• No results found

De gewone burger in het nieuws

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gewone burger in het nieuws"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Maartje Spieksma

11749164

De gewone burger in het nieuws

Een vergelijking tussen het RTL Nieuws en het NOS

Journaal

20 februari 2019

Mw. dr. P.J.C. van Romondt Vis

Mw. Dr. M.A.E. Prenger

Aantal woorden: 22.709

Masterscriptie

MA Journalistiek en Media

Research en Redactie

Faculteit der Geesteswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

(2)

Inhoudsopgave

Journalistiek verslag

p. 2

Inleiding

p. 4

Theoretisch kader

p. 9

De gewone burger

p. 9

Representatie

p. 14

Diversiteit

p. 17

Conclusie

p. 21

Context

p. 21

Hypothesen

p. 22

Methodologisch kader

p. 30

Methode

p. 30

Corpus

p. 31

Codeerproces en variabelen

p. 32

Analysemethode

p. 38

Resultaten

p. 42

Conclusie

p. 51

Discussie

p. 59

Literatuurlijst

p. 63

Bijlagen

p. 67

Bijlage 1 Lijst van uitzendingen

p. 67

(3)

Journalistiek verslag

‘De man op straat’ is zelden een vrouw

De boze Groninger, de bezorgde ouder en de ooggetuige van een grote brand. Ze hebben een ding met elkaar gemeen: het zijn allemaal mannen. Slechts iets meer dan een derde van de gewone burgers die in het nieuws verschijnt, is vrouw, terwijl volgens het CBS net iets meer dan de helft van de Nederlandse bevolking bestaat uit vrouwen. Homoseksuelen of mensen met een beperking zijn nog moeilijker te vinden onder ‘de man op straat’. Dat blijkt uit het afstudeeronderzoek van journalist Maartje Spieksma.

Voor dat onderzoek zijn uitzendingen van het RTL Nieuws en het NOS Journaal uit het laatste half jaar van 2018 geanalyseerd. Er werd gekeken naar de fysieke eigenschappen van gewone burgers die in één van de twee programma’s verschenen. Iemand werd als gewone burger beschouwd als hij of zij niet beroemd is en niet vanwege zijn of haar beroep of expertise over een bepaald onderwerp aan het woord komt.

Niet alleen vrouwen zijn ondervertegenwoordigd als ‘gewone burger’. Hetzelfde geldt voor ouderen, homoseksuelen en mensen met een beperking. Slechts 0,8 procent van de gewone burgers in het nieuws viel in die laatste groep, terwijl naar schatting 9,9 procent van de Nederlandse bevolking een matige of ernstige beperking heeft.

Diversiteit is al jaren lang een speerpunt van de NPO. In de prestatieafspraken tussen de NPO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt keer op keer een betere representatie van vrouwen en etnische minderheden beloofd. In 2017 stapten de NPO, RTL en Vice in een project van WOMEN Inc., een stichting die zich inzet voor een prominentere rol voor vrouwen, zowel voor als achter de schermen.

Met al deze pogingen voor een evenwichtigere man-vrouw verhouding in de media in het achterhoofd, zijn de resultaten van het onderzoek zeer teleurstellend. Een klein lichtpuntje: niet-westerse minderheden worden wel in verhouding tot hun aanwezigheid in de Nederlandse samenleving getoond als gewone burger.

Het argument dat de media zelf vaak geven voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen, is dat er simpelweg weinig vrouwen in topfuncties zijn. Dat argument gaat voor de gewone burger niet op. De ‘gewone’ vrouwen in het nieuws hoeven geen politicus, CEO of hoogleraar te zijn om hun mening te

(4)

kunnen geven. De keus voor de man als boegbeeld van ‘de gewone Nederlander’ lijkt geen goed onderbouwde keuze, maar eerder een moeilijk te doorbreken gewoonte van de journalist.

(5)

Inleiding

We kijken er inmiddels niet meer van op: ‘gewone’ mensen in het nieuws. Neem bijvoorbeeld een item van het RTL Nieuws over hoge schoolkosten op het MBO. Daarin vertelt een studente over haar persoonlijke ervaring: door de hoge kosten kon ze niet mee op excursie. In EenVandaag pleiten hondeneigenaren voor het afschaffen van de hondenbelasting en in het NOS Journaal wordt aan willekeurige mensen op straat gevraagd of ze al wat merken van de economische groei van het afgelopen jaar.

‘Gewone burgers’ als een bron van informatie in een journalistiek programma zijn niet altijd vanzelfsprekend geweest. In het verleden hebben journalisten zich altijd gefocust op een vrij beperkte groep van bronnen voor hun verhalen. De meeste bronnen waren zogenaamde elite bronnen of institutionele bronnen. Dit zijn bijvoorbeeld politici, overheidsinstanties, experts,

onderzoekers en wetenschappers (Kleemans, Schaap & Hermans, 2015). Deze bronnen kwamen enkel en alleen aan het woord vanwege hun positie in de samenleving. Het leven van de gewone burger bleef onderbelicht en de mening van de gewone burger werd als onbelangrijk beschouwd (De Keyser & Raeymaeckers, 2012; Pantti & Husslage, 2009). Dat had meerdere redenen. De elite bronnen hadden vaak een hoog aanzien, ze waren makkelijk te bereiken en ze werden gezien als

geloofwaardig. Een ander voordeel was dat de elite bronnen de journalistieke routines inmiddels kenden. Ze begrepen wat journalisten wilden en nodig hadden (Kleemans, Schaap & Hermans, 2017).

Vanuit journalism studies luidt er al zo’n dertig jaar kritiek op het gebruik van enkel elites als nieuwsbronnen (Pantti & Husslage, 2009). Het zorgt voor een tekort van een bepaald geluid in het democratische debat. Willen de nieuwsmedia weer democratisch worden, dan zou de hiërarchie in het publieke debat afgebroken moeten worden. Daarvoor is volgens de wetenschap maar één manier: niet-elites moeten een stem krijgen in het nieuws, zowel op tv als in de krant.

Langzamerhand begon ook in de journalistiek het idee van de burger als passieve nieuwsconsument te veranderen naar het idee van de burger als actieve deelnemer in de samenleving (Kleemans et al., 2017).

Bovendien nam de competitie op de nieuwsmarkt toe (Hendriks Vettehen, Beentjes, Nuijten & Peeters, 2010). Gedurende de jaren tachtig was het NOS Journaal het enige nieuwsprogramma op de Nederlandse televisie. In september 1989 kwam daar een einde aan: de eerste commerciële

televisiezender van Nederland, RTL, lanceerde het RTL Nieuws. Daarmee was de NOS zijn monopoliepositie kwijt. Beide programma’s richtten zich op zowel nationaal als internationaal

(6)

nieuws. In 1995 kwam er nog een commerciële partij bij: SBS. SBS begon het nieuwsprogramma Hart van Nederland, dat zich voornamelijk richtte op lokaal nieuws. Vanuit de journalistiek kwam er veel kritiek op het programma: het zou geen echte journalistieke onderwerpen behandelen, de verhalen waren te sensationeel en het programma maakte te veel gebruik van ‘gewone mensen’ als bron, ten koste van bronnen met expertise. Onder het Nederlandse publiek was het programma vol ‘gewone burgers’ echter een groot succes. Met nieuwe nieuwsprogramma’s als Editie NL, 5 in het Land en Het Nieuws nam de competitie verder toe. Een van de manieren om de programma’s aantrekkelijk te maken voor publiek was het gebruik van gewone burgers, naar voorbeeld van Hart van Nederland (Hendriks Vettehen et al., 2010; Kleemans, et al., 2017; Pantti & Husslage, 2009).

Ook in de afgelopen twintig jaar is er nog veel kritiek geweest op de journalistiek in Nederland en de connectie met de gewone burger. De opkomst van Pim Fortuyn in 2001 en zijn dood in 2002 leidden tot een discussie rondom de stelling dat de media en de politiek samen te lang vanuit een ivoren toren hebben bepaald welke maatschappelijke problemen het belangrijkst zijn. Fortuyn vond dat de stem van het volk beter gehoord moest worden (Brants & De Haan, 2010). De populariteit van Fortuyn onder de Nederlandse burgers en de woede rondom zijn dood, leidden bij de media tot het inzicht dat hun relatie met de gewone burger niet goed was. De NOS verklaarde het helemaal anders te gaan doen. Voortaan zag de omroep af van haar ‘top-down’ benadering en zou zij meer naar de gewone mens luisteren. Publieke televisie moest representatiever, relevanter en toegankelijker worden voor de gewone mens (Pantti & Husslage, 2009).

Al deze ontwikkelingen, die plaatsvonden over de afgelopen dertig jaar, hebben samen geleid tot de toename van de gewone burger als bron in het nieuws. Kleemans et al. (2017) onderzochten bronnen in het RTL Nieuws en het NOS Journaal tussen 1990 en 2014. Ze vonden een significante toename van gewone burgers als bron. Waar in 1990 van alle bronnen 9 procent een gewone burger was, was dat in 2014 gestegen naar 34 procent. Ook Pantti en Husslage (2009) vonden een toename van de gewone burger als bron in het NOS Journaal. In 1993 was 4,3 procent van de bronnen een gewone burger, in 2007 was dat 9 procent. Vooral de vox pop, een vorm van interviewen waarbij willekeurige mensen op straat om hun mening worden gevraagd, werd meer gebruikt. De gemiddelde spreektijd van de gewone burger bleef in die periode hetzelfde, terwijl de spreektijd van andere bronnen af nam. Vettehen et al. (2010) deden onderzoek naar zes Nederlandse nieuwsprogramma’s, zowel commercieel als publiek, tussen 1990 en 2004. Ook hier was een toename van gewone burgers als bron te zien.

(7)

Die toename speelt een belangrijke rol bij de beeldvorming van de gebeurtenissen om ons heen. Nieuwsprogramma’s, of eigenlijk media in het algemeen, helpen ons met het construeren van een beeld van de wereld (Bosch, 2014; Van Dijk, 1995). Zij die aan het woord komen in het nieuws bepalen hoe kijkers bepaalde zaken waarnemen en dragen uit wiens mening ertoe doet in de

samenleving (Pantti & Husslage, 2009). Op die manier speelt televisienieuws een grote rol bij hoe wij de wereld zien en hoe we een beeld van onszelf en anderen creëren (Daalmans & Terhorst, 2017). Gewone burgers in het nieuws hebben een extra grote invloed op beeldvorming bij televisiekijkers. Kijkers blijken meer waarde te hechten aan de illustratieve, persoonlijke verhalen van hun ‘gelijken’, dan aan cijfers en informatie van officiële instanties, politici en experts, ook al zijn laatstgenoemde wellicht betrouwbaarder (Hendriks Vettehen et al., 2010; Lefevere, De Swert, & Walgrave, 2012). Wanneer gewone burgers als bron in het nieuws dermate serieus worden genomen, betekent dat volgens Kleemans et al. (2017) dat de monopolie van elites die definitie geven aan de wereld, wordt afgebroken. Op die manier komt er een grotere diversiteit van opvattingen en feiten aan bod in het publieke debat. Maar wat als ook die ‘gewone burger’ altijd dezelfde soort persoon is? Dan zullen de meningen in het publieke debat vrij homogeen blijven. Daarbij moet als kanttekening geplaats worden dat het onderrepresenteren van bepaalde groepen uit de samenleving niet een-op-een gepaard gaat met het onderrepresenteren van opvattingen die in de samenleving heersen. Niet alle mensen met een bepaalde fysieke eigenschap, bijvoorbeeld vrouwen, delen namelijk dezelfde mening. Desalniettemin zou het nog steeds kwalijk zijn als de mening van bijvoorbeeld etnische minderheden of vrouwen consequent onderbelicht blijft. Bovendien wordt er door het tonen van mensen met bepaalde fysieke eigenschappen als gewone burger bij het publiek een bepaald beeld gecreëerd over wat ‘normaal’ of ‘gewoon’ is en wat niet. De fysieke representatie van de gewone burger kan dus bijdragen aan het vormen van de publieke opinie. Dat betekent dat hij ook kan bijdragen aan het tot stand brengen, in stand houden of juist het afbreken van bepaalde denkwijzen over bepaalde groepen mensen.

Om een evenwichtig publiek debat te garanderen en om te voorkomen dat bepaalde groepen niet gezien worden als gewone burgers, is het dus belangrijk dat de gewone burger in het nieuws een goede afspiegeling geeft van de verschillende groepen in de samenleving, met hun bijbehorende opvattingen en meningen. Dat blijkt niet altijd te gebeuren. Er is op tv vaak sprake van

onderrepresentatie: bepaalde groepen, voornamelijk vrouwen en etnische minderheden, komen naar verhouding tot hun aantallen in de bevolking niet vaak genoeg voor (Women Inc., 2017).

Er is weinig onderzoek op het gebied van representatie dat specifiek kijkt naar de gewone burger in het nieuws. Het meeste onderzoek naar representatie richt zich op allerlei soorten programma’s en

(8)

genres, ook fictie. Vaak worden alle mensen die in het programma voorkomen onderzocht en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld presentatoren, bekende Nederlanders, acteurs, gewone burgers en elite bronnen zoals wetenschappers en politici. Een uitzondering hierop is het onderzoek van Beckers (2017). Zij keek naar de representatie van de ‘gewone man’ in vox pops in Vlaamse nieuwsprogramma’s. Daaruit bleek dat op het gebied van geslacht en leeftijd, de gewone man een redelijke afspiegeling van de daadwerkelijke bevolking gaf. De aanwezigheid van etnische minderheden was echter verre van vergelijkbaar met de werkelijkheid, net zoals het aantal mensen met een zichtbare beperking. Ook hield Beckers gesprekken met journalisten van twee Vlaamse nieuwszenders. Daaruit bleek dat, in lijn met haar bevindingen, journalisten vooral bewust bezig zijn met een balans te vinden in leeftijd en geslacht, maar dat ze eigenlijk niet of nauwelijks naar

huidskleur (etnische achtergrond) kijken. Gezien de invloed die gewone burgers in het nieuws hebben op onze beeldvorming van bepaalde groepen, kan dat als zorgelijk worden beschouwd.

Dit onderzoek kijkt naar de representatie van de gewone burger in het Nederlandse nieuws op tv, op dezelfde manier als dat Bekers (2017) dat deed. Daarnaast gaat het ook in op de rol die gewone burgers krijgen en op hoeveel spreektijd ze krijgen. De onderzoeksvraag luidt:

Hoe respresenteren het RTL Nieuws en het NOS Journaal ‘de gewone burger’, in hoeverre geeft dit een juiste afspiegeling van de Nederlandse samenleving en wat zijn de verschillen tussen de programma’s?

Deelvragen:

- Wat is het aandeel van de gewone burger in het RTL Nieuws en het NOS Journaal en wat zijn de verschillen tussen de programma’s?

- Wat is de rol van de gewone burger in het RTL Nieuws en het NOS Journaal en wat zijn de verschillen tussen de programma’s?

- Hoe ziet de fysieke representatie van de gewone burger in het RTL Nieuws en het NOS Journaal eruit en wat is het verschil tussen de programma’s daarin?

Door deze vragen te beantwoorden, zal dit onderzoek een aanvulling zijn op de reeds bestaande wetenschappelijke literatuur over representatie en diversiteit en de literatuur over burgerbronnen in televisienieuws. Ook zal het onderzoek de onderwerpen representatie en burgerbronnen

(9)

Er is gekozen voor het RTL Nieuws en het NOS Journaal, omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat er verschillen zijn tussen commerciële en publieke nieuwsprogramma’s op zowel het gebied van representatie als op het gebied van burgerbronnen in nieuwsprogramma’s (Daalmans & Terhorst, 2017; Hendrik Vettehen et al., 2010; Pennekamp, 2011). Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Hendriks Vettehen et al. (2010) dat er in commerciële nieuwsprogramma’s meer gewone burgers voorkomen dan in publieke nieuwsprogramma’s. Op het gebied van representatie blijken

commerciële zenders bijvoorbeeld een betere afspiegeling te geven van het aantal vrouwen en het aantal gekleurde mensen in de Nederlandse samenleving (Daalmans & Terhorst, 2017). Publieke zenders geven weer een betere afspiegeling van het aantal ouderen (Pennekamp, 2011).

Op zowel de publieke als de commerciële zenders worden vrouwen, ouderen en etnische

minderheden ondergerepresenteerd. Er is nog niet eerder onderzocht of die onderrepresentatie ook voorkomt bij de gewone burger in het nieuws. Dit onderzoek gaat daar wel naar kijken. Is de gewone burger in het nieuws bijvoorbeeld vaker man dan vrouw? En is 13,9 procent van de gewone burgers 65 jaar of ouder, zoals in de Nederlandse samenleving het geval is?

Op die manier kan dit onderzoek bewustzijn over (mis)representatie creëren bij de makers van het NOS Journaal en het RTL nieuws. Zo nodig kunnen journalisten proberen op basis van de resultaten hun werkwijze aan te passen. Daarnaast beoogt dit onderzoek een bijdrage te leveren in het debat over representatie en diversiteit in de media. Dat debat is al jaren gaande, maar ondanks afspraken lijkt er weinig vooruitgang te zitten in een juiste representatie van voornamelijk vrouwen en etnische minderheden op de Nederlandse televisie (Women inc., 2017).

(10)

Theoretisch kader

Om goede hypothesen te kunnen formuleren, is het van belang een aantal concepten rondom media en de gewone burger nader te onderzoeken. In dit theoretisch kader worden die concepten

besproken. Ten eerste wordt gepoogd te definiëren wie de ‘gewone burger’ is. Daarna wordt het concept van representatie besproken. Verschillende wetenschappers benaderen representatie op een andere manier. In dit theoretisch kader wordt de reflectionistische benadering van representatie besproken: televisie zou een afspiegeling moeten zijn van de samenleving. Daarnaast zal het gaan over diversiteit. Diversiteit is een speerpunt bij de Nederlandse Publieke Omroep en bij de

commerciële zenders. Het concept diversiteit heeft meerdere betekenissen. In dit theoretisch kader wordt besproken welke betekenis in dit onderzoek gehanteerd zal worden. Tot slot worden de programma’s die onderzocht gaan worden besproken: het RTL Nieuws en het NOS journaal. Resultaten van eerdere onderzoeken naar representatie en diversiteit en naar verschillen tussen commerciële en publieke programma’s zullen gecombineerd worden met onderzoeken over de gewone burger om hypothesen te vormen.

De gewone burger

In de inleiding werd aangekaart dat er een toename te zien is van de gewone burger als bron in zowel commerciële nieuwsprogramma’s als in het NOS Journaal (Hendriks Vettehen et al., 2010; De Keyser & Raeymaeckers, 2012; Kleemans et al., 2015, 2017; Pantti & Husslage, 2009). Wie de ‘gewone burger’ is, wordt echter niet duidelijk in deze onderzoeken.

De gewone burger is moeilijk te definiëren, omdat ‘gewoon’ een subjectief begrip is: niet iedereen vindt hetzelfde ‘gewoon’. Wie er in een tv-programma als gewone burger wordt gerepresenteerd, is dus sterk afhankelijk van de interpretatie van het concept ‘gewone burger’ door de journalist. Of de kijker deze persoon vervolgens ook ‘gewoon’ vindt, is nog maar de vraag.

Seck (2017) beschrijft in haar scriptie wie de gewone burger zou zijn als we de betekenis van ‘gewoon’ letterlijk nemen. In dat geval zou de gewone burger de kenmerken hebben die de meeste

Nederlanders bezitten. Seck (2017) baseert zich op cijfers van het Cultureel Bureau voor de Statistiek (CBS). Wanneer we naar de cijfers per 1 januari 2018 kijken, blijkt dat de meeste Nederlanders vrouw zijn. De meest voorkomende leeftijd in Nederland is 48 jaar, de meeste mensen zijn echter 50 tot 55 jaar oud. Het grootste deel van de bevolking is ongehuwd en bijna de helft van de totale bevolking is samenwonend. De meeste Nederlanders (76.9 procent) hebben geen migratieachtergrond (CBS, z.d.a, z.d.b). Mensen met een migratieachtergrond worden gedefinieerd als mensen die zelf, of van

(11)

wie een of beide ouders in het buitenland geboren is (CBS, z.d.b). Wanneer we deze definitie van de gewone burger hanteren, zou dat betekenen dat iedereen die deze eigenschappen niet bezit, geen gewone burger is. In de praktijk is het echter niet zo dat iedereen die afwijkt van deze eigenschappen als ‘niet gewoon’ wordt beschouwd door kijkers en journalisten. Niemand zou ervan opkijken als een gehuwde man van in de dertig met een Surinaamse achtergrond in een vox pop van het NOS Journaal wordt gerepresenteerd als gewone burger. Gewoon in de meest letterlijke zin van het woord geeft dus niet per se een goede betekenis van de ‘gewone burger’.

Ook in de wetenschappelijke literatuur vindt men verschillende definities voor ‘de gewone burger’. De Keyser en Raeymaeckers (2012), deden onderzoek naar de gewone burger als bron in de geschreven Vlaamse media. Zij definiëren de gewone burger als iemand die in het nieuws verschijnt en niet beroemd is, geen autoriteit is op het gebied van het nieuwsonderwerp en niet opgevoerd wordt vanwege zijn of haar beroep. Kleemans et al. (2017) deden onderzoek naar de aanwezigheid van gewone burgers in het NOS Journaal en het RTL Nieuws op primetime televisie. De definitie van Kleemans et al. (2017) voor de gewone burger verschilt met die van De Keyser en Raeymaeckers (2012) in het feit dat zij vertegenwoordigers van georganiseerde groepen in het publieke domein, niet als gewone burgers beschouwen. Hierbij moet gedacht worden aan vertegenwoordigers van

museums, scholen, sportclubs en muzikanten. De Keyser en Raeymaeckers (2012) beschouwen mensen in deze groepen wel als gewone burgers.

Pantti en Husslage (2009) deden onderzoek naar de aanwezigheid van ‘gewone mensen’ in het NOS Journaal. Zij gaan daarbij verder niet in op wie die gewone mensen volgens hen zijn en hoe ze eruit zien. Impliciet conceptualiseren ze de gewone burger als een willekeurig iemand die gevraagd wordt en bereid is zijn mening te geven of zijn gevoelens te uiten op televisie. Ze doelen hiermee op de vox pop. Pantti en Husslage (2009) definiëren de gewone burger dus naar zijn rol in het

televisieprogramma. Dit komt vaker voor. In hun onderzoek naar gewone burgers op de Belgische televisie, praten Lefevere et al. (2012) in eerste instantie over mensen “zonder representatieve functie of expertise die willekeurig gekozen te lijken zijn om hun mening te geven of hun verhaal te vertellen” (Lefevere et al., 2012, p. 103). Zij refereren naar deze gewone mensen als “popular

examplars”: populaire voorbeelden. In hun experiment waren deze voorbeelden willekeurige mensen op straat die naar hun mening over een plan voor een snelweg werden gevraagd. Andere

onderzoekers refereren naar deze willekeurige interviews op straat als de vox pop en gebruiken het woord examplars helemaal niet (Kleemans et al., 2015, 2017; Pantti & Husslage, 2009). Ook Kleemans et al. (2017) conceptualiseren de gewone burger naar de rol die hij heeft in het nieuws, bijvoorbeeld die van ooggetuige, slachtoffer of vox pop geïnterviewde.

(12)

De meeste onderzoeken naar gewone burgers in het nieuws meten hoe groot de toename van het aantal burgers in het nieuws is gedurende een bepaalde periode. Dit gebeurt kwantitatief. Zoals hierboven beschreven, wordt van tevoren bepaald wie er als gewone burger telt en wie als andere bron. Er wordt dus uitgegaan van een bepaalde norm van wat ‘gewoon’ is. Die norm blijkt lastig te bepalen, blijkt uit het feit dat verschillende onderzoekers verschillende definities van ‘de gewone burger’ hanteren. De onderzoeken gaan verder niet in op hoe deze gewone burger eruit ziet. In dit onderzoek wordt juist wel onderzocht ‘wie’ de gewone burger is. Er wordt gekeken naar fysieke eigenschappen van gewone burgers, terwijl andere onderzoekers alleen de hoeveelheid gewone burgers in een uitzending telden.

Net als bij voorgaande onderzoeken moet ook hier vooraf bepaald worden wie een gewone burger is en wie niet. Daarin zit een zekere tegenstelling: onderzoeken wie de gewone burgers is, maar wel van tevoren vast stellen wie er telt als ‘gewoon’ en wie niet. De verschillende definities die hierboven zijn besproken worden in dit onderzoek gebruikt om de gewone burger te conceptualiseren. Dat wordt gedaan op basis van de rol die mensen in het televisieprogramma hebben, zoals bij de onderzoeken van Kleemans et al. (2015, 2017), Lefevere et al. (2012) en Pantti en Husslage (2009). Door de gewone burger op deze manier te definiëren, hoeft de onderzoeker niet te bepalen wat ‘gewoon’ is en wat niet. Zo blijft de interpretatie van de onderzoeker buiten beschouwing en wordt de invloed van de onderzoeker op de steekproef geminimaliseerd, wat de betrouwbaarheid van de resultaten ten goede komt.

Kleemans et al. (2015, 2017) onderscheiden drie rollen voor de gewone burger in het nieuws. De rollen die De Keyser en Raeymaeckers (2012), Pantti en Husslage (2009) en Lefevere et al. (2012) onderscheiden, komen veelal overeen met deze drie rollen of kunnen onder een van deze drie rollen ingedeeld worden. De eerste rol is die van de gewone burger als bron in de vorm van een vox pop. Bij deze vorm van journalistiek draait het om de mening van de ‘gewone mens’ in zijn algemeen (Bosch, 2014). Vaak worden hierbij willekeurige voorbijgangers op straat gevraagd om hun mening of hun gevoelens over of ervaringen met een bepaald onderwerp uit te spreken. Zij hebben geen

representatieve functie en geen specifieke kennis over het nieuwsonderwerp (Lefevere et al., 2012). De verhalen van deze voorbijgangers maken het nieuws toegankelijker en relevanter voor de kijker (Pantti & Husslage, 2009). De vox pop wordt vaak gezien als een vorm van lichte journalistiek. Hij wordt gebruikt om achtergrond of emotie toe te voegen aan het nieuws en het wat menselijker en begrijpelijker te maken. Op die manier kan de vox pop gemakkelijk discussies over politiek en andere publieke zaken in het alledaagse leven van de kijker brengen (Pantti & Husslage, 2009). Vox pops

(13)

bieden kijkers een vorm van zelfreflectie. Ze zien mensen ‘zoals zij’ en dat kan helpen bij het vormen van een eigen mening (De Keyser & Raeymaeckers, 2012; Pantti & Husslage, 2009).

Zowel vanuit de wetenschap als vanuit de journalistiek zelf is er ook commentaar op de vox pop. De algemene opvatting heerst dat journalistiek objectief en onpartijdig moet zijn. De emotionalisering van het nieuws in vox pops wordt daarom soms gezien als een aanslag op kwalitatief hoogwaardige journalistiek (Pantti & Husslage, 2009). Toch is de vox pop populair bij journalisten. In landen als Frankrijk, Noorwegen, Turkije, De Verenigde Staten en ook in Nederland, is een toename te zien in het gebruik van vox pops in het nieuws (Kleemans et al., 2015, 2017; Pantti & Husslage, 2009). In 2006 waren er 1.7 keer zoveel bronnen in het NOS Journaal te zien dan in 1993. Het aantal vox pops groeide veel harder, dat was namelijk 3.6 keer zoveel geworden ten opzichte van 1993 (Pantti & Husslage, 2009). Van alle sprekende bronnen in het NOS Journaal was in 1993 vier procent een vox pop geïnterviewde. In 2006 was dat negen procent (Pantti & Husslage, 2009).

Een tweede rol is die van de actieve burger: een burger die alleen of in een groep iets voor elkaar probeert te krijgen, bijvoorbeeld een lid van de ouderraad van een basisschool (Kleemans et al., 2017). Vaak hebben actieve burgers juist wel specifieke kennis over het nieuwsonderwerp of

representeert de burger een grotere groep mensen, bijvoorbeeld de leider van een actiegroep tegen discriminatie. Deze burgers voegen wat toe aan de inhoud van het nieuwsitem vanwege hun

expertise (Kleemans et al., 2017).

Tussen de rol van een gewone burger in een vox pop en de rol van actieve burger zit een zekere tegenstelling. In een vox pop wordt de gewone burger namelijk gekenmerkt door het feit dat hij geen specifieke kennis over het nieuwsonderwerp heeft en niemand representeert (Lefevere et al., 2012). De actieve burger is op beide aspecten precies het tegenovergestelde. Er zou daarom veronderstelt kunnen worden dat de actieve burger eigenlijk geen gewone burger is, maar een expert en dus een elite bron. In dit onderzoek vallen ze echter niet onder de elitebronnen, omdat hun expertise niet vanuit hun beroep komt. Ze hebben de kennis over het onderwerp per toeval of uit eigen interesse opgedaan.

De derde rol is de betrokken burger, die op zijn beurt weer verschillende rollen aan kan nemen. Een van die rollen is die van ooggetuige bij onverwachte gebeurtenissen, bijvoorbeeld wanneer er een brand is geweest (De Keyser & Raeymaeckers, 2012; Pantti & Husslage, 2009). Dan is er nog een rol voor de betrokken burger als ervaringsdeskundige (De Keyser & Raeymaeckers, 2012; Kleemans et al., 2017). Vaak staat de ervaringsdeskundige centraal in het nieuwsitem. De oorzaken, het belang en de

(14)

consequenties van een probleem worden beschreven vanuit het perspectief van een individu, die staat voor een groter sociaal fenomeen (Bosch, 2014). Een voorbeeld hiervan is de studente uit de inleiding van deze thesis. Een andere rol van de betrokken burger is die van slachtoffer of gedupeerde van bijvoorbeeld een straatroof, een natuurramp of een faillissement van een bedrijf (Kleemans et al., 2017; Pantti & Husslage, 2009). Betrokken burgers zorgen net als vox pop geïnterviewde voor een persoonlijke en emotionele draai aan het nieuws (Kleemans et al., 2017).

Ook bij de rol van ervaringsdeskundigen kunnen vraagtekens geplaats worden wat betreft expertise. Een ervaringsdeskundige heeft vaak door zijn of haar ervaring inmiddels een zekere kennis van het onderwerp. Daarin zit weer een tegenstelling tot de gewone burger in de vox pop.

De Keyser en Raeymaeckers (2012) onderscheiden nog een vierde, hele specifieke rol voor de gewone burger in het nieuws, namelijk die van verstoorder van de sociale orde. Hiervan is sprake wanneer iemand een misdaad heeft gepleegd, of wanneer mensen een demonstratie of protest houden en daarover geïnterviewd worden.

De kanttekening die geplaatst moet worden bij deze vier rollen, is dat ze deels overlappen, deels elkaar tegenspreken en dat rol en journalistieke vorm door elkaar gebruikt worden. De vox pop is een vorm van interviewen, terwijl een ervaringsdeskundige of een actiever burger een functie is die de geïnterviewde vervult. Bovendien verschijnen ooggetuige soms in de vorm van een vox pop, soms in de vorm van een betrokken burger, en bestaat er altijd de kans dat iemand die op straat wordt geïnterviewd, toevallig specifieke kennis heeft over het betreffende onderwerp.

Lefevere et al. (2012) concluderen uit hun onderzoek dat gewone burgers als voorbeeld bij het nieuws meer impact hebben op kijkers dan experts of politici. Dat komt onder andere doordat de kijkers hen zien als gelijken, als betrouwbaar en omdat hun verhalen levendig zijn. Volgens Lefevere et al. (2012) gaat de functie van de gewone burger verder dan het geven van een illustratie bij het nieuws. Burgerbronnen beïnvloeden wat een kijker vindt van een bepaald onderwerp. Het helpt de kijker bij het vormen van een eigen mening. Dat betekent echter niet dat gewone burgers ook een relevante bijdragen leveren aan het publieke debat. Kleemans et al. (2017) stellen dat gewone burgers geen substantiële, relevante stem krijgen, omdat ze vooral als vox pop of betrokken burger worden opgevoerd. In die rollen voegen ze geen informatie toe, maar worden ze slechts als

(emotionele) illustratie bij het nieuws gebruikt. Op die manier leveren ze geen bijdrage aan het publieke debat. Nieuwsprogramma’s hebben volgens Kleemans et al. (2017) wel de sociale verantwoordelijkheid om het publieke debat te voeden. Dat zouden ze kunnen doen door

(15)

burgerbronnen op een meer actieve en informatieve wijze een bijdrage te laten leveren aan het nieuws, in plaats van de eerder genoemde illustratieve bijdrage. Ook Lefevere et al. (2012) erkennen dat de gewone burgers geen nieuwe informatie toevoegen aan het nieuwsverhaal, maar dat doet volgens hen niet af aan het effect dat deze burgers hebben op de publieke opinie en dus op het publieke debat. Lefevere et al. (2012) stellen zelfs dat de invloed van de gewone burger in het nieuws zo groot is, dat journalisten ermee op moeten passen. Door de grote keuze uit sprekers op straat is het voor journalisten verleidelijk om de meningen eruit te pikken die zij graag in het verhaal willen hebben: cherry picking. Kijkers gaan ervan uit dat deze meningen de gehele publieke opinie representeren, terwijl dat dus niet altijd het geval is (Lefevere et al, 2012).

Representatie

Het is van belang dat er een gebalanceerd aanbod van verschillende meningen aan bod komt op tv en dat kijkers zich kunnen identificeren met de gewone burger die zij te zien krijgen. Kortom, het is van belang dat de gewone burger een goede afspiegeling geeft van de samenleving. Dit idee is afkomstig uit de reflectionistische visie op representatie.

Volgens reflectionisten zijn de media een spiegel van de heersende waarden en idealen in een samenleving (Tuchman, 1978). Tuchman (1978) beweert dat dit gebeurt vanuit commerciële overwegingen: om een tv-programma aantrekkelijk te maken moeten producenten de heersende normen en waarden van het publiek erin verwerken. Binnen de reflectionistische visie op

representatie bestaat ook een meer idealistische stroming die vindt dat media een juiste afspiegeling van de samenleving zouden moeten geven (VandenBerghe, d'Haenens, & Van Gorp, 2014). Een juiste afspiegeling van de samenleving in deze benadering houdt in dat alle groepen in de samenleving evenredig en naar werkelijkheid worden gerepresenteerd in de media (Koeman, Peeters &

D'Haenens, 2007; Pennekamp, 2012). Evenredig betekent hier dat de verhouding tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen op televisie hetzelfde is als in de samenleving (Women Inc., 2017). Wanneer bepaalde groepen mensen op tv afwezig zijn, leidt dat namelijk tot de sociale exclusie of symbolische tenietdoening van die groepen (Gerbner, 1972; Tuchman, 1978). Er is sprake van symbolische

tenietdoening wanneer een groep mensen niet of telkens in stereotypen of op negatieve wijze wordt gerepresenteerd. Door symbolische tenietdoening van bepaalde groepen, houdt de media bestaande stereotypen in stand (Tuchman, 1978). Ze moedigen op deze manier het publiek aan om deze

stereotypen te omarmen. Een ander gevolg van symbolische tenietdoening is dat bestaande

gedragingen jegens deze groepen in stand gehouden of versterkt worden. Uit recent onderzoek blijkt dat er in het nieuwsgenre nog altijd sprake is van symbolische tenietdoening. Zo worden vrouwen nog

(16)

steeds ondergerepresenteerd en voornamelijk in lage statusrollen getoond (Stanley, 2012; De Vuyst, Vertoont & Van Bauwel, 2016; Women Inc., 2017).

Het idee van symbolische tenietdoening kan ook toegepast worden op de representatie van de gewone burger. Wanneer een bepaalde groep mensen nooit of weinig als gewone burger wordt getoond, kan dat leiden tot ideeën bij het publiek dat deze mensen in de samenleving niet belangrijk zijn, dat hun mening er niet toe doet, of dat zij niet tot de ‘gewone burgers’ van Nederland behoren.

Wanneer men onderzoek doet naar representatie in de media, kan men twee soorten representatie onderscheiden: fysieke representatie en thematische representatie (Women Inc., 2017). Fysieke representatie gaat over hoe vaak iemand van een bepaald geslacht, leeftijd of etnische groep voorkomt op tv. Thematische representatie gaat over in welke rol en in associatie met welk thema een persoon met bepaalde eigenschappen op tv komt.

Veel van de huidige studies naar representatie op Nederlandse televisie toetsen de fysieke

representatie van mensen op tv. Een van die onderzoeken is dat van Pennekamp (2011). Hij kijkt naar onder andere de representatie van geslacht, leeftijd en kleur (etnische achtergrond) op Nederlandse publieke en commerciële zenders. Hij concludeert dat vrouwen ondergerepresenteerd worden. Daarmee bedoelt hij dat er minder vrouwen op televisie zijn dan mannen, terwijl in werkelijkheid iets meer dan de helft van Nederlandse bevolking vrouw is (CBS, z.d.a). Dat is volgens reflectionisten dus geen goede afspiegeling van de samenleving.

Hetzelfde geldt voor etnische minderheden op tv. Etnische minderheden worden

ondergerepresenteerd: hun aanwezigheid op tv is minder groot dan hun aanwezigheid in de Nederlandse samenleving (Segijn, Bartholomé, Pennekamp & Timmers, 2014).

Onderzoek naar thematisch representatie richt zich op de rol waarin mensen met bepaalde eigenschappen worden gerepresenteerd en de stereotype beelden die daarmee gepaard gaan. Daalmans en Terhorst (2017) deden onderzoek naar Nederlandse primetime televisie. Hun steekproef bestaat uit zowel commerciële als publieke zenders. Naast de representatie van geslacht, leeftijd, etniciteit en seksuele voorkeur toetsen ze ook thematische representatie. Ze doen dat door het thema van het item te coderen. Uit hun onderzoek blijkt dat vrouwen op Nederlandse primetime televisie vooral geassocieerd worden met thema’s als familie, romantiek en vriendschap. Ze praten vaak over gezondheid en entertainment, terwijl mannen meer praten over politiek en sport

(17)

deskundige getoond dan mannen. Slechts twaalf procent van de experts op Nederlandse televisie is vrouw (Women Inc., 2017). Uit het onderzoek van Daalmans en Terhorst (2017) blijkt tevens dat etnische minderheden overgerepresenteerd zijn als het gaat om thema’s als politie en justitie. Zowel Daalmans en Terhorst (2017), Segijn et al. (2014), en Women Inc. (2017) concluderen dat er op de Nederlandse televisie sprake is van stereotypering bij vrouwen en etnische minderheden.

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de fysieke of thematische representatie van de gewone burger. Zoals in de inleiding benoemt, is een uitzondering hierop het onderzoek van Beckers (2017). Zij keek naar de fysieke representatie van de ‘gewone man’ in vox pops in Vlaamse

nieuwsprogramma’s. Daaruit bleek dat op het gebied van geslacht en leeftijd, de gewone man een redelijke afspiegeling van de daadwerkelijke Vlaamse bevolking gaf. De aanwezigheid van etnische minderheden was echter verre van vergelijkbaar met de werkelijkheid, net zoals het aantal mensen met een zichtbare beperking. In beide gevallen was er sprake van onderrepresentatie.

Uit een literatuurstudie naar Nederlandse televisie van Women Inc. (2017), bleek dat van de keren dat zichtbare etnische minderheden op tv verschijnen, ze in 46 procent van de gevallen worden opgevoerd als ‘gewone burger’. Slechts in 24 procent van de gevallen worden ze opgevoerd als deskundige. Bij witte mensen is dit andersom: 31 procent wordt opgevoerd als ‘de gewone man op straat’ en 45 procent als deskundige (Women Inc., 2017). Uit onderzoek van Segijn et al. (2014) naar Nederlandse non-fictieprogramma’s bleek dat wanneer iemand van een etnische minderheid op tv verschijnt, deze vaak wordt getoond als gewone burger (46.1 procent) of ervaringsdeskundige (15,2 procent). Bij witte mensen is dit 31,2 procent en 8,9 procent. Segijn et al. (2014) vonden ook dat van de vrouwen in Nederlandse non-fictieprogramma’s 46,9 procent een gewone burger is en 12,4 procent een ervaringsdeskundige. Voor mannen is dit 26,3 procent en 8,4 procent. Ondanks dat Women Inc. (2017) en Segijn et al. (2014) verschillende percentages vonden, waren de conclusies van beide onderzoeken hetzelfde: vrouwen en etnische minderheden worden vaker opgevoerd als gewone burger, mannen en witte mensen worden vaker opgevoerd als expert.

De scheve verhoudingen tussen mannen en vrouwen en witte en gekleurde mensen worden door de media zelf op verschillende manieren verklaard. Ze verklaren dat er niet alleen meer mannen in hoge functies zijn, waardoor het aantal vrouwen om uit te kiezen beperkt is, maar ook dat wanneer ze vrouwen benaderen voor een televisieoptreden deze vaker ‘nee’ zeggen dan mannen (Bronzwaer, 2015). Men kan zich de vraag stellen of dit ook geldt voor ‘gewone’ vrouwen die op straat worden gevraagd hun mening te geven of worden gevraagd om als ervaringsdeskundige op te treden in een nieuwsitem. Verder is het aannemelijk dat vox pops vaak worden opgenomen in grote, drukke steden

(18)

in de Randstad. Die steden zijn vanuit Hilversum en Amsterdam, waar de meeste Nederlandse media bedrijven gevestigd zijn, makkelijk te bereiken en door de drukte op straat is de slagingskans van een vox pop groter. In en rondom die steden wonen meer mensen met een niet-westerse

migratieachtergrond (en dus meer gekleurde mensen) dan in de rest van het land (CBS, 2016). Het zou kunnen dat dat een rol speelt bij het verschil tussen de verhouding deskundige - gewone man op straat bij mensen met een niet-westerse achtergrond en bij witte mensen.

Sommige wetenschappers vinden reële (status)verschillen die er bestaan tussen vrouwen en mannen en tussen witte en gekleurde mensen geen excuus voor de media om ze ook op deze manier te representeren. Dat er minder vrouwelijke hoogleraren zijn, betekent niet dat er bij talkshows ook altijd een man uitgenodigd moet worden, of dat in fictieve series de hoogleraar altijd een man moet zijn. Segijn et al. (2014) stellen dat media de verschillen in de samenleving versterken door vrouwen en etnische minderheden vaak in stereotype-, lage statusrollen uit te beelden. Dit is in lijn met wat Gerbner (1972) en Tuchman (1978) beweren over symbolische tenietdoening: het versterkt bestaande gedragingen in de maatschappij. Bijvoorbeeld: vrouwen bekleden minder vaak een topfunctie. In de media zien we daarom weinig tot geen vrouwen in topfuncties. Daardoor krijgt men het idee dat een man in een topfunctie de norm is. Vervolgens zullen vrouwen zich geremd voelen te solliciteren voor een topfunctie. Mannen zullen vrouwen minder geschikt achten voor een dergelijke functie. Omdat het aantal vrouwen in topfuncties niet toeneemt, neemt het aantal vrouwen

afgebeeld in een topfunctie in de media ook niet toe. Op die manier wordt de bestaande norm bevestigd. Het is een vicieuze cirkel die de media dient te doorbreken.

Wanneer men kijkt naar de gewone burger, zijn (status)verschillen tussen man en vrouw geen reden voor een onevenredige afspiegeling. De Nederlandse bevolking bestaat namelijk voor ongeveer vijftig procent uit vrouwen en vijftig procent uit mannen (CBS, n.d.a; CBS, n.d.b.). Het zou dus geen

probleem moeten zijn om gewone burgers in het nieuws op zijn minst in vijftig procent van de gevallen vrouw te laten zijn. Hetzelfde geldt voor gekleurde mensen. Een journalist die een vox pop aan het opnemen is, kan er bewust voor kiezen om af te stappen op iemand met een andere etnische achtergrond en op deze manier bijdragen aan een grotere diversiteit in en een betere representatie onder de gewone burgers in het nieuws.

Diversiteit

Sterk verbonden met representatie is het concept van diversiteit. Het concept diversiteit kan op twee manieren benaderd worden: descriptief en normatief (Shudak, 2000). Descriptieve diversiteit gaat over onbetwistbare demografische feiten op bijvoorbeeld het gebied van etniciteit: in Nederland

(19)

wonen meer mensen met een Nederlandse achtergrond dan met een niet-westerse achtergrond (CBS, 2016). Normatieve diversiteit is een visie of een ideaal over hoe de samenleving om moet gaan met die demografische feiten (Shudak, 2000). De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat wordt ook duidelijk wanneer men descriptieve en normatieve diversiteit op de media betrekt. Er wordt van Nederlandse media verwacht dat ze reageren op de descriptieve diversiteit in de samenleving: ze dienen een juiste afspiegeling van alle demografische groepen te geven. Hierin zit een morele lading, een idee over ‘hoe het hoort te zijn’, hoe er omgegaan moet worden met bepaalde feiten. Dat is normatief (Shudak, 2000).

Wat de juiste afspiegeling van demografische groepen in Nederland is, hangt af van naar welk theoretisch ideaal men streeft. Binnen journalism studies wordt gesproken van open diversiteit en reflectieve diversiteit (Vandenberghe et al., 2014). Zowel reflectieve diversiteit als open diversiteit zijn vormen van normatieve diversiteit: beiden zeggen iets over hoe er door de media omgegaan zou moeten worden met de bestaande diversiteit in onze samenleving.

Volgens het theoretisch ideaal van open diversiteit moeten media alle heersende ideeën in de samenleving naar voren laten komen (Vandenberghe et al., 2014). De meningen en perspectieven van zowel meerderheidsgroepen als van minderheidsgroepen dienen evenveel aan bod te komen. Volgens de theorie van reflectieve diversiteit moeten heersende ideeën proportioneel

gerepresenteerd worden in de inhoud van de media (Van Cuilenburg & Van der Wurff, 2000). Dat zou inhouden dat de meningen en interesses van ‘de meerderheid’ vaker aan bod komen dan die van minderheden. Volgens Van Cuilenburg en Van der Wurff (2000) is reflectieve diversiteit niet wenselijk. Streven naar reflectieve diversiteit zou leiden tot een “neiging richting het midden, richting de status quo van bestaande sociale en culturele structuren” (Van Cuilenburg & Van der Wurff, 2000, p. 19). Daardoor worden de meningen van minderheidsgroepen nog steeds niet gehoord.

Er zijn voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat het lastig is om vast te houden aan open diversiteit. Neem bijvoorbeeld klimaatverandering. Er is een groep mensen in de maatschappij die ontkent dat klimaatverandering gaande is. Volgens open diversiteit zouden de opvattingen van deze minderheidsgroep net zo vaak aan bod moeten komen als die van de meerderheid: de groep die van mening is dat klimaat verandering wel bestaat. Men kan zich de vraag stellen of deze gelijke verdeling van media aandacht wel terecht zou zijn, aangezien 97 procent van de wetenschappers op dit gebied stelt dat klimaatverandering gaande is en dat dit door de mens veroorzaakt wordt (Urgenda, z.d.).

(20)

Toch wordt er in de media, tot op een bepaalde hoogte, veelal gestreefd naar open diversiteit. Er heerst de mening dat diversiteit kan fungeren als wapen tegen het vormen van clichés en stereotypen over bepaalde groepen (Koeman et al., 2007). In journalistieke handboeken wordt dan ook benadrukt dat de gewone man een zo divers mogelijke representatie moet geven van het publiek:

“Alternate between male and female, young and old” (Boyd, 2001, p. 118).

“… in most cases you need to try to get a variety of voices covering both men and women, different ages and different ethnic backgrounds” (Fleming, Hemmingway, Moore & Welford, 2006, p. 101).

Beckers (2017) deed onderzoek naar de karaktereigenschappen van gewone burgers in een Vlaams nieuwsprogramma. Ze hield interviews met Vlaamse journalisten over het gebruik van vox pops. De journalisten gaven aan dat ze, wanneer ze gebruik maken van vox pops, een afspiegeling van de bevolking aan bod proberen te laten komen. Zoals de journalistieke richtlijnen aangeven, proberen ze mensen met een diversiteit aan eigenschappen in beeld te brengen (Beckers, 2017). Een goed

voorbeeld van het streven naar open diversiteit.

Nederlandse media hechten veel waarde aan het afspiegelen van de diversiteit in de Nederlandse samenleving. In 2017 stapten RTL en Vice samen met de NPO in een project van Women Inc. om de representatie van vrouwen en etnische minderheden op televisie te verbeteren (Takken, 2017). Het doel van het tweejarige project is niet alleen om diversiteit op de Nederlandse televisie te

verbeteren, maar ook om vooroordelen over kleur, leeftijd en sociale klasse te bestrijden. Om dit te bereiken gaf de NPO aan voortaan bij de beoordeling van nieuwe programmavoorstellen diversiteit als een van de normen te hanteren. RTL-werknemers kregen cursussen tegen onbewuste

vooroordelen. Het project ontving subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Ook de overheid vindt het dus belangrijk dat het Nederlandse televisieaanbod een

weerspiegeling van de samenleving geeft. Het project loopt inmiddels een jaar. RTL geeft zelf aan inmiddels standaard stereotype beeldvorming van wat bijvoorbeeld een artiest of een model moet zijn, te doorbreken met programma’s als The Voice Senior en Curvy Supermodels. Al suggereert RTL met deze titels dat de kandidaten in de programma’s afwijken van de norm. Ook proberen ze in hun reclamecampagnes niet alleen maar witte gezinnen af te beelden (Toprak, 2018). Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van de projecten van RTL, NPO en Vice is nog niet uitgevoerd.

Bij de NPO zijn diversiteit en representatie al jaren lang speerpunten. De NPO is gebonden aan de mediawet 2008. Hier staat onder andere dat de NPO een media-aanbod moet verzorgen dat “op

(21)

evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en

levensbeschouwelijk gebied weerspiegelt” (Wettenbank, z.d.). De NPO moet dus een afspiegeling geven van de groepen mensen in de samenleving en de NPO dient in haar aanbod ook alle levende opvattingen in de samenleving aan bod te laten komen, ongeacht de mate waarin deze opvattingen voorkomen. Ze moeten dus streven naar open diversiteit.

Om aan deze criteria te voldoen, voert de NPO vijfjaarlijks een diversiteitsmonitor uit: een onderzoek naar etniciteit, geslacht en leeftijd in de programma’s van de NPO. Ter vergelijking wordt het

onderzoek ook bij de commerciële zenders verricht (Sterk & Van Dijk, 2003). De eerste monitor vond plaats in 2002. Hij is verbonden aan de prestatieovereenkomsten die de NPO en het ministerie van OCW eens in de zoveel jaar sluiten. Dat de NPO nog niet altijd goed scoort op diversiteit, werd in 2016 weer duidelijk. In een persbericht schreef de NPO (2016): “De publieke omroep is namelijk van alle Nederlanders en om herkenbaar te zijn voor iedereen, is het nodig een afspiegeling te zijn van de samenleving. Dat is nu niet het geval, zo zijn er veel minder vrouwen en niet-westerse allochtonen terug te zien in de programmering bij de publieke omroep dan in de samenleving.” Ook in de meeste recente overeenkomst, die tot en met 2020 geldt, staat wederom dat er gestreefd wordt naar “een evenwichtiger aanbod van vrouwen en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond,” (NPO, z.d.).

Bij de wijze waarop diversiteit gemeten wordt in de monitor, moet een kanttekening geplaatst worden. Waar de NPO namelijk in zijn doelen naar open diversiteit streeft, lijkt de monitor juist reflectieve diversiteit te toetsen. Resultaten van het onderzoek worden namelijk regelmatig

vergeleken met de situatie in de Nederlandse samenleving. Zo schrijft Pennekamp (2011, p. 9) in de monitor van 2010 onder de resultaten: “In de Nederlandse samenleving is 11,2 procent van de Nederlanders van niet-westerse afkomst.” En in de monitor van 2005 schreven Koeman et al. (2007, p. 107): “The man/woman ratio on Dutch television, consequently, does not correspond with the composition of the Dutch population.” Uitgaande van een streven naar open diversiteit, zou men kunnen stellen dat niet-westerse Nederlanders niet 11,2 procent van het televisie aanbod moeten vormen, maar zelfs vijftig procent. Wanneer dat niet gebeurt, bestaat volgens het ideaal van open diversiteit namelijk het risico dat minderheden alsnog niet voldoende gehoord worden (Van Cuilenburg & Van der Wurff, 2000). De tegenstrijdigheid zit vermoedelijk in de formulering van de doelen van de NPO. De NPO zal op dit gebied niet naar een gelijke verdeling tussen witten en gekleurden streven, maar eerder naar reflectieve diversiteit. Dat is ook realistischer. Wanneer vijftig procent van de mensen op tv gekleurd zou zijn, zou dat een vertekend beeld van de samenleving

(22)

geven. Ook richten de doelen van de NPO zich voornamelijk op een open diversiteit aan ideeën en meningen. Niet iedereen binnen een bepaalde (etnische) groep deelt dezelfde mening. De open diversiteit waar de NPO naar streeft kan eigenlijk niet gemeten worden door te kijken naar de fysieke representatie van mensen.

Conclusie

In dit onderzoek wordt de representatie van de gewone burger in het nieuws onderzocht. Uit eerder onderzoek blijkt dat er veel verschillende definities voor de gewone burger zijn. Daarom wordt de gewone burger vaak gedefinieerd naar de verschillende rollen die hij kan aannemen: de vox pop geïnterviewde, de actieve burger, de betrokken burger en de verstoorder van de sociale orde. Dat zal ook in dit onderzoek het geval zijn.

Dit onderzoek richt zich op de fysieke representatie van de gewone burger. Dat houdt in dat er gekeken wordt naar zichtbare eigenschappen van de gewone burger, maar niet naar de manier waarop hij benaderd wordt of naar de thema’s waarmee hij in verband wordt gebracht, zoals bij thematische representatie het geval is. Er wordt uitgegaan van de reflectionistische benadering van representatie en het theoretische ideaal dat de media een evenredige afspiegeling van de

samenleving dienen te geven.

Zowel de publieke omroep als de commerciële zenders in het Nederlandse televisielandschap hechten veel waarde aan een evenredige representatie van de Nederlandse samenleving en aan diversiteit. De term diversiteit wordt daarbij over het algemeen normatief gebruikt. Er heerst een duidelijk idee over hoe de media om moeten gaan met de diversiteit in onze samenleving. Ook in dit onderzoek zullen we diversiteit normatief benaderen. Sterk daaraan verbonden is het idee van open diversiteit: de media moeten alle heersende ideeën in de samenleving op een eerlijke manier naar voren laten komen in hun inhoud, om te voorkomen dat media de status quo bevestigen en in stand houden.

Context: het NOS Journaal en het RTL Nieuws

Er is gekozen voor een steekproef met de uitzendingen van het NOS Journaal en het RTL Nieuws, omdat dit de best bekeken nieuwsprogramma’s op de Nederlandse televisie zijn (SKO, 2018). Beide behandelen zowel binnenlands als buitenlands nieuws. De NOS is een omroep die valt onder de NPO. De doelgroep van de NOS is alle mensen binnen “alle maatschappelijke geledingen” (NOS, z.d.). Dat wil zeggen dat het NOS Journaal zich richt op alle leeftijdsgroepen, opleidingsniveaus, sociale klassen, achtergronden en politieke kleuren. De NOS als omroep bereikt via verschillende kanalen 94 procent

(23)

van de Nederlandse bevolking boven de 18 jaar. Het Journaal van acht uur bereikt echter vooral oudere mensen, in 2016 was de gemiddelde leeftijd van de kijker 57 jaar (Rogmans, 2016). Het NOS Journaal kent een aantal verschillende uitzendingen per dag, die gedurende de dag herhaald worden. De meest uitgebreide en tevens best bekeken uitzending is die van acht uur ’s avonds (SKO, 2018).

Het RTL Nieuws is onderdeel van het commerciële bedrijf RTL. De doelgroep bestaat uit

‘boodschappers’: mannen en vrouwen tussen de 18 en de 49 jaar. Zij worden zo genoemd omdat zij degenen zijn die beslissen over uitgaves in het huishouden, een belangrijke groep voor adverteerders. Het opleidingsniveau van de doelgroep is MBO+ (Tak, 2018). Ook het RTL Nieuws heeft gedurende de hele dag uitzendingen. De best bekeken uitzending is die van half acht ’s avonds (SKO, 2018).

Hypothesen

Bij het vormen van de hypothesen worden resultaten van onderzoeken naar de aanwezigheid van gewone burgers in nieuws en naar representatie en diversiteit op het gebied van geslacht, leeftijd, etniciteit, seksuele voorkeur en beperkingen op de Nederlandse televisie gebruikt. Deze informatie wordt gecombineerd met kennis over het RTL Nieuws en het NOS Journaal, die in onderstaande paragraaf besproken worden.

De eindredacteur van het RTL Nieuws verklaarde in 2009 dat het RTL Nieuws het nieuws vooral brengt vanuit de relevantie voor de kijker, de gewone burger, terwijl het NOS Journaal dat meer vanuit de instituties doet (De Haan & Bardoel, 2013). Het uitgangspunt op de redactie bij de selectie van het nieuws is “wat heeft de kijker eraan” (De Haan & Bardoel, 2013; Tak, 2018). Uit het

onderzoek van Kleemans et al. (2017) bleek dat in de jaren negentig het in eerste instantie vooral het NOS Journaal was die gebruik maakte van gewone burgers als bron. Dit gebeurde vooral in de vorm van de vox pop en in de vorm van ervaringsdeskundige. Vanaf 2004 was er een omslag te zien. RTL Nieuws haalde het NOS Journaal in wat betreft het gebruik van gewone burgers. Dit komt overeen met de huidige werkwijze van het RTL Nieuws waarin bij de nieuwsselectie de problemen van ‘de man op straat’ een rol spelen (De Haan & Bardoel, 2013). In de context van dit onderzoek worden hier de volgende hypothesen uit afgeleid:

H1a: De gewone burger komt relatief vaker voor in het RTL Nieuws dan in het NOS Journaal. H1b: De gewone burger krijgt in het RTL Nieuws relatief meer spreektijd dan in het NOS Journaal.

(24)

Gewone burgers in het nieuws kunnen verschillende rollen vervullen. Volgens De Keyser en

Raeymaeckers (2012) worden gewone burgers in (geschreven) nieuws vooral naar voren geschoven als initiatiefnemers van protesten of wanneer ze gerelateerd zijn aan een bekend persoon. De Keyser en Raeymaeckers (2012) maakten onderscheid tussen ‘populaire’ nieuwsbladen en ‘kwaliteitsbladen’. De populaire bladen maken ook steeds meer gebruik van gewone burgers als ervaringsdeskundigen. Pantti en Husslage (2009) maken in hun onderzoek naar het NOS Journaal onderscheid tussen ooggetuigen en ‘gewone mensen’, waarbij de laatste categorie bestond uit burgers die niet

geassocieerd worden met een organisatie of groep. Later in hun artikel wordt duidelijk dat ze hiermee vox pop geïnterviewden bedoelen. Zij vonden dat tussen 2000 en 2006 van deze twee categorieën gewone mensen in het nieuws het vaakst de rol van vox pop geïnterviewde vervulden. Kleemans et al. (2017) vonden in hun onderzoek naar het NOS Journaal en het RTL Nieuws hetzelfde resultaat: 61 procent van de gewone burgers in hun steekproef was vox pop geïnterviewde.

H2a: De gewone burger komt het vaakst voor in de rol van vox pop geïnterviewde.

Tussen 1990 en 2014 bevatte het NOS Journaal meer vox pops dan het RTL Nieuws. Afgaande op de meeste recente resultaten (2004 – 2014) uit het onder van Kleemans et al. (2017) ziet men dat inmiddels het RTL nieuws meer vox pops bevat dan het NOS journaal.

H2b: De gewone burger komt in het RTL Nieuws relatief vaker voor als vox pop geïnterviewde dan in het NOS Journaal.

De ‘betrokken burger’, een burger die betrokken was bij een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld een gedupeerde of een ervaringsdeskundige, was ook vaker aanwezig in het RTL Nieuws dan in het NOS Journaal (Kleemans et al., 2017).

H2c: De gewone burger komt in het RTL Nieuws relatief vaker voor als betrokken burger dan in het NOS Journaal.

‘Actieve burgers’, dat zijn burgers met expertise op het gebied van een bepaald onderwerp, of activisten, werden over de gehele steekproef vaker in het RTL Nieuws aangetroffen dan in het NOS Journaal. De resultaten over de meest recente jaren laten juist het omgekeerde zien. Daarin heeft het NOS Journaal meer actieve burgers in zijn uitzendingen dan het RTL Nieuws (Kleemans et al., 2017).

(25)

Nieuws.

Geslacht

Daalmans en Terhorst (2017) deden onderzoek naar Nederlandse primetime televisie, dat zijn alle programma’s die tussen acht en elf uur ’s avonds worden uitgezonden, het moment waarop de kijkcijfers het best zijn. Ze vonden dat er minder vrouwen (39.1 procent) dan mannen te zien waren op tv, terwijl in de Nederlandse samenleving op het moment van hun onderzoek iets meer dan vijftig procent van de bevolking vrouw was. Uit het onderzoek van Koeman et al. (2007), dat zich ook op primetime televisie richt, blijkt dat in non-fictie programma’s (waar het RTL Nieuws en het NOS Journaal onder vallen) vrouwen ondergerepresenteerd worden. Ook de vijfjaarlijkse

diversiteitsmonitoren van de NPO, die zich richten op zowel commerciële en publieke zenders, laten allen hetzelfde resultaat zien: vrouwen worden ondergerepresenteerd (Koeman et al., 2007;

Pennekamp, 2011; Segijn et al., 2014; Sterk en Van Dijk, 2003). Emons, Wester & Scheepers (2010) vonden dat voor iedere drie mannen die er op de Nederlandse televisie verschijnen, er maar één vrouw verschijnt. Uit het onderzoek van Pennekamp (2011) bleek de man-vrouw verhouding in Nederlandse nieuwsprogramma’s 60-40 te zijn. De cijfers uit al deze onderzoeken komen niet precies overeen, maar allen laten ze hetzelfde zien: de kwantitatieve representatie van geslacht op televisie is geen afspiegeling van de daadwerkelijke situatie in de samenleving.

H3a: Vrouwen worden ondergerepresenteerd als gewone burger.

Uit het onderzoek van Pennekamp (2011) bleek dat op RTL 4 (de zender waarop het RTL Nieuws wordt uitgezonden) vaker vrouwen te zien zijn dan op NPO 1 (de zender waar het NOS Journaal wordt uitgezonden).

H3b: In het RTL Nieuws worden vrouwen minder ondergerepresenteerd als gewone burger dan in het NOS Journaal.

Leeftijd

De representatie van leeftijd op de Nederlandse televisie geeft in geen enkele categorie een juiste afspiegeling van de samenleving. Voor zowel fictie als non-fictie en voor zowel commerciële als publieke zenders geldt dat kinderen en ouderen (65 jaar of ouder) worden ondergerepresenteerd (Daalmans & Terhorst, 2017; Emons et al., 2010; Koeman et al.; Sterk en Van Dijk, 2003). Wat betreft het nieuwsgenre valt de onderrepresentatie van kinderen vrij makkelijk te verklaren: zij zijn niet de doelgroep van de programma’s en hebben bovendien nog weinig kennis over de dingen die er in de

(26)

wereld gebeuren. Ze kunnen dus niet optreden als bron. Het zou daarom niet gek zijn al zij als gewone burger in het nieuws ondergerepresenteerd zijn. Voor ouderen ligt het echter anders. Zij vallen wel in de doelgroep. Het zou kwalijk zijn als zij ondergerepresenteerd worden.

H4a: Ouderen worden ondergerepresenteerd als gewone burger.

Uit de onderzoeken van Daalmans en Terhorst (2017) en van Koeman et al. (2007) blijkt dat de programma’s op de publieke zenders meer ouderen bevatten dan de programma’s op de

commerciële zenders. Wanneer men kijkt naar primetime televisie, was het aandeel ouderen op de publieke zenders 8,7 procent. Het aandeel ouderen op de commerciële zenders was 3,9 procent (Daalmans & Terhorst, 2017). Bovendien ligt de gemiddelde leeftijd van de kijker van het NOS Journaal relatief hoog, namelijk op 57 jaar (Rogmans, 2016). Om deze doelgroep aan te spreken, is het aannemelijk dat het NOS Journaal veel ouderen bevat (Tuchman, 1978).

H4b: In het NOS Journaal worden ouderen minder ondergerepresenteerd als gewone burger dan in het RTL Nieuws.

Uit het onderzoek van Pennekamp bleek dat dat volwassenen (35 tot 49 jaar), de meest

voorkomende leeftijdsgroep vormen. Dit geldt voor alle zenders op de Nederlandse televisie. Koeman et al. (2007) keken specifiek naar non-fictieprogramma’s en trokken dezelfde conclusie, alleen definiëren zij volwassenen als mensen tussen de 30 en de 49 jaar, zoals in dit onderzoek ook zal gebeuren. Wanneer men specifiek naar het nieuwsgenre kijkt, is 49,1 procent van de personen volwassen (Pennekamp, 2011). In de Nederlandse samenleving was op het moment van het onderzoek van Pennekamp (2011) ongeveer 22,7 procent volwassen (CBS, z.d.a).

H4c: Volwassenen worden overgerepresenteerd als gewone burger.

Over het algemeen worden jongvolwassenen (in dit onderzoek 19 tot 29 jaar) op televisie

ondergerepresenteerd in verhouding met hun aanwezigheid in de Nederlandse samenleving (Koeman et al., 2007). Ook wanneer men kijkt naar het nieuwgenre, worden jongvolwassenen

ondergerepresenteerd: 11,7 procent van de mensen op tv in 2010 was tussen de 19 en de 35 jaar (Pennekamp, 2011). In de samenleving was op dat moment ongeveer 18,2 procent van de mensen jongvolwassen (CBS, z.d.a.).

(27)

Jongvolwassenen vormen een veel grotere groep op de commerciële zenders dan op de publieke zenders (Pennekamp, 2011). Wanneer men specifiek naar de zenders van het RTL Nieuws en het NOS Journaal kijkt, RTL 4 en NPO 1, wordt dat verschil ook duidelijk. Op NPO 1 is slechts 15,8 procent van de mensen jongvolwassen, op RTL 4 is dat 21,9 procent.

H4e: In het RTL Nieuws worden jongvolwassenen minder ondergerepresenteerd als gewone burger dan in het NOS Journaal.

Etniciteit

Bij het meten van de representatie van etnische minderheden of mensen met een

migratieachtergrond moeten meerdere kanttekeningen geplaatst worden. Ten eerste benoemen sprekers vaak niet van welke afkomst ze zijn. Bij het coderen van etnische achtergrond moet daarom vertrouwd worden op uiterlijke kenmerken en het accent waarmee iemand praat (Daalmans & Terhorst, 2017; Koeman et al., 2007). Er is een reële kans dat de onderzoeker het accent of de huidskleur van iemand niet altijd in de goede categorie plaatst. De resultaten van deze onderzoeken zijn daarom niet altijd betrouwbaar. De kijker bevindt zich echter in dezelfde positie als de codeur: hij kan de etniciteit van iemand ook slechts op uiterlijke kenmerken baseren. Ook in dit onderzoek wordt etniciteit daarom gebaseerd op kleur.

Onderzoekers variëren in hun categorisatie van etniciteit. Zo maakten Daalmans en Terhorst (2017) in hun analyse slechts onderscheid tussen twee categorieën: ‘wit’ en ‘etnische minderheid’. Ze trokken de vergelijking met cijfers van het CBS over niet westerse migranten en concludeerde dat etnische minderheden overgerepresenteerd zijn, vooral als het gaat om thema’s als justitie, criminaliteit en politie. Het is onjuist om op basis van deze vergelijking die conclusie te trekken. Niet-westerse migranten zijn namelijk niet hetzelfde als etnische minderheden. In het onderzoek van Terhorst en Daalmans (2017) worden Japanners en Indonesiërs op basis van hun uiterlijk gecodeerd als etnische minderheid. Bij het CBS vallen mensen uit deze landen echter onder westerse migranten. Er is dus een reële kans dat de vergelijking niet opgaat.

De diversiteitsmonitoren van de NPO praten niet over etnische minderheden, zoals Daalmans en Terhorst (2017) doen, maar over ‘kleur’. Er werd onderscheid gemaakt tussen ‘wit’ en ‘gekleurd’ en tussen ‘buitenlander’ en ‘allochtoon’. Met buitenlanders worden hier mensen bedoeld die niet in Nederland wonen, bijvoorbeeld vakantiegangers. Met allochtonen worden mensen bedoelt die zelf, of waarvan ten minste een van de twee ouders in het buitenland geboren is. Tegenwoordig is de term

(28)

‘migratieachtergrond’ gebruikelijk voor het aanduiden van deze groep mensen. Uit de meest recente monitor bleek dat van alle mensen die in beeld worden gebracht op Nederlandse televisie én Nederlands spreken, dus geen buitenlanders zijn, 8,4 procent gekleurd is (Pennekamp, 2011). Pennekamp (2011), Sterk en van Dijk (2003) en Koeman et al. (2007) erkennen dat hun definitie van etnische minderheid niet overeenkomt met die van het CBS. Daarom maken ze geen vergelijking met de samenstelling van de Nederlandse bevolking, zoals Daalmans en Terhorst (2017) wel deden.

“Volgens het CBS is iemand allochtoon als iemand zelf in het buitenland geboren is, of als deze persoon ouders heeft voor wie dit geldt. Zoals we hierboven beschreven hebben, hebben wij de etniciteit van een persoon gebaseerd op kleur. Niet iedereen die gekleurd is, is volgens het CBS allochtoon en niet iedereen die niet-westers allochtoon is, is gekleurd” (Pennekamp, 2011, p. 26).

Segijn et al. (2014) operationaliseren in hun onderzoek naar non-fictieprogramma’s op de

Nederlandse commerciële en publieke zenders etnische minderheiden als ‘gekleurd’. Ook hier moet de kanttekening geplaatst worden dat niet alle etnische minderheden gekleurd zijn. Neem

bijvoorbeeld Polen of Bulgaren. Zij zijn over het algemeen wit, maar in Nederland vormen zij wel een etnische minderheid.

Een conclusie die naar voren komt uit verschillende onderzoeken naar etniciteit op Nederlandse televisie, is dat witte Europeanen zowel de publieke zenders als de commerciële zenders domineren. Etnische minderheden worden ondergerepresenteerd (Koeman et al., 2007; Pennekamp, 2011; Segijn et al., 2014; Sterk & Van Dijk, 2003). Dat is ook het geval binnen het nieuwsgenre (Pennekamp, 2011).

H5a: Gekleurde mensen worden ondergerepresenteerd als gewone burger.

In Nederlandse programma’s (gemaakt in Nederland) tonen de publieke zenders een betere afspiegeling van etnische minderheden dan de commerciële zenders. In Nederlandse producties op NPO 1 is 11,1 procent van de sprekers ‘gekleurd’. Bij RTL 4 is dat 10,3 procent (Pennekamp, 2011). Het NOS Journaal en het RTL Nieuws zijn beide Nederlandse producties. Ook wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen commerciële en publieke zenders binnen het nieuwsgenre, is er een verschil te zien. In de publieke nieuwsprogramma’s is 14,8 procent van de mensen gekleurd, in de commerciële nieuwsprogramma’s is dat 7,6 procent (Pennekamp, 2011). Op basis van die gegevens wordt de volgende hypothese geformuleerd:

(29)

H5b: In het NOS Journaal worden gekleurde mensen minder ondergerepresenteerd als gewone burger dan in het RTL Nieuws.

Seksuele voorkeur

Seksuele minderheden zoals homoseksuelen of biseksuelen, worden ondergerepresenteerd op Nederlandse primetime televisie (Daalmans & Terhorst, 2017). Daalmans en Terhorst (2017) vonden dat op Nederlandse primetime televisie seksuele minderheden slechts 3,8 procent van de ‘cast’ vormde, terwijl dat op het moment van het onderzoek in de Nederlandse samenleving 6 procent was. Emons et al. (2010) vonden dat slechts 2,9 procent van de mannen en 1,6 procent van de vrouwen in Nederlandse televisieprogramma’s homoseksueel of biseksueel is. In de Nederlandse samenleving is naar schatting 4 tot 6 procent van de mensen homo- of biseksueel (SCP, 2018).

Ook bij het meten van homo- en biseksualiteit op tv moet een kanttekening geplaatst worden. Als het programma of het item zelf niet over seksualiteit gaat, wordt meestal niet benoemd wat iemands seksuele geaardheid is. Dat maakt het lastig om te bepalen of een spreker op tv heteroseksueel, homoseksueel of biseksueel is. In dit onderzoek zal seksuele voorkeur alleen gecodeerd worden wanneer iemand het expliciet benoemd, wanneer er sprake is van fysiek contact dat duidt op een seksuele voorkeur, of wanneer het iemand betreft waarvan algemeen bekend is wat zijn of haar seksuele voorkeur is. Maar ook daarbij moet nog de kanttekening geplaatst worden dat wanneer iemand benoemd een man of vrouw te hebben, of wanneer dit fysiek duidelijk wordt, er nog altijd de mogelijkheid bestaat dat diegene niet hetero- of homoseksueel, maar biseksueel is. Biseksualiteit is dus zeer moeilijk te coderen.

H6: Niet-heteroseksuele mensen worden ondergerepresenteerd als gewone burger.

Uit voorgaand onderzoek naar de seksuele voorkeur van mensen op tv, blijkt dat die voorkeur meestal niet duidelijk wordt (Beckers, 2017; Daalmans en Terhorst, 2017; Pennekamp, 2011). De verwachting is dat dit ook voor de gewone burger geldt. Vanwege het verwachte kleine aantal waarbij seksuele voorkeur wel duidelijk wordt, wordt er geen vergelijking gemaakt tussen het RTL Nieuws en het NOS Journaal. Bovendien zijn er geen onderzoeken die uitwijzen dat er een verschil zou zijn tussen commerciële nieuwsprogramma’s en publieke nieuwsprogramma’s op dit gebied. Er is dus geen materie om een hypothese over een mogelijk verschil te formuleren.

(30)

Mensen met een beperking zijn nauwelijks aanwezig op televisie. Uit het onderzoek van Sterk en Van Dijk (2003) bleek dat de meeste personen op de Nederlandse televisie op het oog geen beperkingen vertonen. Zowel bij de NPO als bij de commerciële zenders is nog geen één procent van de sprekers zichtbaar beperkt. In 2010 was dat percentage inmiddels toegenomen naar 2,8 procent (Pennekamp, 2011). Er zijn in Nederland 1,7 miljoen mensen met een matige of ernstige beperking (Duijf, 2018). Dat is ongeveer 9,9 procent van de samenleving. Er is dus sprake van onderrepresentatie. Hier moet een kanttekening geplaatst worden: niet alle beperkingen zijn zichtbaar. Om dit te compenseren is besloten de cijfers uit de steekproef te vergelijken met mensen die matig of ernstig beperkt zijn en niet met mensen die licht beperkt zijn. Dit is gedaan omdat matige of ernstige beperkingen beter zichtbaar zullen zijn dan lichte beperkingen. Daarnaast is het concept ‘beperkt’ lastig te definiëren. Vanuit het idee van open diversiteit zou toch ook deze hoe dan ook in enige mate zichtbaar moeten zijn op televisie.

H7: Mensen met een beperking worden ondergerepresenteerd als gewone burger.

Ook voor de variabele beperking wordt er geen onderscheid gemaakt tussen het RTL Nieuws en het NOS Journaal. De onderzoeken waarin naar deze variabele gekeken werd, leverde zeer lage aantallen van mensen met een beperking op (Beckers, 2017; Pennekamp, 2011; Sterk en Van Dijk, 2003). Met zulke lage aantallen zijn de resultaten van een vergelijking niet betrouwbaar. Bovendien zijn er geen onderzoeken die uitwijzen dat er een verschil zou zijn tussen commerciële nieuwsprogramma’s en publieke nieuwsprogramma’s wat betreft deze variabele.

Methodologisch kader

Dit onderzoek naar de representatie van de gewone burger in het NOS Journaal en het RTL Nieuws, vindt plaats in de vorm van een kwantitatieve inhoudsanalyse. In dit methodologisch kader wordt de keuze voor een kwantitatieve inhoudsanalyse toegelicht. Ook wordt besproken hoe de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er werd zelfs een in het Engels gestelde brief namens de redaktie verstuurd aan auteurs die in de afgelopen vijf jaar in de Mededelingen/Contributions hadden gepubli- ceerd, met

agendafunctie. 2p 1 Leg uit welke andere twee politieke functies van de media, die vallen onder de informatiefunctie, te herkennen zijn in de regels 1 tot en met 34 van tekst

In die Joodse geskrifte verwys die term na ’n ontmande (soos in Deut. 19:12), behalwe wanneer dit gebruik word as titel en pos- benaming vir ’n buitelandse bevelvoerder.. Dan verwys

The effect of pulse repetition rate was investigated; because it was assumed that an ii1crease in the temperature by increasing the pulse frequency, nitrogen ions

In recent years there has been an increase of food shortages, especially in the Lubombo region of Swaziland, which has led to vulnerable households opting for coping strategies

DEFINITIEF | Farmacotherapeutisch rapport patiromeer (Veltassa®) bij de behandeling van chronische hyperkaliëmie bij volwassenen met chronische nierschade die zijn aangewezen op

Een ander WAR-lid merkt op dat in de tabel met modelaannames staat dat de effectiviteit van de behandeling (gemiddelde leeftijd 64 jaar) niet afwijkt voor de Nederlandse

The expected results are to optimize production in geothermal reservoirs by obtaining information about the influence of environment-friendly chelating agents on