• No results found

Kinderen als wapen en prooi in vechtscheidingssituaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kinderen als wapen en prooi in vechtscheidingssituaties"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kinderen als wapen en prooi

in

vechtscheidingssituaties

De behanDeling van KinDeren met ernstige psychische

problemen in De centra geestelijKe gezonDheiDszorg (cgg)

(2)

colofon

Voorliggende tekst is een herwerking door de Zorgnet Vlaanderen – FDGG Werkgroep Kindermishandeling (2011).

Voorzitter:

Raf Opstaele, RCGG Deinze-Eeklo-Gent

Coördinator:

Lieve De Laet, CGG Vlaams-Brabant Oost

Deelnemers:

Ann Moens, Stafmedewerker Zorgnet Vlaanderen Griet Ackerman, CGG Eclips

Kathy Colson, CGG De Drie Stomen Mimi Deboiserie, CGG PassAnt

Michèle Hernaert, Stafmedewerker FDGG Dirk Kaethoven, CGG Andante

Sara Keymolen, CGG Vagga Van den Bossche Paul, VK Gent Caroline Vanderhallen, CGG LITP

Het oorspronkelijke document uit 2007 vormde het resultaat van het toenmalige VVI – FDGG project ‘kindermishandeling’.

Voorzitter:

Mimi Deboiserie, CGG PassAnt

Coördinator:

Lieve De Laet, CGG Vlaams-Brabant Oost Deelnemers:

Myriam Coenen, CGG LITP Wouter Decat, stafmedewerker VVI Michèle Hernaert, stafmedewerker FDGG Dirk Kaethoven, CGG Andante

Mark Neyens, CGG PassAnt

Raf Opstaele, RCGG Deinze-Eeklo-Gent Paul Van den Bossche, VK Gent

Jan Van Speybroeck, CGG Mandel en Leie

2007¹ - herwerkte versie 2011

Eindredactie:

Lieve Dhaene, Catherine Zenner

Vormgeving:

Dotplus D/2012/12607/1 ISBN 978-94-913-2303-4

© Zorgnet Vlaanderen © FDGG

Guimardstraat 1, 1040 Brussel Martelaarslaan 204B, 9000 Gent

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

(3)

Kinderen als wapen en prooi in vechtscheidingssituaties

De behandeling van kinderen met ernstige

(4)

Zes jaar heeft ze geleerd wat blijven was:

Wat ouders deden, en wat alles dus ging doen:

Een tafel bij een stoel, nu bij toen.

Het meervoud van geluk was: wij

Sindsdien heeft ze geleerd wat enkelvoud is

Toen ze acht was was ze tien.

Eén helft van haar gezicht lief,

De ander liever. Bang om te kiezen

Tussen verliezen en verliezen

Vandaag is ze gewoon twaalf

Vier ouders, twee echt, twee stief.

Slapen gaan moet met eindeloos gezoen.

Ze wint altijd. Ze heeft geleerd wat blijven is.

Wat ouders niet en kinderen wel doen.

Herman de Coninck, 1998.

(5)

1. Inleiding 6 2. Omschrijving van enkele begrippen 9

2.1. Conflictueuze echtscheidingen en vechtscheidingen 9

2.2. De link met kindermishandeling 10

2.3. Gevolgen voor kinderen bij psychische mishandeling

en verwaarlozing bij vechtscheidingen 11

2.4 Besluit 13

3. Belang van correcte juridische informatie 14 4. Therapeutisch aanbod van een CGG 16

4.1 De opdracht van een CGG (decreet 18 mei 1999) 16

4.2 Werkkader van een CGG bij vechtscheiding 17

4.2.1. Therapeutische uitgangspunten 17

4.2.2. Oudertherapie 18

4.2.3. Kindertherapie 19

4.3. Verschillende therapeutische fasen 19

4.3.1 De aanmeldingsfase 19

4.3.2 Behandelingsfase in een CGG kinder- en jeugdteam 22

4.3.3 Methodieken van strategische

opstellingen en werkmiddelen 24

5. Ondersteuning van het interne CGG-team 27

inhoudstafel

6. Samenwerking met andere actoren in het veld 29

6.1 Het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB)

en middels hen de school 29

6.2 Het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) 30

6.3. Het vertrouwenscentrum voor kindermishandeling (VK) 31

6.3.1 Algemene visie en werking bij vechtscheidingen 31

6.3.2 Aanbod van een VK inzake vechtscheidingen 31

6.4 Jongerenwelzijn: het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) 32

6.5 Jongerenwelzijn: de bemiddelingscommissie 32

6.6. Samenwerken met justitie 32

7. Samenvatting 33

Bijlagen

Bijlage 1: Projectfiche 34

Bijlage 2: Huidige juridische termen 35

Bijlage 3: Oude juridische termen 37

Bijlage 4: Innovaties van de wet van 18 juli 2006 38

Bijlage 5: Basisinfo over scheiding voor kinderen 40

Bijlage 6: Informed consent bij aanklampende en

gedwongen hulpverlening 44

Bijlage 7: Stappenplan om naar het parket te gaan 45

Bijlage 8: Studievoormiddag: Rechten van ouders en kinderen.

Leuven, 27/04/2007 46

Bijlage 9: Bibliografie 47

(6)

1.

inleiding

Deze tekst wil een aantal handvatten bieden voor de behandeling van ‘kinderen en jongeren’ (ver-der wordt de term ‘kin(ver-deren’ gebruikt als men ‘kinderen en jongeren’ bedoelt) in een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), bij si-tuaties waarbij de ouders verwikkeld zijn in een

vechtscheiding1 of in een problematische

echt-scheiding met emotionele verwaarlozing of mis-handeling van kinderen.

De keuze voor dit thema vindt zijn oorsprong in de provinciale overlegmomenten in 2003 naar aanleiding van de visietekst Hulpverlening in de

kinder- en jeugdteams van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg met betrekking tot kindermis-handeling. De CGG-medewerkers verwoordden er de complexiteit van behandelingen van gees-telijke gezondheidszorgproblemen bij vechtschei-dingen.

Bij de hulpverleners is er een terughoudendheid om met deze problematieken aan de slag te gaan. De conflictueuze situatie waarin ze kunnen terecht-komen, speelt daarbij zeker een belangrijke rol. Daarnaast vindt men onvoldoende handvatten in de literatuur en in het wetenschappelijk onderzoek2.

Ten derde wisselen therapeuten hierover nog relatief

weinig ervaring uit. Ten slotte brengt ook de juridi-sche context veel onzekerheid met zich mee. Dat is immers voor de meeste CGG-hulpverleners een rela-tief onbekend terrein.

Tijdens de eerder genoemde provinciale overlegmo-menten werd met aandrang gevraagd om studiewerk te verrichten en een visietekst te ontwikkelen over de behandeling van kinderen en jongeren in situa-ties van kindermishandeling in de context van vecht-scheidingen.

Cijfergegevens tonen ook aan dat dit een maat-schappelijk relevant thema is waarmee men in stij-gende mate wordt geconfronteerd. Op basis van rijksregistergegevens blijkt dat op 1/1/2004 ruim 20% van de 0- tot 17-jarigen in het Vlaamse Gewest een echtscheiding van de ouders heeft meege-maakt. Het gaat in het totaal om circa 250.000 kin-deren die ervaring hebben met verlies in het kader van een echtscheiding of een overlijden van een ouder3. Recentere gegevens4 vermelden dat in 2007

10.489 kinderen ten laste waren op het tijdstip van de echtscheiding. In 2008 waren dit er 12.432 en in 2009 10.860. Jaarlijks worden dus een groot aantal kinderen geconfronteerd met de scheiding van hun ouders. Uit berekeningen van de Algemene directie

1. Definitie vechtscheiding: een echtscheiding waarbij: - sprake is van een ernstig gevecht in de partnerpositie - de ouders hun ouderpositie verlaten

- de ouders het kindperspectief niet meer innemen

- de ouders hun kind misbruiken in hun strijd zodat het pathologisch is voor de geestelijke gezondheid van het kind.

2. In september 2011 werden de resultaten gepubliceerd van het IPOS scheidingsonderzoek. IPOS Scheidingsonderzoek. www.scheidingsonderzoek.be

3. Lodewijckx, E. 2005/7.

(7)

Statistiek en Economische Informatie blijkt dat van alle huwelijken die in 2009 zijn gesloten, 64,5% op een echtscheiding zal eindigen binnen de 49 jaar, als de echtscheidingsomstandigheden van 2009 de-zelfde blijven. Twee op de drie huwelijken in België eindigen in een echtscheiding (statbel.fgov.be). Veel ouders ervaren tijdens of na hun echtscheiding moeilijkheden om het overeengekomen (Echtschei-ding Onderlinge Toestemming (EOT)) of verkregen (vonnis)omgangsrecht met hun kinderen uit te oefe-nen. Naar schatting gaat het om ruim 50% van het totaal aantal echtscheidingen waarbij zich min of meer ernstige problemen voordoen op het gebied van de verblijfsregeling. Gemiddeld worden per jaar ongeveer vijftienduizend klachten ‘onuitvoerbaar omgangsrecht’ ingediend bij het gerecht. De meeste klachten blijven echter onbehandeld of worden ge-seponeerd omdat dit soort klachten niet tot de pri-oriteiten behoren van het gerecht (vzw Steunpunt Blijvend Ouderschap, www.sbo.be).

Naar aanleiding van een vraag in het Parlement (07/12/2004) werden door toenmalig minister van Justitie, Mevr Laurette Onkelinx, de volgende cijfers aangehaald in verband met het aantal klachten over (dossiers) echtscheidingsproblematieken5.

— Er worden hierover in het wetboek twee misdrij-ven vermeld, ze worden geclassificeerd onder de noemer ‘familieverlating’:

- de onttrekking van minderjarigen aan hun ou-ders, met andere woorden het niet toestaan van omgangsrecht. In de periode van janu-ari 2001 – december 2003 werden voor heel

Vlaanderen hiervoor 31.026 klachten

(dos-siers) ingediend.

- het niet betalen van onderhoudsgeld. In de periode van januari 2001 – december 2003 werden hiervoor in Vlaanderen 9.536 klach-ten ingediend.

— In de periode van januari 2001 – december 2003 werden in Vlaanderen 1.939 klachten ingediend voor verwaarlozing en mishandeling in het kader van echtscheiding.

De aanpassing van de wetgeving waarbij tweever-blijfsregeling de norm wordt, heeft niet het beoogde gevolg voor het welzijn van de kinderen. Uit onder-zoek6 blijkt immers dat bij een tweeverblijfsregeling

aan heel veel randvoorwaarden moet worden vol-daan. De ex-partners moeten dan immers veel meer een beroep doen op elkaar om de regeling vlot te

la-ten verlopen. Indien dat (nog) niet mogelijk is, werkt bilocatie eerder conflictverhogend7.

Op basis van deze cijfergegevens kan men beslui-ten dat een groot aantal kinderen geconfronteerd wordt met een conflictueuze echtscheiding van hun ouders. Een aantal ouders vragen hulp in een CGG met klachten over het omgangsrecht van de kinderen of in verband met verwaarlozing en mishandeling tij-dens het uitoefenen van het omgangsrecht. Ernstige psychiatrische pathologie bij één of bij beide ouders bemoeilijkt vaak het werken met dergelijke proble-men.

Vele conflictueuze echtscheidingen monden uit in een jarenlange vechtscheiding. Dat kan nefaste ge-volgen hebben voor de ontwikkeling van kinderen. Niet zozeer het feit van de echtscheiding op zich is een gevaar voor de ontwikkeling van kinderen, maar wel de voortdurende (jarenlange) strijd en de sfeer van wantrouwen die heerst in situaties van vecht-scheiding. De gespleten loyaliteit8 die ontstaat bij

kinderen die in een vechtscheiding van hun ouders worden betrokken, belemmert heel sterk hun eigen ontwikkeling9.Kinderen willen hun (gescheiden)

ou-ders immers verbinden (terug met elkaar doen pra-ten) door bijvoorbeeld gedragsproblemen, slechte

5. Vraag van Martine Taelman aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over “de vervolging van het misdrijf van familieverlating” (nr. 3351), 12/07/2004. www.dekamer.be/doc/CCRA/html/51/ac326.html

Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over “de echtscheidingsproblematiek” (nr. 4433), 07/12/2004. hwww.dekamer.be/doc/CCRA/html/51/ac423.html

6. Lampe, P. 1998. 7. Wiewauters, C. 2005.

8. Gespleten loyaliteit: is de ergste vorm van een loyaliteitsconflict waarin een kind geklemd kan raken. Het kind moet partij kiezen voor één van de ouders, terwijl zijn wortels bij beide ouders liggen. Bron: De Vlieger, D. Echtscheiding en ouders in conflict. Een mogelijk gevolg voor de kinderen: gespleten Loyaliteit tussen de ouders. Een standpunt vanuit de contextuele hulpverlening. users.telenet.be/goudi/kinderen.html#GESPLETENLOYALITEIT

(8)

schoolresultaten, depressieve klachten, somati-sche klachten. Daardoor komen kinderen er echter niet meer toe om hun eigen ontwikkelingstaken te volbrengen. Zij offeren zo een stuk van hun eigen ontwikkeling op. Kinderen kunnen de gevolgen daar-van hun hele verdere leven meedragen en durven bijvoorbeeld geen duurzame relaties meer aan te gaan10. Het is belangrijk dat het CGG hier bijzondere

aandacht aan besteedt tijdens de behandeling. De werkgroep kindermishandeling van de CGG-koe-pels wil aandacht vragen voor de problematiek van kindermishandeling bij vechtscheidingen. Ze wil de CGG-hulpverleners tegemoetkomen en ondersteu-nen in hun vraag naar een visietekst over CGG-be-handeling in situaties van kindermisCGG-be-handeling bin-nen de context van vechtscheidingen.

Deze tekst is een neerslag van besprekingen in de werkgroep en tevens een actualisatie van een

eer-10. Eeckhout, A. Echtscheiding van ouders bepaalt je verdere leven. Onderzoek van Professor Piet Bracke. De Standaard, 2/07/2007.

11. De volgende personen werkten mee aan de eerste adviestekst: ad-hoc werkgroep: Voorzitter: Mimi Deboiserie, Coördinator: Gert Vits, Deelnemers: Anne Callewaert (CGG Mandel en Leie), Koen Van den Bossche (CGG PassAnt), Tom Dierickx (CGG Waas en Dender), Kathy Colson (CGG Brussel), Winnie Lombaert (CGG Mechelen), Paul Van den Bossche (VK Gent), Wouter Decat (VVI). De toenmalige VVI-FDGG Stuurgroep Kindermishandeling: Voorzitter: Mimi Deboiserie, Coördinator: Gert Vits/ Lieve de Laet; Deelnemers: Myriam Coenen, Wouter Decat, Michèle Hernaert, Dirk Kaethoven, Mark Neyens, Raf Opstaele, Paul Van den Bossche, Jan Van Speybroeck.

dere tekst uit 2006-200711. Toen kwamen een aantal

therapeuten uit de kinder- en jeugdteams van de CGG samen om na te denken over emotionele verwaar-lozing/mishandeling in het kader van vechtschei-dingen. Zij inventariseerden het gedachtengoed en de praktijken die in de CGG werden gehanteerd bij de behandeling van deze thematiek. Op basis van hun gegevens is een visie uitgeschreven en werden handvatten aangereikt voor een verantwoorde zorg bij hulpverlening in het kader van vechtscheidingen. Bijna 5 jaar later vond de werkgroep het nodig om de brochure te actualiseren. Medewerkers in de kinder- en jeugdteams van de CGG worden toch regelmatig geconfronteerd met de negatieve gevolgen van een ernstige en langdurige vechtscheiding van de ou-ders. De tekst is geactualiseerd, onder meer in het kader van het decreet rechtspositie van de minder-jarige (DRM), waarmee ook de CGG rekening moeten houden.

(9)

2.

Omschrijving van

enkele begrippen

12. Deze begrippen werden geformuleerd tijdens de besprekingen door de leden van de werkgroep zelf.

Alvorens de aanpak van situaties van problematische echtscheidingen in een CGG te beschrijven, worden eerst enkele begrippen toegelicht12.

2.1.

Conflictueuze echtscheidingen en vechtscheidingen

Wanneer partners gezamenlijk tot een echtscheiding beslissen, kunnen zij hiervoor in der minne een rege-ling uitwerken.

Wanneer de echtscheiding echter van één partner uitgaat of wanneer er veel wederzijdse verwijten zijn, ontstaat er een conflict. Dat houdt verband met het emotionele proces dat met een echtscheiding gepaard gaat (zoals het verteren van de moeilijkhe-den tijmoeilijkhe-dens het huwelijk, van de breuk, de afwijzing, het omgaan met de schuldvraag...). Alles wat in het kader van de echtscheiding geregeld moet worden (huisvesting, financiën, verdeling goederen, eigen-dommen en schulden, onderhoudsgeld, alimentatie, verblijfsregeling en gezag over de kinderen...) kan als wapen gebruikt worden in de strijd.

Het is belangrijk om hierbij een onderscheid te ma-ken tussen echtscheidingen waarbij de kinderen rechtstreeks het slachtoffer zijn en echtscheidingen waarbij ouders de kinderen buiten hun gevecht kun-nen houden en zorgzame ouders kunkun-nen blijven.

Definitie conflictueuze echtscheiding

Men spreekt van een conflictueuze echtscheiding als er tussen de ouders een gevecht/conflict is over de echt-scheiding, maar zij toch de kinderen buiten dit gevecht kunnen houden en zorgzame ouders kunnen blijven. Deze ouders kunnen een onderscheid maken tussen hun positie als ex-partners en hun positie als ouders.

Definitie vechtscheiding

Men spreekt van een vechtscheiding in die situaties waar het gezin kinderen heeft en wanneer het een echtscheiding betreft waarin er, door het gevecht tussen de ouders, geen rekening gehouden wordt met de kinderen. De ouders verlaten hun ouderposi-tie (‘moederen’, ’vaderen’ en ‘bescherming bieden’ worden losgelaten) en het belang van het kind wordt uit het oog verloren. Het kind dreigt op emotioneel vlak in de kou te blijven staan of wordt door de ou-ders zelfs actief betrokken en ingezet in de strijd tus-sen de ex-partners. Soms spelen in deze strijd ook de nieuwe partners van de ouders een rol.

