• No results found

Inleiding. De macht van het getal - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding. De macht van het getal - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Luc Seis*

Inleiding

De macht van het getal

Dit num m er van TVA bestrijkt traditiegetrouw een brede waaier aan thema's. D it stelt de inlei­ der voor een keuzeprobleem. Elk artikel biedt meer dan voldoende discussiestof en is een ei­ gen inleiding waard. Toch is het precies de co­ lum n in dit n um m er die me tot schrijven heeft aangezet. D eze inleiding is dus veeleer een co­ lumn bij een colum n. D e Gier heeft het in zijn column over de w ijze waarop de prestaties van de BV N ederland in beleidsteksten en begro­ tingsstukken voortdurend vergeleken worden met deze van andere Europese landen. Hij wijst er op dat die drang naar vergelijking voort­ vloeit uit de groeiende behoefte aan Europese benchm arking. Het is dan ook lang niet ty­ pisch N ederlands om zich voortdurend de m aat te nem en. Ook Vlaanderen leeft met de druk van het internationale benchmarkgetal.

Ik deel D e G iers mening. Benchmarken is nuttig. Internationaal vergelijken is nodig. M aar naarm ate het internationaal vergelijken aan belang w int, m oeten we ook met meer zorgvuldigheid de kwaliteit van de gehan­ teerde kengetallen en van hun empirische basis bestuderen. Ook de wijze waarop die ken­ getallen om gezet worden in stuurgetallen voor het nationale of regionale arbeidsmarktbeleid, moet m et een aangescherpte kritische inge­ steldheid geëvalueerd worden. We tonen dit aan met behulp van een concreet voorbeeld: de wijze waarop overheid en sociale partners de inspanningen op het vlak van bedrijfsoplei­ ding proberen te stimuleren.

De V laam se overheid probeert het project 'LevensLang Leren' leven in te blazen. Bedrijfs­ opleiding is één van de instrumenten die dit

project kunnen schragen. Meer LevensLang' Leren vergt dan ook dat bedrijven hun oplei­ dingsinspanning verhogen. Bij de vormgeving en evaluatie van het LLL-project stellen zich een aantal vragen. Leren we met zijn allen ge­ noeg? Leren we (een leven) lang genoeg? Bie­ den bedrijven voldoende kansen om een Loop­ baan Lang te Leren? Hoe bepaal je wat vol­ doende is? Vooral die 'voldoende’-vragen leiden tot internationale vergelijking. 'Voldoende' wordt daarbij vaak vertaald in 'minstens zoveel als de anderen'. Dus gaan we vergelijken. Met Nederland, Frankrijk, Duitsland. We bench­ marken. De wijze waarop dat gebeurt en de wijze waarop internationale positionering zich vertaalt in beleidsbeslissingen, is echter pro­ blematisch. We zetten de knelpunten op een rij.

Een eerste vraag die zich stelt bij benchmar­ king is deze naar het meest geschikte kengetal. De bijdrage van het bedrijfsleven aan het Le­ vensLang Leren wordt veelal gemeten in ter­ men van het niveau van opleidingsinvestering, in relatieve termen uitgedrukt als percentage van de loonkosten. Zowat elke Vlaamse weten­ schappelijke bijdrage of beleidstekst over 'LLL' denkt de vinger op de wonde te kunnen leggen door te wijzen op onze 'achterstand'; Vlaamse bedrijven investeren gemiddeld minder dan Franse, Nederlandse en Duitse. De macht van dit internationale benchmarkgetal is zo groot dat overheid en sociale partners een stimule­ ringsbeleid hebben uitgewerkt dat grotendeels gericht is op 'inhalen'. Zo stelden de sociale partners zich in hun interprofessioneel ak­ koord van 8 december 1998 als doel het niveau

* Luc Seis is lid van de redactie van Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken

(2)

Inleiding van de opleidingsinvestering op te trekken tot

een gemiddelde van 1,9% van de loonkost in 2004. Het kengetal is dus vertaald in een stuur­ getal, een streefcijfer. Financiële steunmaatre­ gelen moeten dit streefcijfer dichterbij bren­ gen. Opmerkelijk is daarbij dat het kengetal nog nauwelijks ter discussie wordt gesteld. Er zijn nochtans andere kengetallen denkbaar. Denk aan de participatiegraad. Wat meer zor­ gen baart, is dat de posities in de Europese LLL- race verschillen naargelang de benchmarking waarop men zich baseert en de wijze waarop men het investeringsniveau en de participatie­ graad operationaliseert (OECD, 1999). De be­ schikbare kengetallen bieden dus voor elk wat wils.

Een verwante vraag is deze naar de waarde van de geselecteerde kengetallen. Recent on­ derzoek wijst uit dat de 'opleidingsinvestering als percentage van de loonkosten' een maatstaf is die weinig accuraat en bovendien onvolledig is. Problematisch is vooral de vaststelling dat er geen relatie bestaat tussen de omvang van de investeringen en de kwaliteit van de daarmee uitgebouwde opleidingstrajecten |Sels, Bollens 8t Buyens, 2000). Zo heeft het niveau van o p ­ leidingsinvestering bijvoorbeeld geen predic- tieve waarde voor de mate waarin bedrijven aandacht besteden aan de diverse stappen van de opleidingscyclus (planning, behoeftedetec- tie, bepalen van leerdoelen, opleiding, transfer naar werkplek en effectevaluatie). Meer (inves­ teren) is dus niet noodzakelijk beter (opleiden). Dit gebrek aan samenhang kan inhoudelijk verklaard worden. In een eerste stap van de o p ­ leidingscyclus moet nagegaan worden of een vastgesteld tekort daadwerkelijk een oplei- dingsprobleem stelt. Hoe meer aandacht be­ steed wordt aan het voortraject (toetsing oplei- dingsnut, behoeftedetectie), hoe groter de kans is dat de opleidingsinspanning beperkt wordt tot de oplossing van reële opleidingsproble- men. In die zin hoeft een lager niveau van in­ vestering niet noodzakelijk een gevolg te zijn van een gebrek aan opleidingsgezindheid. Het kan ook een indicatie zijn van effectief oplei- dingsmanagement, waarbij voldoende aan­ dacht gaat naar screening van potentiële oplei- dingsproblemen. Kortom, het hanteren en n a­

jagen van streefcijfers op het vlak van het inves­ teringsniveau straalt een 'meer is beter'- denken uit, dat op basis van de zwakke correla­ tie tussen 'kwantiteit' en 'kwaliteit' in vraag ge­ steld moet worden. De huidige Vlaamse m inis­ ter van Tewerkstelling heeft dit begrepen en richt de pijlen nu meer op de versterking van de 'randvoorwaarden' voor effectief bedrijfsop- leidingsbeleid en minder op verhoging van de investeringen op zich.

Een derde vraag is deze naar de waarde van de empirische basis waarop benchmarking steunt. Als we verschillen vaststellen tussen de niveaus van investering in verschillende lan­ den, moet we met een behoorlijk niveau van waarschijnlijkheid kunnen concluderen dat dit reële verschillen in opleidingsinspanning weerspiegelt. Veelal is onduidelijk in welke mate dit het geval. Zogenaamde samenstel- lingseffecten kunnen het beeld vertroebelen. Indien het ene land meer kapitaalintensieve bedrijven, meer grote bedrijven of meer bedrij­ ven in de kenniseconomie telt dan het andere, kunnen zulke 'samenstellingseffecten' de ach- terstand/voorsprong mee verklaren. Het valt echter op dat naarmate de kencijfers verder in beleidskringen doordringen, de aandacht voor methodologische beperkingen en waarschu­ wingen verslapt.

Ik ben het eens met De Giers conclusie dat internationale vergelijking nuttig en nodig is. Het moet echter met meer zorg gebeuren. Ken­ getallen moeten beter op hun waarde gewikt en gewogen worden. Alvorens we ze vertalen in streefcijfers, moeten we eerst weten of ze wel in de gewenste richting sturen. Ten slotte moet de empirische basis voor internationaal comparatief onderzoek versterkt worden. Dit geldt vooral voor het zogenaamde 'vraagzijde- onderzoek'.

Literatuur

OECD (1999), Employment Outlook. Paris: OECD. Seis, L., J. Bollens & D. Buyens (2000), Twintig lessen

over bedrijfsopleidingsbeleid in Vlaanderen. Leu­

ven: Hl VA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Selection of variables of interest was done using stability selection (Meinshausen and Bühlmann, 2010). Stability selection is a variable selection methodology that detects the

requirement protects the competing interests of insurers and insureds. It ensures that an insured does not withhold from the insurer information crucial to the proposed risk, while

I will now turn to analyzing the different understandings that have developed regarding the concept of Indigenous self-determination. As earlier observed,

Victoria's marine environment has several unique mitigating factors: strong and cold tidal currents rapidly dilute the sewage while slowing respiration, highly oxygenated N-Haro

Proportions of soft shell legal males (A), sublegal males (B), and females (C) captured in standardized research traps, pre- (spring) and post fishery (fall) in two fished

In this case, teachers should initiate, support, and direct the process and help learners at every stage to identify new learning goals, activities, and materials, and thus new

encourages students to create/develop, practice, demonstrate and respond to elements of the.. 146 strategy, during multiple stages of the learning process, through different lens

79 Department of Physics and Astronomy, Iowa State University, Ames IA; United States of America 80 Joint Institute for Nuclear Research, Dubna; Russia.