• No results found

Symbolische grenzen en voeding : een studie naar demografische kenmerken die samenhangen met onderscheiden vormen van symbolische grenzen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Symbolische grenzen en voeding : een studie naar demografische kenmerken die samenhangen met onderscheiden vormen van symbolische grenzen"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Symbolische grenzen en

voeding

Een studie naar demografische kenmerken die samenhangen met

onderscheiden vormen van symbolische grenzen

Eva Dekker 5985196

evamariadekker@gmail.com

Masterscriptie Algemene Sociologie

Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen Marcel van den Haak en Chip Huisman

(2)

1 Voorwoord

Ik heb mijn hele leven veel van eten kunnen genieten, als er ergens eten op tafel staat, ben ik er altijd als de kippen bij. Ook geniet ik ervan te kijken naar mensen die koken: hoe ze te werk gaan en welke producten ze gebruiken. Toch ben ik van jongs af aan al kritisch geweest op sommige aspecten van onze eetgewoontes, zoals het eten van dieren. Toen ik een jaar of tien was ben ik een jaar vegetariër geweest, totdat ik op feestjes soms weer een stukje worst begon te eten en langzaamaan steeds weer vaker vlees at. Sinds mijn negentiende kan ik echter zeggen: ik eet geen vlees. Ik leg hierin echt de nadruk op het niet eten van vlees, omdat mensen nogal eens gek reageren als je aangeeft vegetariër te zijn, maar wel vis te eten: “Maar, waarom eet je dan wel vis, dat zijn toch ook dieren?”. Hoewel ik zeker tegen overbevissing van de oceanen ben en

gekweekte vis ook geen prettig alternatief vind, heb ik toch besloten af en toe vis te eten. Toch moet ik toegeven dat ik het liefste helemaal vegetarisch eet: geen vlees, geen vis. Sinds ik op mijn eenentwintigste in Amsterdam ben komen wonen, is mijn interesse in (gezond) eten alleen nog maar gegroeid. Ik kan zeggen dat ik heel goed weet wat gezond en ongezond voor je is, maar ik hou mij er absoluut niet altijd aan. Ook ik eet producten die ik heerlijk vind, maar niet per se gezond zijn. Ik geniet er echter enorm van om allemaal nieuwe producten te ontdekken in natuurwinkels en ik ga graag naar horecazaakjes waar je taartjes kan eten zonder suiker en tarwe. Hetzelfde genot dat ik vind in het zoeken naar voor mij nog onbekende, nieuwe producten, ervaar ik ook tijdens mijn studie. Ik vind het heerlijk om kennis te vergaren, nieuwe theorieën te ontdekken. In deze scriptie komt mijn interesse in voeding en mijn interesse in de wetenschap op een mooie manier samen.

Zonder de hulp van mijn familie was het mij echter niet gelukt deze scriptie op tijd af te krijgen. Ik wil hen – mama, oma, Jenny, Dario en Rosa – dan ook allen van harte bedanken voor al die momenten dat ze op Lily hebben gepast, zodat ik kon studeren en ook nog tijd had om te werken. Tevens wil ik mijn begeleider Marcel van den Haak bedanken voor zijn uitgebreide feedback op mijn stukken. Ook wil ik Chip Huisman bedanken voor het nakijken van mijn stuk en het introduceren van het enquête-programma Qualtrics. Ik heb nog nooit zo makkelijk mijn data is SPSS kunnen laden. Ondanks dat dit jaar studeren één van de drukste periodes in mijn leven is geweest, waarin ik heel veel dingen tegelijk naast elkaar heb moeten doen, heb ik er heel erg van genoten. Ik kan dan ook met trots mijn scriptie presenteren.

Eva Dekker

(3)

2 Samenvatting

Binnen dit onderzoek is door middel van een kwantitatieve onderzoeksmethode antwoord gezocht op de vraag in hoeverre verschillende symbolische grenzen te onderscheiden zijn in gebruiken en denkbeelden rondom voeding en hoe deze verschillende symbolische grenzen samenhangen met demografische kenmerken (o.a. sekse, leeftijd en inkomen). De gebruikte data zijn verkregen door middel van een enquête die is uitgevoerd onder 203 respondenten. Uit deze data blijkt dat de vantevoren veronderstelde onderdelen van symbolische grenzen niet allemaal van toepassing zijn op deze data. Door middel van een exploratieve factoranalyse werden een aantal factoren gevonden die van toepassing blijken op deze dataset, namelijk geven om ‘goed’ eten, (ver)oordelend, grote portemonnee, hoge eisen en op budget. Deze grenzen werden

toegevoegd aan de vantevoren veronderstelde symbolische grenzen die van toepassing bleken op deze data-set: gezond, biologisch, milieuvriendelijk, diervriendelijk en authentiek. Door middel van het berekenen van correlaties en het doen van regressieanalyses is nagegaan in hoeverre demografische kenmerken samenhingen met de onderscheiden vormen van symbolische grenzen. Vrouwen en inwoners van grote steden bleken significant meer waarde te hechten aan de

verschillende symbolische grenzen. Samenhang tussen zaken als religieuze overtuiging en politieke voorkeur verschilden sterk per symbolische grens. Hoewel van tevoren aangenomen werd dat sociale klasse (inkomen en opleidingsniveau) samenhang zouden vertonen met de waarde die men hecht aan de verschillende symbolische grenzen, bleken inkomen en

opleidingsniveau geen samenhang te vertonen met symbolische grenzen. Wellicht zijn sekse en woonplaats uiteindelijk van doorslaggevender belang als het gaat om het wel of niet trekken van symbolische grenzen, dan iemands inkomen en opleidingsniveau.

(4)

3 Inhoudsopgave

1. Inleiding --- 4

2. Theorie --- 7

2.1 Symbolische grenzen --- 7

2.2 Voeding als distinctie-object --- 7

2.3 Culturele grenzen en voeding --- 9

2.3.1 Authentiek --- 9

2.3.2 Exotisch --- 11

2.3.3 Complex --- 11

2.3.4 Origineel --- 12

2.4 Sociaaleconomische grenzen en voeding --- 12

2.5 Morele grenzen en voeding --- 13

2.5.1 Ethisch eten --- 14 2.5.2 Lokaal --- 15 2.5.3 Biologisch --- 16 2.5.4 Milieuvriendelijk --- 16 2.5.5 Diervriendelijk --- 17 2.5.6 Gezond --- 17

2.6 Demografische kenmerken en ethiscche consumptie --- 19

3. Methode --- 23 3.1 Steekproef --- 23 3.2 Dataverzameling --- 23 3.3 Instrumenten --- 24 4. Resultaten --- 27 4.1 Kenmerken steekproef --- 27

4.2 Hiërarchie verschillende gerechten --- 28

4.3 Wringpunten --- 30

4.4 Exploratieve factoranalyse (PCA)--- 31

4.5 Betrouwbaarheidsanalyse onderscheiden symbolische grenzen --- 33

4.6 Correlaties en regressieanalyses --- 35

4.6.1 Vrouwen en symbolische grenzen --- 36

4.6.2 Leeftijd en symbolische grenzen --- 36

4.6.3 Huishoudinkomen en symbolische grenzen --- 36

4.6.4 Woonplaats en symbolische grenzen --- 36

4.6.5 Opleidingsniveau en symbolische grenzen --- 37

4.6.6 Religie en symbolische grenzen --- 37

4.6.7 Burgerlijke staat en symbolische grenzen --- 38

4.6.8 Politieke kleur en symbolische grenzen --- 39

4.6.9 Arbeidssituatie en symbolische grenzen --- 39

5. Conclusie en discussie --- 40

Literatuur --- 47

Appendix --- 50

Vragenlijst --- 51 Tabel 1 t/m 13 --- 61-71

(5)

4 1. Inleiding1

Het consumeren van voeding is meer dan alleen een puur fysiologisch proces. Michelle Grayson (2010) vat het mooi samen: “Food. Our need for it is primal, but our relationship with it is complex and

ever-changing”. Hoewel de consumptie van voedsel noodzakelijk is om in leven te blijven, kunnen

keuzes die individuen maken betreffende voeding niet alleen begrepen worden als puur

functioneel (Johnston en Baumann, 2007). Het consumeren van voeding heeft tevens een sociale functie. Net als kunst kan voeding dienen als een manier om status weer te geven (Johnston en Baumann, 2007). Tevens kunnen keuzes betreffende voeding gebruikt worden om een beeld van het zelf en de ander te produceren (Bourdieu, 1984; Gusfield, 1992). Door zichzelf te

positioneren ten opzichte van anderen, vestigen individuen hun identiteit. Subjectieve grenzen die men op deze manier – bedoeld en onbedoeld – trekt tussen zichzelf en anderen, wij en zij, goed en slecht, worden symbolic boundaries genoemd (Lamont, 1992).

In haar onderzoek naar symbolische grenzen onderscheidt Lamont (1992) drie

verschillende symbolische grenzen die mensen (Amerikaanse en Franse mannen uit de hogere middenklasse) trekken tussen zichzelf en anderen: morele grenzen, sociaaleconomische grenzen en culturele grenzen. Morele grenzen worden getrokken op basis van moreel karakter, ze zijn gecentreerd rond eigenschappen als eerlijkheid, arbeidsethos, persoonlijke integriteit en aandacht voor anderen. Sociaaleconomische grenzen worden getrokken op basis de sociale positie van mensen gereflecteerd in hun rijkdom, macht en professioneel succes en hoe men deze positie beoordeelt. Ten slotte worden culturele grenzen getrokken op basis van educatie, intelligentie, manieren, smaak en beheersing van hoge cultuur (Lamont, 1992). Lamont’s werk betreffende symbolische grenzen bouwt voort op het werk van Bourdieu, maar zij uit ook kritiek op Bourdieu’s werk betreffende reproductie (Bourdieu & Passeron, 1977) en distinctie (Bourdieu, 1984). Haar voornaamste kritiek is dat Bourdieu, door zijn focus op culturele en

sociaaleconomische grenzen, het belang van morele grenzen onderschat (Lamont, 1992). Volgens Bourdieu (1984) worden klasseprivileges gereproduceerd door middel van smaak en levensstijlen: dominante groepen definiëren hun eigen culturele smaak als superieur. Personen uit de hogere culturele klasse oefenen symbolisch geweld uit, oftewel een bepaalde betekenis of smaak wordt als dé legitieme betekenis of smaak gezien. Op deze manier worden de onderliggende

machtsverhoudingen verborgen, die de basis vormen voor de legitimering van bepaalde betekenissen en smaken (Bourdieu en Passeron, 1977 in Lamont, Pendergrass & Pachucki, forthcoming). Lamont (1992) stelt de vraag in hoeverre grenzen per definitie hiërarchie en uitsluiting veroorzaken en niet simpelweg gezien kunnen worden als differentiatie. Tevens

1 Delen van het theoretisch kader van dit onderzoek zijn eerder gebruikt in een paper voor het vak

(6)

5

beredeneert ze dat culturele grenzen veel veranderlijker en complexer zijn dan Bourdieu beweert in zijn theorieën betreffende cultureel kapitaal (Lamont, 2001a). Lamont betoogt dan ook dat in plaats van aan te nemen dat symbolische grenzen direct leiden tot uitsluiting, ze gezien moeten worden als een noodzakelijke - maar niet de enige – voorwaarde voor het ontstaan van

ongelijkheid en uitsluiting. Onderzoek naar symbolische begrenzing manifesteert zich in een heel scala aan onderzoeksonderwerpen, zoals status, klasse, gender en etniciteit (Hall, 1992), culturele smaak (DiMaggio, 1992) en humor (Kuipers, 2006). Echter, van al deze studies zijn slechts enkele gericht op de koppeling tussen voeding en het trekken van symbolische grenzen (McPhail,

Chapman & Beagan, 2011).

Individuen trekken constant symbolische grenzen tussen gedragingen van henzelf en anderen. Het morele aspect van symbolische grenzen blijkt met name van belang in het geval van voedsel, het wordt als moreel goed gezien om ethisch te eten. Toch blijkt dit ethische aspect vaak onderbelicht in andere studies (Bourdieu, 1984; Johnston & Baumann, 2007), daarom worden in deze studie juist deze ethische gebruiken rondom voeding het belangrijkste onderzoekonderdeel. De vraag die door middel van het doen van deze studie beantwoord zal worden is: In hoeverre zijn

verschillende symbolische grenzen te onderscheiden in gebruiken en denkbeelden rondom voeding en hoe hangen deze verschillende symbolische grenzen samen met elkaar en met demografische kenmerken?

Door middel van dit onderzoek zal een stap worden gezet in de koppeling van het begrip symbolische begrenzing aan voeding. Tevens zal een koppeling worden gemaakt tussen de ‘kleinere’ sociale kenmerken, zoals leeftijd en sekse, die in andere studies soms ondergeschikt leken aan ‘grote onderwerpen’, zoals sociale klasse. Aan de hand van data afkomstig uit enquêtes zal onderzocht worden in hoeverre individuen symbolische grenzen gebruiken om onderscheid te maken tussen ethisch en onethisch voedsel en tussen henzelf en anderen. Symbolische grenzen worden veelal op een meer kwalitatieve wijze onderzocht, namelijk door middel van interviews; in dit onderzoek zal echter gebruik gemaakt worden van enquêtes. Bourdieu’s klassieke studie

Distinction (1984) naar distinctieprocessen en het gebruik van symbolische grenzen is voor een

groot deel kwantitatief uitgevoerd. Het gebruik van een enquête maakt het eenvoudiger om onderzoek naar symbolische grenzen uit te voeren onder een groter aantal individuen, dan wanneer men alleen interviews zou gebruiken. Echter, vanwege tijdsoverwegingen is besloten om in het geval van deze scriptie het aantal individuen te beperken tot ongeveer 200 individuen. Gebaseerd op de bovenbeschreven resultaten van studies betreffende symbolische grenzen, ethische voeding en daarmee samenhangende demografische kenmerken, zullen een aantal vragen

(7)

6

en hypothesen geformuleerd worden. De onderzoeksvraag waarop in dit onderzoek een antwoord wordt gezocht, luidt:

In hoeverre zijn verschillende symbolische grenzen te onderscheiden in gebruiken en denkbeelden rondom voeding en hoe hangen deze verschillende symbolische grenzen samen met demografische kenmerken.

Om antwoord te kunnen geven op deze onderzoeksvraag, zijn enkele subvragen geformuleerd. Om het onderzoek goed te kunnen uitvoeren, moet allereerst helder worden welke verschillende symbolische grenzen onderscheiden kunnen worden en hoe deze met elkaar interacteren. Ten slotte zal nagegaan worden in hoeverre demografische kenmerken van invloed blijken op het gebruik van onderscheiden symbolische grenzen.

Deelvragen:

1. Welke symbolische grenzen zijn te onderscheiden en komen deze overeen met de literatuur rondom verschillende symbolische grenzen?

2. In hoeverre hangen demografische kenmerken samen met het al dan niet vertonen van onderscheiden vormen van symbolische grenzen?

3. In hoeverre wordt er een hiërarchie zichtbaar tussen verschillende gerechten en hoe ziet deze hiërarchie eruit, in hoeverre wordt er een samenhang zichtbaar tussen demografische kenmerken en het willen serveren van bepaalde gerechten?

(8)

7 2. Theorie

2.1 Symbolische grenzen

Binnen de sociologie bestaat een lange traditie van onderzoek naar grenzen die men trekt tussen groepen, de traditie gaat terug tot werk van de klassieke sociologen: Durkheim (1915), Marx (1844) en Weber (1922). Ook hedendaagse sociologen verdiepen zich in grenzen. Een belangrijk thema binnen de huidige literatuur betreffende grenzen is de zoektocht naar inzicht in de rol van symbolische middelen, zoals distincties en culturele tradities, in het creëren, behouden, bestrijden en het zelfs laten verdwijnen van sociale verschillen in bijvoorbeeld klasse, geslacht en ras

(Lamont & Molnár, 2002). In hoeverre symbolische grenzen en sociale grenzen samenvallen en in hoeverre symbolische grenzen helpen om sociale grenzen te markeren zijn vragen die binnen de huidige sociologie centraal staan. Symbolische grenzen zijn de door de mens gemaakte

conceptuele distincties die helpen objecten, individuen en gebruiken te categoriseren. Het onderzoeken van symbolische grenzen maakt het mogelijk om de dynamische dimensies van sociale relaties vast te leggen. Het proces is dynamisch omdat verschillende groepen met elkaar concurreren voor de productie, verspreiding en institutionalisering van alternatieve

classificatiesystemen en principes (Lamont & Molnár, 2002). Sociale grenzen zijn de meer duurzame en geïnstitutionaliseerde sociale verschillen tussen individuen, gemanifesteerd in bijvoorbeeld residentiële segregatie en inkomensongelijkheid (Pachucki, Pendergrass & Lamont, 2007). Alleen als symbolische grenzen algemeen geaccepteerd worden, kunnen ze beperkend werken en van belangrijke invloed zijn op sociale interacties, bijvoorbeeld in de vorm van sociale uitsluiting en segregatie. Hoewel sociale grenzen wellicht zichtbaarder zijn, kan niet gezegd

worden dat symbolische grenzen minder echt zijn dan sociale grenzen (Lamont & Molnár, 2002).

2.2 Voeding als distinctie-object

In Bourdieu’s grondige onderzoek naar distinctie in het Frankrijk van de jaren zestig toont hij onder andere aan dat er een verband bestaat tussen inkomen en voedingskeuzes (Bourdieu, 1984). Als men stijgt in de sociale hiërarchie, daalt niet alleen het deel van het inkomen dat wordt uitgegeven aan voedsel (ten gunste van kleding, cosmetica, het uiterlijk, schoonheid, culturele en vrijetijdsactiviteiten), maar binnen het voedselbudget daalt het deel van het inkomen uitgegeven aan goedkoop, zwaar en vet voedsel, zoals pasta, aardappelen, bonen, varkensvlees en wijn, terwijl men meer uitgeeft aan lichte, verfijnde en delicate producten, zoals magere

(vlees)producten en groenten en fruit (Bourdieu, 1984; 177). Bourdieu laat echter zien dat alleen inkomen niet kan verklaren dat binnen dezelfde inkomensgroepen totaal verschillende

(9)

8

ander belangrijke onderscheidingsmechanisme overschaduwt, namelijk het verschil binnen de hogere inkomensgroep tussen het segment rijker in economisch kapitaal en minder rijk in

cultureel kapitaal en het segment rijker in cultureel kapitaal en minder rijk in economisch kapitaal (Ibid.). Bourdieu koppelt smaak in voedsel aan de heersende ideeën binnen de verschillende klassen betreffende het lichaam en het effect van voedsel op het lichaam, bijvoorbeeld op de kracht, gezondheid en schoonheid van het lichaam en op de manier hoe deze geëvalueerd worden door de verschillende klassen (Bourdieu, 1984; 190). Bourdieu noemt het lichaam dan ook de meest onbetwistbare materialisatie van klasse-smaak: de manier van omgaan met het lichaam, hoe men het lichaam voedt en verzorgt (Ibid). Bourdieu toont aan dat binnen verschillende klassen anders wordt gekeken naar voedsel, dit onderscheid is vooral gelegen in het verschil tussen

substance and function en form and manner (Bourdieu, 1984; 196). Binnen de lagere klassen is voedsel

een materiële werkelijkheid, verbonden met noodzaak: voeding wordt gezien als een voedende substantie die het lichaam ondersteunt en kracht geeft (zwaar, vet en krachtig voedsel). Binnen de hogere klasse wordt prioriteit gegeven aan vorm (de vorm van het lichaam), voeding is

verbonden met luxe, orde, terughoudendheid en fatsoen. Ver verwijderd van de betekenis en de primaire functie van consumptie.

Naast veel lof oogstte Bourdieu’s theorie tevens kritiek. Critici wijzen op de grenzen aan Bourdieu’s theorie. Zo blijken de, door Bourdieu in het Frankrijk van de jaren zestig

waargenomen, principes van culturele hiërarchie lang niet zo universeel als hij beweert (Johnston & Baumann, 2007). Tevens liet onderzoek naar distinctie in de Verenigde Staten zien, dat Amerikanen uit de hogere sociale klasse een steeds meer omnivoor smaakpatroon begonnen te ontwikkelen (Peterson & Simkus, 1992, in Peterson, 2005). Dit omnivore smaakpatroon is zichtbaar in voorkeuren betreffende muziek, podiumkunsten en museumbezoek, maar ook in gebruiken rondom voedsel (Johnston & Baumann, 2007). De omnivore trend die zichtbaar is in voedselgewoontes – gedefinieerd als de verbreding van het repertoire van hoge-status voedsel – zou de basis voor statusdistincties aantasten: de alleenheerschappij van de snobistische Franse keuken is verleden tijd is. Echter, Johnston en Baumann (2007) laten zien dat de ontwikkeling van een meer omnivoor smaakpatroon geen weerlegging hoeft te zijn van Bourdieu’s theorie betreffende smaak en klasse. In plaats daarvan kan het bestaan van een omnivoor smaakpatroon gezien worden als een uitdaging voor een meer genuanceerde lezing van Bourdieu’s werk. De meest cruciale culturele grens die Bourdieu trekt, is niet die tussen lage en hoge cultuur, maar tussen legitieme (cultuur die wordt onderschreven door instituties en individuen met culturele autoriteit) en illegitieme cultuur (cultuur die dergelijke goedkeuring niet heeft of zelfs afgekeurd wordt door instituties en individuen met culturele autoriteit). Het discours rondom gourmet food

(10)

9

writing (het schrijven over gastronomische voeding) laat zien dat lang niet al het beschikbare

voedsel als legitiem wordt ervaren: er bestaat wel degelijk onderscheid tussen welke soorten voedsel als hoge status voedsel wordt beschouwd (Johnston & Baumann, 2007). Nog altijd worden grenzen getrokken tussen legitieme en illegitieme voedselkeuzes. Deze worden echter op nieuwe en complexe manieren getrokken, waardoor een balans wordt gevonden tussen de, nog altijd bestaande, behoefte aan distinctie en democratische gelijkheid. Een hiërarchie is er nog steeds, zoals ten tijde van het vroegere snobisme, maar deze wordt min of meer verborgen door de veronderstelde samenhang met individuele smaak en levensstijl. Dit maakt culturele

omnivoriteit tot een strategie voor statusweergave in een tijd waarin het idee van meritocratie hoogtij viert (Johnston & Baumann, 2007).

2.3 Culturele grenzen en voeding

Voedsel wordt geëvalueerd volgens een aantal culturele principes. Verschillende onderzoekers bespreken principes waarlangs culturele keuzes als legitieme keuzes worden omgrensd, waardoor andere culturele keuzes tot illegitieme keuzes worden gemaakt. De principes waarlangs bepaalde cultuurproducten, zoals muziek en voedsel, gelegitimeerd worden, worden soms samen, soms apart van elkaar gebruikt (Johnston & Baumann, 2007; Van den Haak, 2014; Vermeulen & Van den Haak, 2012). In onderhavig onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen authentiek, exotisch, complex en origineel, als principes voor legitimering van keuzes voor bepaalde soorten voeding. De gebruikte principes kunnen analytisch onderscheiden worden, maar tegelijkertijd hebben de principes ook enige overlap met elkaar. De isolatie van de verschillende begrippen, maakt het makkelijker de principes van elkaar te onderscheiden, terwijl dus onthouden moet worden dat het onderscheid een puur wetenschappelijk onderscheid is. Tevens kunnen de verschillende principes niet benaderd worden als dichotomie: het is niet zo dat bepaalde voeding wel of niet authentiek is. Het gaat hier eerder om een glijdende schaal waarin voedsel in meer of mindere mate authentiek is (Johnston & Baumann, 2007). Eveneens zijn oordelen over voeding altijd subjectief: men ervaart bepaalde soorten voeding als meer of minder complex. Met andere woorden: het is niet objectief vaststelbaar in hoeverre voeding bijvoorbeeld exotisch of origineel is.

2.3.1 Authentiek

In de westerse cultuur wordt waarde gehecht aan authentieke culturele ervaringen (Johnston & Baumann, 2007). Door de nadruk te leggen op de authenticiteit van voeding, wordt bepaalde voeding als een ‘waardige’ optie beschouwd. Johnston en Baumann (2007) zien de nadruk op

(11)

10

authenticiteit uiteen vallen in geografische specificiteit, eenvoud, persoonlijke connecties en historicisme. Door nadruk te leggen op de specifieke locatie waar voedsel wordt geproduceerd, wordt het onderscheiden van meer generieke versies van eenzelfde product (Parmezaanse kaas uit de omgeving van Parma versus Parmezaanse kaas van de AH). Een dergelijke meer generieke versie wordt gezien als een ‘onwaardige’ vervanger van het authentieke product. De tweede dimensie ‘eenvoud’ is terug te zien in de weergave van de producenten van authentiek voedsel als eenvoudige mensen, die gebruik maken van eenvoudige, kleinschalige en non-industriële

productietechnieken. Naast het idee dat kleinschalige productie beter voedsel kan produceren, wordt de kleinschalige productie ook een doel op zich (Johnston en Baumann, 2007). Dit heeft vooral te maken met het nostalgische gevoel dat deze vorm van produceren oproept, evenals de agrarische idealen en het simpele leven dat het impliceert. Kleinschalige productie wordt

daardoor voorgesteld als moreel superieur aan industriële processen, en producenten worden gezien als gedreven door niet-commerciële en morele motivaties zoals een liefde voor de landbouw. Hier moet wel de kanttekening geplaatst worden, dat, hoewel biologische voedselproductie vaak geïdealiseerd wordt als simpel en kleinschalig, de meeste biologische producten die door Amerikanen worden geconsumeerd, worden geproduceerd in grote

transnationale agrarische bedrijven: een agricultureel model zeer ver verwijderd van het ideaal van simpele familiebedrijven (Ibid). Daarmee samenhangend wordt de authenticiteit van voedsel benadrukt door een derde dimensie: de persoonlijke connectie. Dit is een connectie van voedsel met specifieke personen, familietradities of creatieve individuen. Door de persoonlijke connectie wordt de oorsprong van een product herleidbaar naar personen en hun individuele creativiteit. De nadruk ligt op de specifieke, authentieke en ambachtelijke afstamming van een product, dat op deze manier wordt onderscheiden van het anonieme industriële voedsel (Johnston & Baumann, 2007). Ten slotte wordt de nadruk gelegd op de historie van een product en de fundering in traditie. Op die manier wordt een bepaald product neergezet als tijdloos: ver

verwijderd van kortstondige rages. Hoewel de nadruk op authenticiteit in eerste instantie vaak als meer democratisch wordt beschouwd dan de traditionele Franse haute cuisine – met haar zeer nauw afgebakende definitie van legitieme voedselkeuzes – heeft de nadruk op het authentieke karakter van voedsel ook uitsluiting tot gevolg. De extreme geografische specificiteit en

arbeidsintensieve productietechnieken die samenhangen met de meeste ‘authentieke’ producten, maakt dit authentieke voedsel erg duur en ook nog eens moeilijk verkrijgbaar voor mensen die voor hun dagelijkse boodschappen afhankelijk zijn van de supermarkt. Authentiek voedsel is eigenlijk alleen toegankelijk voor kosmopolitische individuen, afkomstig uit de

(12)

hogere-11

middenklasse, met volop budget voor authentieke producten en reizen over de hele wereld (Johnston & Baumann, 2007).

2.3.2 Exotisch

Een tweede principe waarlangs voedsel wordt gewaardeerd, is de nadruk op het exotische karakter van bepaalde soorten voedsel. De waardering van exotisch voedsel hangt samen met de culturele waardering van exotische ervaringen (Johnston & Baumann, 2007). Exotisch voedsel wordt gezien als onbekend en opwindend: anders dan mainstream smaakervaringen. Voedsel wordt op twee manieren gepositioneerd als exotisch, namelijk door de nadruk op de ongewone aard en het prikkelende karakter van voedsel.

Bepaalde soorten voedsel worden als ongewoon beschouwd door de verbinding met buitenlandse mensen en plaatsen. Voedsel wordt vooral als exotisch ervaren als er een (grote) sociale afstand bestaat tussen degene die het voedsel maakt en de consument/eter. Johnston en Baumann (2007) merken op dat een product vooral wordt gewaardeerd als dit erg zeldzaam is. De tweede dimensie van exotisch is een focus op norm brekend voedsel: voedsel dat kan worden omschreven als prikkelend, ongepast, gedurfd en over het algemeen niet geaccepteerd door mainstream eters (Johnston & Baumann, 2007). Door de nadruk te leggen op het prikkelende karakter van voedsel, kan distinctie onderkend worden, zonder te vervallen in openlijk snobisme. Net als bij de nadruk op het authentieke karakter van voeding, ontstaat er een dialectische

spanning tussen de democratische ideologie en de ideologie van distinctie. Het verbreden van het repertoire van waardige voedselkeuzes, is tegelijk het af doen van andere voedselkeuzes als banaal, onopvallend en onverfijnd. Uiteindelijk hebben slechts enkelen de macht te bepalen wat interessant, ongebruikelijk en spannend is. Hierin ligt de focus op voedsel dat alleen verkrijgbaar is voor individuen met aanzienlijke hoeveelheden economisch en cultureel kapitaal, waardoor dit relatief ontoegankelijk is voor de meeste mensen (Johnston & Baumann, 2007).

2.3.3 Complex

Het principe complex is wellicht het meest simpel te interpreteren als het wordt gecontrasteerd met principes aan het andere eind van het ‘complexe’ spectrum, namelijk makkelijk, simpel, begrijpelijk en toegankelijk (Van den Haak, 2014; 320). Voedsel kan ervaren worden als complex als het investeren van tijd, in de vorm van concentratie en oefening, noodzakelijk is om dit voedsel te kunnen waarderen (Vermeulen & Van den Haak, 2012). Onder complex eten valt bijvoorbeeld normbrekend voedsel: voedsel dat ver verwijderd is van wat de gewone mens beschouwd als smakelijk of zelfs eetbaar. Vroeger waren dat gerechten als kikkerbilletjes en oesters, daarna rauwe vis (sushi) en nu wellicht oorgaanvlees, althans in Nederland, want in veel

(13)

12

andere Europese landen wordt dit volop gegeten. Echter, als bepaalde gerechten normaal worden, kan een gerecht zijn legitimiteit niet meer verkrijgen van zijn normbrekende karakter (Johnston & Baumann, 2007). Iemands opvoeding en opleiding spelen een grote rol in het gemak waarmee men zich een complexe smaak in voeding eigen kan maken. Dit maakt dat niet iedereen zich een meer complexe smaak in eten eigen kan maken, daardoor kan complex gezien worden als een principe waarmee men zich kan onderscheiden van andere mensen (Vermeulen & Van den Haak, 2012). Anders dan bij de nadruk op het authentieke en exotische karakter van voeding, is complex een veel minder democratisch onderscheidingsmechanisme. De nadruk op

complexiteit kan leiden tot de voortdurende reproductie van een culturele hiërarchie. De hogere, complexe kunstvormen worden meer gewaardeerd door individuen uit de hogere

sociaaleconomische klasse en krijgen daardoor de status van hoge cultuur mee (Vermeulen & Van den Haak, 2012).

2.3.4 Origineel

Het principe origineel is sterk verbonden met het begrip authentiek, toch zijn er wel degelijk verschillen tussen beide principes. Originaliteit kan gezien worden als een overkoepelende term voor verschillende aspecten van originaliteit: alternatief, innovatief, experimenteel en origineel (letterlijke betekenis). Oftewel, het principe originaliteit is ver verwijderd van begrippen als clichématig, voorspelbaar en ‘altijd hetzelfde’ (Van den Haak, 2014; 320). In de samenleving wordt originaliteit gewaardeerd, mensen houden ervan als culturele vormen nieuw, anders of verrassend zijn. De nadruk op originaliteit kan gezien worden als een manier om zich te onderscheiden van anderen, de culturele elite gebruikt originaliteit bijvoorbeeld om zich te onderscheiden van de – meer behoudende – economische elite (Vermeulen & Van den Haak, 2012). Echter, origineel voedsel is niet simpelweg het tegenovergestelde van traditionele Franse keuken, het is juist het vasthouden aan bepaalde onderdelen van een culinaire traditie, maar daar ook van af durven wijken. Creativiteit is van essentieel belang, maar daarnaast moet er altijd een connectie blijven bestaan met de fundamenten van de culinaire traditie (Johnston & Baumann, 2007).

2.4 Sociaaleconomische grenzen en voeding

Individuen die gebruik maken van sociaaleconomische grenzen hechten waarde aan sociale positie, gemarkeerd in de prestige van iemands baan, financiële draagkracht, klasse achtergrond, macht en zichtbaarheid in prestigieuze sociale kringen (Lamont, 1992; 63). Wanneer men veel waarde hecht aan sociaaleconomische grenzen wordt geld eencruciaal signaal van bekwaamheid

(14)

13

en aantrekkelijkheid, terwijl de plek waar men woont en de dure spullen die men bezit, aanduidingen van dit succes worden (Ibid.).

Sociaaleconomische grenzen blijken de meest belangrijke symbolische grenzen te zijn, tevens ziet Lamont (1992) het belang ervan groeien. Als een samenleving minder gedifferentieerd wordt, geografische mobiliteit toeneemt en men leeft in meer anonieme gemeenschappen, dan komt de nadruk juist vaker op sociaaleconomische grenzen te liggen. Sociaaleconomische status is makkelijker te signaleren dan morele en culturele status. Anders dan bij culturele en morele grenzen, geeft men door de dagelijkse consumptie, zoals die van voedsel, direct informatie over waar iemand staat op de inkomensschaal (Lamont, 1992: 85).

Sociaaleconomische grenzen betreffende voedsel zijn zichtbaar in het verlangen naar kwaliteit. Ook kan men door middel van consumptiekeuzes zichtbaar maken dat men geld bezit, bijvoorbeeld door de aankoop van exclusieve producten in een delicatessenwinkel. Bourdieu (1984; 184) onderscheidt het verschil tussen taste of necessity en taste of luxury. Bij taste of necessity ligt de nadruk op de functie van het eten, terwijl het bij taste of luxury gaat om de vorm. Oftewel, de betekenis van de primaire functie van voedsel, namelijk een voedende substantie, wordt ontkend. Verschillende soorten voedsel of situaties waarin men dat voedsel eet kunnen worden gebruikt om sociaaleconomische grenzen te trekken, bijvoorbeeld het eten in een sterrenrestaurant aan de ene kant en het eten bij fast food restaurant, zoals de Macdonalds, Burgerking en KFC aan de andere kant van het culinaire spectrum. Hier kan tevens de vraag worden gesteld in hoeverre mensen naar een sterrenrestaurant gaan, omdat ze het waarderen dat ze hier bijzondere

smaakcombinaties en mooi gepresenteerd eten krijgen, of dat zij een sterrenrestaurant bezoeken door het prestige dat ermee samenhangt.

2.5 Morele grenzen en voeding

Zoals gezegd ziet Bourdieu (1984) keuzes betreffende voeding en wijzen waarop voedsel

geconsumeerd wordt, voornamelijk als dienend als een vorm van cultureel kapitaal. Dit is echter niet de enige manier hoe keuzes betreffende voeding gezien kunnen worden. Deze keuzes kunnen ook dienen als een manier van het aanbrengen van morele grenzen. Uit onderzoek blijkt het verband tussen de consumptie van voedsel en moraliteit (Backett, 1992). Individuen

beoordelen voedsel als ‘goed’ of ‘slecht’ en nog belangrijker: zij breiden deze categorieën uit buiten die van voedsel. Voeding zegt dan ook iets over individuen die dit voedsel consumeren en maakt van hen ‘goede’ of ‘slechte’ mensen. Deze verbinding van morele oordelen en voedsel kan langs verschillende wegen aangebracht worden. In onderhavig onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de ethische concepten lokaal, biologisch, milieuvriendelijk, diervriendelijk en

(15)

14

gezond als principes voor legitimering van keuzes voor bepaalde soorten voeding. Hier geldt, wellicht nog meer dan bij de culturele principes, dat een simpel onderscheid tussen de

verschillende principes vrij lastig aan te brengen is. Het is moeilijk aan te geven waar de grenzen zich bevinden tussen bijvoorbeeld milieu- en diervriendelijk: Al meteen tijdens het opsplitsen van de begrippen blijkt dat een opsplitsing van de begrippen amper mogelijk is. Het kopen en eten van biologisch voedsel, kan gebruikt worden als manier om het milieu te beschermen, maar tegelijkertijd kan dat ook gezegd worden voor lokaal, milieu- en diervriendelijk voedsel. Toch zal getracht worden de begrippen los van elkaar te bespreken.Ook hier geldt dat de verschillende principes enige overlap met elkaar kunnen hebben, omdat deze principes veel met elkaar gemeen hebben en ook vaak samen worden gebruikt als men voedselethiek belangrijk vindt. In de volgende paragraaf zal eerst kort besproken worden wat het begrip ethisch eten inhoudt, vervolgens zullen de verschillende principes waarlangs moraliteit kan worden verbonden met voedsel worden besproken.

2.5.1 Ethisch eten

Onder consumenten is langzaamaan het besef ontstaan dat zij door middel van hun

consumptiepatronen invloed kunnen uitoefenen op de wereld om hen heen. Bepaalde sociale en ecologische problemen, zoals de opwarming van de aarde en honger in een groot deel van de wereld, zijn direct te verbinden met gedragingen van de mens in de ontwikkelde wereld. Het aanpassen van consumptiepatronen om sociale en ecologische problemen te verminderen, wordt wel ethische consumptie genoemd (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Door de oorsprong van bepaalde ecologische problemen te kennen, kan men op zoek gaan naar oplossingen om deze problemen te verminderen. Deze ethische consumptie valt uiteen in verschillende

consumptievormen, waarvan ethisch eten er één is (Johnston, Szabo & Rodney, 2011; Johnston, Rodney & Szabo, 2012). Het begrip ethisch eten verwijst onder andere naar keuzes die men maakt om bepaalde sociale en ecologische onrechtvaardigheden te verbeteren, door de aanschaf van bijvoorbeeld biologische en fair trade producten (Johnston, Rodney & Szabo, 2012). Daarbij heeft het begrip ethisch eten ook een duidelijk morele ondertoon. Ethische consumptie kan omschreven worden als het gegeven dat men producten en middelen niet alleen koopt en gebruikt om de persoonlijke genoegens en waarden te vervullen, maar ook vanuit een morele gedachten van wat goed en slecht is (Starr, 2009 in Johnston, Szabo & Rodney, 2011).

Het is belangrijk om het gebruik ethisch eten als een discours te benaderen. Ethisch eten kan dus niet worden gezien als een aantal simpele regels voor eten, maar eerder als een

(16)

15

die lokaal, biologisch, dier- en milieuvriendelijk geproduceerd is (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Door het begrip ethisch eten te benaderen als discours kan rekening worden gehouden met het niet-statische karakter van het begrip ethisch eten. Afhankelijk van tijd en plaats worden bepaalde kwesties binnen het discours meer benadrukt dan andere kwesties (Johnston, Rodney & Szabo, 2012). Er is dan ook geen universeel oordeel mogelijk over welke producten als ethisch, dan wel onethisch worden beschouwd. Het gaat er vooral om welke ethische onderdelen

aandacht krijgen binnen de publieke opinie, zoals biologische certificering, lokale herkomst en de humane behandeling van dieren in de voedselproductie. Bepaalde kwesties die in filosofische termen als ethisch kunnen worden gezien, krijgen niet veel aandacht van het publiek. In het Noord-Amerikaanse voedseldiscours bijvoorbeeld is er veel meer aandacht voor

milieuproblematiek, terwijl kwesties zoals honger, sociale rechtvaardigheid en landbouwarbeid veel minder aandacht krijgen (Johnston & Baumann, 2010, in Johnston, Szabo & Rodney, 2011).

Uit onderzoek van Johnston, Szabo en Rodney (2011) blijkt dat milieu-overwegingen het voornaamste onderdeel van het ethisch-eten repertoire was. Ethisch eten was synoniem voor ‘groen’ eten en dat werd in de eerste plaats verbonden aan lokaal en/of biologisch voedsel. Connecties tussen voedselkeuzes en schade aan het milieu werden veelvuldig gemaakt, schade aan het milieu veroorzaakt door voedselkeuzes zijn bijvoorbeeld koolstofemissies van het transport van levensmiddelen (lokaal/milieuvriendelijk), en de schadelijke effecten van pesticiden

(biologisch/milieuvriendelijk) en de bio-industrie (biologisch, dier-en milieuvriendelijk).

Milieuthema’s werden vaak besproken in relatie met biologisch en lokaal-geproduceerd voedsel, maar ook met vegetarisme en het verlagen van de vleesconsumptie (diervriendelijk).

2.5.2 Lokaal

Het principe lokaal verwijst naar het feit dat een voedselproduct dichtbij de plek waar het uiteindelijk geconsumeerd wordt, is geproduceerd. Lokaal wordt onder andere gewaardeerd omdat voedsel een kortere reis heeft afgelegd tussen veld en bord. Hier blijkt meteen de

koppeling tussen lokaal en milieuvriendelijk. Het is namelijk beter voor het milieu als voedsel van dichtbij komt, omdat het voedsel op deze manier minder ver vervoerd moet worden, waardoor koolstofemissies door deze transporten beperkt worden. Echter, een simpele koppeling tussen ver weg en slecht voor het milieu is problematisch, aangezien er ook een groot verschil is tussen hoe bepaalde producten naar de consument worden gebracht. Zo is het voor het milieu veel minder schadelijk als een product per boot naar Nederland wordt verscheept, dan wanneer het per vliegtuig of per vrachtwagen naar Nederland wordt gebracht. In supermarkten wordt echter niet aangegeven hoe producten precies in Nederland terecht zijn gekomen. Tevens kan niet per

(17)

16

definitie gezegd worden dat voedsel van dichtbij per se milieuvriendelijker zijn: om een mango in Nederland te laten groeien, moet zo’n mango in een kas groeien, waardoor het wellicht nog schadelijker is voor het milieu dan wanneer ze vanuit Colombia naar Nederland worden verscheept. Lokale producten kunnen aangeschaft worden op boederijen in de buurt, op

boerenmarkten, of door in natuurwinkels op te letten of een product uit de omgeving komt. Zo kan men groenten, fruit, vlees, eieren en zuivel kopen bij lokale boeren, in plaats van bij grote supermarkten2, waar deze producten steeds weer van een andere (onbekende) producent afkomstig zijn.

2.5.3 Biologisch

Het principe biologisch verwijst naar principe dat voedingsmiddelelen op een biologische manier geproduceerd worden. Dit houdt in dat binnen het productieproces zaken als het welzijn van dieren, milieu, natuur en landschap centraal staan. Boeren gebruiken geen chemische

bestrijdingsmiddelen, kunstmest of genetisch gemodificeerde zaden en veehouders hebben een diervriendelijke werkwijze (voedingscentrum.nl). Alleen al uit deze definitie blijkt dat het begrip biologisch veel overeenkomsten heeft met zaken als milieu- en diervriendelijkheid.

2.5.4 Milieuvriendelijk

Onze dagelijkse consumptie van voedsel brengt veel schadelijk invloeden op het milieu met zich mee. De vleesindustrie heeft schadelijke effecten op het milieu, zoals het mestoverschot,

verontreiniging van het water door afvalmateriaal van de bio-industrie. Tevens heeft het milieu te maken met andere schadelijke effecten van de voedselindustrie zoals overbevissing,

koolstofemissies van het transport van levensmiddelen en schadelijke effecten van pesticiden op het milieu. Dit zijn zomaar een paar schadelijke invloeden van de voedselindustrie op het milieu, maar er zijn nog veel meer effecten te benoemen, zoals het overschot van vrouwelijke hormonen in ons grondwater, afkomstig van het overschot aan vrouwelijke dieren in onze voedselindustrie. Vrouwtjesdieren geven immers melk, leggen eieren en kunnen jongen voortbrengen, terwijl mannetjes dieren eigenlijk puur een reproductieve functie hebben. Daardoor zijn slechts enkele mannetjesdieren nodig: één mannetje kan vele vrouwtjes bevruchten. Hierdoor worden

mannetjesdieren veel eerder geslacht, of simpelweg dood gemaakt (kuikens), waardoor het overgrote deel van de dieren in de voedingsindustrie vrouwelijk is (Koplin et al., 2002).

2 In de supermarkt staat bij groenten en fruit over het algemeen vermeld uit welk land het product afkomstig is, maar

het is moeilijk te achterhalen hoe een product naar de supermarkt is vervoerd. Zo is het voor het milieu beter als groenten en fruit verscheept wordt per boot, terwijl vlieg- en wegtransport slechter is voor het milieu. Bij winkelketens zoals Ekoplaza en Marqt wordt bij groenten en fruit vermeld door welke boer deze geproduceerd worden.

(18)

17

Gedragingen die schadelijke effecten van onze voedselproductie tegengaan of tenminste

verminderen, kunnen onder de noemer milieuvriendelijk worden geschaard. Ook hier bestaat veel overlap met andere ethische principes, zoals lokaal, biologisch en diervriendelijk. Echter,

milieuvriendelijk is niet per definitie gelijk aan diervriendelijk. Er wordt wel eens geopperd dat het biologisch houden van dieren uiteindelijk schadelijker is voor het milieu dan de bio-industrie, omdat er meer landoppervlak nodig is dan bij een reguliere vleesveehouderij. Echter, hier staan ook voordelen voor in de plaats, zoals een minder hoog mestoverschot en betere diergezondheid (milieucentraal.nl).

2.5.5 Diervriendelijk

Dierlijke producten, zoals vlees, melk en eieren, die op een meer diervriendelijke manier geproduceerd zijn (meer ruimte per dier, gevarieerder voedsel, dieren die naar buiten kunnen, minder (lange) transporten), kunnen het predicaat diervriendelijk dragen. Diervriendelijke processen in de voedingsindustrie hebben veel overlap met biologische

(vlees)productiemethoden. Het in ogenschouw nemen van de levenskwaliteit van dieren komt voort uit kritiek op de grootschalige bio-industrie en dierenmishandeling die binnen deze industrie voorkomt (Johnston, Szabo & Rodney, 2011).

2.5.6 Gezond

Het principe gezond leent zich uitermate goed als moreel onderscheidingsmechanisme. Zo blijkt bijvoorbeeld dat jongeren sterk moralistische denkbeelden hebben over fast food (McPhail et al., 2011). Fast food wordt gezien als ‘slecht’ en ongezond, maar wordt daarnaast gebruikt om een idee van het zelf te verbinden aan begrippen als ‘gezond’ of ‘ongezond’, ‘succesvol’ en ‘onsuccesvol’ en dus met ‘goed’ of ‘slecht’. Het moral boundary work dat deze jongeren tentoonspreidden tijdens het praten over fast food, hielp hen in zekere zin om een beeld te vormen van henzelf en het soort persoon dat zij zijn (McPhail et al., 2011).