Enkele voorbeelden:

— ouders ruziën over het omgangsrecht en/of be-moeilijken het (vb. kind herhaaldelijk niet willen meegeven aan de andere ouder)

— ouders ondermijnen het gezag, de persoon of de positie van de andere ouder (vb. op een ne-gatieve manier praten over de andere ouder, het kind beïnvloeden om de andere ouder niet meer te willen zien…)

— ouders voeren een juridisch gevecht over co-ouderschap, waarbij de ouderschapskwaliteiten van de andere ouder worden betwist, al dan niet met beschuldigingen van mishandeling, seksu-eel misbruik of nalatigheid door de andere ouder — het kind wordt gebruikt in de strijd (vb. het kind

als boodschapper, het kind als getuige bij part-nergeweld…)

(10)

13. De term psychische verwaarlozing of mishandeling wordt verkozen boven de term emotionele verwaarlozing. De term psychische mishandeling en verwaarlozing wordt gebruikt in de hulpverlening. In juridische termen spreekt men van emotionele mishandeling en verwaarlozing. (cfr. Kind en Gezin. 2001.)

14. www.vkantwerpen.be 15. Carrette, V. 2007.

2.2.

De link met kindermishandeling

Definitie kindermishandeling

ISPCAN (internationale vereniging voor preventie

van kindermishandeling) en Kind & Gezin (Vlaan-deren): 'Child abuse or maltreatment includes all forms of physical and/or emotional ill-treatment, sexual abuse, neglect, negligence and commercial or other exploitation, which results in actual or poten-tial harm to the child's health, survival, development or dignity in the context of a relationship of respon-sibility, trust or power. Exposure to intimate partner violence is also sometimes included as a form of child maltreatment.’

WHO: Child maltreatment, sometimes referred to as

child abuse and neglect, includes all forms of physi-cal and emotional ill-treatment, sexual abuse, ne-glect, and exploitation that results in actual or poten-tial harm to the child’s health, development or dig-nity. Within this broad definition, five subtypes can be distinguished – physical abuse; sexual abuse; neglect and negligent treatment; emotional abuse; and exploitation

Samengevat kunnen we stellen:

Kindermishandeling, soms benoemd als mis-bruik en verwaarlozing, omvat alle vormen van fysieke en emotionele mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing en uitbui-ting die schade kunnen veroorzaken aan de gezondheid, overleving, de ontwikkeling en de waardigheid van het kind, dit alles in een context van verantwoordelijkheid, vertrou-wen of macht.

Bij vechtscheidingen is er meestal sprake van psy-chische mishandeling en van psypsy-chische verwaarlo-zing13.

Definitie psychische mishandeling

Bij psychische mishandeling worden de emotio-nele behoeften van het kind – behoefte aan steun, bemoedering, veiligheid en geborgenheid – niet er-kend of erger nog: er wordt op een wrede, destruc-tieve wijze op gereageerd14. Het klimaat waarin het

kind moet opgroeien is uiterst vijandig, afwijzend en onvoorspelbaar15.

Ouders die verwikkeld zijn in een vechtscheiding zijn meestal sterk bezig met hun eigen problemen en hebben geen oog meer voor wat er met hun kinderen gebeurt. De kinderen groeien op in een sfeer van vij-andigheid en onveiligheid. Er is geen stabiele hech-tingsfiguur beschikbaar. Daarbij komt nog dat de ouders soms een erg negatieve houding aannemen tegenover hun kinderen: de kinderen worden afge-wezen, ze krijgen de indruk dat ze in de weg lopen, ze worden soms overdreven gestraft... Kinderen

wor-den gedwongen om een standpunt in te nemen, te kiezen tussen de ouders (gespleten loyaliteit), krij-gen veel negatieve dinkrij-gen te horen over de andere ouder en ze worden vaak vergeleken met de andere, ‘slechte’ ouder.

Andere voorbeelden van psychische mishandeling zijn: — speelgoed en dergelijke mag niet meegenomen

worden naar het andere gezin.

— de kinderen moeten bij aankomst bij de ouder van kleding veranderen.

— kinderen mogen tijdens hun verblijf bij de ene ouder geen (telefonisch) contact hebben met de andere ouder.

— ouders maken – in het bijzijn van de kinderen – ruzie over ‘kinderevenementen’, de jeugdbeweging, vrijetijdsactiviteiten, jeugd- en sportkampen…

Definitie psychische verwaarlozing

Men spreekt van psychische of affectieve verwaarlo-zing als aan het kind geen aandacht of genegenheid wordt geschonken, waardoor het sociaal geïsoleerd geraakt. De ouder is in emotioneel opzicht niet be-schikbaar. Het kind wordt voortdurend aan zijn lot overgelaten.

Een psychisch verwaarloosd kind krijgt weinig of geen positieve aandacht, noch ondersteuning of stimulering van de ouder. De relatie ouder-kind ken-merkt zich – meestal onbewust en ongewild – door koelheid, liefdeloosheid en afwijzing.

(11)

16. www.vkantwerpen.be 17. Carrette, V. 2007.

Verwaarlozing of mishandeling?

Tussen mishandeling en verwaarlozing is het ver-schil soms subtiel16.

Men spreekt van mishandeling als het kind op een

actieve manier onrecht wordt aangedaan: vb. als het

kind gestraft wordt omdat het de andere ouder ver-dedigt, of als het te horen krijgt dat het even slecht is als de andere ouder, als er strijd is rond het al of niet meegeven van kleding en kinderen de kleren van de ene ouder bij de andere niet mogen dragen.

Men spreekt van verwaarlozing als het kind op een

passieve wijze onrecht wordt aangedaan: vb. als de

noden van het kind niet worden gezien, als er geen aandacht en interesse is voor de leefwereld van het kind. De ontwikkelingsvragen van het kind worden bij verwaarlozing niet meer ingevuld door de ouders. De twee, namelijk psychische mishandeling en ver-waarlozing, zijn meestal in elkaar vervlochten aan-wezig in een vechtscheiding.

Uitgaande van deze definities van kindermishande-ling stelt de werkgroep dat vechtscheidingen kun-nen begrepen worden als een vorm van psychische mishandeling of verwaarlozing van de betrokken kinderen.

2.3.

Gevolgen van psychische mishandeling en verwaarlozing voor kinderen in vechtscheidingen

Een vechtscheiding is in ieder geval een risicofactor

voor de ontwikkeling van een kind. Dat wil zeggen

dat het nadelig kan inwerken op de ontwikkeling. We

wensen echter meteen duidelijk te stellen dat dit niet noodzakelijk altijd zo hoeft te zijn en dat de mate waarin ze nadelig inwerkt op de ontwikkeling kan verschillen van kind tot kind. Bij het beoordelen van het risico maken we een inschatting van de risico- en protectieve factoren, die gelegen zijn in zowel het kind zelf als in zijn leefsituatie.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een (vecht) scheiding een hypotheek legt op het leven van het kind, zowel op korte als op langere termijn17.

Kinderen die een echtscheiding meemaakten, pres-teren gemiddeld aanzienlijk slechter op school. Ze kampen vaker met gedragsproblemen en manifes-teren een lager psychologisch en emotioneel wel-bevinden. Ze kampen globaal genomen met een lager zelfbeeld en met meer problemen op gebied van sociale relaties dan kinderen uit intacte ge-zinnen. Daarenboven kan een scheiding voor veel kinderen schuldgevoelens opleveren en daarmee samenhangend depressieve gevoelens en verla-tingsangst.

De grootste risicofactoren voor het al dan niet

ont-wikkelen van probleemgedrag na een ouderlijke scheiding zijn echter het voortdurende ouderlijke conflict (ernst en duur) en de wijze waarop de kin-deren daarin worden betrokken. Ook een niet goed functionerende verzorgende ouder en de achteruit-gang van de financiële levensomstandigheden van het kind vormen een bedreiging. De betrokken kin-deren ondergaan vele bijkomende veranderingen in hun leven en ook dat kan een hypotheek leggen op een gezonde psychische ontwikkeling.

Het bovenstaande doet niets af aan de vaststelling dat ook in conflictgezinnen (waar geen scheiding dreigt) de stress voor analoge problemen kan zor-gen. Soms is een kind beter af met een ‘keurige’ scheiding, dan met een chronische conflictsituatie tussen samenwonende ouders.

Daarnaast zijn er een aantal beschermende of

pro-tectieve factoren. Het zijn factoren in het kind zelf, zoals de psychische draagkracht, de weerbaarheid en veerkracht van het kind, het beschikken over be-paalde sterke vaardigheden zoals sociale compe-tentie of probleemoplossend vermogen. Voorts zijn minstens één goed functionerende thuiswonende en zorgende ouder en zo weinig mogelijk confrontatie met ouderlijke conflicten beschermend. Dit is ook het geval voor de steun van de sociale omgeving en toegang tot behandelinterventies18. Andere

protec-tieve factoren om in de balans op te nemen zijn: de plaats in de kinderrij (kans op parentificatie is het grootst bij de oudste), de leeftijd (hoe ouder, hoe meer kans op parentificatie), het hebben van goede contacten met klasgenoten en het ontvangen van kinderalimentatie.

Dat alles toont dat er individuele verschillen zijn in de wijze waarop kinderen omgaan met de (vecht) scheiding van hun ouders, er zijn met andere woor-den verschillen van kind tot kind. Gekneld zitten tussen twee vechtende ouders kan, zoals bij elke vorm van mishandeling, aanleiding geven tot ern-stige stoornissen bij kinderen: depressie, verlatings-angst, schoolweigering, ontwikkelingsstagnatie, somatische klachten, extreme opstandigheid… Deze ernstige problemen manifesteren zich niet alleen ge-durende de periode van de vechtscheiding. Ook op

(12)

19. Eeckhout, A. Echtscheiding van ouders bepaalt je verdere leven. Onderzoek van Professor Piet Bracke. De Standaard, 2/07/2007. 20. Pals, J. 2006.

21. Parentificatie: Gedwongen geven en/of nemen. www.aan-de-basis.nl 22. Parentificatie en echtscheiding. www.kiesinfo.com

23. Richard Gardner was een bekende maar ook gecontesteerde kinderpsychiater. Zijn PAS-theorie wordt aangehaald in Van Gijseghem2009. 24. Hoefnagels, P. 2002.

25. Beel, V. Als scheiding tot breuk leidt. De Standaard, 14/02/2007.

langere termijn en soms hun hele leven lang onder-vinden deze kinderen de gevolgen van het trauma van de mishandeling (moeilijkheden om een relatie te durven aangaan, negatief zelfbeeld, geschaad vertrouwen, problemen in de opvoeding van hun kin-deren…)19 20.

Hieronder bespreken we een aantal ernstige vormen van mishandeling in vechtscheidingssituaties.

Parentificatie van een kind21 22

Een kind kan door de echtscheiding van de ouders zodanig geparentificeerd worden dat het veeleer als ouder moet functioneren en de volledige last van het

gezin op zijn schouders draagt. Dikwijls houdt het oudste kind het gezin draaiende. Deze ouderlijke verantwoordelijkheid die het kind onterecht toege-meten wordt, overstijgt de mogelijkheden van een kind. Het kind kan en mag niet bezig zijn met zijn ei-gen leeftijdsgebonden ontwikkelingstaken en raakt hierdoor helemaal uit balans.

Een kind kan door de echtscheiding van zijn ouders

zodanig geparentificeerd worden dat het ook als

partner moet functioneren. Het kind moet de

emo-tionele nood van de ouder lenigen, soms op een volwassen wijze. Dat plaatst een kind voor een ver-warrende opdracht: het kind wil niet tekortschieten in beide rollen. Loyaliteit dwingt hem hiertoe, terwijl

dat vanuit het kind-perspectief onwezenlijk en onge-zond is.

In beide gevallen zijn de grenzen tussen de verschil-lende rollen erg vaag. Het kind krijgt verantwoorde-lijkheden en opdrachten die niet bij zijn leeftijd pas-sen. Er wordt verwacht dat het functioneert als een volwassene. Dat dit gevoelens van onmacht, angst… oproept is logisch. Het leidt tot een voortdurend ge-voel van falen. Bovendien komt het kind er niet meer toe om zijn eigen ontwikkelingstaken te realiseren. Dat is te beschouwen als een ernstige vorm van psy-chische mishandeling, die door de subtiliteit niet steeds wordt opgemerkt en als dusdanig niet door de ouders wordt (h)erkend.

Oudervervreemding (Parent Alienation Syndrome)

Kinderen worden door de ouders soms uitgespeeld in hun gevecht met elkaar. Deze psychische mis-handeling van een kind in een vechtscheiding kan

ernstige vormen aannemen. Het ‘Parent alienation

syndrome’ (PAS) waarover Richard A Gardner23 veel

gepubliceerd heeft, is hier een voorbeeld van. Hij situeert dit binnen het gevecht van de ouders om het gezag te mogen uitoefenen over het kind. De ene ouder indoctrineert het kind zodanig dat het de andere ouder mee gaat denigreren en haten, zodat dat het kind uiteindelijk niet meer op bezoek

wil bij de andere ouder en er ten slotte volledig van vervreemdt (oudervervreemding, kan leiden tot het ouderverstotingssyndroom).

Hij noemt het een zeer ernstige vorm van mishande-ling omdat het de band tussen het kind en een ouder volledig vernietigt, wat psychisch zeer schadelijk is voor het kind. Oudervervreemding is een ernstige vorm van kindermishandeling die zich uitstrekt over vele jaren. De kinderen krijgen later als volwassenen (tussen 30-45 jaar) vaak ernstige psychische proble-men. Ze lijden aan verlies van identiteit, aan grote onzekerheid en onevenwichtigheid en ze hebben moeite met het inschatten van de sociale werkelijk-heid. Ze gaan op volwassenenleeftijd vaak in thera-pie (Peter Hoefnagels) 24.

Gardner benadrukt wel dat er niet van PAS kan ge-sproken worden als een ouder een kind inderdaad seksueel misbruikt of fysiek mishandelt. In deze si-tuatie heeft het kind immers terecht een goede reden om die ouder niet meer te willen zien en moet het tegen dat misbruik beschermd worden.

Oudervervreemding komt vooral voor bij echtschei-dingen waarin de conflicten niet worden bijgelegd en in een rechtszaak worden uitgevochten. Hubert Van Gijseghem meent dat 4% van alle kinderen na echtscheiding met oudervervreemding te maken heeft25.

(13)

2.4. Besluit

Wanneer ouders hun kinderen tijdens hun echt-scheidingsproces actief in hun gevecht tegen elkaar betrekken (misbruiken), kan dat zo ernstig zijn voor de kinderen dat men het moet benoemen als psychi-sche mishandeling.

Ouders, verwikkeld in een vechtscheiding, zijn dik-wijls zo volledig betrokken op hun eigen gevecht en hun eigen emotionele problemen dat ze hun ouder-positie helemaal verlaten. Daardoor zijn zij als pri-maire zorgdragers niet meer beschikbaar voor hun kinderen en worden de kinderen op emotioneel vlak aan hun lot overgelaten. In dat geval wordt gespro-ken van psychische verwaarlozing.

Zoals bij elke vorm van kindermishandeling zal de duur, de chroniciteit en de mate van agressiviteit van de mishandeling mee de ernst bepalen van het trauma dat de kinderen hierbij oplopen. Kinderen zullen de gevolgen hiervan hun hele leven met zich meedragen.

(14)

CGG-hulpverleners zijn meestal te weinig vertrouwd met wetgeving, rechtspraak en rechtsgang. Het is nochtans belangrijk om de juiste definiëring te ken-nen van de juridische termen die in verband met echtscheiding worden gehanteerd. Bij aanmelding en zeker in de loop van de begeleiding worden die door de ouders vaak gebruikt. De wetgeving en de rechtsgang bepalen immers mee hoe ouders tegen-over elkaar staan. Er zijn namelijk verschillende pro-cedures waarin de ouders kunnen verwikkeld zijn en verschillende rechtbanken(rechters) kunnen erbij betrokken zijn.

Momenteel bestaan er twee echtscheidingsprocedu-res:

— de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (EOO – vervangt de echtscheiding op grond van fout en de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding van meer dan twee jaar). — de echtscheiding door onderlinge toestemming

(EOT). De procedure is versoepeld. Zowel de mi-nimumleeftijd van 20 jaar als de minimumduur van het huwelijk van twee jaar werden immers afgeschaft (zie bijlage 2).

Rechtbanken en rechters (bij een echtscheiding betrokken)26:

De vrederechter: is bevoegd voor dringende en

voor-lopige maatregelen bij een huwelijksconflict zoals:

— wie er in de gezinswoning blijft wonen — het omgangsrecht van de kinderen

— hoeveel onderhoudsgeld de echtgenoot/echtge-note krijgt voorafgaand aan de definitieve echt-scheiding.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in kortgeding: beslist over de omvang van de

on-derhoudsbijdrage voor de kinderen tijdens de

echt-scheidingsprocedure. Hij kan (alleen) in geval van hoogdringendheid ook in kortgeding rechtspreken over omgangsrecht van ouders, grootouders en der-den27.

De jeugdrechter: beslist over de omvang van de

on-derhoudsbijdrage voor de kinderen NA de echtschei-ding en over het omgangsrecht.

De rechtbank van eerste aanleg ten gronde: beslist

over de eigenlijke echtscheidingsprocedure met alle

definitieve beslissingen over gezinswoning, om-gangsrecht, onderhoudsgeld echtgenoot/echtge-note en kinderen, vereffening en verdeling.

Het is, ondanks het feit dat er in de problematiek een emotioneel proces gaande is, voor de hulpverlener belangrijk over correcte juridische informatie te be-schikken en zo de mogelijkheden en onmogelijkhe-den te kennen om binnen de juridische context tot een oplossing te komen28.

26. Beel, V. Eén rechtbank voor familiezaken. De Standaard, 3/6/2009. 27. Boumans, A. 2006.

28. Het gaat hier om burgerlijke procedures, ook wanneer die voor de rechtbank worden gevoerd. Dat wil onder meer zeggen dat de partijen (eiser en verweerder, of gezamenlijk bij onderlinge toestemming) de rechtsgang in handen hebben (vrijwillig). Dat is een groot verschil met procedures voor de jeugdrechtbank op basis van de jeugdbeschermingswet die verplicht zijn.

3.

Belang van correcte

juridische informatie

(15)

De wettelijke regelingen proberen zo veel mogelijk duidelijkheid en orde te brengen, en wensen conflic-ten te beperken.

Het is belangrijk te weten dat de regeling over ouder-schap doorheen de jaren verschillende wetswijzigin-gen heeft gekend. Zo zijn er op dit moment verschil-lende regelingen in voege, afhankelijk van wanneer (op basis van de toen geldende wetgeving) een vonnis geveld werd. Voor 1995 verkreeg één ouder alle ouder-lijk gezag, de andere ouder had dan recht op contact en een recht op toezicht. In 1995 is er een belangrijke wijziging doorgevoerd die op 1 september 2007 van kracht werd. Vanaf dan geldt het principe van de geza-menlijke uitoefening van het ouderlijk gezag29.

Ook voor de school verandert er wat. Vanaf het schooljaar 2012-2013 kunnen kinderen niet meer afwisselend naar verschillende scholen gaan. Het nieuwe inschrijvingsdecreet maakt ‘co-schoolschap’ onmogelijk30.

Opmerking:

Hoorrecht van kinderen31

Hoorrecht: Het algemeen principe is dat kinderen "geen" partij zijn in de echtscheiding van hun ou-ders. Toch heeft elke rechtbank de mogelijkheid om de kinderen te "horen": de rechter kan beslissen om de kinderen uit te nodigen. Dat betekent echter niet dat hij moet doen wat de kinderen vragen. Hij

moet naar hen luisteren en rekening houden met hun mening. Maar de rechter dient ook de wetgeving ter zake, de visie van de andere partijen en het be-lang van de kinderen op be-lange termijn voor ogen te houden. Wanneer kinderen door de rechter gehoord willen worden, schrijven ze tijdens de scheidingspro-cedure en voor de besluiten neergelegd worden, een brief aan de voorzitter van de betreffende rechtbank. Het blijft echter de rechter die oordeelt of hij hen wil horen of niet. Alleen voor de jeugdrechtbank is er een uitzondering. Niet inhoudelijk, wel naar leeftijd: de jeugdrechter moet kinderen vanaf 12 jaar steeds uitnodigen, maar heeft geen verplichting om ook ef-fectief te beslissen wat de kinderen vragen.

In de praktijk worden de CGG soms geconfronteerd met ‘misbruiken’ van bijvoorbeeld het hoorrecht van de kinderen. Zo blijkt dat een ouder via zijn advocaat soms toch een afschrift kan krijgen van het onder-houd van zijn kind met de rechter.

Therapeuten moeten met deze mogelijkheid reke-ning houden, en zorgvuldig met de ouder en met het kind afwegen op welke manier het hoorrecht van een kind op een voor het kind ‘veilige’ wijze kan worden ingeroepen.

Uitleg voor de kinderen

Op de site www.kinderrechten.be worden de juridi-sche termen goed uitgelegd voor kinderen van ver-schillende leeftijden (zie hiervoor bijlage 5).

29. In de bijlage 2 staat meer informatie over de verschillende echtscheidingsprocedures, de inhoud van de term co-ouderschap, de omgangsregeling en het hoorrecht van de kinderen.

30. www.klasse.be, 17/11/2011. 31. www.houvast.be

(16)

4.1.

De opdracht van een CGG (decreet 18 mei 1999)

Het is de opdracht van een CGG om hulp te bieden aan kinderen die een ernstige psychische stoornis of een psychiatrisch probleem hebben alsook aan kin-deren die door de risicovolle situatie waarin ze zich bevinden, ernstige psychische problemen kunnen ontwikkelen. De ouders, als belangrijkste steunfigu-ren voor de kindesteunfigu-ren, worden steeds actief betrok-ken in de begeleiding.

Wanneer kan een CGG kinder- en jeugdteam ingeschakeld worden?

Bij vechtscheidingen kan een CGG kinder- en jeugd-team ingeschakeld worden indien het kind een ernstig psychisch/psychiatrisch probleem heeft of indien de kans groot is dat het kind later ernstige psychische/psychiatrische problemen zal ontwikke-len. Bij vechtscheiding zijn de ouders zo verwikkeld in hun echtscheiding dat ze het standpunt van het kind verlaten hebben en niet meer als zorgende ou-ders optreden voor hun kinderen. Daardoor lijdt het kind zo erg dat er sprake is van kindermishandeling/ verwaarlozing.

Bij langdurige vechtscheidingen speelt vaak de eventuele psychiatrische pathologie bij één of beide ouders een rol. Daardoor verhoogt voor de kinde-ren het risico op het ontwikkelen van eigen geeste-lijke gezondheidsproblemen. Ze zijn immers KOPP- kinderen (kinderen van ouders met geestelijke gezondheidsproblemen)32 waardoor het risico voor

de kinderen nog verhoogt.

Hierin zijn verschillende situaties te onderscheiden: — Een kind kan door de vechtscheiding van zijn

ou-ders ernstige psychische problemen gekregen hebben. Kinderpsychiatrische stoornissen kun-nen immers uitgelokt worden door echtscheiding als een ingrijpende levensgebeurtenis.

— Een kind kan al vóór de echtscheiding van de ouders een eigen psychopathologie hebben. De echtscheiding van de ouders kan die nog verster-ken, onder andere door het ontbreken van zor-gend ouderschap. Een voorbeeld. Een kind heeft de diagnose autisme gekregen en één van de ouders is niet akkoord met deze diagnose. Door de echtscheiding groeien de ouders verder uit el-kaar en zullen de ouders elk op hun eigen manier en vanuit hun eigen overtuiging met het kind om-gaan. Dat kan zeker voor een kind met autisme erg verwarrend worden.

— Een kind kan ernstige psychische problemen ont-wikkelen door verwaarlozing in een gezin dat al slecht functioneerde. Als deze ouders ook nog (vechtend) uiteen gaan, is de kans groot dat de verwaarlozing nog ergere vormen aanneemt, waardoor de psychische problemen van het kind ernstiger worden.

Deze situaties zijn niet altijd duidelijk af te grenzen. Er is vaak sprake van comorbiditeit voor vechtschei-ding, psychische verwaarlozing en andere proble-men zoals bij KOPP, bij dreiging met suïcide of fami-liedrama en dergelijke.

4.

therapeutisch

aanbod van een cgg

32. - www.koppvlaanderen.be: een Vlaams initiatief, vertrekkend en gedragen door een CGG. - nl.similes.be

(17)

Er zijn verschillende interventies mogelijk. De CGG kinder- en jeugdteams bekijken de problematiek steeds vanuit het perspectief van het kind, met oog voor de directe omgeving. Het is de taak van het CGG om een inschatting te maken van de ernst van het risico dat het kind loopt in een bepaalde situ-atie. Naargelang de ernst kan het CGG begeleiding voorzien en/of samenwerken met een volwassenen-dienst binnen de CGG of met andere partners in het veld.

Wanneer moet er geen CGG ingeschakeld worden?

— Als een kind tijdens de vechtscheiding van zijn ouders geen ernstige psychische problemen heeft, moet er geen CGG kinder- en jeugdteam ingeschakeld worden maar eventueel wel een eerstelijnsdienst (zoals een centrum voor leer-lingbegeleiding (CLB), een centrum algemeen welzijnswerk (CAW), de huisarts…).

— Als het voornamelijk de ouders (volwassenen) zijn die een psychische stoornis ontwikkelen (bijvoorbeeld elementen uit de partnerrelatie die onverwerkt blijven), dan moeten zij hiervoor voor verdere behandeling naar de ambulante of residentiële geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen verwezen worden.

— Scheidende ouders beschuldigen elkaar vaak van verschillende vormen van mishandeling van de kinderen (seksueel misbruik, mishandeling, verwaarlozing) in het kader van hun echtschei-ding. Als er na een fase van vraagverheldering in het CGG toch een ernstig vermoeden blijft

be-staan dat er inderdaad sprake is van misbruik of mishandeling, dan wordt er door het CGG beter eerst overlegd met het vertrouwenscentrum kin-dermishandeling (VK) voor het bepalen van het verdere hulpverleningstraject (onder andere ver-wijzen naar het VK, het parket inschakelen, da-derhulp…). De samenwerking met het VK wordt uitvoeriger besproken in hoofdstuk 6.

Het CGG kan bij een escalerende echtscheiding niet preventief werken. Vaak is het nodig om ouders eerst te verwijzen naar een dienst die hulp biedt aan schei-dende partners (o.a. CAW).

4.2.

Kader om te werken met vechtscheiding binnen een CGG

Wij geven hieronder een aantal handvatten en thera-peutische aandachtspunten die de behandeling van deze kinderen en hun gezinnen stroomlijnt.

Er zijn geen vaste richtlijnen voor de aanpak van vechtscheiding met mishandeling en/of emotionele verwaarlozing. Elke situatie dient specifiek bena-derd te worden, naargelang de variabelen die verder worden besproken.

Het verloop van de juridische afhandeling, de ont-wikkelingsfase van het kind en de fase van verwer-king van de echtscheiding waarin beide ouders zich bevinden, kunnen de aangewezen behandeling mee bepalen. De juridische context kan bovendien gedu-rende het volledige therapeutische proces verande-ren en interfereverande-ren met dit proces. Het is belangrijk

op de hoogte te blijven van de juridische veranderin-gen, omdat die ook een weerslag kunnen hebben op de begeleiding.

In de situatie van vechtscheidingen is het meestal één van de ouders die één of meerdere kinderen uit het gezin aanmeldt op een kinder- en jeugdteam van een CGG. De aanmelding betreft gewoonlijk proble-men bij de kinderen betreffende hun gedrag thuis en/of op de school, emotionele problemen, achter-uitgaan van de schoolresultaten. Deze ouder ver-meldt soms slechts in de marge dat er een echtschei-ding aan de gang is. Bij elke nieuwe aanmelechtschei-ding, ze-ker als er gesproken wordt over echtscheiding, moet er waakzaam nagegaan worden of er sprake is van een vechtscheiding en van kindermishandeling als gevolg hiervan.

4.2.1.

Therapeutische uitgangspunten

>> Aanpak zoals bij mishandeling

Aangezien de kinderen bij een vechtscheiding moe-ten worden beschouwd als kinderen die door mis-handeling/verwaarlozing in nood zijn, zal er thera-peutisch gehandeld worden33.

1. De hulpverlening is aanklampend en meer struc-turerend. De therapeut moet ook nadenken over

een strategische manier van handelen. Meer nog dan in andere therapiesessies dient hij gezien de complexiteit, de gelaagdheid, de emotionele zwaarte en de veranderende realiteit stil te staan bij visies over het therapeutisch verloop van de casussen rond vechtscheidingen.

(18)

2. Rekening houden met de loyaliteit van een kind naar beide ouders.

Een kind wil loyaal blijven naar beide ouders. Het wil geen ouder verliezen.

Het is een belangrijke steun voor het kind als het de erkenning krijgt dat het zijn ouders niet kwijt is als die uit elkaar gaan. Het krijgt hierdoor niet het gevoel dat het moet kiezen voor één ouder te-gen de andere ouder.

3. Meerzijdige partijdigheid is een sterk punt voor de therapeut.

Meerzijdige partijdigheid is het principe waarbij je afwisselend de verschillende partijen erkent, van partij wisselt en je inleeft in ieders positie en inspanningen om zo de dialoog tussen de partij-en op gang te brpartij-engpartij-en. Het is belangrijk om daar-bij de ander en zijn belangen niet uit het oog te verliezen. Meerzijdige partijdigheid betekent dat de therapeut moet denken over én het kind én zijn vader én zijn moeder en over hun loyaliteiten heen en weer. Dat brengt echter onvermijdelijk gevoelens van onmacht met zich mee.

Daardoor kan de therapeut in conflict komen om-dat hij zich net als het kind in een onmogelijke si-tuatie geplaatst voelt. Men heeft dan de neiging om vanuit de bezorgdheid voor het kind toch voor een partij te kiezen34

4. Positie nemen

Het is typisch bij vechtscheidingen dat de hulp-verlener voortdurend door de ouders wordt uit-gedaagd om een positie in te nemen. Een profes-sional moet hierop steeds alert zijn.

5. Communicatielijnen installeren naar beide ou-ders (en dat naar beide ouou-ders in dezelfde mate)

Het is belangrijk om vanaf het begin duidelijke af-spraken te maken met beide ouders over de manier

waarop er zal gecommuniceerd worden. De therapie mag onder geen enkel beding gebruikt worden om zo informatie te krijgen over de andere ouder. Het is de bedoeling van de behandeling dat de

ouders niet blijven communiceren via de thera-peut, maar dat de communicatielijn tussen de ouders weer hersteld wordt zodat er tussen hen opnieuw een communicatieve (en geen vechten-de) relatie geïnstalleerd kan worden.

4.2.2.

Oudertherapie

De CGG kinder- en jeugdteams bekijken de proble-matiek van vechtscheidingen steeds vanuit het per-spectief van het kind, namelijk hoe kan de therapie

dit kind in deze situatie het best helpen.

Ze zullen dat proberen te realiseren door in de ou-dertherapie de ouders/ex-partners terug het

ouder-perspectief te laten innemen en opnieuw vanuit de situatie van het kind te leren kijken (kindpositie in-nemen). Het CGG-hulpaanbod probeert vechtende ouders terug zorgende ouders voor hun kind te ma-ken. De ouders worden terug verbonden met hun ver-antwoordelijkheid voor hun kinderen. Als geen van beide ouders de verantwoordelijkheid opneemt voor het kind, heeft de therapeut de neiging die over te nemen. Dat is typisch voor mishandelingssituaties. De behandelaar moet zich hiervoor hoeden en de ouders blijven wijzen op hun verantwoordelijkheid.

Tijdens sessies met de ouders dient de behande-laar er voortdurend alert voor te zijn dat het gesprek met de ouders niet verglijdt van de problemen van het kind naar de incompetentie en nalatigheid van de andere ouder. De ex-partners blijven vaak naar elkaar kijken als een aangrijpingspunt voor veran-dering. Dit is contraproductief voor het ontwikkelen van een therapeutisch veranderingsproces. Het is belangrijk oog te hebben voor de pijn en het verdriet van de ouders, maar men mag hierdoor de ruimte voor het kind niet uit het oog verliezen.

Het is de taak van de therapeut om de nog aanwezige partnerproblemen duidelijk te benoemen, maar de partnerproblemen niet te laten overheersen (waar-door de noden van het kind niet meer gezien wor-den).

Om tot een therapeutische werkalliantie met de ou-ders (en het kind) te kunnen komen, moeten zij zich in de cliëntpositie kunnen herkennen. Dat wil zeg-gen dat de cliënt zich binnen het geheel moet kun-nen zien als een schakel waarlangs verandering en evolutie mogelijk is.

Dat impliceert dat de cliënt bereid is zichzelf te on-derzoeken in de werkrelatie met de therapeut. Dat wil niet zeggen dat de vader/moeder die dit aangaat zich als schuldige of oorzaak van de problemen moet beschouwen. De cliënt dient ze als aangrijpingspunt te zien om de moeilijkheden mee te hanteren. Dat betekent ook dat er geen sprake is van een the-rapeutische relatie, zolang een vader of moeder met het consult de andere ouder wil veranderen of

be-34. Janssens, K., M. Heylen. De Wannemaeker, P. 2006. De Wannemaeker, P. et al. 2005.

(19)

strijden (via de therapeut als een soort van spreek-buis of advocaat of machtige derde, die de andere ouder tot de orde moet roepen).

Als de individuele problematiek van de ouders ern-stig is, als pathologisch ervaren wordt, waardoor het therapeutisch proces belemmerd wordt, dan is een samenwerking met de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen, al dan niet in het eigen CGG, aan-gewezen.

4.2.3.

Kindertherapie

Naast de begeleiding van de ouders organiseert de hulpverlener best individuele of groepssessies met het kind. Het kind wordt immers meestal door de ouders vooruitgeschoven en als ‘het probleem’ be-noemd. Men moet er wel op bedacht zijn dat deze in-dividuele sessies vanuit het kindperspectief slechts helend zijn, als het kind daarvoor van de ouders de toelating en ruimte krijgt. Bovendien is het in het be-lang van de ontwikkeling van het kind dat er alleen

behandeling voor het kind komt als beide ouders

daarvoor hun toestemming hebben gegeven. Er is met andere woorden een verschil tussen wat wet-telijk wordt voorgeschreven (decreet rechtspositie minderjarige: het recht op hulp van een bekwame minderjarige, ook zonder de toelating van de ouders) en waar de hulpverlening belang aan hecht, namelijk de beste keuze met het oog op het ontwikkelingsper-spectief van het kind.

Het is de visie van de Werkgroep Kindermishande-ling dat de ex-partners het perspectief van het kind terug moeten leren zien. De kindpositie aanwezig stellen is echter niet per definitie gelijk aan het kind individueel zien. Er moet eerst met de ouders een werkbare context gecreëerd worden vooraleer

er nagedacht kan worden of het kind zelf wordt ge-zien. Daarna dient er voor het kind ‘therapeutische ruimte’ gemaakt te worden. Het zien van een kind sluit immers altijd een verwachting van de ouder in en is vaak sterk beladen in de vechtscheidings-strijd. Alternatieven voor individuele behandeling zoals lotgenotencontact of internetfora (discussie-groepen, chatsessies…) moeten zeker bij oudere kinderen eveneens in overweging genomen wor-den.

De therapeuten voelen zich dikwijls erg aangespro-ken door de emotionele nood van het kind en ze voe-len zich schuldig als ze het kind niet zien. Daardoor worden ze ertoe verleid om stappen te zetten om het kind toch rechtstreeks iets aan te bieden. De thera-peut moet zich blijven afvragen of dit ook voor het kind therapeutisch het beste is en op lange termijn geïndiceerd is.

Een ethisch probleem kan zich stellen wanneer de ju-ridische en/of therapeutische onderhandelingen te lang duren en het kind daardoor niet individueel ge-zien kan worden, terwijl er ernstige vermoedens van mishandeling of verwaarlozing zijn. Men organiseert dan best een overleg (teamoverleg, overleg met VK) om dan te beslissen welke stappen er genomen kun-nen worden.

Ook vanuit een kinderpsychiatrisch standpunt kan de nood ervaren worden om het kind toch te zien.

4.3.

Verschillende therapeutische fasen

In situaties van vechtscheiding is het absoluut nood-zakelijk om de verschillende stappen van het thera-peutisch proces uiterst bedachtzaam te zetten om zo misverstanden zo veel mogelijk te vermijden.

4.3.1.

De aanmeldingsfase

4.3.1.1. Het eerste contact

De aanmeldingklacht in een CGG kan niet altijd als uit-gangspunt dienen om te oordelen of het al dan niet om een vechtscheiding gaat. Veel vechtscheidingen worden immers niet als dusdanig aangemeld. Het zijn kinderen die worden aangemeld met een combinatie van problemen (gedragsproblemen, emotionele pro-blemen). Pas in een latere fase blijkt soms hoe ernstig de ouders verwikkeld zijn in een gevecht.

Ouders melden zich ook vaak aan in een CGG omdat ze geloven dat juridische maatregelen zoals het ver-anderen van de verblijfsregeling, een oplossing kun-nen bieden voor de problemen van de kinderen. Bij dergelijke aanmeldingen waarin problemen met de echtscheiding vermeld worden, moeten de CGG dui-delijk maken wat hun hulpaanbod kan zijn en welke vormen van hulpverlening zij wel en niet kunnen bie-den voor het aangemelde probleem.

Al bij het eerste contact met ouders die aanmelden in het geval van een (v)echtscheiding, is het belangrijk een aantal uitgangspunten voor hen te expliciteren. In het geval van vechtscheidingen is er dikwijls al een probleem van in de opstartfase, in die zin dat de betrokkenen het voorgestelde kader voor de behan-deling vaak niet respecteren en het direct of indirect ondermijnen.

Het expliciteren van een aantal uitgangspunten t.a.v. de ouders helpt om de aanpak van de behandeling te oriënteren. De algemene principes voor therapie blijven uiteraard ook gelden.

Een aantal uitgangspunten wordt hieronder

(20)

1. De hulpverlener haalt niet alle zorg voor het kind naar zich toe.

Men responsabiliseert de ouders door met hen van bij de aanvang onderstaande zaken aan te kaarten. 2. De twee ouders zijn op de hoogte van de

aanmel-ding

Bij een aanmelding van een kindproblematiek35

in een echtscheidingscontext vraagt de

thera-peut de aanmeldende ouder (AO) of de andere

ouder (NAO) op de hoogte is van de aanmelding.

Het is immers aangewezen om met beide ouders contact te hebben.

Indien dat niet het geval is, vraagt men of de aan-meldende ouder de andere hiervan op de hoogte stelt. Wanneer dat moeilijk of onmogelijk blijkt, neemt het CGG, met de toelating van de aanmel-dende ouder, contact op met de andere ouder. Dat kadert in de juridische context, waarbij beide ouders recht hebben op informatie en inspraak over het kind36.

Het is van belang na te gaan of ook de niet aan-meldende ouder de toestemming geeft voor the-rapeutische interventies (diagnostisch onder-zoek, psychotherapie). Ook dat is in het kader van de juridische context. Bij de regeling ‘geza-menlijk ouderlijk gezag’, wat momenteel de regel is, geldt dat er geen diagnostisch onderzoek en

geen therapie mag gegeven worden aan het kind als één ouder expliciet weigert om toestemming te geven. Volgens het decreet rechtspositie van de minderjarige heeft een bekwame minderja-rige het recht om te kiezen. Vanuit het hulpverle-ningsperspectief kan hier echter een loyaliteits-conflict optreden.

Bij een psychiatrisch consult van het kind moet er ook rekening worden gehouden met de adviezen

van de orde van geneesheren, waarbij het belang van het kind primeert37.

Deze aanbeveling kadert tevens in een

therapeu-tische visie: een behandelaar wenst immers niet dat het kind in nog grotere loyaliteitsconflicten terecht komt wanneer men het kind zelf zou zien en er geen toestemming is van beide ouders. Dat zou enkel kunnen leiden tot een verergering van de problemen. De leeftijd van het kind speelt daarbij geen rol.

3. De niet aanmeldende ouder(NAO) betrekken

Het is belangrijk om bij aanmelding van een kindproblematiek samen te werken met beide ouders. Het is bijgevolg wenselijk om ook de niet aanmeldende ouder ten minste eenmaal te spre-ken. De therapeut bespreekt met de ouder die aanmeldt (AO) dat hij meer ruimte heeft als de andere ouder op de hoogte is van de aanmelding en het verdere verloop.

4. De juridische situatie bespreken

Het uitklaren van de juridische situatie gebeurt bij voorkeur in het begin van de therapie. Daar-voor is het goed als men van de ouders een af-schrift kan krijgen van de juridische regeling. Het is belangrijk dat de CGG-medewerker de ju-ridische situatie kent alvorens met de therapie te starten. Hiervoor is een samenwerking met een justitie-assistent (justitiehuis) of CAW soms noodzakelijk.

5. De therapeut heeft beroepsgeheim

Met de ouders bespreekt men dat de therapeut

een beroepsgeheim heeft naar de twee ouders

toe. De ene ouder kan via de therapeut geen (ver-borgen) informatie krijgen van de andere ouder. De therapeut moet de ouders wel die informatie geven die ze als ouders nodig hebben om hun kinderen goed te kunnen opvoeden. Voor het geven van informatie aan de ouders kunnen de volgende richtlijnen gelden38:

— geef geen details van wat het kind (of de an-dere ouder) in vertrouwen heeft meegedeeld — geef wel alle objectieve gegevens zoals de

di-agnose en het voorstel tot behandeling (met aandacht voor de wijze waarop slecht nieuws wordt meegedeeld)39

35. Wij spreken hier over kinderen die, volgens het decreet rechtspositie van de minderjarige, als niet bekwaam moeten worden beschouwd. Een bekwame jongere kan zelf aanmelden. De schema’s die volgen brengen hierin meer duidelijkheid.

36. Kaethoven, D. De medische deontologie omtrent omgang met ouderlijk gezag, synthese van het advies van de Nationale Raad van de Orde van 16/04/88: De arts en kinderen van gescheiden ouders, en van het advies van 16/11/96: De arts en de kinderen van niet-samenwonende ouders en de gewijzigde wetgeving terzake. 37. Definitie kind in nood, orde van geneesheren: www.ordomedic.be

38. Kaethoven, D. “Het goede doen”, naar een ethiek voor de kinder- en hulpverlening? Lezing gegeven op de workshopdag hulpverlening in de CGG m.b.t. kindermishandeling, 19/11/2002.

Studievoormiddag: Rechten van ouders en kinderen. Put, J. Beroepsgeheim, aangifteplicht en schuldig hulpverzuim. Leuven, 27/04/2007. Studiedag: Toepassing Decreet Minderjarige in de klinische CGG-praktijk. FDGG-Zorgnet Vlaanderen, Schaarbeek, 14/1/2011.

(21)

— kader de informatie in de totaliteit van het hulp-verleningsproces en op een wijze die de ouders kan helpen bij het opvoedingsgebeuren — probeer een evenwicht te bewaren in het

ge-ven van informatie aan beide (gescheiden) ouders.

6. Zorgvuldig omgaan met inhoudelijke verslagen en attesten

— Als ouders een attest of een inhoudelijk ver-slag vragen, is dat een werkpunt dat tijdens het therapeutisch proces aan bod moet ko-men. Algemeen kan gesteld worden dat er geen inhoudelijke verslagen aan de ouders gegeven worden als die gevraagd worden door een advocaat in het kader van een pro-ces om gelijk te krijgen.

— Als ouders een aanwezigheidsattest vragen, moet men eerst hun vraag verkennen en bij de ouders beargumenteren dat die attesten weinig waarde hebben. Als ouders er toch op blijven aandringen, dan worden er in het be-lang van het kind attesten geschreven dat een ouder/kind aanwezig was, niet dat een ouder afwezig was.

— Als de jeugdrechtbank of de sociale dienst van de jeugdrechtbank een verslag vraagt, gaat men de zinvolheid na in die specifieke casus. Er kan een mondeling overleg zijn met de rechtbank. Het verslag dat zij hiervan maken kan door het CGG worden nagelezen. Het doorgeven van informatie is hier echter wel een doorbreken van het beroepsgeheim.

Soms is dat nodig om de zaak in het belang van het kind te deblokkeren. Daarvoor is een akkoord van beide ouders nodig.

— Een CGG mag expertise doen voor de jeugd-rechtbank In dat geval kan het betreffende CGG geen behandeling meer geven. Bijgevolg stopt de therapie van het kind in dat CGG. 7. De manier van werken op een CGG bespreken

Met de ouders wordt de manier van werken be-sproken. Men stelt dat een vraag voor onderzoek van het kind, in het kader van een vechtschei-ding, het risico inhoudt dat het gevecht nog aan-gewakkerd wordt.

8. Informatie geven over hulpverlening en geïnfor-meerde toestemming

Beide ouders moeten van bij het begin de nood-zakelijke informatie over de hulpverlening krij-gen40. Bovendien dient er ook rekening

gehou-den te worgehou-den met de geïnformeerde toestem-ming (zie bijlage 6 over informed consent) bij

aanklampende en gedwongen hulpverlening41.

9. Vraagverheldering

Bij elke aanmelding is een vraagverheldering no-dig om een beter zicht te krijgen op de hulpvraag van de ouders. Dat is ook nodig om te oordelen of het CGG de hulpvraag kan beantwoorden, of er andere instanties moeten bij betrokken worden en of de ouders naar een andere dienst moeten worden doorverwezen.

Om te kunnen starten met hulpverlening in een CGG moeten er zowel op therapeutisch als op juridisch vlak bepaalde voorwaarden vervuld zijn:

— Op therapeutisch vlak kunnen de ouders tot een akkoord komen dat zij er willen aan werken om terug als zorgende ouders na te denken over de noden van hun kind.

— Bij de start van de therapie is er duidelijkheid over de juridische context.

— Op juridisch vlak zijn de ouders in staat om een duidelijk onderscheid te maken tussen de juridi-sche weg en de therapeutijuridi-sche mogelijkheden om conflicten op te lossen. Als het gevecht op juridisch vlak voortdurend interfereert met het therapeutisch aanbod en hier soms dwars tegen-over staat, dan is het onmogelijk om therapeu-tisch verder te werken. In dat geval wordt er eerst verwezen naar een dienst voor echtscheidings-bemiddeling.

4.3.1.2. Indicatiestelling

Na de inleidende activiteiten volgt er een duidelijke indicatiestelling om te bepalen welke therapievorm of therapieopzet het meest aangewezen is. Het is daarbij belangrijk dat de kindfactoren niet over het hoofd worden gezien. Soms is een diagnostisch on-derzoek van het kind aangewezen. De resultaten van dat onderzoek worden met de beide ouders bespro-ken (recht op alle nuttige informatie over de opvoe-ding van hun kind).

Uit deze intakefase kan resulteren dat het kind al dan niet individuele CGG-therapie nodig heeft of dat het best verwezen wordt (andere dienst voor verder on-derzoek, andere soort therapie…).

Er kan een indicatie zijn om alleen met de ouders ver-der te werken of naast ouver-dertherapie ook individueel

40. Leijssen, M. 2005.

41. Kaethoven, D. “Het goede doen”, naar een ethiek voor de kinder- en hulpverlening? Lezing gegeven op de workshopdag hulpverlening in de CGG m.b.t. kindermishandeling,19/11/2002.

(22)

met het kind te werken. De setting om beide ouders samen te zien in een oudertherapie is in het geval van vechtscheiding zo goed als onmogelijk.

In nieuw samengestelde gezinnen krijgen nieuwe partners niet automatisch een plaats in de behande-ling. Er wordt eerst bekeken welke plaats de nieuwe partner heeft in het gezin en daarna wordt er beslist of het opportuun zou zijn om de nieuwe partner bij de oudertherapie te betrekken en op welk moment hij erbij betrokken kan worden.

Soms is het ook aangewezen de ouders voor hun ei-gen problematiek naar een volwassenendienst van een CGG te verwijzen.

4.3.2.

Behandelingsfase in een CGG kinder- en jeugdteam

Afhankelijk van de indicatiestelling kan gekozen worden voor één van de volgende therapeutische vormen.

4.3.2.1. Werken met de ouders

> Doelstelling

Bij ouders in een vechtscheiding is het voornaamste doel hen terug ‘zorgende ouders’ te laten worden voor hun kinderen: ouders die de verantwoordelijk-heid voor de opvoeding van hun kinderen weer ten volle willen opnemen. Het is de taak van de thera-peut om de ouders daarin te begeleiden.

> Vormen van oudertherapie

Wanneer de ouders een hulpvraag hebben en bereid zijn om hun handelen aan te passen aan de noden van het kind, ontstaat er ruimte voor verandering en kan met een oudertherapie gestart worden.

Die kan onder verschillende vormen worden aange-boden:

Met de ex-partners samen als ouder

In de therapie kan men met beide ouders samen-werken zodat ze elk als ouder zo goed mogelijk voor hun kind zorgen als het kind bij hen is. The-rapie met beide ouders samen is echter in geval van vechtscheiding quasi onmogelijk.

Met elk van de ouders afzonderlijk

Beide ouders kunnen wel bereid zijn om verder als ouders na te denken over de noden van hun kind, maar ze kiezen ervoor om dat niet samen met hun ex-partner te doen.

(23)

kinderen te beschermen in een spanningsvolle fase naar aanleiding van conflicten rond ouder-schapsreorganisatie:

- als kind verlies je niet een ouder

- stilstaan bij de benadeling die je als kind on-dervindt als je ouders gescheiden zijn - de variaties van ouderschap na scheiding

be-spreken

- het kind helpen om posities en contexten te leren omschrijven

- kinderen leren zien dat ze invloed hebben op hun ouders

- kinderen leren zien dat ze door veel meer za-ken worden beïnvloed dan alleen door hun ouders.

Het aanbieden van deze hulpbronnen biedt de kinderen steun. Ze geven hen het gevoel van dui-delijkheid, zelfwaardering, zinvolheid, ergens goed in te zijn en ergens bij te horen.

Groepsprogramma’s voor kinderen in echtscheidingssituaties

Voor alle kinderen is de scheiding van hun ou-ders een ingrijpende periode. Kinderen hebben er nood aan om hun ervaringen te delen en ze doen dat het liefst met lotgenoten. De belangrijk-ste componenten die in een groep voor kinderen aan bod kunnen komen zijn:

- ondersteunende psycho-educatie (uitleg over wat een scheiding inhoudt)

- het aanleren van probleemoplossingsvaar-digheden

- het aanleren van sociale vaardigheden - het leren omgaan met stress.

Met één ouder

Soms is het in de realiteit enkel mogelijk om met één ouder te werken. Als blijkt dat één ouder goed zorg draagt voor het kind en niet meedoet aan de vechtscheiding, dan heeft het kind toch op één plaats een veilige, betrouwbare omge-ving. Dat geldt als een belangrijke protectieve factor voor de ontwikkeling van het kind.

Als er enkel met één ouder verder gewerkt kan

worden, dan blijft de therapeut toch steeds in ge-dachten houden dat het kind twee ouders heeft. Bij de ene ouder zal men ruimte creëren om de andere ouder een plaats te geven en te erkennen als ouder van het kind.

De therapeut doet zeker geen veroordelende uit-spraken over de andere ouder.

Met de biologische ouder samen met de nieuwe partner

Vanuit de indicatiestelling kan blijken dat het aangewezen is om de nieuwe partner te betrek-ken bij de oudertherapie.

> Beslissingsboom bij het werken met de ouders

Bij het werken met ouders in een vechtscheiding is het niet altijd gemakkelijk om te beslissen met wie en hoe men het best een therapie aanbiedt. Een schema kan dit verduidelijken.

4.3.2.2. Werken met de kinderen

> Doelstelling

De algemene doelstelling bij het werken met kin-deren is dat men alles wil doen wat nodig is om het kind tevreden te maken met zichzelf en in zijn leven. Meer concreet streeft men ernaar om de kinderen: — te helpen bij het verwerken van hun ervaringen

— te leren om inzicht te krijgen in de situatie — middelen aan te reiken om hun weerbaarheid te

verhogen

— te begeleiden bij het werken aan hun zelfbeeld — te helpen om hun gevoelens van veiligheid te

ver-groten.

> Diagnose en indicatiestelling

Een uitgebreid diagnostisch onderzoek is soms no-dig om uit te maken welke problemen het kind on-dervindt door een eigen problematiek (leerstoornis, autisme…) en welke problemen eerder moeten wor-den toegeschreven aan het voortdurend geklemd zit-ten tussen twee ouders (depressie, gedragsproble-men). Indicatieonderzoek is nodig om de passende therapie te bieden.

De bevindingen van dit onderzoek en het therapie-opzet wordt in een adviesgesprek meegedeeld aan beide ouders. Daarbij moet men rekening houden met de punten die hoger al werden vermeld, name-lijk dat beide ouders recht hebben op informatie over objectieve gegevens zoals diagnose en voor-stel tot behandeling. Men geeft echter geen details van wat het kind in vertrouwen heeft meegedeeld. Daarbij moeten ook de regels van de DRM (decreet rechtspositie van de minderjarige) gevolgd worden.

> Vormen

Individuele sessies met het kind

In de individuele sessies met het kind zal men het kind helpen de moeilijke scheidingssituatie van zijn ouders te verwerken. Het is belangrijk om het kind weerbaar te maken zodat het zich niet langer de speelbal voelt in het gevecht van zijn ouders. Lieve Cottyn42 spreekt van zes

hulp-bronnen die kunnen worden aangesproken om

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

doorbrengen, kinderen met andere kinderen kunnen samen spelen en/ of ouders andere ouders kunnen ontmoeten in de. aanwezigheid van

Wanneer een organisatie mensen laat samen komen, betekent dit niet per definitie dat er een open plaats gecreëerd wordt waar iedereen zich welkom voelt en waar kinderen

Mijn ouders hebben na een tijd beslist dat ik bij mijn vader blijf wonen en zo veel mogelijk naar mijn moeder ga.. Hun uitleg is

[r]

Vermoed kan worden dat in de meeste gevallen deze 10 mensen geen betaald werk hadden gevonden, maar geheel zeker is dat niet voor alle 10.. Vandaar dat besloten is om in te perken

Het gaat over jeugdigen die voor de coronacrisis al niet goed in hun vel zaten, waarbij de mentale problemen zo sterk zijn toegenomen dat zij dringend hulp nodig hebben.. Ook is

In de helft van de gevallen dient de diagnostiek in een besloten/gesloten omgeving plaats te vinden (dit betreft 11% van de totale groep jongeren), bij de anderen is er geen

Heel soms komt het voor dat een zwangere zich de gehele zwangerschap down of wat depressief voelt: dit kan een prenatale depressie zijn.. Niet fijn, want eigenlijk zou je het