Gevolgen voor de natuur
van de droge jaren 2018 en
2019; resultaten van een
enquête onder deskundigen
Deelrapport van het project:
Droogte in zandgebieden van Zuid-,
Midden- en Oost-Nederland
Jan-Philip M. Witte (FWE), Dion van Deijl en Gé A.P.H. van den Eertwegh (KnowH2O)
Tot stand gekomen in samenwerking met: Corine Geujen
(Natuurmonumenten), Rob van Dongen (Staatsbosbeheer) en Wim Wiersinga (Vereniging van Bos- en natuurterreineigenaren) en Matthijs ten Harkel (Provincie Noord-Brabant)
Colofon
Titel
Gevolgen voor de natuur op de Hogere zandgronden van de droge jaren 2018 en 2019; Resultaten van een enquête onder deskundigen
Opdrachtgevers/financiers
Provincies Gelderland, Noord-Brabant, Limburg, Utrecht & Overijssel;
waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta, De Dommel, Drents Overijsselse Delta, Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Vechtstromen; Bijdragen uit het Deltaprogramma Zoet Water en LNV
Auteurs
Jan-Philip M. Witte (FWE), Dion van Deijl & Gé van den Eertwegh (KnowH2O)
Kader
Dit rapport maakt deel uit van fase 2 van het onderzoeksproject ‘Droogte in zandgebieden van Zuid-, Midden- en Oost-Nederland’
www.ecohydrologie.nl www.knowh2o.nl
E flip.witte@ecohydrologie.nl E info@knowH2O.nl
3
Inhoud
1
AANLEIDING EN OPZET ENQUÊTE ... 5
1.1
A
ANLEIDING... 5
1.2
O
PZET ENQUÊTE... 5
1.3
V
ERWERKING VAN DE RESULTATEN... 6
1.4
L
EESWIJZER... 6
2
RESULTATEN ... 7
2.1
D
E RESPONDENTEN... 7
2.2
E
FFECTEN OP HET NIVEAU VAN NATUURTYPEN... 8
2.3
E
FFECTEN OP HET NIVEAU VAN SOORTEN... 15
2.4
O
PMERKINGEN VAN RESPONDENTEN... 21
3
SAMENVATTING EN DISCUSSIE ... 23
Bijlage I Voorbeeldbrief ... i
Bijlage II Enquêtevragen ... ii
5
1 Aanleiding en opzet enquête
1.1 Aanleiding
De zomers van 2018 en 2019 waren bijzonder droog, waardoor schade ontstond in diverse sectoren van de maatschappij, waaronder de landbouw, de scheepvaart, de infrastructuur en de natuur. De provincies Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht en Overijssel hebben aan een consortium van onderzoekers opdracht gegeven de gevolgen van 2018 en 2019 voor de Hogere zandgronden in beeld te brengen, en met maatregelen te komen waarmee in de toekomst
droogteschade kan worden vermeden en bestreden. De eerste fase van dit onderzoek is inmiddels afgerond1.
In de tweede fase van het onderzoek zal onder meer geprobeerd worden de gevolgen voor de natuur te kwantificeren. Dat is nodig om het natuurbelang voldoende gewicht te geven in het beleid. Kwantificeren van natuureffecten is echter om twee redenen niet eenvoudig. Ten eerste omdat de toestand van de natuur in Nederland slecht wordt gemonitord. Dit betekent bijvoorbeeld dat het ontbreekt aan voldoende steekproeven in de vegetatie waar de samenstelling aan
plantensoorten regelmatig over een lange reeks van jaren wordt genoteerd, dus aan permanente kwadraten (pq’s), waarbij tevens de belangrijkst verklarende standplaatsfactoren worden
gemonitord, zoals de grondwaterstand en de bodemzuurgraad. Ten tweede kan de natuur naijlen op gebeurtenissen, met als gevolg dat eventuele effecten pas na jaren zichtbaar worden en dan bovendien verward kunnen worden met in de tussentijd optredende andere milieuveranderingen, zoals vermesting en verzuring.
In fase 2 van het droogteonderzoek worden twee sporen bewandeld om toch zo goed mogelijk natuureffecten in beeld te krijgen:
• Analyse van vegetatieopnamen uit het Landelijke Meetnet Flora. Dat is een bestand met duizenden PQ’s, die sinds 1999 worden opgenomen (echter zonder metingen aan de standplaats)
• Een systematische inventarisatie van gevolgen via een enquête onder deskundigen van terrein-beherende organisaties en provincies.
In dit rapport beschrijven we de opzet en de resultaten van het tweede spoor, de enquête. De resultaten zullen later in fase 2 worden gecombineerd met die van de LMF-analyse (eerste spoor) om zo betrouwbaar mogelijke uitspraken over de natuureffecten te kunnen doen. Later, in fase 3 van de studie, zullen ook andere bronnen bij de analyse worden betrokken.
1.2 Opzet enquête
De enquête is opgesteld in nauwe samenwerking met Corine Geujen (Natuurmonumenten), Rob van Dongen (Staatsbosbeheer), Wim Wiersinga (Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren) en Mathijs ten Harkel (provincie Noord-Brabant). Daarna is hij door vertegenwoordigers van terrein-beherende organisaties en provincies uitgezet onder deskundige terreinbeheerders en ecologen. Die vertegenwoordigers konden daarvoor gebruik maken van een door ons opgestelde
1Van den Eertwegh, G., R. Bartholomeus, P. De Louw, J. P. M. Witte, D. Van Deijl, P. Hoefsloot, M. Van Huijgevoort, J. De Wit, C. Clevers, & J. Hunink, 2019. Droogte in zandgebieden van Zuid-, Midden- en Oost-Nederland. Rapportage Fase 1: ontwikkeling van uniforme werkwijze voor analyse van droogte en tussentijdse bevindingen. KnowH20, KWR, WUR, HSS, FWE.
6
voorbeeldbrief (Bijlage I). De enquête, opgenomen in Bijlage II, is via een website afgenomen. Hij bestaat uit drie delen met zoveel mogelijk meerkeuzenvragen:
1. Vragen over de geënquêteerde;
2. Vragen over de gevolgen van 2018 en 2019 voor de vegetatie;
3. Vragen over de gevolgen van 2018 en 2019 voor de fauna.
De vragen zijn zoveel mogelijk gesteld per natuurtype, omdat deze eenheid is bedoeld als communicatiemiddel voor het natuurbeheer en -beleid. Alleen natuurtypen die kenmerkend zijn voor de Hogere zandgronden, zijn aan de geënquêteerden voorgelegd.
Bij enkele vragen kon de geënquêteerde soorten opgeven, die in de droge jaren voor- of achteruit zijn gegaan. Daarbij maakten wij onderscheid in de grootte van het effect, en het waardeoordeel daarover. Op de Veluwe zijn bijvoorbeeld massaal in open terrein jonge dennetjes verdroogd, wat voor een beheerder van heide en stuifzand positief zou kunnen worden beoordeeld.
Door een vergissing is één vraag (6) in de enquête weggevallen. Deze vraag in daarom achteraf aan de respondenten per e-mail toegestuurd.
1.3 Verwerking van de resultaten
Alle meerkeuzenvragen zijn in staafdiagrammen verwerkt. Voor de verwerking van de open vragen, die vaak inzicht geven in achterliggende processen, was een nabewerking nodig. Zo wordt Gestreepte witbol vaak genoemd als plantensoort die sterk heeft gereageerd op de droge jaren, maar ook Witbol, Echte witbol en Holcus lanatus worden genoemd. Wij hebben al deze antwoorden geïnterpreteerd als Gestreepte witbol (Holcus lanatus), en niet als zijn familielid Gladde witbol (Holcus mollis). De oorspronkelijke antwoorden op de open vragen zijn opgenomen in Bijlage III.
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van de enquête gepresenteerd. Daarna (Hoofdstuk 3) vatten we de resultaten samen, bediscussiëren wij ze, en geven wij er een
interpretatie aan, gebaseerd op eigen ecologische kennis en opmerkingen van de respondenten. Dit hoofdstuk is zeer beknopt en kan separaat worden gelezen.
7
2 Resultaten
2.1 De respondenten
Er zijn 64 personen die de enquête hebben ingevuld, waarvan 46 werkzaam bij een beherende organisatie, 6 bij een provincie, 7 bij een landgoed en 5 elders. Van de
terrein-beherende organisaties is de respons van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer hoog (Figuur 1). De respons van provincies is laag (Figuur 2).
Van de respondenten kunnen er 24 worden aangeduid als boswachter (-ecoloog), 17 als eigenaar/beheerder, 14 als ecoloog, en 9 anders (adviseur, houtvester, commissaris).
De 64 respondenten vulden allen de vragen over de vegetatie in, maar die over de fauna werden beantwoord door een beperkter aantal van 38 personen.
De oppervlakte natuurterrein is scheef verdeeld over de 58 respondenten die daarover informatie verschaften en varieert van 8 tot 34000 ha (laatste is een ruime interpretatie van de vraag door een provincie), met een gemiddelde van 4396 ha en een mediaan van 3100 ha (Figuur 3).
Figuur 1. Herkomst respondenten van terrein-beherende organisaties.
5 16 2 18 1 1 3 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 L a n d s c h a p p e n N a t u u r m o n u m e n ten P a r t i c u l i er S t a a t s b o s b e h ee r
Brabants
Landschap
Drents
Landschap
Limburgs
Landschap
Overijssels
landschap
8
Figuur 2. Aantal respondenten van de provincies.
Figuur 3. Verdeling van de oppervlakte beheersgebied (logaritsmische schaal) over de respondenten.
2.2 Effecten op het niveau van natuurtypen
Meerkeuzevragen 4 en 8 van de enquête gaan over de effecten van de droge jaren 2018 en 2019 op respectievelijk de vegetatie en de fauna van ieder natuurtype:
• Vraag 4: Geef aan hoe groot het effect op de vegetatie in uw gebied was (keuze: Geen, Matig, Groot, Zeer groot). Alleen als het effect negatief was, geef dan ook aan of u
verwacht dat zonder aanvullende maatregelen herstel zal optreden binnen een termijn van 5 jaar. Daarbij mag u veronderstellen dat we de komende jaren ‘normaal’ weer krijgen, d.w.z. dat van vóór de afgelopen droge twee jaren.
• Vraag 8: Geef aan hoe groot het effect op de fauna in uw gebied was (keuze: Geen, Matig, Groot, Zeer groot). Alleen als het effect negatief was, geef dan ook aan of u verwacht dat zonder aanvullende maatregelen herstel zal optreden binnen een termijn van 5 jaar. Daarbij mag u veronderstellen dat we de komende jaren ‘normaal’ weer krijgen, d.w.z. dat van vóór de afgelopen droge twee jaren.
De antwoorden zijn samengevat in Figuur 4 en Figuur 5, waarbij de natuurtypen zijn gesorteerd van weinig tot veel gezamenlijk ‘Zeer groot’ en ‘Groot’ negatief effect. De klasse ‘Zeer groot
positief effect’ ontbreekt omdat die niet is ingevuld bij de fauna en slechts één keer bij de vegetatie (nl. bij N12.03 Glanshaverhooiland; score gevoegd bij ‘Groot positief’).
0 1 2
1
10
100
1000
10000
100000
0
10
20
30
40
50
60
O
p
p
er
vl
ak
(
h
a)
# respondenten
9
Figuur 4. Beoordeling van de gevolgen van de droogte van 2018 en 2019 voor de vegetatie van natuurtypen (N=64). Bij een negatieve beoordeling is aangeven of binnen 5 jaar herstel optreedt. Getal tussen haakjes: aantal respondenten dat oordeel over natuurtype heeft gegeven; getal in histogram: aantal respondenten dat op betreffende oordeelsklasse heeft gescoord.
12 15 9 5 4 10 11 11 0 14 6 20 8 23 5 7 9 7 2 4 0 2 1 1 1 12 15 17 11 9 19 17 16 6 16 12 14 20 17 8 9 10 13 8 5 5 7 10 1 4 6 9 13 2 0 19 9 16 11 22 16 5 16 7 7 7 21 10 7 8 11 8 13 8 6 N 06 .0 3 Ho og veen ( 30 ) N 1 4 .0 2 Ho o en … N 06 .0 5 Zw ak geb u ff er d ven … N 0 6 .0 2 T ri lv ee n (2 0 ) N 06 .0 1 V een m os ri et la n d… N 06 .0 4 V o ch ti ge h ei d e (5 3) N 0 6 .0 6 Z u u r ven o f… N 1 0 .0 1 N at s ch ra a lla n d ( 4 5 ) N 1 3 .0 1 Vo ch ti g … N 07 .0 1 D ro ge h ei d e (6 0) N 03 .0 1 B eek en b ro n (4 0) N 1 6 .0 3 D ro o g b o s m et … N 10 .0 2 V o ch ti g h oo ila nd … N 1 5 .0 2 D e n n e n -, e ik e n - e n … N 1 6 .0 4 V o ch ti g b o s m e t… N 14 .0 1 R iv ier - en … N 0 5 .0 1 M o er as (4 4 ) N 14 .0 3 Ha ag b eu ken - en … N 17 .0 1 V o ch ti g h ak ho u t en … N 1 7 .0 3 P ar e n s ti n ze n b o s… N 1 1 .0 1 D ro o g sc h ra al la n d … N 1 2 .0 2 K ru id e n - e n … N 12 .0 3… N 0 7 .0 2 Z a n d v e rs tu iv in g (2 2 ) N 1 2 .0 5 K ru id e n - e n …
H
er
st
el
d
bi
nne
n
5
ja
ar
N
ee
O
nb
ek
end
Ja
11 7 8 6 4 3 7 2 3 7 5 5 3 6 2 3 3 2 1 2 0 1 0 0 0 12 15 17 5 4 25 14 18 7 17 9 13 13 12 5 7 8 6 4 1 4 2 4 1 0 7 17 14 7 5 20 16 23 7 28 20 21 28 29 13 13 29 22 12 14 12 14 20 9 11 0 0 4 2 0 3 3 2 7 7 6 12 3 11 5 12 2 7 6 11 21 9 9 9 8 0 0 2 0 2 2 0 0 1 1 0 2 3 1 0 1 2 0 1 0 7 9 16 1 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 1 0 1 0 0 0 0 1 3 6 2 1 N 0 6 .0 3 Ho o gv ee n ( 3 0 ) N 1 4 .0 2 Ho o en la ag vee n b o s (3 9 ) N 0 6 .0 5 Z w ak geb u ff er d v en (4 5 ) N 0 6 .0 2 T ri lv ee n (2 0 ) N 0 6 .0 1 V ee n m o sr iet la n d en m o er as h ei d e (1 5 ) N 0 6 .0 4 V o ch ti ge h ei d e (5 3 ) N 0 6 .0 6 Z u u r ven o f h o o gv ee n ven ( 4 0 ) N 1 0 .0 1 N at s ch ra a lla n d ( 4 5 ) N 1 3 .0 1 V o ch ti g w ei d ev o gel gr as la n d (2 5 ) N 0 7 .0 1 D ro ge h ei d e (6 0 ) N 0 3 .0 1 B ee k en b ro n (4 0 ) N 1 6 .0 3 D ro o g b o s m et p ro d u ct ie (5 5 ) N 1 0 .0 2 V o ch ti g h o o ila n d ( 5 0 ) N 1 5 .0 2 D en n en -, ei ken - en b eu ken b o s (6 0 ) N 1 6 .0 4 V o ch ti g b o s m et p ro d u ct ie (2 5 ) N 1 4 .0 1 R iv ier - en b ee kb eg el ei d en d b o s (3 7 ) N 05 .0 1 M o er as (4 4) N 14 .0 3 Ha ag b eu ken - en es sen bo s (3 7) N 17 .0 1 V o ch ti g h ak ho u t en m id den b os (2 4) N 17 .0 3 P ar en s ti nz en b os ( 28 ) N 1 1 .0 1 D ro o g sc h ra al la n d ( 4 5 ) N 12 .0 2 K ru id en - en f au na ri jk g ra sl an d (3 8 ) N 1 2 .0 3 G la n sh a ve rh o o ila n d ( 5 5 ) N 0 7 .0 2 Z a n d v e rs tu iv in g (2 2 ) N 12 .0 5 K ru id en - en f au na ri jk e ak ker ( 23 )Ef
fe
ct
op
de
v
ege
ta
ti
e
Ze
er
g
root
n
e
ga
ti
ef
Gr
oo
t
ne
ga
ti
ef
M
at
ig
ne
ga
ti
ef
Ge
en
e
ff
ect
M
at
ig
pos
it
ie
f
Gr
oo
t
pos
it
ie
f
10
Figuur 5. Beoordeling van de gevolgen van de droogte van 2018 en 2019 voor de fauna van natuurtypen (N=38). Bij een negatieve beoordeling is aangeven of binnen 5 jaar herstel optreedt. Getal tussen haakjes: aantal respondenten dat oordeel over natuurtype heeft gegeven; getal in histogram: aantal respondenten dat op betreffende oordeelsklasse heeft gescoord.
