• No results found

eindexamen biologie 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "eindexamen biologie 2016"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Aantal opgaven bij dit vak : 40 (32 MC en 8 open vragen)

Aantal pagina’s : 14 Aantal pagina’s antwoordenblad : 2

Hulpmiddelen : Kladpapier

Controleer zorgvuldig of alle pagina’s in goede volgorde aanwezig zijn. Neem in geval van afwijking onmiddellijk contact op met een surveillant.

N.B. 1. Tenzij anders wordt vermeld is er sprake van normale situaties en gezonde organismen.

2. Zowel het werkblad als de opdrachten worden ingeleverd! Het beantwoorden van de MC vragen geschiedt als volgt:

Kies één antwoord uit de vier antwoorden die aangegeven zijn met de letters A, B, C en D. Het goede of het best passende antwoord wordt op het bijbehorend scoreblad aangekruist met ballpoint.

Eén in eerste instantie verkeerd gekozen antwoord wordt alsvolgt hersteld:

A B C D Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Alleen alternatief C wordt dan gehonoreerd.

De open vragen dienen kort en duidelijk beantwoord te worden op hetzelfde werkblad. Normering Examen Havo 2015 32 MC vragen x 2 = 64 punt

8 Open vragen = 26 punt Basispunten = 10 punt 100 punt Cijfer = 32 x 2 + 26 + 10

10

(2)

2 1. In de tekeningen zijn drie dwarsdoorsneden van de romp van de mens getekend.

Welke doorsnede is gemaakt ter hoogte van de navel? Met welke nummers wordt de slokdarm aangegeven?

2. Na onderzoek blijkt dat een bepaald organel in de alvleesklier van een patiënt niet voldoende functioneert. Genoemde organel vormt geen lysosomen. De afbeelding hieronder geeft aan om welk organel het gaat.

Hoe heet dit organel? En wat kan afgesoerd worden in de lysosomen? Dit organel heet In de lysosomen zitten o.a.

A Golgi systeem vetten

B Endoplasmatisch reticulum aleuronkorrels

C Golgi systeem enzymen

D mitochodrium bacteriën

Doorsnede ter hoogte van de navel

Nummers die de slokdarm aangeven zijn

A tekening C 1, 4 en 6

B tekening B 1 en 4

C tekening C 1 en 4

(3)

3 3. In de afbeelding hieronder is een cel in drie verschillende situaties ( 1, 2 en 3 ) getekend.

Elke cel heeft ongeveer 10 minuten in een bepaalde oplossing gelegen.

Welke tekening geeft aan dat de cel in een oplossing was, die hypertonisch was t.o.v. de celinhoud?

In welke tekening heeft de celinhoud de laagste osmotische waarde? In hypertonische oplossing: Celinhoud met laagste osmotische

waarde in

A cel 1 tekening 1

B cel 2 tekening 2

C cel 3 tekening 3

D cel 1 tekening 3

4. In een bepaalde delingsfase van de meiose is het kernmembraan in de cel verdwenen. Heeft in de cel, vóór de verdwijning van het kermembraan, DNA – replicatie al plaatsgevonden? Verklaar je antwoord.

A. Ja, omdat voor elke kerndeling eerst DNA – replicatie vindt. B. Nee, omdat het kernmembraan de DNA – replicatie remt.

C. Ja, omdat de nieuwe nucleotiden gevormd worden uit delen van het kernmembraan. D. Nee, omdat de DNA – replicatie alleen tijdens meiose plaatsvindt.

5. De nevenstaande afbeelding stelt de voortplantingsorganen van een man voor. Tien delen zijn genummerd.

Er worden vier beweringen over vier genummerde delen gedaan.

Welke bewering is juist?

A. Opslag van spermacellen vindt plaats in deel 6. B. Bij het zwellen van deel 10 krijgt een man een erectie. C. De delen 4 en 6 zitten bij de embryonale ontwikkeling

van een man in de buikholte.

D. Na meiose I en II in de delen 2 en 6 ontstaan spermacellen.

(4)

4 6. De menstruatiecyclus van Rita is in een schema hieronder weergegeven.

Indien bij Rita een eicel bevrucht wordt, dan zal de innesteling hoogstwaarschijnlijk plaatsvinden …….

A. op de 14e dag.

B. tussen de 10e en de 14e dag. C. ongeveer een week na de 14e dag. D. tussen de 5e en 10e dag.

7. Leila is zwanger van haar tweede kind, maar de foetus bevindt zich tot heel kort voor de bevalling in een ‘dwarsligging’. De arts besluit het kindje operatief ter wereld te brengen. Echter komt de melkafgifte bij Leila na de keizersnee moeilijk of zeer langzaam op gang. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij Leila …….

A. de melklieren onvoldoende oxytocine produceren. B. de hypofyse nog onvoldoende oxytocine produceert. C. de bijnieren te weinig adrenaline produceren. D. de melkklieren te veel oxytocine produceren.

8. Hieronder wordt de ontwikkeling van een vlinder schematisch weergegeven. De pijlen 1 tot en met 6 stellen processen voor.

Welke processen worden beïnvloed door ecdyson ?

Hebben de rups en de vlinder hetzelfde genotype? Ecdyson beïnvloedt de processen De rups en de vlinder hebben

A 1, 2, 3 en 4 niet hetzelfde genotype B 1 tot en met 4 hetzelfde genotype C 4 en 5 niet hetzelfde genotype D 2 tot en met 5 hetzelfde genotype

(5)

5 9. In de familie van Denzel is het allel voor een brede neus dominant over dat voor een

smalle neus. Denzel zelf is heterozygoot voor deze eigenschap. Dit houdt in dat hij voor genoemde eigenschap …..

A. twee gelijke allelen heeft.

B. twee identieke genenparen heeft voor deze eigenschap.

C. twee ongelijke allelen heeft vandaar dat hij een brede neus moet hebben.

D. twee ongelijke allelen heeft vandaar dat hij een intermediair fenotype moet hebben. 10. Bij parkieten is het allel E ( blauwe kleur ) dominant over het allel e. Het allel F

( gele kleur ) is dominant over het allel f. De betrokken genen zijn niet gekoppeld. Bij aanwezigheid van de allelen E en F is de parkiet groen. Bij afwezigheid van de allelen E en F is de parkiet wit. Het allel E bevat een letale factor; embryo’s die dit allel in

homozygote toestand hebben sterven in een vroeg embryonaal stadium.

Een blauwe parkiet wordt gekruist met een groene parkiet, die voor beide eigenschappen heterozygoot is.

Kunnen er gele parkieten uit deze kruising ontstaan? Wat is de kans op een blauwe parkiet uit deze kruising?

11. Hieronder is een deel van een DNA – molecuul getekend. Twee delen zijn genummerd.

Van vier stikstofbasen, T – G – A – C, zijn de paren op de andere keten niet bijgeschreven.

Hoe worden de delen 1 en 2 genoemd? Welke zijn de basenparen, in de juiste volgorde, op de andere keten?

Gele parkieten: Kans op blauwe parkieten:

A ja 2/6

B nee 2/8

C ja 2/8

D nee 2/6

Deel 1 wordt genoemd: Deel 2 wordt genoemd:

Juiste volgorde base paar T – G – A – C: A desoxyribose fosfaatgroep A – C – T – G

B desoxyribose glucose A – C – U – G

C ribose fosfaatgroep A – C – U – G

(6)

6 12. Cedric zit aan tafel en wil een slok nemen van zijn thee.

Als hij zijn mok wil pakken, schiet zijn hand te ver door. Aangezien dit vaker gebeurt, gaat hij voor een onderzoek naar de neuroloog (zenuwarts). De neuroloog legt uit dat een bepaald deel van zijn centraal zenuwstelsel niet goed functioneert.

Met welk nummer is dat deel in de tekening hiernaast aangegeven? Dat deel is aangegeven met nummer ...

A. 1 C. 3

B. 2 D. 4

13. Nevenstaande afbeelding stelt het zaadbeginsel van een bepaalde plant voor. De celkernen in een blad van die plant bevatten elk 30 chromosomen. Hoeveel chromosomen zitten in één van de kernen, die is aangegeven met de letter P?

