheid te stimuleren.

2.3.2 Kwalitatief onderzoek

Vlieggedrag

Naast kwantitatief onderzoek, is er ook kwalitatief onderzoek gedaan naar waarden en motivatie om betrokken te zijn bij het klimaat (Büchs, 2017; Howell, 2012). Er is onderzoek gedaan naar verschillen in waarden van individuen die vrijwillig kiezen om minder te vliegen en individuen die evenveel blijven vliegen (Büchs, 2017). Hieruit komt naar voren dat ook al hebben individuen zelf-transcendente waarden, ze nog niet per se minder zullen vliegen. Er zijn drie elementen die een rol spelen om over te gaan tot het verminderen van vliegreizen. Ten eerste speelt individuele en collectieve verantwoordelijkheid een rol. Zo zagen de individuen, die vliegen hadden verminderd, klimaatverandering als iets wat vooral veroorzaakt wordt door menselijke handelen. Ze accepteerden dat ze zelf deels

(25)

verantwoordelijk waren en gingen daarom over tot actie. Ten tweede kwam uit het onderzoek naar voren dat de individuen, die minder waren gaan vliegen, niet zozeer dachten dat hun individuele actie (veel) invloed had, maar ze zagen het eerder als een morele verplichting om iets te doen. Ten derde kwam naar voren dat individuen, die evenveel bleven vliegen, de noodzaak van vliegen aangaven. Diegenen, die minder waren gaan vliegen, waren bereid dit op te geven en de meerderheid gaf aan vliegen niet nodig te vinden. Zij gingen daarmee in tegen de heersende sociale norm: “This suggests that the reducers consciously distance

themselves from social norms and status expectations and instead take decisions that they believe are ‘right’” (Büchs, 2017).

Levensstijl

Howell (2012) heeft onderzoek gedaan naar de motivaties van individuen om betrokken te zijn bij het klimaat. Er kwam in het onderzoek naar voren dat de motivatie die mensen hadden vooral gebaseerd was op altruïstische waarden (bezorgdheid om anderen), in plaats van waarden die gingen over het klimaat, zoals bescherming van de aarde. De belangrijkste motivatie om betrokken te zijn bij het klimaat waren mensenrechtenkwesties en sociale gerechtigheid. Een voorbeeld hiervan was bezorgdheid om arme mensen in

ontwikkelingslanden, die immers meer zullen lijden onder klimaatverandering. Een tweede thema dat uit de interviews naar voren kwam, was gemeenschap en een derde thema ging over een sobere levensstijl. De deelnemers omschreven zichzelf als niet materialistisch, tegen consumentisme en waardeerden de sobere levensstijl die ze hadden als iets positiefs. Een reden hiervoor was: “A common idea among the participants was that consumerism does not

lead to happiness and may indeed be harmful to individuals directly, as well as through creating/compounding environmental problems” (Howell, 2012, p. 285). Het laatste thema

dat als motivatie naar voren kwam in de interviews was persoonlijke integriteit. Dit thema hangt samen met de andere drie; mensen voelden zich integer wanneer ze handelden naar hun waarden van sociale gerechtigheid, gemeenschap en soberheid.

2.3.3 Aanpak

Er komt uit onderzoek naar voren dat er gefocust moet worden op zelf-transcendente waarden en intrinsieke doelen bij berichtgeving over klimaatverandering (Braito et al., 2017;

Crompton, 2012; Crompton, 2010; Holmes et al., 2011; Howell & Allen, 2017; Katz-Gerro et al., 2017). Dit kan onder andere door: “…highlighting concerns for future generations or the

attractions of slower ways of travelling” (Büchs, 2017). Een voorbeeld van een aanpak om

(26)

in de natuur (Crompton, 2012). Zo is er het ‘natural change project’, waarin een groep mensen de natuur in gaan voor een retraite. Het blijkt dat het daarna belangrijk is dat deze ervaringen meegenomen worden in naar het dagelijks leven. Daarnaast is het volgens Howell (2012) belangrijk om te focussen op een meer holistisch beeld van de betekenis van

klimaatbetrokkenheid, in plaats van te focussen op losstaande acties die de CO2-uitstoot kunnen verlagen. Deze suggestie legt een verbinding met de systemische benadering.

