• No results found

De Invloed van Eetgedrag op Slaapkwaliteit bij Studenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Invloed van Eetgedrag op Slaapkwaliteit bij Studenten"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

De Invloed van Eetgedrag op Slaapkwaliteit bij Studenten

Naam: Sarah Stel

Studentnummer: 10713514

Bachelor project Klinische Neuropsychologie Begeleider: Winni Hofman

Aantal woorden: 3811 Aantal woorden abstract: 190 Universiteit van Amsterdam Datum: 30-06-2017

(2)

Abstract

Biologische en sociale factoren zorgen ervoor dat studenten vaker slaapproblemen ervaren. Uit de literatuur is bekend dat er een sterke associatie is tussen slaaptekort en obesitas. In het huidige onderzoek werd de relatie tussen eetgedrag en slaapkwaliteit bij Nederlandse studenten onderzocht. Eetgedrag werd gemeten aan de hand van een zelfgemaakte vragenlijst en slaapkwaliteit werd gemeten aan de hand van de Amsterdamse Slaapkwaliteitsschaal. Onderzocht werd of de studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon hogere slaapkwaliteit rapporteerden dan studenten met een minder gezond en minder regelmatig eetpatroon. In totaal hebben er 206 deelnemers meegedaan aan het onderzoek. In het onderzoek werd gevonden dat studenten met een minder gezond en regelmatig eetpatroon een hogere slaapkwaliteit rapporteerden dan studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon. Een eventuele verklaring voor het gevonden effect is dat studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon wellicht een meer bewuste levensstijl hebben dan studenten met een minder gezond en regelmatig eetpatroon. Studenten die een bewuste levensstijl hanteren, maken overwogen keuzes wat betreft gezondheid en zijn waarschijnlijk ook kritischer wat betreft voeding en slapen. Vervolgonderzoek is nodig om de relatie tussen eetgedrag en slaapkwaliteit bij studenten nader te onderzoeken.

(3)

De Invloed van Eetgedrag op de Slaapkwaliteit

Slaap is een belangrijke factor voor de gezondheid van de mens. Iedereen heeft slaap nodig en toch slaapt iedereen anders. Wat een goede nachtrust betekent voor de een, hoeft niet hetzelfde te betekenen voor de ander. De een kan genoegen nemen met een nachtrust van 6 uur, terwijl de ander graag liever een nachtrust van tenminste 9 uur wil. Onze hersenen verkeren tijdens de slaap -in tegenstelling tot wat veel mensen denken- niet in een passieve toestand waarin ze rusten. Er zijn tijdens onze slaap talloze interessante biologische processen aan de gang, waar wij ons niet altijd bewust van zijn (Swaab, 2011). Slapen is naast eten en drinken een van de eerste levensbehoeften van de mens. Het lichaam komt tot rust tijdens het slapen. Spieren ontspannen zich, de hartslag en ademhaling vertragen. Niet alleen ontspant het lichaam, ook de hersenen gebruiken slaap om ‘bij te komen’. De hersenen maken tijdens het slapen nieuwe brandstof aan in de vorm van ‘glycogeen’. Glycogeen wordt door het lichaam overdag verbruikt tijdens allerlei activiteiten (Info.nu, 2017). Ongelukkigerwijs is ook uit onderzoek gebleken dat steeds meer volwassenen slaapproblemen ervaren. Uit onderzoek van Morin, LeBlanc, Daley, Gregoire & Merette (2006) blijkt dat 25 procent van onderzochte volwassenen (18 tot 60 jaar) ontevreden is over zijn of haar slaap.

Een slaapklacht kan vele varianten aannemen, voorbeelden zijn slapeloosheid (insomnia), excessieve slaperigheid overdag en slaapapneu (American Psychiatric

Association, 2013). Wanneer er problemen worden ondervonden met slaap, kan dit effect hebben op allerlei vlakken in het dagelijks leven. Slaapklachten hebben voornamelijk een negatieve invloed op het functioneren van de mens overdag. Dit kan zich onder andere uiten in slecht presteren op school of werk, het ervaren van een negatieve stemming,

geheugenproblemen en ook sociale problemen met vrienden of partner (Franken, Muris & Denys, 2013). Kortom, slaap is belangrijk voor veel aspecten van ons leven.

(4)

consolidatieproces voor het lange termijn geheugen (Stickgold, 2005, aangehaald in Marshall, Helgadóttir, Mölle, & Born, 2006). Met consolideren van het lange termijn geheugen wordt bedoeld het opslaan en versterken van herinneringen. Ander onderzoek van Lallukka,

Kaikkonen, Härkänen, Kronholm, Partonen, Rahkonen, & Koskinen (2014) toont aan dat het bevorderen van slaaplengte allerlei ziekteverzuim kan voorkomen. Onderzoek van Bryant, Trinder & Curtis (2004) toont aan dat de afgelopen 25 jaar de hoeveelheid slaap per nacht is afgenomen. Mensen nemen tegenwoordig genoegen met minder uren per nacht dan voorheen. Dit als gevolg van wijzigingen binnen het leefmilieu en het sociale leven van de mens.

Mensen zijn de afgelopen 25 jaar minder afhankelijk geworden van het daglicht om ’s avonds iets te ondernemen. Men kan gemakkelijker ’s avonds uiteten of naar de film gaan. Daarnaast kampt men ook vaker met langere werkdagen (Cappuccio, Miller & Lockley, 2010). Het feit dat men meer actief is geworden op verschillende uren op een dag, beïnvloedt ons dagelijkse ritme. Wanneer iemand bijvoorbeeld dagelijks uren moet overwerken en ’s ochtends vroeg moet beginnen, heeft dat invloed op het totaal aantal uren slaap dat er gecompenseerd moet worden. Ook heeft dit een indirect effect op de gezondheid. Als we korter slapen kan dat op den duur voor een chronisch slaaptekort zorgen. Slechte zelf-gerapporteerde slaapkwaliteit bleek geassocieerd te zijn met een verhoogd risico op sterfte, onafhankelijk van de duur van de slaap (Kojima et al., 2000). Niet alleen is er een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte, ook komen slaapproblemen veel voor bij depressieve patiënten

(Cappuccio et al., 2010).

Een ander interessant verband is de relatie tussen slaaptekort en eetgedrag. Uit onderzoek van Patel & Hu (2008) is er een sterk verband gevonden tussen slaaptekort en overgewicht. Dit wordt namelijk veroorzaakt door een disbalans tussen de

spijsverteringshormonen ghreline en leptine. Ghreline is een hormoon dat voedselinname stimuleert en leptine zorgt juist voor een verzadigd gevoel na het eten. Binnen de literatuur is

(5)

er steeds meer evidentie dat slaaptekort hier invloed op heeft. Wanneer er een disbalans tussen deze twee spijsverteringshormonen plaatsvindt, kan het zo zijn dat men meer voedsel tot zich neemt dan nodig is. Het innemen van meer voedsel dan werkelijk nodig is kan uiteindelijk leiden tot obesitas. Dit betekent dat het eetgedrag samengaat met de slaapkwaliteit van de mens.

Onder het eetgedrag verstaan we al het gedrag omtrent eten, wat iemand eet, hoe iemand eet en wanneer iemand eet. Onder slaapkwaliteit verstaan we in hoeverre iemand zijn slaap fijn en efficiënt vindt. De gerapporteerde slaapkwaliteit weerspiegelt de subjectieve ervaring van slapen, bijvoorbeeld of iemand uitgerust wakker wordt ’s ochtends of tijdens de nacht vaak ontwaakt. Er is steeds meer evidentie dat bepaalde genotsmiddelen niet

bevorderend werken voor een goede nachtrust. Voorbeelden hiervan zijn middelen als koffie, roken, alcohol en andere drugs (Johnson & Breslau, 2001). Met deze gegevens kan men dus spreken van een verband tussen bepaald type eten en slaap. Binnen dit onderzoek staat centraal wat precies het verband is tussen type eetgedrag en de slaapkwaliteit.

