• No results found

Een micromorfologisch onderzoek naar de oorzaak van het niet of onvoldoende functioneren van een infiltratieproef op de Veluwe te Epe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een micromorfologisch onderzoek naar de oorzaak van het niet of onvoldoende functioneren van een infiltratieproef op de Veluwe te Epe"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NN3139G,1267.2

... HH

S T I C H T I N G V O O R B O D E M K A R T E R I N G

W A G E N I N G E N

EEN MICROMORFOLOGISCH ONDERZOEK NAAR

DE OORZAAK VAN HET NIET OF ONVOLDOENDE

FUNCTIONEREN VAN EEN INFILTRA TIEPROEF

(2)

Ri;?! Stichting voor Bodemkartering

Afdeling Micropedologie en Mineralogie Wageningen

Rapport nr. 1267

EEN MICROMORFOLOGISCH ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK VAN HET NIET OF ONVOLDOENDE FUNCTIONEREN VAN EEN INFIITRATIEPROEF

OP DE VELUWE TE EPE

door: Ing. A. Reijmerink en

Dr. E.B.A. Bisdom

(3)

2

-IHLEIDIMG

Op verzoek van Ir. D. Boels (ICW) werd een micromorfologisch

onderzoek verricht naar de oorzaak van het niet of onvoldoende functione­ ren van een proef met horizontale infiltratie op het terrein van de drinkwaterleidingmaatschappij te Epe.

Op 1 oktoher 197^ werd met Ir. Boels een bezoek gebracht aan het proefterrein, waarbij uitvoerig aandacht werd besteed aan de profiel-opbouw en de ligging van de infiltratiebuis in het profiel. Om eventuele verspoelings- en verdichtingsverschijnselen te kunnen vaststellen, werd in het veld de microstructuur beschreven bij een vergroting van ca. 35x met behulp van een stereoseoop. Op 2b oktober daaraanvolgend werden zowel in de infiltratiesleuf als daarbuiten monsters genomen voor microscopisch en submicroscopisch onderzoek. De juiste plaats van de monsters en een profielschets zijn weergegeven in de figuren 1 en 2. Ing. A. Reijmerink verrichte het veldonderzoek en bestudeerde slijp-platen met behulp van het lichtmicroscoop. Dr. E.B.A. Bisdom onder­ zocht los materiaal en dat uit één slijpplaat met behulp van TEM (Transmissie elektronenmicroscoop, R3M (Raster elektronenmicroscoop)

en EDAX (Energie-dispersieve analyse van röntgenstralen). Gemakshalve worden de werkzaamheden met deze instrumenten submicroscopische tech­ nieken genoemd.

In dit verslag worden tevens enkele resultaten gegeven van het sub­ microscopisch onderzoek (REM-EDAX), verricht aan enig los materiaal aangeboden door Ir. C. Maas van het RID te Den Haag. Het betreft een monster, op ongeveer twee meter diepte, uit de verticale infiltratie-proef van het RID. In dit verband werd geen veld- of lichtmicroscopisch onderzoek verricht.

De coördinatie en leiding van het onderzoek berustten bij Dr.Ir. A. Jongerius, hoofd van de afdeling Micropedologie en Mineralogie.

(4)

PRIMAIRE DICHTHEID VM HET BODEMPROFIEL

Het profiel waarin de infiltratieproef is aangelegd "bestaat uit een humuspodzol met een duidelijke strooisellaag(Ao), een duidelijke uitlogingshorizont(A2) en een dikke inspoelingshorizont B2)% deze

laatste horizont is nog onder te verdelen in een zwarte B2h, een donker­ bruine B22 en een lichtbruine B3.

De lagen variëren sterk in dikte. De Ao, A1, A2 en een gedeelte van de B2h-horizont zijn tot 0.30 m - mv. verwerkt. De B2h, die oorspronkelijk 10 - 30 cm dik is, is plaatselijk nog geheel of gedeeltelijk aanwezig. Deze laag waarin niet alleen het zand dicht gepakt is, maar waarin ook de ruimte tussen de zandkorrels vrijwel geheel is opgevuld met amorfe humus, al of niet in combinatie met leem (fig. 3 en *0, moet vooral onder natte omstandigheden zeer slecht doorlatend worden geacht. Soms komt onder deze B2h nog een ondoorlatend ijzerbandje (B2ir) voor. Deze ondoorlatendheid wordt bewezen door het feit dat in de omgeving en ook el ders op de Veluwe in depressies juist op deze lagen (B2h en B2ir) vennetj ontstaan zijn.

De donkerbruine B22 is meestal sterk lemig, dicht gepakt en plaatselijk zeer hard: de ruimte tussen de povere zandkorrels is geheel opgevuld met fijnere bodemcomponenten (fig. 5).

De lichtbruine B3 is, als deze niet lemig is, voldoende poreus (fig. 6). Het is mogelijk de B-horizont van een ouder moderpodzol.

De verdere ondergrond (C) is soms sterk lemig, soms grofzar?dig. Plaatselijk komen in de B3- en C-horizont zeer dunne fibertjes voor waarin de zandkorrels door ijzer en leem sterk verdicht zijn (fig. 7). Samenvattend kan gezegd worden dat het bodemprofiel in de bovenste 0,50 â 0,80 m als relatief ondoorlatend gekenmerkt dient te worden. Uit detailkarteringen elders op de Veluwe is gebleken dat deze

(5)

ondoor-- i n ­

latende lagen over relatief grote oppervlakten kunnen voorkomen zie: J.A. van den Hurk en H. Kleijer, INFILTRATIEPROJECT VELUWE, Bodemge­ steldheid, Rapport 12^5 Stichting voor Bodemkartering, afd. Opdrach­ ten 1975; W.J. van Liere en G.G.L. Steur, EEN BODEMKARTERING VAN DE GEMEENTE EPE EN EEN BODEMKUNDIGE VERKENNING VAN EEN DEEL VAN DE GE­ MEENTE HEERDE, Bodemkartering van Nederland, deel XVI; VLO No. 61.13; 's-Gravenhage, 1955).

SECUNDAIRE VERDICHTING

Voorkomen: Zowel uit veldwaarnemingen als uit microscopisch onderzoek bleek, dat er zich tijdens de infiltratie van rein water nieuw materiaal had afgezet langs de grotere scheuren en holten in de verwerkte drain-sleuf (afbeeldingen 1 en 2). Het is een gelige "vettige" substantie die bij drogen sterk krimpt. Detailstudies toonden aan dat het materiaal uitsluitend in de vorm van een "huidje71 voorkomt in de grotere holten

(fig. 1). In de bemonsterde kuil (ongeveer halverwege de buislengte) treffen we het dan ook aan vlak onder en rond de infiltratiebuis (daar waar de buis niet volledig aansluit aan het bodemmateriaal) en verder op beide wanden van een vertikaal naar boven verlopende scheur.

Opmerkelijk is het, dat het materiaal niet of vrijwel niet in de grond-massa, dat wil zeggen in de fijnere poriën voorkomt. Op enige afstand van de scheur en holten rond de infiltratiebuis treffen we het dan ook nie4 meer aan.

De morfologie van de huidjes is afgebeeld in & figuren 8, 9 en 10.

Fig. 8 is een microfoto, vergr. UOx, van een slijpplaat. Het beeld bestaat voor een groot deel uit poriën, die als fijn-gespikkelde witte vlekken te zien zijn (de spikkeling wordt veroorzaakt door fijn slijppoeder).

(6)

De zandkorrels zijn als witte, ovale en hoekige vlakjes te herkennen. Verticaal midden over de foto loopt een zone van hoekige, donkergrijze (doch in werkelijkheid geelbruine) huidjes-fragmenten. Deze zone

vormt de begrenzing van een scheur, waarvan een gedeelte rechts op de foto zichtbaar is. Rechtsboven zijn een paar kleine fragmenten te zien.

Fig. 99vergr. 100x,geeft een detailopname van de huidjesfragmenten. De lichte ondergrond is lucht ; de organische stof is zwart tot donker­ bruin, de huidjes zijn geelbruin.

Fig. 10 is een REM-opname met een vergroting van 70x. Eet huidje, dat grenst aan de infiltratiebuis, is de fijne compacte massa, welke verloopt van iets links van het midden bovenin de foto naar iets onder het midden van de rechter zijkant van de foto. Het gat in het rechter bovenquadrant werd oorspronkelijk ingenomen door de infiltratie buis. Ook hier is duidelijk te zien dat het materiaal als een soort korst of huidje op de grondmassa ligt. Vlak onder het huidje - links midden op de foto - zijn de poriën (zwarte vlekken) niet met het mate­ riaal opgevuld.

Samenstelling: Het huidje is bij doorvallend licht in een slijpplaat gelig van kleur met soms fijne zwarte stipjes.

Bij gekruiste niçois is het huidje niet zichtbaar, hetgeen betekent - dat het uit amorf of niet-gekristalliseerd materiaal bestaat. In opval­

lend licht wordt het materiaal oranje tot geel, hetgeen er op wijst dat ijzer aanwezig is.

TEM-opnamen van dit materiaal, tonen doorzichtige ballen (fig. 11), en staafjes en draadjes (fig. 12). Determinatie van dit materiaal is moeilijk door middel van deze techniek. Echter, de chemische elementen met atoomnummers 11 (na) en hoger kunnen met behulp

(7)

~ 6

-zoals C, 0 en N vallen dus "buiten deze analysemethode. Voor een uitvoe­ rige beschrijving van deze methode, welke zowel op los materiaal als in slijpplaten toepasbaar is, zij verwezen naar: Bisdom, Henstra, Jongerius en Thiel, Energy-dispersive X-ray analysis on thin sections and unimpregnated soil material, Ueth.J.Agric.Sei., 23, 1975, p.113-125.

De analyseresultaten zijn te zien in fig. 13. Deze samenstelling is representatief voor zowel het losse materiaal in fig. 10 als voor dat van de huidjes in de slijpplaat (fig. 9). Vertegenwoordigd zijn de elementen Al, Si, P, Ca en Fe. Fosfor is slechts in zeer beperkte hoe­ veelheid aanwezig.

Op deze plaats is het tevens interessant om de analyseresultaten te be­ handelen van huidjes (fig. 14) in het RID monster, dat genomen is op 2 meter diepte in de proef met verticale infiltratie. Fig. 15 toont de aanwezigheid van Al, Si, P en Fe. Vergeleken met de analyseresultaten in fig. 13 zijn de Al- en P-piek hoger, is die van Si lager en het Fe is ongeveer gelijk. Calcium is hier afwezig.

Herkomst : De herkomst van het materiaal in de huidjes is moeilijk vast te stellen. Immers, zowel stoffen afkomstig uit de bodem zelf als uit het geïnfiltreerde water kunnen aan de opbouw ervan hebben meegewerkt.

%

Bij detailstudies aan slijpplaten v$el het op, dat o.p enige afstand van de scheuren en holten waarin de huidjes voorkwamen, oranje-rode tot gelige zones voorkwamen, aan de rand van de vaste grond of in dichte plekken in de infiltratiesleuf. De hierin aanwezige organische stof was loodrecht in de richting van de scheur verkleurd van zwart of donkerbruin, via roodbruin naar geel.

(8)

7

-Fig. 16, vergr. 40x, geeft een beeld van de onveranderde zwarte humus in de B2h-horizont.

In fig. 17, vergr. 100x, is juist de grens te zien waar de donker­ bruine humus (op de foto zwart) in roodbruine tot geelbruine humus (op de foto donkergrijs) overgaat.

Fig. 18, vergr. UOxa toont dat alle humus is verkleurd tot okergeel

(op de foto is de humus grijzig).

Het bovenstaande zou erop kunnen wijzen dat er hydrolyse heeft plaats­ gevonden van de aanwezige Al(Fe)-humus verbindingen waarbij het vrij­ komende Fe als (hydr)oxide is neergeslagen en zodoende de verkleuring van de humus heeft veroorzaakt. Dit is in overeenstemming met de rode kleur van de verkleurde zone zoals die in opvallend licht in 3lijppla-ten zichtbaar is. Wat voor gevolgen dit voor de humuszuren heeft ge­ had is niet duidelijk. Het is mogelijk dat er een mobilisatie van deze verbindingen heeft plaatsgevonden, maar zekerheid bestaat daarover niet.

Wat de chemische samenstelling van de huidjes betreft kon nog worden opgemerkt dat de elementen Si, Al en Fe zowel uit het infiltratiewater zelf afkomstig kunnen zijn als uit de grond. Dit laatste wordt geïllu­ streerd door fig. 19 waar een EDAX-analyse is gegeven van morfologisch onveranderde humus, afkomstig uit de infiltratiesleuf. Uit EDAX-onder-zoekingen aan niet-geïnfiltreerde podzolgronden is het bekend dat Si, Al en Fe van nature meestal in zulke humus aanwezig zijn. Voor P en Ca is dit echter niet het geval. De volgens fig. 19 in de humus aan­ wezige Ca- moet dus uit het infiltratiewater afkomstig zijn.

