• No results found

Psychopathie : een bias in emotie herkenning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Psychopathie : een bias in emotie herkenning"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Psychopathie

Een bias in emotie herkenning

Erin van Waveren Universiteit van Amsterdam

10337091

29 mei 2015 Lieke Nentjes 4836 woorden

(2)

Inhoudsopgave Samenvatting blz. 2 Inleiding blz. 3 Methode blz. 8 Deelnemers blz. 8 Materialen blz. 9 Procedure blz. 11 Data analyseplan blz. 12 Resultaten blz. 14 Discussie blz. 18 Literatuurlijst blz. 21

(3)

Samenvatting

In huidig onderzoek werd gekeken of de mate van psychopathie samenhing met het ‘soort’ fouten dat gemaakt werd in emotionele gezichtsherkenning. Verwacht werd dat dit soort fouten samenhingen met de hostility attributional bias. Deze bias werd verwacht te zorgen voor een hogere frequentie waarin de emotie boosheid gekozen werd in de fouten die werden gemaakt in emotionele gezichtsherkenning, ten opzichte van andere emoties. Dit onderzoek werd afgenomen onder 60 mannen uit de ‘normale’ populatie vanaf 18 jaar. Middels zelf-gerapporteerde psychopathie werd de mate van psychopathie afgezet tegen emotionele gezichtsherkenning, welke werd gemeten aan de hand van een facial morphing taak. In huidig onderzoek werd niet vaker voor de emotie boosheid gekozen dan voor een andere emotie in de fouten die gemaakt werden in emotionele gezichtsherkenning. Er kon geconcludeerd worden dat de mate van psychopathie niet samenhing met de hostility attributional bias in het soort fouten dat gemaakt werd in emotionele gezichtsherkenning.

(4)

Inleiding

Psychopathie wordt gekenmerkt door problemen in zowel de persoonlijkheid als in het gedrag (Thompson, Ramos & Willett, 2014; Blair et al.,1995). Deze problemen zijn onder andere het manipulatieve karakter van het gedrag, het uitblijven van spijt en een verminderd empathisch vermogen. Dit karakter kan zich uiten in vroege gedragsproblemen,

jeugdcriminaliteit en agressief gedrag (Harpur, Hakstian & Hare 1988, aangehaald in Patrick, Bradley & Lang, 1993). Het zou ten gunste komen van zowel de ‘psychopaat’ als de

slachtoffers van een psychopaat wanneer er meer onderzoek wordt gedaan naar psychopathie. Door meer te weten te komen over het construct kan de behandeling en theorie steeds verder verfijnd worden, waardoor deze problematische gedragingen uiteindelijk preventief

aangepakt kunnen worden. Daarbij kost de criminele ondertoon van deze gedragingen onze maatschappij veel geld, door het onderhouden van gevangenissen en reïntegratieprojecten. Als nieuw onderzoek kan bijdragen aan behandelingen of kennis waardoor dit criminele gedrag voorkomen kan worden, is dit positief voor het welzijn van de burgers binnen de maatschappij en zorgt dit voor een vermindering van de kosten.

Zoals hierboven genoemd, is een verminderd empathisch vermogen een kenmerk van psychopathie. Dit betekent dat er minder capaciteit is tot het inleven in de gevoelens van anderen. Volgens onderzoek van Besel (2007) wordt empathie geassocieerd met emotionele gezichtsherkenning, waarmee het aflezen van emotie van gezichten wordt bedoeld. Er kan veel informatie gehaald worden uit emoties, onder andere over hoe een situatie ervaren wordt. Als niet begrepen wordt hoe een ander een bepaalde situatie ervaart, zwakt de mogelijkheid tot het inleven in de situatie van de ander ook af. Deze samenhang tussen de mogelijkheid tot emotionele gezichtsherkenning en het ervaren van empathie wordt ondersteund door onderzoek van Carr en Lutjemeier (2005).

(5)

gerelateerd aan psychopathie. In een studie naar de reactiesnelheid van mensen met een hoge mate van psychopathie is gebleken dat het langer duurt voordat inkomende emotionele stimuli verwerkt worden in vergelijking met mensen met een lage mate van psychopathie (Anderson, 2012). Deze langere reactietijd heeft tot gevolg dat bij het reguleren van gedrag deze emotionele informatie minder effectief gebruikt kan worden. In het geval van

impulsgedrag waarbij iemand met een hoge mate van psychopathie een ander bedreigt, zal de angst in de ogen van de ander hem minder snel doen realiseren wat hij de ander aandoet (Anderson, 2012). Doordat het verwerken van de emotionele stimuli langer duurt, duurt het ook langer voordat het gedrag er naar aangepast is.

Behalve dat bij een hoge mate van psychopathie de verwerking van emotionele stimuli langer blijkt te duren, lijkt het herkennen van emoties ook minder accuraat te zijn. Angst en verdriet worden bijvoorbeeld minder goed herkend (Iria, Barbose & Paixao, 2012). Dit sluit aan bij eerder onderzoek waaruit is gebleken dat het voornamelijk negatieve emoties zijn waar deze emotionele gezichtsherkenning minder goed verloopt (Hastings, Tangney & Stuewig, 2008). Opvallend in deze studie van Hastings et al. (2008) was dat naast de negatieve emoties, ook blijdschap vaak verkeerd geïdentificeerd werd door mensen met een hoge mate van psychopathie vergeleken met mensen met een lage mate van psychopathie. Dit doet vermoeden dat de beperkingen in emotionele gezichtsherkenning bij een hoge mate van psychopathie, mogelijk gegeneraliseerd kunnen worden naar alle emoties. Dit vermoeden is ondersteund door een meta-analyse van Dawel, O’Kearney, McKone en Palermo (2012). In deze studie is gebleken dat het minder goed herkennen van emoties bij een verhoogde mate van psychopathie zich niet beperkt tot bepaalde emoties, maar opgaat voor alle emoties.

Voorgaand onderzoek geeft te denken dat er een algehele minder goede prestatie wordt geleverd door mensen met een hoge mate van psychopathie op emotionele

(6)

onderzoek naar psychopathie.

Ten eerste is in bovenstaande onderzoeken vaak geen rekening gehouden met de verschillende factoren waarin psychopathie op te delen valt. Psychopathie bestaat uit twee factoren van problematiek (Hare, Clark, Grann & Thornton, 2000). Factor 1 is gericht op het interpersoonlijke contact. Dit contact wordt gekenmerkt door het gebrek aan emotie en een manipulatief karakter. Factor 2 is het gedragsaspect, welke voornamelijk impulsief en

antisociaal van karakter is (Reidy, Zeichner, Hunnicutt-Ferguson & Lilienfeld, 2000; Fowles & Dindo, 2009).

Deze twee factoren lijken op een verschillende wijze verband te houden met het ervaren en herkennen van emoties (Del Gaizo & Falkenbach, 2008; Reidy et al., 2000). Factor 1 wordt geassocieerd met een verminderde ervaring van angst en het daarentegen accuraat herkennen van angst en positief affect. In tegenstelling tot Factor 2, welke geen verband lijkt te houden met het herkennen van emoties, maar wel met het ervaren van negatief affect, waaronder de emotie boosheid. Deze laatste bevinding komt overeen met onderzoek van Hicks en Christopher (2006), die eenzelfde relatie tussen Factor 2 en negatief affect vonden.

Naast de onderbelichting van de twee factoren van psychopathie, is een eventuele bias in relatie tot de mate van psychopathie bij emotionele gezichtsherkenning tot nu toe ook nog niet meegenomen in onderzoek. Zoals bovengenoemd worden emoties minder goed herkend door mensen met een hoge mate van psychopathie, dan door mensen met een lage mate van psychopathie. Er worden dus meer fouten gemaakt in emotionele gezichtsherkenning. Er is echter nog nooit eerder onderzocht of er een bias te vinden is in deze fouten die gemaakt worden.

Een eventuele bias in relatie tot een hoge mate van psychopathie waarbij emotionele gezichtsherkenning buiten beschouwing werd gelaten is wel al nader onderzocht. In

(7)

onderzoek van Doninger en Kosson (2011) werd een ambigue situatie vaker agressief geïnterpreteerd door mensen met een hoge mate van psychopathie (Factor 1) vergeleken met mensen met een lage mate van psychopathie (Factor 1). Daarbij bleek wanneer er sprake was van een hoge mate van psychopathie vaak agressief gereageerd te worden wanneer situaties als bedreigend werden ervaren (Blackburn & Lee-Evans, 2011). Aan de hand van deze bevindingen kon verwacht worden dat er een bias bestaat jegens het kwaadwillig

interpreteren van intenties van anderen. Dit is ook wat voorgaande twee onderzoeken achteraf concludeerden. Deze kwaadwillige interpretatie bias wordt ook wel de hostility attribution bias genoemd.

Deze hostility attributional bias blijkt uit eerder onderzoek samen te hangen met de mate van psychopathie. Daarbij is de mate van psychopathie gerelateerd aan emotionele gezichtsherkenning. Aan de hand van deze twee bevindingen was de eerste verwachting dat de hostility attributional bias een rol speelt in de emotionele gezichtsherkenning bij een hoge mate van psychopathie. Deze samenhang werd met name in Factor 2, het gedragsaspect van psychopathie, verwacht aangezien uit eerder onderzoek naar voren is gekomen dat Factor 2 van psychopathie verband houdt met het ervaren van boosheid. Aangezien voorgaand onderzoek zich nog nooit eerder gericht heeft op een eventuele bias in de fouten in emotionele gezichtsherkenning bij een hoge mate van psychopathie zal dat in huidig onderzoek worden belicht.

Naast de verwachting dat er een hostility attributional bias bestaat in de fouten in emotionele gezichtsherkenning, werd de samenhang tussen de mate van psychopathie en het juist herkennen van de emotie boosheid ook meegenomen. Er lijkt namelijk een superieure herkenning van boosheid te bestaan bij mensen met een hoge mate van psychopathie, wat een realistisch beeld van de emotie boosheid impliceert. Dit in vergelijking met mensen met een lage mate van psychopathie die juist lijken te onderpresteren bij het herkennen van boze

(8)

stimuli (Nentjes, Bernstein, Arntz, Van Breukelen & Slaats, 2015).

In eerder onderzoek bleek de hostility attributional bias in het interpreteren van sociale situaties zowel met het ervaren van een bedreiging samen te hangen (Nasby, Hayden & DePaulo, 1980) als met agressie (Dodge, Price, Bachorowski & Newman, 1990). Een reactie op het ervaren van een bedreiging wordt reactieve agressie genoemd. Deze vorm van agressie wordt in eerder onderzoek ook gerelateerd aan de hostility attributional bias (Dodge et al.1990). Naast reactieve agressie bestaat er ook proactieve agressie (Dodge & Coin, 1987, aangehaald in Poulin & Boivin, 2000). Proactieve agressie wordt gekenmerkt door negatief gedrag dat wordt uitgevoerd met als doel om anderen te beïnvloeden zonder dat het gedrag door externe stimuli wordt uitgelokt. Deze twee vormen beslaan samen het construct agressie. Huidig onderzoek stelde daarom als tweede verwachting dat reactieve agressie samenhangt met de hostility attributional bias in emotionele gezichtsherkenning. Deze samenhang werd onderzocht ter ondersteuning van het onderzoek van Dodge et al. (1990).

Zoals bovengenoemd onderzoek aangaf wordt agressie ook geassocieerd met een hoge mate van psychopathie. Ter ondersteuning van voorgaand onderzoek van Blackburn et al. (2011) werd in huidig onderzoek deze samenhang meegenomen. Hieruit werd de derde verwachting gesteld, dat er een samenhang bestaat tussen de mate van psychopathie en zowel reactieve- als proactieve agressie.

Aan de hand van huidig onderzoek werd verwacht meer duidelijkheid te kunnen scheppen over hoe de mate van psychopathie samenhangt met het ervaren en interpreteren van interacties en situaties. Mocht blijken dat er een hostility attribution bias bestaat jegens het herkennen van emoties bij mensen met een hoge mate van psychopathie, zouden

behandelingen op deze nieuwe kennis kunnen worden aangepast. Aangepaste behandelingen zouden zich bijvoorbeeld kunnen richten op het herinterpreteren van emoties, of het leren

(9)

omgaan met boosheid van anderen. Hierdoor zou er een afname kunnen ontstaan van het gebruik van reactieve agressie door mensen met een hoge mate van psychopathie.

Methode

Deelnemers

Aan huidig onderzoek deden 60 mannen mee. Een power analyse wees uit dat dit huidige aantal zorgde voor een hoge power (1-β=.857). Deze deelnemers waren tussen de 18 en 64 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 27.87 (figuur 1). Op drie mannen na (welke een Spaanse, Portugese en Duitse nationaliteit hadden) waren alle deelnemers van Nederlandse nationaliteit (figuur 2). Figuur 3 geeft de opleidingsniveaus van de deelnemers weer welke sterk varieerde tussen deelnemers. De deelnemers werden geworven uit de ‘normale’ populatie. Ondanks dat er gebruik gemaakt werd van de normale populatie werd er vanuit gegaan dat de resultaten te generaliseren zijn naar psychopathie, ook in de klinische setting. De trekken van psychopathie zijn namelijk op een continue schaal gemeten, waardoor de samenhang die gevonden werd stabiel wordt geacht over de hele spanne van de schaal (Walters, Duncan & Mitchell-Perez, 2007). Een deel (n=15) van deze deelnemers is geworven op de Faculteit Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en kregen 1,5 proefpersoonpunt als beloning voor het meedoen aan het onderzoek. Deze werving verliep middels flyers op de Universiteit van Amsterdam. De overige deelnemers (n=45) zijn geworven door middel van sociale media. Zij ontvingen geen beloning voor hun deelname.

Figuur 1. leeftijd 0 10 20 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 38 39 43 44 58 60 64 69

leeftijd

leeftijd

(10)

Figuur 2. Nationaliteit Figuur 3. Opleiding

Materialen

Psychopathie. De mate van psychopathie werd gemeten aan de hand van de

Levenson’s Self-Report Psychopathy scale(LSRP) (Levenson, Kiehl & Fitzpatrick,1995) en de Youth Psychopathic traits Inventory III (YPI) (Andershed, Kerr, Stattin & Levander, 2002). Dit zijn beide vragenlijsten gebaseerd op zelfrapportage.

De LSRP bestaat uit 26 vragen, waarvan 16 items Factor 1 meten met een interne consistentie van .785. De overige 10 items meten Factor 2, met een interne consistentie van .702. Deze items hebben vier antwoordmogelijkheden, namelijk ‘ik ga volledig niet

akkoord’(1), ‘ik ga gedeeltelijk niet akkoord’(2), ‘ik ga gedeeltelijk akkoord’(3) en ‘ik ga volledig akkoord’(4). Een hoge score staat gelijk aan een hoge mate van psychopathische trekken. Een mogelijke vraag uit deze vragenlijst is ‘Ik vertel anderen wat ze willen horen zodat ze doen wat ik wil’.

De YPI bestaat uit 50 vragen, met een hoge interne consistentie van .92. De YPI is een combinatie van drie subschalen. Deze subschalen zijn affectief (YPI I: dishonest charm, grandiosity,lying, manipulation) met een interne consistentie van .878, interpersoonlijk (YPI II: unemotionality, callousness, remorselessness)met een interne consistentie van .709 en

nationaliteit

nederlands spaans portugees duits

opleiding

basisonderwij s mbo havp vwo hbo

(11)

levensstijl (YPI III: thrill-seeking, impulsiveness, irresponsibility) met een interne

consistentie van .850. Gezien de interne consistentie van elke subschaal .70 of hoger is, kon er aangenomen worden dat de items per subschaal overeenkwamen met wat ze trachtten te meten. Factor 1 komt grotendeels overeen met de subschaal interpersoonlijk en affectief, en Factor 2 grotendeels met subschaal levensstijl. De items hadden vier antwoordmogelijkheden namelijk ‘helemaal niet van toepassing’(1), ‘een beetje van toepassing’(2), ‘redelijk van toepassing’ (3) en ‘heel erg van toepassing’ (4). Een hoge score op deze vragenlijst staat voor een hoge mate van psychopathische trekken. Een mogelijke vraag uit deze vragenlijst is ‘Het is makkelijk voor mij om mensen te manipuleren’.

Emotieherkenning. De fouten die gemaakt werden in het de emotionele gezichtsherkenning werden gemeten door middel van een facial morphing taak. Deze computertaak bestaat uit vijf mannelijke gezichten en vijf vrouwelijke gezichten, welke van een neutrale uitdrukking langzaam overgaan in de uitdrukking van een emotie. Per trial kreeg de deelnemer een gezicht te zien welke langzaam een van zes emoties uitdrukte die gebruikt worden in deze taak, namelijk ‘blij’, ‘bang’, ‘verdrietig’, ‘walging’, ‘verrast’ en ‘boos’. Deze 10 verschillende gezichten vormden samen 60 verschillende trials (10 gezichten * zes

emoties). Aangezien er vier oefentrials worden meegenomen, bestaat deze taak in totaal uit 64 trials. Deze trials worden in een random volgorde aangeboden. Vooraf kregen de

deelnemers een instructie welke hen informeerde dat ze gezichten te zien kregen, die van een neutrale uitdrukking naar de uitdrukking van een van bovenstaande emoties zouden

veranderen. Op het moment dat ze dachten te weten welke emotie het gezicht uitdrukte, moesten ze klikken op de linkermuisknop en de getoonde emotie aanklikken. De

antwoordmogelijkheden zijn alle emoties die meegenomen worden in deze taak, zie bovenstaand.

(12)

psychopathie, ook kan zorgen voor fouten die gemaakt worden in emotieherkenning, werd er gecontroleerd voor het hebben van een autisme. Dit werd gedaan aan de hand van de

Autisme-spectrum Quotiënt (AQ), een vragenlijst opgesteld door Baron-Cohen (2001), bestaande uit 50 vragen met een hoge interne consistentie van .924. Deze vragen kunnen beantwoord worden met ‘geheel mee eens’ (1), ‘beetje mee eens’(2), ‘beetje mee oneens’(3) of ‘geheel mee oneens’(4), waarbij een hoge score betekent dat er in hoge mate sprake is van autisme. Een voorbeeld van de vragen uit deze vragenlijst is ‘Data fascineren mij’.

Agressie. Agressie werd gemeten middels de Reactive Proactive Questionnaire (RPQ) opgesteld door Raine et al. (2006), waarin 23 vragen zijn opgenomen. Deze kunnen met drie antwoordmogelijkheden beantwoord worden, namelijk ‘nooit’, ‘soms’ en ‘vaak’. Ongeveer de helft van de items (n=11) meten reactieve agressie met een interne consistentie van .838. Een voorbeeld van een item dat reactieve agressie meet is ‘Hoe vaak heb je boos gereageerd als je je zin niet kreeg?’. De rest van de items (n=12) meet proactieve agressie met een interne consistentie van .722. Een voorbeeld item dat proactieve agressie meet is ‘Hoe vaak heb je voor de grap vandalisme vertoond?’.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek werd er een informed consent getekend, waarin werd beaamd geïnformeerd te zijn over de aard en methode van het onderzoek. Hierin stond onder andere vermeld dat de deelnemer het recht behoudt deelname op elk moment te mogen eindigen. Daarbij werd een informatiebrochure betreffend huidig onderzoek aangeboden, welke van te voren doorgelezen moest worden.

De deelnemers zaten in een schemerige ruimte, om te zorgen dat de focus van de deelnemers makkelijker op de computer was gericht. Hier was plaats om eventueel meerdere deelnemers tegelijkertijd te testen. Van te voren gaf de onderzoeksleider ter indicatie aan dat het onderzoek ongeveer 55 minuten in nam. Ze kregen een koptelefoon op, welke

(13)

omgevingsgeluid dempt, zodat de deelnemers zo min mogelijk gestoord werden in het uitvoeren van de taken en het invullen van de vragenlijsten. Het eerste onderdeel van het onderzoek was de facial morphing taak, welke werd opgestart door de proefleider. Hier op volgend werden de AQ, LSRP, YPI en de RPQ afgenomen, welke ook door de proefleider werden opgestart. De taak en vragenlijsten werden allen via de computer afgenomen. In totaal werden er zeven vragenlijsten afgenomen en vier computertaken. Echter zijn de niet genoemde taken en vragenlijsten niet relevant voor de huidige vraagstelling en worden om deze reden verder buiten beschouwing gelaten.

Na afloop werden de contactgegevens genoteerd van de deelnemer om de debriefing mogelijk te maken. Deze debriefing bevatte informatie over het doel van het onderzoek en wat de verschillende vragenlijsten en computertaak trachtten te meten.

Data analyseplan

Alle analyses werden uitgevoerd middels IBM SPSS Statistics 22.0. Er is gebruik gemaakt van multilevel binaire regressie analyses om een beeld te schetsen van de samenhang tussen de mate van psychopathie en het aantal keer dat er voor boosheid werd gekozen op de facial morphing taak, ongeacht welke emotie getoond werd. Er werd voor deze analyse gekozen om eventuele ‘nesting’ tegen te gaan. Er was een kans op nesting, omdat er per deelnemer meerdere trials werden afgenomen binnen de emotionele gezichtsherkenningstaak. Om deze analyse uit te voeren werd de variabele ‘boosheid gekozen’ aangemaakt. Dit was nodig om te kunnen zien of er ongeacht de emotie die werd getoond vaker werd gekozen voor de emotie boosheid, dan voor een willekeurige andere emotie. Wanneer dit het geval is kan er gesproken worden van een hostility attributional bias. Daarbij werd ook de variabele ‘correct gekozen’ aangemaakt om na te gaan of er, mocht er vaker voor boosheid gekozen worden, dit bij het correct of incorrect antwoorden gebeurde. Mocht dit namelijk bij het incorrect beantwoorden het geval zijn, kon er geconcludeerd

(14)

worden dat er sprake was van een hostility attributional bias. Mocht het voornamelijk het geval zijn bij het correct beantwoorden was er sprake van een superieure herkenning van de emotie boosheid. De predictoren in dit model waren de totaalscores op de LSRP (LSRP totaal), YPI (YPI totaal) en ‘correct beantwoorden’. Deze predictoren voor ‘boosheid gekozen’ werden gecentreerd om multi-collineariteit tegen te gaan. Dit is wanneer de onafhankelijke variabelen met elkaar samen hangen. Deze predictoren werden ook in een tweeweg interactie meegenomen (LSRP totaal*correct beantwoorden, YPI totaal*correct beantwoorden). Om de eerste verwachting dat de mate van psychopathie samenhangt met de hostility attributional bias in emotionele gezichtsherkenning te onderzoeken, werden deze analyses zowel voor de totaalscores op de LSRP en de YPI uitgevoerd, als voor de scores op de onderliggende factoren van psychopathie, factorscores (LSRP I, LSRP II, YPI I, YPI II en de YPI III).Ook de tweeweg interactie werd met de factoren onderzocht (LSRP I*correct beantwoorden, LSRP II*correct beantwoorden, YPI I*correct beantwoorden, YPI II*correct beantwoorden en YPI III*correct beantwoorden). Verwacht werd een significante positieve samenhang te vinden tussen zowel de totaalscores(LSRP totaal, YPI totaal) als de LSRP II en YPI III in interactie met ‘correct beantwoorden’ op ‘boosheid gekozen’. In al voorgaand beschreven analyses werd er gecontroleerd voor zowel leeftijd als autisme door deze variabelen mee te nemen als covariaten.

Om de tweede verwachting te onderzoeken, namelijk of de hostility attribution bias positief samenhing met agressie werd er een multilevel regressie analyse uitgevoerd. De predictoren van dit model waren ‘boosheid gekozen’ en ‘correct gekozen’. Er werd ook gekeken naar een tweeweg interactie (‘boosheid gekozen’*’correct gekozen’), welke verwacht werd positief samen te hangen met reactieve agressie. Om te controleren of er een samenhang was tussen boosheid gekozen*niet correct gekozen bij reactieve agressie, werd deze analyse voor beide agressies apart uitgevoerd.

(15)

Om de derde verwachting te toetsen, dat de mate van psychopathie met agressie samenhing, werd er een lineaire regressie uitgevoerd. Als predictoren werden zowel de LSRP totaal- en de YPI totaalscore als de factorscores (LSRP I, LSRP II, YPI I, YPI II en de YPI III) meegenomen. Deze analyse werd uitgevoerd per predictor waarbij de factorscores per

vragenlijst samen werden ingevoerd in een model (LSRP totaal; YPI totaal; LSRP I&LSRP II; YPI I& YPI II& YPI III). Verwacht werd dat zowel de totaalscores als de factorscores op de LSRP positief samenhingen met agressie. Deze analyses werden zowel voor proactieve- als voor reactieve agressie uitgevoerd.

Resultaten

Psychopathie en de hostility attribution bias. Om te testen of de mate van psychopathische trekken samenhing met meer boosheid kiezen bij de emotionele

gezichtsherkenningstaak, werd er een multilevel binaire regressie analyse uitgevoerd. Om zowel de totaalscores van beide psychopathie vragenlijsten als de factorscores van

psychopathie af te zetten tegen de frequentie dat boosheid werd gekozen, werd deze analyse vier keer uitgevoerd, zoals hierboven beschreven. Tabel 1 geeft een weergave van deze analyses met bijbehorende resultaten.

Uit de vier analyses is geen samenhang gebleken tussen de mate van psychopathie en de frequentie waarmee de emotie boosheid gekozen werd. Dit resultaat geldt voor zowel de totaalscores (LSRP totaal; YPI totaal) als voor de factorscores (LSRP I & LSRP II; YPI I & YPI II & YPI III).

De hostility attributional bias werd in huidig onderzoek, ook los van de mate van psychopathie, in zijn geheel niet gevonden. Zoals tabel 2 laat zien, werd er niet vaker incorrect gekozen voor de emotie boosheid dan voor een willekeurige andere emotie.

Er bleek ook geen superieure herkenning van de emotie boosheid (tabel 1), aangezien er geen samenhang bleek te bestaan tussen de mate van psychopathie en het correct of

(16)

incorrect beantwoorden en boosheid gekozen.

Er werd gecontroleerd voor een autisme en voor leeftijd. Beide bleken geen invloed te hebben op de onderzoeksresultaten.

Tabel 1.Boosheid gekozen met de mate van psychopathie als predictor (n=3600) __________________________________________________________________________

Parameter Estimate(F) df1 df2 Sign. --- Analyse 1 Correct 1.308 1 3.571 .253 LSRP I .355 1 3.571 .551 LSRP II .287 1 3.571 .592 LSRP I*correct .006 1 3.571 .941 LSRP II*correct .001 1 3.571 .982 Autisme Quotient .189 1 3.571 .664 Leeftijd .412 22 3.571 .993 Analyse 2 Correct 1.307 1 3.573 .253 LSRP totaal .896 1 3.573 .344 LSRP totaal*correct .003 1 3.573 .957 Autisme Quotient .200 1 3.573 .655 Leeftijd .412 22 3.573 .993 Analyse 3 Correct 1.275 1 3.569 .259 YPI I .038 1 3.569 .846 YPI II 1.742 1 3.569 .187 YPI III .008 1 3.569 .930 YPI I*correct .088 1 3.569 .767 YPI II*correct .839 1 3.569 .360 YPI III*correct .838 1 3.569 .360 Autisme Quotient .051 1 3.569 .821 Leeftijd .377 22 3.569 .996 Analyse 4 Correct 1.261 1 3.573 .261 YPI totaal .687 1 3.573 .407 YPI totaal*correct .178 1 3.573 .674 Autisme Quotient .025 1 3.573 .873 Leeftijd .415 22 3.573 .993 ___________________________

De n is gebaseerd op het totaal aantal trials van de facial morphing taak.

Tabel 2. Frequentie dat er wel/niet voor boosheid gekozen is en deze keuze correct/incorrect was (n=3600). ______________________________________________________________________________________ Correct | Totaal Incorrect | Correct | | | | | Boosheid gekozen 209 5,8% | 497 13,8% | 706 19,6% | |

Andere emotie gekozen 795 22% | 2099 58,3% | 2894 80,4% --- Totaal 1004 27,9% | 2596 72,1% | 3600 100%

(17)

De hostility attribution bias en agressie. Een lineair mixed model werd gebruikt om de samenhang te testen tussen de frequentie waarmee boosheid werd gekozen en agressie. Zoals in tabel 4 te zien is, hing ‘boosheid gekozen’ niet samen met reactieve agressie. Dit bleek ook niet het geval voor proactieve agressie (tabel 3). Ook werd er geen verband gevonden tussen de frequentie waarmee correct de emotie boosheid werd toegeschreven en pro- en reactieve agressie.

Tabel 3. De frequentie waarmee voor boosheid gekozen is en sprake was van proactieve agressie (n=3600)

______________________________________F-waarde__________p-waarde___ Boosheid gekozen .075 .784

Correct beantwoorden .220 .639 Boosheid gekozen*Correct beantwoorden .3596 .245 ____________________________

de n is gebaseerd op het totaal aantal trials van de facial morphing taak.

Tabel 4. De frequentie waarmee voor boosheid gekozen is en sprake was van reactieve agressie (n=3600)

_____________________________________F-waarde________p-waarde__ boosheid gekozen .041 .839 Correct beantwoorden .039 .844 Boosheid gekozen*Correct beantwoorden .617 .432 ____________________________

(18)

Psychopathie en Agressie. Om de samenhang tussen de mate van psychopathie en agressie te testen zijn er afzonderlijk voor proactieve agressie (tabel 5) en reactieve agressie (tabel 6) regressieanalyses uitgevoerd.

Deze regressieanalyses werden vervolgens per totaalscore en factorscores uitgevoerd (LSRP totaal; YPI totaal; LSRP I & LSRP II; YPI I & YPI II & YPI III).

Uit de resultaten betreffende proactieve agressie kon geconcludeerd worden dat er een positieve samenhang bestaat tussen de mate van psychopathie en proactieve agressie. Dit bleek uit de totaalscores(LSRP totaal; YPI totaal) en de subschalen van de LSRP (LSRP I &LSRP II). Wanneer er echter naar de subschalen van de YPI werd gekeken, bleek dat alleen de derde subschaal (YPI III) positief samenhing met proactieve agressie. De eerste twee subschalen(YPI I& YPI II) hingen niet significant samen met proactieve agressie.

De samenhang tussen de mate van psychopathie en reactieve agressie bleek alleen uit de uitkomsten van de LSRP totaal en de LSRP I.

Tabel 5. Proactieve agressie en de mate van psychopathie (n=60) ________________β____________(se)____________ p-waarde___________________________________ YPI totaal .069 .017 <.001 LSRP totaal .191 .032 <.001 LSRP I .166 .047 .001 LSRP II .236 .071 .002 YPI I .042 .046 .364 YPI II .068 .066 .304 YPI III .107 .049 .033 _____________________________ de significante resultaten zijn dikgedrukt

(19)

Tabel 6. Reactieve agressie en de mate van psychopathie.(n=60) ________________β____________(se)____________p-waarde__________________________________ YPI totaal .054 .027 .052 LSRP totaal .215 .053 <.001 LSRP I .246 .077 .001 LSRPII .124 .116 .288 YPI I .054 .073 .460 YPI II -.089 .104 .393 YPI III .144 .077 .068 _____________________________ de significante resultaten zijn dikgedrukt.

Discussie

In huidig onderzoek werd het verband tussen de mate van psychopathie en het ‘soort’ fouten dat gemaakt werd in het herkennen van emoties onderzocht. Verwacht werd dat de mate van psychopathie positief samenhing met de hostility attributional bias in emotionele gezichtsherkenning. Echter, uit huidig onderzoek is gebleken dat er geen samenhang is tussen deze bias en de mate van psychopathie in de fouten in het herkennen van emoties. De emotie boosheid werd daarnaast ook niet beter herkend bij een hoge mate van psychopathie dan bij een lage mate van psychopathie. Daarbij bleek de hostility attributional bias ook niet samen te hangen met agressie. Dit gold zowel voor reactieve agressie als voor proactieve agressie. Bij het vraagstuk of de mate van psychopathie samenhing met agressie kwamen er wel significante resultaten naar voren. Proactieve agressie bleek samen te hangen met zowel de totaalscores waarin beide factoren van psychopathie waren opgenomen, als de onderlinge factoren, behalve Factor 1 gemeten middels de YPI. Factor 1 bleek wel samen te hangen met proactieve agressie wanneer er gebruik gemaakt werd van de LSRP. Reactieve agressie bleek

(20)

alleen met de totaalscore, waarin beide factoren van psychopathie zijn opgenomen van de LSRP en met Factor 1 gemeten middels de LSRP samen te hangen.

Doordat er een samenhang werd gevonden in de mate van psychopathie en agressie kon er aangenomen worden dat de spreiding in de mate van psychopathie binnen de

deelnemers groot genoeg was om een effect met zich mee te brengen. Eerder onderzoek waaruit bleek dat het gebruik van de normale populatie effectief was in onderzoek naar samenhang betreffende de mate van psychopathie werd hiermee ondersteund.

Wat verwonderlijk was in huidig onderzoek was dat er geen hostility attributional bias werd gevonden. Eerder onderzoek deed dit vermoeden doordat er ondersteuning was gevonden voor een samenhang tussen de mate van psychopathie en deze bias. Echter, in dit eerdere onderzoek werd deze bias getest aan de hand van ambigue situaties of stimuli. Huidig onderzoek testte deze bias middels een heldere taak, de facial morphing taak. De trials van deze taak waren helder in zowel instructie als de emoties die getoond werden. Er was dus geen sprake van ambiguïteit in huidig onderzoek. Gedacht kan worden dat de samenhang tussen de mate van psychopathie en de hostility attributional bias slechts in ambigue situaties bestaat. Mocht dit het geval zijn, zou vervolgens huidig vraagstuk, naar de mate van

psychopathie en deze bias in emotionele gezichtsherkenning, onderzocht kunnen worden aan de hand van een ambigue emotionele gezichtsherkenningstaak. Vervolgonderzoek zou zich daarbij kunnen richten op het belichten van hoe de ambiguïteit van de situatie of stimuli van invloed is op de samenhang tussen de mate van psychopathie en de hostility attributional bias.

Opvallend in de resultaten van de samenhang tussen de mate van psychopathie en agressie was dat de YPI en de LSRP zich niet op dezelfde manier bleken te verhouden tot agressie, ondanks dat deze vragenlijsten beide de mate van psychopathie trachtten te meten. Dit geeft te denken dat deze vragenlijsten niet precies hetzelfde meten. Om effectief

(21)

onderzoek te doen naar psychopathie is het belangrijk een zo goed mogelijk en eenduidig beeld te hebben van wat psychopathie precies inhoudt en daar het meetmateriaal op aan te passen. Door een verbeterde construct validiteit kunnen verschillende onderzoeken, die op verschillende wijze psychopathie meten, conclusies doen over hetzelfde construct waardoor deze onderzoeken te vergelijken zijn en conclusies gegeneraliseerd kunnen worden.

Een suggestie voor nader onderzoek naar de constructopbouw van psychopathie is te vinden in huidig onderzoek. De mate van psychopathie bleek namelijk sterk samen te hangen met proactieve agressie en deels ook met reactieve agressie. Het kan zijn dat deze constructen samenhangen, waarbij ze naast elkaar bestaan en tegelijkertijd aanwezig zijn. Wat echter ook zou kunnen is dat het construct agressie deels overlapt met het construct psychopathie. Dit betekent dat kenmerken die het construct agressie definiëren, ook psychopathie als construct definiëren. Als in vervolgonderzoek blijkt welke kenmerken dat zijn, kan dit toegevoegd worden aan de kennis die er al is over het construct psychopathie, en kan er preciezer

onderzoek gedaan worden en kunnen behandelingen beter afgesteld worden op psychopathie. Voorlopig kan er echter geconcludeerd worden dat er geen samenhang bestaat tussen

(22)

Literatuurlijst

Andershed, H. A., Kerr, M., Stattin, H., & Levander, S. (2002). Psychopathic traits in non-referred youths: A new assessment tool.In E. Blaauw, & L. Sheridan (Eds.),

Psychopaths: Current International Perspectives (pp. 131-158). The Hague: Elsevier Anderson, N.E. (2012). Emotion and Attention in the Psychopath: An Investigation of

Affective Response and facilitated Attention using Event-related Potentials.

Dissertation Abstracts International: Section B: The Sciences and Engineering, 73. 3310.

Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Skinner, R., Martin, J., & Clubley, E. (2001). The autism-spectrum quotient (AQ): Evidence from asperger syndrome/high-functioning autism, malesand females, scientists and mathematicians. Journal of autism and

developmental disorders, 31(1), 5-17.

Besel, L.D.S. (2007). Empathy: the Role of Facial Expression Recognition. Dissertation Abstracts International, 68, 2638.

Blackburn, R. & Lee-Evans, J.M. (2011). Reactions of Primary and Secondary Psychopaths to Anger-evoking Situations. British Journal of Clinical Psychology, 24, 93-100. Blair, R.J.R., Sellars, C., Strickland, I., Clark, F., Williams, A.O., Smith, M. & Jones, L.

(1995). Emotion Attributions in the Psychopath. Personality and Individual Differences, 19, 431-437.

Carr, M. B., & Lutjemeier, J. A. (2005). The relation of facial affect recognition and empathy to delinquency in youth offenders. Adolescence.

Dawel, A., O’Kearney, R., McKone, E. & Palermo, R. (2012). Not Just Fear and Sadness: Meta-analytic Evidence of Pervasive Emotion Recognition Deficits for Facial and

(23)

Vocal Expression in Psychopathy. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 36. 2288-2304.

Del Gaizo, A.L. & Falkenbach, D.M. (2008). Primary and Secondary Psychopathic-traits and their Relationship to Perception and Experience of Emotion. Personality and

Individual Differences, 45, 206-212.

Dodge, K. A., Price, J. M., Bachorowski, J. A., & Newman, J. P. (1990). Hostile attributional biases in severely aggressive adolescents. Journal of abnormal psychology, 99(4), 385.

Doninger, N.A. & Kosson, D.S. (2001). Interpersonal Construct System among Psychopaths. Personality and Individual Differences, 30, 1263-1281.

Fowles, D.C. and Dindo, L. (2009). Temperament and Psychopathy A Dual-Pathway Model. Current Directions in Psychological Science, 18, 179-183.

Hare, R.D., Clark, D., Grann, M. & Thornton, D. (2000). Psychopathy and the Predictive Validity of the PCL-R: An International Perspective. Behavioral Sciences and the Law, 18. 623-645.

Hastings, M.E., Tangney, J.P. & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and Identification of Facial Expressions of Emotion. Personality and Individual Differences, 44. 1474-1483.

Hicks, B.M. & Christopher, J. (2006). Psychopathy and Negative Emotionality: Analyses of Supressor Effects Reveal Distinct Relations with Emotional Distress, Fearfulness, and Anger-Hostility. Journal of Abnormal Psychology, 115, 276-287.

(24)

Iria, C., Barbose, F. & Paixao, R. (2012). The Identification of Negative Emotions Through a Go/No-go Task: Comparative Research in Criminal and Non-criminal Psychopaths. European Psychologist, 17. 291-299.

Levenson, M. R., Kiehl, K. A., & Fitzpatrick, C. M. (1995). Assessing psychopathic attributes in a noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68(1), 151.

Nasby, W., Hayden, B. & DePaulo, B.M. (1980). Attributional Bias among Aggressive Boys to Interpret Unambiguous Social Stimuli as Displays of Hostility. Journal of

Abnormal Psychology, 89, 459-468.

Nentjes, L., Bernstein, D., Arntz, A., Van Breukelen, G. & Slaats, M. (2015). Examining the Influence of Psychopathy, Hostility Biases, and Automatic Processing on Criminal Offenders’ Theory of Mind. International Journal of Law and Psychiatry, xx, xx-xxx.

Patrick, J.P., Bradley, M.M. & Lang, P.J. (1993). Emotion in the Criminal Psychopath: Startle Reflex Modulation. Journal of Abnormal Psychogology, 102. 82-92. Poulin, F. and Boivin, M. (2000). Reactive and Proactive AggressionL Evidence of a

Two-Factor Model. Psychological Assessment, 12, 115-122.

Raine, A., Dodge, K., Loeber, R., Gatzke‐Kopp, L., Lynam, D., Reynolds, C. & Liu, J. (2006). The Reactive–Proactive Aggression Questionnaire: Differential correlates of reactive and proactive aggression in adolescent boys. Aggressive behavior, 32(2), 159-171.

(25)

Reidy, D.E., Zeichner, A., Hunnicutt-Ferguson, K. & Lilienfeld, S.O. (2000). Psychopathy Traits and the Processing of Emotion Words: Results of a Lexical Decision Task. Cognition and Emotion, 00. 1-13.

Thompson, D.F., Ramos, C.L. & Willett, J.K. (2014). Psychopathy, Clinical Features, Developmental Basis and Therapeutic Challenges. Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics, 39. 485-495.

Walters, G.D., Duncan, S.A. & Mitchell-Perez, K. (2007). The Latent Structure of

Psychopathy: A Taxometic Investigation of the Psychopathy Checklist-Revised in a Heterogeneous Sample of Male Prison Inmates. Assessment, 14.3, 270-278.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To determine the detection limit of the nanogap IDEs, we applied a step-function with different levels of acetone concentration (Fig.. For high concentrations that are depicted in

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

Cost studies included a budget impact model regarding potential sav- ings from adopting biosimilars versus reference biologics for rheumatic disease, a model of cost savings

After showing that the third-order dynamical model describ- ing the power network admits a port-Hamiltonian represen- tation, we provide a systematic method to design

Temperature maps with different shims: all shim gradients set to zero (a), increase in the phase direction of 0.1 mT=m (b), increase in the readout gradient of 0.1 mT=m (c),

Serum concentrations of CC16 have been associated with injury of the alveolar- capillary membrane, and are nowadays often used as a biomarker of injury to the alveolar

Dus deze golven van geluid die we de druppels meegeven leiden door de verdere schaalverkleining, de kleinere golven van licht, uiteindelijk tot een iPhone waar niet alleen al

The key nding of this work is that imper- fections in the bottom-electrode material only affect the SAM resistance whilst other observables associated with typical tunneling