2.4 Affectieve benadering

Volgens de affectieve benadering is het belangrijk om in te spelen op de onderliggende emoties rondom berichtgeving over klimaatverandering en een veilige omgeving aan te bieden waarin deze emoties gedeeld kunnen worden (Lertzman, 2013). Emoties worden gezien als de kritieke link tussen kennis en houdingen aan de ene kant en handelen aan de andere kant (Wolf & Moser, 2011, p. 561). Er zal eerst worden ingegaan op de rol van (negatieve) emoties binnen klimaatbetrokkenheid en vervolgens op de aanpak om klimaatbetrokkenheid te stimuleren binnen deze benadering.

2.4.1 Emoties

Norgaard (2011) heeft onderzoek gedaan naar de rol die emoties spelen in de ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid. Ze heeft inwoners van de stad Bygdaby in Noorwegen

geïnterviewd over de ervaringen die de inwoners hadden met de veranderingen die plaatsvonden in het stadje door klimaatverandering, zoals toename in warm weer en de afwezigheid van sneeuw. Ze is op zoek gegaan naar de reden waarom inwoners niet hun gewoonten en dagelijkse bezigheden aanpasten, ook al waren de gevolgen van

klimaatverandering goed zichtbaar in Bygdaby. Ze kwam erachter dat er een paradox was en een dubbele realiteit in het stadje: aan de ene kant klimaatverandering en aan de andere kant het dagelijkse leven. “Community members in Bygdaby described this sense of knowing and

not knowing, of having information but not thinking about it in their everyday lives”

(Norgaard, 2011, p. 4). Onderzoek laat zien dat verschillende emoties een rol spelen bij klimaatbetrokkenheid, namelijk: angst (Weintrobe, 2013 en Norgaard, 2011), verdriet en verlies (Randall, 2009; Lertzman, 2015), schuldgevoelens en hopeloosheid.

(27)

Angst

Onderzoek van Norgaard (2011) laat zien dat angst vooral ontstaat door de grote omvang van de klimaatproblemen, door niet te weten hoe te handelen, door de bedreiging van het

dagelijkse leven en doordat de overheid de problemen niet adequaat aanpakt. Een oorzaak van de angst die de inwoners van Bygdaby ervaarden, was de bedreiging van de ontologische veiligheid door klimaatverandering. In het stadje Bygdaby werden zingevingsvragen

belangrijk door de gevolgen van klimaatverandering, zoals ‘hoe gaat de toekomst eruitzien als de aarde blijft opwarmen?’ De continuïteit en stabiliteit van de levens van de inwoners van Bygdaby werden onzeker.

Ook Weintrobe (2013) heeft onderzoek gedaan naar de rol van angst in de

ontwikkeling van klimaatbetrokkenheid. Volgens haar lijdt de moderne mens aan een milieu neurose. Ze bedoelt hiermee de angst die ontstaat door de ontkenning van het feit dat de mens afhankelijk is van de aarde. Angst door klimaatverandering ontstaat volgens haar op

verschillende manieren. De mens heeft een gezonde biosfeer nodig om te kunnen leven, maar door klimaatverandering komt dit in gevaar. Ook wordt de mens geconfronteerd met het verlies van een voorspelbare toekomst. Daarnaast nemen leiders niet de verantwoordelijkheid om de mens te beschermen en is de mens bang voor de eigen vernielzucht en de gevolgen daarvan.

Verdriet en verlies

Volgens Randall (2009) zal milieuvriendelijk handelen altijd verlies met zich meebrengen en is het belangrijk om te rouwen om dit verlies. Ze is de oprichter van Carbon Conversations en baseert deze uitspraak op ervaringen binnen de KlimaatGesprekken in Engeland. Het kan gaan om verlies van (vlieg)reizen, verlies van individualistische vrijheden, verlies van status en identiteit, verlies van materialistische rijkdom, verlies van comfort en luxe en verlies van bepaalde levenswijzen. Als vrijheid door te reizen bijvoorbeeld een belangrijke waarde voor een individu is, zal er verlies ervaren worden als diegene te horen krijgt dat vliegen een grote veroorzaker is van de ecologische voetafdruk. Verandering zal daarom niet gelijk omarmd worden: “Changes are likely to be experienced as attacks on the aspects of life that people

hold dear: family, and attachment, aspiration and progress, individuality, identity and the self.” (Randall, 2009, p. 120)