Hetzelfde geldt voor P en Ca in de huidjes.

Uit welke verbindingen de huidjes bestaan kan met behulp van de sub­ microscopische technieken niet worden vastgesteld. Gezien de kleur

(9)

8

-van het materiaal is het wel waarschijnlijk dat er (amorfe) ijzer­

oxide aanwezig is. Daarnaast kunnen ook aluminiumhydroxiden en -silicaten, kiezelzuur»organische stoffen., e.d., aanwezig zijn.

Het zal duidelijk zijn dat voor een goed begrip van de processen die tot de vorming van het huidje hebben geleid, aanvullend chemisch en mineralogisch onderzoek zou moeten worden uitgevoerd.

Advies

Aangezien men hier te doen heeft met een complex van factoren die elkaar wederzijds beïnvloeden, is de materie duidelijk moeilijker dan het herkennen van verdichtingen. Alvorens tot infiltraties op praktijkschaal over te gaan, verdient het dan ook aanbeveling nieuwe proeven op te zetten en nader onderzoek te doen. Ons inziens moet hierbij een detailkartering van het proefterrein worden uitgevoerd, ook van de diepere ondergrond, omdat plaatselijk aanwezige (ijzer-rijke) leemlagen niet alleen de waterstroming ongunstig kunnen beïnvloeden, maar ook door hergroepering van bodembestanddelen moge­ lijk verstoppingen kunnen ontstaan. Om een antwoord te vinden op de ook nog bestaande vragen, moeten de proeven in verschillend uitgangs­ materiaal c.q,. diepten plaatsvinden. Immers, men kan zich afvragen

of de infiltratiemoeilijkheden zich ook zouden hebben voorgedaan indien: - geen hydrolyserende omstandigheden zouden zijn ontstaan, door bij­

voorbeeld periodieken infiltratie in plaats van een continue.

- als gevolg van een open bodemprofiel een ander stromingspatroon zou zijn opgetreden.

- g-een organische - stof aanwezig was geweest.

Tevens bevelen wij aan de proeven zo op te zetten dat op verschillende tijdstippen opgraving voor micromorfologisch en chemisch onderzoek van materiaal kan plaatsvinden. Voor een verantwoorde uitvoering van micro-morfologisch en chemisch onderzoek tenslotte, is reeds bij de voorberei­ ding van de proeven overleg noodzakelijk.

(10)

I N F I L T R A T I E _ P R O E F l - C - W - T E E P E B e m o n s t e r i n g o p 2 4 _ 1 0 - 1 9 7 4 m a a i v e l d V e r w e r k t e b o v e n g r o n d 10 A 2 x B 2 h x B 2 20 3 0 _ d e z e g r e n s i s n a u w e l i j k s z i c h t b a a r 10 G 3 3 2 8 iO 0 c m _ m - v I n f i l t r a t i e s l e u f A 1 x A 2 ( x B 2 h x B 3 ) G 3 3 A 2 x B 2 •TVi'. A 1 x A 2 x 8 3 l o s B 2 2 v a s t - s c h e u r G 3 3 2 9 V e r w e r k t e b o v e n g r o n d A 1 x A 2 x B 2 h ( x B 3 ) 26 o u d e r e v e r w e r k i n g o f w o r t e l z a k É ':;g| -f « < / & f ' # , A 1 x A 2 A 2 x A1 / •'*. V'. 7Ç& ( i n f i l t r a t i e ! w h l o s l o s / b u i s ) j f c ' B 2 h ^ ^ä j i :z e e r v a s t A1 + A 2 v a s t z o n e v a n h u m u s - v e r k l e u r i n g S j h u i d j e s I T f 1 1 1 0 4 1 0 c m F i g . 1

(11)

