• No results found

Verduurzamingstool PO en VO instellingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verduurzamingstool PO en VO instellingen"

Copied!
146
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uw vastgoed is onze zorg

Stijn Sengers

2066844

Bouwtechnische Bedrijfskunde

Duaal

Januari 2015

In samenwerking met:

instellingen

(2)

Voorwoord

Ter afsluiting van mijn HBO studie Bouwtechnische Bedrijfskunde aan de Avans Hogeschool te Tilburg, is deze scriptie tot stand gekomen. Het onderzoek heeft betrekking op het verduurzamen van

bestaande onderwijsinstellingen en is in opdracht van Asbo uitgevoerd.

In beginsel zullen er buiten mijzelf nog twee partijen belang hebben bij dit afstudeeronderzoek. Deze twee partijen zijn Asbo, met dhr. Dion de Been als afstudeerbegeleider, Avans Hogeschool te Tilburg met dhr. Lars Marijt en dhr. Joop de Zwart als afstudeerbegeleiders en tot slot mijne duale coach binnen Avans, mv. Anouk Welters.

De doelstelling van dit onderzoek, is om een tool te ontwikkelen welke op eenvoudige wijze de

verduurzamingsmogelijkheden van

onderwijsvastgoed inzichtelijk dient te maken.

Wegens kosten en tijdbesparende overwegingen is besloten dit onderzoek uit te voeren als een deskresearch. Door gebruik te maken van bestaande publicaties en deze gegevens te valideren. Zal getracht worden de meest accurate cijfers als onderlegger te gebruiken voor de tool. De gebruikte cijfers kunnen op basis van een vervolgonderzoek eenvoudig geïndexeerd worden waar nodig, zodat deze tool op elk moment actueel gehouden kan worden.

In het onderwijsvastgoed zijn de afgelopen tijd grote veranderingen opgetreden. Zo zijn

schoolbesturen vanaf januari 2015 belast met de onderhoudsplicht van deze gebouwen. Aannemelijk is het dat deze partijen hierin bijgestaan dienen te worden.

Daarnaast is de afgelopen jaren steeds meer aandacht besteed aan duurzaamheid. Daar dit een breed begrip is, is hier vanzelfsprekend op veel manieren invulling aan te geven.

Door middel van dit onderzoek streef ik ernaar hier ook een aandeel in te leveren.

Wellicht kunnen de resultaten, die voortvloeien uit dit onderzoek een bijdrage leveren aan het

verduurzamen van onderwijsinstellingen. Zodat uiteindelijk op iedere school een goed

binnenklimaat heerst en het grotendeel van de energiebehoefte afkomstig is uit duurzame opwekkers.

De resultaten van dit onderzoek zullen

voornamelijk interessant zijn voor schoolbesturen en overige geïnteresseerde op het gebied van duurzaamheid.

Na het bestuderen van dit onderzoek zullen deze partijen een goed beeld krijgen over de noodzaak van de ontwikkelde verduurzamingstool. Als na het lezen van deze scriptie vragen naar boven komen en/of meer informatie gewenst is betreft de tool, dan staat het u vrij hierover contact op te nemen.

Gedurende mijn afstudeerperiode zijn er een aantal personen geweest die mij hierin ondersteund hebben. Allereerst gaat mijn dank uit naar de eerder benoemde, directe betrokkenen binnen Avans en mijn afstudeerbegeleider binnen Asbo, dhr. Dion de Been. Deze hebben allen, door de tips en steun, een bijdrage geleverd aan het uiteindelijke resultaat van dit onderzoek.

Daarnaast wil ik me nog persoonlijk richten tot dhr. Nick van Geloven, deze installatiedeskundige is mede doorslaggevend geweest in het verwezenlijken van de verduurzamingstool. Door het delen van zijn expertise ben ik erin geslaagd de kosten met betrekking tot het verduurzamen van onderwijsinstellingen in kaart te brengen.

Ik wens u een leerzame leeservaring toe.

Stijn Sengers

(3)

Samenvatting

Achtergrond

Verduurzaming staat hedendaags centraal in onze samenleving. Om de opwarming van de aarde binnen proporties te houden, worden hier op vele manieren regels over opgesteld.

Zo ook door de EU-top, het zogeheten Europa 2020 10-jarenplan. Tezamen met dienen we er zorg voor te dragen dat het reduceren van Co2 een feit wordt.

De voornaamste partij die verantwoordelijk is voor deze vorm van vervuiling, is de vastgoedsector. Door hier de focus op te leggen, kunnen er aan de hand van kleine veranderingen grote stappen gezet worden.

Hoofdvraag van dit onderzoek

De in dit hoofdstuk opgenomen hoofdvraag luidt als volgt:

“Op welke manier is een tool op te stellen die de verduurzamingsmogelijkheden en bijbehorende terugverdientijd inzichtelijk maakt, toepasbaar op

vergelijkbare onderwijsinstellingen om schoolbesturen bij te staan in het verduurzamen

van onderwijsinstellingen”.

Theoretisch kader

Het theoretisch kader wat noodzakelijk is om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag, is onderverdeeld in een 5-tal deelonderzoeken.

Deze deelvragen zijn geselecteerd aan de hand van het vooronderzoek, hierin is een hypothese

ontstaan over hoe getracht wordt de hoofdvraag te beantwoorden.

Met betrekking tot mijn onderwerp is het noodzakelijk zoveel mogelijk inzicht te vergaren over soortgelijke onderzoeken, ideeën en theorieën.

Op basis van een uitgebreide analyse, betreft deze onderzoeksvragen, zijn uiteindelijke de

noodzakelijke variabelen inzichtelijk weten te maken. Deze variabelen hebben allen op hun beurt bijgedragen bij het ontwikkelen van de

verduurzamingstool.

Methoden

De voornaamste onderzoeksmethoden, die ter grondslag ligt aan dit onderzoek, betreft deskresearch. De reden waarom hiervoor is gekozen, is voornamelijk bepaald door de vele publicaties omtrent dit onderwerp.

Vervolgens is door gebruik te maken van een aantal ondersteunende programma’s, zoals excel en revit, een verduurzamingstool weten te ontwikkelen.

Resultaten

Dankzij de zeer uitgebreide literatuurstudie, zijn er per deelvraag een breeds scala aan vergelijkbare publicaties weten te vergelijken. Door deze zorgvuldig te analyseren zijn de correcte

parameters opgenomen in de verduurzamingstool.

Dit resulteert in een overzichtelijke tool, welke zelfs met een zeer beperkte kennis op bouwkundig en installatie technisch gebied, toepasbaar is.

Conclusie

Voornamelijk omdat dit onderzoek in een duaal traject is afgelegd, te weten 3 dagen werkzaam bij een leerbedrijf en 2 dagen die toe te wijden zijn aan het onderzoek, is door tijdgebrek nog potentie in het door ontwikkelen van deze tool.

(4)

Index:

VOORWOORD ... 1

SAMENVATTING ... 3

Achtergrond ... 3

Hoofdvraag van dit onderzoek... 3

Theoretisch kader ... 3 Methoden ... 3 Resultaten ... 3 Conclusie ... 3 INDEX: ... 4 -H1 INLEIDING ... 6 -CONTEXT ... -6 -1.1 Europa 2020 ... 6 Duurzaamheid in Nederland ... 6 Wetswijziging onderwijsvastgoed ... 7 Volledige doordecentralisatie ... 7 Maatschappelijk kader ... 8 -PROBLEEMBESCHRIJVING ... -9 -1.2 Probleemstelling ... 9 -BEOOGDE RESULTAAT ... -10 -1.3 LEESWIJZER ... -10 -1.4 H2 THEORETISCH KADER ... 11 -VERGELIJKBARE ONDERZOEKEN ... -11 -2.1 Toe te passen parameters... 12

-AMBITIES SCHOOLBESTUREN ... -12

-2.2 Toe te passen parameters... 13

-BOUWKUNDIGE FACETTEN ONDERWIJSHUISVESTING ... -13

-2.3 Toe te passen parameters... 14

-VERDUURZAMING VAN VASTGOED ... -14

-2.4 Toe te passen parameters... 14

-FINANCIEEL BEELD ... -15

-2.5 Toe te passen parameters... 15

-H3 ONDERZOEKSKADER ... 16

-DEFINITIE CENTRALE BEGRIPPEN ... -16

-3.1 PERSOONLIJKE AMBITIE ... -16 -3.2 LEERDOELEN ... -16 -3.3 (Wetenschappelijke) toepassing ... 17 Probleemgericht werken ... 17

Sociaal communicatieve bekwaamheid ... 18

Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid ... 18

-DOELSTELLING ... -19 -3.4 HOOFDVRAAG ... -19 -3.5 DEELVRAGEN ... -19 -3.6 Welke ambitieniveaus zijn er te onderscheiden binnen PO en VO onderwijsinstellingen ? ... 20

Wat zijn de raakvlakken/overeenkomsten tussen vergelijkbare PO en VO onderwijsinstellingen ? ... 20

Wat zijn mogelijk toepasbare verduurzamingsmogelijkheden op PO en VO gebouwen? ... 20

Op welke wijze kan het rendement van verduurzaming inzichtelijk gemaakt worden ? ... 21

Hoe kunnen de gevonden kengetallen gecombineerd worden in een rekenmodel ?... 21

-ONDERZOEKSVRAGEN ... -21 -3.7

(5)

H4 METHODOLOGIE ... 24

-MEETNIVEAUS ... -24

-4.1 POPULATIE ... -24

-4.2 ANALYSEREN VAN GEGEVENS ... -25

-4.3 H5 RESULTATEN ... 26 -SAMENVATTING RESULTATEN ... -26 -5.1 AMBITIENIVEAUS ... -27 -5.2 SAMENHANG ONDERWIJSVASTGOED ... -29 -5.3 VERDUURZAMINGSMETHODEN ... -31 -5.4 RENDEMENT VAN VERDUURZAMEN ... -32

-5.5 EERSTE AANZET REKENTOOL ... -32

-5.6 Uitgangspositie schoolgebouw ... 33 Aangeven ambities ... 34 Vaststellen verschillen... 34 Berekenen investeringskosten ... 35 Weergeven resultaten ... 35

-STEEKPROEVEN EERSTE AANZET... -36

-5.7 Conclusie steekproef ... 36 -VERDUURZAMINGSTOOL ... -37 -5.8 Constatering gebreken... 37 Uitbreiden pilotprojecten ... 37 Berekenen vormfactor ... 38 Controle verduurzamingstool ... 38 Berekenen rendement... 39 -H6 CONCLUSIE ... 40

-COMPETENTIES MET BETREKKING TOT DE DUALE OPLEIDING. ... -40

-6.1 (Wetenschappelijke) toepassing ... 40

Probleemgericht werken ... 41

Sociaal communicatieve bekwaamheid ... 41

Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid ... 42

-REFLECTIE OP HET ONDERZOEK ... -42

-6.2 AANBEVELINGEN SCHOOLBESTUREN ... -43 -6.3 AANBEVELINGEN ASBO ... -43 -6.4 H7 LITERATUUR ... 44 -H8 BIJLAGEN ... 45

(6)

-Context

1.1

Europa 2020

In opvolging van het actie- en ontwikkelingsplan, de strategie van Lissabon, is door de Europese Unie (EU) in 2010 het 10-jarenplan Europa 2020

opgesteld. Hierin staan afspraken over economische groei, werkgelegenheid en duurzaamheid beschreven.

Op het gebied van duurzaamheid heeft de EU voor het jaar 2020 zichzelf als doel gesteld dat, ten opzichte van 1990, ten minste 20% van het totale energieverbruik, afkomstig moet zijn uit duurzame energiebronnen. Om deze doelstelling te kunnen behalen zijn er per EU-land nationale

doelstellingen opgesteld.

Op het gebied van duurzaamheid is de doelstelling voor Nederland onder andere om 14% van de energiebehoefte te putten uit hernieuwbare energie(Eurostat 2015).

Om deze ambities te kunnen nastreven dient er met enige regelmaat gepeild te worden wat de stand van zaken is. Met deze taak is Eurostat belast, dit is het statistiekbureau van de EU. Eurostat heeft als taak om de EU te voorzien van betrouwbare data. Volgens de meest recente publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat betrekking heeft op dit onderwerp (d.d. 10 maart 2015) heeft Nederland nog een flinke slag te maken op het gebied van deze doelstelling.

In figuur 1.1.1 en 1.1.2 is duidelijk af te lezen dat Nederland ten aanzien van deze doelstelling ten opzichte van de 27 andere EU-landen flink te wensen overlaat op het gebied van duurzame energie.

Figuur 1.1.1. Relatieve score EU-landen volgens CBS Op het gebied van duurzame energie heeft Nederland, 4 jaar na de totstandkoming van de doelstellingen nog maar 4,5% weten te behalen van de beoogde 14% (figuur 1.1.2).

Figuur 1.1.2 Tussenstand t.o.v. doelstelling duurzame energie

Duidelijk mag zijn dat er dus grote stappen gezet dienen te worden om in de resterende 5 jaar alsnog aan de doelstelling te voldoen. Als binnen dit tijdsbestek de resterende 9,5% behaald dient te worden, zullen er dus concrete veranderingen doorgevoerd moeten worden.

Duurzaamheid in Nederland

Om invulling te geven aan deze doelstelling is in samenwerking met de rijksoverheid en

verscheidene belanghebbende organisaties een energieakkoord voor duurzame groei opgesteld. Hieruit valt op te maken dat de wens om onze energievoorzieningen te verduurzamen sterk leeft in de politiek en samenleving(Ser 2013).

Hetgeen mij in het oog sprong in deze publicatie, is één van de maatregelen die hierin is opgenomen met betrekking tot onderwijsvastgoed. Deze betreft het volgende: “Gemeenten werken, vanuit hun rol als eigenaar van onderwijsvastgoed, samen met schoolbesturen in een ondersteuningsstructuur voor het verhogen van het

(7)

kennisniveau bij opdrachtgevers en het opzetten van integrale duurzame ontwikkel- en

ontwerpprocessen bij nieuwbouw en renovatie van schoolgebouwen.” (SER, 2013, p22).

Daar komt bij dat volgens het Energie Efficiency Plan van de Europese Commissie (2013) de grootste energieconsumptie toe te wijzen is aan de

vastgoedsector.

Binnen deze sector beslaat het maatschappelijk vastgoed in Nederland 85,5 miljoen m2 Het onderwijs is goed voor zo’n 36% (30,8 miljoen m2) en hiervan nemen de sectoren Primair onderwijs en Voortgezet onderwijs tezamen ca. 54% oftewel 16,5 miljoen m2 op zich(Veuger 2014).

Een uitgelezen taak dus om in deze sector winst te boeken op het gebied van verduurzaming. Door te concentreren op deze sector is een grote stap te zetten op het gebied van verduurzaming en daarmee het behalen van de door de EU

vastgestelde quotum. Deze stap kan voornamelijk gezet worden door de huidige energiekosten te reduceren en aan de energiebehoeften te voldoen door middel van duurzame energie.

Wetswijziging onderwijsvastgoed

Vanaf 1 januari 2015 voor het primair- en speciaal onderwijs een belangrijke verandering opgetreden. Zo heeft een wetswijziging plaatsgevonden welke bepaald dat de taken en het budget voor aanpassingen en buitenonderhoud overgeheveld zullen worden van gemeenten naar schoolbesturen (Staatscourant 2015). De kosten voor deze

werkzaamheden worden normaliter inzichtelijk gemaakt door het opstellen van een

meerjarenonderhoudsplan (mjop). Hierin is overzichtelijk weergegeven wat de geschatte onderhoudskosten zijn per onderhoudshandeling en wanneer een bepaald element het einde van zijn technische levensduur heeft bereikt waardoor er maatregelen genomen moeten worden. Door gebruik te maken van een mjop kan gewaarborgd worden dat het nodige budget voor onderhoud voor handen is.

- Per 1 januari 2015 zijn alle schoolbesturen belast met de totale onderhoudsplicht van huisvesting – Ondanks de overheveling van de onderhoudstaken, blijft de gemeente nog steeds eigenaar van de schoolgebouwen. Tezamen met de zorgplicht voor het onderwijs resulteert dit in

verantwoordelijkheid voor de bekostiging van: Nieuwbouw

Uitbreiding

Medegebruik (in MFA vorm) Calamiteitenherstel Asbestsanering

In beginsel zullen dus alleen het buitenonderhoud en de bouwkundige aanpassingen gecoördineerd moeten worden door onderwijsinstellingen. Het idee hierachter is dat besluitvorming sneller plaats kan vinden en het ter beschikbaar gestelde budget, ook daadwerkelijk gespendeerd kan worden waarvoor het bedoeld is.

Gepaard hiermee gaan vanzelfsprekend ook veel vragen. Daarom is voorafgaand in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een onderzoek uitgevoerd om de opvattingen van deze overheveling in kaart te brengen (Regioplan 2012) Op basis van dit onderzoek zijn de verwachte voor- en nadelen inzichtelijk gemaakt.

Vanuit het oogpunt van schoolbesturen zijn de belangrijkste voor- en nadelen van overheveling:

+ Kortere beslissingslijnen

+ Grotere zelfstandigheid voor schoolbesturen

+ Alle onderhoudstaken in één hand

+ Meer mogelijkheden om huisvestingssituaties te optimaliseren

- Groter financieel risico

- Vergrote uitvoeringslast

- Financiering afhankelijk van leerling-ontwikkeling

- Ontbreken van voldoende kennis en expertise

Volledige doordecentralisatie

Een andere mogelijkheid die gemeenten en schoolbesturen hebben is om het eigendom van grond en schoolgebouwen geheel over te dragen aan schoolbesturen. Deze zogenoemde “volledige doordecentralisatie” houdt in dat ook de

huisvestingstaken in handen komen van de schoolbesturen. De gemeenten blijven echter nog altijd eindverantwoordelijk voor goede

onderwijshuisvesting volgens de wettelijke bepalingen met betrekking tot de zorgplicht. Wettelijk zijn er, behoudens de zorgplicht, geen voorwaarden gesteld aan het door decentraliseren, hierdoor is er ruimte voor flexibiliteit en

maatwerk. In grote lijnen is dit onder te verdelen in drie vormen(Montesquieu 2015)

Onderhoud: Al het onderhoud (binnen en buiten) valt onder de verantwoording van de onderwijsinstelling. In 2005 zijn de onderhoudstaken in het voortgezet onderwijs integraal bij de

(8)

januari 2015 is dit ook voor het primair onderwijs het geval.

Instandhouding: Hierbij verschuiven ook alle investeringen in de instandhouding van de gebouwen naar de onderwijsinstelling. Nieuwbouw behoort hier expliciet niet toe. Volledig: Naast bovengenoemde taken verschuiven ook de

nieuwbouw-investeringen naar de onderwijsinstelling. Het algemeen voordeel van doordecentralisatie, is vanuit het oogpunt van schoolbesturen tweeledig. Ten eerste is, in welke vorm van

doordecentralisatie dan ook, er meer financiële flexibiliteit voor schoolbesturen. Ten tweede zal er, afgaand op onder anderen een publicatie van ING, naar verwachting meer budget beschikbaar zijn. Uit het onderzoek van ING blijkt dat er jaarlijks ca. 265 miljoen euro onterecht niet aan onderwijshuisvesting is besteed.

Het voordeel voor gemeenten is dat deze zich minder bezig hoeven te houden met de financiële aspecten omtrent de huisvesting van

schoolgebouwen en dat er een duidelijkere verantwoordelijkheidsverdeling en een verlaging van de administratieve lasten mogelijk is. De nadelen die hiermee gepaard gaan zijn voor schoolbesturen voornamelijk het ontberen van specifieke kennis op het gebied van gebouwbeheer. Voornamelijk bij volledige doorcentralisatie is het cruciaal om aanspraak te kunnen maken op de juiste expertise. Omdat deze expertise elders ingewonnen dient te worden, gaat dit ten kosten van het te spenderen budget.

Het grootste nadeel voor gemeenten omtrent volledige doordecentralisatie, is het uit handen geven van de regie. De zorgplicht blijft in handen van de gemeente maar de directe sturing hierop wordt uit handen gegeven. Dit kan resulteren in een verminderde spreiding van het

onderwijsaanbod(ING 2015).

Maatschappelijk kader

Zoals eerder is beschreven kan door het toepassen van doordecentralisatie de verbetering van onderwijsvastgoed versneld worden. Deze verbetering is noodzakelijk vanwege de huidige staat van schoolgebouwen. Zo kan uit het

onderzoek Bouwen voor het onderwijs (EIB1 2013), opgemaakt worden dat de gemiddelde leeftijd van schoolgebouwen 38 jaar bedraagt en dat de vraag naar renovatie tot 2020 toeneemt met ruim 50%.

1 Economisch Instituut voor de bouw

Daarnaast wordt geconcludeerd dat het

energielabel in 80% van het PO en 75% van het VO niet hoger is dan klasse C. Deze lage score heeft z’n uitwerkingen in zowel een slecht binnenklimaat alsmede onnodig hoge energielasten.

Een slecht binnenklimaat heeft een negatieve invloed op de leerprestaties en gezondheid van de gebruikers. Uit het onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VROM valt op te maken dat veelvoorkomende problemen binnen deze sector te wijten zijn aan:

Te lage temperaturen (voornamelijk in de winter)

Tochtklachten (voornamelijk in de winter) Oververhitting (voornamelijk in de zomer) Problemen met daglicht (voornamelijk in de zomer)

Verlichtingsproblemen Ventilatieproblemen Hoge CO2- concentraties

Deze problemen resulteren in gezondheidsklachten, gepaard hiermee gaan ziekteverzuim en afname van de leerprestaties(VROM 2007).

Als hierin verbetering aangebracht kunnen worden, dan zal dit dus een gunstige uitwerking hebben vanuit het maatschappelijk oogpunt.

De onnodig hoge energielasten die voortkomen uit het lage energielabel zullen in de loop der jaren alleen maar groter worden door de te verwachten stijging van energieprijzen. Hierdoor zal er minder budget te spenderen zijn aan de kwaliteit van het onderwijs.

Om aan de onderwijsvisie en maatschappelijke verwachtingen van schoolbesturen en

overheidsinstanties te kunnen voldoen, is het daarom van maatschappelijk belang dat beheerders zo spoedig mogelijk verduurzamingmaatregelen treffen om de energielasten te verlagen en het binnenklimaat te verbeteren.

Het verduurzamen van bestaande

onderwijsinstellingen heeft dus meerdere positieve maatschappelijke uitwerkingen. Hier komt bij dat op deze manier een flinke bijdrage geleverd kan worden aan de doelstelling voortkomend uit het 10-jarenplan Europa 2020.

(9)

Probleembeschrijving

1.2

Zoals duidelijk is af te leiden uit de context, is het wenselijk dat er verduurzamingsmaatregelen doorgevoerd dienen te worden binnen de

bestaande onderwijsinstellingen. Sterker nog, het verduurzamen van onderwijsvastgoed wordt zelfs als noodzakelijk geacht. Spijtig genoeg valt, aan de hand van de beschreven nadelen, te concluderen dat dit streven echter nog niet echt voeten in de aarde weet te krijgen. Aan de hand van de

literatuurstudie is gebleken dat dit voornamelijk te wijten is aan het feit dat het voor schoolbesturen veelal onoverzichtelijk is wat de kansen en

mogelijkheden zijn die deze veranderingen teweeg brengen. Daar komt bij dat schoolbesturen veelal weinig tot geen ervaring hebben op het gebied van vastgoedbeheer.

Door het gebrek aan expertise op het gebied van vastgoedbeheer richten schoolbesturen zich veelal tot adviseurs. Het probleem wat hierbij optreed is dat er legio aan mogelijkheden zijn om bestaande onderwijsinstellingen te verduurzamen. Elke mogelijke oplossing kost geld, geld wat niet geïnvesteerd kan worden in de leerlingen. In veel gevallen wordt gekozen voor het opstellen van een maatplan, zo wordt objectafhankelijk een scan uitgevoerd welke inzicht geeft in de

verduurzamingsmogelijkheden. Deze maatplannen worden bij voorkeur uitgevoerd door een

onafhankelijke adviseur. Het voordeel hiervan is dat er project specifiek gekeken wordt welke mogelijkheden er zijn. Echter kost het uitvoeren van deze scan geld, daarnaast is voor het schoolbestuur vooraf niet inzichtelijk wat de uiteindelijke investeringskosten zullen zijn. Wat duidelijk moge zijn is dat er geïnvesteerd dient te worden alvorens er ook maar enige indicatie is betreft te behalen winst. Vanzelfsprekend word op deze manier een bepaalde drempel gecreëerd, deze drempel dient overkomen te worden om grootschalige

verduurzaming in onderwijsvastgoed te realiseren. Doordat het verduurzamen veelal grote bedragen en besluiten voor de lange termijn betreft, worden schoolbesturen snel afgeschrikt door de

investeringskosten. Deze investeringskosten zijn weliswaar hoog, maar er dient ook rekening

gehouden te worden met de terugverdientijd en de winst op maatschappelijk gebied.

Door het gebrek aan accurate prijsindicaties en financieringsmogelijkheden neemt het duurzaam renoveren van onderwijsvastgoed een aanzienlijke tijd in beslag.

Probleemstelling

De in paragraaf 1.2 beschreven probleem-beschrijving resulteert in de volgende probleemstelling:

- Momenteel ontbreekt een handzame overzichtelijke tool die de voornaamste aspecten

van het verduurzamen van schoolgebouwen in kaart brengen. -

Bij elke probleemstelling ontstaan er direct ideeën die het probleem op kunnen lossen. Deze

potentiële oplossingen zijn vrijwel altijd gebaseerd op een verwachtingspatroon, het beoogde

resultaat. Bij de kennismaking van dit probleem zijn ook verscheidene ideeën ontstaan. Aan de hand van deze ideeën is een hypothese geschetst. Deze is luidt als volgt:

- Aan de hand van benchmark- en kengetallen is het mogelijk om op een snelle overzichtelijke manier een accurate inschatting te maken over de

te behalen winst per schoolgebouw. - Het beoogde resultaat waar deze hypothese uit voort is gekomen is beschreven in paragraaf 1.3. Dit beoogde resultaat zou antwoord kunnen geven op de eerder genoemde probleemstelling. Door het beantwoorden van de onderzoeksvragen en

daarmee de deelvragen en hoofdvraag. Kan gesteld worden of deze hypothese en daarmee het beoogde resultaat wel of niet juist is.

(10)

Beoogde resultaat

1.3

Het beoogde resultaat waaruit de hypothese voort is gevloeid, vind zijn totstandkoming door het brainstormen over een diversiteit aan ideeën en bestudeerde literatuur. Wat opviel is dat er voor diverse schoolgebouwen stappenplannen zijn, maar dat deze niet zondermeer toegepast kunnen worden op andere type gebouwen.

Mijn voornaamste doelstelling is om de bruikbare facetten in deze publicaties, samen te voegen zodat er een tool ontstaat welke toepasbaar is op een breder scala onderwijsinstellingen.

Deze tool dient dusdanig van aard te zijn, dat éénieder door middel van enkele visuele waarnemingen, inzicht moet krijgen over de verduurzamingsmogelijkheden omtrent onderwijsvastgoed.

De voornaamste aspecten om dit resultaat en daarmee de hypothese te bewijzen zitten in het correctief beantwoorden van de onderzoeksvragen. Daar deze tezamen de deelvragen en de hoofdvraag beantwoorden. Als de hoofdvraag positief

beantwoord kan woorden bewijst dit dat de in hoofdstuk# beschreven hypothese correct is. Om de hypothese te kunnen testen dient er een concept-tool ontwikkeld te worden. Vervolgens zal deze getoetst moeten worden aan meerdere verduurzaamde onderwijsinstellingen om te kunnen vaststellen of de afwijkingen acceptabel zijn. Het doel van dit onderzoek is om het verduurzamen van onderwijsvastgoed te versnellen. Door ervoor te zorgen dat schoolbesturen sneller inzicht krijgen omtrent hetgeen er mogelijk is met hun

onderwijsinstelling, zullen de beslissingstermijnen verkort worden. De focus ligt hierbij zowel op verduurzamen als de samenhangende kosten. Dit resulteert erin dat er eerder aangevangen kan worden met het daadwerkelijk verrichten van werkzaamheden met betrekking tot verduurzamen van onderwijsvastgoed.

Leeswijzer

1.4

In het eerste hoofdstuk is de context beschreven waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt. Tevens is hierin beschreven wat het geconstateerde

probleem is en hoe getracht wordt hier verandering in te brengen.

Hoofdstuk 2 zal inzicht geven in het theoretische kader. Wetenschappelijke theorieën, ideeën en de inkadering van het onderzoek worden hier nader toegelicht. Op basis van het theoretisch kader is hoofdstuk 3 ingedeeld, hierin word duidelijk wat de daadwerkelijke doel- en vraagstelling is. Tevens zullen hier de hoofdvraag, deelvragen en onderzoeksvragen toegelicht worden.

De toegepaste methodologie is terug te vinden in hoofdstuk 4. Om zo bij de onderzoeksresultaten aan te komen, welke beschreven zijn in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 heeft betrekking op de conclusie voortvloeiend uit de onderzoeksresultaten.

(11)

Om meer inzicht te krijgen in de verschillende aspecten die gepaard gaan met verduurzamen van bestaand onderwijsvastgoed in relatie met de samenhangende kosten en baten, is een theoretisch kader noodzakelijk.

Zoals in hoofdstuk 3 nader toegelicht zal worden, wordt in deze scriptie onderzoek verricht naar een tool om schoolbesturen bij te staan in het

duurzaam renoveren van hun huisvesting. De ambitie is om uitspraak te kunnen doen over hoe dit geoptimaliseerd kan worden. Hiervoor is het noodzakelijk te onderzoeken wat tot voorheen voor handen is omtrent de probleemstelling. Ter voorbereiding op dit onderzoek, is een

vooronderzoek opgezet, in navolging hierop, is een onderverdeling gemaakt in een 5-tal

deelonderwerpen. Deze vormen de grondlegger voor de uiteindelijke literatuurstudie.

Uit dit vooronderzoek is gebleken dat er met betrekking tot het onderwerp “verduurzamen van bestaand onderwijsvastgoed” al verscheidene onderzoeken zijn verricht. Hetgeen in het oog springt, is dat in deze onderzoeken een aantal facetten terugkomen. De reden dat deze in het grotendeel van de bestudeerde onderzoeken naar voren komen, heeft erin geresulteerd dat hier de focus op is gelegd. Deze deelonderwerpen hebben namelijk allen op hun beurt een sterke uitwerking op de verduurzaming van onderwijsinstellingen. Getracht wordt om middels deze deelonderwerpen de relevante parameters, welke als uitgangspositie gebruikt worden voor de op te zetten tool,

inzichtelijk te maken. De onderzoeken per deelonderwerp tezamen vormen het totale literatuuronderzoek.

De splitsing voor de literatuurstudie is als volgt: Vergelijkbare onderzoeken

Ambities schoolbesturen

Bouwkundige facetten onderwijshuisvesting Verduurzaming van vastgoed

Financieel beeld

Ieder deelonderzoek wordt in een afzonderlijke paragraaf behandeld. Per deelonderwerp wordt inzichtelijk gemaakt welke relevante literatuur uit het literatuuronderzoek is geselecteerd. Vervolgens zal kort samengevat worden welke parameters gebruikt zullen worden in dit onderzoek. Een specifiekere beschrijving van de toepassing en uitwerking van deze parameters komt aan bod in hoofdstuk 5, resultaten.

Vergelijkbare onderzoeken

2.1

Zoals eerder benoemd, is omtrent de beschreven context veelvuldig onderzoek verricht en hebben meerdere partijen getracht om schoolbesturen adequaat bij te staan in hun zoektocht naar mogelijke oplossingen.

Voor het samenstellen van het theoretisch kader is onder anderen gebruik gemaakt van de

verschillende onderzoeken die verricht zijn in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Het RVO, als uitvoerende dienst van het ministerie van Economische Zaken, heeft als taak het

adviseren en stimuleren van duurzame en innovatieve toepassingen op het gebied van vastgoed. Door de samenhang van de geschetste context is het daarom bijna vanzelfsprekend dat deze partij het fenomeen “Frisse scholen2” in het leven heeft geroepen. In hun naam zijn veel

publicaties opgezet welke betrekking hebben op dit fenomeen. De selectie en onderbouwing van de geraadpleegde publicaties worden verderop in dit hoofdstuk beschreven.

In opdracht van het ministerie van OCW zijn een aantal onderzoeken verricht naar de huidige stand van zaken en waar volgens schoolbesturen de knelpunten liggen binnen hun vastgoedobject. Deze zogeheten nulmetingen nemen veel werk uit handen met betrekking tot dit onderzoek.

2 Frisse scholen zijn schoolgebouwen met een laag energiegebruik en een gezond binnenmilieu.

(12)

Wat opvalt is dat in ieder onderzoek een bepaalde groep word behandeld en dat er geen “tools” zijn die toepasbaar zijn voor meerdere soorten gebouwen. Door de bestudeerde publicaties te bundelen wordt getracht hier verandering in te brengen.

Bestudeerde relevante publicaties met een vergelijkbare vraagstelling zijn:

Van halschool naar Frisse School met renovatie(Vrolijk and Alphen 2015) Schoolgebouwen primair onderwijs renovatiegids. (Hevo, 2015).

Monitor kwaliteit onderwijshuisvesting PO en VO – Nulmeting 2013 –

Eindrapportage(Oberon 2013) Leidraad verduurzamen van schoolgebouwen voor

basisonderwijs(Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2015)

Toe te passen parameters

De bestudeerde onderzoeken zullen voornamelijk dienen om inzicht te verschaffen over de opzet die door anderen aangehouden is. Op basis van deze informatie zal de mogelijkheid om dit onderzoek succesvol af te ronden vergroot worden. Het fenomeen Frisse Scholen heeft al enige tijd voeten in de aarde, hierdoor zal dit naar verwachtingen de grootste bron van informatie zijn op het gebied van het verduurzamen van onderwijsinstellingen.

Ambities schoolbesturen

2.2

Omdat het onderzoek gericht is op het adviseren van schoolbesturen, dient inzichtelijk gemaakt te worden wat de gedachtegangen en uitgangsposities zijn van deze partijen. Vervolgens zal vastgesteld moeten worden wat het streven is binnen

schoolbesturen. Op basis van deze informatie kunnen ambitieprofielen opgesteld worden. Deze ambitieprofielen dienen ervoor om de ambities, welke leven binnen schoolbesturen, samen te voegen tot een ambitieprofiel. Onder het mom van “zoveel mensen zoveel wensen” is het noodzakelijk om de gemene deler vast te stellen.

Voor dit deelonderzoek zijn 3 publicaties als meest relevant beoordeeld, te weten:

Monitor kwaliteit onderwijshuisvesting PO en VO – Nulmeting 2013 – Eindrapportage. (Oberon, 2013).

Programma van Eisen Frisse scholen 2015.(Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2015)

Schoolbouwwaaier (Ruimte-ok, 2011). Het onderzoek “Monitor kwaliteit

onderwijshuisvesting PO en VO nulmeting 2013”, is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW. Hoewel dit onderzoeksrapport dateert uit 2013, is het een interessante bron om te bestuderen. Voornamelijk omdat er op het gebied van onderzoek naar de kwaliteit van

onderwijsinstellingen vanuit de ogen van de gebruikers weinig onderzoek is verricht, is dit als eerste onderzoek zijnde een goede uitgangspositie om hier meer inzicht in te krijgen.

In hun onderzoek ligt de focus op het primair onderwijs (PO) en voorgezet onderwijs (VO) en als onderzoekseenheden zijn alle PO en VO scholen in Nederland behandeld. Dit maakt het op moment van schrijven het meest uitgebreide onderzoek binnen deze sector. Met de focus op het

wetsvoorstel met betrekking tot het overhevelen van onderhoud en aanpassingen aan

schoolgebouwen is dit onderzoek tot stand gekomen. Iedere PO en VO instelling in Nederland is in dit onderzoek benaderd om inzicht te

verschaffen over het algemeen beeld en

gedachtegang die leeft binnen deze organisatie. De uitgangspositie, (wettelijke) verplichten en persoonlijke voorkeuren en afwegingen zijn bepalende factoren voor het tot stand komen van een ambitie. Met betrekking tot de ambities die leven binnen schoolgebouwen, valt uit het

onderzoek van het ministerie OCW het volgende op te maken:

Uitgangsposities:

Het grotendeel van PO schoolbesturen (56%) staat positief tegenover het wetsvoorstel met betrekking tot het buitenonderhoud, door slechts 16% van PO besturen word dit als negatief ervaren.

Met betrekking tot het geheel overhevelen van verantwoordelijkheden van zowel verbouw, nieuwbouw en onderhoud is binnen PO besturen gebleken dat 49% hier een positieve opvatting op heeft tegenover 67% binnen VO besturen.

Met betrekking tot de tevredenheid heersend binnen schoolbesturen is aan de hand van een uitgebreide enquête (bijlage 1.0), uitgevoerd door Oberon, te concluderen wat de noodzakelijkste maatregelen in de ogen van schoolbesturen is.

- Ruim 40% van alle PO als VO besturen stelt prioriteit aan verbetering van de klimaatinstallatie

(13)

De publicatie van het RVO, “programma van Eisen Frisse Scholen 2015” is een leidraad voor

schoolbesturen voor het tot stand brengen van een ambitieniveau. Deze leidraad is toepasbaar voor zowel nieuwbouw als verbouw.

Binnen deze publicatie is een onderscheid gemaakt binnen een 3-tal ambitieniveaus.

Deze ambitieniveaus (A,B en C) zijn als volgt samen te vatten:

Klasse A, zeer goed Klasse B, goed

Klasse C, acceptabel/minimaal

In de publicatie zijn deze klassen toegekend aan een 5-tal thema’s:

1. Energie

2. Lucht: binnenlucht kwaliteit. 3. Temperatuur: thermisch comfort. 4. Licht: visueel comfort.

5. Geluid: akoestisch comfort

Per thema is beschreven wat de uitgangspunten zijn voor het behalen van bovengenoemde klassen. De door Ruimte-ok ontwikkelde scholenbouwwaaier is een praktisch instrument met als doel te

fungeren als communicatiemiddel tussen schoolbesturen en adviseurs.

Deze publicatie behandeld alle onderdelen die betrekking hebben op het nemen van beslissingen voor verbouw en nieuwbouw.

Toe te passen parameters

Het programma van eisen (PvE), opgesteld door RVO is toepasbaar binnen dit onderzoek om het ambitieniveau van schoolbesturen vast te stellen. Om de opdrachtgever te assisteren bij het

vaststellen van zijn ambitieniveau in

bovengenoemd PvE is de scholenbouwwaaier een handig hulpmiddel om keuzes te maken met

betrekking tot het te behalen ambitieniveau binnen de 5-tal thema’s.

Bouwkundige facetten

2.3

onderwijshuisvesting

De verschillende wet- en regelgevingen in de loop der jaren, hebben een uitwerking gehad op het uiterlijk van schoolgebouwen in Nederland. Hierbij valt onder anderen te denken aan wijzigingen in de onderwijswet en het Bouwbesluit.

Door deze wijzigingen is het onderwijsvastgoed te categoriseren in verschillende hoofdgroepen. Alvorens de kosten voor het verduurzamen bepaald kunnen worden is het noodzakelijk om de

uitgangspositie vast te stellen. De bouwkundige kenmerken van een gebouw zijn hiervoor bepalend. Voor dit deelonderzoek is onderzocht hoe de bestaande schoolgebouwen in Nederland zijn opgebouwd en in hoeverre er onderzoek is verricht naar bouwkundige aspecten van deze gebouwen. Met betrekking tot de categorisering van het onderwijsvastgoed in Nederland, zijn 4 publicaties als meest relevant beoordeeld, te weten:

Schoolgebouwen primair onderwijs renovatiegids. (Hevo, 2015).

Monitor kwaliteit onderwijshuisvesting PO en VO – Nulmeting 2013 – Eindrapportage. (Oberon, 2013).

Bouwen voor het onderwijs(EIB 2013) BouwdetailWijzer Handboek duurzaam en energiezuinig renoveren. (archidat 2012) Wat opvalt binnen de onderzochte publicaties, is dat er sterke overeenkomsten zijn met betrekking tot de categorisering van het onderwijsvastgoed. Zo word in bovenstaande publicaties de

onderverdeling gemaakt in een 9-tal gebouwtype, te weten: Enkelzijdige gangschool Dubbelzijdige gangschool H-school Patioschool Kamschool Zuivere halschool Halschool met clusters Paviljoenschool compact

(14)

Met betrekking tot het bouwjaar word in elke publicatie een klasse grootte aangehouden van 10 jaar, startend bij 1901 en eindigend bij 2020. Duidelijk mag dus zijn dat in dit onderzoek deze verschillende gebouwtypen en bouwperioden terug dienen te komen.

Toe te passen parameters

De gegevens die gebruikt zullen worden in dit onderzoek zijn de cijfers in de eerder vernoemde bronnen met betrekking tot het onderwijsvastgoed alsmede de vastgestelde gebouwtypen en de kenmerkende eigenschappen per bouwjaar.

Verduurzaming van vastgoed

2.4

Duurzaamheid is een breed begrip, kort

samengevat komt het erop neer dat duurzaamheid betrekking heeft op de huidige behoefte van de mensheid en hoe hier invulling aan gegeven kan worden zonder negatieve uitwerkingen op de mensen, natuur, milieu of economie.

De meest toegepaste strategie op het gebied van energiezuinig bouwen is de Trias Energetica.

Figuur 2.4.1: Trias Energetica. (RVO, 2013) Het Trias Energetica model is opgebouwd uit drie hoofdonderdelen. De eerste stap heeft betrekking op het beperken van energie, de tweede stap op het gebruik van energie en de derde stap op het efficiënt benutten van fossiele energiebronnen.

Volgens het RVO dienen er voor energie neutrale gebouwen extra stappen toegevoegd te worden (RVO, 2013).

Bij de eerste stap ( het beperken van en de

behoefte aan energie) kan gedacht worden aan het verhogen van de Rc-waarde en het voorverwarmen van natuurlijke luchttoevoer. Op deze manier is er minder energie nodig om een ruimte te verwarmen en gaat er minder energie verloren door

transmissie. Deze maatregelen vallen onder het fenomeen passieve maatregelen omdat ze geen energie verbruiken.

Stap 2a houdt in dat er gebruik gemaakt wordt van energie uit reststromen, binnen dit onderzoek kan hierbij gedacht worden aan warmteterugwinning. Stap 2b van Trias Energetica heeft betrekking op het gebruiken van hernieuwbare energiebronnen. Hieronder vallen onder anderen zonne- en wind- energie.

Stap 3, het efficiënt gebruiken van fossiele energiebronnen word in het voorbeeld van RVO aangevuld met het 100% compenseren van de gebruikte fossiele bronnen door de opwekking van hernieuwbare energie.

Om deze facetten specifieker toe te kunnen passen binnen dit onderzoek zal er ingezoomd worden op:

Metingen van het energieverbruik. Energiebesparende maatregelen. Economische samenhang toegepaste maatregelen.

Voor dit deelonderzoek zijn 5 publicaties als meest relevant beoordeeld, te weten:

Manifest renovatiegids 2050. (Bouwhulpgroep, 2011).

Bouwen voor het onderwijs(economisch instituut voor de bouw, 213).

Verduurzamen van gemeentelijk vastgoed en de mogelijke rol van ESCo’s.(RVO 2013b) Wat u wilt weten over Frisse

Scholen.(Senternovem 2012)

Energietrends 2013/2014.(Nederland 2014)

Toe te passen parameters

Op basis van bovenstaande bronnen is een brede selectie van toepassingsmogelijkheden van verduurzamingsmogelijkheden voor vastgoed ingewonnen. De parameters hebben betrekking op de verduurzamingsmethoden die gebruikt zullen worden in dit onderzoek en zijn onderverdeeld in de hoofdgroepen bouwkundige elementen en installaties.

(15)

Financieel beeld

2.5

Vanzelfsprekend mag zijn dat het verduurzamen van onderwijsinstellingen enige financiering behoeft. In hoeverre verduurzamen interessant is, zal afhankelijk zijn van de kosten, het te behalen rendement en de terugverdientijd.

De kosten voor verduurzamen kan inzichtelijk gemaakt worden door op elk gebied een

percentage aan te geven welke betrekking heeft op de verduurzaming. In de energiebesparingsmonitor is, op basis van een uitgebreide studie, inzicht gegeven over een zeer breed scala aan

verduurzamingsmaatregelen en de daarmee samenhangende winstpercentages per BVO. De focus binnen dit onderzoek ligt op het creëren van een rekentool welke de verduurzaming per onderwijsinstelling inzichtelijk dient te maken. Om het financiële plaatje inzichtelijk te kunnen maken zal er per handeling

Voor dit deelonderzoek zijn 5 publicaties als meest relevant beoordeeld, te weten:

Leidraad Green Lease(RVO 2011)

Verduurzamen van gemeentelijk vastgoed en de mogelijke rol van ESCo’s. (RVO, 2013).

Praktijkvoorbeelden Financiering verfrissen van scholen.(RVO 2013a)

CBS.nl

Energiebesparingsmonitor Wet Milieubeheer. (Volkers 2010)

Om de juiste cijfers te kunnen bepalen die gepaard gaan met de investeringskosten is besloten om alleen gebruik te maken van cijfers afkomstig uit nacalculatie van gerealiseerde projecten.

Toe te passen parameters

De parameters die gebruikt zullen worden uit bovenstaande publicaties zijn kengetallen, benchmarkgetallen en indexcijfers die inzicht verschaffen over de kosten die gepaard gaan met het upgraden van installaties en bouwkundige elementen. De voornaamste publicatie zal die van Volkers zijn.

(16)

H3

Onderzoekskader

Tot dusver is de context en het theoretische kader inzichtelijk gemaakt. Hoofdstuk 3 is toegewijd aan het beschrijven van het onderzoekskader.

In dit hoofdstuk is beschreven waaraan het onderzoek uiteindelijk getoetst zal worden. Ten eerste zal een overzicht worden weergegeven, met daarin de centrale begrippen in dit document. In de daarop volgende paragraaf volgt een

beschrijving van mijn persoonlijke ambitie omtrent dit onderzoek. Paragraaf 3.3 heeft betrekking op de leerdoelen, deze leerdoelen zijn opgesplitst in twee onderdelen. Ten eerste komt een beschrijving van mijn algemene leerdoelen aan bod. Vervolgens zal worden beschreven hoe deze gekoppeld zijn aan een aantal algemene HBO competenties. Deze HBO competenties vloeien voort uit mijn duale studie aan de Avans Hogeschool te Tilburg. Daar dit een voorgeschreven onderdeel dient te zijn van het duale leertraject heb ik deze gekoppeld aan het afstuderen.

Een duaal traject houd in dat er per week 3 dagen ingevuld zullen worden door werkzaamheden bij een leerbedrijf, de overige 2 dagen zijn belast met studeren. Om een beoordeling te geven aan de 3 dagen bij het leerbedrijf, dienen competenties gekoppeld te worden aan de werkzaamheden. Deze competenties worden 2 maal per jaar getoetst door middel van een assessment.

Na het beschrijven van mijn leerdoelen en competenties, zal in paragraaf 3.4 de doelstelling van dit onderzoek toegelicht worden.

Daaropvolgend komt de hoofdvraag aan bod in paragraaf 3.5. Deze hoofdvraag is onderverdeeld in een aantal deelvragen, deze zijn terug te vinden in paragraaf 3.6. In paragraaf 3.7 zullen deze

deelvragen tot slot nog verder worden onderverdeeld in de daadwerkelijke onderzoeksvragen.

Definitie centrale begrippen

3.1

Om te voorkomen dat de kernbegrippen die gebruikt zijn in dit verslag onjuist geïnterpreteerd worden, zullen hier de meest bepalende

beschreven worden.

Verduurzamen Verlagen van energievraag en verbeteren van binnenklimaat

Ambities Het streven wat een

schoolbestuur heeft betreft het gebouw

Persoonlijke ambitie

3.2

Aangezien het onderwerp van het

afstudeeronderzoek vrij in te vullen is, speelt persoonlijke interesse en ambitie hierin een sterke rol. Mijn persoonlijke ambities met betrekking tot de beschreven doelstelling is dat ik me

aangesproken voel tot het adviseren van deze partijen.

Zoals eerder al aangegeven is, volg ik het duale traject. De drie dagen die in het kader staan van praktijkervaring, mag ik invullen als adviseur bij Asbo. Binnen deze organisatie mag ik veel werkzaamheden verrichten op het gebied van duurzaamheid, hierdoor sluit dit onderzoek naadloos aan op mijn dagelijkse werkzaamheden. Met betrekking tot mijn persoonlijke interesses, ben ik altijd al geïnteresseerd geweest in

technieken en installaties, de ontwikkelingen van duurzame energiemethodieken gaan hiermee hand in hand. Tijdens mijn werkzaamheden maak ik vaak mee dat opdrachtgevers moeilijk in staat zijn om beslissingen te nemen en/of door te zetten. In veel gevallen resulteert dit erin dat gaandeweg het project wijzigingen doorgevoerd worden. Dit resulteert vervolgens in extra werkzaamheden en een vergroot risico tijdens de uitvoeringsfase. Deze risico’s ontstaan veelal door het ad hoc op moeten treden en informeren van de uitvoerende partijen, door het tijdgebrek wordt op deze manier de kans op fouten en daarmee extra kosten

vergroot.

Mijn inziens komt dit voornamelijk voort uit het gebrek aan expertise bij de opdrachtgever en het niet volledig op de hoogte zijn van de huidige ontwikkelingen en mogelijkheden.

Ik streef ernaar om een overzichtelijke tool op te stellen waarmee ik in één oogopslag kan aantonen wat de variabelen zijn met betrekking tot het verduurzamen van onderwijsinstellingen. Hiermee probeer ik te bewerkstelligen dat bij het uitwerken van opvolgende werkzaamheden alle

uitgangspunten duidelijk zijn. Door dit te realiseren ben ik in staat om een opdrachtgever beter te adviseren en daardoor dus te groeien in mijn professionaliteit.

Leerdoelen

3.3

Om mijn ambities kracht bij te zetten en deze meetbaar te kunnen maken, is ervoor gekozen om hier een reeks leerdoelen aan te koppelen. Zoals eerder beschreven, dienen binnen het kader van mijn duale opleiding, Bouwtechnische

(17)

een aantal voorgeschreven competenties behandeld te worden binnen dit onderzoek.

Aan de hand van deze competenties zal uiteindelijk beoordeeld kunnen worden of ik voldoende

gegroeid bent binnen mijn leerbedrijf. Deze competenties heb ik gekoppeld aan mijn persoonlijke leerdoelen zodat deze naadloos in elkaar overlopen.

Per HBO-competentie is beschreven waarom ik hiervoor gekozen heb, wat de samenhang is met mijn persoonlijke leerdoelen en hoe ik dit meetbaar wil maken. In hoofdstuk 6 wordt terug geblikt op deze competenties en volgt een reflectie.

Ten eerste heb ik, voorafgaand aan dit onderzoek, een aantal algemene leerdoelen opgesteld. Deze zijn opgenomen in sub paragraaf 3.4.1, deze algemene leerdoelen heb ik vervolgens gekoppeld aan een 4-tal HBO competenties.

3.3.1.

Algemene leerdoelen

Meer inzicht krijgen in de verschillende verduurzamingsmogelijkheden van gebouwen zodat ik meerdere oplossingsvarianten toe kan passen. Een duidelijk inzicht krijgen over de samenhang van kosten en rendement van verschillende

verduurzamings-mogelijkheden zodat ik hier accurate cijfers aan kan koppelen.

In staat zijn om goede analyses op te stellen door kritisch om te gaan met geraadpleegde bronnen.

Een duidelijk overzicht te krijgen van de wensen en eisen binnen een groot deel van de te onderzoeken eenheden.

In staat zijn raakvlakken aan te geven m.b.t de ingewonnen informatie van de verschillende parameters, hierdoor zal ik een duidelijke koppeling kunnen leggen tussen de mogelijkheden bij verduurzamen van onderwijsinstellingen.

3.3.2.

Leerdoelen uit HBO Competentie

In deze sub paragraaf zal aangegeven worden welke HBO competenties ik heb geselecteerd. Tevens zal de koppeling met bovenstaande algemene leerdoelen hierin opgenomen zijn. Ten eerste zullen de vier competenties aangekaart worden. Daarna is per competentie aangegeven welke persoonlijke leerdoelen hiermee

samenhangen, wat hier precies mee beoogd worden en hoe deze vervolgens getoetst kunnen worden. De competenties die ik toegepast heb binnen dit onderzoek zijn:

(Wetenschappelijke) toepassing Probleemgericht werken

Sociaal communicatieve bekwaamheid Besef van maatschappelijk

verantwoordelijkheid

(Wetenschappelijke) toepassing

Leerbehoeftes:

In staat zijn raakvlakken aan te geven betreft de ingewonnen informatie van de verschillende eenheden.

Me nog meer verdiepen in de verschillende verduurzamingsmogelijkheden van

gebouwen zodat ik meerdere oplossingsvarianten toe kan passen.

Specifiek:

Omdat tijdens mijn onderzoek de

toepassingsmogelijkheid van verschillende theorieën, concepten en onderzoeksresultaten samengebracht moeten worden en hierin de samenhang aangegeven moet worden, heb ik gekozen voor deze competentie.

Meetbaar:

Dat ik aan deze competenties voldoe maak ik meetbaar door in dit onderzoek mijn leerbehoeftes te reflecteren. Door aan te tonen dat ik in staat ben om mijn leerdoelen toe te passen in dit onderzoek, zal vanzelfsprekend onderbouwd kunnen worden wat mijn groei is geweest binnen deze competentie.

Probleemgericht werken

Leerbehoeftes:

In staat zijn om goede analyses op te stellen door kritisch om te gaan met geraadpleegde bronnen.

Een duidelijk overzicht te krijgen van de wensen en eisen binnen een groot deel van de te onderzoeken eenheden.

Specifiek:

Omdat mijn onderzoek erop gericht is om een oplossingsstrategie te ontwikkelen, welke verwoord zal woorden door middel van een

(18)

verduurzamingstool, heb ik gekozen voor de competentie “Probleemgericht werken”.

In de casus is aangegeven wat de problemen zijn die zich voordoen in het kader van dit onderzoek. Meetbaar:

De meetbaarheid van deze competentie ligt in het duidelijk in kaart brengen van het probleem, alvorens er gedacht kan worden in oplossingen dient er ten eerste een duidelijk beeld geschetst te worden over wat het probleem is.

Door het probleem goed in te kaderen en aan te tonen dat dit onderzoek gericht is op het geschetste probleem, zal ik instaat zijn om te voldoen aan deze competentie.

Sociaal communicatieve bekwaamheid

Leerbehoeftes:

Groeien in het toe kunnen passen van schrijftaal in plaats van spreektaal.

Mijn bevindingen overzichtelijk over weten te brengen aan lezers.

In staat zijn een overzichtelijke tool op te stellen met een lage instapdrempel.

Specifiek:

Omdat ik in deze competentie in het algemeen veel moet/wil groeien en het beschrijven/overbrengen van mijn bevindingen en keuzes schriftelijk over moet brengen aan de lezers van mijn scriptie gaat mijn keuze uit naar deze competentie. Sociale communicatieve vaardigheden zijn een cruciaal onderdeel voor het laten slagen van wat voor project dan ook. Reden dus om hier extra aandacht aan te besteden.

Meetbaar:

Deze competentie meetbaar maken zal

voornamelijk gebeuren door de tekstuele opbouw van mijn gehele scriptie. Daarnaast zal het eindresultaat, de verduurzamingstool, een goed beeld geven over in hoeverre ik in staat ben mijn ingewonnen informatie duidelijk over te kunnen brengen naar potentiele opdrachtgevers.

Besef van maatschappelijke

verantwoordelijkheid

Leerbehoeftes:

Een duidelijk inzicht krijgen over de samenhang van kosten en rendement van verschillende

verduurzamings-mogelijkheden.

Mijn kennis op het gebied van binnenklimaten in schoolgebouwen vergroten.

Specifiek:

Maatschappelijk gezien heeft dit onderzoek veel te bieden. Het onderzoek heeft betrekking op het maatschappelijk belang, de samenhang tussen leerprestaties en het binnenklimaat van

schoolgebouwen. Hierdoor is zal de uitkomst van dit onderzoek een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Het binnenklimaat wordt

vanzelfsprekend veranderd aan de hand van mijn conceptmodel (verduurzamen van het

schoolgebouw). Deze competentie is dus

noodzakelijk om me te verdiepen in de kansen en bedreigingen die hierbij komen kijken.

Meetbaar:

In hoeverre ik heb voldaan aan deze competentie zal duidelijk worden gemaakt in hoofdstuk 6, hier zal aan de hand van een reflectie teruggekeken worden op de eerder opgenomen leerbehoeftes en zal vastgesteld worden wat hierbinnen de tips en/of tops zijn geweest. Door deze terugkoppeling kan ik dit maatschappelijk kader dus ook in kaart brengen.

(19)

Doelstelling

3.4

In deze paragraaf is de doelstelling voor dit onderzoek opgenomen. Ieder onderzoek wordt verricht met een bepaald doel voor ogen, dit doel vloeit voort uit het gesignaleerde probleem. Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven, is dit onderzoek opgesteld aan de hand van onderstaande

probleemstelling.

- Momenteel ontbreekt een handzame overzichtelijke tool die de voornaamste aspecten

van het verduurzamen van schoolgebouwen in kaart brengen. -

De doelstelling van dit onderzoek is het opstellen van een tool, welke op basis van een aantal parameters, snel en accuraat een project specifieke indicatie geeft.

De tool dient toepasbaar te zijn op een breed scala aan schoolgebouwen en moet zo

gebruiks-vriendelijk zijn, dat de gebruiker deze met minimaal bouwkundig inzicht kan raadplegen. Hetgeen deze tool inzichtelijk moet maken, is de te behalen winst op duurzaamheid en de daarmee gepaard gaande netto kosten en terugverdientijd. De tool dient er voornamelijk voor om de

opdrachtgever in een vroeg stadium inzicht te geven in de verschillende

verduurzamings-mogelijkheden. Door het gebruik van deze tool zal de opdrachtgever beter voorbereid deel kunnen nemen aan een eventueel intake gesprek. Als de gebruiker een globaal pakket heeft samengesteld dat aansluit op zijn ambities en budget, heeft deze direct een indicatie van de bovengenoemde zaken. Deze tool zal dusdanig ingezet worden als

communicatiemiddel tussen de opdrachtgever en Asbo. Met de uitkomst van deze tool als basis zal vervolgens, indien dit wenselijk is, een maatpakket opgesteld kunnen worden.

Hoofdvraag

3.5

Uit deze doelstelling vloeit de hoofdvraag van dit onderzoek voort. Dit is de algemene vraag om hiervoor een oplossing te vinden.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

“Op welke manier is een tool op te stellen die de verduurzamingsmogelijkheden en bijbehorende terugverdientijd inzichtelijk maakt, toepasbaar op

vergelijkbare onderwijsinstellingen om schoolbesturen bij te staan in het verduurzamen

van onderwijsinstellingen”.

Deelvragen

3.6

Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag zullen een aantal facetten inzichtelijk gemaakt dienen te worden. Door deze onder te verdelen in een 5-tal deelvragen wordt getracht om het onderzoek overzichtelijk te houden en de hoofdvraag gefaseerd te beantwoorden. Ter beantwoording van de hoofdvraag wordt gebruik gemaakt van de volgende deelvragen:

Welke ambitieniveaus zijn er te onderscheiden binnen PO en VO onderwijsinstellingen ?

Wat zijn de raakvlakken/overeenkomsten tussen vergelijkbare PO en VO

onderwijsinstellingen ? Wat zijn mogelijk toepasbare

verduurzamingsmogelijkheden op PO en VO gebouwen?

Op welke wijze kan het rendement van verduurzaming inzichtelijk gemaakt worden ?

Hoe kunnen de gevonden kengetallen gecombineerd worden in een rekenmodel ?

3.6.1.

Onderbouwing deelvragen

Bovengenoemde deelvragen zijn vanzelfsprekend een voortvloeisel uit de literatuurstudie. Verderop in deze paragraaf zal beschreven worden op welke wijze de deelvragen ontstaan zijn, waarom deze opgenomen zijn in dit onderzoek en wat getracht wordt hiermee te behalen.

Het algemene hoofddoel voor deze deelvragen, is het om inzicht te krijgen over de wijze waarop de verduurzamingstool opgezet moet worden.

(20)

Welke ambitieniveaus zijn er te

onderscheiden binnen PO en VO

onderwijsinstellingen ?

Om antwoord te kunnen geven op de

probleemstelling: “Momenteel ontbreekt een handzame overzichtelijke weergave die de voornaamste aspecten van het verduurzamen van schoolgebouwen in kaart brengen”.

Dient ten eerste inzichtelijk gemaakt te worden wat de uitgangsposities zijn van schoolbesturen. Aannemelijk is het dat niet ieder schoolbestuur dezelfde ambities heeft, de eerste stap tot het opzetten van de tool is het onderscheid maken van een aantal ambitieniveaus.

Onder ambitieniveaus moet worden verstaan hetgeen een schoolbestuur wenst te bereiken. Vanzelfsprekend is hiervoor een uitgangspositie voor vereist. Deze uitgangspositie zal vastgesteld moeten worden door het schoolbestuur. Op deze manier zal een beeld gevormd worden het vertrekpunt. Aan de hand van dit vertrekpunt, zullen de nodige stappen aangegeven kunnen worden, die betrekking hebben op het behalen van de gewenste doelen van de onderwijsinstelling. De verschillende mogelijkheden voor het

verduurzamen van een onderwijsinstelling zullen worden opgesomd en onderverdeeld worden in een aantal klassen. Op deze manier kan het

schoolbestuur per onderdeel aangeven wat het gewenste resultaat is.

Wat zijn de

raakvlakken/overeenkomsten tussen

vergelijkbare PO en VO

onderwijsinstellingen ?

Om een gericht advies te kunnen geven, is het noodzakelijk een uitsplitsing te maken in de bouwkundige kenmerken van schoolgebouwen en hoe deze zich verhouden ten opzichte van de gebouwgrootte.

Binnen het PO en VO zal gekeken moeten worden naar overeenkomsten en raakvlakken tussen deze schoolgebouwen. Door het beantwoorden van deze deelvraag, kunnen de verschillende PO en VO onderwijsinstellingen onderverdeeld worden in groepen. Deze groepering is noodzakelijk voor het toe kunnen wijzen van verschillende verduurza-mingsmogelijkheden per ambitieniveau. Iedere onderwijsinstelling heeft vergelijkbare bouwkundige elementen en installatietechnische

overeenkomsten. Het doel van dit deelonderzoek is om inzichtelijk te maken hoe deze zich verhouden ten opzichte van elkaar. De gebouwvorm, bouwjaar en gebouwgrootte vormen hierbij de meest

voorname parameters.

Wat zijn mogelijk toepasbare

verduurzamingsmogelijkheden op PO en

VO gebouwen?

Deze deelvraag dient ervoor om in kaart te brengen welke verduurzamingsmogelijkheden er op dit moment mogelijk zijn en toegepast worden op verschillende PO en VO onderwijsinstellingen die een bewezen resultaat hebben. Het betreft hier voornamelijk fysieke maatregelen zoals duurzame technische installaties en/of duurzame

bouwmaterialen. Door deze mogelijkheden in kaart te brengen ontstaat een overzicht met te

onderzoeken kosten en winsten.

De gevonden verduurzamingsmogelijkheden zullen onderverdeeld moeten worden in de eerder beschreven ambitieklassen. Op deze manier ontstaat er een keuzelijst met betrekking tot het verduurzamen van onderwijsinstellingen.

(21)

Op welke wijze kan het rendement van

verduurzaming inzichtelijk gemaakt

worden ?

Deze deelvraag is bedoeld om een duidelijk overzicht op te stellen over de te maken netto kosten, winsten en de terugverdientijd. De te behalen winst zal onderverdeeld worden in zowel financieel al maatschappelijk rendement. Het maatschappelijk rendement wordt beperkt tot in hoeverre de doorgevoerde verduurzamings-mogelijkheden het binnenklimaat en dus de leerprestaties beïnvloeden.

De kosten per ingreep zullen vanzelfsprekend afhankelijk zijn van de uitgangspositie, de ambities van het schoolbestuur, de gebouwvorm, bouwjaar en de gebouwgrootte. Aan de hand van deze variabelen zal dus berekend moeten worden wat de investeringskosten zijn en de winst in het te

behalen rendement. Op basis van deze gegevens kan vervolgens de terugverdientijd inzichtelijk gemaakt worden.

De terugverdientijd en het mogelijk te behalen rendement zijn logischerwijs de zaken waar een schoolbestuur in geïnteresseerd is. Deze getallen dienen er namelijk voor om de investering te beoordelen. Het verduurzamen van

onderwijsinstellingen moet namelijk wel een meerwaarde creëren voor het schoolbestuur.

Hoe kunnen de gevonden kengetallen

gecombineerd worden in een

rekenmodel ?

De verzamelde kengetallen zullen moeten worden omgezet in een rekenblad. Hierdoor zal op basis van de ingevoerde gegevens een uitkomst worden gegenereerd, waarin duidelijk wordt wat de indicatieve investering zal zijn om tot het beoogde resultaat te komen. Na aanleiding van voorgaande deelvragen is gebleken dat er gezocht moet worden naar verhoudingsgetallen. Deze

verhoudingsgetallen zullen inzicht moeten geven in de samenhang tussen het vloeroppervlak en de verliesvlakken van een onderwijsinstelling. Met verliesvlakken wordt bedoeld de bouwkundige elementen die verantwoordelijk zijn voor de mate van duurzaamheid van een gebouw. Hierbij moet gedacht worden aan de buitengevel,

muuropeningen en het dak.

Duidelijk mag zijn dat het rendement van een verduurzaming niet op zichzelf staat. Als voorbeeld kan het upgraden van de warmteopwekking worden genomen. In veel bestaande onderwijsinstelling wordt dit gedaan door middel van een

conventionele ketel, dan kan gekozen worden voor een upgrade naar een duurzamere variant welke een hoger rendement heeft (bijvoorbeeld een HR-ketel).

Het verschil in rendement kan echter niet zondermeer aangehouden worden als werkelijk verschil.

Dit komt voornamelijk door het feit dat het rendement van opwarmen mede afhankelijk is van de kwaliteit van de gebouwschil, het toegepaste ventilatiesysteem en de temperatuur van de opwarmingsinstallatie.

Door middel van een ander voorbeeld kan de complexiteit verder worden verduidelijkt. Stel dat bovenstaand voorbeeld betrekking heeft op een tamelijk kleine onderwijsinstelling. Dan kan niet zondermeer worden aangenomen dat het rendement wat hieruit voortvloeit, procentueel gezien eenzelfde uitwerking heeft op een omvangrijkere onderwijsinstelling.

Aan de hand van bovenstaand voorbeeld kan dus gesteld worden dat het rendement van

verduurzamingen afhankelijk is van meerdere facetten. Er zal dus onderzocht moeten worden wat de relatie is tussen deze kengetallen en in hoeverre zich dit verhoud ten opzichte van de gebouwvorm, bouwjaar en de gebouwgrootte.

Onderzoeksvragen

3.7

Om bovenstaande deelvragen te kunnen beantwoorden is ervoor gekozen deze onder te verdelen in onderzoeksvragen. De reden hiervan is wederom om het overzicht te kunnen behouden en het onderzoek gefaseerd te kunnen uitvoeren. Per deelvraag zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld, streven is om aan de hand van deze onderzoeksvragen de deelvragen te beantwoorden en daaropvolgend de hoofdvraag. Op deze manier wordt getracht invulling te geven aan de eerder vernoemde probleemstelling.

Tevens zullen deze onderzoeksvragen de opzet van de uiteindelijke tool bepalen. Aan de hand van de antwoorden op deze onderzoeksvragen, zal inzichtelijk moeten worden welke facetten opgenomen dienen te worden in de rekentool.

3.7.1.

Welke ambitieniveaus zijn er te

onderscheiden binnen PO en VO

onderwijsinstellingen ?

1. Met welke ambitieniveaus zijn schoolbesturen reeds bekend ? 2. Hoe zijn deze reeds aanwezige

ambitieniveaus samen te voegen in een ambitieprofiel ?

(22)

Onderzoeksvraag 1: Met welke ambitieniveaus zijn schoolbesturen reeds bekend ?

Om het gebruik van ambitieniveaus te vereenvoudigen en verdere verwarring te

voorkomen bij schoolbesturen, dient onderzocht te worden op welke wijze ambitieniveaus reeds gecategoriseerd worden binnen schoolbesturen. Aangezien er al geruime tijd onderzoek is verricht binnen dit kader, zullen er verschillende indelingen op ambitieniveaus geformuleerd zijn. In dit

onderzoeksdeel zullen deze methodieken

bestudeerd en beoordeeld worden. Waarna er een onderbouwde selectie zal plaatsvinden.

Onderzoeksvraag 2: Hoe zijn deze reeds aanwezige ambitieniveaus samen te voegen in een

ambitieprofiel ?

Nadat inzichtelijk is gemaakt welke ambitieniveaus heersen binnen schoolbesturen en hier een

beoordeling aan gegeven is, zal gekeken moeten worden in hoeverre deze toepasbaar zijn binnen dit onderzoek. Waar nodig zal een mix van aanwezige ambitieniveaus gemaakt moeten worden om tot een toepasbaar ambitieprofiel te komen. Dit profiel dient als duidelijk en overzichtelijk herkenningspunt voor schoolbesturen. Dit wil zeggen dat de aangegeven ambitieniveaus een bepaalde mate van vertrouwen en herkenning op moeten roepen bij schoolbesturen.

3.7.2.

Wat zijn de raakvlakken en

overeenkomsten tussen vergelijkbare

PO en VO onderwijsinstellingen ?

3. Wat is de range van bouwjaren van de

onderzochten schoolgebouwen ?

4. Wat zijn de kenmerkende bouwmethoden van deze schoolgebouwen ?

Onderzoeksvraag 3: Wat is de range van bouwjaren van de onderzochten schoolgebouwen ?

In de loop der jaren zijn verschillende bouwstijlen toegepast, deze bouwstijlen zijn daarom ook aanwezig binnen de onderwijsinstellingen die in dit onderzoek behandeld worden.

Omdat gebouwen binnen dezelfde bouwperiode belangrijke bouwtechnische overeenkomsten hebben is het noodzakelijk om deze perioden in beeld te krijgen. Op basis van de bouwperioden kan een verdere onderverdeling gemaakt worden.

Onderzoeksvraag 4: Wat zijn de kenmerkende bouwmethoden van deze schoolgebouwen ? Na vastgesteld te hebben wat de representatieve bouwperioden zijn, dienen de kenmerkende bouw- en installatietechnische eigenschappen van die perioden aangegeven te worden. Op basis van deze gegevens kan een inschatting gemaakt worden waar de meeste winst op het gebied van verduurzaming behaald kan worden. Deze inschatting is

noodzakelijk voor het beperken van de te onderzoeken installaties en (duurzame) bouwmaterialen. Per bouwperioden zal een overzicht opgesteld moeten worden met daarin de kenmerkende eigenschappen voor die tijd.

3.7.3.

Wat zijn mogelijk toepasbare

verduurzamingsmogelijkheden op PO

en VO gebouwen?

5. Op welke manier kan een algemene uitgangspositie vastgesteld worden op het gebied van duurzaamheid ?

6. Welke verduurzamingsmogelijkheden zijn elders reeds toegepast en getoetst in duurzame projecten ?

Onderzoeksvraag 5: Op welke manier kan een algemene uitgangspositie vastgesteld worden op het gebied van duurzaamheid ?

Een belangrijk onderdeel voor het bepalen van de winst die te behalen valt op het gebied van duurzaamheid is de aan te houden uitgangspositie. Aannemelijk is dat installatie technisch vrijwel geen identieke onderwijsinstellingen te bespeuren zijn. Om hier een uitgangspositie voor te kunnen creëren is het dus noodzakelijk een methode te hanteren die op ieder gebouw binnen dit onderzoek toepasbaar is.

(23)

Onderzoeksvraag 6: Welke

verduurzamingsmogelijkheden zijn elders reeds toegepast en getoetst in duurzame projecten ? Steeds meer schoolbesturen zijn bezig met het verwezenlijken van een “frisse school”, deze gebouwen zijn voorzien van verduurzamings-technieken voor het bevorderen van het binnenklimaat en het verlagen van de

energielasten. Door bewezen methoden binnen deze projecten te bestuderen kan een selectie gemaakt worden welke methoden wel en welke niet meegenomen zullen worden in het onderzoek. Door te kijken naar bewezen ontwikkelingen zijn de kosten en het mogelijke rendement specifieker te bepalen. Door het toepassen van reeds bewezen methoden wordt voorkomen dat op dit gebied een afzonderlijk onderzoek uitgevoerd dient te worden.

3.7.4.

Op welke wijze kan het rendement van

verduurzaming inzichtelijk gemaakt

worden ?

7. Wat is het mogelijk te behalen financieel rendement en terugverdientijd bij het verduurzamen van PO en VO

onderwijsinstellingen ?

8. Welke financieringsmogelijkheden zijn er toepasbaar ?

Onderzoeksvraag 7: Wat is het mogelijk te behalen financieel rendement bij het verduurzamen van PO en VO onderwijsinstellingen ?

Voor schoolbesturen is het van belang wat het rendement en de terugverdientijd is van de door te voeren aanpassingen. Om deze kosten inzichtelijk te maken dient gebruik gemaakt te worden gemaakt van de uitgangspositie voortvloeiend uit onderzoeksvraag 5.

Door de te behalen gegevens te vergelijken met de uitgangspositie zal een globale indicatie opgesteld kunnen worden betreft het rendement en

terugverdientijd.

Om vast te kunnen stellen wat het financieel rendement is van een bepaalde verduurzaming, dient op basis van kengetallen en de eerder beschreven onderverdelingen, bepaald te worden wat de omvang van het werk is.

De winst die behaald kan worden door het toepassen van een verduurzamingsmethoden zal aan de hand van kengetallen en gemiddeldes van bewezen verduurzamingsmethoden aangenomen worden. Het rendement is tot slot de tijd dat de gemaakte kosten “terugbetaald” zijn door de gemaakte winsten.

Per verduurzamingsmethode zal in de

onderverdeling op basis van bovenstaand een mogelijk rendement aangegeven kunnen worden. Onderzoeksvraag 8: Welke

financieringsmogelijkheden zijn er toepasbaar ? De omvang, aanschaf en toepassingstijd geven de kosten weer. Dit zijn echter de bruto kosten, om de netto kosten te kunnen bepalen moet de hoogte van een eventuele subsidie in mindering worden gebracht. Welke subsidieregelingen zijn er zoal voor handen en in hoeverre kan hierop aanspraak gemaakt worden ?

In deze onderzoeksvraag dienen deze zaken onderzocht te worden om de voorwaarden en mogelijke financieringsconstructies inzichtelijk te maken.

Aangezien er in het geval van subsidieverstrekking, op voorhand een bepaald bedrag beschikbaar wordt gesteld. Is het vanzelfsprekend dat deze niet ten alle tijden aangesproken kan worden. Indien zal blijken dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op een mogelijke subsidie zal dit vanzelfsprekend een directe uitwerking hebben op de

terugverdientijd.

3.7.5.

Hoe kunnen de gevonden kengetallen

gecombineerd worden in een

rekenmodel ?

9. Op welke manier kunnen

verhoudingsgetallen bepaald worden voor de gevonden parameters ?

Onderzoeksvraag 9: Op welke manier kunnen verhoudingsgetallen bepaald worden voor de gevonden parameters ?

Zoals eerder beschreven, zijn er verschillende variabelen bepalend voor het vaststellen van de terugverdientijd en het rendement. De kengetallen die vergaard zijn zullen moeten worden omgezet in een rekenmodel. Hiervoor zal onderzocht moeten worden wat de samenhang is van deze parameters. Om dit te realiseren zal vastgesteld moeten worden hoe de grootte van een onderwijsinstelling zich verhoud ten opzichte van de energiebehoefte. Om dit te kunnen realiseren zal per gebouwtype de vormfactor bepaald dienen te worden. Om in één model te kunnen rekenen met verduurzaming mogelijkheden zullen deze getallen dienen te worden vermenigvuldigd met de “standaard” kosten per verduurzamingshandeling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Leerlingen die in aanmerking komen voor een VMBO- LWOO advies nemen geen deel aan POVO

De zorgplicht betekent dat wanneer de school van aanmelding tot de conclusie komt dat zij zelf niet de benodigde ondersteuning kan bieden, zij op zoek moet naar een andere school,

definitief advies en gezamenlijke aanmelding. Schriftelijk bevestigen voor akkoord.. Februari Ouders niet akkoord Bespreken met leerkracht, IB’er en directeur. April/mei

[r]

 De doorgaande lijnen van PO naar VO kunnen worden versterkt Bij de plaatsing en begeleiding van individuele leerlingen is goed overleg tussen het primair onderwijs,

Indien uit het onderzoek door de school blijkt dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft waarin de school niet kan voorzien middels een passend aanbod, dan wordt vervolgens

Er zijn data afgesproken voor de aanmelding van leerlingen die het advies Kopklas hebben of een extra ondersteuningsbehoefte hebben die door het voortgezet speciaal onderwijs (VSO)

De gemiddelde verzuimduur voor het overig verzuim in het basisonderwijs is in 2013 ten opzichte van 2012 ongewijzigd gebleven, terwijl deze in het speciaal