• No results found

Orienterend onderzoek naar de structuur van de grond in de Betuwe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Orienterend onderzoek naar de structuur van de grond in de Betuwe"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CODEN: IBBRAH (7-76) 1-27 (1976)

INSTITUUT VOOR BODEMVRUCHTBAARHEID

RAPPORT 7-76

ORIËNTEREND ONDERZOEK NAAR DE STRUCTUUR VAN DE GROND IN DE BETUWE

door

P. BOEKEL, Instituut voor Bodemoruohtbaarheid, Haren (Gr.)

en

J. BIKKER, Consulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw* Tiet

1976

Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Oosterweg 92, Haren (Gr.)

(2)

INHOUD

1. Inleiding 3 2. Wijze van onderzoek 4

2.1 Weersgesteldheid 7 2.2 Samenstelling van de grond 7

2.3 Ontwatering 7 2.4 Verbouwde gewassen 7

2.5 Bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar 7 2.6 Actuele structuur van de grond tijdens de groei 7

3. Resultaten van het onderzoek 8

3.1 Weersgesteldheid 8 3.2 Samenstelling en aard van de grond 10

3.3 Ontwateringstoestand 12 3.4 Verbouwde gewassen 12 3.5 Bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar 13

3.6 Actuele structuur van de grond 17 4. Oorzaak van verschillen in bewerkbaarheid en actuele structuur 18

4.1 Bewerkbaarheid 20 4.2 Actuele structuur 21 5. Samenvatting en conclusie 22 6. Literatuur 23 Bijlagen 24 0923 (1976)

(3)

1, INLEIDING

Enkele jaren geleden kwam binnen het Consulentschap voor de Rundvee-houderij en Akkerbouw te Tiel de vraag naar voren waarom de rivier-kleigronden in produktievermogen gemiddeld achterblijven bij de zee-kleigronden. Gedacht werd dat de oorzaak van het verschil hoofdzake-lijk in de fysische eigenschappen van de grond zou moeten worden zocht. Het werd daarom wenselijk geacht enigszins nader te worden ge-informeerd over de situatie op het gebied van de bodemstructuur van de rivierkleigronden. Het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid werd om medewerking gevraagd en dit resulteerde in het besluit een oriënterend

onderzoek in te stellen naar de natuurkundige gesteldheid van de grond op een aantal percelen. Dit onderzoek heeft in de jaren 1972—

1975 plaats gevonden door de specialist voor bodemaangelegenheden bij het consulentschap in samenwerking met de afdeling Bodemfysica en Grondbewerking van het IB. Over werkwijze en resultaten zal in het volgende worden gerapporteerd.

(4)

2. WIJZE VAN ONDERZOEK

In het gebied lopende van Nijmegen tot westelijk van Tiel, werden 12 percelen opgezocht, zeer uiteenlopend in aard en samenstelling, maar wel ongeveer representatief voor wat er in het rivierkleigebied voor-komt. In figuur 1 is op een overzichtskaartje aangegeven waar de per-celen lagen en in tabel I zijn de bedrijven genoemd waartoe de desbe-treffende percelen behoorden.

TABEL I. Overzicht van de bedrijven, waartoe de proefpercelen behoor-den. Perceel

no.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

Naam van het bedrijf

Gebr. De Wolf G.C. Mol

Gebr. Den Boesterd C. van Hilten J.C. vanS t okkum l

A.J. den Hartog J. van Driel P. Mol Proefboerderij CSM D. van Manen C. Breunissen J. Vierboom

Plaats van het bedrijf

Est-Meteren

Est

Neerijnen Maurik Maurik Opheusden Kapel-Avezaath Herveld Eist Eist Eist Lenth

Op deze proefpercelen werden in de eerste plaats een aantal

waarne-mingen en bepalingen verricht of gegevens verzameld over die eigen-schappen die van invloed zouden kunnen zijn op de structuuraspecten van de grond.

De waarnemingen zijn de volgende:

2.1.

Weersgesteldheid

Van de weersgesteldheid werden een aantal gegevens over regen en vorst in de jaren 1971 t/m 1975 van de opnamestations te Nijmegen en Tiel ontleend aan de KNMI maandoverzichten.

2.2.

Samenstelling van de grond

Wat de samenstelling en de aard van de grond betreft, werden bepaald: (a) het gehalte aan afslibbare delen (< 16 um),

(b) het gehalte aan lutum (< 2 pm), (c) het gehalte aan organische stof, (d) het gehalte aan koolzure kalk, (e) de pH-KCl.

(5)

H -(TQ CO r t i-i C O l-T c C i-< O s ex fD <-t N O fD ?r ex c fD OQ 00 H -3 < 3 CL fD X) FT fD 3

(6)

zeer goede s t r u c t u u r beoordeling 8V2 goede s t r u c t u u r beoordeling 7 ft-W i m tamelijk goede s t r u c t u u r b e o o r d e l i n g 6 m a t i g e s t r u c t u u r beoordeling 5 slechte s t r u c t u u r beoordeling U zeer slechte s t r u c t u u r beoordeling 2

(7)

2.3.

Ontwatering

In februari 1972 werd op ieder perceel een grondwaterstandsbuis geplaatst.

In de jaren 1972 en 1973 werden daarin vrij geregeld, maar vooral in het

voorjaar, de grondwaterstanden opgenomen.

2.4.

De verbouwde •gewassen

Tijdens de bezoeken aan de proefpercelen werd opgenomen welke gewassen

werden verbouwd.

De bepalingen en waarnemingen betreffende de structuur van de grond

had-den betrekking op de volgende aspecten:

2.5.

Bewerkbaarheid van de grond in het voorjaar

In het voorjaar werden geregeld grondmonsters uit de lagen 0-10 en

10-20 cm genomen. In het laboratorium werd van deze monsters bepaald:

(a) het vochtgehalte,

(b) de bewerkbaarheid, door beoordeling op het oog en het gevoel

en waardering met een cijfer in een schaal van 1-10, waarbij een hoog

cijfer een goede bewerkbaarheid en een laag cijfer een slechte

bewerk-baarheid betekent. De ervaring heeft geleerd dat een waardering van

5£ als grenswaarde voor grondbewerking kan worden beschouwd.

2.6.

Actuele structuur van de grond tijdens de groei

In de jaren 1972, 1974 en 1975 werd in de zomer op alle percelen de

structuur visueel bepordeeld en gewaardeerd met een cijfer volgens de

schaal in figuur 2.

(8)

3. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1.

Weersgesteldheid

Het is te verwachten dat de toestand van de grond vooral zal afhangen van regenval en regenvalverdeling. Daarom zijn in de eerste plaats in

tabel II de maandcijfers voor de regenval in de jaren 1971 t/m 1974 vermeld.

TABEL II. Regenval in mm per maand in de jaren 1971 t/m 1974. Jaar Jan. 1971 52 1972 32 1973 23 1974 61 1975 61 Norm 67 Febr.

34

26

72

36

25

55

Maart

40

33

22

59

84

46

April

25

74

85

10

52

48

Mei

61

92

63

43

-55

Juni

124

80

35

72

-56

Juli

35

99

84

76

-80

Aug.

50

88

25

64

-83

Sept.

22

52

57

130

-65

Okt.

18

20

82

112

-65

Nov.

66

70

63

110

-66

Dec.

35

17

61

118

-62

De normale regenval in de herfst- en winterperiode (september t/m februari) is 380 mm. Die periode was in 1971/72 en 1972/73 met resp.

199 en 254 mm dus vrij droog, in 1973/74 met 360 mm normaal en in 1974/75 met 556 mm wel erg nat. Naast regenval kan ook vorst een rol t.a.v. de bodemstructuur spelen. In verband met de bewerkbaarheid in het voorjaar, waaraan vooral in 1972 en 1973 aandacht werd besteed,

zijn enkele gegevens over temperatuur en vorst voor de perioden november-februari voor de jaren 1971/72 en 1972/73 vermeld in tabel III.

TABEL III. Temperatuurgegevens in de winters 1971/72 en 1972/73. Jaar Gemiddelde nov. dec. 1971/72 2,0 1972/73 3,1 Normaal 3,0 3,0 0,5 0,4 min. temperatuur jan. febr. -1,8 0,5 0,6 0,1 -1,0 -1,1

Aantal dagen min. nov. dec. jan.

10 5 18 5 16 12 ,temp. < 0° C febr. 8 14

Beide winters zijn dus vrij zacht geweest" met in 1971/72 enige vorst vooral in januari en in 1972/73 wat meer verdeeld over de ge-hele winter met februari als koudste maand.

Voor de bewerkingsmogelijkheden in het voorjaar zijn vooral de da-gelijkse regenhoeveelheden in februari, maart en april van betekenis.

(9)

regenval,

m m

zu

16

12

8

U

n

gemidd i ^JijF negen Tiel _ ' H e r w i j n e n r ~ r

fT

p. r

, In JL .. ,_

r T i «

A,

-i

, ' Im

.r

r rf>i

1972

regenval,

mm

zu

16

12

8

U

n — — — n r n r l . . . I. -r i

' l 3

n

:. I n „ i

H r

. i rhu.

llTta

1 n

Tl A I I I ) LlcLL V,

u.

--I

n 3

10 20

febr.

10 20

m a a r t

1 10 20 30

april

1973

(10)

10

Deze gegevens over 1972 en 1973 zijn in een blokgrafiek (fig. 3) weer-gegeven. In beide jaren zijn duidelijk natte en droge perioden te onder-scheiden. In 1972 was de eerste helft van februari tamelijk nat, de tweede helft droog. Begin maart is er weer enige regen gevallen, vanaf 10 maart is het 14 dagen droog geweest, daarna is een langdurige peri-ode van regenachtig weer opgetreden. In 1973 is het tot 8 maart vrij nat geweest, daarna is er een droge periode tot begin april geweest en vervolgens een regelmatige natte aprilmaand. Het is te verwachten dat de regenval van invloed zal zijn op de grondwaterstand (zie 3) en moge-lijk op de bewerkbaarheid (zie 5 ) . In beide jaren is in ieder geval één of meer perioden aanwezig geweest waarin regenval ontbrak en daardoor geen belemmering voor grondbewerking en inzaai vormde.

3.2.

Samenstelling en aard van de grond

In tabel IV zijn de gegevens betreffende de samenstelling en de aard van de grond vermeld. In bijlage I zijn de zeeffracties gegeven.

TABEL IV. Samenstelling en aard van de grond. Per-ceel

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10 11 12 -Bedrijf Gebr. De Wolf G.C. Mol

Gebr. Den Boesterol C. van Hilten

J.C. van Stokkum A.C. den Hartog J. van Driel P. Mol Proefboerderij C.S.M. D. van Manen C.M. Breunissen J. Vierboom lu tum slib 0,62 0,61 0,59 0,64 0,68 0,57 0,61 0,58 0,62 0,58 0,59 0,57 Gehalte aan slib <16 ym 39,9 67,8 29,2 55,9 68,3 33,5 59,4 48,6 77,6 65,5 75,7 37,6 lutum <2 ym 24,7 41,3 17,3 35,5 46,6 19,0 36,0 28,2 47,8 38,2 44,9 21,5 humus 1,71 4,46 1,47 2,08 4,19 1,49 3,85 2,81 3,91 6,07 6,09 2,56 CaCO 1,6 0,3 0,0 0,1 0,0 6,5 0,0 0,4 0,1 0,6 0,0 0,0 pH-KCl 7,3 6,3 4,7 5,9 5,5 7,4 5,1 6,9 6,5 6,6 4,7 6,0 U16 214 275 157 208 278 225 225 229 244 262 316 144

De gronden blijken uiteenlopend van aard te zijn. Het gehalte aan afslibbare delen loopt uiteen van ongeveer 30% tot een kleine 80% en het U.^-cijfer (specifiek oppervlak van de fractie >16 ym) van ruim 140 tot goed 300. De lutüm-slibverhouding is hier lager dan op zee-kleigrondeii (Poelman, 1965). Uit figuur 4B waarin voor deze gronden en voor zeekleigronden de samenhang tussen U., en afslibbare delen is weergegeven blijkt dat de rivierkleigronden een duidelijk grovere fractie >16 ym bezitten dan de zeekleigronden.

Het gehalte aan organische stof varieert van 1,5 tot ruim 6%, Waar-bij een duidelijke koppeling met het gehalte aan afslibbare delen aan-wezig is (fig. 4C). Opvallend daarbij is dat het gehalte aan organische

stof op de lichtere gronden lager en óp de zwaardere hoger is dan des-tijds in de Bommelerwaard werd gevonden (Wiggers, 1950).

(11)

11 * j H ' OQ •C^ w Ö 3 n> 3 3* O 3 OQ r t C w (0 fl> 3 < (D i-J CO o 3* F -(-• l-> CD 3 O. f D CD CO •o ro o co o f^ o en o —t* CO - l O tu n r-* « ' V j

O ) " t q co 3 O o o r<J O O CO O ' o 1 N^ .-''' ~~ \

O

l\ • \ en \ • i 0 0 x^ . "-O o " 1 1 V <T> \ <*• V p \ o \ 5 \ 5 rs) \ • \ • \ <s> \ m \ n ro ro o 1 • \ • ' \ co o 1 *^ o 1 U I o 1 -*» " 1 _ ft» o f - * n . ^ s ro *fc 3 en < (u 3 a m co a> 3 co r t CD H -3 DO < CO 3 Pu m OQ n o 3 Cu ...» r O 0 0 ( O rp f v 3 " ft» r+ to _ en O 0> O O Co <J> -»1=

O

00TO ~l x o U3 n 3 M JT l5 - i O Z>

(12)

12

Het eerste houdt vermoedelijk verband met het feit dat vroeger veel

be-drijven een gemengd karakter bezaten waarbij veel meer stalmest naar het

bouwland ging dan nu, terwijl het hoge humusgehalte op enkele zware

gron-den er op wijst dat daar nog niet zo lang gelegron-den grasland is gescheurd.

De meeste percelen zijn arm aan koolzure kalk en dat betekent op

ver-scheidene percelen eveneens een lage pH, op de helft van de percelen zelfs

6 of lager (fig. 4D). Opmerkelijk is verder dat bij CaCO -gehalten van

enkele tienden procenten de pH hier lager is dan op de zeekleigronden.

Dat zou er op kunnen wijzen dat de aard van de nog in kleine hoeveelheden

in de grond aanwezige carbonaten anders is dan op zeekleigronden.

Het komt ons voor dat de kalktoestand in dit gebied wel enige aandacht

verdient, gezien de elders gevonden betekenis van kalk voor de structuur

van de grond.

3.3.

Ontwateringstoestand

De volledige gegevens betreffende de grondwaterstanden zijn vermeld op

bijlage II.

- Het is duidelijk dat in vrij droge perioden (februari en maart 1972,

maart 1973) de waterstand op alle percelen laag is (100 cm -mv. of lager).

In natte perioden (april van 1972 en 1973) treedt op 7 van de 12 percelen

een duidelijke stijging van de waterstand op tot een niveau van ongeveer

50-70 cm -mv., in een enkel geval tot nog wat hoger. Na het intreden van

een droge periode zakt het water weer geleidelijk (in 1 à 2 weken tijds)

'•naar het oude, vrij lage niveau, dat als betrekkelijk gunstig moet worden

aangemerkt.

3.4.

Verbouwde gewassen

Een overzicht van de verbouwde gewassen in de verschillende jaren is

vermeld in tabel V. Gemiddeld over de 4 jaren en op de 12 proefpercelen

werden bijna 40% suikerbieten verbouwd, bijna 40% granen en 10%

aardap-pelen. Dit is niet helemaal.in overeenstemming methet gemiddelde

bouw-plan op de rivierkleigronden. Daar worden wat minder bieten en meer

gia-nen verbouw (resp. ongeveer 30 en 50%).

Tabel V. De verbouwde gewassen op de percelen.

_ _ _ _ _ _ _

ceel Bedrijf. 1972 1973 1974 1975

1 Gebr. De Wolf graszaad s.bieten w.tarwe s.bieten

2 G.C. Mol w.tarwe aard. w.tarwe s.bieten

3 Gebr. Den Boesterd s.bieten w.tarwe aard. s.bieten

4 C. van Hilten bonen w.tarwe s.bieten w.tarwe

5 J.C. van Stokkum s.bieten s.bieten w.tarwe s.bieten

6 A.C. den Hartog w.tarwe s.bieten gras gras

7 J. van Driel s.bieten aard. w.tarwe s.bieten

8 P. Mol s.bieten w.tarwe aard. w.tarwe

9 Proefboerderij C.S.M, s•bieten w.tarwe grszaad s.bieten

10 D. van Manen s.bieten s.bieten w.tarwe graszaad

11 C.M. Breunissen w.tarwe w.gerst spruitkaolz.gerst

12 J. Vierboom w.tarwe haver s.bieten aard.

(13)

13

3.5.Bewerkbaarheïd van de grond in het voorjaar

De volledige gegevens betreffende de bewerkbaarheid zijn vermeld in bij-lage III (vochtgehalten), en bijbij-lage IV (waardering op het oog).

Voor een bepaalde grond hangt de waardering van de bewerkbaarheid duidelijk samen met het vochtgehalte, zoals blijkt uit figuur 5, waar-in voor enkele percelen het verband grafisch is weergegeven. De vraag is nu wat deze gegevens betekenen. De ervaring heeft geleerd dat bij een waardering beneden 5\ de grond niet geschikt is voor bewerking. De grond is dan te plastisch, is gemakkelijk vervormbaar en wil niet ver-kruimelen. Bij een waardering van 6 of meer is de bewerkbaarheid in zo-verre goed dat hij niet meer vervormt en versmeert. Bij een waardering tussen 5| en 6 is de bewerkbaarheid nog niet ideaal. Bij bewerking in

die toestand zâl enig structuurverlies optreden, maar in de praktijk wordt dat vaak aanvaard. Een waardering van 5\ zal als grenswaarde worden

beschouwd. Aan de hand van figuur 5 kan dan ook de grenswaarde voor het vochtgehalte worden vastgesteld. Bij Den Hartog is die 18,7%, bij Mol 24,0% en bij Breunissen 43,0%. Op overeenkomstige wijze werd ook voor de andere percelen de grenswaarde afgeleid. De daarbij verkregen waar-den zijn eveneens op bijlage 3 vermeld.

Belangrijk voor de praktijk is het moment waarop in het voorjaar met het zaaiklaar maken van het land en het zaaien en poten van de zo-mergewassen kan worden begonnen en het tijdstraject waarin dat kan ge-beuren. Een vroeger begin betekent in het algemeen hogere opbrengsten en een ruimer traject een betere benutting van arbeidskrachten en ma-chines .

Gegevens over beginpunt en traject van bewerkbaarheid kunnen globaal worden verkregen door het verloop van het vochtgehalte gedurende het voorjaar grafisch weer te geven en de grenswaardelijn in te tekenen

(fig. 6). Wanneer het vochtgehalte in de laag 0-10 cm beneden de grens-waarde komt, kan worden begonnen en zolang het er beneden blijft kan worden doorgewerkt. Deze gegevens werden voor alle percelen afgeleid en in tabel VI vermeld. Daarin werden ook opgenomen de gemiddelden van de vochtgehalten in 1972 en 1973 in de laag 0-20 cm.

Het blijkt dan dat de bewerkbaarheid in het voorjaar - zowel tot uiting komend in het beginpunt alsmede in het bewerkingstraject - van perceel tot perceel vrij sterk uiteenloopt. Als tamelijk goed bewerk-bare percelen komen naar voren die van de Gebr. De Wolf, Gebr. Den

Boesterd, Den Hartog en Van Driel. De slechtste in dat opzicht zijn die van G.C. Mol, Van Hilten en de Proefboerderij CSM. Opvallend is dat vooral de zwaardere gronden in 1972 beter bewerkbaar waren dan in

1973. Op de mogelijke oorzaak van deze verschillen zal in het volgende hoofdstuk nog nader worden ingegaan. In het algemeen lijkt de be-werkbaarheid vrij. goed, gezien het feit dat in alle gevallen reeds in maart kon worden bewerkt.

3.6.

Actuele structuur van de grond

De resultaten van de visuele structuurbeoordeling zijn vermeld in ta-bel VII.

(14)

eu JZ u nJ cd X J* u CU S CU X I c cd > o ca u 01 co X ) w H I co Ö O CS • H cu CU X I e CU co g m a 3 4-> Ol to O X ) co r-ON CM r-> ON x cu M 4-1 X 1 J a cd O cd > •--• i-i e o CU o o > CU X ) I 6--S U U n) cu 3 3 cu CU O D cd 3 co x e cu SJ 60 c c cd O > - * SJ " O cu ca c CU 4-1 M cd cu cd •H e X I X> cd cd N I CO I cd i es cu i—i CU 4J D.' l J ta cd cd cd x ) Ë u cd r ~ cd CM cu 3 cd u öO CU M cd CS CU 4-1 4-1 IJ cu cd • H cd X E CO — cu 3 u cd e cu CS o X CS 4J 01 l-l 4-1 Cd oi co •rJ B X • co co CM CS 4-J CU U 4-1 Cd cu cd • H g X • r -co — CS 4-1 CU U 4 J Cfl cu cd • H g X • v O co — CU u cd ei 01 I—I CU o. a, cd c— x ) cd cd cu 3 cd 0) 3 U | cd 4-1 3 Ö 4-1 eu M 4 J cd cu cd • H Ë X • UO co — 4-1 CO >J CJ ÖO 3 4-1 )-< cd u o eu S > cd « * x — CS 4-J c J J cu 4J cu cd cu SJ 4-J Cd cu cd •H e x x • \o - o co — CO CN Ol 4 J 4J U oi cd • i - i cd x e 4-1 u eu & . • H cd x cu u cd cu I j cd CU I J cd X -* u CU 3 cu p q l 0) X XI CS o I J ÖO CU X) CS •H >J cd cd 3 4-1 O CU • I ) cd SJ 4.) co X) •1—) • H H CS ,<" ÖO cd X) v co • I-I u cd cd X ^ J J cu 3 co r~ ON ^— CM r^ ON co r-~ ON —' CN r~ ON ON ~— ON ~— 4-J SJ cd cd 6 o CO 1 4-1 u cd cd

e

— • 4 - 1 S j cd cd & r^ CN 1 4-1 >-l cd cd

e

r-— • - I • I - I u o-cd o co • i i - l • H I J cx cd . — i CN 0 0 I -. — i 4-J u cd cd S H co 1 4J u cd cd

e

co CN 4J I j cd cd

e

r~ CN 4-1 l J cd-cd Ë N£> i—i • i j u Cu cd O co i I I - J •r-l J l -D . cd <r CN —> CN O CM i — J • i - I M Cu cd CO 1 4-1 u cd cd

e

co 4-1 U cd cd

e

r^ CM 1 4J I J cd cd S v£> r^ v O •—> 4 J I J cd cd . e ON CN 1 1 4-1 1-1 cd cd

e

CN CN 4-1 1-1 cd cd

e

r-~ CN 4-1 1-1 cd cd B oo • - I • I - I u ex cd o CO i t—i • H I J a cd co CM co ~— —• CN 4J U cd cd 6 r-~ CN 1 4-1 I J cd cd

e

<r 4-1 I J cd cd S r^ CN 1 4-1 I J cd cd

e

CO r - J • H I J C3u cd o CO .1 I - J • r H U a cd co CN 00 ~^ ON ^ 4-1 U cd cd

e

. ON CN 1 4-1 I J cd cd ß i — > —• 4J u cd cd Ë r~-CN i 4 J I J cd cd

e

v O i - J • i - I u Cu cd o co 1 1 1—1 • •J SJ Pu cd CN CN un —• ~3-C\l 4-1 U-cd cd Ë ON CN 1 1 4-1 I J cd Cd Ë < f 4J I J cd cd Ë ON CN i 1 4-1 I J cd cd Ë CN .—1 • i - I I J a. cd o co 1 1 1—1 • r - l I J O . cd CN O ON 4-1 u cd cd Ë oo (.Ni I 4-1 I J cd cd Ë 00 4J M cd cd Ë r-CN 1 4-1 I J cd cd Ë \D r - J • H l J cx cd o co 1 1 1—1 • r J I J & cd Cvl CM 00 o CN 4-1 ! J cd cd Ë 0 0 CM 1 4-J SJ cd cd

e

O CM 4-1 I J cd cd Ë co 1 1 I J X 01 cw LO CM 4-J I J cd cd ß r-~ C--4 i 4-1 U cd cd Ë < } • -* • — i r-~ 4-J I J cd cd Ë ON CM l 1 4-1 I J cd cd Ë LO — • 4-J I J cd cd Ë r-~ CN 4-1 ! J cd cd Ë 0 0 1—1 • H I J O. cd o CO 1 1 1—1 • •J SJ CX cd CM CM CO v D i—i 4-1 SJ cd cd fi i-~. l 4-1 u cd cd ß • — • 4-J I J cd cd 6 r-CN I 1 4-1 I J cd cd Ë oo 4-1 I J cd cd E ' o CO 1 4-1 I J cd cd Ë CO CN i—1 • H u Cu cd o CO 1 1 I —1 • r - l SJ & cd co CM v O .— CN 4-J u cd cd Ë 00 CN 1 4-J SJ cd cd Ë CM — • 4-1 I J cd cd Ë r^. CM I 1 4-1 SJ cd cd Ë O CN r - J • H I J O. cd O CO i i—i •r-l I J a cd LO CN CM .—I O S J X O) Ü o

6

T 3 l J 0) 4-1 CO CU o CS CU Q CJ O c cu cd > - J -M J4 O 4J co Ö cd > O <-) CE O 4-1 I J cd •x. 0 u X ) c_> <: l J 3 cd > o C/N CS O) c cd c cd > CS CU co co • •J. CS 3 <U I J M . S O H o o X I J 0) • i j > >-l

(15)

b e w e r k b a a r h e i d

8

15 A.C. denHartog

V A

8 1

-12 H 16 18 20 22

28 30

C.H. Breunisse

40 42

UU US U8

50

vochtgehalte

(gew.%)

Fig. 5. Samenhang tussen bewerkbaarheid en vochtgehalte (gegevens 1972 en 1973).

(16)

16 % • - • I -• c C d e < o o (NI o ' I -Q. (0 O (0 2 £ T3 • H 0) X ! n) X i ^i CD (U • û (U - 0 CU o oo Ö cfl > o eu ••-) et! Vi U a 0) a 3 Q. C •r-l 00 eu C > 00 c • H T> • H CU 60 • 1-4 tu

(17)

17

TABEL VII. Resultaten van de visuele structuurbeoordeling

Per- Bedrijf Visuele structuurbeoordeling ceel 1972 1974 1975

1 Gebr. De Wolf 5,4 4,5 5,8 2 G.C. Mol 6,1 6,5 4,6 3 Gebr. Den Boesterd 5,6 7,5+ 4,1 4 C. van Hilten 4,2 4,2 2,5 5 J..van Stokkum 6,0 5,5 3,7 6 A.J. den Hartog

5,4 6,1 5,6 4,2 6,0 6,6 6,2 6,7 6,2 6,6 7,2 6,6 6,1 4,5 6,5 7,5+ 4,2 5,5 -5,5x 8,0+ 5,3 6,5 5,5 6,5 5,6 7 J. van Driel 6,2 5,5 4,2 .8 P. Mol 6,7 8,0+ 5,4 9 Proefboerderij CSM 6,2 5,3 5,0 10 D. van Manen 6,6 6,5 5,7 11 C. Breunissen 7,2 5,5 4,7 12 J. Vierboom 6,6 6,5 8,0+

Gemiddeld: (zonder aardappelen) 6,1 5,6 4,1

t

Aardappelruggen

In 1972 en 1974 werd op de meeste percelen een actuele structuur aangetroffen, die als voldoende voor een goede groei moet worden be-schouwd (actuele structuur gewaardeerd met 5j[ of meer is goed). Alleen op de percelen van Gebr. De Wolf en Van Hilten was de structuur dui-delijk onvoldoende, hetgeen .eveneens tot uiting kwam in het gewas. In

1975 was de structuur over vrijwel de gehele linie aanmerkelijk slechter dan in de voorgaande jaren en in veel gevallen onvoldoende voor een

goede groei. Maar dat was ook in andere kleigebieden van ons land het geval (tabel VIII). Dit vormt dus een aanwijzing dat de bodemstructuur in de Betuwe niet slechter is dan op andere kleigronden.

TABEL VIII. Gemiddelde structuurcijfers in de Betuwe in vergelijking

met die in andere kleigebieden.

Jaar N. Groningen Betuwe Zuidwest-Nederland 6,1 5,6 -4,6 4,3 1972 1974 1975 6,2 5,5 5,2

(18)

18

4. OORZAAK VAN VERSCHILLEN IN BEWERKBAARHEID EN ACTUELE STRUCTUUR

Uit het voorgaande is gebleken dat de bewerkbaarheid en actuele struc-tuur van perceel tot perceel en van jaar tot jaar vrij sterk uiteenlopen en dat op verscheiden percelen de toestand in dat opzicht duidelijk te wensen over laat. De vraag is nu wat de oorzaak is van die verschillen en welke maatregelen moeten worden genomen om de slechte percelen te ver-beteren.

Om een oplossing te kunnen geven, zal in de eerste plaats moeten wor-den nagegaan welke factoren op deze rivierkleigronwor-den van invloed zijn op de genoemde structuuraspecten. Daarbij wordt vooral gedacht aan fac-toren waarvan bekend is dat ze op bijvoorbeeld zeekleigronden een belang-rijke rol spelen, te weten ontwatering, kalktoestand, gehalten aan orga-nische stof en afslibbare delen en fijnheid van het zand. Ten aanzien van de verschillen tussen de jaren zal gedacht kunnen worden aan weers-omstandigheden. Voor een nadere beschouwing van de samenhang zijn de

voornaamste gegevens betreffende samenstelling, bewerkbaarheid en struc-tuur in tabel IX samengevat.

TABEL IX. Structuuraspecten en factoren die daarop van invloed kunnen zijn.

'16

No. <16um U,£ Humus pH-KCl Gwst. Beginpunt Werkbare Visuele structuur

maart bewerkb.- dagen he id

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10 11 12 40 68 29 56 68 34 59 49 78 66 76 38 214 1,7 275 4,5 157 1,5 208 2,1 278 4,2 225 1,5 225 3,9 229 2,8 244 3,9 262 6,1 316 6,1 144 2,6 7,3 6,3 4,7 5,9 5,5 7,4 5,1 6,9 6,5 6,6 4,7 6,0 115 110 >120 117 113 >120 105 >120 108 120 110 >120 1972 1973 1972 17/3 11/3 19 16/3 23/3 17 16/3 13/3 20 18/3 22/3 16 13/3 14/3 21 16/3 11/3 19 12/3 14/3 24 16/3 18/3 19 14/3 20/3 20 18/3 15/3 17 18/3 11/3 16 20/3 12/3 12 1973 19

8

21

7

13 18 15 10

8

14 13 16 1972 5,4 6,1 5,6 4,2 6,0 6,6 6,2 6,7 6,2 6,6 7,2 6,6 1974 4,5 6,5 7,5+ 4,2 5,5 -5'5 + 8,0f 5,3 6,5 5,5 6,5 1975 5,8 4,6 4,1 2,5 3,7 -4,2 5,4 5,0 5,7 4,7 -Aardappelruggen

Op de invloed van de ontwatering zal verder niet worden ingegaan om-dat de grondwaterstanden vooral in maart zo laag waren om-dat daarvan geen effect naar voren is gekomen.

Een mogelijke invloed van de andere factoren is nagegaan door de struc-tuuraspecten (beginpunt bewerkbaarheid, aantal werkbare dagen, visuele structuurwaardering tegen die factoren (afslibbare delen, U.fi, pH-KCl en

(19)

IS beginpunt bewerkbaarheid 3 0 r m a a r t 20 10 — • X * X X ; A : 30 - 20 10 maart — • X * • 1972 x 1973 X X • . * x • X * 1

®

y • • 4 X 1 30 40 50 60 70 80 90 100 afslibbare delen 200 300 U 16 30 20 10 m a a r t C 30 _J _ L "maart X %• • X . * X 4.5 5.0 5.5 6.0 6.5 7.0 7.5 1 pH-KCI

f *

I I X 5 6 7 organ, s t o f

Fig. 7.Invloed van verschillende factoren op het beginpunt van Je

bewerkbaarheid.

werkbare dagen

30 2 0 h S w J L 10 A 30 20 10 _L_ L — i - y •<" • • 1972 x 1973 • * - * — • x X X * i • X • • X X

è

] X I 30 40 50 60 70 80 90 100 afslibbare delen 200 300 U16 30 20 10 • - i X [ 4.5 5.0 • X 5.5 . x • • * * I ] 6.0 6.5

c

* X i 7.0 pH. 30 M 20 10 1 7.5 1 .KCl •

^ i ^ _ _^ « i 1 1 1 —

®

X X 1 1 2 3 4 5 6 7 organ, stof

(20)

20 st 7 6 5 4 ructuu rwaardenng • t 0 > 0 X 3 _ 0 » o X ( « 0 (Ä) 7 _ •1973 6 5 -• 1972 » 1973 o 1974 J u-30 40 50 60 70 80 90 100 afslibbare delen f o _ 0 X 0 I X o t m Ol X O J o X o I 0 I

c

0 X I 7 - 65 -200

i h

_L 4.5 5.0 5.5 6.0 6.5 7.0 7.5 1 pH-KGI « X X o

•®

_2 L 300 Ul6

ü

J-2 3 4 5 6 7 organ, stof

Fig. 9. Invloed van verschillende factoren op de actuele structuur.

4.1. Bewevkbacœheid

Het gehalte aan afslibaare delen blijkt in 1972 geen invloed te hebben gehad op de bewerkingsmogelijkheden in het voorjaar (fig. 7A en 8 A ) , in 1973 echter wel en wel zodanig dat bij toenemend gehalte aan slib het beginpunt van de bewerkingsmogelijkheid naar later verschuift en het aantal werkbare dagen afneemt. Bij het groter worden van de IL,

(fijner worden van de fractie > 16 ym) vindt hetzelfde plaats. Dat betekent dus dat de zwaardere kleigronden in het voorjaar van 1973 qua bewerkbaarheid duidelijk slechter waren dan de lichte gronden, terwijl er in 1972 geen verschil bestond. De oorzaak van dit verschil moet ge-zocht worden in een uiteenlopende weersgesteldheid in de winter. Het enige opvallende verschil is dat in februari 1973 veel meer regen ge-vallen is dan in dezelfde maand van 1972.

De overige wintermaanden waren in beide jaren vrij droog en beide winters zijn vrij zacht geweest. Aangenomen mag worden dat vooral de behoorlijke regenval in februari de bewerkbaarheid van zware kleigrond in het voorjaar van 1973 ongunstig heeft beïnvloed.

(21)

21

De invloed van de kalktoestand doet wat merkwaardig aan. Uit oog-punt van bewerkbaarheid lijkt een pH-KCl van 6,0-6,5 het ongunstigst. Zowel bij hogere als bij lagere pH kan vroeger en langer worden bewerkt. Het optreden van een dergelijk effect bij een toeneming van de pH boven dit niveau is bekend en verklaarbaar (Boekei 1958). De in de bodemop-lossing aanwezige Ca-ionen spelen daarbij een belangrijke rol. Dat echter ook bij daling van de pH-KCl beneden 6 de bewerkbaarheid beter wordt lijkt vreemd, maar moet niet als onmogelijk worden beschouwd. Uit vroeger laboratoriumonderzoek is nl. gebleken dat bepaalde

bodemfysi-sche eigenschappen van een H-klei gunstiger zijn dan van een Ca-klei. Dat in de praktijk de structuur van kleigronden meestal slechter wordt naarmate kalktoestand en pH afnemen, wordt daarom vermoedelijk meer veroorzaakt door een toeneming van het aantal K-, Na- en Mg-ionen aan het complex dan door een vervanging van Ca- door H-ionen. Hoe het in dit opzicht met deze gronden gesteld is, is echter niet bekend.

4.2.

Actuele structuur

In de eerste plaats valt op dat de actuele structuur gemiddeld van jaar tot jaar nogal uiteenloopt. Vooral in 1975 was de toestand, even-als trouwens elders, vrij slecht. Het is wel duidelijk dat de weersom-standigheden in de voorafgaande herfst en winter daaraan debet zijn (tabel X ) .

TABEL X. Actuele structuur in de zomer en regenval in de voorafgaande herfst en winter.

Jaar Actuele structuur Regenval in periode sept.t/m febr. voorafgaand 1972 1974 1975 ' 6,1

5,6

4,6

199 360 556

De verschillen in actuele structuur van perceel tot perceel lijken wei-nig samenhang met de verschillende bodemfactoren te vertonen (fig. 9 ) . Een invloed van de samenstelling van de grond te weten afslibbare delen, fijnheid van zand en organische stof kon niet worden vastgesteld. Alleen is er een duidelijke aanwijzing dat de actuele structuur in 1975 op celen met hoge kalktoestand (pH-KCl hoger dan 6,5) beter was dan op per-celen met een lage pH. Dat zou betekenen dat ook hier een goed bekalkte

(22)

22

5. SAMENVATTING EN CONCLUSIE

In verband met de lagere opbrengsten op de rivierkleigronden in vergelijking met veel zeekleigronden en een mogelijke rol van bodem-fysiche eigenschappen daarbij werd in de periode 1972-1975 op een be-perkt aantal percelen in de Betuwe een oriënterend onderzoek ingesteld naar de structuur van de grond en naar een eventuele invloed van weer-en bodemkundige gegevweer-ens daarop. Wat de structuur van de grond betreft werd de bewerkbaarheid in het voorjaar nagegaan door geregelde vocht-bepalingen en visuele beoordelingen in 1972 en 1973 en werd de actuele structuur vastgesteld eveneens door visuele beoordelingen in 1972, 1974 en 1975.

Wat de voor de structuur mogelijk belangrijke factoren betreft wer-den grondwaterstanwer-den opgenomen, werwer-den de samenstelling van de grond en de pH-KCl bepaald en werden weerkundige gegevens verzameld.

De bewerkbaarheid beoordeeld aan tijdstip waarop en tijdstraject

waarin waarin bewerkt kon worden, lijkt in de beide jaren behoorlijk goed, gezien het feit dat in alle gevallen reeds in maart kon worden bewerkt.

De actuele structuur varieert zeer sterk van jaar tot jaar, vooral

als gevolg van de verschillen in regenval in de periode september t/m . februari. In 1972 was het structuurniveau hoog, in 1975 zeer laag, maar gemiddeld week het niet af van dat in andere gebieden.

De ontwatering'stoestand was in de meeste gevallen vrij goed. Slechts

in enkele gevallen werden in natte periode wat hogere grondwaterstanden gemeten. Zoals was te verwachten kon dan ook geen invloed van de ontwa-tering op de beide structuuraspecten worden aangetoond.

Wel was er een invloed van het gehalte aan afslibhare delen en fijn-heid van het zand op de bewerkbaarfijn-heid en wel in zoverre dat na een

natte winter de zware gronden later en kortere tijd bewerkbaar waren dan de lichte. Dat lijkt ook het geval bij de hogere humusgehalten, maar dat is het gevolg van een koppeling aan het gehalte aan afslibbare delen.

Wat de kalktoestand betreft werd de meest gunstige toestand verkre-gen bij een pH-KCl van 7 of meer en van 5,5 of minder. Een pH van

6-6,5 bleek het meest ongunstig, zowel voor de bewerkbaarheid als voor de actuele structuur. Gezien het feit dat op de meeste percelen de pH-KCl in dat ongunstige gebied ligt, zou door bekalking nog wel enige verbetering in de bodemfysische eigenschappen zijn aan te brengen. Ver-laging van de pH tot beneden 5,5 lijkt uit anderen hoofde ongewenst.

(23)

23

6. LITERATUUR

Boekei, P., 1958. De betelenis van geadsorbeerde en oplosbare kationen voor de structuur van kleigronden. Landbouwkd.Tijdschr. 70, :775-789. Boekei, P., 1962. Kalktoestand en bodemstructuur. Buffer 8: 92-99.

Boskma, K. en Boekei, P., 1962. Het bekalkingsproefveld Pr 582. Ver. Exploitatie Proefboerderij en Klei- en Zavelstreken Prov. Groningen, Versl. 1956-1960: 42-49.

Poelman, J.N.B., 1965. De lutum-slibverhoudingen in rivierkleigronden. Boor Spade 14:196-213.

Wiggers, A.J., 1950. De gehalten aan organische stof in Nederlandse Gronden. Landbouwkd. Tijdschr. 62:455-468.

Ferrari, Th. J., 1952. Een onderzoek over de stroomruggronden van de Bommelerwaard met als proefgewas de aardappel. Versl. Landbouwkd. Onderz. 58.1:132 pp.

Koornneef, H., 1945. De bodemgesteldheid van Niervaart, Zwaluwen en omstreken. Versl. Landbouwkd.Onderz. 51(11À):239-467.

(24)

G ta X ) u <D G •i-i S ai X I C n) > C 7 3 4-1 O m u h M W C9

S

>-) M « •H M T> (U « à G 6 u 01 Oi X I c o M M 0) (X O U XJ <D x i c > » 01 od a CM Cl O m CM _ O m o ' — 00 o (N _. O 00 r» CM — O m CM CM o o m CM CM — o CM CM -a-o CM o o CM vO CM _-. O vO CO — o -a-U0 CO C O C M I - ^ C M C M v O C M m c M c O — O O C M O O O O o O O O CO - ^ o o 0 0 vO O o vO CO o 3 0) Q U . O 41 O vo • O

d

u - l C O < T C M C O 0 0 ~ 3 - l ^ u - l O O O O o O O oo m m vo m O o o <r m o — — m 0 0 CT\ O . CM ~3-O CM — C~3-O — CM ON o r-~ r-. r~. — oo vo — C M vo- i n — ~ ï CM vo m i n — vf CM o co oo — r>. — CM — co 0 0 CM —• < f O CM — cr\ oo CM o~i co m vo vo m ir. CM X> 1-1 01 oi o

«

G 0> Q u 01 o d > 0 0 vO A ! *S O 4-1 CO G > CO er. co m 0 0 o oo u as SB C 01 X ) 0) • H IJ o c > o 53 CJ 01 X I 14 (U o M-l <u o PL, m vO CM o VD VO 0 0 - * m 1 ^ G <u 01 c 3 ai u M — CM CO i n vo i^* oo er» o -"• m CO vO m 0 0 o <r m CM o oo m v D - * v o c M o o c M o o m i n v o c M i n — v o m — \ o * c o — — o ~ j -co - * o - * CM r~- —. vo m i n — — O co r ^ c M C M c o r ^ r ^ . — v o v o v o O N i n o o c M o o v o c M o o m i n — — o c o r^ o m in O — . o — o 0 0 co § O u 0>

(25)

% e tu C W 4-1 to u <u 4J es •8 c o w o Ü M (U > • H ' n) c» S >-i ai T3 C O • a ai M - * eo r > i a i r » — CN c-> r s <r> * " • * CN 1 ^ a \ '~~ -* 1 CN s t 1 co r o 1 r^ CN co 1 O est co 1 co ~^ r^ 1 oo CN r-^ 1 < f 1 ^O CN v r i CT\ "— ~tf 1 ~d-1 -3-co 1 0 0 CN co 1 CN en l «* ' * • co 1 r~ CN 1 O i CN CN 1 0 0 ~ O 0 0 o o o r~-O « O •—• o CN •—• OO v£> LO a i O o CN oo CN r~ co 0 0 ~* ~— O CN LO -~ m fm CM -^ LO O L H r-t 0 s 01 Q VJ X I CU O m a i O 0 0 o 0 0 o —• LO o o o ~~ LO —• o 0 0 0 0 r^ o 0 0 o> v£> 0 0 LO ~— LO -~ LO ~— CN ^^ o ~~ LO o 1—1 o X CJ o' o CN A o CN ^~ A O CN A O CN A O CN A O CN *— A O CN v ~ A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A t ) U 01 4J ü) 01 o M C 0) a L j Ä ai O o o —• 0 0 r-~ O vO O CN O ~ O CS — • VO LO ~ ï O o CN s r o o o LO —« ~ CN ~— LO .o CN o CN A o CN A O CN A S CU 4-1 i - J • i - I EG a « > u o o ~^ o 0 0 LO -* o CN O o LO O . LO ^3-O O O tTi o 0 0 0 0 vO CO r » o CN O CN O CN A O CN A O CN A O CN A s 3 .* A i O 4-1 CO s cd > O <-> o CN ~~ A O CN —• A O CN A O CN A O CN A O CN »— A O CN • — • A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A 0 0 0 4-1 V-i « M e CU •o o < o r -l l ' LO o o o o a i o co 0 0 r~. O r~ CN vO v t o < f v£> O — • LO ~ CN ~-CN LO O o o r-H CU • H U a c rd > •-> O CN »—• A O CN ~~ A O CN A O CN A O CN A O CN »— A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A O CN A i — 1 0 S3 m PM O O • ^ LO 0 0 o LO LO o LO o LO O i o LO o 0 0 LO O i o 0 0 CN !"~ «* 1 ^ o — 1 o ~ ITI • ™ t o r—4 o o ~^ s w o "-> •I-I u (U •0 u CU o £> LM ai o u PK o —* • T * o —1 1—* o o o CN A o CN o CN —• o —" o o o <N . o o o O i o " " • o CN A o CN A o CN A o CN A O CN A O CN a 01 c OJ X G cd > O 0 0 0 0 o r -LO CN O ~-LO O o o LO vO ^ -vO LO r-~ 0 0 < f co sO -* v0 LO •—« LO LO —• LO r-m O •t—l o CN C 01 <a ui • H c 3 01 I J 03 > S ci o CN ~~ A O CN ~-* A O CN A O CN A O CN A O CN »~ A O CN ^ M A O CN A O CN A O CN A Ö CN A O CN A O CN A O CN A O CN A , O CN A O CN A O CN e o o XI u ai • H > ->

(26)

o > o < 1 m IN o -i C N en 00 CN cn O C l 1 r s O N O CN <r C N C N O N r s -a-0 -a-0 C N C N < f C N C N i n O CN CN CN 0 0 r s en -o-o 0 0 s O C N <r so en -ON cn m ON en cn 00 en — 0 0 C O r s S D — i s -~a C N u-1 -00 óo 00 cn r s u i r s rs en CN 00 s O C N O C N < f C N Cs] s O i n C N C N s O C N s O en CN rs sr CN en s O o 00 en m — u-i e n o <r r s 0 0 en O ON 00 00 en C N r s en CN 00 un o\ s t CJN o CN o CN s O O N C N O CN CN en 00 en en en en o en s O m en — s D en en CN en en en s O C N o o en en en CN 00 CN CN o s D C N s O r s C N O N C N s D C-J m C O en o en K t O N cn s t s j en -00 en -t CN O ' en C N r s e n ejN en s O s t s t — 00 en s O rs en s O m s * so s t C N en si-rs <r O sa-en m s O O N e n 00 si-st rs O l s t 00 CN m 00 m st r s s D sa-en C N s O ON CN m O C N K T O N s O st Csl m m CN i n e n CN m e n CN O l — en I r» -3- ON CN — 00 cd eo 1-4 - o eu co s t n ~3- cN — en en — r s m co sT — cN o sä- en — m so oo ~t -a- -3-ON o — -3- — i n PN s t s t sT CN CN s t 00 0 0 0 0 00 sO — O s t vO sO s t sOON en r s s t — — Cs! s t O i n * 3 -O C N C S C N v£> \D m m r-. <T\ — — C N m C N C N \0 CT« m m in er* —* —. C N -st m en C N r -C N -C N mm en \D oo o vo co o óo - s T i n i n O r—- — — vo sO i n \ O ^ £ > C N < J - O r - O C N — CN co n ,— — cNcN en -st — CN m m C N C N m m <r <r <r -st CN CM

o ^ m m >s0 i n CN - « t o CTI O VO O~* c N m CN o^ o> -st m <s0 m e s ej\ op

— — « — er» o CN CN <t <t — CN m oo m r - * o^ -st — — 0> CP> vu i n 00 \D (Ji I— — vO vO 00 C N < t < r < r — — m e n C N C N m e n < r < t -st -st C N C N I--. \£> co o m o> --st — c N — o < T « oo o> ^o i n o o —• — m e n o> r - co r>- o \ ~ c o o > i n m C N C N < t m ^ - — C N C N - s * < r C N C N m m C N C N cn C^> m s r m < r C N C N m m ™ < r o o m c o ^ mr*- — CN CO^> r - ^ o m o m c N o »o O O r^. oo CN m -st co ^ - — m m — — O en CN CN r-s m m m \D r-s ^- — r-s. C N CN m — <t CN CN mm m \0 <r m m -d- o m — o s t s t CN CN m o o es] oo m en o~»rs s o r s i n c s i CM i n c o r s m e n c — • co o -sf U-1 CN CN 00 o m <t O CTi C N — m m m m m m C N C M r-- s£> m m m m <f -<r 00 v£>-<r --t < t ^sT C N C N c o — CM vo ' m o c r i — — r - vo <t j ) co i n r - s m — O O -st <t m o> C N C N o > r - - ce er« m < t « n o O O e n c N r - - \ £ ) N co -st i n co N \ O t C N C N m e n — — C N C N m - s f C N C N m m C N C N m m <r ^ - s f < t C N C N c N > ^ o . i n m — o -SO.CN i n \ D ^o- i n — o> ^ D — s j - ^ o c o m r ^ . \ o .-st —

i—. r--. r ^ - i n — en i n ' s O m m C N C N m e n - s t - c t - ^ <f C N C N m — C N C N O N 0 0 en m o er« C N — r-s \o C N C N m co -t m — O CN CN r- \o cn m m o o o \i>r-s, m \X5 co o < r < j \ m m CM co s t e s m o o — m < t — o o —oo coco — o C N C N - s t - s t C N — CNCN s^-scJ-c N o s^-scJ-c o s^-scJ-c o m - — r - s r - - s t m r--.s^-scJ-co s^-scJ-co vo C N C N m m m m m m - s t - s t < t < t C N C N m e n r - s , m o o m m o o o ^ o c N r - o <T CM CO -st. cy» o vD O O C N o> — co o> o c N - < t r ^ — m m o o r-sr-» T ^ C N C N C N e n m r - c N o < t o — —• — m m — — C N C N m m — — c N e n C N C N m m m ^ r < t - s t C N C N CN vo <j\ \o o r - s m o o CM -st CN co o o m o m - s t e o \£> \o o o m o i o C N r s C N C N s O C N O N C N C N O O O N r s O C N i n C N C N C N O CN O sa-en CN rs en o i n e n CN ON e n O O s O e n CN s D en rs i n en Csl r s e n o CN O r s - f r s co s O o O-N o o 00 en 00 m rs es 00 o CN O en CM -s t C N co e n <N 00 m CN O o s t C M Si-s t CM Csl - t C N r s m CM o CN o -f en C O s O cn i n cn 0 0 s O cn o o rs en m ON en CN ON en 00 00 cn o CN O ON -a ON ON — Csl O O 00 r s 0 0 en ON r s O CN O CM O O en r s Csl en en en r s en en o o Csl cn o -3-e n i n C N e n Cs| e n e n o CN o m CN O s O C N O - t C N o s O C N O O i n C M 0 0 s O C N o m CM s O s O CN o CN o < r e n O N r s cn s O CN • en 0 0 s O en O o rs en O rs en o s O e n -t s O en o CN o CN o m - a i n o - t m Csl < r o o so m s t en < r - t s t s t s t o CM o m -3-0 -3-0 O N s t 00 en <r rs rs <r O O i n < r r s r s < r m i n -a s O s D - t O CN O O e n -t i n C N o s t C N S O s t CN O O CN ON CN C N s t C M r s e n CN O CN o •o o 3 CU o 14 .Q CU o r-H O . CJ o ca c CU Q u .o OJ o e O ea 33 C CU •o o S CU T> U CU O J3 O u G ed S C eo > S o o .o u

(27)

ai J= u n) co .o .M u 01 5 01 x> 01 TJ c co > o 0) 00 e • r ^ IJ 01 •o u ra m 3 on ra m • J 0) •o i—i Ol -o T l 01 O 0 0 0 o u T j 4-1 « c 0 0 — so m i n m 3 3 -o -o so u-i 0 0 SD <r -3-CM o s o u-l vr e i s r -3-p ^ u-i ro -3-sD -3-O -3-SO 0 0 m - 3 O sO m - 3 3 -sO co -3-o u i 0 0 < f o o s o m ~ r* m <t os m r--- 3 m s o -3- r>-m 0 0 - 3 O u-i r-~ -3-— sO CM u-i m i n r^ 3 -P » O u-i u-i tr» r • j o -o — sO u-i CO SO - 3 - » ^ - C T | + - C T | | - C T - C T - C T TH« - C T | | + - C T

i n - 3 SO u"l U-l<t sO m u-l-3" SO - 3 U-1U-1 SO m sO m SO SO SO m sO "3"

1 1 1 + "CT -CT+ | -CT I I + -.01 I + + + II so m sO ^ so in in -3 in -3" sO -3" sD in in -3 m -3 sO m m -3 so m -CT+ -CT + -CT -CT | + -CT | | + _CT | | -CT + • ^ • - d - i o ^ m - 3 o - i < f m < f < - - 3 - m i n o-iva- c i - 3 < ƒ • < ! • r-i m -3-I - C T + + | . _ C T - C T | _ C T | - C T + + + | - , , , + 1 + _ C T - C T | f ^ u i r^ in r^ so s o u i so in r-* m so m so so so in so so io in so m I -CT | -CT | | | | -CT + I -CT I -CT | io in in in 10 m in ~3 so m r- in so in so m so -3 io ic in m so m

I —CT | + + —CT+ —V —CT -|- + — CT —IM —IN | + —IM —CT I

so u-i in -3" so -31 m -31 in -3 m -3" m -3 in -3 u"i<f u-iu-i m -3 in in

+ - C T | - C T + | - C T - m + + I I | + + + -CT in <r m -3 c o m < r c i m -* m -3- m -3" m<j- m -3 so in m -3- in -3 + -a- -3- o"l CO c o r o > 3 CO I I -3- - 3 u-i u-i I I + -CT co co < f -3- u l u-i I I < ! • < » • U l u-l -CT| ++ -CT -CT | . + +- C T | + _ C T | so so is in ID in m m in in i*^ so so in io m v o m so m ic m in so + -CT-CT + -CT | + | + + | - C T + | in m ^3"-3" in -3 m u - i m m m m m m m m m m m m m m m m -CT-CT + | _ C T | | + + I -CT+ | + | v3>3 m m m m < r - 3 m m m m m m m m m ^ 3 m m m m -3-m I + - « « + | + - C T + | - l ~ + | | - C T + -CT | + | •^••«d- *3^3' -3-3- r o ^ m - 3 ro-31 m < r -^"-a- m m m - 3- m m m m - C T + + | -CT| + | + -CT - C T - I « -CT + + I + I *3"m m m c o m r o - 31 <-u-i < t m -^-a1 ^ 3 m m m - 3 ^ 3 " , m m ^ m + + I -CT-CT - C T | + + -l<M | | | | - C T + -CT - C T | -CT-CT + | so so so m so so so m s o m r ^ s o r ^ s o s o s o s o m s o s o so m so so | | -CT -CT + + + I -CT I + -CT -CT J + _ „ _«M

m m m m m m m-3- m m som som m m m m som m m cn-3 --CT -H~ | + | + + | --CT - C T + + | + + | m ^ 3 m m m m m m m m s o m m m m m m m u - i m m m m m + I m m + -3- < f m - 3 m -3" m m -CT + m m + I m m m m so m i + -3" O-+ I m m -3-in m m m m m m o o o o o o — csi — I N — es] I I I I I I o o o o o o o o o o o o — CM — rsl — Tsl I I I I I I o o o o o o o o o o o o — CN — CN — CN1 I I I I I I o o o o o o - I C S V f m m o o — CM I I o o + I m m + + m m o o o o — CM — CM i l i l o o o o o S . c_> o Q M £> 01 O 01 4-1 w 01 o a c 01 a M C Ol 4-1 i—1 • i-I X c ra > e 3 M M O 4J C/l C m > 00 o 4-1 u a X c 01 •o o s C/) c_> u 01 •o u 01 o XI SM 01 o u eu G 01 a « s G > S o o X I i-i 01

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Theo: “Ik richt me op het thema Dataficatie in Agrofood en Leefomgeving, en daarbinnen op drie onderwerpen: het Open Data Lab Agro- food, Big data in nieuwe afzetketens (Korte

De Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied moet een verantwoorde afweging maken tussen de continuïteit, veiligheid en snelheid van het uitvoeren van de nautische werkzaamheden

De steenzetter/rijswerker kiest, beoordeelt en gebruikt bij het verwijderen van waterbouwkundige constructies het benodigde materiaal, gereedschap en materieel zorgvuldig, efficiënt

Als het zaad telkens met de hand naar de zaaihuisjes werd ge- streken, kon de bak tot ongeveer 500 gram worden leeggezaaid.. De minimumhoeveelheid blauwmaanzaad bedroeg bij

The number of tillers per container of sweet vernal-grass after the first and second rest period (Z x and O r resp.) and of timothy grass after the first and second rest period

Ka afloop van de proef werd in monster D nog vrij veel stikstof gevonden In de overige monsters werd matig tot normaal stikstof gevonden.. De kaligehalten zijn niet

Voor de structuurkartering is geen programma van eisen geformuleerd. Dit hoofdstuk is te lezen als handreiking. Een beheerder die zijn gebied goed kent kan vaak al een goede

Er zijn geen significante effecten op instandhoudingsdoelstellingen van de verspreiding van gebaggerd sediment uit de haven van Harlingen op een derde verspreidingslocatie in