I N F I L T R A T I E - P R O E F I . C . W . T E E P E [ 1 2 m v o o r b i j e i n d e i n f i l t r a t i e b u i s ] B e m o n s t e r i n g o p 2 4 - 1 0 _ 1 9 7 4 _ 0 m a a i v e l d v e r w e r k t e b o v e n g r o n d A 1 x A 2 x B 10 G 3 3 2 4 A 2 _ 0 B 3 — . _ A 2 B 2 h 3 0 B 2 h z e e r d i c h t B 2 2 h a r d 4 0 G 3 3 2 5 1 0 c m 2 h a n d s t u k k e n o n d e r d e i n f i l t r a t i e b u i s B e m o n s t e r i n g o p 1 4 _ 1 0 _ 1 9 7 4 I A + I B G 3 3 2 2 G 3 3 2 3 I A : i n d e l e n g t e r i c h t i n g I B : i n d e d w a r s r i c h t i n g z o n e v a n h u m u s _ v e r k l e u r i m . h u i d j e s F i g . 2

(12)

Fig. 3 Microfoto van een B2h-horizont, waarin de ruimten tussen de zand­ korrels zijn opgevuld

door zwarte amorfe hu­ mus.

Norm.doorv.li cht. ^Ox.

Fig. k Microfoto van een B2h-horizont, waarin de ruimten tussen de gro­ ve zandkorrels zijn op­ gevuld door een combi­ natie van zwarte amorfe humus en leem.

Norm.doorv.licht. ^Ox.

Fig. 5 Microfoto van de sterk lemige B22-horizont. Norm.doorv.licht. 40x.

(13)

Fig.6 Microfoto van een poreu­ ze BJ-horizont.

Norm.doorv.licht. hOx.

Fig.7 Microfoto van een fiber-tje in een B3-horizont. In het fibertje zijn de holten opgevuld met ijzer­ verbindingen en leem. Norm . doorv.licht. ^t-Ox.

(14)

Fig. 8 Microfoto van nieuw ge­ vormde huidjes op de grens van een scheur. Voor de nadere beschrij­ ving, zie de tekst. Norm.doorv.licht. 40x.

Fig. 9 Detailopname van huidjes. Voor de beschrijving zie tekst.

De in de huidjes zichtba­ re breuken zijn een ge­ volg van sterke krimp. Norm.doorv.licht. lOOx.

(15)

Fig. 10 REM-opname van een huidje juist onder de infiltratiebuis, Voer de beschrijving, zie de tekst.

(16)

Fig. 11 TH7-opname van doorzichtig, min of meer bolvormig materiaal, af­

(17)

Fig. 12 TEM-opname van staaf- en draadvormig materiaal, afkomstig uit een

(18)

Fig. 15 EDAX-analyse van een huidje uit de I.C.W.proei.

AI JsiLp Ca

Fig. l^f REH-beeld van een huidje uit de RTD-proef. Het huidje ligt rechts op de foto op een kwartskorrel, waarvan het onbedekte oppervlak aan de linkerzijde zichtbaar is.

(19)

Fig. l6 Microfoto van een B2h-hori-zont in de vaste grond aan de rand van de sleuf. De or­ ganische stof is niet ver­ kleurd (donker).

Norm.doorv.licht. kOx.

ig. 17 Microfoto van hetzelfde bo­ demmateriaal als in fig.16,

juist op de grens van de kleurverandering in de orga-nische stof.

Norm.doorv.licht. lOOx.

Fig. l8 Microfoto van hetzelfde bo-demmateriaal als in fig. 16 en 17. De organische stof is hier geheel verkleurè (licht grij s op de foto ).

(20)

AI

J

! S i t a p 'e

Fig. 19 EDAX-analyse van morfologisch onveranderde donkere organische stof uit de infiltratiesleuf. Het materiaal bevat opvallend veel Ca; voor verklaring zie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of the Science article was “to show how relatively simple models can provide a broad biological understanding of the factor controlling disease persistence and recurrent

Grote, diepe, zure wingaten worden voornamelijk gevoed door regenwater en lokaal jong grondwater en zijn daardoor niet of zwak gebufferd.. Afhankelijk van de grootte en mate van

To appear in Colloquia Mathema- tica Societatis Janos Bolyai 12 (A. Prekopa ed.) North-Holland publ. Reetz, Solution of a Markovian decision problem by successive over-

2p 21 † Geef twee economische redenen waarom het voor veel ondernemers uit de Europese Unie aantrekkelijk is om in deze regio te investeren. Voor ondernemers uit de Europese

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De gezondheidszorg is niet alleen een banenmotor voor de economie en een bron van innovatie, maar heeft ook allerlei uitstralingseff ecten naar toeleveranciers.1⁰ Een besteding

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou