Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 1 M 83
'ROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.
Proefverslag van druppelbevloeiing bij winterbloemkool,1960 - 1961.
door: M.Mostert
\ W\
S3
PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK.
PROEFVERSLAG VAN DRÏÏPPELBEYLOEIING BIJ WINTERBLOEMKOOL 1960-1961.
Deze proef is genomen in de kappen 2 t/m 4 van blokkas II en is een voortzetting van de proeven in 1958 en 1959/'60. In elke kap waren er vier behandelingen in viervoud (latijns vierkant; zie bijlage i). Voedingsoplossingen.
In elke kap zijn twee voedingsoplossingen gebruikt met de volgende aequivalentverhoudingen s
Kap 2 NO, ICH, 4 t Mg
19.25 4.25 8.4 6.6 16.1 7 . 4 2.1 6 . 6 Kap 3 NO, NH, 4 t Mg 19.25 4.25 8.4 6.6 15-95 7.55 8.4 Kap 4 NO, NH, 4
*
Ca 1 2 . 8 1 0 . 7 2. 1 -« \ | t . .... 23-5 — 2.1 2 1 .4De bereiding van de voedingsoplossing staat vermeld in het proef-verslag over 1958 (AIE 30). De volgende behandelingen werden toege past: (de vermelde verhoudingen tussen de voedingsstoffen hebben betrekking op bovengenoemde aequivalentverhoudingen).
Kap 2 H H2Q XgO atm.
A 1 1.2 0.4 1
B 1 1.2 0.4 i
C 1 0.5 0.4 1
S 1 0.3 0.4
*
Kap 3 H HgO MgO atm.
A 1 1.2 O.4 i
B 1 1.2 O.4 i bora$| in oplossing.
C 1 1.2 0.4 i bespuiten met CaClg.
S 1 1.2 - i
bespuiten met CaClg.
Kap 4 S H2® CaO atm.
A 1 0.5 - 1
B 1 0.3 - i
0 1 0.3 1.8 1
S 1 0.3 1.8 i
?fhanà«linfien.
1st lui ran h«t vinterbloemkoolras Wiko stam 6 verd ongeveer «en maand te laat uitgezaaid, n.l. op 2 augustus 19<S0. Eisrdoer is ook het uitplanten een maand te laat gebeurd, n.l. op 20 september. Het uitplanten geschiedde sodanig, dat per kapje 8 rijen ran elk 56 planten kwamen. Se plantafstand in de rij vas 45 <"*• breedte Tan de looppaden vas f0 om en van de tussen liggende paden 85 <»•
Se planten van elke kap sijn ingedeeld in 16 rakken (sie bijlage X). Bik vak bestond veer uit tvee rijen met elk 14 planten. Se rijen 1, 4, 5 en 8 vanaf de oostkant van elke kap gerekend, zijn niet in de proef be trokken (s.g. randrijen). Alleen de rijen 2, 3» 6 en 7 van elke kap varen proefrijen. Ha het uitplanten zijn de bloemkoolplanten met de slang vat aangegoten.
Op 17 oktober is voor het eerst vatergegeven vla het druppelbevloei-ingssysteem. Sat is daarna nog 17 keer herhaald. Tot en met 6 deoember verd sleohts 5 a&al bevloeid. In januari verd geen vater gegeven. In de maanden februari en maart is er 13 keer vater gegeven. In totaal is per
kap 7200 X water gegeven, wat neer koat op 450 1 per rak of 1 per plant
lij de behandelingen »et een osmotisohe vaarde Tan 1 at», is 0,16 1 voe dingsoplossing per plant gegeven. Vaar de OBBotiaohe waarde £ ata. bedroeg was de hoeveelheid voedings oplossing Tier keer so klein.
Vanaf 17 oktober is bij behandeling B in kas 3 p*r 100 1 bevloeiings-water 3 gram borax opgelost. Op dese wijse heeft elke plant in totaal 0,48 gram borax gedegen. Op 12 oktober zijn de planten van behandeling
0 in kap 3 bespoten met een oplossing wan 0,496 CaClg, waaraan 0,196
uitvloeier was toegevoegd. Se bespuitingen werden wekelijks herhaald, aet uitsondering van de staand januari (vorstperiode). In de maand deoember heeft naar twee keer een bespuiting plaats gevonden. Meldeerste bespui ting werd per plant sleohts 9 ui CaClg oplossing verspoten. Vel een bewijs, dat de koolplantjes nog klein waren. Se hoeveelheid is geleide lijk groter geworden tot 31 *1 per plant vlak voor de oogst, let 17 bespuitingen werd in totaal 300 ml CaClg oplossing per plant verspoten. Waarnemingen aan grond en kliaaat.
Op 30 september werden aeht tensfcmeters geplaatst van het model "de Vit". Se opstelling was gelijk aan de vorige proef en is aangegeven op de plattegrond (bijlage I). Se waarden, waartussen de aeterstanden (- voohtspanning, uitgedrukt in om kwik) varieerden, sijn per maand
vermeld.op bijlage II. Qrote schommelingen kwamen niet voor. Over 't algemeen waren de standen normaal tot aan de lage kant.
Se tensiometer op 20 om diepte onder de druppeldop in vak A van kap 3 heeft stèeds een hogere voohtspanning aangegeven dan die op 40 om diepte, eveneens onder de druppeldop. Se tensiometer tussen de druppel-doppen in hetzelfde vak (ook op 20 om diepte) gaf nog iets hpgere waarde aan.
Vanaf 5 oktober werden dagelijks om 9 nur en om 14 uur de heersende luohttemperatuur en de grondtemperatuur af gelesen, levens werd om 9 uur de minium temperatuur van de voorafgaande 24 uur genoteerd. Sese gegevens
sijn per deeade vermeld op bijlage III. Grondonderzoek.
Xa afloop van de voorafgaande druppelbevloeiingsproef bij tomaten, werd de grond met een regenleiding nat gemaakt om het oprooien van de tomatenwortels te vergemakkelijken. Se grond werd daarna omgespit. Sen
bemesting verd niet gegeven. Enkel« dagen na het uitplanten (1 oktober) zijn grondmonsters genomen voor chemisch ondersoek* Er ie alleen tassen de druppeldoppen bemonsterd, omdat op dat tijdstip nog niet was bevloeid. Be analyseoijfers ran de grondmonsters zijn vermeld op bijlage If. Se
analyseoijfers Tan de kappen 2 en 4 demonstreren nog duidelijk de behan delingen ran de Tooraf gaande druppelbeTloeiings proef bij tomaten. Zo zijn de stikstofoijfers Tan de behandelingen A en C (hoge oonoentratie) hoger dan Tan de behandelingen B en S (lage oonoentratie). Hetzelfde geldt ook Toor de kalioijfers. Orer *t algemeen was de Toedingstoestand
Tan de grond Trij hoog tot hoog, toen de proef verd opgezet. Ka afloop Tan de proef sijn geen grondmonsters genomen. Waarnemingen aan het gewas.
Bij het uitplanten op 28 september zag het plantmateriaal er goed uit, dooh het vas te jong en te klein. Be achterstand kon niet meer vorden ingelopen. Vel verd getraoht, na het uitplanten, de groei zo
-f
mogelijk te stimuleren om nog vWr de vinter een flinke plant te hebben. Ir verd veinig gelucht om grond en gevas zo varm mogelijk te houden.
Ondanks deze maatregelen is het niet gelukt een flinke plant te verkrij gen. Door de Torst in januari hebben de bloemkoolplanten in kap 4 vat geleden. In kap 5 vas er ook iets vo^stsohade, tervijl in kap 2 geen sehade voorkwam. Set sohadebeeld bestond uit dode randen aan het blad.
In het Toorjaar gingen de koolplanten snel tot koolvorming over en
ontstonden zeer veel z.g. "hoorders". Se bloemkolen moesten dan ook klein worden geoogst.
Opbreng»tgegevena.
Alle bloemkolen verden op Sin dag (21 maart) geoogst. Tooraf zijn de kolen beoordeeld en verden eijfers gegeven voor vaterziek en grootte van de kolen. Vaterziek kvam matig voor} het ziekte beeld vas niet ernstig. Se eijfers die verden gegeven, liepen uit-een van 1-6 en geven het percentage kooloppervlak veer, dat ziek vas (6 - 60j6 vaterziek).
Toor de grootte van de bloemkolen verden vier oijfers gegeven, t.v. 10- 12- 15- 18. Sese eijfers zijn gebaseerd op het aantal bloemkolen dat in een platte bak (z.g. pootjesbak) kon vorden gedaan. Se gemiddelde beoordelingsoijfers verden verkregen door de getallen, die de koolmaat aangaven, per vak op te tellen en door het aantal kolen van het betref fende vak te delen. Ze zijn op de bijlagen T t/m Til voorgegeven. Het
gemiddelde waterziekcijfer verd op overeenkoms tige «ijs« verkregen.
Op de bijlagen Y t/m TU si ja Toorts vermeldt het aantal weggevallen planten, het aantal vaterzieke kolen en het percentage vaterzieke bloem kolen. Tan enkele gegerena zijn de gemiddelden per behandeling hieronder vermeid.
Behandeling Grootte
T/4
f» Vaterzieke Vatersiek bloemkool bloemkolen cijferKap 2 A 15.0 15.7 0.3 B 14.6 7.8 0.1 C 14.9 11.9 0.2 B 14.5 5.8 0.1 Cap 3 A 14.3 12.2 0.4
»
14.6 8.0 0.2 borax in oplossing.C 14.8 16.8 0.2 bespuiten met CaGlj«
D 14.4 22.9 0.4
Kap 4 A 14.6 4.4 0.1
B 15.5 11.7 0.2
C 15.0 12.0 0.2
D 15.4 7.8 0.2
Toer wat betreft de grootte Tan de bloemkolen zijn de Tereohillen
tussen de behandelingen gering. Bet percentage waterzieke bloemkolen is in. kap 2 bij de behandelingen A en C (hoge oonoentratie) groter dan bij de behandelingen B en D (lage oonoentratie). Eet vaterziek beeld vas bij de
hoge oonoentratie ernstiger dan bij de lage oonoentratie. In kap 3 gaf behandeling B een relatief gering percentage vaterzieke bloemkolen. Weg laten Tan de magnesium uit de Toedingsoplossing (behandeling D) gaf het grootste percentage vaterzieke bloemkolen.
6.
Osmotische waard». droge stof en refraotie.
Bese metingen Verden dit jaar niet uitgevoerd. Samenvatting.
Bij «en druppelbevloeiingsproef ut winterbloemkool (ras Viko stam 6) stijn versohillende voedingsoplossingen in versohillende concentraties
•et elkaar vergeleken. Bovendien sijn bemesting »et borium en bespuiting met 0,4# CaOlg bij de vergelijking betrokken. In kap 2 was bij 1 atm. 14* van bet aantal kolen aangetast door watersiek en bij £ atm. Ttf>, In de overige kappen waren de verschillen minder duidelijk«
juni 1962. De Proeflü»er,
AvB X. Kestert.
Bijlage I
BLZ
MLA B A B 0 C B A B B A B G 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40 44 48 x tensioaeter x tensioaetex A B G B B A B G A B C B 3 7 11 15 19 23 X xtensioaeter X 27 31 35 39 43 47 C S A B A B CB
G B A B 2 6 10 14 18 22 26 x tension«ter 30 34 38 42 46 B C B g tensioaeter • B G B A B C x tensioaeter B A 1 5 9 13 17 21 25 29 33 37 41 45 m 4Bijlag« II.
Tensionsterstanden.
ZkS 2 KAP 3 KAP 4
20 oa 20 oa 20 oa 20 oa 20 ea
TUSSEN TUSSEN A 3 TUSSEN TUSSEN TUSSEN
80 OK 40 on 20 oa
B 4 » 1 TUSSEN ONDEH ONDEE G 2 6 1 » 4 3 k t. 3 - 4 4 4... 5 2 - 3 3 - 4 3 - 4 2 - 3 3 - 4 nor. 3 - 4 4 - 5 4 — 6 2 - 3 5 - 5 2 - 4 2 - 3 2 - 4 iso. 3 - 4 4 - 5 4 *" 6 2 - 3 3 - 4 3 - 4 2 - 3 2 - 3 jan. 2 - 4 3 - 4 4 - 5 2 - 3 3 - 4 3 - 4 2 - 3 2 - 3 fsfcr. 2 - 4 3 - 5 5 - 6 3 - 4 4 — 6 2 - 4 2 - 3 2 - 4 art. 2 - 4 Jt-* 4 4 - 6 2 — 5 3 - 4 2 - 3 2 - 5 2 - 4
1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 Bijlag* III.
minimum lucht luoht grond temporatuur
luoht temporatuur temperatuur (15 om) temperatuur 9 uur 14 uur 9 uur 14 uur
9 - 1 4 14 - 1« 2(5 - 24 14 - 16 16 - 23 6 - 111 11 - 14 12 - 17 10 - 14 12 - 16 O t 11 - 15 13 - 24 11 - 13 13 - 15 1 - 9 4 - 1 2 7 - 1 6 6 - 1 2 7 - 1 3 2 - 7 5 - 1 0 9 - 1 6 7 - 9 8 - 1 2 •»> 1 vo 8 - 1 2 9 - 1 2 8 - 1 1 8 - 1 1 1 - 9 6 - 12 6 - 1 3 5 - 9 6 - 1 0 0 — 2 1 - 11 2 - 1 0 3 — 6 4 — 6 «lai - *3 0 - 5 4 - 1 0 3 - 5 4 — 6 1 - 3 4 - 6 5 - 1 0 4 — 6 5 - 7 *ln5 - *3 sin3 - +5 3 - 1 0 1 « 6 1 - 6 mint - +4 min5 - *7 1 - 11 1 - 6 1 - 7 mini - 2 . 9 7 - 1 5 3 - 7 6 — 9 3 - 6 6 - 1 0 9 - 2 0 7 - 8 8 - 1 0 0 - 6 5 - 1 2 12 - 16 6 — 9 8 - 1 0 2 — 5 6 - 1 2 9 - 2 6 7 - 9 9 - 1 1 3 - 7 8 - 1 6 6 - 2 9 8 - 1 0 9 - 1 4 2 - 6 9 - 1 4 10 - 27 8 - 1 0 9 - 1 4
Bijlage I?. §347 4® 49 50 51 52 55 54 55 56 5T 58 bp 2 4 B e D Kap 5 A B C 2 Cap 4 • B C D 5.1 3.2 5.7 3.4 3.7 3.6 3.4 3.4 4.4 3.7 4.0 4.3 1.3 1.« 1.6 1.5 2.4 1.8 2.0 2.0 1.3 1.4 1 . 6 1 . 6 7.2 7.2 7.0 7.1 7.2 7.2 7.2 7.3 6.8 7.0 7.0 7.1 1.0 1.0 1.0 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 1 . 0 0.8 0.9 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0*0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 17 1 8 17 20 1 8 19 16 17 18 18 18 18 0.17 0.18 0.20 0.22 0.15 0.16 0.16 0.15 0.24 0.20 0.29 0.18 1 2 . -6.2 13.-8.2 5.6 6.6 4.6 5.8 19-8.0 1 6 . -6.8 3.8 4.1 3.8 4.4 4.2 3.2 3.6 3.6 3.8 4.0 3.6 3.5 20.-9.8 9.4 7.4 12."" 12 — 10-11— 14— 10.— 14.-8.0 108 116 134 122. 106 100 104 91 7* 82 67 84 8*4 8.6 8.0 7.6 9.0 7.6 7.8 8.0 7.* 9.0 10— 10.—
Bijlag* ?, TAP 9
aantal
siek« kol«a B 4 1 Al 2 1 12 2 C 16 1 6
Ural 1 1 1 1 4
i» siak« kolen 7.7 15.4 15-4 7.7 46.2
m. koolmaat 15.4 13.7 14.3 15.5 56.9 m. waters, oijfar 0,1 <5.2 0.2 0.2 0.7 A3 2 B 7 C 11 3 D 15 5 1 4 1 2 8 15.4 0.0 23.1 0.0 38.5 14.5 14.1 15.9 15.5 60.0 0.2 0.0 0.2 o.c 0.4
•
6 2 1 B 6 A 10 2 B 14 1 4 3 2 2 2 9 9.1 0.0 16,7 8.3 34.1 13.6 15.0 15.8 16.5 60.9 0.5 0.0 0.5 0.1 1.1 B 1 1 C 5 1 B 9 2 A 13 s 6 1 1 1 1 4 7.7 7.7 15.4 15.4 46.2 13.3 14.5 14.5 15.9 58.3 0.1 0.1 0.2 0.3 0.7 5 3 9 à 21•
6 8 5 6 25 39.9 23.1 70.6 31 165.0 54.« 57.3 60.6 63«4 236.1 0.9 0.3 1.1 o.l 2.9 A 1 - 0 B Vitrai 5 8 6 6 koolaaat 59.9 58.6 59.5 58.1 aa&tal aiaka kola* 8 4 6 3i* siaka kol an 62.9 31.4 47.6 23.1
Bijlag* TI
Aantal
si«k* kol«» 0 20 4 * 24 1 A 28 B 32 3 4
ttY&l 3 1 3 1 8
i» si«k« kol«n 0.0 7.7 0.0 23.1 30.8
•B* koolmaat 14.5 12,4 13.5 15.5 55.9 m. vat«». oijf«r 0.0 0.2 0.0 0.6 0.8 9 19 4 A 25 2 » 27 1 0 31 3 10 3 1 1 1 6 36.4 15.4 7.7 23.1 82.6 13.4 13.6 14.8 15.8 57.6 0.4 0.8 0.2 0.5 1.9
•
A 18 2 B 22 2 0 26 1 B 30 5 1 1 2 1 5 15.4 15.4 8.3 0.0 39.1 15.2 13.6 14.5 15.5 58.8 0.2 0.2 0.1 0.0 0,5 » 17 2 C 21 5 B 25 2 A 29 2 11 2 * 2 3 7 16.7 35.7 16.7 18.2 87.3 16.5 14.6 15.2 16.9 63.2 0.4 0*4 0.2 0.5 1.5 S 10 4 8 30•
9 3 8 6 26 68.5 74.2 32.7 64.4 239.8 59.6 54.2 58.0 63.7 235.5 1.0 1.6 0.5 1.6 4.7 A B C B titrai 8 5 6 7 koolmaat 59.2 59.2 59.4 57.7 aantal si«k« kol«a 6 4 9 11i» si«k« kol «a 49.0 32.1 67.1 91.6 wat«raiek cijf«r 1.5 0.8 1.0 1.4
Bijlag* Til.
m 4
Aantal
si«k« kolen B 36 1 A 40 1 B 44 2 C 48 4
itral 2 1 2 - 5
i» siaka kolan 8,3 7*7 16,7 0,0 32.7
;«*, koolmaat 16,5 13.8 13.2 15.2 58,7 Qt»* • 1 U$. Qt»* • 1 0,1 0.1 0.3 0,0 0.5 U$. A 35 1 1 39 5 0 43 S B 47 6 4 1 - 1 6 10.0 38.5 0.0 0,0 48.5 15 »9 15.5 12.4 15.5 59.3 0.3 0,5 0.0 0.0 0,8
•
C 34 3 B 38 2 A 42 • B 46 5 1 «• - 1 2 23.1 14.3 0.0 0.0 37.4 17.1 15.4 13.5 15.5 61,5 0,3 0.4 0.0 0.0 o.T B 33 G 37 3 • 41 A 45 3 1 2 1 2 6 0.0 25.O 0.0 0.0 25,0 17.3 15.5 13.7 15.0 61.5 0.0 0.4 0.0 0.0 0,4 ék W 5 11 2 18 8 4 3 4 19 41.4 85.5 I6.7 0.0 143.6 66.8 60,2 52.8 61.2 241.0 0.7 1.4 0.3 0.0 2.4 A B C B \ 9 itral 7 5 3 4 y koolaaat 58.2 61.2 60.2 61.4 \ aantaiaiéJöt-külen 2 6 6 4i» liaka kelan 17.7 46.8 48.1 31.0