Schuldgevoelens

Schuldgevoelens ontstaan door het bewustzijn van de eigen bijdrage aan klimaatverandering (Norgaard, 2011). Het verschil tussen zich aan de ene kant bewust te zijn van

(28)

klimaatverandering en aan de andere kant de realiteit van het dagelijkse leven te omarmen, speelt een rol in het ontstaan van schuldgevoelens. Schuldgevoelens ontstonden ook in Bygdaby, door klimaatverandering als een kwestie van mondiale ongelijkheid te beschouwen en het besef van de eigen rijkdom in het stadje. Dit besef ging in tegen de waarde van

gelijkheid, wat een grote rol speelt in de Noorse samenleving. Hopeloosheid

Gevoelens van hopeloosheid ontstaan door het besef van de grote en onomkeerbare processen die in gang gezet worden door klimaatverandering en de grote veranderingen die nodig zijn om de problemen op te lossen (Norgaard, 2011). Ook door het besef van de mogelijkheid dat de politieke en economische structuren die nu bestaan, niet adequaat genoeg zijn om de klimaatproblemen aan te pakken.

2.4.2 Aanpak

Dialoog in veilige omgeving

Klimaatbetrokkenheid binnen de affectieve benadering is op een andere manier ingevuld dan bij de cognitieve en behavioristische benadering. Deze komt overeen met de socioculturele benadering: “from something we do to people, to a process done in conversation and

collaboration with people” (Lertzman, 2013, p. 32). Uit empirisch onderzoek naar de rol van

dialoog in het beïnvloeden van klimaatbetrokkenheid, komt naar voren dat het belangrijk is dat het gesprek wordt aangegaan over emoties die kunnen ontstaan door klimaatverandering (Regan, 2007). Hiervoor is een veilige omgeving nodig, blijkt uit onderzoek binnen het initiatief Action at Home, waar deelnemers in gesprekken gestimuleerd werden om

milieuvriendelijk te handelen in hun eigen huishouden. Alleen dan is het mogelijk om eigen gewoonten en waarden in twijfel te trekken en daarmee ruimte te creëren voor nieuwe mogelijkheden en verandering.

Rouwen

Om te rouwen om het verlies dat klimaatverandering met zich meebrengt zijn er volgens Randall (2009) een aantal stappen nodig, die ze heeft gebaseerd op het model van Worden (1981) over rouwen. Volgens dat model bestaan er verschillende fasen waarin mensen zich kunnen bevinden tijdens het rouwen. Elke fase heeft zijn eigen taak. Binnen deze taken is het belangrijk om emoties te bespreken, zoals bijvoorbeeld verlies, omdat als dit onuitgesproken blijft, er geen mogelijkheid is tot verandering of aanpassing.

(29)

Randall (2009) beschrijft de volgende stappen. Het is eerst nodig dat het verlies dat klimaatverandering met zich meebrengt gerealiseerd en geaccepteerd wordt. Eerst gebeurt dit op een intellectueel niveau en daarna op emotioneel niveau. Vervolgens moet er door de pijnlijke emoties die kunnen ontstaan, heen gewerkt worden. Daarna is het belangrijk dat individuen zich aanpassen aan de nieuwe omgeving. Er kan op zoek gegaan worden naar nieuwe mogelijkheden, vaardigheden en naar een nieuwe identiteit. Tot slot kan de emotionele energie ergens anders in geïnvesteerd worden, zoals het bedenken van nieuwe acties om klimaatbetrokkenheid te stimuleren.

