• No results found

Willen we elke kleur en geur wel weten? Een onderzoek naar tekstkenmerken van stijl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willen we elke kleur en geur wel weten? Een onderzoek naar tekstkenmerken van stijl"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anne Lieke ter Hark Studentnummer: 0594571 Begeleider: prof. dr. K.H. van Dalen-Oskam Tweede lezer: drs. E.J. Rietstap Master Redacteur/editor Universiteit van Amsterdam Oktober 2016

Willen we elke kleur en geur wel weten?

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Literaire kwaliteit: van norm naar empirie 5

2.1. Inleiding 5

2.2. Tekstuele benadering 6

2.3. Contextuele benadering 8

2.4. Het literaire veld 10

2.4.1. De rol van uitgeverijen 10

2.4.2. De rol van literaire kritiek 11

2.5. Computationele benadering 13

2.6. The Riddle of Literary Quality 15

3. Receptieonderzoek 18

3.1. Inleiding 18

3.2. Haar naam was Sarah 18

3.2.1. Literaire kritiek 19 3.2.2. Lezersoordelen 21 3.2.3. Conclusie 23 3.3. Godenslaap 24 3.3.1. Literaire kritiek 24 3.3.2. Lezersoordelen 27 3.3.3. Conclusie 28 3.4. Conclusie 29 4. Computationeel onderzoek 31

4.1. Inleiding: simpel versus complex 31

4.1.1. Lexicaal niveau 32

4.1.2. Syntactisch en semantisch niveau 35

4.1.3. Methode: Stylo en AntConc 37

4.2. Dimensies van stijl 44

5. Samenvatting en conclusie 47 5.1. Samenvatting 47 5.2. Conclusie 49 6. Evaluatie 51 7. Literatuurlijst 53 8. Bijlagen 57

8.1. Bijlage 1: Lezersoordelen Haar naam was Sarah 57

(3)

1. Inleiding

In zijn roman De zevende functie van taal (2016) – een mengeling van fictie en non-fictie – bespreekt de Franse auteur Laurent Binet het werk van een van de belangrijkste grondleggers van de linguïstiek, Roman Jakobson. In de wetenschappelijke literatuur wordt Jakobson vooral aangehaald vanwege zijn onderscheid in functies van taal, en met name de ‘poëtische functie’. Binet schrijft hierover:

Zij heeft betrekking op de taal als esthetisch middel. Het spelen met de klanken van de

woorden, de alliteraties, de assonanties, de herhalingen, het effect van parallellisme of ritme, het valt allemaal onder deze functie. Die vind je in gedichten uiteraard, maar ook in liedjes, in de koppen van de kranten, in redevoeringen, in reclameslogans of politieke slogans…1

Jakobson had ook al oog voor taal als een systeem dat min of meer automatisch verloopt. Binet bespreekt dit ook. Elke keer dat we een zin formuleren, kiezen we een woord uit een lijst van woorden die we in ons hoofd hebben en langs laten komen: onze woordenschat. Wanneer we dit gedaan hebben, gaan we verder met de zinsbouw: we kiezen andere woorden om zo een of meerdere zinnen te vormen, en soms een heel betoog. Deze handelingen voeren we uit zonder dat we het beseffen, zo parafraseert Binet Jakobson.2

Binnen de toepassing van de digital humanities op literatuur, het terrein van deze scriptie, wordt Jakobson vaak genoemd. Hij is een formalist die met zijn poëtische functie de literaire waarde van een tekst als iets eigens van de tekst beschouwt. Ook in het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality, dat onder leiding van prof. dr. Karina van Dalen-Oskam aan het Huygens ING wordt uitgevoerd, ligt de nadruk op de taal zelf. In dit project worden formele kenmerken van een literaire tekst digitaal en empirisch onderzocht. Taal is volgens deze benadering dus meetbaar. Sommige kenmerken, zoals een al dan niet rijke woordenschat of de lengte van zinnen, zijn vrij gemakkelijk te onderzoeken. Andere kenmerken, zoals syntactische, semantische en narratieve structuur, vereisen een diepere computationele analyse. De woordenschat en zinsbouw zoals Jakobson die formuleert, zijn hiermee te vergelijken.

Hoewel Jakobson kennelijk inzag dat onze omgang met taal grotendeels niet bewust verloopt, beschikte hij niet over de techniek om taal ook ‘op afstand’ te lezen of bestuderen. Met de komst van computationele methoden en technieken is het nu veel gemakkelijker geworden om de kenmerken van een tekst of een serie teksten die de lezer niet zonder meer observeert, maar die wel samenhangen met zijn of haar oordeel over literaire kwaliteit, in kaart te brengen. De afstand die bij Jakobson nog bestaat tussen de poëtische functie van taal en taal als iets dat meetbaar is, kan met de computationele methode wellicht kleiner worden gemaakt.

In deze scriptie onderwerp ik twee romans aan een computationele analyse: Haar naam was Sarah van de Frans/Britse schrijfster Tatiana De Rosnay en Godenslaap van de Vlaamse auteur Erwin Mortier. Op

Godenslaap is de poëtische functie van Jakobson goed van toepassing. In dit boek lijkt het te gaan om

taal als taal. Haar naam was Sarah is een ander verhaal. In dit boek overheerst eerder de emotieve functie van taal zoals Jakobson die beschrijft: de functie die ‘beoogt blijk te geven van de positie van de zender

1 Binet, L. De zevende functie van taal. Amsterdam: Meulenhoff, 2016: 126-127. 2 Ibid: 124-125.

(4)

ten opzichte van zijn boodschap’.3 Lezers en critici waarderen het boek van Mortier hoog op de schaal van literariteit en dat van De Rosnay beduidend lager.

De vraag die ik in deze scriptie aan de orde stel, is of er onderliggende, formele tekstkenmerken gevonden kunnen worden die correleren met de intuïtieve en kwalitatieve oordelen van zowel lezers als critici over de literaire kwaliteit van beide romans. Voor het traceren van patronen van formele

tekstkenmerken maak ik gebruik van verschillende computationele en statistische technieken. De methode van het onderzoek in mijn scriptie is daarmee empirisch van aard. De nadruk op de empirische methoden binnen de huidige digital humanities is het grote verschil met de normatieve aanpak van eerdere literatuurcritici, waaronder ook Jakobson.

De hernieuwde aandacht voor intrinsieke tekstkenmerken binnen de taalwetenschap en

literatuurwetenschap contrasteert met de sociologische aanpak die enkele decennia heeft gedomineerd. Volgende deze sociologische benadering wordt de literaire waarde van een auteur of roman niet bepaald door intrinsieke kenmerken maar door cultuur en sociale omstandigheden. In deze scriptie wordt de invloed van cultuur en sociale omstandigheden op oordelen over literatuur niet ontkend. Het doel van de scriptie is om empirisch te onderzoeken of er daarnaast ook intrinsieke kenmerken een rol kunnen spelen.

De indeling van deze scriptie is als volgt:

In hoofdstuk 2 bespreek ik onder het kopje ‘tekstuele benadering’ de formalistische traditie in de literatuurkritiek die aan het begin van de twintigste eeuw opkwam. Onder het kopje ‘contextuele benadering’ bespreek ik de sociologische traditie van de afgelopen decennia, met speciale aandacht voor het – ook in Nederland – invloedrijke werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu. Onder het kopje ‘computationele benadering’ behandel ik de opkomst van de computationele methode in de

taalwetenschap en literatuurwetenschap.

In hoofdstuk 3 bespreek ik eerst de methodiek en uitkomsten van het Nationale

Lezersonderzoek, gericht op Haar Naam was Sarah en Godenslaap. Vervolgens zoom ik in op de oordelen van zowel de critici als de respondenten van het lezersonderzoek over de stijl en het thema van beide boeken.

In hoofdstuk 4 ten slotte vertaal ik deze uitspraken naar een stilistische onderzoeksvraag en toets ik deze vraag aan de hand van computationele technieken. Daarop volgt een analyse op basis van eerder onderzoek en de scriptie sluit af met een samenvatting en conclusie (hoofdstuk 5) en evaluatie (hoofdstuk 6).

3 Binet: 125 (zie noot 1).

(5)

2. Literaire kwaliteit: van norm naar empirie 2.1 Inleiding

Al sinds de opkomst van de term ‘literatuur’ rond 1800 is er discussie over de vraag wat onder dit begrip wordt verstaan en wat de reikwijdte ervan is. Vóór 1800 was ‘letteren’ het gangbare begrip. Hiermee werden alle geschriften bedoeld die geproduceerd werden door de geesteswetenschappen. Pas aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw werd ‘letteren’ (‘literatuur’) in het buitenland gangbaar in de betekenis van ‘datgene wat de menschelijke geest in de vorm van proza of poëzie heeft geschapen met de bedoeling om iets schoons te geven, de letterkunde.’ Tot in de twintigste eeuw bleef de betekenis van ‘literatuur’ ruim genoeg om er het werk van zowel essayisten als

kunstbeschouwers, filosofen en historici onder te laten vallen.4

Tegenwoordig omvat het begrip slechts het werk van schrijvers, en zelfs dat is nog ruim genomen. Er is nog maar een selecte groep auteurs waarvan we het werk ‘literair’ noemen. De vraag wat een werk literair maakt, of de vraag waarom bepaalde boeken tot de canon van de westerse literatuur behoren en andere niet, is echter niet eenvoudiger geworden. Literatuurwetenschappers, sociaal wetenschappers en filosofen debatteren nog steeds met elkaar over de vraag wat werken die we literair noemen onderscheidt van zogenaamde niet-literaire werken. Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Bestaan er wel intrinsieke, universele kenmerken die een werk moet bezitten om de waarde ‘literatuur’ te verkrijgen? Of is ‘literair’ niets meer of minder dan een waarde die men toeschrijft aan een werk op grond van historische en sociale omstandigheden?5

Deze twee benaderingen van het begrip literariteit (dat wat een tekst literair maakt) behandel ik in deze scriptie onder de noemer van respectievelijk de tekstuele benadering en de contextuele

benadering. Dit onderscheid sluit aan bij wat door David Fishelov respectievelijk de beauty party en de

power party wordt genoemd.6 In de volgende twee paragrafen zullen deze benaderingen worden toegelicht.

4 Dorleijn, G.J. en C.J. van Rees, red. De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000. Nijmegen: Vantilt, 2006: 28-29.

5 Kuitert, L. ‘De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: een historische schets 1800-2008.’ Stilet, jrg. 20, nr. 2 (2008): 67-87.

6 Fishelov, D. Dialogues with/and great books. The dynamics of canon formation. Eastbourne: Sussex Academic Press, 2010.

(6)

2.2 Tekstuele benadering

In zijn boek Dialogues with/and great books (2010) schetst David Fishelov het debat over literariteit aan de hand van wat hij de beauty party versus de power party noemt. De beauty party begint volgens Fishelov al bij de Griekse filosoof Aristoteles die in zijn werk Poetica uit 335 v.Chr. beargumenteerde dat een poëtisch werk (een ‘drama’) een zekere lengte moest bezitten – met onder andere gebeurtenissen en karakters – maar dat die lengte binnen de grenzen van het waarnemingsvermogen van de toeschouwer moest liggen; die moest het drama als een geheel kunnen vatten. Aristoteles gaf hiermee aan dat intrinsieke en waarneembare kenmerken van een literaire tekst een tekst groots, of minder groots, maken. Hoe meer van zulke eigenschappen onderscheiden worden des te groter de kans dat het betreffende werk tot de top of canon behoort. In de loop der eeuwen is gediscussieerd over de vraag wat dan die esthetische kwaliteiten precies zijn en of zij een objectieve of (inter)subjectieve status hebben. Maar het basisidee van de beauty party, aldus Fishelov, is dat de status van een literair werk een functie is van zijn relevante esthetische eigenschappen.7

In deze scriptie gebruik ik de term ‘tekstuele benadering’ en niet beauty party. Onder de tekstuele benadering versta ik dan de hierna te bespreken formalistische traditie binnen de

literatuurwetenschap. In het algemeen gaat de tekstuele benadering ervan uit dat literatuur intrinsieke kenmerken heeft die haar deze waarde verlenen. Dit wil zeggen dat er aan de hand van bijvoorbeeld de structuur van een tekst, de zinslengte of woordkeus vastgesteld kan worden of een tekst literair is of niet.

Een klassiek voorbeeld van de tekstuele benadering is afkomstig van Roman Jakobson, die het concept ‘poëtische functie’ op invloedrijke wijze heeft geherformuleerd. De poëtische functie van een tekst is haar vermogen om de aandacht naar zichzelf – als tekst – toe te trekken. Jakobson ging uit van het idee dat teksten verschillende functies kunnen hebben, waarbij de ene functie dominanter is dan de ander. Zo kan een en dezelfde tekst informatie uitwisselen over een bepaald onderwerp, iets zeggen over hoe de zender zich ertoe verhoudt (emotieve functie) en dus ook de aandacht op de taal of vorm zelf richten. Bij een literair werk is de poëtische functie het meest dominant. Maar hoe treedt taal als taal op de voorgrond? Hoe onderscheidt taal met een poëtische functie zich van standaardtaal? Om dit uit te leggen gaat Jakobson ervan uit dat taal een medium is met verschillende dimensies: klank, ritme, betekenis, zinstructuur en de opmaak van een pagina. Als meerdere dimensies van taal tegelijkertijd geactiveerd zijn, wordt de poëtische functie het best zichtbaar. Het resultaat is een complexe tekst: een tekst met verschillende lagen, waarbij het taalgebruik een meerwaarde heeft.8

Een auteur die bij uitstek heeft aangegeven wat er gebeurt wanneer de poëtische functie ‘actief’ is, is de invloedrijke literatuurwetenschapper en formalist Viktor Sjklovski (1893-1984). Hij verzette zich tegen het idee dat literatuur niets anders is dan het overbrengen van ideeën of uitwisselen van informatie. In dat geval zou je namelijk ook op een andere manier je ideeën over kunnen brengen, bijvoorbeeld door middel van een preek. Literatuur is volgens Sjklovski gemaakt om mensen wakker te schudden, om mensen aan het denken te zetten. Hij stelt dat de functie van literatuur is om het vertrouwde – datgene wat wij op de automatische piloot benaderen – juist ‘vreemd’ te maken en ons zo aan het denken te

7 Fishelov 2010: 30-34.

8 Jakobson, R. ‘Linguïstiek en poëtica.’ In: Heusden, B. van, W. Steffelaar en P. Zeeman, red. Literaire cultuur. Tekstboek. Heerlen: OUNL/Nijmegen: SUN,2001:22-33.

(7)

zetten. Deze functie hangt wezenlijk samen met de vorm van het gedicht of het verhaal: door de tekst op een bepaalde manier vorm te geven, brengt hij vervreemding tot stand. Inhoud en vorm zijn dus intrinsiek samenhangend.9

Zoals hierboven aangegeven is met de opkomst van de computationele benadering de interesse voor intrinsieke kenmerken van (literaire) teksten weer toegenomen. In tegenstelling tot de normatieve tekstuele benadering van Jakobson en Sjklovski is de computationele benadering empirisch. Voordat ik echter in kan gaan op de computationele benadering, is een behandeling van een andere empirische benadering vereist.

9 Sjklovski, V. ‘De kunst als priom [1917].’ In: Heusden, B. van, W. Steffelaar en P. Zeeman, red. Literaire cultuur. Tekstboek. Heerlen: OUNL/Nijmegen: SUN,2001:104-121;Zie voor een overzicht van onder meer Jakobsons en

Sjklovski’s opvattingen ook: Brillenburg Wurth, K. en A. Rigney, red. Het leven van teksten: een inleiding tot de literatuurwetenschap. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.

(8)

2.3 Contextuele benadering

De contextuele (‘institutionele’) benadering gaat ervan uit dat literaire teksten hun specifieke karakter danken aan de manier waarop zij geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd worden. De

contextuele benadering reageert daarmee op de tekstuele benadering. Volgens de contextuele benadering kennen teksten geen intrinsieke kenmerken waaraan zij hun literariteit ontlenen, maar bestaat ‘literair gehalte’ slechts omdat een stelsel van sociale instituties literaire waarde aan een werk toeschrijft. Wat wordt waargenomen als de literaire kwaliteit van een boek, is volgens deze benadering direct verbonden met de sociaal bepaalde werkingskracht van instituties, zoals uitgeverijen, boekhandels en critici. De aandacht ligt in de contextuele benadering dan ook bij de rol die literaire instituties spelen bij de beeldvorming rond teksten en schrijvers.10

Een voorman van de contextuele benadering is de invloedrijke Franse socioloog Pierre Bourdieu. Zijn opvattingen over kunst in het algemeen en literatuur in het bijzonder komen voort uit een

overkoepelende theorie over menselijk handelen. Volgens Bourdieu kan het menselijk handelen alleen worden opgevat als een complexe interactie tussen drie elementen: ‘habitus’, ‘kapitaal’ en ‘veld’.11

‘Habitus’ verwijst naar gedragsdisposities die in het verleden, door opvoeding en voorbeelden, zijn gevormd. Het menselijk gedrag komt volgens Bourdieu niet simpelweg tot stand door aanpassing aan externe, objectieve regels – zoals de structuralisten in de Franse traditie beweerden – , noch uit een subjectieve impuls – zoals de existentialisten dachten. Mensen volgen regels niet slechts op, maar gaan er strategisch mee om op grond van eerdere ervaringen. De strategie die mensen volgen is geen individuele aangelegenheid maar sociaal en cultureel bepaald.12

‘Kapitaal’ is het geheel van bronnen waaruit mensen putten. Bourdieu onderscheidt

economische, culturele, sociale en symbolische vormen van kapitaal. Een dispositie komt tot stand door een (beperkt) aanbod van kapitaal. Bijvoorbeeld, een esthetische dispositie voor kunst om de kunst komt eerder voor in gezinnen waarin er een ruim aanbod aan cultureel kapitaal is.13

‘Veld’ verwijst naar de sociale context van handelen. De sociale context is een permanente strijd om de beschikbaarheid van beperkt kapitaal. Bourdieu ziet de samenleving als een verzameling van zulke velden: economisch, religieus, juridisch en artistiek. Het kapitaal van de kunsten brengt Bourdieu onder de noemer van ‘symbolische goederen’. Het veld waarbinnen de productie en waardering van kunst plaatsvindt noemt hij het culturele veld en, in het specifieke geval van literatuur, het ‘literaire veld’. Het handelen van kunstenaars en kunstbeschouwers, inclusief literaire critici, moet dus gezien worden als iets dat gevormd wordt door symbolisch kapitaal en het culturele of literaire veld.14 Bourdieu onderscheidt vervolgens een cultureel veld van ‘beperkte productie’ en een veld van ‘massaproductie’. Het literaire veld is een veld van beperkte productie. Dit veld wordt voornamelijk bepaald door critici die een ‘creatieve’ interpretatie verschaffen ten goede van de kunstenaars. De productie van literatuur, inclusief de literaire kritiek, ziet Bourdieu dus als een proces dat geïsoleerd van

10 Dorleijn en Van Rees 2006 (zie noot 4).

11 Bourdieu, P. en R. Johnson (ed.). The Field of Cultural Production: Essays on art and literature. New York: Columbia University Press, 1993: 74-111.

12 Ibid. 13 Ibid. 14 Ibid.

(9)

de bredere maatschappij plaatsvindt.15 De autonomie van de kunstenaar of van het oordeel over kunst is volgens Bourdieu schijn. Het zijn juist sociale instituties binnen het literaire veld die verantwoordelijk zijn voor wat als de canon van literatuur wordt beschouwd. Volgens Bourdieu verhult het beroep op autonomie het feit dat literatuur sociaal bepaald is en dat het dus draait om de complexe interactie van habitus, kapitaal en veld.

De ‘materiële productie’ van literatuur, zoals de activiteiten van uitgevers, schrijvers en subsidieverstrekkers, vindt plaats tegen de achtergrond van het beschikbare kapitaal. Hetzelfde geldt voor de ‘symbolische productie’ van literatuur; de immateriële toekenning van de waarde literatuur binnen instanties als literatuurkritiek, literatuuronderwijs, literaire tijdschriften, pers en media.16 Het kapitaal waaruit men kan putten is binnen dit veld schaars. Niet iedereen kan een geambieerd beroep als kunstenaar of criticus realiseren. Het aantal subsidies of fondsen is immers beperkt en uitgeverijen zijn elkaars concurrent. Dat maakt het handelen binnen het literaire veld tot een strijd vol van belangen. Binnen het literaire veld zijn actoren dan ook druk bezig om zich de bevoegdheid toe te eigenen te kunnen bepalen wat goede literatuur is, wie een groot schrijver is et cetera. Die bevoegdheden worden vervolgens weer ter discussie gesteld, wanneer een nieuwe orde van kunstenaars en kunstcritici zich aankondigt en de strijd met gevestigde namen aangaat.17 Nieuwe recensenten kunnen bijvoorbeeld zeggen dat ze het anders gaan doen dan de reeds gevestigde recensenten. Het onderliggende belang is volgens Bourdieu dat zij daarmee een plek verwerven binnen het literaire veld. Zo ontstaat er wel een tegenstelling: nieuwe recensenten of debutanten zetten zich af met tegelijkertijd als doel opgenomen te worden in de wereld van de ‘echte kunst’.

Een voorbeeld van de bovengenoemde onderliggende belangen binnen het literaire veld, en met name de literatuurkritiek, is het onderscheid tussen kunst en commercie. Dit komt duidelijk naar voren in een onderzoek dat cultuursociologen Thomas Franssen en Giselinde Kuipers deden naar de besluitvorming van redacteuren in het Nederlandse literaire veld. Redacteuren blijken anders te praten wanneer zij het over thrillers of chicklit hebben dan wanneer zij het over meer ‘verantwoorde’ fictie hebben, zoals literatuur. Als het gaat om literatuur, gebruiken redacteuren termen als ‘gevoel’ en ‘intuïtie’ en claimen ze dat criteria niet gestandaardiseerd kunnen worden en zelfs niet geëxpliciteerd. Maar wanneer het om thrillers of chicklit gaat, gaat het over de ‘truc’ van een goede thriller en de invulling van het ‘format’, en ligt er meer nadruk op de rationele en zakelijke kant van hun beslissing.18 Franssen en Kuipers zeggen hierover:

De grote nadruk op het spontane en emotionele karakter van hun beslissingen over ‘echte’ literatuur onderstreept zowel de superioriteit van literatuur, als de legitimiteit van het beroep van redacteur. Literatuur, net als elke vorm van ‘echte’ kunst, wordt gepresenteerd als iets wat buiten het bereik van een gewone sterveling ligt, het resultaat van een creatief proces dat nooit volledig begrepen kan worden. Anders dan genrefictie kan literatuur niet worden getemd en voorspelbaar gemaakt.19

15 Bourdieu en Johnson 1993: 115-116 (zie noot 11). 16 Kuitert 2008: 68 (zie noot 5).

17 Janssen, S. In het licht van de kritiek: variaties en patronen in de aandacht van de literatuurkritiek voor auteurs en hun werken. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1994: 13-33.

18 Franssen, T. en G. Kuipers. ‘Overvloed en onbehagen in de mondiale markt voor vertalingen.’ Sociologie, jrg. 7, nr. 1 (2011): 81.

(10)

2.4 Het literaire veld

Bourdieus opvattingen hebben in de Nederlandse literatuurwetenschap geleid tot een zogenaamde empirische literatuursociologie. In deze benadering spelen literaire instituties, en met name de literatuurkritiek, een cruciale rol. Communicatiewetenschapper Wouter de Nooy heeft in zijn proefschrift de definitie van Hugo Verdaasdonk en Cees van Rees als uitgangspunt genomen. Zij verstaan onder een literaire institutie een ‘constellatie van actoren die een specifieke taak vervullen in de productie, distributie en promotie van literatuur’.20 Literaire instituties regelen dus de productie en verspreiding van literatuur, en daarmee bepalen zij wat er als literatuur wordt gezien. Als voorbeelden noemen Verdaasdonk en Van Rees de uitgeverij, boekhandel, bibliotheek, literatuurkritiek, het

literatuuronderwijs en het geheel van organisaties die zich bezighouden met literatuurbeleid. Bij elkaar worden ze ook wel het ‘literaire veld’ genoemd. Dit literaire veld beïnvloedt de manier waarop ook niet-professioneel in literatuur geïnteresseerden – de ‘gewone’ lezers – met literatuur omgaan en erover spreken.21

2.4.1. De rol van uitgeverijen

Dat uitgeverijen een rol spelen bij de beeldvorming over de kwaliteit van boeken, wordt door velen erkend. Ze vervullen een specifieke taak in zowel de productie, distributie als promotie van literatuur. Maar hoe groot is deze rol en op welke manier hebben uitgeverijen precies invloed?

De uitgeverij is als literaire institutie degene die het productieproces van een boek van begin tot eind begeleidt. Ze kan dan ook op verschillende manieren onze verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit of literariteit van een werk sturen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de manier waarop er promotie voor wordt gemaakt, het type omslag, de uitvoering, de prijs en niet te vergeten de naam en reputatie van de uitgeverij zelf.22

Met de vormgeving van een literaire uitgave kunnen uitgevers zich gemakkelijk van elkaar

onderscheiden. De uitgever kiest in welke specifieke vorm een boek wordt uitgegeven. Dit bepaalt mede de uitstraling van het uitgevershuis. Hij kan bijvoorbeeld een werk als paperback uitgeven, of in gebonden vorm, of een boek publiceren als onderdeel van een bepaalde literaire reeks. Ook het omslag speelt een belangrijke rol. Hieraan kan je vaak direct zien of je te maken hebt met een literaire roman of juist met een streekroman. Al deze beslissingen hebben uiteindelijk invloed op de beeldvorming over een werk.23

Daarnaast heeft de uitgeverij de beschikking over diverse promotiemiddelen om de receptie van haar werk in een bepaalde richting te sturen, waaronder de ‘wervende tekst uit de uitgeverskoker’ (flapteksten, advertenties, prospectussen), de ‘niet-betaalde consumentgerichte publiciteit’ zoals de toezending van recensie-exemplaren aan relevante bladen, het onderhouden van contacten met

20 Nooy, W. de. Richtingen & lichtingen: literaire classificaties, netwerken, instituties. Diss. Katholieke Universiteit Brabant, 1993: 10; Verdaasdonk, H., ‘Kwaliteitshiërarchieën in boeken ten behoeve van het onderwijs in de Nederlandse literatuur.’ Spektator, jrg. 13, nr. 4 (1984): 250; Rees, C.J. van. ‘Introduction: Advances in the empirical sociology of literature and the arts: the institutional approach.’ Poetics, jrg. 12, nr. 4-5 (1983): 292; 21 Ibid.

22 Kuitert 2008: 75 (zie noot 5).

(11)

recensenten en programmamakers en het lobbyen voor literaire prijzen, en de begeleiding van de auteur bij lezingen, signeersessies, en interviews.24

Verder stuurt de uitgeverij onze verwachtingen ten aanzien van de literariteit en kwaliteit van een werk via haar eigen naam en reputatie die ze in de loop van de tijd heeft opgebouwd. Het al dan niet bezitten van prestige straalt af op haar producten en beïnvloedt tot op grote hoogte hoe haar auteurs en titels worden ontvangen door critici en andere relevante partijen binnen het literaire veld.25

De activiteiten die binnen de ene institutie ondernomen worden, hebben consequenties voor andere instituties. Bij de keuzes die een uitgeverij maakt, is dit duidelijk zichtbaar. Een uitgeverij zal altijd proberen om positieve aandacht te krijgen van de literatuurbeschouwing. Ze heeft er namelijk belang bij om een zeker cultureel prestige te verwerven voor haar fonds. Literatuurcritici brengen niet alleen de titels onder aandacht van het publiek maar dragen ook bij aan de totstandkoming van de eventuele literaire waarde van een titel. Deze waarde draagt uiteindelijk weer bij aan de beeldvorming van de literaire uitgeverij en daarmee aan het culturele prestige van het fonds. 26 In de volgende paragraaf wordt getracht een beeld te vormen van de rol die deze literaire critici spelen bij het vaststellen van het begrip literatuur.

2.4.2. De rol van literaire kritiek

Naast de uitgeverij heeft de literatuurbeschouwing van alle literaire instituties de belangrijkste rol bij de indeling van literaire teksten naar soort en kwaliteit. De literatuurkritiek heeft de taak om de literaire kwaliteit en eigenheid van teksten te benoemen. Dit oordeel wordt vaak gevolgd door andere instanties die bij de productie, distributie en consumptie van literatuur zijn betrokken.27 De keuzes en uitspraken van de kritiek hebben dan ook grote invloed op hoe een boek binnen die andere instituties, zoals de boekhandel en de bibliotheek, maar ook de uitgeverij, behandeld wordt.28 Ze bepalen mede de beslissing van een literaire uitgeverij om een auteur in de gelegenheid te stellen een oeuvre op te bouwen.29 Daarnaast wegen de classificaties en oordelen van literaire critici onder andere mee bij de aanschafbeslissingen van selectoren van openbare bibliotheken, bij de beslissingen van leden van een jury om een prijs aan een auteur toe te kennen en bij het besluit van boekhandelaren om een werk in voorraad te nemen.30

Literatuurcritici met een gevestigde reputatie spelen een cruciale rol in de beeldvorming en dragen bij aan wat Bourdieu als het gesloten circuit van symbolische productie beschouwd, dat geïsoleerd is van de bredere maatschappij. Hun oordeel wordt als heel maatgevend gezien. De

24 Glas, F. de. ‘Hebben literaire uitgeverijen invloed op de literaire canon?’ Spiegel der Letteren, jrg. 34, nr. 3-4 (1992): 298-301.

25 Janssen, S. ‘Onderzoek naar twintigste-eeuwse uitgeverijen. Een stand van zaken.’ Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, jrg. 7 (2000): 65-79.

26 Glas, F. de. ‘Het uitgeversfonds als voorwerp van studie binnen een “institutionele” benadering.’ Tijdschrift voor Taal- en Tekstwetenschap, jrg. 6 (1986): 246.

27 Dorleijn, G.J. en C.J. van Rees. De impact van literatuuropvattingen in het literaire veld: aandachtsgebied literatuuropvattingen van de Stichting Literatuurwetenschap. Den Haag: Stichting Literatuurwetenschap, 1994. 28 De Nooy 1993: 11 (zie noot 20).

29 Rees, C.J. van. ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek.’ In: Verdaasdonk, H., red., De regels van de smaak. Amsterdam: Uitgeverij Joost Nijsen, 1985: 66-67.

(12)

reputaties van critici en van auteurs raken daardoor onderling verbonden.31 Wanneer een criticus die een goede reputatie heeft opgebouwd een werk als literair beoordeelt, zal de auteur ook eerder het stempel ‘literair’ krijgen. Critici werken onderling vaak samen en komen daardoor uiteindelijk vaak tot een overeenstemmend oordeel. Hier vloeit uit voort dat de uitspraken van verschillende critici over het werk van dezelfde auteur in de loop van de tijd steeds meer op elkaar gaan lijken. Dit wordt ook wel orkestratie genoemd.32 De test of een boekbespreking goed is, berust niet zozeer op een controle van de uitspraken aan de hand van de tekst, maar eerder op een overeenkomst of vergelijkbaarheid met uitspraken van gewaardeerde en gereputeerde collega’s.33

Zo raakt wat Bourdieu het veld van ‘beperkte productie’ noemt (zie § 2.3) steeds verder geïsoleerd van de bredere maatschappelijke context. De boeken die door de literaire kritiek het meest worden

gewaardeerd zijn het product van orkestratie, en omgekeerd herkennen en erkennen de schrijvers de normen van de literaire kritiek.

Wat iets tot ‘echte’ literatuur maakt is volgens de contextuele benadering dus niet een verzameling van stilistische kenmerken maar een complexe interactie van disposities, schaarste van bronnen en belangenstrijd.

31 Dorleijn en Van Rees 1994: 7 (zie noot 27). 32 De Nooy 1993: 190 (zie noot 20).

(13)

2.5 Computationele benadering

De tekstuele benadering verloor door onder andere de opkomst van de contextuele benadering langzaam aan terrein. De laatste jaren is het echter binnen het onderzoek naar met name literaire stijl weer gangbaar om de aandacht te richten op tekstkenmerken. Anders dan voorheen wordt er nu gebruik gemaakt van empirische en kwantitatieve methoden om (literaire) teksten op diverse

taalkundige aspecten te onderzoeken. De achtergrond voor deze verschuiving is de opkomst van de

digital humanities.

De naam digital humanities is aan het begin van deze eeuw ontstaan. Deze naam kan het best worden beschouwd als een overkoepelende term voor een brede verzameling aan activiteiten zoals online opslag, data mining en geografische informatiesystemen, zoals die bijvoorbeeld in archeologisch onderzoek worden gebruikt of in museale context. Ook historici maken in toenemende mate gebruik van digitale methoden en technieken, bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van correspondentie uit de achttiende eeuw. Binnen de literatuurwetenschap heeft de opkomst van de digital humanities geleid tot een hernieuwde belangstelling voor tekstuele, linguïstische kenmerken van literatuur. Zo is een nieuwe, interdisciplinaire samenwerking ontstaan tussen (computationele) taalkunde en literatuurwetenschap.34 In het licht van deze computationele benadering is er opnieuw gekeken naar wat het begrip stijl inhoudt. Dat is geen gemakkelijke opgave aangezien het begrip stijl een begrip is waarvan geen noodzakelijke en voldoende voorwaarden kunnen worden aangegeven. ‘Stijl’ kan verwijzen naar bepaalde kenmerken van een tekst, maar ook naar kenmerken van een persoonlijkheid, een manier van denken, en zelfs een historische periode in de kunstwetenschappen. Bovendien kan de term zowel descriptief als prescriptief of normatief gebruikt worden.35

In het artikel Revisiting style, a key concept in literary studies van Herrmann, Van Dalen-Oskam en Schöch wordt het begrip stijl uitdrukkelijk niet normatief gebruikt en beperkt men zich tot stijl als een vorm van taalgebruik op het grammaticale niveau. Binnen dat kader onderscheiden de auteurs een aantal definities van stijl: stijl als een intrinsieke artistieke waarde, als een holistisch kenmerk van een tekst, als een vorm van individuele expressie, stijl als een artefact dat een keuze tussen een verzameling alternatieven vooronderstelt, als afwijking van een norm en stijl als alles wat computationeel gemeten kan worden.36 Zij bespreken deze definities in de context van respectievelijk de Duitstalige, de

Nederlandstalige en de Franstalige traditie van de twintigste eeuw. Tot slot stellen zij een omschrijving voor die de verschillende definities wil laten samenkomen, en die ook de computationele benadering niet uitsluit: ‘Style is a property of texts constituted by an ensemble of formal features which can be observed quantitatively or qualitatively.’37

Een belangrijk verschil tussen deze definitie en voorgaande definities, inclusief de definities van stijl die binnen de beauty party werden onderscheiden, zoals poëtische functie of foregrounding, is de notie van complexiteit. ‘Complexiteit’ wil zeggen dat een geheel afhankelijk is van de samenstelling van haar bestanddelen. Een analyse van de bestanddelen kan dus iets zeggen over de aard van het geheel. De

34 Kirschenbaum, M. ‘What Is Digital Humanities and What’s It Doing in English Departments?’ ADE Bulletin, nr. 150 (2010): 55-61.

35 Herrmann, J.B., K. van Dalen-Oskam en C. Schöch. ‘Revisiting Style, a Key Concept in Literary Studies.’ Journal of Literary Theory, jrg. 9, nr. 1 (2015): 25-30.

36 Ibid: 30. 37 Ibid: 44.

(14)

gedachte is dat zo’n analyse ook preciezer en meer empirisch onderbouwd iets kan zeggen over het geheel, dat wil zeggen de (al dan niet literaire) stijl van een tekst. De analyse brengt elementen in beeld die de lezer met het blote oog niet ziet. Die elementen betreffen formele kenmerken van een tekst. Een tekst bestaat uit verschillende soorten formele kenmerken, zoals syllaben, lexicon, syntaxis en

semantiek. Dergelijke kenmerken komen ook op verschillende niveaus voor, variërend van het individuele woord of de hele zin tot het narratieve perspectief. De computationele benadering zoekt dus naar patronen in een tekst en die patronen kunnen zowel low level (woordfrequentie, gemiddelde zinslengte) als high level (syntactische, semantische, narratieve structuur) zijn. Het gevolg van deze nadruk op complexiteit is dat stijl niet beperkt is tot literaire teksten en dat de computationele

benadering dan ook niet die voorwaarde stelt. Een tweede belangrijk verschil is dat de patronen binnen een complex systeem gemeten kunnen worden met behulp van statistische en computationele

methoden. De bovenstaande omschrijving (zie p. 13) valt daarmee binnen een empirisch onderzoekskader.38

Tegelijkertijd tracht de omschrijving een aantal aspecten van de andere definities uit de genoemde lijst mee te nemen, bijvoorbeeld de definitie van stijl als afwijking van een norm.

Bovenstaande definitie gaat hier niet van uit; stijl behoort immers ook toe aan niet-literaire teksten. Maar men kan een tekstdeel computationeel vergelijken met een ander tekstdeel binnen die tekst, of met andere teksten. Men gebruikt dan het andere tekstdeel of de serie teksten als referentiekader of norm. Het principe van contrast dat in sommige definities binnen de structuralistische traditie als noodzakelijk wordt gezien, valt eveneens te combineren met een computationele aanpak, zij het als een empirisch te ontdekken patroon binnen teksten.39

De definitie van stijl die Herrmann, Van Dalen-Oskam en Schöch voorstellen, streeft dus een samenwerking na tussen de klassieke en kwalitatief georiënteerde literatuurbeschouwing en een

kwantitatieve benadering. Kwalitatieve en intuïtieve inzichten kunnen zo aan een kwantitatieve analyse worden onderworpen. Omgekeerd lijkt het dat de resultaten van een kwantitatieve analyse altijd een interpretatie vereisen, waarmee de verhouding tussen de computationele benadering en de

hermeneutische benadering symmetrisch is.40

38 Herrmann, Van Dalen-Oskam & Schöch 2015: 44-45. 39 Ibid: 46.

(15)

2.6 The Riddle of Literary Quality

Een voorbeeld van recent onderzoek naar literaire kwaliteit waarbij computationeel, kwantitatief onderzoek wordt aangevuld met kwalitatief onderzoek is het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality. Dit project liep van januari 2012 tot september 2016 aan het Huygens ING in samenwerking met de Fryske Akademy en het Institute for Logic, Language and Computation (Universiteit van Amsterdam), onder leiding van prof. dr. Van Dalen-Oskam.41

De onderzoekers veronderstellen in dit project in lijn met de tekstuele benadering dat formele kenmerken een belangrijke rol kunnen spelen bij het vaststellen van het literair gehalte van een fictietekst. Om na te gaan of er een correlatie bestaat tussen het voorkomen van bepaalde formele kenmerken in een tekst en de meningen die lezers hebben over het literaire gehalte van deze tekst, voeren de onderzoekers zowel computationeel als receptief onderzoek uit. Ze kijken hierbij naar patronen van samen voorkomende tekstuele eigenschappen, zoals gemiddelde zinslengte (low level) of narratieve structuur (high level). Deze eigenschappen worden vastgesteld en geanalyseerd met software die speciaal voor deze doeleinden zijn aangepast of ontwikkeld.

Het Nationale Lezersonderzoek

De benodigde lezersopinies zijn verzameld in een grote online enquête; het Nationale Lezersonderzoek. De enquête stond online tussen 4 maart en 27 september 2013 en is door 13.782 mensen ingevuld. Zij gaven hun mening over een aantal romans uit een lijst van 400 titels. Deze lijst bestond uit de boeken die in 2010, 2011 en 2012 het meest verkocht of uitgeleend zijn en die voor het eerst gepubliceerd zijn in 2007 of later.42

Respondenten konden op de lijst aangeven welke boeken zij hadden gelezen. Van minimaal zeven boeken uit de lijst moesten zij op een schaal van 1 tot 7 aangeven hoe literair en hoe goed ze deze vonden. Vervolgens werd hen gevraagd om voor een van de beoordeelde boeken waar ze een sterke mening over hadden, toe te lichten waarom ze deze goed/slecht of literair/niet-literair vonden. Dit kon zowel een gelezen als een niet-gelezen boek zijn. In deze scriptie zal het onderscheid

goed/slecht echter geen aandacht krijgen en staat het onderscheid literair/niet-literair centraal.

Daarnaast hebben de onderzoekers een aantal vragen gesteld naar niet-tekstuele factoren, zoals leeftijd, geslacht, opleiding en woonregio van de lezers alsook naar hun leesgedrag. Ze hoopten zo een beeld te krijgen van de invloed die niet-tekstuele factoren al dan niet hebben op lezersmeningen. De

antwoordmogelijkheden voor de vraag naar hoe literair of hoe goed de invuller een boek vond, zijn terug te vinden in tabel 1.

41 Zie voor meer informatie de website van The Riddle of Literary Quality. 42 Zie voor meer informatie de website van het Nationale Lezersonderzoek.

(16)

Literair/niet-literair Goed/slecht

7 – In hoge mate literair Zeer goed – 7

6 – Literair Goed – 6

5 – Enigszins literair Enigszins goed – 5

4 – Op de grens van literair en niet-literair Noch goed, noch slecht – 4

3 – Eerder niet literair Enigszins slecht – 3

2 – Niet literair Slecht – 2

1 – Absoluut niet literair Zeer slecht – 1

Tabel 1: De antwoordmogelijkheden voor respondenten van het Nationale Lezersonderzoek bij de vraag naar hoe literair/niet-literair en hoe goed/slecht ze het betreffende boek vonden.

Het boek dat het meest is aangevinkt, is Haar naam was Sarah van de Frans/Britse schrijfster Tatiana de Rosnay. Meer dan de helft van alle respondenten gaf aan dit boek te hebben gelezen; 7135 in totaal. Van 1097 van hen beschikken we over hun beoordeling in de vorm van een score. Gemiddeld scoorde het boek een 4.7 op de schaal van literariteit, waarmee het in de categorie valt die te omschrijven is als tussen ‘op de grens van literair en niet-literair’ en ‘enigszins literair’. Daarnaast beschikken we over de scores van 593 invullers die Haar naam was Sarah niet hebben gelezen. Opvallend is dat deze

respondenten het boek als minder literair zien dan degenen die het boek wel hebben gelezen; ze gaven het gemiddeld een 4.0.

Het werk dat gemiddeld de op een na hoogste score kreeg op de literaire schaal is Godenslaap van de Vlaamse schrijver Erwin Mortier. Van 818 respondenten die aangaven het boek gelezen te hebben, beschikken we over de scores. Ze gaven het boek gemiddeld een 6.6. Godenslaap valt dus in de categorie die te omschrijven is als tussen ‘literair’ en ‘in hoge mate literair’. In totaal beoordeelden 80 invullers het boek terwijl ze het niet gelezen hadden. Zij gaven het werk gemiddeld een 6.5. Het verschil in waardering tussen respondenten die Godenslaap hebben gelezen en die het niet hebben gelezen is dus gering. Voor een overzicht van de scores van beide boeken, verwijs ik naar tabel 2.

(17)

Haar naam was Sarah Godenslaap

Literair/niet-literair

Gelezen en score gegeven 4.7 6.6

Niet gelezen en score gegeven 4.0 6.5

Goed/slecht

Gelezen en score gegeven 5.7 6.2

Niet gelezen en score gegeven 4.4 6.0

Tabel 2: De gemiddelde beoordeling van de boeken Haar naam was Sarah van Tatiana de Rosnay en Godenslaap van Erwin Mortier door respondenten van het Nationale Lezersonderzoek.

(18)

3. Receptieonderzoek 3.1 Inleiding

In deze scriptie sluit ik aan op het project The Riddle of Literary Quality. Zoals reeds aangegeven in het hoofdstuk Inleiding (p. 4), sluit de tekstuele benadering die ik uitwerk de contextuele benadering niet uit. De productie en waardering van literatuur wordt in belangrijke mate gevormd binnen een sociale context (al dan niet in de stijl van Bourdieu). Maar nu de digitale methoden dit steeds beter mogelijk maken, is het interessant om te onderzoeken of er daarnaast onderliggende formele en intrinsieke tekstkenmerken zijn die een rol spelen bij de beoordeling van literatuur. Om dit vast te stellen zal ik allereerst een inventarisatie maken van zowel de literaire kritiek als de lezersmeningen uit het Nationale Lezersonderzoek.

Ik zal me daarbij richten op de twee romans die ik zojuist heb behandeld: Haar naam was Sarah en

Godenslaap. Beide boeken behandelen eenzelfde thema, maar ze zijn elk verschillend beoordeeld op het

aspect literariteit. Omdat ik slechts twee romans behandel, zijn de conclusies die uit het onderzoek voortkomen beperkt en hebben ze niet de pretentie iets te zeggen over het onderscheid tussen literair en niet-literair in het algemeen.

3.2 Haar naam was Sarah

Haar naam was Sarah (2007) vertelt het verhaal van het tienjarige Joodse meisje Sarah dat samen met

haar ouders in de nacht van 16 juli 1942 door de Franse politie wordt opgepakt en naar het Vélodrome d’Hiver in Parijs wordt gebracht, waar duizenden joden worden verzameld voor deportatie. Haar broertje verstopt ze thuis in de kast om hem tegen het gevaar te beschermen. Ze draait de deur op slot en gaat ervan uit dat ze hem later weer kan bevrijden. Sarah en haar ouders worden echter weggevoerd naar een concentratiekamp, waar de hoop op het weerzien van haar broertje steeds ongegronder wordt.

Naast de verhaallijn van Sarah loopt het verhaal van de Amerikaanse journaliste Julia Jarmond, die zestig jaar later de opdracht krijgt een artikel te schrijven over de overlevenden van de razzia. Hierbij stuit ze op de geschiedenis van Sarah, die nauw verweven blijkt met die van haar eigen schoonfamilie.43 In het eerste deel van de roman lopen deze twee verhaallijnen door elkaar, maar halverwege stopt het verhaal van Sarah wanneer zij ontsnapt uit het concentratiekamp en onderduikt.

Haar naam was Sarah is geschreven door de Frans/Britse schrijfster Tatiana de Rosnay. Het is de eerste

roman die De Rosnay in haar moedertaal Engels schreef (oorspronkelijke titel: Sarah’s Key). Het werd in 2006 voor het eerst uitgegeven bij de Franse uitgeverij Éditions Héloïse d’Ormesson. In 2007

verscheen de Nederlandse vertaling van Monique Eggermont en Kitty Pouwel bij uitgeverij Artemis & Co, destijds een imprint van uitgeverij Ambo Anthos. Het boek is in meer dan veertig landen

verschenen en er zijn wereldwijd ruim negen miljoen exemplaren van verkocht, waarvan 1,5 miljoen in Nederland. Ook de verfilming van het boek in 2010 door Gilles Paquet-Brenner, met Kristin Scott Thomas in de hoofdrol, was een groot succes. In het najaar van 2013 ging in Nederland de eerste theatervoorstelling ter wereld van Haar naam was Sarah in première.44

43 Zie voor meer informatie de boekomschrijving van Haar naam was Sarah op de website van uitgeverij Ambo Anthos.

(19)

3.2.1 Literaire kritiek Haar naam was Sarah

Haar naam was Sarah is sinds het verschijnen van de Nederlandse uitgave in 2007 verschillende keren

besproken door literaire critici. Via LiteRom – een online database van boekrecensies die in

Nederlandse en Belgische dag-, week- en maandbladen zijn gepubliceerd – heb ik de besprekingen van het boek geraadpleegd. Uit deze database bleek dat het aantal recensies van Haar naam was Sarah in dag- en weekbladen beperkt is gebleven, vermoedelijk omdat het niet als een prototypisch literair werk wordt gezien. Om die reden heb ik mijn zoektocht breder getrokken dan alleen de kritiek die via LiteRom te vinden was, en onder andere een recensie van online leesplatform De Leesfabriek en literair weblog Tzum meegenomen in mijn analyse. In onderstaande paragraaf zal ik aan de hand van mijn selectie van negen recensies bespreken welke opvattingen er onder literaire critici heersen op het gebied van achtereenvolgens de schrijfstijl en de inhoud van Tatiana de Rosnays bestseller.45

Schrijfstijl: clichématig

Wat direct opvalt aan de recensies van Haar naam was Sarah in dag- en weekbladen, is dat een groot aantal recensenten haar schrijfstijl omschrijft als ‘clichématig’. Wanneer recensente Maartje Somers in NRC Handelsblad de populariteit van ‘dit type Holocaustdrama’ tracht te verklaren, stelt ze: ‘Een zekere clichématigheid wordt dan kennelijk voor lief genomen.’46 Ook literair critica Toef Jaeger noemt De Rosnays stijl ‘ergerlijk vlak en clichématig’. ‘De ene open deur na de andere wisselt elkaar af,’ schrijft ze in NRC Next.47 Literair weblog Tzum deelt deze mening:

De roman leest door de korte hoofdstukjes vlot weg, maar daarmee is al het positieve wel gezegd. Wat een clichés weet De Rosnay achter elkaar op te schrijven. De slechteriken zijn heel slecht en de goeden zijn natuurlijk heel goed. De politieman heeft natuurlijk een ‘kille, dode blik in zijn ogen’, het meisje ‘trilde van angst’, haar broertje was ‘sprakeloos van angst’ en de moeder was ‘verlamd van afgrijzen’, men is ‘ontsteld’ en ‘verbijsterd’. Als lezer hoef je in ieder geval niet na te denken over wat je moet voelen. Werkelijk alles wordt ingevuld.48

Deze clichématigheid komt volgens de recensenten vooral tot uitdrukking in De Rosnays ‘larmoyante’, ‘kitscherige’ stijl. Ze zet de geschiedenis om in een ‘zoetsappig verhaaltje’, waarbij je als lezer niet voor de keuze wordt geplaatst hoe een en ander te ervaren.49 ‘Werkelijk alles wordt ingevuld’, elke kleur, elke geur is vastgelegd en er wordt niets aan de fantasie van de lezer overgelaten.50 Ze gebruikt dan ook, volgens een recensent van De Leesfabriek, ‘zoveel mogelijk heftige bijvoeglijk naamwoorden, per substantief minstens twee adjectieven en per werkwoord minstens één bijwoord’.51

45 Zie voor de volledige recensies de website van LiteRom (zoekopdracht: Haar naam was Sarah). 46Somers, M. ‘Liefdesroman of Holocaustkitsch?’ NRC Handelsblad, 16 januari 2012.

47 Jaeger, T. ‘Haar naam was Sarah.’ NRC Next, 11 oktober 2010.

48 Peppelenbos, C. ‘Recensie: Tatiana de Rosnay – Haar naam was Sarah.’ Tzum, 26 juli 2011. 49 Jaeger 2010 (zie noot 47).

50 Anonieme recensent. ‘Haar naam was Sarah – Een tegenvaller!?’ De Leesfabriek, 30 maart 2012. 51 Ibid.

(20)

Inhoud: misbruik Holocaust

Er wordt De Rosnay verweten dat ze de Holocaust ‘misbruikt om een mediocre [middelmatig, AtH] verhaal over een vrouw met huwelijksproblemen op te pimpen’.52 Volgens Maartje Somers van NRC

Handelsblad nadert de Frans/Britse schrijfster zelfs ‘gevaarlijk de Holocaustkitsch’. Toef Jaeger

verwoordt deze opinie, die algemeen lijkt te heersen onder beroepsrecensenten, als volgt in NRC Next:

Het joodse oorlogsleed wordt eenvoudigweg omgezet in een soort detective die bol staat van de morele veroordelingen en vragen – ‘waarom deden de Fransen niets en was de gendarmerie zo fanatiek?’ – zonder dat er naar een antwoord wordt gezocht. De geschiedenis wordt omgezet in een zoetsappig verhaaltje: persoonlijke verdieping als resultaat van de geschiedenis: het riekt naar literair ramptoerisme.53

Een recensent van boekenwebsite Leestafel deelt deze mening: ‘En dat is het probleem met dit boek: het is een roman geworden. Het verhaal van Sarah is niet meer dan een aanzet, een kapstok, om een

romantisch verhaal aan op te hangen.’54 Ten slotte lijkt ook Leonie Breebaart, critica van dagblad Trouw, het met dit argument eens te zijn wanneer ze stelt: ‘De harde realiteit wordt even getoond en

vervolgens weer verstopt achter een roze vitrage, waardoor de sfeer gemoedelijk wordt gehouden en de spanning erin blijft.’55 Toch probeert ze hier even verderop een positieve draai aan te geven:

[Tatiana de Rosnay] beschermt haar lezeressen tegen het verpletterende gewicht van de geschiedenis, terwijl ze hen toch iets van verontwaardiging bijbrengt over de misdaden van Hitler en zijn collaborateurs. Is dat niet beter dan niets? Kunnen we deze Holocaust for the millions niet begroeten als een stap in de verbreiding van de nagedachtenis onder een groot publiek?56 Haar conclusie is echter dat ‘hoewel je iedereen zijn portie kitsch gunt’, dit bij een kitscherig verhaal van de Holocaust toch anders ligt. In zo’n geval spot je, zo stelt Breebaart, niet alleen met de regels van goede smaak, maar ook met de overlevenden. Op het ‘romantiseren’ van de kampervaring rust nu eenmaal een taboe.57

Wat verklaart dan dat dit ‘Holocaustdrama’ desondanks zo populair is geworden? Uitgeefster van Haar naam was Sarah, Tanja Hendriks, wijst in dit verband op ‘het dooreenlopen van de twee verhaallijnen. De lezer kan zich identificeren met het leven van de vrouw in het heden, en leert via haar iets over een onbekende geschiedenis uit de oorlog.’58

52 Peppelenbos 2011 (zie noot 48). 53 Jaeger 2010 (zie noot 47).

54 Marjo. ‘Tatiana de Rosnay, Haar naam was Sarah.’ Leestafel, 4 augustus 2010;

Tatiana De Rosnay spreekt dit overigens tegen. In een interview met weekblad Margriet zegt ze: ‘Deze Franse collaboratie is decennialang een taboe geweest. Dat feit wilde ik ook in mijn boek verwerken. Daarom bedacht ik de tweede verhaallijn van Julia (…) Ik wilde geen historische roman schrijven, maar een verhaal over een

moderne vrouw, met wie mijn lezers zich kunnen identificeren.’ (bron: Tromp, J. ‘Tatiana de Rosnay schreef de bestseller Haar naam was Sarah.’ Margriet, 21 juni 2010)

55 Breebaart, L. ‘Holocaust for the millions.’ Trouw, 31 december 2010. 56 Ibid.

57 Ibid.

(21)

De literaire kritiek heeft Haar naam was Sarah over het algemeen slecht beoordeeld. Meerdere gezaghebbende critici hebben het boek als niet-literair bestempeld. In het geval van Haar naam was

Sarah heeft het negatieve oordeel van de literaire kritiek minder invloed gehad dan gebruikelijk op hoe

het boek binnen andere instituties is behandeld (zie § 2.4.2). Zo heeft de uitgeverij van De Rosnay, Artemis & Co, haar in de gelegenheid gesteld een oeuvre op te bouwen en is de roman zowel door boekhandelaars als bibliothecarissen ruim in voorraad genomen. Of het oordeel van de critici over Haar

naam was Sarah wel invloed heeft gehad op de beslissingen van jury’s, is moeilijk te achterhalen. De

Rosnay heeft in elk geval geen literaire prijs gewonnen met haar bestseller.

Dat het oordeel van de literaire kritiek in dit specifieke geval geen effect lijkt te hebben gehad op hoe het boek binnen de uitgeverij, boekhandels en bibliotheken werd behandeld, hoeft nog geen weerlegging te zijn van dit punt in het algemeen. Mijn inschatting is namelijk dat in het geval van Haar

naam was Sarah voornamelijk het verkoopsucces bepalend is geweest voor de behandeling van het boek

binnen andere literaire instituties (zie § 2.4.2). Dit heeft wellicht het effect van de meningen van de literaire critici overruled.

3.2.2 Lezersoordelen Haar naam was Sarah

Van de 1097 deelnemers aan het Nationale Lezersonderzoek die hebben aangegeven Haar naam was

Sarah te hebben gelezen en het werk hebben beoordeeld met een score op literariteit (tussen de 1 en 7),

hebben er 135 een toelichting gegeven. Van deze 135 respondenten hebben er zestien het boek met een 7 beoordeeld, achtentwintig met een 6, vierentwintig met een 5, twintig met een 4, achttien met een 3, twintig met een 2 en negen met een 1. De toelichtingen zijn dus redelijk gelijk verdeeld over de scores.

In deze paragraaf zal ik de punten die in de toelichtingen het meest werden aangestipt, nader bespreken. Hierbij behandel ik, evenals in bovenstaande paragraaf, eerst de opmerkingen over de schrijfstijl en daarna die over de inhoud van de roman.59

Schrijfstijl: clichématig

Evenals de beroepsrecensenten, geven de lezers aan dat ze Haar naam was Sarah voorspelbaar en clichématig vinden. ‘Een clichéverhaal, volgens vast patroon opgebouwd, niets verrassends,’ verwoordt één van de respondenten zijn of haar mening.60 Hij vindt dit reden genoeg om het boek score 1 te geven: ‘absoluut niet literair’. Al zijn de meeste beoordelaars minder streng, toch lijkt een groot deel het met deze lezer eens te zijn. Het werk wordt meer dan eens ‘voorspelbaar’ genoemd, ‘vol met clichés’, ‘weinig origineel’ en zelfs ‘enigszins goedkoop geconstrueerd’.61

Schrijfstijl: sentimenteel

Het aspect van Haar naam was Sarah dat door de invullers van het Nationale Lezersonderzoek het meest genoemd wordt in de toelichtingen, is het sentimentele karakter. Veel lezers zijn van mening dat de sentimentele stijl en de daarbij behorende overgedramatiseerde omschrijvingen die De Rosnay gebruikt, afbreuk doen aan de (literaire) kwaliteit van het verhaal. Een lezer die het boek met score 2 als ‘niet literair’ beoordeelde, verwoordde dit als volgt:

59 Zie voor de complete lijst met toelichtingen bij de scores van Haar naam was Sarah bijlage 1 van deze scriptie. 60 Toelichting van lezer Haar naam was Sarah bij score 1, het Nationale Lezersonderzoek.

(22)

Ook in terughoudender bewoordingen en met minder aangezet drama is de verschrikking van wat zich heeft afgespeeld in de tweede wereldoorlog invoelbaar te maken. Het is een zware term maar voor mij valt dit onder vals sentiment.62

Een aantal andere respondenten die het boek met score 2 beoordeelden, betreuren het dat er ‘niets aan de verbeelding van de lezer wordt overgelaten’. De emoties en intenties worden naar hun mening ‘te expliciet benoemd’. Het principe show, don’t tell, dat doorgaans wordt gezien als een kenmerk van literaire teksten, lijkt door De Rosnay niet te worden gehanteerd en zelfs, zoals een van de invullers toelicht, ‘volledig aan haar laars te zijn gelapt’.63

Andere lezers die De Rosnays roman als niet-literair beoordeelden, gaven de volgende, soortgelijke, toelichtingen: ‘gemakkelijke tranentrekker’, ‘het sentiment druipt eraf en het komt zeer “bedacht” over’, ‘alle emoties voorgekauwd’, ‘sentimenteel en over-the-top’, ‘goedkoop in emoties en vertelling’, ‘melodramatische verhaallijn’, ‘te glad’ en ‘de emoties van de hoofdpersoon worden te dik aangezet’.64

De respondenten die Haar naam was Sarah met score 6 of 7 beoordeelden als (in hoge mate) literair, prijzen deze ‘sentimentele’ schrijfstijl van De Rosnay juist. Ze ‘voelen de emotie’ en kunnen zich hierdoor goed inleven in de hoofdpersonen. Het verhaal wordt door hen omschreven als

‘geloofwaardig’, ‘realistisch’, ‘herkenbaar’ en ‘meeslepend’.65 Daarnaast bracht een van de lezers, die het boek met score 4 beoordeelde, het volgende argument – dat vergelijkbaar is met het eerder in dagblad

Trouw genoemde ‘Holocaust for the millions’-punt – naar voren; de uitwerking is ‘wat aan de zoete

kant’, maar ‘wellicht wordt daardoor de Holocaust toegankelijk voor jonge mensen en mensen die weinig van de 20ste eeuwse geschiedenis weten, en dat is dan wel een verdienste van het boek.’66

Schrijfstijl: oppervlakkig en simpel

Een derde punt dat vaak wordt genoemd in de toelichtingen van de lezers van het Nationale Lezersonderzoek, is dat De Rosnay een oppervlakkige, simpele schrijfstijl zou hanteren. Van de

zevenenveertig respondenten die Haar naam was Sarah met score 1, 2 of 3 als niet-literair beoordeelden, merkten er zeker twintig dit op. ‘Tekstueel vond ik het wat simpel’, ‘de taal en stijl zijn eerder

gewoontjes’, ‘eenvoudig rechttoe rechtaan verteld verhaal’ en ‘weinig complex taalgebruik’ zijn slechts enkele van de kritische uitingen van deze lezers.67

Een deel van de lezers laat enkel weten de stijl van De Rosnay niet te waarderen. Ze vinden haar manier van schrijven ‘niet mooi’, ‘niet goed’, ‘niet bijzonder’ of gewoon ‘slecht’.68 Ze verklaren deze mening niet en het blijft dus gissen naar wat ze er precies slecht of niet mooi aan vinden. Echter, gezien het feit dat haar schrijfstijl door het overgrote deel van de lezers die de roman als niet-literair

62 Toelichting van lezer Haar naam was Sarah bij score 2, het Nationale Lezersonderzoek.

63 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij score 2, het Nationale Lezersonderzoek; Het ‘show, don’t tell’-principe is het principe dat een schrijver een situatie of gebeurtenis ‘laat zien’ in plaats van hem letterlijk te beschrijven. Het doel ervan is om de personages meer tot leven te laten komen, waardoor de lezer zich nauwer betrokken zal voelen bij het verhaal.

64 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij scores 1, 2 en 3, het Nationale Lezersonderzoek. 65 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij scores 6 en 7, het Nationale Lezersonderzoek. 66 Toelichting van lezer Haar naam was Sarah bij score 4, het Nationale Lezersonderzoek.

67 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij scores 1, 2 en 3, het Nationale Lezersonderzoek. 68 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij scores 1, 2 en 3, het Nationale Lezersonderzoek.

(23)

beoordeelden als sentimenteel of oppervlakkig wordt gekenmerkt, is het naar mijn idee niet uitgesloten dat ook deze lezers zich hieraan hebben gestoord.

De respondenten die Haar naam was Sarah score 5, 6 of 7 gaven, en daarmee aangaven het boek in meer of mindere mate literair te vinden, lijken een andere mening te hebben over de stijl. Degenen die hun score hebben toegelicht, reppen met geen woord over een ‘simpele’ of ‘oppervlakkige’ manier van schrijven. Ze omschrijven De Rosnays woordkeuze en zinsopbouw daarentegen als ‘prettig’, ‘goed’, ‘vlot’ en ‘erg mooi’.69

Inhoud

Aan de opmerkingen over de inhoud valt op dat veel lezers Haar naam was Sarah beschouwen als een historische roman, en ze dit ook als argument aanvoeren voor de literaire kwaliteit van het boek. Een respondent van het Nationale Lezersonderzoek die het boek met score 6 als ‘literair’ beoordeelde, gaf bijvoorbeeld de volgende toelichting: ‘Het verhaal gaat over een fase in de geschiedenis die tot jaren daarna nog z’n sporen bij mensen heeft nagelaten. De impact van die oorlog vind ik mooi gevangen in dat boek.’70 Een andere lezer die de roman dezelfde score gaf, gaf aan dit te baseren op de ‘waardevolle geschiedenisinformatie’ en weer een ander gaf als reden aan voor de hoge literaire kwaliteit: ‘Omdat het een stukje geschiedenis beschrijft tijdens de 2de wereldoorlog.’71

Een respondent die het boek beoordeelde met score 7 op de schaal van literariteit gaf als reden: ‘Je komt meer te weten over de geschiedenis uit WO2 in Parijs.’ Een andere lezer, die Haar naam was

Sarah ook ‘in hoge mate literair’ vond, gaf als toelichting: ‘waardevolle boodschap en waardevolle

informatie over de geschiedenis’.

Een boek dat over geschiedenis gaat, en dan met name over de Tweede Wereldoorlog, draagt een waardevolle boodschap uit en is daarom literair, lijken deze respondenten te denken. Dit roept de vraag op of een roman eerder als literair zal worden beschouwd wanneer deze een serieus, historisch onderwerp als de Tweede Wereldoorlog behandelt. Om dit te achterhalen zou een groot corpus van teksten aangelegd kunnen worden die qua stijl – zo veel mogelijk – overeenkomen, maar verschillen wat betreft genre. Vervolgens kan dan worden gekeken naar of de historische romans als literairder worden gezien dan bijvoorbeeld avonturenromans.Binnen het beperkte kader van deze scriptie is het echter niet mogelijk om deze vraag te beantwoorden.

3.2.3. Conclusie Haar naam was Sarah

De literaire waarde van Haar naam was Sarah hangt volgens de respondenten van het Nationale Lezersonderzoek met name af van de stijl waarin het boek geschreven is. Die wordt door het merendeel van de lezers omschreven als clichématig, sentimenteel en oppervlakkig. In dat opzicht sluiten de meningen van de lezers aan bij de oordelen van de literaire kritiek. Maar in tegenstelling tot de literaire critici is een deel van de lezers ook positief over De Rosnays stijl, en dan met name over de meeslepende, empathische kant ervan en het feit dat ze twee verschillende verhaallijnen beschrijft.

69 Toelichtingen van lezers Haar naam was Sarah bij scores 5, 6 en 7, het Nationale Lezersonderzoek. 70 Toelichting van lezer Haar naam was Sarah bij score 6, het Nationale Lezersonderzoek.

(24)

3.3 Receptie Godenslaap

In de roman Godenslaap (2008) blikt de Vlaamse Hélène Dupont, een oude vrouw van over de negentig, vanuit haar verzorgingstehuis terug op haar jeugd in het België van vlak voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze groeit op in een welvarend, burgerlijk gezin, waarin ze zich aan alle kanten beperkt en verstikt voelt. Hélène probeert aan deze wereld te ontsnappen door veel te lezen en schrijven. Tegen de achtergrond van de oorlog beschrijft ze haar kinderjaren, de liefdes die ze heeft gehad, haar huwelijk en de jaren die ze met haar moeder en broer in Frankrijk doorbracht.72

Godenslaap is geschreven door de Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier en is in 2008

uitgebracht bij uitgeverij De Bezige Bij. In 2009 won het – oorspronkelijk Nederlandstalige – boek in Nederland de AKO-Literatuurprijs. Ook de Duitse vertaling viel in de prijzen: vertaalster Christiane Kuby won in 2012 voor haar vertaling Götterschlaf de Else Otten Übersetzerpreis.73 De Engelse vertaling door Paul Vincent, While the gods were sleeping, kwam in 2014 uit en stond in 2015 op de shortlist van de Independent Foreign Fiction Prize.74

3.3.1 Literaire kritiek Godenslaap

In de literatuurkritiek in zowel Nederland als Vlaanderen is Godenslaap lovend ontvangen. De

recensenten richten zich vooral op Mortiers schrijfstijl en een enkele keer komt ook de inhoud van het boek aan bod. In dit hoofdstuk zal ik de opvallendste punten behandelen die in tien verschillende dag- en weekbladen en een weblog zijn genoemd. Deze recensies heb ik geraadpleegd via LiteRom en vervolgens onderverdeeld in opmerkingen over de schrijfstijl en de inhoud van het werk (zie ook paragraaf 3.2.1).

Schrijfstijl: beeldrijk taalgebruik

Erwin Mortier staat bekend om zijn barokke schrijfstijl, die zich kenmerkt door het gebruik van lange, meanderende zinnen en beeldspraak. Hij ‘beweegt zich in zijn werk op het snijvlak van proza en poëzie’.75 Zijn stijl lijkt een dankbaar onderwerp voor literatuurcritici; in minstens vijftien verschillende dag- en weekbladen is er aandacht besteed aan Godenslaap en ook zijn recentste roman, Gestameld liedboek (2011) is door minimaal zeventien verschillende critici besproken. Ze zijn het er allen over eens:

Mortier kan ‘schilderen met taal’ en ‘penseelt het liefst bladzij na bladzij vol met breed uitwaaierende zinnen’.76 In Godenslaap ‘meanderen zijn zinnen over de pagina en rollen de metaforen alle kanten op’.77 Een goed voorbeeld hiervan is de volgende zin, waarmee Mortier in 2008 de Tzum-prijs voor de mooiste Nederlandse zin won:78

72 Zie voor meer informatie de auteurspagina van Erwin Mortier op de website van De Bezige Bij. 73 Auteur n.b., ‘Else Otten Übersetzerpreis 2012 voor Christiane Kuby.’ Letterenfonds, 11 oktober 2012.

74 De Independent Foreign Fiction Prize is een jaarlijkse prijs voor het beste naar het Engels vertaalde fictieboek dat in het voorafgaande jaar in het Verenigd Koninkrijk werd uitgebracht. Zie voor meer informatie de website van de organisatie Booktrust.

75 Schut, L. ‘Mortier: Wij katholieken sjoemelen graag met taal.’ De Telegraaf, 13 november 2009. 76 Redactie. ‘Mortier, een schilder met taal.’ Brabants Dagblad, 14 november 2008.

77Belleman, B. ‘Oorlog lijkt soms iets schitterends.’ Trouw, 11 oktober 2008.

78 De Tzum-prijs is een prijs voor de mooiste zin afkomstig uit oorspronkelijk Nederlandstalig proza. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt door de redactie- en tevens juryleden van literair weblog Tzum.

(25)

Ik volg de cadans van mijn handschrift en zoek naar de in letters gestolde, kwezelachtige wellust van het meisje dat ik ooit geweest moet zijn, het wicht dat op de drempel van haar adolescentie haar schriftuur even strak aantrok als de dunne lederen veters waarmee ze haar laarsjes

dichtreeg – hoe ze het vlees van het woord in de baleinen van de zinsbouw dwong, tot haar eigen lijf vol striemen stond en ze naar uitbraak verlangde.79

Liefhebbers van zijn ‘labyrintische’ stijl omschrijven deze als ‘meeslepend’ en bedwelmend’.80 Ze prijzen zijn ‘ingenieuze formuleerkunst’ en de ‘schijnbare achteloosheid waarmee hij zinderende beelden oproept’.81 Het overgrote deel van de recensenten trekt dan ook dezelfde conclusie: ‘Godenslaap is een monument voor de schoonheid van de taal.’82

Schrijfstijl: stijl overschaduwt de inhoud

Toch is er ook een aantal critici voor wie Mortiers rijke taal te veel van het goede is. Het Brabants

Dagblad verwoordt dit bijvoorbeeld als volgt: ‘Soms zou je wensen dat hij wat minder uitbundig zou

toegeven aan zijn neiging tot mooischrijverij, te meer nu hij dankzij die neiging met enige regelmaat dreigt te ontsporen.’ Ook critica Johanna Cassiers van voormalig literair tijdschrift De Leeswolf is kritisch ten aanzien van Mortiers beeldrijke taalgebruik en gaat nog een stap verder door zich af te vragen of deze stijl niet ten koste gaat van de inhoud:

Door dit alles gaan de beeldrijke volzinnen op z’n minst een dubbelrol spelen. Zijn ze geen poging om deze reliëfloze werkelijkheid te verhullen? Metaforen kunnen inhoud niet vervangen, en dat wordt in ‘Godenslaap’ pijnlijk duidelijk. (…) De taal verliest haar geloofwaardigheid, en vervalt in holle pathetiek die onvermijdelijk ook iets komisch heeft. (…) Het idee dat stilistische weloverwogenheid nauwgezetheid op inhoudelijk vlak overbodig zou kunnen maken, heeft iets gemakzuchtigs, zelfs iets slordigs.83

Verderop trekt ze haar conclusie: ‘Het boek is één grote metafoor van de modus. Het is allemaal iets té georkestreerd. “Godenslaap” bezwijkt onder het gewicht van zijn eigen pretentie.’84 Het contrast tussen de metaforische stijl van het boek en de ‘reliëfloze’, ‘slordige’ inhoud waar Cassiers over schrijft, is ook Mark Cloostermans, recensent van de Vlaamse krant De Standaard, opgevallen. Zijn oordeel is

onverbiddelijk:

Mortier trekt de mat onder zijn eigen voeten weg door té mooi te schrijven: zijn beschrijving van de oorlogsgruwel is dermate poëtisch, dat je geen moment echt gruwel ervaart. (…) Je ziet de auteur zinnen monteren met de precisie van een horlogemaker. Je ziet hem de mijmeringen van Helena stofferen met poëtisch proza waarop menig dichter stikjaloers zal worden. Maar na een bladzijde of tweehonderd besef je dat het allemaal verloren moeite is: deze superbe

kathedraal van taal is leeg, volledig en integraal leeg. Mortier heeft niets te vertellen, niets te melden. Godenslaap is een veelkleurige, wonderschone zeepbel van een roman. Het glanst, het

79 Mortier, E. Godenslaap. Amsterdam: De Bezige Bij, 2008: 29.

80 Ruiten, J. van. ‘Bedwelmende roman over De Groote Oorlog.’ Weblog Woest en Ledig, 17 oktober 2008. 81 Peppelenbos, C. ‘Recensie: Erwin Mortier – Godenslaap.’ Leeuwarder Courant, 19 december 2008; Ibid. 82 Bakker, J. ‘Een monument voor taalschoonheid.’ Nederlands Dagblad, 6 november 2009.

83 Cassiers, J. ‘Godenslaap: roman.’ De leeswolf, 1 december 2008. 84 Ibid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In plants, glyphosate interrupts the shikimate pathway which leads to the reduction in protein synthesis. In humans the effect of glyphosate is less pronounced, due to the

has led to a long list of exciting discove- ries of a number of VHE gamma-ray sources over the past few years, including supernova remnants (SNRs), the source at the Galactic

The other side of this problem is that the History teachers seem to have been ineffective in their teaching and preparing the candidates in the acquisition of satisfactory

Aan deze gastreis kunnen ook medewerkers deelnemen die al langer in dienst zijn en met een frisse blik naar hun eigen ziekenhuis en vooral hun eigen afdeling willen

(begeleider:) 05:09 Nou ja ik zou zeggen je moet ook je moet eerder op zoek gaan naar die geluiden die je die je werk zeg maar verbeteren. Dus je moet eigenlijk naar de

Rom Molemaker en Tanja de Jonge hebben inmiddels een behoorlijk oeuvre opgebouwd en ze zijn flink door de wol geverfd als het gaat om het schrij- ven van spannende,

Als Davie uiteindelijk oog in oog staat met Zorro Craig, heeft Almond voor de lezer toch nog een verrassing in petto en valt op een bemoedigende, mooie manier alles op zijn

Niet alleen moet Perry wennen aan de nieuwe situatie, hij komt er ook achter dat deze openbaar aanklager bepaald geen haast heeft met het behandelen van de voorwaardelijke