Hoeveel chromosomen bevat een celkern in het kiemwit van deze plant?

14. Hieronder is een schematische tekening van de lengtedoorsnede van een deel van een stam van een amandelboom. Vijf delen zijn genummerd.

Ronald, Ingrid en Amzad doen de volgende uitspraken over deze tekening:

Ronald: Via deel 2 vindt transport van assimilaten plaats.

Ingrid : Via deel 3 vindt de anorganische sapstroom plaats.

Amzad: Via de vaten in deel 4 vindt transport plaats van beneden naar boven door o.a. de worteldruk en capillaire werking. Wie heeft (hebben) gelijk?

A. Ronald en Amzad hebben gelijk. . B. Ronald en Ingrid hebben gelijk.

C. Ingrid en Amzad hebben gelijk D. Alleen Ingrid heeft gelijk.

Aantal chromosomen in één van de kernen in deel P is

Aantal chromosomen in kern van kiemwit

A. 15 45

B. 15 30

C. 30 45

(7)

7 15. Nevenstaande afbeelding geeft het

absorptiespectrum van bladgroen aan en de fotosyntheseactiviteit bij de verschillende golflengten.

Een pot bevat water en een takje met bladeren. Deze pot wordt zes keer steeds een uur onder een lamp geplaatst. De lamp geeft iedere keer een andere kleur licht.

Bij welke kleuren licht zullen de meeste gasbelletjes in het water verschijnen?

Bij de kleuren ... A. geel en groen.

B. violet, blauw en rood. C. violet, geel en oranje. D. geel, oranje en rood.

16. Alyssa heeft op 3 januari 2016 meegedaan aan de Bigi Broki Waka. De volgende ochtend staat zij op met hevige spierpijn in haar benen. Haar nicht zegt haar dat er hoogst- waarschijnlijk ophoping van melkzuur heeft plaatsgevonden in haar beenspieren.

Heeft de nicht van Alyssa gelijk? Indien haar nicht gelijk heeft; bij welk proces is er dan melkzuur in haar beenspieren ontstaan?

Alyssa’s nicht heeft ... A. ongelijk.

B. gelijk want er heeft ook anaërobe dissimilatie in haar beenspieren plaatsgevonden. C. gelijk want er heeft aërobe dissimilatie in haar beenspieren plaatsgevonden. D. gelijk want er heeft alcoholische gisting in de beenspieren plaatsgevonden. 17. In onderstaande afbeelding is een deel van de koolstofkringloop schematisch

weergegeven.

Wat stelt nummer 1 voor?

Geven de pijlen aangegeven met de letters a, b en c een assimilatie of een dissimilatie proces aan?

(8)

8 Nummer 1 stelt voor Pijlen a, b en c geven aan

A. autotrofen. assimilatie proces B. reducenten. dissimilatie proces. C. autotrofen. dissimilatie proces. D. heterotrofen. assimilatie proces.

Beantwoord de vragen met behulp van de voedselweb hierboven. 18. Welk organisme betrekt zijn voedsel uit de levenloze natuur?

Welk organisme kan gerekend worden tot een consument van de 2e orde? Welk organisme kan gerekend worden tot een consument van de 5e orde?

Organisme dat zijn voedsel betrekt uit de levenloze natuur

Consument 2e orde Consument 5e orde

A. gras sprinkhaan roofvogel

B. boom muis jaguar

C. muis leeuw slang

D. struik leeuw jaguar

19. Hieronder staan vijf voorbeelden van relaties tussen organismen: 1. Bladluizen zuigen sap uit klaroenbladeren.

2. Een mannetjes stondoifi ( steenduif ) en een vrouwtjes stondoifi bouwen samen een nest. 3. Mosplantjes groeien bij elkaar en vormen een ‘moskussen’ zodat er minder water verdampt. 4. Een koeparie zuigt bloed uit de huid van een hond.

5. Mopé kiemplantjes onder een boom bestrijden elkaar om ruimte en voedingszouten.

Welke relaties zijn voorbeelden van coöperatie tussen organismen? A. 1, 4 en 5. C. 1 en 5.

(9)

9 20. De muskiet, die het Zika – virus overbrengt wordt bestreden met Bob, een insecticide. Van welke vorm van plaagbestrijding is hier sprake?

Wat kan hiervan een eventueel nadeel zijn?

21. Het is een gewoonte geworden dat Anouschka slaperig wordt na het nuttigen van haar zware middagmaaltijd. Na een maaltijd gaan de spijsverteringsorganen harder werken en dan is het noodzakelijk dat de doorbloeding in deze organen toeneemt.

Wordt deze verhoogde doorbloeding van de spijsverteringsorganen gereguleerd door het animale zenuwstelsel, door het autonome zenuwstelsel of door beide?

A. Alleen door het animale zenuwstelsel. B. Alleen door het autonome zenuwstelsel.

C. Zowel door het animale als door het autonome zenuwstelsel. D. Door geen van beide.

22. Hieronder is een schematische weergave van het oog van de mens met genummerde delen.

Wat stelt nummer 3 voor? Wat stelt nummer 8 voor?

Bevat nummer 9 wel of geen zintuigcellen?

Nummer 3 stelt voor het … Nummer 8 stelt voor de .… Wel of geen zintuigcellen in deel 9:

A. netvlies gele vlek wel

B. vaatvlies blinde vlek geen

C. vaatvlies gele vlek geen

D. hoornvlies blinde vlek geen

Vorm plaagbestrijding Nadeel

A. Geïntegreerde plaagbestrijding. Predatoren kunnen ook worden gedood. B. Biologische plaagbestrijding. Er kan resistentie optreden.

C. Ecologische plaagbestrijding. Predatoren kunnen ook worden gedood. D. Chemische plaagbestrijding. Er kan resistentie optreden.

(10)

10 23. Bij een experiment met zetmeel worden verschillende stoffen verdeeld over vier

reageerbuizen. De resultaten van het experiment zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Zetmeel zal het snelst worden afgesplitst in reageerbuis …

A. 1 B. 2 C. 3 D. 4

24. Hieronder is een schematische weergave van de alveoli ( een groepje longblaasjes ) weergegeven. De letters geven de stroomrichting van de ademlucht aan.

In welke van de richtingen R en S zal lucht in de alveoli stromen, wanneer de middenrifspieren zich samentrekken?

Zal de diameter van de alveoli groter of kleiner worden wanneer het middenrif omhoog gaat?

25. Een Pataka (vis) is in staat rond 80% van de aanwezige zuurstof uit het water in de bek via de kieuwen op te nemen doordat …

A. het bloed in de haarvaten van de kieuwlamellen chitine bevat. B. het bloed in de haarvaten van de kieuwlamellen hemoglobine bevat. C. het ventilatiesysteem van een vis een sterk vertakt tracheeënstelsel bevat.

D. stigma’s die in het achterlijf van een vis voorkomen pompende bewegingen maken tijdens de ventilatie.

Stroomrichting lucht … Diameter alveoli …

A. R kleiner

B. R groter

C. S kleiner

(11)

11 26. Haarvaten in het lichaam van de mens kunnen voorkomen in de …

1. wand van de linker kamer van het hart, 2. wand van de rechter kamer van het hart, 3. tussenribspieren,

4. tong.

Welke van deze haarvaten behoren tot de grote bloedsomloop? A. Alleen de haarvaten in 2

B. Alleen de haarvaten in 2 en 3 C. Alleen de haarvaten in 1, 2 en 4 D. De haarvaten in 1, 2, 3 en 4

27.

In de bovenstaande afbeelding is een een mannetjescavia schematisch weergegeven. Van inwendige organen, die in tweevoud aanwezig zijn, is er voor de overzichtelijkheid steeds één getekend. De organen van de cavia zijn, gelet op de functie, gelijkwaardig met die van de mens.

Op welke van de plaatsen 1, 2 en 3 komt de hoogste bloeddruk voor? Op plaats …

A. 1 B. 2 C. 3 D. 4

28. Hieronder volgen twee gebeurtenissen.

1. Toename impulsfrequentie in parasympatische zenuwen die verbonden zijn met het hart 2. Stijging adrenalinegehalte in het bloed.

Welke van deze gebeurtenissen leidt/leiden tot verhoging van de hartslagfrequentie? A. Alleen bij 1.

B. Alleen bij 2. C. Bij 1 en 2. D. Geen van beide.

(12)

12 29. De onderstaande grafiek geeft het traject van de pO2 weer in verschillende bloedvaten.

R = longslagader

S = haarvaatjes van de longslagader T = haarvaatjes van de longader U = longader

Welke grafiek ( 1, 2 of 3 ) geeft het traject van de pO2 het beste weer bij T en U? A. 1

B. 2 C. 3

D. Uit de grafiek zijn er te weinig gegevens af te leiden om een uitspraak te kunnen doen 30. Kattensnor, de plant waarvan Javaanse nierthee wordt getrokken, wordt in Indonesië Kumis

kucing genoemd. Kumis kucing groeit in heel Zuidoost Azië en wordt eeuwenlang gebruikt

als medicijn tegen nierziekten. Ook in Suriname groeit deze plant heel goed. Het

wordt door mensen gebruikt als middel ter bevordering van de urineproductie door de nieren. Eén of meer stoffen hiervan hebben in het lichaam blijkbaar een zodanige werking dat de urineproductie stijgt.

Twee mogelijke effecten van Kumis kucing in het lichaam van een mens zijn dat de: 1. ADH-productie door de hypofyse geremd wordt.

2. de waterresorptie door de cellen van de nierkanaaltjes verhoogd wordt.

Welk van deze mogelijke effecten zou of welke zouden de toename van de urineproductie kunnen verklaren?

A. Alleen effect 1. B. Alleen effect 2. C. De effecten 1 en 2. D. Geen van de effecten.

31. Kan een patiënt met bloedgroep 0 bloed ontvangen van donoren met bloedgroep A, B en AB?

A. Ja, want er zitten geen bloedfactoren op de rode bloedcellen van bloedgroep 0.

B. Nee, want er zitten antistoffen tegen alle bloedfactoren in het plasma van bloedgroep 0. C. Alleen van bloedgroep AB, want in het plasma van deze bloedgroep zitten geen antistoffen. D. Nee, want er zitten antigenen tegen alle bloedfactoren in het plasma van bloedgroep 0.

(13)

13 32. In Suriname worden de scholieren in de zesde klas van de lagere school volgens een

landelijk vaccinatieprogramma ingeënt tegen Rodehond, waardoor immuniteit opgebouwd wordt tegen deze ziekte.

Welke bestanddelen zullen in de entstof tegen Rodehond zijn ?

A. Antistoffen tegen Rodehond, die zijn verkregen van dieren die Rodehond hebben gehad. B. Verzwakt Rodehondvirus, dat antistofvorming veroorzaakt.

C. Onbehandeld Rodehondvirus, dat is verkregen van patiëntjes die met roodharige honden speelden.

D. Lymfocyten, die zijn verkregen van dieren die aan Rodehond lijden.

Open vragen:

33. Sommige diabetespatiënten vinden het niet prettig om zichzelf in te spuiten,waardoor zij zich vaak niet met genoeg insuline injecteren en voortdurend een afwijkende

glucoseconcentratie in het bloed hebben. Er is een methode ontwikkeld waarbij de patient niet hoeft te spuiten maar de insuline gewoon uit een toetervormig apparaat kan inhaleren. Patiënten die deze insuline – inhaler gebruiken, moeten gewoon diep inhaleren om de insuline tot in de longblaasjes te krijgen.

Dankzij de bouw van de longen kan de insuline snel in het bloed terechtkomen.

A. In welk type longhaarvaten, slagadertjes of adertjes, komt de insuline als eerst terecht? ( 1 punt )

B. Wat gebeurt er met de glucose – spiegel wanneer de insuline in het bloed terechtkomt? Leg je antwoord uit. ( 2 punt )

C. Welk (e ) hormoon ( hormonen ) heeft ( hebben ) een tegengestelde functie als die van insuline ? ( 1 punt )

34. Bij een bepaalde pepersoort is het allel L voor langwerpige vruchten dominant over het allel voor ronde vruchten l. Het allel voor grote bladeren G is dominant over het allel voor kleine bladeren g.

Een plant met langwerpige vruchten en grote bladeren wordt gekruist met een plant met ronde vruchten en kleine bladeren. Er vinden geen mutaties plaats.

Van de nakomelingen draagt 50 % langwerpige vruchten en grote bladeren en 50 % ronde vruchten en kleine bladeren.

Leid af wat voor genotypen en fenotypen je bij de nakomelingen kunt verwachten wanneer bij de ouderplant met langwerpige vruchten en grote bladeren zelfbestuiving plaatsvindt.

(14)

14 35. Christopher Reeve was een Amerikaanse acteur, filmregisseur en

schrijver. Hij is vooral bekend geworden door zijn vertolking van Superman in vier films. Op 27 mei 1995 viel hij, jammer genoeg tijdens een wedstrijd in Charlottesville (Virginia), van zijn paard en brak twee halswervels. Door ontstane dwarslaesie

raakte hij vanaf de nek verlamd en daardoor kwam hij voor de rest van zijn leven in een rolstoel terecht.

Kon bij Christopher Reeve de kniepeesreflex nog plaatsvinden? Leg je antwoord uit. ( 3 punt )

36. Schrijf vier aanpassingen op bij planten om sterke verdamping tegen te gaan.( 2 punt ) 37. Geef van elk genoemd gewas aan in welk plantendeel opslag van reserve voedsel plaatsvindt: Uien – Cassave – Zoete patat. ( 3 punt )

38A. Schrijf twee methoden van afvalverwerking op, die in Suriname worden toegepast. ( 2 punt )

B. Schrijf van elke methode één voordeel en één nadeel op. ( 2 punt )

39. Proctitis is een ontsteking waarbij het slijmvlies van de endeldarm ontstoken is. Proctitis kan eenmalig optreden of steeds terugkeren. Het kan ook langdurig (chronisch) klachten

veroorzaken.

A. Leg uit welke functie van de endeldarm door Proctitis niet meer goed kan plaatsvinden. ( 2 punt )

B. Hoe heet de kringspier die de endeldarm afsluit? ( 1 punt )

40. Onderstaand is een leverlobje schematisch weergegeven, waarbij er vier delen zijn genummerd. De pijl geeft de stroomrichting van de vloeistof in

dat deel aan.

In welk deel varieert de glucoseconcentratie waarschijnlijk het sterkst? ( 1 punt )

(15)

15

EXAMEN BIOLOGIE HAVO

Datum: Naam: Klas( ex.nr.): Cijfer: A B C D 1 2 3 4 5 A B C D 6 7 8 9 10 A B C D 11 12 13 14 15 A B C D 16 17 18 19 20 A B C D 21 22 23 24 25 A B C D 26 27 28 29 30 A B C D 31 32

(16)

16 Antwoordblad Examen HAVO

Naam: ……….Klas (ex.nr.): ……… Cijfer: ………

……… 1pt 33A. ………. 2 pt B. ………. 1 pt C. ………. 5 pt 34. ……….. ……….. ……….. ……….. ……….. 3 pt 35. ……….. ……….. ……….. ……….. ……….. 2 pt 36. ……….. ……….. ……….. ……….. ……….. 3 pt 37. Uien in ………Cassave in………Zoete patat in……….. 2 pt 38A. ………... 2 pt B. ……….. Voordeel: ……….. Nadeel: ……….. Voordeel: ……….. Nadeel: ……… 2 pt 39. A. ……….. ……….. 1 pt B. ……… ………. 2 pt 40. Glucoseconcentratie varieert het sterkst in deel ………….

(17)

17

Antwoorden mc

vragen

EINDEXAMEN BIOLOGIE HAVO Datum: A B C D 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X A B C D 6 X 7 X 8 X 9 X 10 X A B C D 11 X 12 X 13 X 14 X 15 X A B C D 16 X 17 X 18 X 19 X 20 X A B C D 21 X 22 X 23 X 24 X 25 X A B C D 26 X 27 X 28 X 29 X 30 X A B C D 31 X 32 X

(18)

18 Antwoorden: Open vragen:

33. A. In de adertjes ( 1 punt )

B. De glucose – spiegel zal dalen omdat insuline glucose omzet in glycogeen. ( 2 punt )

C. Adrenaline en glucagon ( 1 punt )

34. L: langwerpige vruchten l: ronde vruchten ( 5 punt ) G: grote bladeren g: kleine bladeren

Langwerpige vruchten en grote bladeren komen samen voor en ronde vruchten met kleine bladeren. Dan is op grond hiervan sprake van gekoppelde overerving.

Nakomelingen F1: 50 % langw.vr., grote bl : 50 % ronde vr, kleine bl = 1 : 1 Dus een ouder is heterozygoot ( langw.vr, gr. bl ) en de ander ouder is homozygoot recessief ( ronde vr, kl.bl ) Dit resultaat krijgt men uit de kruising hieronder

P1: langw.vr., grote bladeren X ronde vr.,kleine bladeren

L G lg

X

lg lg

Bij de ouder met langwerpige vruchten en grote bladeren vindt zelfbestuiving plaats De allelen van de stuifmeelkorrels zijn: LG en lg

En van eicellen zijn ook: LG en lg

genotype Het kruisingsschema: LG lg LG : LG : lg = 1 : 2 : 1 LG lg lg LG LG LG LG lg fenotype: Lng.w,gr : rnd,kl = 3 : 1 lg LG lg lg lg

35. Ja, bij de kniepeesreflex hoeven de impulsen de plaats van de dwarslaesie niet te passeren omdat er geen bewustwording in de hersenen plaatsvindt. De sensorische zenuwcellen in de dij staan met een uitloper van de sensorische zenuwcel direct in verbinding met de motorische zenuwcel. ( 3 punt )

36. Aanpassingen van planten tegen sterke verdamping: dikke cuticula, diep verzonken huidmondjes, weinig huidmondjes ( aan de onderkant van de bladeren ), behaarde bladeren, en ringvormige kurklaag. ( 2 punt )

37. Uien: in de bladeren. Cassave; in de wortels. Zoete patat: in de stengel. ( 3 punt ) 38A. Storten en verbranden. ( 2 punt )

B. Storten: Voordeel: makkelijk en goedkoop ( 2 punt )

Nadeel: vuilnisbelten zijn harden voor stank en ongedierten. Verbranden: Voordeel: goedkoop en het afval wordt meteen gereduceerd.

(19)

19 39A. Verzameling en tijdelijke opslag van faeces vinden moeilijk plaats. Gevolg is dat

ontlasting ongecontroleerd uit de anus naar buiten komt. ( veroorzaakt diaree). ( 2 punt ) B. Anus. ( 1 punt )

40. De glucoseconcentratie varieert het sterkst in deel 4. ( 1 punt ) Deel 2 zorgt voor transport van gal naar de galblaas. ( 1 punt )

(20)

20 MINISTERIE VAN ONDERWIJS,

WETENSCHAP EN CULTUUR

UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2016

VAK : BIOLOGIE

DATUM : DONDERDAG 28 JULI 2016

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mail ze dan naar Aduis (info@aduis.nl) en wij plaatsen deze dan als downlaod op onze web

Bij deze wandeling hebben zij de taak, bladeren en vruchten te verzamelen. Op school worden vervolgens de verzamelde

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Daarna bespreken jullie met elkaar, welke vruchten jullie kennen, al gegeten hebben en welke jullie wel of niet lekker vinden. perzik citroen

Op de droge basiskleur verf je met een penseel, met de groene kleur, de steel en de bladeren van de rozenrank van het voorhoofd over de wang naar de kin. Dan dep je de

Doch in of aan Christus, de Boom des levens, is niets, dat gemist kan worden, ook niet die dingen welke de vleselijk rede weinig of niet acht: Zijn Persoon, Zijn naturen,

3. Ziet hieruit wat een heerlijke, algenoegzame en gepaste Zaligmaker Christus is; Hij is de boom des levens, de Fontein des levens, waaruit alle fonteinen

(Grote bedrijven betalen arme boeren uit het Zuiden soms veel te weinig voor hun werk. Bij eerlijke handel worden ze wel goed betaald.) Samen met Maya Honing maken de kinde- ren