Binnen ons onderzoek richten wij ons vooral op studenten (18-23 jaar), omdat steeds meer studenten kampen met slaapproblemen (Buboltz, Brown & Soper, 2001). Dit kan komen door zowel interne als externe factoren. Uit onderzoek van Sowell, Thompson, Tessner & Toga (2001) is gebleken dat de prefrontale cortex van de mens ongeveer tot het 25e levensjaar

door kan groeien. Hier zullen altijd individuele verschillen tussen zitten en vandaar dat er binnen het huidige onderzoek voor een grens van 23 jaar is gekozen. Dit betekent dat studenten in het huidige onderzoek wellicht nog niet allen een volgroeid brein hebben. Deze jonge studenten zijn biologisch gezien nog adolescenten. Daarnaast is van adolescenten bekend dat er veranderingen kunnen optreden in de biologische klok die er toe leiden dat zij steeds later naar bed gaan (Johnson, Blum & Giedd, 2009). Door steeds later naar bed te gaan tijdens een werkweek kunnen zij mogelijkerwijs een slaapschuld oplopen. Dit houdt in dat de

(6)

gemiste slaap moet worden ingehaald, om het slaaptekort te compenseren. Naast de interne biologische factoren is er ook sprake van externe sociale factoren. Studenten hebben vaak een onregelmatig slaap/waak schema wat invloed kan hebben op hun dagelijks functioneren. Dit komt mede doordat er veel aspecten zijn die snel veranderen in het studentenleven. Studenten beginnen aan een nieuwe opleiding en/of wisselen meerdere keren van studie. Er zijn

onregelmatige roosters, lessen, veel opdrachten en veel nieuwe ontwikkelingen op sociaal gebied. Er worden nieuwe vriendschappen gevormd en ook ’s avonds wordt het sociale leven onderhouden. Voor veel studenten is het de eerste keer dat ze op zich zelf wonen en moeten leren voor zichzelf te zorgen. Sommigen vinden het moeilijk en/of tijdrovend om gezond te koken en kiezen vaak voor ongezond eten dat makkelijk af te halen is. In combinatie met hun onregelmatige leven is het interessant om te onderzoeken of dit type eetgedrag een impact heeft op de slaapkwaliteit van studenten. Hiervoor is gekozen om alleen studenten tussen de 18 en 23 jaar te onderzoeken, met als reden dat deze tijd voor studenten over het algemeen het meest fluctuerend is.

Binnen de huidige literatuur is er veel bekend over de relatie tussen eetgedrag en slapen. Het is bekend dat een slaaptekort een sterke relatie heeft met overgewicht (Patel & Hu, 2008). Echter, er is in de huidige literatuur nog geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen het type eetpatroon en de slaapkwaliteit van Nederlandse studenten. Met het oog op de slaapproblemen waar steeds meer studenten mee kampen is het nuttig om meer onderzoek te doen naar eventuele risicofactoren voor slaapproblemen. Bij studenten die nog geen volledig volgroeid brein hebben is er een grote kans is om een slaapschuld te ontwikkelen. Door het type eetgedrag van Nederlandse studenten te onderzoeken in relatie tot de slaapkwaliteit, kan er wellicht meer uitspraak worden gedaan naar eventuele risicofactoren voor een slechte slaapkwaliteit.

(7)

slaapkwaliteit van studenten over de afgelopen maand uitgevraagd. Binnen het onderzoek is de onafhankelijke variabele eetgedrag en de afhankelijke variabele slaapkwaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gezond en regelmatig eetpatroon enerzijds en minder gezond en minder regelmatig eetpatroon anderzijds. Verwacht wordt dat gezonde en regelmatige eters een hogere score op slaapkwaliteit zullen noteren dan minder gezonde en regelmatige eters. De data van de deelnemers worden verwerkt door middel van SPSS analyses.

Methode Deelnemers

Aan het huidige onderzoek deden in totaal 240 deelnemers mee. Zij konden door middel van een website zich aanmelden voor het online onderzoek of via de LAB-website van de Universiteit van Amsterdam. Na de online aanmelding werd de informed conscent

getekend en begonnen de deelnemers direct met het invullen van het online onderzoek. Deelnemers konden meedoen wanneer ze tussen de 18 en 23 jaar waren, vloeiend in

Nederlands waren en een studie volgden op MBO, HBO of WO niveau. Deelnemers werden geëxcludeerd van het onderzoek wanneer zij geen studie volgden, de afgelopen maand een ander eetpatroon dan ervoor hadden of als de vragenlijsten niet volledig waren ingevuld. In totaal zijn er 34 deelnemers afgevallen en resteerden er nog 206 deelnemers. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 20,3 jaar (SD= 1,43). Voor deelname aan het onderzoek kregen de participanten 0,5 participatiepunt, indien zij studeerden aan de Universiteit van Amsterdam. Van alle proefpersonen namen 69 mannen en 138 vrouwen deel aan het onderzoek.

(8)

Procedure

Het onderzoek is goedgekeurd door de Ethiekcommissie van de Afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Voordat de deelnemers begonnen aan het online

onderzoek werd het doel alsook de methode voorgelegd en werd gevraagd akkoord te gaan met de online informed consent. Daarna begon direct het online onderzoek. De volledige batterij met alle vragenlijsten nam een half uur tijd in beslag. Wel werd verwacht dat het eet- en slaappatroon van de proefpersonen de afgelopen maand niet sterk was veranderd. Indien dat wel zo is, werden de studenten geexcludeerd van het onderzoek. Proefpersonen die korter dan 15 minuten met de vragenlijsten bezig waren of vragen niet volledig invulden, werden niet meegenomen in de analyse. Het onderzoek heeft in totaal 3 weken geduurd. Tot slot werd er gekeken of deelnemers voldeden aan de inclusiecriteria voordat er SPSS analyses werden uitgevoerd. De data werd verdeeld in 3 groepen, waarbij groep alleen de uitersten groepen (1 & 3) met elkaar werden vergeleken.

Materialen

Het huidige onderzoek is onderdeel van een groter onderzoek waarbij meerdere vragenlijsten werden gebruikt. In het huidige onderzoek werd er gebruik gemaakt van twee vragenlijsten. De subjectieve slaapkwaliteit is gemeten met de Amsterdamse

Slaapkwaliteitsschaal (Visser, Hofman, Kumar, Cluydts, Diana, Marchant, Bakker, Diest & Poelstra, 1979). De vragenlijst bevatte vragen waar eens of oneens geantwoord op kon worden. Voorbeelditems zijn: “Ik sta ’s nachts vaak op”, “Ik vind mijn slaap meestal prettig” of “Hoeveel keer word je gewoonlijk wakker? (zonder uiteindelijk ontwaken)”.

Om het eetgedrag te meten werd er binnen het huidige onderzoek zelf een vragenlijst ontworpen. De samengestelde vragenlijst bestond uit 21 items, waarbij ‘item 21’ een controle item was om te constateren of deelnemers de afgelopen maand een eetpatroon hadden dat

(9)

sterk veranderd was. De vragenlijst bevatte vragen waar eens, oneens of eens noch oneens geantwoord op kon worden. Andere voorbeelditems zijn: “Ik ga wel eens slapen zonder te eten”, “Ik eet elke dag een stuk fruit” of “Ik haal vaker dan 2 keer per week afhaaleten (Chinees, Indonesisch, McDonalds o.i.d.)”.

Resultaten

De data van de deelnemers zijn verwerkt door middel van SPSS analyses1. Een

principale componenten analyse (PCA) is uitgevoerd om te controleren of de zelf ontworpen items uit de ‘Eetgedrag vragenlijst’ tot één concept horen. Een Chikwadraat toets is

uitgevoerd om te kijken of de groepen niet significant zouden verschillen qua geslacht. Om te controleren of de groepen niet significant zouden verschillen in leeftijd is er een

onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Voor de hoofdanalyse is gekozen om een non-parametrische Kruskal-Wallis toets uit te voeren, hierbij werd gekeken of de groepen verschilden in slaapkwaliteit (Field, 2013). Daarnaast zijn er in dit onderzoek een aantal deelnemers niet meegenomen (34), door onvolledigheid van de antwoorden of doordat er niet aan de minimale tijdslimiet werd gehouden.

De principale componenten analyse (PCA) is uitgevoerd met 21 items (van de Eetgedrag vragenlijst) en een varimax rotatie. The Kaiser-Meyer test liet zien dat het een adequate steekproef is om een PCA uit te voeren, KMO = .73 (“middelmatige tot

bovengemiddeld” volgens Hutcheson & Sofroniou, 1999). Bartlett’s test of sphericity was significant, wat een voldoende correlatie tussen de variabelen liet zien voor een PCA. Zes componenten hadden eigenwaarden van boven de Kaiser’s criterium van 1 en konden gezamenlijk 58.12 % van de variantie verklaren. De meeste items uit de samengestelde vragenlijst werden al door de eerste component gerepresenteerd. Daarom is er voor het

(10)

huidige onderzoek gekozen om alleen te werken met de eerste component. De eerste

component wordt aangeduid als het concept ‘gezond en regelmatig’. Twee items uit de gehele vragenlijst representeerde dit concept niet goed genoeg en zijn niet meegenomen in verdere analyses. Dit zijn item 16 ‘Een uur of korter voor het slapen gaan heb ik vaak nog wat kleins gegeten’ en item 20 ‘Ik eet vegetarisch’.

Van de resterende 18 items is een somscore aangemaakt in SPSS en is van het eerste component ‘gezond en regelmatig’ een variabele gemaakt. Met behulp van de functie Visual Binning werd de variabele ingedeeld in drie groepen. Voor elke groep werd er een grens getrokken van 33,33% procent. Groep 1 heeft de score <= 17.00 (N=76), groep 2 heeft de score 18.00 – 22.00 (N=72) en groep 3 heeft de score 23.00+ en (N=58). Groep 1 werd beschouwd als studenten met minst gezond en minst regelmatig eetgedrag en groep 3 als meest gezond en meest regelmatig eetgedrag. Groep 2 wordt beschouwd als een tussengroep, niet het meest gezond en ook niet het meest ongezond. Om het verschil zo duidelijk mogelijk weer te geven tussen meest gezond en regelmatig en minst gezond en minst regelmatig is er voor gekozen om groep 2 niet mee te nemen in de analyses en buiten beschouwing te laten. Om te controleren of leeftijd significant verschilde tussen groep 1 en groep 3 is er een non-parametrische toets uitgevoerd, de Kruskal-Wallis toets. De onafhankelijke variabele was hierbij eetgedrag en de afhankelijke variabele leeftijd. De assumptie van gelijkheid van varianties bleek ongeschonden te zijn. Daarnaast bleek de assumptie van normaliteit wel te zijn geschonden. De Shapiro-Wilk toets gaf aan dat de populatie niet normaal verdeeld was, W(77) = 0.205, p = .001. De Kruskal-Wallis liet zien dat er geen significant verschil in gemiddelde leeftijd is tussen de twee groepen, H(2) = 2.631, p = .268.

Om te controleren of geslacht significant verschilde tussen groep 1 en groep 3 is er een Chikwadraat toets uitgevoerd. Hierbij was de onafhankelijke variabele eetgedrag en de

(11)

waren ongeschonden. De toets toonde aan dat de man/vrouw-verhouding niet significant verschilde tussen de verschillende groepen, χ2(2) = 2.349, p = .309.

Voor de hoofdanalyse binnen dit onderzoek is er een non-parametrische Kruskal-Wallis toets uitgevoerd om groep 1 (minder gezond en regelmatig eetpatroon) te vergelijken met groep 3 (meest gezond en regelmatig eetpatroon) in vergelijking met hun slaapkwaliteit. De Shapiro-Wilk toets toonde aan dat de populatie niet normaal verdeeld was voor groep 1, W(78) = 0.832, p = .001. De populatie was wel normaal verdeeld voor groep 3, W(61) = 0.965, p = .080. De Levene’s toets liet zien dat de assumptie voor gelijkheid van varianties niet is geschonden, F(137) = 0.733, p = .393. Doordat er niet is voldaan aan de assumpties, is er gekozen voor de non-parametrische toets, de Kruskal-Wallis toets. De resultaten uit de Kruskal-Wallis toets laten zien dat de groepen van elkaar verschillen, H(2) = 23.175, p = .001. Echter tegen onze verwachtingen in is te zien dat groep 1 (minst gezond en regelmatig eetpatroon) hoger scoort op slaapkwaliteit dan groep 3 (meest gezond en regelmatig

eetpatroon). Dit wordt visueel weergegeven in Figuur 1 en Figuur 2. De gemiddelde score van groep 1 op slaapkwaliteit is 13.89 (SD= 2.82) en voor groep 3 is dit 11.55 (SD= 2.99),

weergegeven in Tabel 1. Deze gevonden resultaten bevestigen niet onze verwachtingen. Al met al scoorden studenten met een minder gezond en minder regelmatig eetpatroon hoger op slaapkwaliteit dan studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon.

(12)

Figuur 2.Visuele uitkomst Krukal-Wallis Test.

Tabel 1.

Gemiddelde Slaapkwaliteit Score per Groep, N per groep en Standaarddeviatie (Tussen Haakjes).

Groep N per groep Gemiddelde score slaapkwaliteit

1 76 13.89 (2.82)

(13)

Discussie

Het huidige onderzoek onderzocht de relatie tussen eetgedrag en slaapkwaliteit bij studenten (N= 206) tussen 18 en 23 jaar. Verwacht werd dat studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon (groep 3) een betere slaapkwaliteit zouden laten zien dan studenten die een minder gezond en regelmatig (groep 1) eetpatroon volgen. Uit de resultaten bleek wel dat er een verschil zat tussen groepen. Tegen de verwachting in lieten studenten met een minder gezond en regelmatig eetpatroon een hogere slaapkwaliteit zien ten opzichte van studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon. Deze gevonden resultaten ondersteunen dus niet de verwachting, maar beantwoorden hiermee wel de onderzoeksvraag.

Een eventuele verklaring voor het gevonden effect is dat er een verschil zit in de subjectieve kwaliteit van slaap. Studenten die gezond en regelmatig eten, hebben wellicht een meer bewuste levensstijl dan studenten die minder gezond en regelmatig eten. Studenten die een bewuste levensstijl hanteren, maken overwogen keuzes wat betreft gezondheid en zijn waarschijnlijk ook kritischer wat betreft voeding en slapen. Dit kan dus betekenen dat studenten met een gezond en regelmatig eetpatroon bewuster en kritischer kijken naar hun slaapkwaliteit en dus ook kritischer de items in de vragenlijst hebben ingevuld. Mensen die hoge kwaliteit van eten belangrijk vinden, zullen hoogstwaarschijnlijk ook veeleisender met slapen zijn. Voor vervolgonderzoek is het belangrijk om dit nader te onderzoeken.

Wanneer er onderzoek wordt gedaan is het gewenst om een populatie te onderzoeken die vrij gevarieerd is om zo goed mogelijk de resultaten te kunnen generaliseren. Vandaar dat binnen dit onderzoek studenten van verschillende faculteiten konden deelnemen. Aan het huidige onderzoek deden voornamelijk Psychologie studenten mee van de Universiteit van Amsterdam. Hiermee is de verdeling van studenten vanaf verschillende faculteiten ongelijk. Binnen de bachelor (eventueel master) Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam krijgen studenten binnen de klinische richting veel te horen over slaapstoornissen en

(14)

slaapproblemen. Met dit gegeven zouden Psychologie studenten meer bekend zijn met de risicofactoren voor slaapproblemen en mogelijkerwijs bewuster bezig zijn met hun slaap. Bewuster bezig zijn met slaap zou wellicht er aan kunnen bijdragen dat studenten kritischer met hun slaap omgaan ten opzichte van studenten van andere faculteiten. Dat er binnen de onderzochte groepen meer Psychologiestudenten zitten, maakt de data minder

generaliseerbaar voor de gehele populatie studenten. Voor vervolgonderzoek is het aan te raden om een populatie te gebruiken met een meer gelijke verdeling van studenten van verschillende studies.

Een ander punt van discussie is dat er binnen het huidige onderzoek gebruik is gemaakt van vragenlijsten om de subjectieve slaapkwaliteit te onderzoeken. Wegens gebrek aan tijd zijn er bij de deelnemers geen objectieve slaapmetingen uitgevoerd. Doordat er sprake is van zelfrapportage is er een verhoogde kans om sociaal wenselijk te antwoorden (Paulhus, 2002). Ook is het belangrijk om zich af te vragen in hoeverre studenten inzicht hebben in hun eigen eetgedrag en slaapkwaliteit. Met dit gegeven kan het zijn dat de ingevulde vragenlijsten ervoor hebben gezorgd dat de resultaten niet volledig objectief zijn.

Een ander punt van discussie binnen het onderzoek is dat de gebruikte vragenlijsten het eet- en slaapgedrag van de afgelopen maand uitvragen. Uit eerder onderzoek bleek al dat tijdens de studententijd er veel veranderingen op sociaal, studie en werkvlak voorkomen, wat mede voor vele slaapproblemen zorgt (Buboltz et al., 2001). Door de afgelopen maand uit te vragen zal er per week veel verschil in uitkomst zitten mede door het feit dat studenten niet een vast rooster hebben. Wellicht is het beter om het eet- en slaapgedrag van de studenten uit te vragen aan de hand van een slaapdagboek waarbij zij elke week de afgelopen week

beoordelen. Dit zal ervoor zorgen dat de gevonden resultaten nog accurater zijn. Voor vervolgonderzoek is dit interessant om te onderzoeken.

(15)

analyses is er alleen gekeken naar groep 1 (‘minst gezond en minst regelmatig) en groep 3 (‘meest gezond en meest regelmatig’). Groep 2 (‘de middengroep’) is niet vergeleken met groep 1 en 3 en niet meegenomen in de hoofdanalyse. Hier is binnen het onderzoek bewust voor gekozen, met als reden dat de uiterste 2 groepen het best tegen elkaar afgezet kunnen worden. Dit betekent echter wel dat een deel van de data niet is gebruikt en meegenomen. Veel antwoorden van studenten zijn dus niet verwerkt en derhalve niet meegenomen in dit onderzoek. Voor vervolgonderzoek kan er wellicht gebruik worden gemaakt van slechts 2 groepen. Data kan in zijn geheel in tweeën gedeeld worden zodat er geen informatie verloren gaat.

Al met al zou er voor vervolg onderzoek beter gecontroleerd kunnen worden naar de verdelingen binnen de populatie. Er kan beter gekeken worden naar welk type student zich aanmeldt voor het online onderzoek en afkomstig van welke studie. Daarnaast kan er voor vervolgonderzoek wellicht gebruik gemaakt worden van slaapdagboeken. Hierdoor kunnen studenten de slaapkwaliteit nog accurater rapporteren per week en niet per maand. Tot slot kan tweedeling van de data ervoor zorgen dat er geen data verloren gaat. Alleen na

vervolgonderzoek kan hierover beter een uitspraak worden gedaan. Zeker met het oog op verbetering van kwaliteit van leven voor studenten die steeds meer slaapproblemen

ontwikkelen (Buboltz et al., 2001), is verfijning van deze onderzoeksvraag nuttig voor het individu, maar ook voor de gehele maatschappij van belang. Immers, de jeugd heeft de toekomst.

(16)

Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5). American Psychiatric Pub.

Bryant, P. A., Trinder, J., & Curtis, N. (2004). Sick and tired: does sleep have a vital role in the immune system? Nature Reviews Immunology, 4, 457-467.

Buboltz Jr, W. C., Brown, F., & Soper, B. (2001). Sleep habits and patterns of college students: a preliminary study. Journal of American college health, 50, 131-135. Chicago

Cappuccio, F., Miller, M. A., & Lockley, S. W. (2010). Sleep, health, and society: From aetiology to public health. Oxford University Press, USA.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics (4rd ed.). London: Sage Publications.

Franken, I., Muris, P. E. H. M., & Denys, D. (2013). Basisboek psychopathologie.

Infonu. (2017). Slaaptekort: gevolgen, symptomen en slaaptekort inhalen. Geraadpleegd op 26 juni 2017, van http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/100728-

slaaptekort-gevolgen-symptomen-en-slaaptekort-inhalen.html.

Johnson, S. B., Blum, R. W., & Giedd, J. N. (2009). Adolescent maturity and the brain: the promise and pitfalls of neuroscience research in adolescent health policy. Journal of Adolescent Health, 45, 216-221.

Johnson, E. O., & Breslau, N. (2001). Sleep problems and substance use in adolescence. Drug and alcohol dependence, 64, 1-7.

(17)

Kojima, M., Wakai, K., Kawamura, T., Tamakoshi, A., Aoki, R., Lin, Y., ... & Ohno, Y. (2000). Sleep patterns and total mortality: a 12-year follow-up study in Japan. Journal of epidemiology, 10, 87-93.

Lallukka, T., Kaikkonen, R., Härkänen, T., Kronholm, E., Partonen, T., Rahkonen, O., & Koskinen, S. (2014). Sleep and sickness absence: a nationally representative register- based follow-up study. Sleep, 37, 1413.

Marshall, L., Helgadóttir, H., Mölle, M., & Born, J. (2006). Boosting slow oscillations during sleep potentiates memory. Nature, 444, 610-613.

Morin, C. M., LeBlanc, M., Daley, M., Gregoire, J. P., & Merette, C. (2006). Epidemiology of insomnia: prevalence, self-help treatments, consultations, and determinants of help- seeking behaviors. Sleep medicine, 7, 123-130.

Patel, S. R., & Hu, F. B. (2008). Short sleep duration and weight gain: a systematic review. Obesity, 16, 643-653.

Paulhus, D. L. (2002). Socially desirable responding: The evolution of a construct. The role of constructs in psychological and educational measurement, 4969.

Schmid, S. M., Hallschmid, M., Jauch-Chara, Born, &

Schultes, B. (2008). A single night of sleep deprivation increases ghrelin levels and feelings of hunger in normal‐weight healthy men. Journal of sleep research, 17, 331-334

Sowell, E. R., Thompson, P. M., Tessner, K. D., & Toga, A. W. (2001). Mapping continued brain growth and gray matter density reduction in dorsal frontal cortex: inverse relationships during postadolescent brain maturation. Journal of Neuroscience, 21, 8819-8829.

(18)

Swaab, D. F. (2011). Wij zijn ons brein. Cheers Publishing.

Visser, P., Hofman, W. F., Kumar, A., Cluydts, R., de Diana, I., Marchant, P., ... & Poelstra, P. (1979). Sleep and mood: measuring the sleep quality. Sleep research, 135-145.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aanleiding: De ontwikkeling van een spoorlijn tussen Emmen en Stadskanaal wordt gezien als een mogelijke impuls voor de regio, voor welke spoorlijn al meerdere onderzoeken

Different boundary conditions for the temperature at the outside walls are tested and their influence on the tempera- ture distribution inside of the combustion chamber is explored..

To experimentally verify the existence of an intrinsic magnonic crystal resulting in quantized helimagnons in the conical and helical phases of Cu 2 OSeO 3 , we performed

British Journal of Educational Technology published by John Wiley &amp; Sons Ltd on behalf of British Educational Research coded the notes from eight inquiry threads generated

The primary comparisons of interest for this study were the percentage of patients making ≥1 critical error with each ICS/LABA DPI (ELLIPTA FF/VI vs other ICS/LABA DPIs) and with

A representative comodulogram of Muscle-Class (Subject 3, IC No. 16): (a) the comodulogram; (b) time series of the cross-frequency PPC of the combinations of the selected

(a) Conventional approach [36] to integrate solar photovoltaic (PV) in a variable frequency drive (VFD) system, which integrates low voltage PV output to the high voltage common dc

Participants in this workshop will develop ideas for a new, future-oriented course, based on the competencies and learning outcomes as defined in the TecCOMFrame Competence