• No results found

Resultaten van de uurmetingen van het slootdebiet met de slootkwelmeter

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resultaten van de uurmetingen van het slootdebiet met de slootkwelmeter"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NN31545.0203

INSTITUUT VOOR CULTUURTECHNIEK: EN WATERHUISHOUDING

NOTA No. 203 dd. 2 juli 1963 Interne Werkgroep Deltagebied

Resultaten van de uurmetingen van het slootdebiet met de siootkwelmeter

B. van der Weerd

Doel van het onderzoek y/. De gegevens van de in de Prunje dagelijks plaatsvindende

sloot-debietmetingen vertonen vaak van dag tot dag een grote variatie in de gemeten hoeveelheid kwelwater. De oorzaak van deze variatie is niet uit de tot nog toe verzamelde gegevens te herleiden. In verband hiermede zijn in een kavelsloot van het Prunjegehied op een 2-tal plaatsen uurmetingen uitgevoerd met het doel een inzicht te verschaffen over de oorzaken die aanleiding kunnen zijn tot de gemeten verschillen in slootkwel.

Uitvoering van de metingen

Om de invloed van eventuele meetfouten op de gemeten waarden zo klein mogelijk te houden is voor de metingen een kavelsloot uitgezocht met sterke kwel. Op ongeveer 80 m van elkaar zijn in deze sloot 2 meet-plaatsen geprojecteerd namelijk plek 1 en 2 (zie bijlage 1 ) . Op elk van deze plekken zijn 2 si ootkwelme ters geplaatst te weten éé*n midden in de

sloot ( B ) en één tussen het midden en de taludkant in ( A ) . De sloot heeft een breedte van ongeveer 5 m«

Rondom kwelmeter A zijn 4 grondwaterstandsbuisjes geplaatst met het midden van het filter op respectievelijk 20, 50, 100 en 140 cm diepte

beneden de slootbodem. De lengte van het filter van de buizen is 10 cm. Behalve de hier genoemde buizen is bij iedere plek nog midden tussen de dichtst bij zijnde drains op + 10 m afstand van de sloot een

grondwaterstandsbuis geplaatst met het filter op 1,25 m beneden maaiveld. Om te voorkomen dat tijdens het meten van het slootdebiet het sloot-bodemprofiel wordt verstoord is naast de kwelmeters een vlondertje ge-slagen. In bijlage 2 is de plaats en nummering van de buizen en kwel-meters aangegeven, die voor beide plekken identiek zijn. De apparaten en grondwaterstandsbuizen zijn een dag vóórdat de metingen zijn uitge-voerd geplaatst.

CENTRALE LANDBOUWCATALOQUS

IOI/O763/25

(2)

-2-Op 15 mei 1963 zijn 6 uurmetingen verricht, waarbij "behalve het slootdebiet ook de grondwaterstanden en het draindebiet werden gemeten. De volgende dag zijn er 12 uurmetingen uitgevoerd, waarbij het

sloot-debiet alleen in de met A gemerkte apparaten is gemeten. Voorts zijn er

nog 3 metingen verricht over een langere tijdsduur te weten» 1. van direct na de plaatsing van de apparatuur op 14 mei tot de

eerste uurmeting op 15 mei;

2. van na de laatste uurmeting op 15 mei tot de eerste uurmeting op 16 mei;

3. van de laatste uurmeting op 16 mei tot de volgende ochtend

De grondwaterstanden zijn op millimeters nauwkeurig afgelezeni De polderpeilfluctuatie is gemeten vanaf een der grondwaterstandsbuizen in de sloot. De resultaten en de tijden van de metingen zijn samengevat in de tabellen op bijlagen 3 e? 4.»

VERWERKING VAN DE GEGEVENS

Veranderingen jn het slootdebiet

In de eerste plaats is nagegaan welke veranderingen in het sloot-debiet gedurende de meetperioden hebben plaatsgevonden. Hiertoe zijn de gemeten waarden van het slootdebiet grafisch uitgezet tegen het tijdstip waarop de metingen plaatsvonden. Zie bijlagen 5 en 6 en de figuren A.

Uit de grafieken blijkt duidelijk dat vanaf het begin tot aan het eind van de meetperiode het slootdebiet daalt met gemiddeld 25 cc/uur = 15 mm/etm.

