• No results found

Podium: interview Maarten van der Vlist: Topspecialist adaptief watermanagement Rijkswaterstaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Podium: interview Maarten van der Vlist: Topspecialist adaptief watermanagement Rijkswaterstaat"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

36 – WATER GOVERNANCE – 03/2019

PODIUM

INTERVIEW MAARTEN VAN DER VLIST

TOPSPECIALIST ADAPTIEF WATERMANAGEMENT RIJKSWATERSTAAT

Wieke Pot*

* Wieke Pot, Wageningen University and Research, promovenda en docent Bestuurskunde.

Op 1 maart 2019 nam Maarten van der Vlist afscheid van

Rijks-waterstaat als topspecialist adaptief watermanagement, en ging met

deeltijdpensioen. Naast topspecialist is Maarten universitair docent

bij Wageningen University, leerstoelgroep landschaps architectuur

en vanuit die hoedanigheid betrokken bij een aantal

promotie-onderzoeken. In dit interview staan we stil bij zijn topspecialisme

en werkwijze binnen Rijkswaterstaat om adaptief water management

op de kaart te zetten.

Hoe ontstond die rol ‘topspecialist

adaptief water management’?

“De rol ontstond in 2012, naar aanleiding van het Deltaprogramma. Rijkswaterstaat creëerde deze rol om het concept adaptief deltamanagement te helpen ontwikkelen. De keuze om deze rol te creëren geeft al aan dat Rijkswaterstaat bereid was om te investeren in het thema adaptiviteit vanwege de onzekerheid omtrent ontwikkelingen in de toekomst, zoals klimaatverandering en daaraan gekoppeld hoe om te gaan met de vervanging en renovatie van natte kunstwerken.”

Wat deed je in deze rol om de

aandacht voor de toekomst bij

Rijkswaterstaat naar binnen te

brengen?

“Enerzijds was ik bezig met het lostrekken van experimenten. Dat deed ik door specifieke opgaven te agenderen bij De Bouwcampus in Delft”. De Bouwcampus is aldus Maarten “een initiatief van Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, de vier grootste gemeenten, en Bouwend Nederland om met elkaar na te denken over toekomstige bouwopgaven.” Maarten vervolgt: “De eerste opgave die we bij de Bouwcampus naar binnen brachten was de vervanging van de stuwen in de Maas met het traject ‘Grip op

de Maas’. Hierbij betrokken we experts uit de markt om de scope van de opgave te verkennen. Ook werden de beleidsdirecties uitgenodigd om duurzaam integraal opdrachtgeverschap te stimuleren. Bij de discussie over de toekomst van de Noordersluis zijn beleidsdirecties zèlf met de vraag gekomen om deze uit te laten werken op De Bouwcampus.” Maarten legt uit: “De Noordersluis is de huidige grootste sluis van het sluizencomplex IJmuiden, waar momenteel een nog grotere sluis wordt gerealiseerd. Er is nog niet besloten wat er met de bestaande Noordersluis gaat gebeuren, of deze alleen als waterkering blijft dienen of toch ook nog nieuwe functionaliteiten zal krijgen. Door de discussie over de Noordersluis neer te leggen bij de Bouwcampus, konden marktpartijen, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk met een brede blik naar het onderwerp kijken en oplossingen aandragen.”

En intern?

“Intern was ik bezig om de wijze van aanpak van de vervangingsopgave bij Rijkswaterstaat te agenderen en helpen inrichten. We zijn begonnen met een prognoserapport waarin de technische staat van de kunstwerken wordt aangegeven. Vervolgens hebben we met het programma Vervangingsopgave Natte Kunstwerken (VONK) de mogelijkheid van

(2)

WATER GOVERNANCE – 03/2019 – 37

OMGAAN MET DE TOEKOMST

PODIUM – INTERVIEW MAARTEN VAN DER VLIST

‘functionele eindelevensduur’ op de kaart gezet naast de reeds beschreven ‘technische eindelevensduur’. Ook onderscheidden we met VONK drie typen vervangingsopgaven: een-op-een vervanging, uitbreiding van de functionaliteit, en complexe vervangingen. Dit leidde tot een bestuursbesluit medio 2015. We zijn hierna aan de slag gegaan om te bepalen wanneer een bepaald type vervangingsopgave eigenlijk aan de orde is, en om als deze complex is een andere interne procedure te ontwerpen.”

Waarom met adaptief water

management specifiek de aandacht

richten op vervanging en renovatie?

“Er is weinig nieuwbouw, en bovendien begint de infrastructuur langzaamaan verouderd te raken en zijn de eerste grote natte kunstwerken aan vervanging en renovatie toe. Deze natte kunstwerken zijn voor Nederland de knoppen waaraan je kunt draaien om het watersysteem in de toekomst anders te regelen. Bij de vervangingsopgave kun je spelen met de tijd: wanneer ga je welk onderdeel van een kunstwerk vervangen, wanneer ga je welk kunstwerk vervangen in relatie tot het watersysteem en de regionale omgeving, kun je afstellen, uitstellen of naar voren halen?”

Wat is er voor nodig om met de

vervangings opgave te anticiperen

op de toekomst?

Maarten onderscheidt twee sporen: een

productiemachine spoor en een meekoppelspoor. “Wat betreft die productiemachine: Je hebt een project-overstijgende afweging nodig, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma die kent. Voor de productiemachine, of koekjesfabriek, pleit ik er voor om het Prognoserapport openbaar te maken. Op die manier weten de markt en de kennisinstellingen hoeveel bruggen er bijvoorbeeld einde levensduur raken en kunnen ze bepalen of ze er brood in zien om kennis omtrent vervanging en renovatie te gaan ontwikkelen. Het is van belang om te herkennen hoe herhaalbaar de te ontwikkelen kennis zal zijn. Ook is het van belang om geplande investeringen te kunnen optimaliseren.”

“Tegelijkertijd”, waarschuwt Maarten “de koekjes uit de koekjesfabriek moeten in het hele land gegeten worden. Daarmee wil ik zeggen: je moet een ‘couleur locale’ toevoegen, opdat ieder kunstwerk klopt met de functionele eisen van de regionale omgeving, nu en in de toekomst.”

En het meekoppelspoor?

“Je moet jezelf altijd de vraag stellen: gaan we optimaliseren en focussen op de kernfunctionaliteit, of gaan we kijken of we met het te investeren bedrag waardevermeerdering kunnen realiseren? Het antwoord op die laatste vraag kan nee zijn, maar je kunt ook de omgeving actief uitnodigen om de vraag te verkennen, je kunt waardevermeerdering uitlokken. Meekoppelkansen gaan over de toevoeging van functionaliteiten en ontstaan bijvoorbeeld op het gebied van het winnen van thermische energie uit oppervlaktewater.”

Welke belemmeringen zie je

voor het adaptief omgaan

met de vervangingsopgave?

“Het onderscheid dat is ontstaan tussen beheer en onderhoud en nieuwe aanleg knelt. Dat geldt ook voor waterschappen en andere infrabeheerders. Bij nieuwaanleg is de beleidskant nauw betrokken en speelt de kerntakendiscussie daardoor meestal niet op. Die speelt echter des te meer bij beheer en

Maarten van der Vlist

Rijkswaterstaat

‘ Adaptief water management

betekent het permanent

sleutelen aan je netwerk’

(3)

38 – WATER GOVERNANCE – 03/2019 OMGAAN MET DE TOEKOMST

PODIUM – INTERVIEW MAARTEN VAN DER VLIST

onderhoud. Vervanging en renovatie komt voort uit regulier beheer en onderhoud, maar vergt een andere aanpak omdat geanticipeerd dient te worden op lange termijnopgaven zoals klimaatverandering of de toename van vervoer over water. Uiteindelijk betekent adaptief water management dat je permanent moet sleutelen aan je netwerken om ze bij de tijd te houden. Maar dat is nog niet goed ingeregeld. Aan de ene kant zeggen de beleidsdirecties ‘kom maar met diverse voorstellen’, maar aan de andere kant zie je dat er ook een neerwaartse druk op budgetten is. Tot slot vraagt de expertise- en kennisontwikkeling bij onszelf, kennisinstellingen en marktpartijen die nodig is om adaptief met de vervangingsopgave om te gaan een impuls, met name om een goede afweging te kunnen maken tussen nu of later investeren en daarbinnen de afweging van diverse oplossingsrichtingen.”

Welke kennis over de toekomst

heb je nodig als RWS?

“De belangrijkste informatie die je als RWS nodig hebt betreft de gevolgen van hoogwater ofwel

zeespiegelstijging, van laagwater ofwel droogte, en van de ontwikkeling van de toekomstige scheepvaart. Op dit moment bepalen de dimensies van de kunstwerken de grootte van de schepen maar er moet ook meer andersom worden gekeken.

Vervolgens is het belangrijk dat deze kennis niet alleen op algemeen niveau beschikbaar is, maar dat deze kennis wordt doorvertaald naar de effecten voor de natte kunstwerken met aandacht voor de specifieke regionale en lokale omgeving van dit kunstwerk.”

En wie moet die kennis

ontwikkelen?

“Hier zijn de kennisinstituten en advieswereld in samenwerking met Rijkswaterstaat en waterschappen aan zet om vertaalslagen te maken van bijv.

toekomstscenario’s. Alle stappen tussen Rijk en watersysteem, tussen watersysteem en kunstwerken, tussen kunstwerk en omgeving zullen moeten worden ingevuld. De ingenieurs- en advieswereld is daarnaast ook van belang om de feitelijke technische staat

van objecten vast te stellen. Juist bij vervanging en renovatie weet je de status van een object niet precies en dat kan gedoe opleveren. Bij nieuwbouw van kunstwerken kun je doen wat je wilt, maar bij vervanging en renovatie bouw je voort op de technische staat van onderdelen van de bestaande objecten. Het zou goed zijn als we deze leervraag mee zouden nemen in de aanbesteding van trajecten: welke risico’s kom je tijdens de vervanging van een kunstwerk tegen? Zo’n leervraag is bijvoorbeeld ook gesteld bij de aanbesteding van de verbreding van de A2 tussen Amsterdam en Utrecht.”

Wat wil je meegeven

aan Rijkswaterstaat?

Maarten kan het niet vaak genoeg herhalen: “stel de goede vragen.”

Hij licht toe: “De regio bij Rijkswaterstaat moet vanaf het begin al betrokken zijn en aan de advies- en ingenieursbureaus de vragen stellen die zorgen voor bruikbare kennis die de consequenties van de onzekere toekomst vertaalt naar specifieke kunstwerken.”

“Aan de beleidsdirectie van het ministerie wil ik meegeven: dit is het werk van de toekomst, en dat ziet er anders uit dan we tot zover hebben gekend. Zij moeten zich afvragen wat voor type opgave ze beet hebben. En ik adviseer hen het Prognoserapport over de technische staat van de natte kunstwerken openbaar te maken, dan weten de markt en de kennisinstellingen ook wat er op de agenda staat en mobiliseer je als infrabeheerder de denkkracht en de oplossingsrichtingen die je nodig hebt.”

En aan andere infrabeheerders?

“Hen roep ik op tot gezamenlijk werk maken van een ‘Staat van de Infrastructuur’, een mooi dik naslagwerk dat infrabeheerders dwingt zich te verdiepen in de daadwerkelijke staat van hun assets en de levensduur ervan. En door dat naslagwerk openbaar te maken, stimuleer je kennisontwikkeling tussen infrabeheerders onderling en het debat met de markt, kennisinstellingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In subblok 2 van 'Het Britse Rijk: 1585 - 1900' hebben we de economische doelen van Groot- Brittannië in India besproken, waaronder het gebruiken van India als een afzetmarkt.. Om

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Stap II: Het eerste punt in deze vraag was te halen door het aantal

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens