• No results found

Sporen van een 15de-eeuws atelier voor pelgrimsdevotionalia te Geraardsbergen (prov. Oost-Vlaanderen).

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sporen van een 15de-eeuws atelier voor pelgrimsdevotionalia te Geraardsbergen (prov. Oost-Vlaanderen)."

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sporen van een 15de-eeuws atelier voor pelgrimsdevotionalia

te Geraardsbergen (prov. Oost-Vlaanderen)

Luk Beekmans & Etienne B o r r e m a n s '

1 Inleiding

Bij een noodopgraving in de achtertuin van de voormalige Sint-Adriaanschouwburg aan de Steenstraat te Geraardsbergen, ontdekte de Werkgroep Archeologie Geraardsbergen in 1994 een reeks archaeologica die in verband kunnen worden gebracht met een 15de-eeuws gietatelier. De samenstelling van het vondsten-pakket, met onder andere een gietmal voor bedevaartsinsignes, laat toe om deze voorwer-pen tevens te identificeren als sporen van een atelier waar lokale bedevaartsouvenirs werden vervaardigd.

Deze vondst is voor Geraardsbergen een belangrijk gegeven. De plaatselijke Sint-Adriaans abdij was tijdens de late middeleeuwen immers een Europees vermaarde bedevaartsplaats waar vele tienduizenden pelgrims de relieken van Sint-Adriaan kwamen vereren. Vooral na 1425 moet dit bedevaartsoord een grote ontplooiing heb-ben gekend. Men smeekte er bescherming af tegen de plotselinge dood of tegen de pest, in bepaalde gevallen was de bedevaart zelfs een opgelegde of boete-bedevaart. Tijdens de 15de en 16de eeuw kochten de bedevaarders er, vol-gens de gewoonte van de tijd, een pelgrimsin-signe als souvenir2.

Het jongste decennium zijn in België, maar vooral in Nederland tientallen Adrianus-insignes

' Met medewerking van Werner Borremans, Eddy De Leeuw, Luk De Vos, Mark Van den Berge en Geert Welleman.

2 Van Bockstaele 1997, ter perse. We danken de auteur voor de toelating tot gebruik

van zijn ongepubliceerd werk.

3 Kadastraal bekend onder Sectie B, 471 d.

4 Met dank aan de heer L. Quintelier, bestuurder-zaakvoerder van de

bouwmaat-schappij Veilig Wonen cv., voor de toelating tot het noodonderzoek.

van verschillende types opgegraven die toege-schreven worden aan de abdij van Geraards-bergen. In Geraardsbergen zelf waren tot nu geen sporen van lokale bedevaartdevotionalia gevonden. Met deze jongste vondst trachten we enerzijds deze leemte wat aan te vullen en an-derzijds willen we de Geraardsbergse oorsprong bevestigen van de frequente Adrianus-insignes uit Belgische en Nederlandse opgravingen.

2 De vindplaats

In het kader van de stadskernvernieuwing besloot het stadsbestuur in 1994 om de bouw-vallige Sint-Adriaanschouwburg aan de Steen-straat3 te saneren en op de vrijgekomen ruimte

sociale woningen op te trekken (fig. 1). Tijdens de maand augustus van hetzelfde jaar kregen we van de bouwmaatschappij Veilig Wonen c v . de toelating om een beperkt noodonderzoek uit te voeren in de achtertuin van dit complex4.

In de westelijke sector sneden we onder een reeks cultuurlaagjes van recentere datum een nivelleringspakket aan met een dikte van 12 cm. Deze laag, zichtbaar vanaf -120 cm, bestond hoofdzakelijk uit fijn baksteengruis. Hieronder zat een gemengde laag met wat houtskoolresten, bouwpuin en 16de-17de eeuws schervenmate-riaal. Vanaf-170 tot -205 cm troffen we een rest-pakketje aan uit de 15de eeuw met een breedte van 70 cm, dat over een lengte van 3 m kon wor-den waargenomen. Dit pakket bevatte goed ge-documenteerde archaeologica die in verband kunnen worden gebracht met een gietatelier. Deze laag rustte op haar beurt op een dun zan-dig niveau met wat houtskoolresten en wat redu-cerend gebakken aardewerk. Hieronder sneden we ten slotte het tertiaire paniseliaan aan.

(2)

3 Het archeologisch materiaal

Het archeologisch materiaal beslaat verschil-lende vondstencategorieën. In een eerste deel behandelen we een reeks archaeologica die in verband kunnen worden gebracht met de me-taalgieterij: een drietal fragmenten van gietvor-men, een pelgrimsampul, een aantal gietkroezen, basismateriaal voor het gietproces en restpro-ducten. Daarnaast worden tevens enkele meta-len voorwerpen, munten en aardewerk bespro-ken, die uit dezelfde context afkomstig zijn.

3.1 De gietmallen

Een eerste fragment van een gietvorm diende voor de vervaardiging van Adrianus-insignes (bewaarde lengte: 44 mm; breedte: 58 mm, en dikte: 19 mm). De rechthoekige mal uit leisteen is zorgvuldig uitgezaagd en gepolijst; de hoeken zijn schuin afgevlakt (fig. 2).

De gravure van deze mal getuigt van een er-varen vakmanschap, waarbij het subtiele detail, de perfecte verhouding en de nauwkeurige af-werking de hand van een kunstenaar verraden.

Het hoofd van Adrianus is bedekt met een onversierde ronde baret. Het haar is lang en golft tot over de oren. De heilige draagt een snor en een ringbaard met lang krullend kinhaar. De neus is scherp afgebeeld; de ogen zijn breed en ovaal. Het hoofd is omkranst door een dubbele aure-ool, die versierd is met een gekruist lijnenspel. Bovenaan is een bevestigingsringetje uitgewerkt. Het lichaam, slechts tot op borsthoogte be-waard, toont Adrianus als een geharnast militair. De schouderplaten, de armbeschermers en de akkoladevormige borstplaat zijn zo gedetaileerd weergegeven dat zelfs de klinknagels en de ver-bindingsriemen gegraveerd zijn.

De heilige is afgebeeld met zijn attributen: het zwaard, bewaard tot net boven de pareer-stang, is in negatief rechts weergegeven; de ha-mer en de aanzet van het aambeeld zijn in nega-tief links afgebeeld.

Aangezien de gravure slechts voor één derde is bewaard, is het voorbarig om de mal zonder meer aan een bekend insignetype toe te schrij-ven. Toch mogen we stellen dat het bewaarde gedeelte het best aansluit bij het type III van Koster5 en bij afbeelding 4:7 van Van Beuningen

& Koldeweij6, waarbij een staande Adrianus

bo-ven op een leeuw is afgebeeld met daaronder een tekstband. We willen wel opmerken dat - in tegenstelling tot dit type - op de gietmal noch de hamer, noch het zwaard verbindingsstroken of verstevigingen met het lichaam dragen. Dit de-tail zou er eventueel kunnen op wijzen dat we hier met een onbekend subtype te maken hebben.

Deze mal verschaft ons tevens bijkomende informatie over het gietprocedé: opmerkelijk is de techniek die is aangewend om de paspinnen

1 Algemeen situatieplan. aan te brengen en te fixeren. Links bovenaan en

zijdelings zijn op gelijke hoogte twee gaten ge-boord, die elkaar haaks in de gietvorm verbin-den. Hierin werd met een lood-tinlegering de paspin gegoten. De metaalresten zijn nog zicht-baar. Deze pin zat hierdoor klemvast en kon niet loskomen als de boven- en ondermal na het giet-proces uit elkaar werden genomen.

5 Koster 1973.

6 Van Beuningen &

Kol-deweij 1993, 119, afbeelding 4-7.

(3)

2 De gietmal voor Adrianus-insignes. Schaal 1:1.

Idem, 118.

O m bij de gieting de boven- en de ondermal stevig bij elkaar te houden werd rond de mallen ook een metaaldraad gewikkeld. Deze draad kon gefixeerd worden in de groeven die langs de zij-kanten van de mal gevijld zijn.

O p de gietvorm zijn tevens ontluchtings-kanalen aangebracht. Deze dienden om bij de gieting de overgebleven lucht uit de mal te laten

ontsnappen. Een ontluchtingskanaaltje boven het zwaard is heel deskundig ingegroefd. Een paar andere kanaaltjes daarentegen, vertrekkend aan de steel van de hamer, zijn onzorgvuldig, zelfs slordig aangebracht. We vermoeden dat de graveur deze ontluchtingsgroeven over het hoofd heeft gezien en dat de metaalgieter de kanaaltjes secundair zelf heeft aangebracht.

O p de breuklijn zijn twee dwarse, konische boringen van elk 28 mm diepte aangebracht. Deze kunnen we enkel vatten als een herstelling van de gebroken mal. Dan zou ook de groef, die bovenaan overhoeks van links naar rechts loopt, kunnen verklaard worden als een insnijding voor een metaaldraad die de fragmenten aan elkaar hield. Bovenaan in de groef zijn tevens roestspo-ren aanwezig, waarboven plaatselijk een tinlood-legering is gegoten om deze draad mogelijk te fixeren. In Nederland zijn verschillende Adria-nus-insignes teruggevonden die duidelijk gego-ten zijn in gerestaureerde mallen. We moegego-ten er enerzijds op wijzen dat het graveren van soort-gelijke mallen vermoedelijk het werk is geweest van professionele mallenmakers en dat de hoge kostprijs hiervan een latere restauratie zeker kon verantwoorden. Anderzijds moeten we ook stel-len dat de insignes massaproducten waren, die soms ten koste van een bedenkelijke kwaliteit (niet weggevijlde bramen, onvolledige gietingen etc ... ) vlot aan de man werden gebracht7.

Een tweede teruggevonden fragment van een gietvorm is tweezijdig te gebruiken. Deze vorm (bewaarde lengte: 88 mm; breedte: 65 mm; dikte: 15 mm) diende voor de vervaardiging van ringe-tjes. De mal uit leisteen is zorgvuldig gepolijst en uitgezaagd (fig. 3).

Aan de ene zijde is een gietboom gegraveerd met oorspronkelijk negen ringetjes. Het

onder-3 De tweezijdige gietmal voor het vervaardigen van ringetjes. Schaal 2:3.

(4)

ste deel met zes ringetjes is bewaard; de giet-kanaaltjes voor de twee bovenliggende ringen en de aanzet van een centrale bovenste ring zijn tevens zichtbaar. De gietkelk, relatief breed uit-gesneden, loopt uit in een centrale stam waaruit symmetrisch schuinopstaande gietkanaaltjes ver-trekken naar de ringvormen. Centraal is in elke vorm een gaatje geboord waarin de passerpunt werd geplaatst voor het uitschrapen van de ring-vorm. De ringen hebben een uiterste diameter van 13 mm. Onderaan rechts is een konisch pas-gat 4 mm uitgehoord.

De andere zijde is voorzien van een soort-gelijke giethoorn met oorspronkelijk zes ringe-tjes. Hiervan zijn de basis met vier volledige ringen en de aanzet voor de twee andere be-waard. De schuinoplopende gietkanalen zijn hier asymmetrisch aangebracht. De ringen aan deze zijde hebben een uiterste diameter van 16 mm. Onderaan rechts is eveneens een pasgat ge-boord.

Bij het gieten werd aan beide zijden van deze mal een sluitplaat met centreerpennen bevestigd. Deze pennen werden in de pasgaten van de cen-trale mal geklikt en moesten tijdens het giet-proces de onderdelen van de gietvorm precies bijeen houden. Vervolgens werd rond het geheel metaaldraad gewikkeld en vastgewrongen. O m deze draad beter te kunnen fixeren waren, pre-cies zoals bij de vorige mal, in de zijkanten groe-ven gevijld.

De gietkelken van belde vormen raken elkaar bijna aan de basis, zodat bij één gieting de twee mallen konden worden bediend.

Uit Nieuwlande (Nederland) is een gietprop met ringetjes uit de 15de eeuw bekend die vol-gens een identieke techniek is vervaardigd8.

Een derde fragment is verzorgd uitgezaagd en gepolijst; de zijkanten zijn ovaal afgewerkt (uiterste breedte: 47 mm; lengte: 31 mm; dikte:

16 mm). Het stuk is echter te onvolledig om er een bepaald eindproduct te kunnen aan toe-schrijven (fig. 4).

O p de voorzijde is centraal een groeve met opwellende middenstrook uitgewerkt. Aan beide zijden bevinden zich konische fixeerpinnen uit een tin-loodlegering, die haaks in de mal beves-tigd zijn. O p de bovenrand is een breuklijn met herstellingssporen zichtbaar. Enerzijds heeft men getracht om het oneffen breukvlak te egaliseren en anderzijds heeft men gepoogd om de gebro-ken delen van de mal aan elkaar te brengen met centreerpennen. Op de onderzijde merken we een ruw breukvlak waarop de techniek voor de bevestiging van fixeerpennen duidelijk is geïllus-treerd. Aan deze zijde zijn geen restauratiespo-ren aanwezig.

O p de gietmal merken we tevens verschil-lende barsten. Deze kunnen ontstaan zijn door thermische schokken of door de oxydatie van de fixeerpinnen.

4 Fragment van de derde gietmal. Schaal 2:3.

3.2 Een pelgrimsampul

De ampul uit een lood-tinlegering is beurs-vormig en heeft een licht ingesnoerde hals. De schouders dragen zijdelings ovale oogjes, het ene is afgebroken. Zowel de voor- als de keerzijde zijn versierd met een centraal wapenschild dat bovenaan met een geruit en lateraal met een ge-streept patroon is versierd. Het voorwerp is door de druk van de bodem wat vervormd en op de keerzijde is distaal een fragmentje uitgebroken

(fig.

5).

Het ene schild is geïdentificeerd9 als het

spie-gelbeeld van het wapen van Philips de Goede, hertog van Bourgondië10. Het andere draagt het

wapen van de Franse koning11.

Dat deze pelgrimsampul zowel de wapens van Philips de Goede als die van de Franse ko-ning draagt, is op zijn minst verrassend te noe-men. Het is immers bekend dat Philips de Goede een paar maal "Sente Adrianswaert trac te Gheerts-herghe". Lodewijk XI, dauphin van Frankrijk, bezocht de bedevaartsplaats in 1457, 1458 en 1459. Hij onderhield regelmatige contacten met de abdij en benoemde abt Nicasius de Frasne zelfs tot lid van zijn raad12.

Hebben de bezoeken van beide hoogwaar-digheidsbekleders en hun goede relatie met de abdij zo een diepe indruk nagelaten op de lokale

8 Idem^XL

Met dank aan de heer Michel Bourgois, Hoger Ar-chitectuurinstituut Sint-Lukas Gent, voor de identificatie van de wapenschilden.

10 De Boo 1967, 9, afbeel-ding 2.

" Rietstap 1943, 36, afbeel-ding 10.

12 Van Beuningen &

Kolde-weij 1993, 117; Fris 1911, 138.

5 De pelgrimsampul. Schaal 2:3.

(5)

6 Een drietal kroesjes uit de 15de-eeuwse afvallaag. Schaal 1:3.

7 Houtskool uit kort ge-kapt snoeihout.

bevolking en op de abdijgemeenschap dat ter herinnering aan deze feiten een ampul werd ge-goten, versierd met hun wapen ? Of werd de aanwezigheid van belde vorsten "publicitair" uit-gebuit, waardoor het belang van de abdij als bedevaartscentrum werd onderstreept?

Het aantreffen van een ampul met deze iconografie in een afvallaag van een Geraards-bergs metaalgieter geeft inderdaad voeding aan deze hypotheses en laat toe om dit voorwerp met grote graad van zekerheid als een lokaal product te beschouwen.

3.3 Gietkroezen

Uit de afvallaag kwamen tevens twee punt-gave, vermoedelijk niet gebruikte gietkroesjes en één in tekening te herstellen exemplaar aan het licht. Daarnaast tellen we nog 38 scherven die toebehoren aan een dertigtal analoge recipiën-ten.

De kroesjes zijn vervaardigd uit een fijne gelige klei met kwartsconcreties en gemagerd met wat fijn schervengruis. Twee gave kroesjes (fig. 6 : 1 - 2 ) en een 18-tal scherven zijn heel hard gebakken, ze dragen een bruine kern en een grijsbruin oppervlak. Een ander, in tekening

her-HUI

1111

mi

stelbaar kroesje (fig. 6: 3) en een 20-tal scherven zijn merkelijk minder hard gebakken, ze ver-tonen een geelbruine kern en een geel-oranje oppervlak.

Onder deze kroesjes kunnen we een drietal maatvormen onderscheiden. Een eerste model heeft een basisdiameter van 16 tot 21 m m en een hoogte van 32 tot 33 mm; een tweede reeks heeft een basisdiameter van 21 tot 24 m m en een hoogte van 40 tot 42 mm; van een derde soort gietkroesjes is alleen de basisdiameter van 42 mm bekend.

De kleinste exemplaren zijn gemodelleerd en hebben een weinig geprononceerd standvlakje. Het konisch lichaam draagt een afgevlakte rand met een langwerpig uitgenepen snaveltje; de gro-tere exemplaren dragen een meer buikig lichaam. Het grootste exemplaar, waarvan alleen de voet is bewaard, vertoont duidelijke draairingen.

Blijkbaar bestaat er geen onderlinge relatie tussen baktechniek en de vormtypologie zodat we mogen stellen dat alle gietkroesjes vermoede-lijk uit eenzelfde atelier afkomstig zijn. Wegens de hoge bakkingsgraad mogen we dit materiaal zeker als (Rijnlandse?) import beschouwen.

We vermelden tevens dat op één enkel sna-velfragment een koperconcretie aanwezig is, het-geen duidelijk verwijst naar de functie van het recipiënt als gietkroes.

4 Secundaire basisgrondstoffen en rest-producten

In de laag werd een pakket houtskool aan-getroffen. Een buikmonster, dat na telling 166 houtskoolfragmenten bevatte, zorgde na reini-ging voor een opmerkelijk resultaat: als grond-stof voor de houtskool werd grotendeels snoei-hout gebruikt. Takjes van verschillende diameter werden zorgvuldig in korte stukjes gekapt en dan tot houtskool verwerkt (fig. 7).

Hout dun snoeihout dikker snoeihout grove blokken kleine fracties Totaal Lengte 19-36 mm 33-72 mm 80-90 mm Diameter 18-24 mm 34-43 mm Aantal % 68 47 45 31 15 10 18 12 146

Het gebruik van houtskool, gebrand uit kort gekapt snoeihout, houdt zonder twijfel verband met de kleine gietkroezen, zoals mooi geïllus-treerd wordt door de voorstelling van een alchemist door P. Breugel de O u d e (fig. 8). Deze recipiënten werden immers samen met hun in-houd rechtstreeks in het vuur geplaatst. De kleine staafjes houtskool konden, in tegenstel-ling tot grovere blokken, dichter rond de kroe-zen worden geplaatst, zodat de

(6)

smelttempe-^ f S t K T l O N A I L I B.F.S TtKKi 1 V S L - v i i D r . ( A M vil IS ywicA Hts c IKI \ vt' is • r t R A M K A M R e r r i ^ r A O V A T V O R Ï Ï V t t A Mi S C D T A U < t N S » » I A w t f ^ A L l i q.vAJLfl N ^ r V M S ih. N \ t t KJ.tt.*.TK KtS T.Sr V B I P R I N C I P A L I S M f t M T V R V B l q ^ i O C A l l S 8 De Alchemist, P. Breu-gelde Oude. Gravure van T.

Galle, Prentenkabinet, Brus-sel.

luüafit iimfil. • Pm .VjMmil &r trrl l*tv»i7 m JKt t* trr rfi.ii/ «u .-i«- j*u « ^ aw (wr .iw > i «

üfö »rt. ^ "--Jrir M Ir U-ia W-- ^ «* i^rt ft i>Nfr ^ i -Ml* :-. ^ -i-i « - ^ W (J

ratuur sneller werd bereikt. De kleine staafjes ontwikkelen bij het aanblazen op korte tijd te-vens een grotere calorie-volume. Vermoedelijk kregen de kolenbranders een specifieke opdracht vanuit het gietambacht om de houtskool doelge-richt te produceren.

In de laag werd verder nog, een gietprop in een tin-loodlegering gevonden, die na het gieten van het eindproduct is weggeknipt. Dit is een typisch restproduct dat meestal wordt gerecupe-reerd voor een volgende gieting.

5 Overige vondsten

Dit pakket omvat verder een aantal archaeo-logica waarvan niet uit te maken valt of ze recht-streeks in verband staan met de plaatselijke metaalgieterij. Gedeeltelijk behoort dit materiaal zonder twijfel ook tot het huishoudelijk afval dat met dit ambacht in verband kan worden ge-bracht.

Deze insignes hadden blijkbaar een onheil-afwerende en gelukbrengende functie. Erotische insignes en pegrimstekens blijken een dicht be-naderende amuletfunctie te hebben gehad13.

Schaaltje uit koper of een koperlegering. Een gedeelte van de opstaande rand is weggesneden (fig. 9 : 2 ) .

Fragmenten van een riem met gesp uit een enkelvoudige beugel. In het riembeslag is met gothische letters het woord " D I E U " gegoten, gevolgd door een cluster van zes bolletjes. Tus-sen het beslag zit een fragment van de eigenlijke riem vastgeniet. Deze riem is vervaardigd uit een kunstig gevlochten metaaldraad waarvan vijf fragmenten zijn teruggevonden met een totale lengte van 56 cm (fig. 9 : 3 ) .

Sluitingshaak met gegraveerde versiering uit koper of koperlegering (fig. 9: 4).

Gladde, onversierde knoop of siernagel uit een koperlegering, met afgebroken oog of angel (fig. 9 : 5 ) .

5.1 Metalen voorwerpen

Erotisch insigne met de ingeponste afbeel-ding van een dubbelstaartige zeemeermin. Het schijfvormig plaatje uit een koperlegering is voorzien van vier bevestigingsgaatjes. De rand is driehoekig naar achteren geplooid (fig. 9: 1).

5.2 Munten

Het viertal mijtjes en dubbele mijtjes die in deze context zijn teruggevonden, zijn alle gesla-gen in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode. Deze reeks is samengesteld uit de klein-ste muntwaarden en kan geïnterpreteerd worden

(7)

Kol-9 Metalen voorwerpen uit de 15de-eeuwse context.

Schaal 2:3.

Philips de Stoute (1384-1404)

Mijt, biljoen, Vlaanderen, z.d. (1386), 17 mm, 6 uur, 0,73 g, groene patina, gekuist.

Vz. Letters F . L

legende: + PHILIP[P]°DV[ Kz. Gevoet kruis door de legende.

legende : + MO-NET-A.FL-AND Ref.: Van Houdt 1996, G2626.

Philips de Goede (1419-1467)

Dubbele mijt, biljoen, Vlaanderen, z.d. (1434-47; 1454-58; 1466-67), 19 mm, 12 uur, 1,16 g, erg afgesleten, gekuist.

Vz. Wapen van Bourgondië. legende : + PH[ ]COM.FL[ Kz. Gevoet kruis met centraal een lelie.

legende : + MONETA.NA[ ]FLA Ref.: Van Gelder & Hoc 1960, 15-2; Van Houdt

1996, H7.

Philips de Goede (1419-1467)

Mijt, biljoen, Vlaanderen, z.d. (1436-39 en 1457-58), -, -, 1/3 bewaard, de rest verpulverd. Vz. Wapen van Bourgondië.

legende : ]GRA:DV[

Kz. Kruis door de legende met centraal een lelie.

legende : IN[

Ref.: Van Gelder & Hoc 1960, 17-2; Van Houdt 1996, H 8 .

Karel de Stoute (1467-1477)

Dubbele mijt, biljoen, Vlaanderen, z.d. (1467-74), 19 mm, 9 uur, 1,12 g, zeer goed bewaard, gekuist.

Vz. Wapen van Bourgondië.

legende : + KAROL0D0G[ ] C 00F

Kz. Gevoet kruis met centraal een- lelie. legende : + M O N E T A0N [

Ref.: Van Gelder & Hoc 1960, 28-3; Van H o u d t 1996, H 3 8 .

5.3 Het aardewerk

Het begeleidend aardewerk is momenteel slechts oppervlakkig onderzocht. Bij het lokale aardewerk domineert de rode ceramiek met 53,5% lichtjes; de grijze ceramiek neemt 4 2 , 3 % voor zijn rekening. Het steengoed is slechts met 4 , 5 % vertegenwoordigd.

6 Algemene chronologie

Het lokaal middeleeuws aardewerk van Ge-raardsbergen is momenteel te weinig gekend om op basis van deze context een scherpe datering toe te laten. Typische en goed dateerbare elemen-ten ontbreken immers zodat een algemene date-ring vanaf de late 14de eeuw tot het derde kwart van de 15de eeuw de enige betrouwbare marge

lijkt.

Het fragment van de gietmal voor Adrianus-insignes is, tenminste wat het teruggevonden deel betreft, iconografisch vergelijkbaar met een type dat door Van Beuningen & Koldeweij ge-dateerd wordt in de periode 1425-1475.

Het erotisch draagteken met de tweestaartige zeemeermin is een element uit een brede scala van sexueel geladen insignes die vooral in de late 14de eeuw en de eerste helft van de 15de eeuw worden gedateerd. Nadien lijken ze snel aan belangstelling te hebben ingeboet.

In een poging om de bedevaartsampul met de wapens van Philips de Goede en van Lode-wijk XI chronologisch te situeren kunnen we — met de nodige reserve - een associatie maken met hun respectieve bezoeken aan de abdij en met de goede relaties die ze met deze bedevaart-plaats onderhielden. Philips de Goede kwam op bedevaart in 1438 en verbleef er in 1453 opnieuw; LodewijkXI kwam op pelgrimage in 1457, 1458 en 1459. Indien het gieten van deze ampul in-derdaad in verband staat met deze feiten, kun-nen we het stuk dateren vanaf 1457.

(8)

Bij h e t k w a r t e t m u n t e n t e n s l o t t e b i e d t d e zeer g o e d b e w a a r d e en w e i n i g g e c i r c u l e e r d e d u b -bele m i j t ( 1 4 6 7 - 1 4 7 4 ) van Karel d e S t o u t e een goed a a n k n o p i n g s p u n t . W a n n e e r w e deze gegevens s a m e n b r e n g e n , lijken d e t e r u g g e v o n d e n s p o r e n v a n h e t g i e t a t e -lier te k a d e r e n in h e t t w e e d e e n d e r d e k w a r t v a n de 1 5 d e eeuw. 7 E n k e l e s l o t b e s c h o u w i n g e n

A a n g e z i e n deze laag zowel e e n g i e t m a l v o o r b e d e v a a r t s d e v o t i o n a l i a als een g i e t v o r m v o o r p r o f a n e v o o r w e r p e n bevat, m o g e n w e b e s l u i t e n dat d e a m b a c h t s m a n in kwestie v e r m o e d e l i j k b e h o o r d e t o t d e lokale n e r i n g v a n d e m e t a a l b e -werkers1 4. H e t is een o p e n vraag o f deze m e t a a l

-gieter d e b e d e v a a r t s i n s i g n e s v e r v a a r d i g d e in eigen n a a m of in o p d r a c h t van d e abdij o f v a n d e gilde van S i n t A d r i a a n . Verder h i s t o r i s c h o n -d e r z o e k van -d e a b -d i j r e k e n i n g e n z o u h i e r o v e r e v e n t u e e l uitsluitsel k u n n e n geven. H e t aantref-fen van zowel h u i s h o u d e l i j k als a m b a c h t e l i j k af-val in deze laag laat tevens t o e o m deze gieterij als e e n lokale h u i s n i j v e r h e i d te b e s t e m p e l e n .

D e g r o t e v e r s p r e i d i n g in r u i m t e e n tijd v a n p e l g r i m s i n s i g n e s u i t G e r a a r d s b e r g e n o n d e r streept een belangrijke p r o d u c t i e , d i e o n g e t w i j feld o p verschillende locaties in d e stad (en m i s -schien o o k b u i t e n d e stad) heeft p l a a t s g e v o n d e n . H e t hoeft o n s d u s niet te v e r w o n d e r e n d a t in d e t o e k o m s t n i e u w e s p o r e n van ateliers a a n h e t licht zullen k o m e n .1 5

B I B L I O G R A F I E

DE BOO J.A. 1 9 6 7 : Heraldiek, Bussum.

FRIS V. 1911: Geschiedenis van Geraardsbergen, anasta-tische d r u k uit 1976, G e n t .

KOSTER K. 1 9 7 3 : Pilgerzeichen u n d Wallfahrts-plaketten von St.Adrian in Geraardsbergen,

Stddel-Jahrbuch 4, 103-120.

RIETSTAP J.B. 1943: Handboek der Wapenkunde, Lei-den.

V A N B E U N I N G E N H . J . E . & K O L D E W E I J A . M . 1 9 9 3 :

Heilig en profaan. 1000 Laatmiddeleeuwse insig-nes uit de collectie H J E Van Beuningen, Rotter-dam Papers VIII, C o t h e n .

V A N B O C K S T A E L E G . 1 9 9 7 : D e p e l g r i m s t e k e n s

van d e H . Adriaan te Geraardsbergen ( 1 5 e - l 6 e eeuw). Het Land van Aalst 4 9 , ter perse.

VAN GELDER H . E . & H O C M . I 9 6 0 : Les monnaies

des Pays-Bas Bourguignons et Espagnols, Amsterdam.

VAN HEERINGEN R . M . & KOLDEWEIJ A . M . & G A A L M A N A.A.G. 1 9 9 7 : Heiligen uit de modder, in

Zeeland gevonden pelgrimstekens, Clavis k u n s t h i s t o

-rische monografieën 4, Utrecht.

VAN HOUDT H . 1996, Atlas der munten van België,

van de Kelten tot heden. Herent.

14 De nering van de

metaal-bewerkers is in Geraardsber-gen archivalisch bekend se-dert 1435 (cf. Fris 1911, 381-384).

15 Met dank aan de Prof.

Dr. G. De Boe, directeur van het Instituut voor het Ar-cheologisch Patrimonium en aan het personeel van het LA.P., in het bijzonder aan M. Van Meenen voor het tekenwerk, H. Denis voor de fotografie en F. De Buyser voor de behandeling van de metalen voorwerpen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als die actoren voor een dubbeltje minder net zo gemakkelijk overstappen naar een ander concept, zit de initiatiefnemer niet goed met de technologische verankering en moet

Van belang is hierbij dat inzicht wordt verstrekt in de oppervlakte van het gebied waar sprake is van vernatting of verdroging en wat de huidige (en beoogde)

Dit heeft onder meer geleid tot het opstellen van Bedrijfsnatuurplannen voor 12% van de biologische bedrijven, de ontwikkeling van ANNA Agrarische Natuur Norm Analyse en het

Voordat de dieren vanuit Duitsland veilig ons land kunnen bereiken, zijn volgens Jansman nog veel veilige verbindingen tussen moerasgebieden nodig.. Als het langer dan tien

Veel mensen die zich zorgen maken over ontwikkelingen van het landschap, zijn lid van een terreinbeherende organisatie, denken mee met lokale plannen en vinden dat voor het

solani ziekte veroorzaakt in zes-weken-oude-bloemkoolplantjes als de grond geïncubeerd is met PC gedurende een, tien of dertig dagen.. Plantjes op onbehandelde grond waren na tien

Een context waarbij landbouw veelal niet de hoofdactiviteit is maar één van de activiteiten die samen met andere activiteiten en functies vorm moet krijgen.

Vanwege het andere doel (snelle toegang voor verzekerden tot veelbelovende zorg) vindt de minister het in principe gewenst dat verzekerden die niet de mogelijkheid hebben om aan het