10 10 3 8 7 8 8 11 1 0 4 3 3 2 4 3 3 3 0 4 1 0 1 2 1 8 9 9 10 9 12 15 10 3 6 16 14 4 5 16 2 5 11 11 6 5 9 3 10 4 7 4 4 3 1 6 6 7 1 2 4 3 0 3 9 1 5 5 3 2 3 4 5 11 3 N 03 .0 1 B eek en b ro n (2 6) N 0 6 .0 6 Z u u r v en o f… N 1 3 .0 1 V o ch tig … N 0 6 .0 5 Z w ak geb u ffer d v en … N 06 .0 3 Ho og veen (2 0) N 05 .0 1 M o er as (2 9) N 0 7 .0 1 D ro ge h ei d e (3 5 ) N 0 6 .0 4 V o ch tig e h e id e (3 2 ) N 0 6 .0 1 V ee n m o sr iet la n d … N 06 .0 2 T ril veen (1 1) N 1 0 .0 1 N at s ch ra a lla n d (2 8 ) N 1 4 .0 2 Ho o en … N 1 6 .0 4 V o ch tig b o s m e t… N 17 .0 1 V o ch tig h ak ho u t en … N 10 .0 2 V o ch tig h oo ila nd … N 07 .0 2 Z an dv er st uiv in g ( 12 ) N 1 1 .0 1 D ro o g s ch ra all an d … N 1 5 .0 2 D e n n e n -, e ik e n - e n … N 14 .0 1 R iv ier - en … N 16 .0 3 D ro o g b o s m et … N 1 7 .0 3 P ar e n s tin ze n b o s… N 1 4 .0 3 Ha ag b eu ken - en … N 12 .0 3… N 1 2 .0 2 K ru id e n - e n … N 1 2 .0 5 K ru id e n - e n …
H
er
st
eld
bi
nne
n
5
ja
ar
N
ee
O
nb
ek
end
Ja
7 6 3 4 4 3 2 3 1 1 1 2 0 0 0 0 1 2 2 0 1 0 0 0 0 10 9 9 10 5 10 12 9 2 2 6 4 3 3 6 2 3 3 1 4 1 2 1 2 1 8 8 4 7 8 13 15 16 2 5 17 14 4 7 23 4 9 14 11 8 7 11 8 21 7 1 1 4 3 3 3 4 2 3 3 2 7 8 6 2 6 11 16 8 16 12 8 4 6 15 0 0 0 0 0 0 2 2 2 0 2 0 1 0 2 0 3 1 2 3 0 2 2 4 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 2 0 N 0 3 .0 1 B ee k en b ro n (2 6 ) N 0 6 .0 6 Z u u r v en o f h o o gv ee n ven (2 4 ) N 1 3 .0 1 V o ch tig w ei d ev o gel gr as la n d (2 0 ) N 0 6 .0 5 Z w ak geb u ffer d v en (2 4 ) N 0 6 .0 3 Ho o gv ee n (2 0 ) N 0 5 .0 1 M o er as (2 9 ) N 0 7 .0 1 D ro ge h ei d e (3 5 ) N 0 6 .0 4 V o ch tig e h ei d e (3 2 ) N 0 6 .0 1 V ee n m o sr iet la n d en m o er as h ei d e (1 0 ) N 0 6 .0 2 T ril vee n (1 1 ) N 1 0 .0 1 N at s ch ra a lla n d (2 8 ) N 1 4 .0 2 Ho o en la ag vee n b o s ( 2 7 ) N 1 6 .0 4 V o ch tig b o s m et p ro d u ct ie (1 6 ) N 1 7 .0 1 V o ch tig h ak h o u t en m id d en b o s ( 1 6 ) N 1 0 .0 2 V o ch tig h o o ila n d (3 3 ) N 0 7 .0 2 Z a n d v e rs tu iv in g (1 2 ) N 1 1 .0 1 D ro o g s ch ra all an d (2 7 ) N 1 5 .0 2 D en n en -, ei ken - en b eu ken b o s ( 3 6 ) N 14 .0 1 R iv ier - en b eek b eg el ei d en d b os (2 4) N 16 .0 3 D ro o g b o s m et p ro du ct ie (3 2) N 17 .0 3 P ar en st in zen b os (2 1) N 14 .0 3 Ha ag b eu ken - en es sen bo s ( 23 ) N 1 2 .0 3 G la n sh a ve rh o o ila n d (1 5 ) N 12 .0 2 K ru id en - en fa u na rij k g ra sla nd (3 5 ) N 12 .0 5 K ru id en - en fa u na rij ke ak ker (2 8)Ef
fe
ct
op
de
fa
una
Ze
er
g
root
n
e
ga
tie
f
Gr
oo
t ne
ga
tie
f
M
at
ig
ne
ga
tie
f
Ge
en
e
ffe
ct
M
at
ig
pos
iti
e
f
Gr
oo
t pos
itie
f
11
Bij meerkeuzevragen 5 en 9 is de geënquêteerde gevraagd naar de 5 natuurtypen die qua flora, respectievelijk fauna, het meest in natuurwaarde is veranderd:
• Vraag 5: De volgende twee vragen gaan over de gevolgen van de droogte voor de natuurwaarde van de vegetatie van natuurtypen:
a. Welke natuurtypen (maximaal 5) zijn volgens u het hardst door verlies aan plantpopulaties in natuurwaarde achteruitgegaan?2
b. Welke natuurtypen (maximaal 5) zijn volgens u het hardst door toename van plantpopulaties in natuurwaarde vooruitgegaan?3
• Vraag 9: De volgende twee vragen gaan over de gevolgen van de droogte voor de natuurwaarde van de aanwezige fauna in de natuurtypen
a. Welke natuurtypen (maximaal 5) zijn volgens u door afname van dierpopulaties het hardst in natuurwaarde achteruitgegaan?1
b. Welke natuurtypen (maximaal 5) zijn volgens u door toename van dierpopulaties het hardst in natuurwaarde vooruitgegaan?2
De antwoorden op deze vragen zijn opgenomen in Figuur 6 en Figuur 7.