Het slootdebiet bij plek 2 is in vergelijking met plek 1 veel groter. Ook de verschillen in slootdebiet zijn hier van uur tot uur aanmerkelijk groter.

Een eventuele invloed van de getijbeweging op het debiet valt uit de grafieken niet te onderkennen. De getijbeweging van het buitenwater

ge-durende de meetperiode is afgebeeld in figuur B van bijlage f, terwijl

figuur A de regenvalverdeling vlak vóór en tijdens de meetperiode weer-geeft.

(3)

-3-Veranderingen in het draindebiet

De figuren B op bijlagen 5 en 6 geven de samenhang weer tussen het draindebiet en de tijd. Het draindebiet is gemeten in de zich het dichtst bij de kwelmeters bevindende drainreeks. Evenals bij het slootdebiet valt ook hier een duidelijke afname van het debiet te constateren, terwijl uit de geringere spreiding van de punten in de grafiek blijkt dat de daling geleidelijker verloopt.

Relatie slootdebiet en drukhoogte

De relatie tussen het slootdebiet en de in de filters gemeten druk-hoogte tussen grondwaterstand en polderpeil wordt weergegeven in de grafieken van bijlagen 8 en 9- De grootste samenhang zou men mogen ver-wachten tussen het slootdebiet en de drukhoogte gemeten in het ondiepste filter (buis 1 ) .

In de grafieken blijkt echter de spreiding van de punten bij de verschillende filterdiepten in het algemeen ongeveer gelijk te zijn, terwijl op plek 1 juist het verband tussen slootdebiet en de in het on-diepste filter gemeten drukhoogte minder goed is (bijlage 8 ) . Typerend is, dat wanneer de waarnemingen naar datum van opname worden onderscheiden de spreiding in de figuur veel geringer wordt. Dit geldt echter niet voor plek 2 (bijlage 9)« Dij plek 1 is tussen beide waarnemingsdata het sloot-debiet gezakt, terwijl de drukhoogte tot bijna het oude niveau is

ge-stegen. Ook de relatie tussen de stijghoogte midden tussen de drains met die van buis 1 vertoont hetzelfde beeld. Zie bijlage 8 rechts onderaan.

Opmerkelijk is, dat dit verschijnsel, zij het in mindere mate, zich ook heeft voorgedaan op plek 2 (bijlage 9 rechts onderaan). Uit een ver-gelijking van de figuren in bijlagen 8 en 9 m®* die van bijlage 10 blijkt, dat de afname van de drukhoogte midden tussen de drains aanmerkelijk groter is dan in de sloot. De afvoer via de drains vormt hiervoor een verklaring.

Op de bijlagen 8A en 9-Ä. zijn de tijdstijghoogte diagrammen weerge-geven van de buizen 1 (filter op 0,20 m beneden slootbodem) en de buizen 5 (filter midden tussen de drains) van de plekken 1 en 2. De stippellijn in de figuren is geïnterpoleerd.

De daling van het grondwater blijkt gedurende de avond en nacht over te zijn gegaan in een stijging, die bij buis 1 van plek 2 aanzienlijk minder is dan bij buis 1 van plek 1.

(4)

-4-De stijging van het grondwater gedurende de nacht kan worden ver-oorzaakt door een sterke afname van de verdamping waardoor ontstaat:

verdamping + afvoer, . = \kwel

Zij kan dan ook alleen voorkomen in perioden waarin de drainafvoer klein is. Deze nachtelijke grondwaterstandsstijgingen zijn ook reeds eerder elders in de Prunje met behulp van grondwaterstandsregistreerders geconstateerd.

Opmerkelijk is echter, dat de in buis 1 gemeten stijging niet ge-paard gaat met een verhoging van het slootdebiet.

Onderlinge samenhang gemeten slootdebieten

In de figuren op bijlage 11 is de onderlinge samenhang grafisch weergegeven van de gemeten slootdebieten. De figuren A en B wijzen op een goed verband tussen de in het midden en aan de kant gemeten sloot-debieten voor plek 1 en 2.

Op plek 2 is het gemeten slootdebiet in het midden aanmerkelijk groter dan aan de kant. De afname van het slootdebiet gedurende de meet-periode is hier ook veel groter.

Dit in tegenstelling tot plek 1 waar het slootdebiet juist aan de kant sneller is afgenomen.

De relatie van de gemeten slootkwel op plek 1 en 2 wordt respectieve-lijk voor de kant en het midden van de sloot weergegeven in de figuren C en D van bijlage 11. In vergelijking met de figuren A en B is de samen-hang hier veel minder.

Samenvatting en voorlopige conclusie

Een eerste beschouwing van de verzamelde gegevens leidt tot de vol-gende voorlopige conclusies s

1. Ter plaatse van de metingen ondervindt het slootdebiet weinig of geen invloed van de eb en vloedbeweging van het buitenwater. 2« Het slootdebiet behoudt geen constante waarde. Gedurende de

meet-periode is een geleidelijke daling van het slootdebiet gemeten, dis in meer of mindere mate evenredig is aan de grondwaterstandsdaling en de afname van de drukhoogte tussen grondwater en polderpeil.

3e De veranderingen in het slootdebiet zijn plaatselijk verschillend.

(5)

-5-4« De bij de uurmetingen gevonden waarden van het slootdebiet ver-tonen schommelingen, waarvoor niet direct een verklaring kan wor-den gegeven. Bovendien blijkt uit de tabellarische overzichten op bijlagen 3 en 4 dat de metingen over een langere tijdsduur

vaak een geringere waarde voor het slootdebiet geven dan do uur-metingen. Voor het opsporen van de oorzaken is een nader

onder-zoek nodig. In de eerste plaats dient te worden nagegaan of een en ander te wijten is aan de apparatuur.

Een controle op de betrouwbaarheid van de slootkwelmeter zou kun-nen worden uitgevoerd op een wijze zoals die door de figuur in bijlage 12 wordt geïllustreerd.

5. Uit de regenvalverdeling (figuur A, bijlage 7) blijkt dat in de direct aan de meting voorafgaande dagen nogal wat neerslag is gevallen. Gedurende de meetperiode viel geen neerslag. De dalen-de lijn in het slootdalen-debiet, min of meer in evenredigheid met dalen-de stijghoogte van het grondwater doet vermoeden, dat de grootte van het slootdebiet, naast andere factoren ook beïnvloed wordt door de regenval.

(6)
(7)

C\J Cil

O

cq

- O O

o

ï

«

H

^ 3 ZD /

4

«o

\

(8)

CO

en

J2

m

--J

; 5

Bijzo n s. s •s» * %

z

V si o o Q .

«1

V

>s

%

1

0 V. Y «J 0) 0 0 H i <0 ; • v In »Q 5

i;

«.V — •»< 4 t «( * * ) S < i

f

i ' 1 v 5 f » . 1 >> sf> sfl % N Z

S

0) > 01 CD SI

TT

* H i 0 • ^ T % s s0 N O 0 0 <0 .5 !s? "sl K * ^

S

^1

^ I

J

T "1 5 Vi

o

v. .5 Ô

Ï

••5!J

INS : : : . , L. N

i^

* S » •? s* • s . t*

hi

1 P A

1^

T I T U L tt ^ «* «* IT h

3

n V C »

f

y H v * ç V 5 ; rv s « *

5

«J «

3

<i «* s> « * «î * N

»?

s" s. ^ v1 n y> J( «s * Î5 $

M

< <

2

* Ml ^

1

1"

°tè

<0 V)

1

«n

s\ N • s * S , S «s » 1 S O t

«A

VC ' S « ^

ä

« s, s = • s ^ * DO

1

> < " • >

'1

5

s « s «; *" V » « t »

5

« •>

'2

«

?

^

i

s

• 3 *3 •y ^

3

^ Q Ci ^ C

s

«s

^5

>•?

?

5

^

S

^ R

2

» « < s

5

'5

• s «s >

5

* •î? y «

3

s

M ^ *< «

•5

5

M! ^

ü

«5 «

3

s> «a

53

o

5

« ^ * «3 •s ^ J CL * « p

'S

'2!

•« s ^!

y

V * <! 6

5

C

s

3

sr *

5

<!

s

S Q

3

<5 VC C > "S Cl «y s . *4

4

S! s «4 $ «! « ILT

9

" i « . ^ i T

>s

'9

* • s V l ^ •s ^ r*

5

*3 S

î

-5

«

5

«

S

*; *>

.1

o

s }

5

s

> m «] Vfs

31

S «M <:

S

UL ' * *• i « J s

i

5

se s «a

3

*a

i

^

s

-, ^ ^ ^ % ^ si

J5

•sO

si

5

2 s!

A

^ Vn ^

d

«r s , t RT > N lt

ä

n -\ K « n > ^ s « • * «a

v

? •> <> o 11. st stl « <

S

s i ^ V5 «5 K fi Os <*>

5

H

s> s « . s . «s » V

H

^

il

EC HN ri » < •* s ^ •> C,

S

^ . V ^k •> <a

Is

s

c

• s

4

sa

<a

-> «a * n s9 ri. .<% .9: s>

i

. *

s

« ^ fi « « H ' iE! > " « 5 •»>

?

2

a

^ s, « ~. «a

S

• s ç f1 s ». < «s * \ ^ •> «y s * «

5

4

3

«3 *

• i •> ^

S

ç < < ri m ; Q "S •* ^ «i> 5 •> •«s 0 " •1 •^

s

"S «

:S

c so ^ • 1 ^ « so

n

^5 ^ ^

es

•>•

>5

> ^ <*

î5

> ^ «t * ' EN V • i « «

3

5 2 V, J > < r i *J •i

5

»» * « ^ ^1 2

7

^ > 5 »> ^ «0

i$

^ O

ts

S

ü

«I

V\ <• 0t n « Vt •* »» n • 5 « | o <»»i>» * ? s=

2

so 2 ^ n * • V ^ «s a S B «

i

s

3

s %

s

v:

s.

s> SX îs'

•5

5|

5

Ü 4 /AT • y cv *J a * • N <

1

«S r * •»

si

«

3

«5 • « 0 ^ ^ <sV » ^ $

o

3

^ «r s i ^

!?

i ER Vi

5

(S 1 ^ « ^> •M <

1

«

q

o «a «

'5

« sfl ^ <

<?;

>5 c C

58

st »>

S

3

5

m

i

as

^ , i • . sn o se s g s = $ «a 9,

3

^

?

<i ^ ^ <i *«; "! * l ^ ^ S t -71. o. S « S B V « S s« s» S «s •• 5 « y «

^j

V

5!

* s ,

^3

^

^i

« S i JIS 5 $ ^ s »fi S O S O s> C si N ^) •M

C!

^

es

^ HC Ifl ri Q Q i st ^ S

3

Q ^ S f l • • • \ «

ï

«5i S f l • s , ta •Jr c * rv

3

"^

n

»s« CK sfi s . Q C Vfl *s % « S s $ sa •Sj >l)[ ? n O s o so

3

>* ï} ^ V

5

^ s. »i1 •5 *>

i

*

-2

«s

.5

«5

S

5

^

<s

55

5

^

c;

e* t 3IN 1 c <«n se ^ •*

5

•< ^ • 1 « > <v

i

< M? s s o « V

1

«a •si

?

« - s • s >> • s . '•v «S

5

fi!

n

5

?

G » i > s » 1 » ol «si !

v\

A i «N Q « N s e

•3

fe «s !o ^ •G

s

^ «a s ^ *

5

4

ss C s « O > Q ^

§

* so •N1 % «s* »1 SI /A( » > > ) 3E 1 Nif «JG EN

(9)

0>

ff

CD

(10)

3 C

e

- O (O 3 3 C

E

3 - O <0 - o -o —J o o <0 Si c Q>

£

o

LJ

2?

ïï"?

~ «o «o «o en h-r < ó-> tS 3 O V "O O _o

c

I

2? o

2

t * 2 ? «o «o

ó

•o e ° o CD SS e • ? — < T :£ 2 o -o «I c ~8~ o o T T o « o o o «o " 3 " o o

(11)

ID O/

<3

CD

3 C E => - O -o 3 3 C Q> E 3

-o

t :

- O - o lO

I

UJ

£

3 ID — *

"* CD

<r>

.2 3 Q> U O o «O

8

• V 2? * • * o o • g — A 2

• E

o M «SI O O) o o •o o> o o O o

J—Y

o o «o o o o O )

(12)

£ ft»

E

3 f •3" o o o o o • I CM O o -r

(13)

. —û. «o

-SU .2

2 6 =

00

CD o CM o «ft » 3 «O O « JO «O

5 — T

£

£

c

_o —

- * «I»

5

03 o 2J <v - © —J o _o c «

£

V .

3

£

£

- û . «M i Ö 3 O O o CM ÜJ TS 3" o

£

£

c

_£> 1 — j k. 10 ta 3 O «O O o .«o o o o o o o

ö

T

- 5 -

"5~

"OU E.2

£.2

£ 0 .

3 *

w O o r * o

£

£

c a;

"S*-

2

-O 3 • 3 _ É J U O O en r *• «r»

-1 =

—o~~ o o o %3 " 3 -o . « * o «0 «*ï O) <7> O « i o * 0 0> Q>

££

<o <»

c c

O - O . 0 0

(14)

O)

O l CT

m

«o £ • £

c

o-• - < V v i -<-» CT» O "3 . i * •

i g £ £ H

g 5 « ° °

O O o « I O) * > «o

c c

o .

w V . — d t * » - T « <n 3 r s ' : O O o •o o e

£

£

c - * .2 «O — w O) o o c

OJ

H-5

£ ~*

. £ a

U

f

o-» o o CO*. o CM O o ">3 cr> S g T "5 S K" r - « • " » * 0 «> O O o en v>

-s *

c -O r4 o o o o o o 2 en» o co e 2 CO oi 6

(15)

a

O) <D CT O J D Cu

.o

(u

• o +->

o

o

in ^ C M

> o

c

en <u

| ä

E

L. D Z) JD V)

}

\ \ \ \ \ E co

£ " _

o

c

a

o

o

> CM CM <M O CM 00 -J(0 !• co

<P

i . ID 00 (O ^J CM -*-CM CM CM O CM CO ro

*" <P

* è

CM

m

CO to

o

m t£) i f i CM to O CM (O LD r— CD 10 ja

a

o

c CD LO

E ï?

E 2

LO O CM \ \

V

/ \

v

N \ \ U - ,

E

a

s-

1

o

c -1 o > CM CM CM O CM CO JtO

J O

CO (O H CM CM CM CM O CM 00 r=- CO SP CM Lf) i CD \ LO O) LO 00 LO LO LO LO (O CM 00

<P

LO LO LO LO CO LO CM LO

(16)

er» CL *> > w 5 Ö 3

<n

ÛÛ e o * u O _o >

a

£

o o CO e e o o e ft e an «4 f) o o o o O A O ) o o o * « •

£ 2

I I • • t» «

E £

c c o. o. o o

+ •

j e tal -J o. «> V. T> 3 -L> 3 o «o t O o o o o o o ««» ««» o o «I o •4 O •5

(17)

m

« O O QU C T )

-a

ot> c

E

w 3 3

u

3 3 U a» e* -SÄ ~ © Pt o o u o - • • > _ j O O L -2 "~ o •r -r o o -* O O o • * • o en o o o o «A • 4 O o • 4 O o o •O " » « • * m o» •o <<* •o «o

22

o . a . o o -•• • O cr> -r ^ 3 M O O 3 5 "o o o r -r o O C Û - O ' S w -o .* _*J ui O v

-\n

o o -r o «o I * o o o o

TT

o O O «V o O) o o •» 3 « C 3 4» «

•8 ~

O O.

<n

ri-> ^ 3 " T D -3. V) _3 o -_k> a . o -o 3 3 O O * o t o o - 7 O -o o o o o - o (ft o o >-o o o

f §

(18)

I * CM

0> - o _o o o (0 o o «o -rJU

£ "5

CD

c

af)

£ .=

3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

Prevalente patiënten lijken niet te zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl deze wel voor deze behandeling in aanmerking zullen komen als het middel voor vergoeding in

Want naardien Godt alleen wezentlyk is, en een nootzakelyk bestaan heeft, zoo kan van hem niet dan het geene wezentlyk is, of een wezentlyk bestaan heeft, voortkomen en

In verband met het bovenstaande werd een oriënterend onderzoek verricht (38) met het antibioticum Pimaricine, dat ons ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

Doordat er nu snel veel objectieve cijfers over smaakniveaus van groenten beschikbaar zijn, kunnen ketenpartijen veel beter communiceren over smaakniveaus.. De vervolgstap, om er

Aansluitend op de afkoelproef werd het massaverlies van de appels in de kisten ge- meten.. Het massaverlies werd bepaald in 2

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk