• No results found

Look on the bright side : computergestuurde interpretatietraining

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Look on the bright side : computergestuurde interpretatietraining"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LOOK ON THE BRIGHT SIDE

computergestuurde interpretatietraining

Masterthese

Universiteit van Amsterdam Psychologie

M.C. Lans

Collegekaartnummer 8524718 These begeleidster E.L. de Voogd Tweede beoordelaar A. Ploeger Aantal woorden 5550

(2)

Inhoudsopgave Samenvatting 3 Inleiding 4 Methode 11 Proefpersonen 12 Materiaal 13 Procedure 16 Resultaten 17 Conclusie en Discussie 22 Literatuur 27

(3)

Samenvatting

Een stemmingsstoornis kan ontstaan en in stand gehouden worden door vervormde cognitieve processen zoals bijvoorbeeld de interpretatie bias. Interpretatie bias is de neiging om informatie overwegend op een bepaalde manier (positief of negatief) te interpreteren. Om deze interpretatie bias mogelijk te beïnvloeden is de computertaak Cognitive Bias Modification - Interpretation (CBM-I) ontwikkeld. In dit onderzoek werd gekeken naar het effect van positieve verbale en visuele CBM-I op de interpretatie bias bij jongeren (11-18 jaar oud). Voor verbale CBM-I werd de ‘scenario training' gebruikt, voor visuele de ‘word-picture training'. Er zijn 3 groepen onderzocht; verbaal, visueel en een controle groep. Voor en na de CBM-I werd de interpretatie bias gemeten. In deze studie werd onderzocht of de interpretatie bias meer beïnvloed wordt door visuele dan verbale CBM-I. Tevens werd gekeken of 'imagery-ability' (het vermogen situaties te visualiseren) een modererende rol daarin heeft. De resultaten laten een positief effect zien van de verbale CBM-I op de interpretatiebias. Er is geen modererende rol van imagery-ability gevonden.

(4)

Inleiding

Stemmingsstoornissen, zoals angst en depressie, komen regelmatig voor; de prevalentie is 4,9% bij mannen en 7,4 % bij vrouwen (NEMESIS-2 studie). Bij een depressie is er onder andere sprake van een aanhoudende sombere stemming en het is vaak niet mogelijk plezier te hebben in activiteiten die vroeger plezierig waren (anhedonie). Bij een depressie heeft men vaak een negatief beeld over zichzelf, de wereld en de toekomst (Beck, 1976). Bij een angststoornis wordt angst gevoeld zonder realistische

aanleiding, onder andere bij alledaagse dingen. Bij deze

stemmingsstoornissen is er sprake van cognitieve symptomen zoals veel depressogene gedachten en gedachten die steeds terugkeren naar angstige omstandigheden.

Cognitieve stoornis; bias

Bij het ontstaan en in stand houden van stemmingsstoornissen spelen verstoorde cognitieve functies een rol (Holmes, Lang & Shah, 2009). Hierbij is vaak sprake van een negatieve wisselwerking tussen angst, depressie en cognitie (Cuyper & Verbeeren, 2003). De gewoonte, de omgeving als bedreigend of somber te ervaren kan zo pervasief zijn, dat het een automatisch proces wordt (Amir & Taylor, 2012): er vormt zich een informatieverwerkings bias. Deze bias kan zich onder meer vormen op het gebied van interpretatie.

Bij een interpretatiebias wordt een neutrale of ambigue situatie als bedreigend of somber geïnterpreteerd (Salemink, Kindt, Rienties & van den Hout, 2014). De informatie bias en de stemmingsstoornis beïnvloeden

(5)

elkaar wederzijds (Mathews & MacLeod, 2005). Er wordt verondersteld dat de stemming positief zou kunnen worden beïnvloed door de negatieve informatie bias te verminderen en de positieve interpretatie bias te vergroten. Om dit te bewerkstelligen is de interventie CBM-I ontwikkeld.

Cognitieve Bias Modificatie - Interpretatie (CBM-I )

Om de interpretatie te beïnvloeden is de interventie Cognitieve Bias Modificatie - Interpretatie (CBM-I ) ontwikkeld (Mathews & Mackintosh, 2000; Salemink & Van den Hout, 2010). CBM-I is een computertaak waarin men op het scherm een ambigue situatie presenteert (in de vorm van een verhaaltje of foto) en deze laat volgen door de taak van het kiezen van een weggelaten letter van een woord uit de laatste zin (bijvoorbeeld ge.uk). Dit woord leidt tot een positieve afloop van de situatie. Door de situaties steeds in een positieve richting te laten interpreteren wordt beoogd de interpretatie bias te manipuleren.

Uit diverse onderzoeken blijkt een consistent beeld van een significant positief effect van CBM-I op de interpretatie bias. Bijvoorbeeld bij de 17 positieve CBM-I onderzoeken opgenomen in de meta analyse van Menne - Lothman et al. (2014), is een significante stijging in de positieve interpretatie bias gevonden na CBM-I. Uit deze 17 studies met 34 steekproeven bleek de effect size 0.42 te bedragen. Dit betekent dat bij 67% van de proefpersonen die aan een positieve manipulatie meededen, een toename van de positieve interpretatie bias is gemeten. De positieve CBM-I heeft de interpretatie bias positief beïnvloed. De effecten in het meta onderzoek zijn niet per studie uitgeschreven zodat alleen sprake is van gemiddelden. Tevens is het aantal proefpersonen bij de onderzoeken

(6)

opgenomen in de meta analyse verschillend (van 7 tot 50) en zijn er verschillende populaties (klinisch en niet klinisch) gebruikt. De meeste proefpersonen in de opgenomen onderzoeken waren volwassen. Ook bij jongeren is het effect van positieve CBM-I op de interpretatie bias onderzocht.

In onderzoek van Salemink en Wiers (2011) is bij 88 jongeren (14-16 jaar oud) een significant effect van CBM-I op de interpretatie bias gevonden. In 15 onderzoeken bij jongeren tussen de 6 en 18 jaar oud (Lau, 2013) is in 10 onderzoeken een significant positief effect gevonden van CBM-I op de interpretatie bias. In de meeste onderzoeken is gevonden dat positieve CBM-I de interpretatie bias positief beïnvloedt.

Effect CBM-I op stemming

Voorgaand onderzoek betreft niet alleen het positief effect van CBM-I op de interpretatie bias maar ook het effect van de interpretatie bias op stemmingsklachten. In veel onderzoeken is deze tussenstap niet genomen en is niet de interpretatie bias gemeten, maar alleen de stemmingsklachten voor en na de CBM-I. Het effect van CBM-I wordt echter wel toegeschreven aan het vergroten van de positieve interpretatie bias die vervolgens de stemmingsklachten verminderd. In dit onderzoek wordt alleen het effect van CBM-I op de interpretatie bias onderzocht, om een stap uit het interventie proces nader te bekijken. Het uiteindelijke doel van onderzoek op dit gebied is om positieve CBM-I te ontwikkelen als interventie- en preventietool van stemmingsstoornissen zoals bijvoorbeeld angst.

(7)

In de afgelopen 10 jaar is het effect van CBM-I op de stemming (angst en depressie) meerdere keren onderzocht. De resultaten uit voorgaande onderzoeken zijn wisselend. In sommige onderzoeken zag men na de positieve CBM-I een vermindering van angst, in andere onderzoeken niet. In enkele gecontroleerde onderzoeken is geen significant verschil gevonden voor vermindering van angst tussen de positieve CBM-I groep en de controle groep (Menne – Lothman et al., 2014: Salemink et al., 2014).

In het overzicht van Lau (2013) worden 14 studies met volwassenen met elkaar vergeleken, waarbij in 6 onderzoeken een vermindering gevonden is van angstklachten na de CBM-I. In onderzoek van Salemink, Van den Hout en Kindt (2009) is geen effect gevonden van CBM-I op angstklachten van jongeren.

Van invloed op de resultaten van voorgaand onderzoek kunnen zijn het aantal proefpersonen, de omstandigheden van de CBM-I training (thuis of op school) en de leeftijd van de proefpersonen. Andere factoren die mogelijk een rol kunnen spelen zijn onder andere de vorm van CBM-I (visueel of verbaal) en de mate van verbeelding van de betrokkenen (imagery ability). Eerst wordt hier op volgend ingaan op het uiterlijk van de CBM-I; in hoeverre de oefening visueel of verbaal is.

CBM-I visueel - verbaal

De hiervoor genoemde wisselende resultaten van CBM-I op stemming kunnen wellicht verklaard worden door de soort CBM-I die werd ingezet; visueel of verbaal (Pearson, Deeprose, Wallace-Hadrill, Burnett Heyes & Holmes, 2013). Een voorbeeld van visuele CBM-I is de word-picture training. In de word-word-picture training wordt een ambigue foto

(8)

getoond in combinatie met een positief woord of zinsnede. In onderzoek is gevonden dat visuele CBM-I (word-picture training) een positief effect heeft op interpretatie bias en op stemming bij proefpersonen met dysphoria (Pictet, Coughtrey, Mathews & Holmes, 2011). Tevens is effect gevonden van CBM-I op anhedonie (geen plezier kunnen hebben in plezierige activiteiten) Blackwell et al. (2015). Ook in onderzoek van Holmes, Lang en Shah (2009) is bij de visuele groep een groter effect van de CBM-I op de interpretatie bias gevonden dan bij de verbale groep.

In onderzoek (Holmes & Mathews, 2010) naar de invloed van visuele versus verbale vormen van CBM-I werden deelnemers in de visuele conditie gevraagd niet alleen de foto te bekijken, maar zich daar ook een levendige voorstelling van te maken (visual imagery). In de verbale vorm werden deelnemers gevraagd zich alleen te concentreren op de woorden. Het effect van CBM-I op de interpretatie bias was in de visuele imagery groep groter dan in de verbale groep.

De effectiviteit van visuele CBM-I wordt door Pearson et al. (2013) verklaard door de cognitieve theorie dat visuele informatie dichter staat bij het emotionele en het autobiografische brein dan woorden. Bij het kijken naar foto’s en beelden worden dezelfde cognitieve systemen als bij actuele waarneming geactiveerd. Men wordt bij gebruik meer persoonlijk en emotioneel geëngageerd in het "leer" proces van CBM-I. Daarbij is ook voorgesteld dat het niet alleen de mate van visuele informatie is (dus hoe licht, kleurig, langdurig of emotioneel) die het effect bepaalt, maar ook de mate waarin een persoon zich kan inbeelden en verbeelden.

(9)

Imagery

Er is een vermoeden dat bij de effectiviteit van CBM-I de mate waarin men zich in een situatie kan inleven van belang is. De invloed van CBM-I op de interpretatie bias wordt volgens Holmes en Andrews (2010) gemodereerd door imagery ability. Hoe sterker de imagery ability, hoe krachtiger de CBM-I de interpretatie bias beïnvloed.

In een recent gepubliceerde studie (Blackwell et al., 2015) is onderzoek gedaan naar het effect van CBM-I met visuele imagery instructies op de mate van klachten van klinisch depressieve proefpersonen. Daarbij is een hoger positief effect van CBM-I op depressieklachten gevonden bij proefpersoon met een hoge imagery ability.

In dit onderzoek is geconcentreerd op drie elementen hierboven besproken; de relatie tussen CBM-I en de interpretatie bias, de effectiviteit van verbaal versus visuele CBM-I en de invloed van imagery (ability) op het effect van CBM-I op de interpretatie bias.

Huidig onderzoek

In het huidige onderzoek is ten eerste gekeken of de positieve CBM-I een positief effect heeft op interpretatie bias. De interpretatie bias is gemeten voor en na het toepassen van CBM-I. De verwachting was dat de interpretatie bias positiever zou worden ten gevolge van positieve CBM-I. In het onderzoek zijn er 3 groepen onderzocht; CBM-I verbaal, CBM-I visueel en een controle groep. Omdat in voorgaande onderzoeken regelmatig een effect van CBM-I op de interpretatie bias is gevonden (Menne- Lothman, et al., 2014) werd verwacht dat de interpretatie bias na

(10)

de CBM-I positiever zou zijn in de verbale en visuele conditie dan in de controle groep.

Ten tweede werd de effectiviteit vergeleken van twee vormen van CBM-I; visueel en verbaal. Gezien voorgaand onderzoek was de verwachting dat de visuele vorm de interpretatie bias meer zou beïnvloeden dan de verbale vorm. Als laatste werd in dit onderzoek gekeken of het effect van CBM-I gemodereerd wordt door imagery ability. In voorgaand onderzoek is gevonden dat mental imagery het effect van visuele CBM-I versterkt (Holmes, Mathews, Mackintosh & Dalgliesh, 2008). Daarom werd in dit onderzoek verwacht dat proefpersonen met een hoge imagery ability, na de CBM-I (verbaal en visueel), een grotere toename zouden hebben van de positieve interpretatie bias dan proefpersonen met een lage imagery ability.

Het onderzoek is uitgevoerd met jongeren (11-18 jaar). De reden voor deze leeftijdbeperking is dat niet alleen de directe invloed van de CBM-I op de interpretatie bias wordt onderzocht, maar dat ook gekeken wordt naar de preventieve werking van CBM-I. Daarom wordt na de basis meting van dit onderzoek in de toekomst nog na een half jaar en een jaar gemeten om te kijken of de CBM-I een beklijvende invloed heeft op de interpretatie bias.

(11)

Methode

Het in dit verslag beschreven onderzoek was een gerandomiseerde gecontroleerde trial. Onafhankelijke variabelen waren ‘imagery-ability’ en conditie (verbaal, visueel, controle). De afhankelijke variabele was de interpretatie bias. Figuur A toont het design van het onderzoek.

Voor meting;

'recognition task’ - Interpretatie bias 'scrambled sentence task’ - Interpretatie bias

‘SUIS’ – imagery ability

Manipulatie; Groep 1. CBM-I scenario training positief Groep 2. CBM-I word-picture training positief Groep 3. Controle groep; neutrale CBM-I Na meting;

'recognition task’ - Interpretatie bias 'scrambled sentence task’ - Interpretatie bias

(12)

Proefpersonen

Aan dit onderzoek participeerden jongeren tussen de 11 en 18 jaar oud, schoolgaand, van VMBO tot en met Gymnasium niveau, verspreid over heel Nederland. Het werven van de jongeren vond plaats door het per email (met folder) en telefonisch benaderen van scholen. Bij interesse werd een persoonlijke afspraak gemaakt. Stemde de school in mee te werken aan het onderzoek, dan kregen de leerlingen (en ouders) een informatie pakket. Leerling en ouders zijn voor de training schriftelijk akkoord gegaan met het onderzoek.

In totaal zijn 835 jongeren gescreend. Uit deze groep jongeren zijn 461 jongeren geselecteerd met een hoger dan gemiddelde score gemeten op de vragenlijsten SCARED* (angst) of de CDI** (depressie). Van de 461 jongeren die zijn uitgenodigd hebben 150 jongeren de uitnodiging

aangenomen. Van deze 150 jongeren zijn na het onderzoek uitgezonderd de jongeren die de voor- of nameting niet (volledig) hadden uitgevoerd.

Tevens zijn uitgezonderd de jongeren die minder dan 2 van de CBM-I trainingen hadden gedaan, waardoor er 87 jongeren over bleven. De 78 proefpersonen zijn random verdeeld in 3 groepen; 28 personen in de verbale conditie, 34 personen in de visuele en 25 personen in de controle groep.

*SCARED (Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders) is een zelfrapportage vragenlijst bedoeld voor een eerste screening van symptomen van angststoornissen bij jongeren.

**CDI (Children´s Depression Inventory) is een zelfrapportagelijst voor jongeren en meet of er sprake is van een depressieve stemming.

(13)

De jongeren in het onderzoek kregen per sessie loten waarmee zij kans maakten op een aantal prijzen; de hoofdprijs was een Apple I-pod touch t.w.v. 210 euro. Tevens ontvingen de proefpersonen na voltooiing van de nameting cadeaubonnen van maximaal 10 euro, de precieze

beloning was afhankelijk van het aantal voltooide CBM-I training sessies (totaal 8).

Materiaal

Om de interpretatie bias voor en na de CBM-I te meten werd gebruik gemaakt van de Tecognition Task (Rec-T) en de Scrambled Sentence Task (SST). Voor het meten van imagery ability werd gebruikt gemaakt van de “SUIS” vragenlijst. De CBM-I bestond uit “word/picture scenario’s” (visueel) en “scenario training” (verbaal).

De interpretatie bias is gemeten met de Recognition Task. Deze computertaak bestond uit 8 items. Per item werd een ambigue verhaal beschreven met een titel erboven en onderaan een woord waar een letter was weggelaten (huis.erk). De ontbrekende letter moest worden ingevuld. Het woord was steeds neutraal. Na elk verhaal werd in een nieuw scherm een vraag gesteld over de beschreven situatie, om te controleren of het verhaal goed begrepen was. Nadat 8 verhalen waren getoond werden alleen de titels van het verhaal getoond. Per titel werden er 2 mogelijke

uitkomsten voor de situatie gegeven; een positief en een negatief. De uitkomsten moesten elk gewaardeerd worden in de mate waarop het

antwoord past bij het verhaal. Elk item werd gescoord op een 4 punt schaal; van “antwoord past bij het verhaal” tot "antwoord past helemaal niet bij het

(14)

verhaal” (Salemink & van den Hout, 2010). Gemeten is in hoeverre men vond dat het positief of negatief antwoord paste bij het verhaal. Dit bepaalde de mate van interpretatie bias; negatief of positief. Bij de voor- en nameting werden verschillende versies van de taak gebruikt.

Ook met de scrambled sentence task is de interpretatie bias gemeten. (Wenzlaff, 1993 in Holmes, Lang & Shah, 2009) In deze taak werden op het scherm een rij van 6 woorden getoond die een zin moesten vormen. De jongere moest met vijf van de zes de woorden een kloppende zin maken. Er waren twee mogelijke uitkomsten; een positieve en een negatieve.

Tegelijkertijd werd gevraagd tijdens de taak een getal van 4 cijfers te onthouden. De reden is dat door deze extra cognitieve belasting de meer impliciete/automatische interpretaties gerapporteerd werden. De taak had 30 items. Hoe vaker de zin een positief einde werd gegeven, hoe hoger de positieve interpretatie bias werd gescoord. Bij de voor- en nameting werden verschillende versies van de taak gebruikt.

De imagery-ability werd gemeten met een vragenlijst. De 7 items komen uit de SUIS (The Spontaneous Use of Imagery Scale) van Reisberg, Pearson en Kosslyn (2003). Er werd een aangepaste versie gebruikt: iets korter, Nederlands en met enige kleine aanpassingen voor jongeren. Dit is in samenwerking met Oxford University in Nederland door de UVA ontwikkeld, maar het verslag daarvan is nog niet gepubliceerd. Bij 144 jongeren in een eerder onderzoek werd in deze doelgroep met deze versie een Cronbach's alpha gevonden van .706.

(15)

Voorbeeld item ‘imagery-ability’ vragenlijst ;

+ als ik eraan denk een familielid te bezoeken kan ik me die

persoon levendig voor de geest halen.

Elk item werd gescoord op een 5 punt schaal; van “op mij van toepassing” tot "helemaal niet op mij van toepassing” (Holmes et al. 2008).

Voor de CBM-I verbaal werd de scenario training gebruikt (Mathews & MacLeod, 2005). De scenario training was een computertaak waarbij in 3 blokken van 14 items de jongeren gevraagd werd na het lezen van een verhaal een letter in een woord aan het einde van het verhaal in te vullen, waardoor het verhaal een neutraal, negatief of positief einde kreeg. Van de 14 items in de positieve conditie waren er 12 positieve items en 2 negatieve. Bij de placebo groep waren 10 items neutraal, 2 positief en 2 negatief.

Voorbeeld item scenario training;

Je hebt vandaag een gesprek met je mentor over je eerste rapport.

Ze staat bekend als iemand met een sterke mening en als je wacht om naar binnen te gaan, denk je dat ze je schoolwerk ... vindt.

Vol.oende

Na elk item van de CBM-I scenario training kwam een ja/nee vraag over het item. Bijvoorbeeld; vond je mentor je schoolwerk voldoende? Na het aangeven van de keuze, werd feedback op het antwoord gegeven (een scherm met “goed” of “fout”). Voor de gebruikte Nederlandse versie is een

(16)

combinatie van sets gemaakt ( o.a. Salemink, van de Hout en Kindt, 2007). Bij elke sessie werden nieuwe scenario’s gebruikt.

Voor de CBMI visueel werd de word picture task gebruikt (Holmes et al., 2008). Op het computerscherm werd een foto getoond met een positieve omschrijving van een of enkele woorden. De foto’s waren van alledaagse dingen voor de doelgroep. Voorbeeld van de positieve conditie; een foto van een klaslokaal met daaronder het woord ‘begrijpen’ of een plaatje van een telefoon waar ‘goed nieuws’ bij stond. Er waren 6 blokken van 10 trials per sessie. De jongere werd gevraagd zich in het verhaal in te leven en het zich zo levendig mogelijk te verbeelden. Tussen elk blok werd naar de mate van persoonlijke betrokkenheid gevraagd door de jongere te vragen om kort te beschrijven wat men zag, hoorde, voelde, proefde en/of rook. Bij elke sessie werden nieuwe plaatjes getoond.

Procedure

Bij de uitvoering werd een school twee keer bezocht door minstens twee onderzoekers voor de voor- en nameting. De voor- en nameting werd on-line uitgevoerd in de computer zaal van de gast school. Tijdsduur was ongeveer 40 minuten. De CBM-I werd gestart circa een week na de voormeting. De CBM-I is door de jongere thuis uitgevoerd op de computer (online); een kwartier per sessie, twee keer per week, gedurende 4 weken. De jongeren werden per email en sms erop gewezen dat een nieuwe sessie voor ze klaar stond. De nameting werd op school circa een week na het einde van de CBM-I uitgevoerd.

(17)

Resultaten

Er is eerst onderzoek gedaan naar de eigenschappen van de computertaken recognition task (Rec-T) en scrambled sentence task (SST). Per task is gekeken of de scores normaal verdeeld zijn en voldoen aan de voorwaarden voor gebruik van de statistische testen T-test en ANOVA. De Kolmogorov-Smirnov test voor normaliteit is toegepast en hieruit bleek dat de scores op de vragenlijsten Rec-T en SST (zie tabel 1) voldoende normaal verdeeld zijn om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor de gebruikte statistische testen (T-test en ANOVA). Ook is gecontroleerd voor outliers.

Tabel 1 gemiddelden en standaarddeviaties op de Rec-T en SST

(voor- en nameting) en de SUIS;

variabelen m SD n Rec-T VM 42.37 5.199 87 Rec-T NM 43.87 6.379 87 SST VM 17.97 5.446 87 SST NM 18.71 5.194 87 SUIS 21.02 5.538 87

Verandering interpretatie bias per conditie per task

Rec-T. Met een repeated measures ANOVA is onderzocht welke

conditie gemiddeld de meeste toename van positieve interpretatie bias op de Rec-T heeft; de visuele, verbale of controle conditie. Verwacht werd dat de visuele conditie een grotere toename van positieve interpretatie bias zou

(18)

tonen dan de verbale conditie, en dat de verbale en visuele conditie samen een grotere toename van positieve interpretatie bias zou tonen dan de controle conditie. Met de repeated measures ANOVA is tussen de condities op de Rec-T een significant verschil gemeten (Rec-T VM – Rec-t NM * conditie, F (2, 84) = 3,915, p = .024), zie figuur B.

Figuur B toont de interpretatie bias scores op de Rec-T voor de drie

condities op de voor- en nameting.

SST: Met een repeated measures ANOVA is de toename van

positieve interpretatie bias op de SST onderzocht. Per conditie is onderzocht welke gemiddeld de grootste toename van positieve

(19)

interpretatie bias had; de visuele, verbale of controle conditie. Verwacht werd dat de visuele conditie een grotere verandering van positieve interpretatie bias zou tonen dan de verbale conditie en dat beide condities meer toename van positieve interpretatie bias zouden tonen dan de controle conditie. Met de repeated measures ANOVA is tussen de condities op de SST geen significant verschil gemeten. (SST VM - SST NM * conditie, F (2, 84) = .570, p = .568) zie figuur C.

Figuur C toont de interpretatie bias scores op de SST voor de drie

condities op de voor- en nameting.

(20)

Om het effect van de CBM-I op de interpretatie bias nader te onderzoeken is per conditie een paired samples T-test 2 tailed uitgevoerd met de 2 computertaken van de voor en nameting; de SST en de Rec-T. Hieruit bleek dat de voor en na meting van de Rec-T significant van elkaar verschillen, maar de voor en na meting van de SST niet. Het verschil tussen de Rec-T VM en Rec-T NM is significant, ( t (86) = -2.338, p = .022). Het verschil tussen de SST VM en SST NM is niet significant (t (86) = -.970, p = .335). Bij deze eerste T- test zijn alle drie de groepen meegenomen. Er is vervolgens een paired samples T-test 2 tailed uitgevoerd uitgesplitst per conditie (zie Tabel 2), op de SST en de Rec-T voor- en nameting. Alleen het verschil tussen de Rec-T VM en Rec-T NM in de verbale conditie is significant ( t (27) = -3.697, p = .001).

(21)

Imagery ability

Er is een repeated measures ANOVA uitgevoerd om de verschillen te onderzoeken tussen de Rec-T VM-NM en de SST VM-NM, met imagery ability als covariaat. Er is geen interactie effect gemeten van imagery ability op de interpretatie bias, gemeten met de Rec-T ( F (2, 81) = .657, p = .521) Er is geen interactie effect gemeten van imagery ability op de interpretatie bias, gemeten met de SST ( F (2, 81) = .469, p = .628).

(22)

Conclusie en discussie

Samenvatting resultaten

In deze studie is onderzocht of een positieve CBM-I training een positief effect heeft op de interpretatie bias in een steekproef van middelbare scholieren. Er zijn drie groepen onderzocht; een groep visuele CBM-I, een groep verbale CBM-I en een controle groep. Verwacht werd dat de positieve interpretatie bias na een visuele variant van CBM-I meer zou toenemen dan een verbale CBM-I, en deze twee groepen meer zouden toenemen dan de controle groep. Daarnaast is onderzocht of imagery ability de effectiviteit van de training beïnvloedt als moderator.

De uitkomsten in dit onderzoek hebben niet volledig aan de verwachtingen voldaan. Er is een positief effect gevonden van de CBM-I op de interpretatie bias in de verbale groep. De visuele groep toonde echter geen verschil met de controle groep op de interpretatie bias. De resultaten geven een trend aan waarbij de verbale CBM-I effectiever is dan de visuele. Dit resultaat is weliswaar in overeenstemming met het algemeen positief effect van CBM-I op de interpretatie bias gevonden in eerder onderzoek (Lau, 2013), maar ondersteunt niet de hypothese dat visuele CBM-I effectiever is dan verbale. Tevens is geen modererende rol gevonden van imagery ability op de interpretatie bias.

Invloeden op de resultaten

De resultaten van dit onderzoek kunnen beïnvloed zijn door het aantal en de lengte van de CBM-I sessies. Wellicht waren 8 sessies van 15 minuten in de visuele conditie te kort en te weinig in aantal om effect op de

(23)

interpretatie bias te hebben, terwijl 8 sessies verbale CBM-I wel genoeg waren om effect te hebben op de interpretatie bias. In eerder onderzoek is echter al effect van verbale CBM-I op de interpretatie bias gemeten na 1 sessie van 15 minuten (Salemink & Wiers, 2011). De resultaten zijn wellicht ook beïnvloed door de omstandigheden bij de CBM-I en de interpretatie bias metingen. Misschien zijn de CBM-I en de voor- en nametingen niet altijd trouw op tijd en volgens de regels uitgevoerd, waardoor de resultaten zijn beïnvloed. Verder kunnen er te veel gelijkenissen zijn in de 2 versies van de CBM-I om onderscheid te kunnen maken tussen de condities omdat de visuele versie ook veel verbale componenten heeft.

De wisselende resultaten van de verschillende computertaken in dit onderzoek toont dat het niet optimaal is onderzoek alleen op zelfrapportage te baseren. Het is wenselijk om nader psychologisch onderzoek uit te voeren op basis van meerdere informanten. In dit onderzoek was er geen plaats voor het interviewen of vragenlijsten afnemen bij de leraren. Deze aanvullende vormen van onderzoek had een bijdrage kunnen leveren aan de validiteit van de metingen met zelfvragenlijsten bij de jongeren.

Discussie

In dit onderdeel van het grotere promotie onderzoek is alleen de invloed van CBM-I op de interpretatie bias onderzocht en niet de invloed van de interpretatie bias op stemming. Er is ingezoomd op alleen het onderdeel interpretatie bias omdat in voorgaand onderzoek meer de nadruk heeft gelegen op het meten van het effect van de CBM-I op de stemmingsstoornis, vaak zonder de tussenstap te nemen en de interpretatie

(24)

bias te meten (Salemink & Wiers, 2011). In veel onderzoeken (Pictet et al., 2011) is de interpretatie bias niet gemeten, maar werd wel verondersteld de stemmingsstoornis na CBM-I te hebben beïnvloed. Het was gewenst alleen de rol van interpretatie bias op het effect van CBM-I nader te onderzoeken.

In voorgaand onderzoek is aangegeven dat nader kan worden onderzocht of imagery ability een modererend effect heeft op de CBM-I (Lau, 2013). Op grond van theorie over de invloed van imagery op interpretatie bias (Holmes & Mathews, 2010) werd een zodanige invloed verwacht. Een dergelijke invloed kon in dit onderzoek echter niet worden vastgesteld. Meer onderzoek naar de interactie tussen imagery, CBM-I, interpretatie bias en stemmingsstoornis is derhalve noodzakelijk. Er kan in een volgend onderzoek met meerdere vragenlijsten nadere gegevens verzameld worden over de vividness (hoe intens het item is ervaren) en of er sprake is van emotionele beleving van de scenario’s in combinatie met autobiografisch geheugen bij een item (Blackwell et al., 2015). Zo kan stap voor stap de invloed van imagery ability per taak en per item worden onderzocht.

Dit neemt niet weg dat ook andere moderators invloed kunnen hebben op de effectiviteit van CBM-I, zoals geschreven of gesproken instructies (Standage et al., 2009) en omgevingsfactoren zoals stress (Salemink, van den Hout & Kindt, 2009).

Met betrekking tot de interventie CBM-I kan in de toekomst wellicht multi-sensory training gebruikt worden om het positieve effect van CBM-I op de interpretatie bias te vergroten (Holmes et al., 2008). Dit is een training waarbij meerdere zintuigen tegelijk geprikkeld worden; zoals bij computerspelletjes met joystick, geluid en bewegend beeld in kleuren.

(25)

Daarbij kan verder onderzocht worden of verbaal en visueel elk iets unieks aan de interpretatie manipulatie toevoegen en of een cumulatief effect ontstaat.

Conclusie

In dit onderzoek is (de verbale vorm van) positieve CBM-I effectief gebleken in het positief veranderen van de interpretatie bias. Cumulatief is op grond van het onderzoek van de laatste jaren het positieve effect van CBM-I op de interpretatie bias overtuigend te noemen.

CBM-I kan een nieuwe aanvullende interventie zijn die financieel gunstig en eenvoudig uitvoerbaar is. Uit voorgaand onderzoek blijkt de training effectief te zijn bij onder andere stemmingsstoornissen, verslaving en obsessie (Menne - Lothman et al., 2014). Voordeel van CBM-I als interventie is dat het minder ingrijpend is dan individuele cognitieve gedragstherapie (CGT). CBM-I heeft ook als voordeel dat deze thuis online door de cliënten kan worden uitgevoerd. Dat CBM-I wordt toegepast via de computer kan vooral effectief blijken bij jongeren. Voor deze groep is CBM-I wellicht toegankelijker omdat het net als een spel per computer wordt aangeboden. Daarbij kan CBM-I gebruikt worden naast de traditionele behandeling met CGT, om het effect van de interventie te versterken. Tevens kan een preventief effect van CBM-I worden onderzocht, met name bij jongeren (Salemink et al., 2013).

In vervolgonderzoek zou men mogelijk dieper in kunnen gaan op het uiterlijk en de presentatie van de CBM-I. In kwalitatieve studies heeft Beard et al., (2012) gevonden dat de proefpersonen de interventie saai en repetatief vinden. Om dit probleem te ondervangen wordt al onderzoek

(26)

gedaan met CBM-I in de vorm van een computer game; A space odyssey (Muris, Huijding, Mayer & Hameetman, 2008) met als doel CBM-I aantrekkelijker en effectiever te maken. In overeenstemming met de tijdgeest zou er ook een app CBM-I ontwikkeld kunnen worden.

(27)

Literatuur

Amir, N. & Taylor, C.T. (2012). Interpretation training in individuals with generalized social anxiety disorder: A randomized controlled trial. Journal of consulting and

clinical psychology, 80, 497-511.

Blackwell, S.E., Browning, M., Mathews, A., Pictet A., Welch, J., Davies, J., Watson, P., Geddes, J.R., Holmes, E.A. (2015). Positive imagery – based cognitive bias modification as a web-based treatment tool for depressed adults: a randomized controlled trial. Clinical psychological science, 3, 91-111.

Cuyper, de, S. & Verbeeren, A. (2003). Piekeren bij kinderen. Kind en adolescent, 24, 81-88.

Dodd, H., Hudson, J., Morris, T. & Wise, C. (2012). Interpretation bias in preschool children at risk for anxiety: A prospective study. Journal of Abnormal

Psychology, 121, 28-38.

Graaf de R., ten Have M.M. & Dorsselaer van S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut; 2010.

https://bronnen.zorggegevens.nl/Bron?naam=Netherlands-Mental-Health-survey-and-Incidence-Study-2

Holmes, E.A., Lang, T.J. & Shah, D.M. (2009). Developing interpretation bias

modification as a “Cognitive vaccine” for depressed mood: Imagining positive events makes you feel better than thinking about them verbally. Journal of

Abnormal Psychology, 118, 76–88.

Holmes, E.A. & Mathews, A. (2010). Mental imagery in emotion and emotional disorders. Clinical psychology review, 30, 349–362.

Holmes, E.A., Mathews, A., Dalgleish, T. & Mackintosh, B. (2006). Positive interpretation training: Effects of Mental imagery versus verbal training on positive mood. Behavior Therapy, 37, 237–247.

Holmes, E.A., Mathews, A, Mackintosh, B. & Dalgleish, T. (2008). The causal effect of mental imagery on emotion assessed using Picture-Word cues. Emotion, 8, 395–09.

Lau J.Y.F. (2013). Cognitive bias modification of interpretations: A viable treatment for child and adolescent anxiety? Behaviour Research and Therapy, 51, 614-622. Menne-Lothmann, C., Viechtbauer, W., Hohn, P., Kasanova, Z., Haller, S.P., Drukker,

(28)

interpretations? A Meta-analysis of the effectiveness of cognitive bias modification for interpretation. Plos one, 9, e100925.

Peter Muris, P., Huijding J., Mayer, B. & Hameetman, B. (2008) A Space Odyssey: experimental manipulation of threat perception and anxiety-related interpretation bias in children. Child Psychiatry, 39, 469–480

Pearson, D.G., Deeprose, C., Wallace-Hadrill, S.M.A., Burnett Heyes, S. & Holmes, E.A. (2013). Assessing Mental imagery in clinical psychology: A review of imagery measures and a guiding framework. Clinical psychology review, 33, 1–23.

Piers, P. (2002). De dynamiek van cognitie en emotie in de ontwikkeling van angststoornissen bij kinderen. Kind en adolescent, 23, 157-166. Pictet, A., Coughtrey, A.E., Mathews, A. & Holmes, E.A. (2011). Fishing for

happiness: The effects of generating positive imagery on mood and behaviour.

Behaviour Research and Therapy, 49, 885-891.

Salemink, E., Bosmans, G., de Haan, E. & Wiers, R. (2013). Look at the bright side of life computergestuurde traning bij angst. Directieve therapie, 33, 102-116. Salemink, E. & van den Hout, M. (2010). Validation of the ‘‘recognition task’’ used in

the training of interpretation biases. Journal of Behavior Therapy and

Experimental Psychiatry, 41, 140–144.

Salemink, E., van den Hout, M. & Kindt, M. (2009). Effects of positive interpretive bias modification in highly anxious individuals. Journal of Anxiety Disorders, 23, 676–683.

Salemink, E., Kindt, M., Rienties, H. & van den Hout, M. (2014). Internet-based cognitive bias modification of interpretations in patients with anxiety disorders: A randomised controlled trial. Journal of Behavior Therapy and Experimental

Psychiatry,45, 186-195.

Salemink, E., de Voogd, L., de Hullu, E. & Wiers, R.W. (2013). “het glas is halfvol” computergestuurde interpretatietraining bij angst. Gedragstherapie, 46, 329-342. Salemink, E. & Wiers, R.W. (2011). Modifying threat-related interpretive bias in

adolescents. Journal of Abnormal child Psychology, 39, 967–976.

Standage, H., Ashwin, C. & Fox, E. (2009). Comparing visual and auditory presentation for the modification of interpretation bias. Journal of Behavior Therapy and

Experimental Psychiatry, 40, 558–570.

Vassilopoulos, S.P., Blackwell, S.E., Misailidi, P., Kyritsi, A. & Ayfani, M. (2013). The differential effects of written and spoken presentation for the modification of

(29)

interpretation and judgemental bias in children. Behavioural en Cognitive

Psychotherapie, 42, 535-554.

Vassilopoulos, S.P. & Moberly, N.J. (2013). Cognitive bias modification in pre-adolescent children: Inducing an interpretation bias affects self-imagery.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hypothesis 4: The willingness to take risks moderates the relationship between promotion focus leadership and pro organizational unethical behavior, such that

Measuring optimism via expectations of future economic conditions – i.e income and household economic situation has no significant impact upon the probability an

Although the absolute differences demonstrated according to ethnic group or maternal age are small in terms of percentage difference in fetal size between two groups, recent

Envy also differs from admiration and resentment (see also Chapter  2). Envy is an unpleasant, frustrating experience when another person does  well. 

Most intriguingly, this study revealed that inhibition of activin-A signalling by administration of its endogenous inhibitor follistatin, attenuates cigarette smoke-induced

Naast het EKO-keurmerk wordt een veelheid van andere keurmerken en kwaliteitsconcepten (b.v. scharrelvlees, Bief Select, Boeuf d’Or, etc.) gehanteerd die specifiek zijn voor

Het optimisme over de markten is op een halfjaar tijd fors toegenomen: in maart verwachtte ongeveer de helft (46%) van de beleggers dat de markten in positieve of zeer positieve

vacatures voor de overige beroepen (zie tabel 2), dan blijkt dat bij de knelpuntberoepen enerzijds de mediaan (in dagen) van zowel de vervullingstijd als van de looptijd bij