Figuur 6. De natuurtypen waarvan volgens de respondenten (N=64) de natuurwaarde door
veranderingen in de flora door de droogte van 2018 en 2019 het meest is achteruit gegaan (links) en het meest is vooruit gegaan (rechts). Hoe donker de kleur, des groter de verandering (lager gescoord op rangordeschaal 1-5). Getal tussen haakjes: aantal respondenten dat oordeel over natuurtype heeft gegeven.
2 In de web-enquête is gevraagd de typen in volgorde van afnemend verlies te plaatsen. 3 In de web-enquête is gevraagd de typen in volgorde van afnemende winst te plaatsen.
0 5 10 15 20 25 30 35 N03.01 Beek en bron (40) N05.01 Moeras (44) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (15) N06.02 Trilveen (20) N06.03 Hoogveen (30) N06.04 Vochtige heide (53) N06.05 Zwakgebufferd ven (45) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (40) N07.01 Droge heide (60) N07.02 Zandverstuiving (22) N10.01 Nat schraalland (45) N10.02 Vochtig hooiland (50) N11.01 Droog schraalland (45) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (38) N12.03 Glanshaverhooiland (55) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (23) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (25) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (37) N14.02 Hoog- en laagveenbos (39) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (37) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (60) N16.03 Droog bos met productie (55) N16.04 Vochtig bos met productie (25) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (24) N17.03 Park- en stinzenbos (28)
Flora: het meest in natuurwaarde vooruit
1 2 3 4 5 0 5 10 15 20 25 30 35 N03.01 Beek en bron (40) N05.01 Moeras (44) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (15) N06.02 Trilveen (20) N06.03 Hoogveen (30) N06.04 Vochtige heide (53) N06.05 Zwakgebufferd ven (45) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (40) N07.01 Droge heide (60) N07.02 Zandverstuiving (22) N10.01 Nat schraalland (45) N10.02 Vochtig hooiland (50) N11.01 Droog schraalland (45) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (38) N12.03 Glanshaverhooiland (55) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (23) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (25) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (37) N14.02 Hoog- en laagveenbos (39) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (37) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (60) N16.03 Droog bos met productie (55) N16.04 Vochtig bos met productie (25) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (24) N17.03 Park- en stinzenbos (28)
Flora: het meest in natuurwaarde achteruit
12
Figuur 7. De natuurtypen waarvan volgens de respondenten (N=38) de natuurwaarde door
veranderingen in de fauna door de droogte van 2018 en 2019 het meest is achteruit gegaan (links) en het meest is vooruit gegaan (rechts). Hoe donker de kleur, des groter de verandering (lager gescoord op rangordeschaal 1-5). Getal tussen haakjes: aantal respondenten dat oordeel over natuurtype heeft gegeven.
Om de resultaten makkelijker te kunnen beoordelen hebben we de uitkomsten van vragen 4 en 8 (Figuur 4 en Figuur 5) uitgedrukt in twee scores:
𝑆
s=
∑𝑖=1,7𝑁𝑖𝐺𝑖 ∑𝑖=1,7𝑁𝑖 [1]𝑆
h=
∑𝑗=1,3𝐻𝑗 ∑𝑗=1,3𝑁𝑗 [2] Waarin:Ss = beoordeling schade door 2018 en 2019 aan natuurtype (schaal -3.0 t/m +3.0);
i = index voor de 7 beoordelingsklasse (1 = zeer groot negatief t/m 7 = zeer groot positief); N = aantal keer dat klasse i is gescoord;
G = gewicht van de klasse (ingesteld op: -3.0, -2.0, -1.0, 0.0, 1.0, 2.0, 3.0); Sh = beoordeling herstel van natuurtype (schaal 0.0 t/m 1.0);
j = index voor de herstelklasse (1 = ja, 2 = onbekend, 3 = nee); H = gewicht voor de herstelklasse (ingesteld op: 1.0, 0.5 en 0.0).
De resultaten van beide scores staan in de linkerkant van Figuur 8, terwijl de rechterkant de samenhang tussen de scores vertoont. In grote lijnen is de kans op herstel kleiner naarmate er meer schade is opgelopen in 2018 en 2019, en zijn de schades aan vegetatie en fauna
gecorreleerd: veel schade aan de vegetatie betekent meestal ook veel schade aan de fauna. Tot slot nog scores waarin schade en herstel zijn geïntegreerd:
𝑆
a=
1 ∑𝑖=1,7𝑁𝑖(∑
𝑁
𝑖𝐺
𝑖×
1 ∑𝑗=1,3𝑁𝑗∑
𝑗=1,3ℎ
𝑗+ ∑
𝑖=5,7𝑁
𝑖𝐺
𝑖 𝑖=1,4)
[3] Waarin:Sa = integrale beoordeling natuurtype;
0 5 10 15 20 25 N03.01 Beek en bron (40) N05.01 Moeras (44) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (15) N06.02 Trilveen (20) N06.03 Hoogveen (30) N06.04 Vochtige heide (53) N06.05 Zwakgebufferd ven (45) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (40) N07.01 Droge heide (60) N07.02 Zandverstuiving (22) N10.01 Nat schraalland (45) N10.02 Vochtig hooiland (50) N11.01 Droog schraalland (45) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (38) N12.03 Glanshaverhooiland (55) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (23) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (25) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (37) N14.02 Hoog- en laagveenbos (39) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (37) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (60) N16.03 Droog bos met productie (55) N16.04 Vochtig bos met productie (25) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (24) N17.03 Park- en stinzenbos (28)
Fauna: het meest in natuurwaarde vooruit
1 2 3 4 5 0 5 10 15 20 25 N03.01 Beek en bron (26) N05.01 Moeras (29) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (10) N06.02 Trilveen (11) N06.03 Hoogveen (20) N06.04 Vochtige heide (32) N06.05 Zwakgebufferd ven (24) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (24) N07.01 Droge heide (35) N07.02 Zandverstuiving (12) N10.01 Nat schraalland (28) N10.02 Vochtig hooiland (33) N11.01 Droog schraalland (27) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (35) N12.03 Glanshaverhooiland (15) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (28) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (20) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (24) N14.02 Hoog- en laagveenbos (27) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (23) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (36) N16.03 Droog bos met productie (32) N16.04 Vochtig bos met productie (16) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (16) N17.03 Park- en stinzenbos (21)
Fauna: het meest in natuurwaarde achteruit
13
h = gewicht voor de herstelklasse (ingesteld op: 0.5, 1.0 en 2.0).
Met deze vergelijking krijgt een klasse een score die negatiever uitpakt naarmate de betekenis van klasse negatiever is, en positiever naarmate die positiever is. Bovendien wordt een negatieve score over alle klassen i =1-4 versterkt (met een factor 2.0) wanneer herstel binnen 5 jaar niet wordt verwacht, dan wel afgezwakt (met een factor 0.5) naarmate wél herstel wordt verwachten. Op vergelijkbare wijze zijn de antwoorden op vragen 5 en 9 (Figuur 6 en Figuur 7) geïntegreerd:
𝑆
5=
∑𝑖=1,10𝑁𝑖𝑔𝑖
10 ∑𝑖=1,10𝑁𝑖 [4]
Waarin:
S5 = integrale score voor de maximaal 5 typen die het meest negatief, c.q. positief scoren; i = index voor de 10 typen, gesorteerd van eerste negatieve tot laatste positieve genoemde; N = het aantal keren dat natuurtype is gescoord;
g = gewicht van index i (ingesteld met stapjes van 1.0 van -5.0 tot 5.0).
Het resultaat van beide bewerkingen is opgenomen in Figuur 9. De schalen van beide scores zijn relatief en niet vergelijkbaar.
Figuur 8. Schade- en herstelscores (Ss en Sh) voor vegetatie en fauna, en de relatie tussen beide scores. Ss Sh Ss Sh N03.01 -1.33 0.70 -1.88 0.46 N05.01 -1.18 0.68 -1.45 0.52 N06.01 -1.53 0.43 -0.70 0.75 N06.02 -1.75 0.48 -1.09 0.73 N06.03 -2.13 0.40 -1.50 0.43 N06.04 -1.45 0.63 -1.28 0.50 N06.05 -1.56 0.61 -1.63 0.46 N06.06 -1.63 0.51 -1.83 0.40 N07.01 -1.37 0.63 -1.23 0.56 N07.02 -0.27 0.93 -0.67 0.67 N10.01 -1.44 0.58 -1.07 0.57 N10.02 -1.20 0.64 -1.00 0.64 N11.01 -0.24 0.94 -0.56 0.80 N12.02 -0.16 0.86 -0.49 0.80 N12.03 0.02 0.89 -0.53 0.83 N12.05 -0.26 0.87 -0.14 0.89 N13.01 -1.16 0.88 -1.55 0.63 N14.01 -0.89 0.69 -0.71 0.77 N14.02 -1.74 0.42 -1.04 0.63 N14.03 -1.08 0.64 -0.57 0.80 N15.02 -1.13 0.48 -0.69 0.76 N16.03 -1.02 0.51 -0.34 0.78 N16.04 -1.16 0.64 -0.56 0.69 N17.01 -0.92 0.75 -0.81 0.72 N17.03 -0.79 0.77 -0.57 0.83 Vegetatie Fauna N06.03 N14.02 N06.05 N06.01 N06.04 N06.06 N10.01 N13.01 N07.01 N03.01 N16.03 N10.02 N15.02 N16.04 N14.01 N05.01 N14.03 N17.01 N17.03 N11.01 N12.02 N12.03 N07.02 N12.05 N06.03 N14.02 N06.05 N06.02 N06.01 N06.04 N06.06 N10.01 N13.01 N07.01 N03.01 N16.03 N10.02 N15.02 N16.04 N14.01 N05.01 N14.03 N17.01 N17.03 N11.01 N12.02 N12.03 N07.02 N12.05 VEGETATIE y = 0.2565x + 0.9432 R² = 0.7369 FAUNA y = 0.2767x + 0.9286 R² = 0.8494 0.30 0.40 0.50 0.60 0.70 0.80 0.90 1.00 -2.50 -2.00 -1.50 -1.00 -0.50 0.00 0.50
Her
st
el
sc
or
e
Ss
Score schade 2018-2019 Ss
14
Figuur 9. Integrale beoordeling (rood = negatief, groen = positief) van 2018 en 2019 voor de
vegetatie (boven) en fauna (onder) van natuurtypen volgens twee methoden: één waarbij alle 25 typen zijn beoordeeld en rekening is gehouden met de kans op herstel van eventuele schade (links; Verg. [1]), en één op basis van maximaal 5 typen die het meest negatief, c.q. positief scoren (rechts; Verg. [2]).
0.17 0.10 0.02 0.12 0.20 0.13 0.21 0.28 0.07 0.03 0.08 0.01 0.01 0.06 0.02 0.02 0.04 0.00 0.06 0.03 0.01 0.04 0.02 0.03 0.00 0.4 0.3 0.2 0.1 0.0 0.1 0.2 N03.01 Beek en bron (26) N05.01 Moeras (29) N06.01 Veenmosrietland en… N06.02 Trilveen (11) N06.03 Hoogveen (20) N06.04 Vochtige heide (32) N06.05 Zwakgebufferd ven (24) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (24) N07.01 Droge heide (35) N07.02 Zandverstuiving (12) N10.01 Nat schraalland (28) N10.02 Vochtig hooiland (33) N11.01 Droog schraalland (27) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (35) N12.03 Glanshaverhooiland (15) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (28) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (20) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos…
N14.02 Hoog- en laagveenbos (27) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (23) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (36) N16.03 Droog bos met productie (32) N16.04 Vochtig bos met productie (16) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos…
N17.03 Park- en stinzenbos (21)
Fauna: score 5 typen
2.28 1.55 0.30 0.69 1.76 1.43 1.86 2.37 1.19 0.47 0.99 0.86 0.22 0.17 0.20 0.09 1.32 0.33 0.83 0.22 0.36 0.08 0.33 0.53 0.23 3.0 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 0.5 N03.01 Beek en bron (26) N05.01 Moeras (29) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (10) N06.02 Trilveen (11) N06.03 Hoogveen (20) N06.04 Vochtige heide (32) N06.05 Zwakgebufferd ven (24) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (24) N07.01 Droge heide (35) N07.02 Zandverstuiving (12) N10.01 Nat schraalland (28) N10.02 Vochtig hooiland (33) N11.01 Droog schraalland (27) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (35) N12.03 Glanshaverhooiland (15) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (28) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (20) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (24) N14.02 Hoog- en laagveenbos (27) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (23) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (36) N16.03 Droog bos met productie (32) N16.04 Vochtig bos met productie (16) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (16) N17.03 Park- en stinzenbos (21)
Fauna: score alle typen
0.11 0.02 0.11 0.24 0.36 0.15 0.12 0.13 0.05 0.03 0.18 0.08 0.12 0.16 0.03 0.00 0.00 0.04 0.08 0.01 0.00 0.03 0.01 0.05 0.02 0.4 0.3 0.2 0.1 0.0 0.1 0.2 N03.01 Beek en bron (40) N05.01 Moeras (44) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide… N06.02 Trilveen (20) N06.03 Hoogveen (30) N06.04 Vochtige heide (53) N06.05 Zwakgebufferd ven (45) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (40) N07.01 Droge heide (60) N07.02 Zandverstuiving (22) N10.01 Nat schraalland (45) N10.02 Vochtig hooiland (50) N11.01 Droog schraalland (45) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (38) N12.03 Glanshaverhooiland (55) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (23) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (25) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (37) N14.02 Hoog- en laagveenbos (39) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (37) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (60) N16.03 Droog bos met productie (55) N16.04 Vochtig bos met productie (25) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (24) N17.03 Park- en stinzenbos (28)
Flora: score 5 typen
1.06 1.03 1.76 1.93 2.77 1.33 1.43 1.77 1.25 0.07 1.48 1.05 0.10 0.18 0.36 0.03 0.51 0.62 2.21 0.93 1.26 1.05 1.00 0.58 0.48 3.0 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 0.5 N03.01 Beek en bron (40) N05.01 Moeras (44) N06.01 Veenmosrietland en moerasheide (15) N06.02 Trilveen (20) N06.03 Hoogveen (30) N06.04 Vochtige heide (53) N06.05 Zwakgebufferd ven (45) N06.06 Zuur ven of hoogveenven (40) N07.01 Droge heide (60) N07.02 Zandverstuiving (22) N10.01 Nat schraalland (45) N10.02 Vochtig hooiland (50) N11.01 Droog schraalland (45) N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (38) N12.03 Glanshaverhooiland (55) N12.05 Kruiden- en faunarijke akker (23) N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (25) N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (37) N14.02 Hoog- en laagveenbos (39) N14.03 Haagbeuken- en essenbos (37) N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (60) N16.03 Droog bos met productie (55) N16.04 Vochtig bos met productie (25) N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (24) N17.03 Park- en stinzenbos (28)
15
2.3 Effecten op het niveau van soorten
Vragen 6 en 7 zijn open vragen die gaan over respectievelijk de afname en toename van plantensoorten.
• Vraag 6: De volgende vragen gaan over de gevolgen van de droogte voor de natuurwaarde van de vegetatie van natuurtypen:
a. Welke plantensoorten (maximaal 5) zijn volgens u het meest afgenomen? b. Van welke plantensoorten (maximaal 5) beschouwt u de afname het meeste als
verlies, bijvoorbeeld omdat ze een belangrijke rol voor het ecosysteem vervullen, het kwalificerende soorten zijn, de soorten op de Rode lijst staan, etc.?
c. Zijn er plantensoorten (maximaal 5) waarvoor u langdurige of blijvende achteruitgang vreest?
d. Van welke plantensoorten (maximaal 5) beschouwt u de afname het meeste als winst, bijvoorbeeld omdat door hun afname andere soorten (zeldzame, kwetsbare, kwalificerende) meer kans krijgen?
• Vraag 7: De volgende drie vragen gaan over de toename van plantensoorten. Die toename kan bestaan uit een meer exemplaren of een toename van de bedekking van de soort.
a. Welke plantensoorten (maximaal 5) zijn volgens u het meest toegenomen? b. Van welke plantensoorten (maximaal 5) beschouwt u de toename het meeste als
verlies, bijvoorbeeld omdat ze andere soorten wegconcurreren?
c. Van welke plantensoorten (maximaal 5) beschouwt u de toename het meest als winst, bijvoorbeeld omdat ze een belangrijke rol voor het ecosysteem vervullen, het kwalificerende soorten zijn, de soorten op de Rode lijst staan, etc.?
Door een misverstand is vraag 6 uit de web-enquête gevallen. De 64 respondenten hebben we daarom per e-mail benaderd met het verzoek de vraag alsnog te beantwoorden. Hierop kregen wij 24 reacties.
De antwoorden op beide vragen vroegen om een aanzienlijke verwerkingsslag, omdat niet iedereen zich aan de vraagstelling heeft gehouden, omdat respondenten verschillende namen voor eenzelfde soort gebruikten, of geen soorten noemden maar een groep van soorten, zoals ‘gras’ en ‘inlandse eik’. De resultaten zijn samengevat in Tabel 1. De grijzige kleuren in deze tabel duiden op een neutrale beoordeling, de oranjeachtige op een negatief oordeel en de groenige op een positief oordeel. De antwoorden op vraag 6c gaven nauwelijks extra informatie en zijn daarom in de tabel buiten beschouwing gelaten.
Tabel 1. Aantal respondenten dat aangeeft dat een plantensoort is afgenomen dan wel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd.
Plantensoort is
afgenomen (vraag 6, N=24)
toegenomen (vraag 7, N=64)
Afname
Verlies
Winst Toename
Verlies
Winst
Addertong
1
1
_
_
_
1
Akkerdistel
_
_
_
1
1
1
Amerikaanse vogelkers
1
_
_
_
_
_
Beenbreek
_
1
_
_
_
_
Beuk
1
1
_
_
1
_
Biggenkruid
_
_
_
1
_
2
Bijenorchis
_
_
_
_
_
1
Blauwe bosbes
_
1
_
_
_
_
Blauwe bremraap
_
_
_
_
_
1
Blauwe knoop
_
_
_
1
_
_
Bleekgele droogbloem
_
_
_
1
_
_
Blonde zegge
_
2
_
_
_
2
Bochtige smele
_
_
_
2
1
_
16
Tabel 1. Aantal respondenten dat aangeeft dat een plantensoort is afgenomen dan wel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd.
Plantensoort is
afgenomen (vraag 6, N=24)
toegenomen (vraag 7, N=64)
Afname
Verlies
Winst Toename
Verlies
Winst
Bokkenorchis
_
_
_
_
_
1
Braam
_
_
_
13
17
2
Brede orchis
_
_
_
_
_
_
Brede stekelvaren
_
_
_
1
_
_
Brede wespenorchis
1
_
_
_
_
_
Dennenwolfsklauw
1
1
_
_
_
_
Dijkviltbraam
_
_
_
1
1
_
Dotterbloem
1
_
_
_
_
1
Douglas
1
2
_
_
_
_
Dubbelloof
_
1
_
_
_
_
Duinriet
_
_
_
1
1
_
Duivekervel
_
_
_
1
1
_
Duivelsnaaigaren
_
_
_
1
_
1
Duizendblad
_
_
_
2
_
3
Dwergviltkruid
_
_
_
1
_
1
Echte guldenroede
1
1
_
_
_
1
Eik
1
2
_
_
_
_
Engels raaigras
_
_
1
1
_
_
Fijnspar
1
3
1
_
_
_
Fonteinkruid (kleine)
1
_
_
_
_
_
Framboos
_
_
_
1
1
_
Geel walstro
_
_
_
3
_
4
Geknikte vossenstaart
_
_
2
_
_
_
Gesteeld glaskroos
_
_
_
_
_
2
(Gestreepte) witbol
_
1
1
5
5
_
Gevlekte orchis
1
2
_
_
_
_
Gewone veldbies
_
_
_
_
_
2
(Gewoon) haarmos
_
_
_
2
_
_
Goudhaver
_
_
_
1
_
_
Gras
_
_
3
2
_
_
Grasklokje
_
_
_
1
_
2
Greppelrus
_
_
_
1
_
_
(Grote) brandnetel
_
_
_
3
3
_
(Grote) lisdodde
_
_
_
2
2
_
Grote ratelaar
_
_
_
_
_
1
Grote waternavel
_
_
_
_
2
_
Grote Wolfsklauw
1
1
_
_
_
_
Grove den
_
_
1
3
2
_
Hennegras
_
_
_
5
4
_
Herfstleeuwentand
_
_
_
_
_
1
Hoge fijnstraal
_
_
_
1
_
_
Holpijp
_
_
_
_
_
1
Hulst
_
_
_
2
_
1
Jacobskruiskruid
_
_
_
_
1
2
Kamgras
1
_
_
2
_
1
Kamille
_
_
_
1
_
_
Klein streepzaad
_
_
_
1
_
1
Kleine biesvaren
_
_
_
_
_
_
17
Tabel 1. Aantal respondenten dat aangeeft dat een plantensoort is afgenomen dan wel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd.
Plantensoort is
afgenomen (vraag 6, N=24)
toegenomen (vraag 7, N=64)
Afname
Verlies
Winst Toename
Verlies
Winst
Kleine klaver
_
_
_
1
_
_
Kleverige ogentroost
_
_
_
_
_
1
Klokjesgentiaan
2
1
_
_
_
4
Knikkende distel
_
_
_
_
_
1
Knoopkruid
_
_
_
1
_
2
Koningsvaren
_
1
_
_
_
_
Korensla
1
1
_
_
_
_
Krabbenscheer
1
_
_
1
_
3
Krabbenscheer
1
_
_
1
_
3
Kranswier
1
_
_
_
_
_
Kruldistel
_
_
_
1
1
1
Larix
1
1
2
_
_
_
Liggende vleugeltjesbloem
1
1
_
_
_
_
Lijsterbes
_
_
_
_
_
1
Maanvaren
1
_
_
_
_
_
Margriet
_
_
_
3
_
2
Moeraskartelblad
1
_
_
_
_
2
Moeraswolfsklauw
1
1
_
_
_
3
Muizenoortje
_
_
_
_
_
2
Noordse zegge
_
_
_
_
_
1
Oeverkruid
_
_
_
1
_
2
Parnassia
1
1
_
_
_
1
Pijpenstrootje
_
_
_
9
11
_
Pilzegge
_
_
_
1
_
1
Pitrus
_
_
_
5
4
_
Plat blaasjeskruid
_
_
_
_
_
1
Rhododendron
2
1
_
_
_
_
Rankende helmbloem
_
_
_
1
_
_
Reigersbek
_
_
_
4
_
1
Reuzenbalsemien
_
_
_
3
3
_
Riet
_
_
_
3
3
_
Rode bosbes
_
1
_
_
_
_
(Ruwe) Berk
_
_
_
11
14
_
Schijngenadekruid
_
_
_
3
2
_
Schildereprijs
_
1
_
_
_
_
Smalle weegbree
_
_
_
1
_
_
Spaanse ruiter
_
1
_
_
_
_
Speerdistel
_
_
_
1
1
1
Sporkehout
_
_
_
1
_
1
Steenanjer
_
_
_
1
_
2
Stekelbrem
_
_
_
1
_
1
Stekende Wolfsklauw
1
1
_
_
_
_
Struikheide
3
3
_
_
_
_
Taxus
_
_
_
1
_
1
Tormentil
_
_
_
1
_
1
Trekrus
_
_
_
1
_
_
Valkruid
1
1
_
_
_
_
Varens
_
1
_
_
_
_
18
Tabel 1. Aantal respondenten dat aangeeft dat een plantensoort is afgenomen dan wel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd.
Plantensoort is
afgenomen (vraag 6, N=24)
toegenomen (vraag 7, N=64)
Afname
Verlies
Winst Toename
Verlies
Winst
Veenmos
2
3
_
_
1
_
Vertakte leeuwetand
_
_
_
1
_
_
Vliegden
_
_
_
_
1
_
Vlottende waterbies
_
1
_
_
_
_
Vlozegge
_
1
_
_
_
_
Vossebes
_
_
_
1
_
_
Vuilboom
_
_
_
1
1
1
Watercrassula
_
_
1
8
11
_
Waterdrieblad
1
_
_
_
_
_
Waterlobelia
_
1
_
_
_
1
Waterviolier
_
_
_
_
_
1
Welriekende nachtorchis
_
1
_
_
_
_
Wilg
_
_
_
1
1
_
(Zachte) ooievaarsbek
_
_
_
2
_
_
(Zwarte) Els
_
_
_
3
4
_
Eenzelfde soort vragen zijn gesteld over de fauna:
• Vraag 10: De volgende vier vragen gaan over de afname van het aantal diersoorten: a. Van welke diersoorten (maximaal 5) is volgens u de populatie het meest
afgenomen?
b. Van welke diersoorten (maximaal 5) beschouwt u de afname het meest als verlies, omdat ze een belangrijke rol voor het ecosysteem vervullen, het kwalificerende soorten zijn, de soorten op de Rode lijst staan, etc.?
c. Zijn er diersoorten (maximaal 5) waarvoor u langdurige of blijvende achteruitgang vreest?
d. Van welke diersoorten (maximaal 5) beschouwt u de afname het meest als winst, bijvoorbeeld omdat door hun afname andere soorten (zeldzame, kwetsbare, kwalificerende) meer kans krijgen?
• Vraag 11: De volgende drie vragen gaan over de toename van diersoorten. a. Van welke diersoorten (maximaal 5) is volgens u de populatie het meest
toegenomen?
b. Van welke diersoorten (maximaal 5) beschouwt u de toename het meest als verlies, omdat ze schade toebrengen aan andere soorten, bijvoorbeeld via vraat of predatie?
c. Van welke diersoorten (maximaal 5) beschouwt u de toename het meest als winst, bijvoorbeeld omdat ze een belangrijke rol voor het ecosysteem vervullen, het kwalificerende soorten zijn, de soorten op de Rode lijst staan, etc.?
Nog meer dan bij de plantensoorten vroegen de antwoorden op deze vragen een grondige omwerking en interpretatie van de antwoorden. Het resultaat daarvan is opgenomen in Tabel 2. Het antwoord op vraag 10c is in 12 gevoegd bij vraag 10b indien meer respondenten de soort daar noemden. Het gaat om 12 gevallen. Eén respondent noemde bijvoorbeeld dat hij vreesde voor blijvende achteruitgang van de Noordse woelmuis (antwoord op vraag 12c), terwijl hij die soort niet bij 10a en 10 b had genoemd. De antwoorden op vraag 6c gaven nauwelijks extra informatie en zijn daarom in de tabel buiten beschouwing gelaten.
19
Tabel 2. Aantal respondenten dat aangeeft dat een diersoort is afgenomen danwel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd (N=38).
Diersoort is
afgenomen (vraag 10)
toegenomen (vraag 11)
Afname
Verlies
Winst
Toename Verlies
Winst
Amfibieën en reptielen
Amfibieën en reptielen algemeen
4
2
_
_
_
_
Aardbeivlinder
1
_
_
_
_
_
Adder
1
1
_
_
_
_
Groene kikker
_
_
_
1
_
_
Heikikker
3
2
_
_
_
_
Kamsalamander
2
3
_
_
_
_
Knoflookpad
1
2
_
_
_
_
Poelkikker
_
1
_
_
_
_
Ringslang
1
1
_
_
_
_
Zandhagedis
_
1
_
_
_
_
Dagvlinders
Dagvlinders algemeen
7
2
_
_
_
_
Aardbeivlinder
1
_
_
_
_
_
Bosparelmoervlinder
_
1
_
_
_
_
Bruine vuurvlinder
2
1
_
_
_
_
Distelvlinder
_
_
_
1
_
_
Eikenprocessierups
_
_
_
5
4
_
Gentiaanblauwtje
2
3
_
_
_
_
Grote vuurvlinder
1
1
_
_
_
1
Heivlinder
5
4
_
_
_
_
Kleine heivlinder
1
1
_
_
_
_
Kleine parelmoervlinder
_
_
_
2
_
3
Kommavlinder
5
4
_
_
_
_
Oranje zandoogje
1
_
_
_
_
_
Pimpernelblauwtje
1
2
_
_
_
_
Veenbesblauwtje
1
1
_
_
_
_
Veenbesparelmoervlinder
3
2
_
_
_
_
Veenhooibeestje
3
2
_
_
_
_
Veldparelmoervlinder
_
_
_
1
_
1
Zilveren maan
2
3
_
_
_
_
Libellen en juffers
Libellen en juffers algemeen
10
5
_
_
_
1
Gaffelwaterjuffer
_
_
_
1
_
1
Gewone bronlibel
1
1
_
_
_
_
Glassnijder
1
_
_
_
_
_
Hoogveenglanslibel
1
1
_
_
_
_
Kokerjuffer
1
_
_
_
_
_
Koraaljuffer
2
2
_
_
_
_
Noordse glazenmaker
1
_
_
_
_
_
Oostelijke witsnuitlibel
1
_
_
_
_
_
Sierlijke witsnuitlibel
1
1
_
_
_
_
Speerwaterjuffer
2
4
_
_
_
_
Tangpantserjuffer
1
2
_
_
_
_
Venglazenmaker
1
1
_
_
_
_
Venwitsnuitlibel
1
_
_
_
_
_
Watersnuffel
2
_
_
_
_
_
Zadellibel
_
_
_
1
_
_
Zuidelijke glazenmaker
_
_
_
1
_
1
Zuidelijke keizerlibel
_
_
_
1
_
_
Overige insecten
Insecten algemeen
3
_
_
_
_
_
20
Tabel 2. Aantal respondenten dat aangeeft dat een diersoort is afgenomen danwel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd (N=38).
Diersoort is
afgenomen (vraag 10)
toegenomen (vraag 11)
Afname
Verlies
Winst
Toename Verlies
Winst
Bijen
1
1
_
_
_
_
Franse veldwesp
_
_
_
1
_
_
Gestreepte bladsnuitkever
_
_
_
1
1
_
Grote groene sabelsprinkhaan
_
_
_
1
_
_
Haften
1
_
_
_
_
_
Heidepistoolmot
_
_
_
_
1
_
Kevers
_
_
_
1
1
_
Krasser
_
_
_
1
_
_
Lariks bastkever
_
_
_
1
_
_
Letterzetter
_
_
_
4
6
1
Moerassprinkhaan
1
_
_
_
_
1
Sikkelsprinkhaan
_
_
_
2
_
_
Sprinkhaan
_
1
_
_
_
2
Teek
_
_
_
1
_
_
Veldkrekel
_
_
_
2
_
1
Wespenspin
_
_
_
1
_
_
Zompsprinkhaan
1
_
_
_
_
_
Vogels
Vogels algemeen
5
_
_
_
_
_
Brandgans
_
_
_
1
_
_
Canadese gans
_
_
_
2
_
_
Fazant
2
1
_
_
_
_
Grauwe gans
_
_
_
2
1
_
Grutto
2
2
_
_
_
1
Houtsnip
1
_
_
_
_
_
Korhoen
2
2
_
_
_
_
Kraai
_
_
_
1
1
_
Kraanvogel
2
1
_
_
_
_
Kwartelkoning
_
1
_
_
_
_
Nijlgans
_
_
_
2
1
_
Patrijs
2
2
_
_
_
_
Porseleinhoen
1
_
_
_
_
_
Putter
_
_
_
1
_
_
Roerdomp
1
_
_
_
_
_
Snoek
1
_
_
_
_
_
Specht
_
_
1
1
_
1
Spreeuw
_
_
1
_
_
_
Tortelduif
1
1
_
_
_
_
Tureluur
1
_
_
_
_
_
Veldleeuwerik
1
_
_
_
_
_
Vink
_
_
_
1
_
_
Vlaamse gaai
_
_
1
_
_
_
Waterral
1
_
_
_
_
_
Watersnip
1
1
_
_
_
_
Wulp
1
1
_
_
_
_
Zeearend
_
_
_
_
_
2
Vissen
Vissen algemeen
6
3
_
_
_
_
Amerikaanse rivierkreeft
_
_
_
1
1
_
Beekdonderpad
1
_
_
_
_
_
Beekprik
3
3
_
_
_
_
Bermpje
2
_
_
_
_
_
21
Tabel 2. Aantal respondenten dat aangeeft dat een diersoort is afgenomen danwel toegenomen, en of die verandering als verlies of als winst kan worden beschouwd (N=38).
Diersoort is
afgenomen (vraag 10)
toegenomen (vraag 11)
Afname
Verlies
Winst
Toename Verlies
Winst
Blauwband
_
_
1
_
_
_
Brasem
_
_
1
_
_
_
Grote modderkruiper
_
2
_
_
_
_
Hondsvis
_
_
1
_
_
_
Kwabaal
1
1
_
_
_
_
Stekelbaars
_
1
_
_
_
_
Zonnebaars
_
_
5
_
_
_
Zoogdieren
Boommarter
_
_
_
1
_
_
Das
_
_
_
1
_
1
Haas
_
1
_
_
_
_
Konijn
2
1
_
_
_
_
Muis
_
_
_
2
_
1
Muskusrat
_
_
1
_
1
_
Noordse woelmuis
_
1
_
_
_
_
Otter
_
_
_
_
_
2
Ree
_
_
_
1
_
1
Rosse woelmuis
_
_
_
1
_
_
Steenmarter
_
_
_
1
_
_
Wolf
_
_
_
1
_
2
Overig
Macro/Onderwaterfauna
4
6
_
_
_
_
Recreanten
_
_
1
_
_
_
2.4 Opmerkingen van respondenten
Via een twee open vragen hebben we de geënquêteerden meer informatie proberen te ontlokken:
• Vraag 12: Heeft u nog opmerkingen die ons inzicht over de ecologische gevolgen van de droogte kunnen vergroten? N.B.: de resultaten van de enquêtes onder terreinbeheerders van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer zijn ons bekend.
• Vraag 13:Wat doet u en uw organisatie (naast de reguliere monitoring van SNL en N2000) om de ecologische gevolgen van droogte in beeld te brengen?
Vraag 13 stond achterin de enquête en is daardoor alleen beantwoord door de 38 personen die ook het gedeelte over de fauna hadden ingevuld. Vraag 12 is zowel bij de flora als de fauna gesteld. In Bijlage III zijn de antwoorden op deze vragen gecombineerd. De antwoorden, die vaak zeer nuttig zijn voor de interpretatie van de antwoorden op de meerkeuzevragen, vatten wij als volgt samen:
1. Commentaar op de enquête hebben 4 personen, waarvan 3 negatief (‘effect onbekend’ kon niet worden ingevuld; beheergebied te heterogeen; weinig ruimte voor nuance) en 1 positief (“echt wel nodig”).
2. Lange termijn. Dan kunnen we pas echt iets zeggen over de gevolgen van 2018 en 2019, menen 7 respondenten.
3. Schade
a. Aan productiebos (vooral Spar en Lariks), inheemse bomen (Beuk, Eik) en laanbomen (N=8).
b. Aan diverse soorten en ecosystemen: Hoogveen, insecten, vochtminnende reptielen (zoals levendbarende hagedis), populaties Heikikker, Vinpootsalamander,
22
roofvogels, heide- en schraallandvlinders. Stabiele vegetaties gingen plots achteruit, er kwamen meer exoten en muizen. (al deze veranderingen N=1 keer genoemd).
4. Structurele oorzaken. De droge jaren 2018 en 2019 staan niet op zich:
a. Het waterbeheer is niet op orde (te lage landbouwpeilen, beregening landbouw, te vroeg maaien sloten, Vitens onttrekt te veel, het waterschap is er vooral voor boeren) (N=7). Er wordt een schadeclaim ingediend bij de provincie (N=1) b. Te lage grondwaterstanden leiden tot afbraak organisch materiaal (N=2) c. Structurele verdroging, verzuring en vermesting versterken de gevolgen van de
2018 en 2019 (N=6)
5. Positieve effecten worden genoemd bij schrale graslanden (N=1), jeneverbesstruwelen (N=1), meer dood hout (N=1) en het sterven van boomexoten (N=1). Positief over het herstel is er bij normaal weer en uitvoering van N2000-maatregelen (N=1).
6. Maatregelen. De waterhuishouding dient te worden hersteld (N=4), hydrologisch herstelde gebieden zijn minder getroffen (N=1), het boomassortiment moet worden aangepast (N=2), extra maatregelen zijn nodig, o.a. tegen Watercrassula (N=2).
7. Monitoring van de droogtegevolgen gebeurt alleen binnen het reguliere
monitoringsprogramma (N=3), er is geen budget of capaciteit voor (N=3), er wordt een extra inspanning verricht om de droogtegevolgen in beeld te brengen (veldbezoek, looproutes, vennen en poelen extra in de gaten houden, inzet van vrijwilligers) (N=19).
23
3 Samenvatting en discussie
De resultaten per natuurtype zijn samengevat in Tabel 3, met onderscheid naar de schade door de twee droge jaren en de kans op herstel in de komende vijf jaar, uitgaande van een normale weersgesteldheid.
Tabel 3. Samenvatting effecten droge jaren 2018 en 2019 op natuurtypen4. N.B.: de schadeklasse ‘klein’ duidt in enkele gevallen ook op een kleine winst.
4 Beslisregels gebaseerd op waarden Ss en Sh in Tabel 3:
a. schade = ‘klein’ als Ss > -0.25, ‘matig’ als -1.25 ≤ Ss ≤-0.25, ‘groot’ als Ss < -1.25 b. herstel = ‘klein’ als Sh < 0.50, ‘matig’ als 0.50 ≤ Sh ≤ 0.75, ‘groot’ als Sh > 0.75