2.5 Systemische benadering

De systemische benadering is gericht op de context waarin het individu leeft en welke invloed dit heeft op de klimaatbetrokkenheid van het individu.Deze benadering gaat over het inzicht dat er meer nodig is dan gedragsverandering op het individuele niveau. Shove (2003; 2010) heeft binnen deze benadering onderzoek gedaan, door vanuit sociologie en geschiedenis onderzoek te doen naar sociale conventies die bestaan over comfort, reinheid en gemak. Door alleen te focussen op individuele en rationele gedragsveranderingen wordt er volgens haar voorbij gegaan aan de context, waarin een individu leeft (Shove, 2010, p. 1277).

Door Heiskanen et al. (2010) & Shove (2003) zijn drie belemmeringen binnen de systemische benadering onderzocht, die overwonnen moeten worden: sociale dilemma’s, sociale conventies en de neiging zich te conformeren. Na een beschrijving van deze belemmeringen zal de aanpak volgens deze benadering besproken worden.

2.5.1 Sociale dilemma’s

Als er alleen gefocust wordt op individuen om collectieve problemen, zoals

klimaatverandering, aan te pakken, zullen er sociaal-politieke dilemma’s ontstaan (Heiskanen et al., 2010). Deze dilemma’s ontstaan door het feit dat het klimaat een publiek goed is. Er is daardoor geen mechanisme dat overmatig gebruik, van bijvoorbeeld CO2, tegengaat. Alleen als individuen zich ervan kunnen verzekeren dat iedereen meewerkt om klimaatverandering aan te pakken, hoeft het door hen niet als zinloos ervaren te worden om zelf

klimaatvriendelijk te handelen. Dit inzicht is de uitkomst van een Europees onderzoek, met behulp van een vragenlijst afgenomen in 25 verschillende EU-landen, waarin 57 procent van de deelnemers aangaf dat ze alles eraan doen om klimaatverandering aan te pakken, maar dat

(30)

het geen verschil maakt, omdat ‘andere individuen’ of ‘groot vervuilers’ nietsdoen (Eurobarometer, 2005).

2.5.2 Sociale conventies

Daarnaast wordt er voorbijgegaan aan het sociale aspect van gedrag als er alleen gefocust wordt op het individu (Heiskanen et al., 2010). Onbewust wordt ervanuit gegaan dat

individuen beslissingen nemen in isolatie en geheel vrij zijn om keuzes te maken op basis van persoonlijke voorkeuren. Onderzoek naar de evolutie van consumptiepatronen laat zien dat individuele keuzes weinig invloed hebben op milieuvriendelijk gedrag. Een voorbeeld is een Amerikaans, sociologisch onderzoek van Shove (2003), waarin naar voren dat

gemeenschappelijke gedeelde sociale conventies over reinheid en frisheid in de afgelopen decennia toegenomen zijn. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de groeiende frequentie van het wassen van kleding. Tegelijkertijd is de vraag naar gemak toegenomen doordat het

familieleven uiteengevallen is. Families gaan bijna niet meer tegelijkertijd naar het werk, eten niet meer tegelijkertijd en besteden hun vrije tijd op plekken van elkaar vandaan. Deze

voorbeelden laten zien dat milieuvriendelijk gedrag niet puur individuele keuzes zijn, maar gevormd worden door sociale conventies die zich historisch ontwikkelen. Sociale conventies worden in stand gehouden en versterkt door commerciële systemen van media en marketing (Shove, 2003).

Het is daarnaast moeilijk om een duurzame levensstijl aan te hangen, door de dagelijkse infrastructuur, die vooral gericht is op gemak. Een voorbeeld is het gebruik van airconditioning om de ideale temperatuur te krijgen (Shove, 2003). Verandering blijft daarom moeilijk, ook al zijn er steeds meer duurzame technologische alternatieven beschikbaar.

2.5.3 Neiging tot conformeren

De derde belemmering betreft de menselijke tendentie om zich te conformeren (Kasperbauer, 2016; Stoknes, 2014). Gedrags-economisch onderzoek, laat zien dat sociale normen en groepsdruk belangrijke factoren zijn waardoor mensen gedrag veranderen (Stoknes, 2014). Uit onderzoek in California (Schultz et al., 2007) is bijvoorbeeld aangetoond dat mensen hun energieverbruik gingen aanpassen aan het gemiddelde energieverbruik in hun wijk. Dit werkte beide kanten op.

In een ander onderzoek (Conniff, 2009) werd het energieverbruik in vier verschillende groepen huishoudens vergeleken. Elke groep kreeg een verschillende reden waarom ze energie moesten besparen in huis. Groep 1: omdat het beter is voor het milieu

(31)

je eraan kunt verdienen, en groep 4: omdat je buren het ook doen (sociale vergelijking). Uit het onderzoek kwam naar voren dat de meest toegewijde groep, die het meeste had bespaard op energie, de groep was die hun eigen gebruik met dat van de buren kon vergelijken (groep 4). Hieruit blijkt dat: “There is no real fun in just conserving power or saving money, but

being recognized by others makes it so. People do not just want to conserve energy, they want to be acknowledged for conserving energy” (Stoknes, 2014, p. 166). Deze twee voorbeelden

laten zien hoe sterk de neiging van mensen is om te conformeren.

Daarnaast bestaat de neiging tot conformeren er uit dat mensen informatie lezen en praten met anderen over dingen waar ze het al mee eens zijn. Mensen zoeken informatie die overeenkomt met hun eigen houding over klimaatverandering. Dit hangt ook samen met de (culturele) identiteit van mensen, die verbonden is aan een sociale gemeenschap of politieke partij.

2.5.4 Aanpak

Het is binnen de systemische benadering belangrijk om gebruik te maken van de kracht van het sociale netwerk binnen gemeenschappen (Stoknes, 2014). Door informatie te delen in groepen waar men al lid van is, zoals bijvoorbeeld sportclubs, komt de informatie van dichterbij. Dit maakt de informatie geloofwaardiger dan als de informatie komt van abstracte klimaatwetenschappers die ver weg staan van de groep. Het maakt ook de urgentie groter en brengt de locus van control dichterbij, omdat men ziet en hoort hoe anderen handelen.

Er kan daarnaast binnen een gemeenschap verandering plaatsvinden op een collectieve manier, in plaats van alleen te focussen op het individu, door bijvoorbeeld alternatieve sociale conventies te onderzoeken (Heiskanen et al., 2010).

2.6 Samenvatting

Klimaatbetrokkenheid is meer dan milieuvriendelijk handelen. Het is een complex geheel, verbonden met leefwijze en identiteit. Uit het literatuuroverzicht werd duidelijk dat één aanpak niet voldoende is om klimaatbetrokkenheid te ontwikkelen. Integratie van

verschillende aanpakken lijkt gewenst. Er zijn een aantal aspecten die meegenomen worden naar het empirisch onderzoek.

Bij biografisch geïnformeerde motivatie wordt er in het onderzoek aandacht besteed aan de ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid in de kindertijd, adolescentie en volwassenheid.

(32)

Er wordt aandacht besteed aan het individu in context van groep en samenleving. Daarnaast wordt er gekeken naar de ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid vóór de educatieve activiteit en hoe cognitie, affectie en handelen hierin een rol hebben gespeeld.

Binnen de cognitieve component wordt er aandacht besteed aan de vier

psychologische belemmeringen die overwonnen moeten worden om betrokken te raken bij het klimaat. Binnen de affectieve component wordt er gekeken naar de verschillende emoties die kunnen ontstaan. Binnen de handelingsgerichte component wordt er aandacht besteed aan individueel en maatschappelijk handelen.

Daarnaast wordt binnen de educatieve activiteit gekeken welke aanpak heeft gewerkt om klimaatbetrokkenheid te stimuleren. De cognitieve aanpak, waarbij aandacht wordt besteed aan het informerende en positieve verhaal vol mogelijkheden. De affectieve aanpak, waarbij aandacht is voor een veilige omgeving, waarin emoties besproken kunnen worden.

(33)

3. METHODE

In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de methodische keuzes die zijn gemaakt. In de eerste paragraaf staat het onderzoeksdesign centraal en de keuze voor kwalitatief onderzoek. In de tweede paragraaf staan de respondenten centraal en in de derde paragraaf wordt ingegaan op de verschillende manieren van data verzameling en waarom hiervoor gekozen is. In de vierde paragraaf wordt aandacht besteed aan de manier waarop de data zijn geanalyseerd en tenslotte wordt er stilgestaan bij de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek.

3.1 Onderzoeksdesign

Om een aantal redenen is een kwalitatieve methode, bestaande uit interviewen en observeren, voor dit onderzoek geschikt. Bij een kwalitatieve methode wordt aandacht besteed aan de verhalen van mensen. Dit is belangrijk, omdat in verhalen de onderliggende beweegredenen om betrokken te zijn bij het klimaat verteld kunnen worden. In verhalen kunnen dilemma’s, tegenstrijdigheden en paradoxen naar voren komen en door verhalen te vertellen kunnen mensen zichzelf en hun wereld uitdrukken (McAdams, 1997). Een kwalitatieve methode is daarnaast geschikt voor situaties die complex en veranderlijk zijn (Boeije, 2016), zoals ontwikkeling in klimaatbetrokkenheid. Bovendien is deze methode geschikt om in te gaan op de levensloop van individuen en de keuzes die individuen hebben gemaakt met betrekking tot klimaatbetrokkenheid. Dit sluit aan bij de deelvraag over biografisch geïnformeerde

motivatie.

3.2 Respondenten

3.2.1 Sampling

Er is gebruik gemaakt van “purposive sampling” (Boeije, 2016, p. 61). Dit betekent dat er uit de populatie doelgericht onderzoekseenheden geselecteerd zijn die bepaalde kenmerken vertegenwoordigen of representeren, zodat de probleemstelling goed bestudeerd kan worden.

(34)

De populatie in dit onderzoek bestaat uit inwoners in de Randstad en het selectiecriteria is klimaatbetrokkenheid.

De Stichting KlimaatGesprekken, die gebaseerd is op de Engelse organisatie Carbon

Conversations, is gebruikt als vindplaats voor respondenten. KlimaatGesprekken is als casus

gebruikt in dit onderzoek, om antwoord te kunnen geven op de algemenere hoofdvraag, die gaat over een educatieve activiteit die gericht is op het ontwikkelen van

klimaatbetrokkenheid. Er is hiervoor gekozen, omdat deze stichting gebruik maakt van een integratieve aanpak van klimaatbetrokkenheid (Lertzman, 2013), waardoor het mogelijk is om antwoord te kunnen geven op de drie deelvragen, die gaan over de cognitieve, affectieve en handelingsgerichte component. Daarnaast zijn de zes workshops van een cursus verspreid over een aantal maanden, waardoor de eventuele ontwikkeling die de deelnemers doormaken in klimaatbetrokkenheid in kaart gebracht kan worden.

Uit eerder onderzoek van Büchs, Hinton en Smith (2015) naar de Engelse variant van KlimaatGesprekken komt naar voren dat de deelnemers in de groep en de klimaatcoaches veel invloed hebben op het verloop van de gesprekken. Daarom is er voor gekozen om bij twee groepen aanwezig te zijn, namelijk een groep in Utrecht en een groep in Amsterdam.

3.2.2 Criteria bij keuze van respondenten

Er zijn twee criteria opgesteld waaraan de respondenten die geïnterviewd werden, moesten voldoen. Ten eerste is het belangrijk dat de respondenten betrokken zijn bij het klimaat en is er daarom voor gekozen om deelnemers te interviewen die zich vrijwillig hadden aangemeld voor de zes workshops van KlimaatGesprekken. Ten tweede moesten ze ten minste bij vier van de zes workshops van de cursus aanwezig zijn, zodat de eventuele ontwikkeling die ze doormaakten goed kon worden bevraagd en geobserveerd.

3.3 Dataverzameling

De dataverzameling bestaat uit drie onderdelen; participerende observaties tijdens de cursus, analyse van het cursusmateriaal en interviews met de coaches en met de deelnemers van KlimaatGesprekken.

3.3.1 Beschrijven van de educatieve activiteit

De aard van de KlimaatGesprekken is gekarakteriseerd door de doelen en aanpak op verschillende niveaus te beschrijven. Ten eerste zijn de doelen en aanpak van de stichting

(35)

beschreven. Daarnaast is onderzocht of het educatief materiaal een integratieve benadering hanteert. Ten tweede zijn de twee coaches geïnterviewd die de groep in Utrecht begeleidde en een coach die de groep in Amsterdam begeleidde. Door deze interviews en door aanwezig te zijn bij de twee groepen, is er informatie verzameld over dat wat de coaches wilden bereiken. Er is in de interviews met de coaches gevraagd naar de doelen en aanpak die ze voor ogen hadden tijdens de workshops. Deze vragen zijn terug te vinden in de interviewguide voor de klimaatcoaches (zie Bijlage 3: Interviewguide klimaatcoaches). Tot slot is het verloop van de KlimaatGesprekken beschreven aan de hand van participerende observaties en de interviews met de deelnemers. Er is onderzocht of de doelen en aanpak van de coaches en de organisatie, overeenkomen met het daadwerkelijke verloop van de KlimaatGesprekken en met de doelen van de deelnemers.

3.3.2 Participerend observeren

Bij de twee groepen in Utrecht en Amsterdam ben ik aanwezig geweest tijdens de zes workshops. Hierdoor kon ik het verloop van de educatieve activiteit beschrijven en kon ik tijdens de interviews met de deelnemers refereren aan dat wat er tijdens de workshops gebeurde. Daarnaast zou dit ervoor zorgen dat de deelnemers mij al kenden bij het houden van de interviews en zorgen voor een vertrouwensband.

Tijdens de participerende observatie is er per workshop gelet op de volgende aspecten: het inhoudelijk verloop van de workshops, de aard van de interactie, de rol van de coaches, het gedrag van de deelnemers en de sfeer in de groepen. Er is met een theoretische bril geobserveerd, lettend op cognitieve, affectieve en handelingsgerichte componenten.

3.3.3 Interviews

De specifieke vragen voor de tien semigestructureerde interviews met de deelnemers zijn aan de hand van het theoretisch kader opgesteld en van tevoren beschreven in een interviewguide (zie Bijlage 2: Interviewguide deelnemers). Er zijn voorafgaand aan de interviews twee pilot interviews gedaan, om te kijken of de vragen duidelijk genoeg waren.

Voorafgaand aan het interview werden de deelnemers gevraagd om een toestemmingsformulier (zie Bijlage 4: Informed consent) te tekenen. In dit

toestemmingsfomulier verklaren de deelnemers dat ze op de hoogte zijn van het doel van het onderzoek en dat ze begrijpen dat het audiomateriaal alleen geanonimiseerd voor het

onderzoek gebruikt wordt en niet met derden worden gedeeld. Om een veilig klimaat te waarborgen tijdens de interviews, werd er daarnaast aangegeven dat de deelnemers mochten stoppen met het interview zodra ze dat wilden zonder nadelige gevolgen te ondervinden,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om aan het eind te concluderen: ‘We zien deze stad veranderen in iets dat niet meer te beheersen valt, dat ontspoort, dat zich in alle richtingen keert.. // In de stad groeit

studie veel sterker maakt dan beide boeken van Boersma is dat de auteurs de maatschappelijke ontwikkelingen verbinden met de evolutie van de gemeentelijke financiële behoeften en

Tabel 4 geeft een beeld van de activiteit van de verpleegkundigen actief in de gezondheidszorg (PR = Practising) volgens leeftijd op basis van het aantal voltijdse equivalenten,

o Infectie van de veneuze wand, vaak geassocieerd met bacteriëmie of thrombose [differentiaaldiagnose met een catheter gerelateerde infectie (waarbij meestal geen suppuratie

[r]

- TRIP, een reis door de wereld van drank en drugs; een bordspel waarmee jongeren met een lichte verstandelijke beperking spelenderwijs voorgelicht kunnen worden over de

Stelt de Raad voor om ln de paragraaf "opleidlng" van het K.B. Bij ontstentenis van een geneesheer zoals bedoeld onder de punten 1. hierboven, kan aan

Hartog op: „Men kan zelfs de vraag stellen, of de gewone economische analyse, welke gebaseerd is op het winstmotief, hiet nog wel opgaat..." (Problemen der modeme