De vraag rijst waar deze sterk moralistische verbinding tussen voeding en het zelf vandaan komt. Het feit dat gezond eten zelfdiscipline en beheersing vraagt van een individu zou een mogelijke verklaring kunnen zijn3. Niet toegeven aan verleidingen (in de vorm van ongezond voedsel), wordt als moreel ‘juist’ gezien (Gusfield, 1992). Gusfield wijst verschillende

tegenstellingen aan tussen voedingsmiddelen: ongeraffineerd versus geraffineerd, puur versus

3 Echter, hier kan wel de kanttekening geplaatst worden dat er ook een culturele verklaring bestaat: de

esthetische dispositie. Mensen met meer cultureel kapitaal, blijken in hun waardering van cultuurvormen meer nadruk te leggen op vorm, originaliteit en hoe deze zich verhoudt tot andere cultuurvormen. Mensen met minder cultureel kapitaal beoordelen een cultuurvorm juist meer op inhoud, het oproepen van emotie en het directe nut (Bourdieu, 1984).

(19)

18

toevoegingen, rauw versus gekookt, tarwebrood versus wit brood4, biologisch versus bemest, natuurlijk versus kunstmatig. Deze tegenstellingen krijgen vervolgens een waarde mee, dan wel ‘goed’ dan wel ‘slecht’. Deze nadruk op ‘goed’ en ‘slecht’ voedsel is duidelijk terug te zien in

natural food movements (Ibid.). Binnen deze beweging worden producten gewaardeerd die dichterbij

hun natuurlijke vorm staan. Gusfield (1992) ziet natural food movements als een tegencultuur: een cultuur die zich afkeert van de bestaande conventies betreffende voeding. Hij wijst op de

tegengestelde logica die bestaat binnen de beweging en de logica die geldt binnen de samenleving als geheel. Het verwerken, verpakken en conserveren van voedsel wordt gezien als handelingen die de natuurlijke kwaliteiten van voeding laat verdwijnen en zelfs risicovol kan zijn. De in de reguliere landbouw effectief gebruikte kunstmest en pesticiden worden binnen de natural food

movement beschouwd als risicovolle hulpmiddelen. Terwijl deze praktijken in de samenleving als

geheel grotendeels als tekenen van veiligheid en welzijn worden beschouwd (Ibid.). Hier moet wel tegenin worden gebracht dat ook reguliere supermarkten steeds meer onverwerkte

voedingsmiddelen verkopen en dat tegenwoordig in een groot deel van de samenleving wordt ingezien dat het oneindige gebruik van kunstmest en pesticiden op den duur een slechte invloed kan hebben op ons natuurlijke leefmilieu en dus op de mens zelf.

Echter, hier moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de koppeling van ethisch eten aan moraliteit niet te veel overdreven moet worden. Voor sommige individuen zal ethische consumptie daadwerkelijk gezien worden als een vorm van burgerschap, maar tegelijkertijd kan de vraag gesteld worden in hoeverre men deze ethische keuzes maakt voor de wereld om hen heen, of hoofdzakelijk voor eigen gewin (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Naast dat biologisch geproduceerde groenten en fruit wellicht beter zijn voor het milieu, worden er tevens

gezondheidsclaims verbonden aan de consumptie van biologische voeding. Zo zou het eten van bespoten groenten en fruit bepaalde gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Dat er in Noord-Amerika veel meer aandacht blijkt te zijn voor het feit of een product biologisch geproduceerd is en juist minder voor de arbeidsomstandigheden van boeren, duidt wel in de richting van een egocentrische invalshoek.

Deze nadruk op de eigen gezondheid is ook terug te zien in de opkomst van scepticisme tegenover instituties die ooit als alwetend werden ervaren, zoals de wetenschap en de

geneeskunde (Gusfield, 1992). Daar tegenover staat een (her)waardering van het eigen

inschattingsvermogen. Dit proces is tevens zichtbaar in Nederland; mensen worden kritischer ten opzichte van de adviezen van een instantie als het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum houdt vast aan de ‘Schijf van vijf’, terwijl er steeds meer stemmen opgaan, die zeggen dat het eten

4 Er kan echter wel gesteld worden dat binnen de huidige natural food movement eerder een onderscheid

(20)

19

van (veel) brood en zuivel helemaal niet zo gezond is als het Voedingscentrum beweert. Dit proces is terug te zien in het succes van recent uitgekomen (dieet)boeken, zoals ‘De

voedselzandloper’ (Kris Verburgh), ‘Eet jezelf mooi, slank en gelukkig’ (Amber Albarda) en ‘Broodbuik’ (Wiliam Davis). Daarbij leeft ook nog eens het idee dat voeding heel veel meer is dan wat men nodig heeft om in leven te blijven. Voeding wordt steeds vaker gezien als een medicijn. Een veelgehoorde kritiek tegenover de geneeskunde is het argument dat medicijnen zieke mensen beter maken, gezonde voeding kan echter een manier zijn om mensen gezond te houden en ziekte te voorkomen (Davis, 1970, in Gusfield, 1992).

2.6 Demografische kenmerken en symbolische grenzen

In deze paragraaf zal besproken worden hoe verschillende demografische kenmerken samenhangen met onderdelen van symbolische grenzen.

Uit onderzoek blijkt dat vrouwen, meer dan mannen, geneigd zijn om milieuvriendelijke waarden en gedrag te vertonen (Grønhøj, Alice & Folke Ölander, 2007, in Turcotte, 2010). Dit uit zich onder meer in het bij de aanschaf van een product overwegen welke ethische en sociale invloeden het product kan hebben (Stolle & Micheletti. 2006b, in Turcotte, 2010). Tevens blijkt dat mensen die in 2008 ouder waren dan 65, minder dan jongere individuen, geneigd zijn om producten te kiezen vanuit ethische overwegingen. Dit zou goed een cohorteffect kunnen zijn. Postmaterialistische waarden, zoals nadruk op zelfexpressie (de nadruk op autonomie, kwaliteit van leven en de vrijheid van meningsuiting) en secularisering (uitdaging van gezag en religie), kwamen in geïndustrialiseerde landen tot wasdom in de generaties geboren na de Tweede Wereldoorlog. Met andere woorden de individuen die in 2008 65 jaar en ouder waren, stammen uit de generaties van voor de Tweede Wereldoorlog en zullen er dus over het algemeen andere normen en waarden op na houden dan mensen die later geboren zijn (Turcotte, 2010). Ook religieuze personen blijken minder geneigd een product te kiezen om ethische redenen, dan mensen die verklaren geen religieuze overtuiging te hebben (Ibid). Evenals religieuze mensen blijken getrouwde mensen minder vaak een product te kiezen om ethische redenen, dan mensen die single zijn of ongehuwd samenwonen (Ibid.). Hier kunnen andere kenmerken zoals leeftijd en religie meespelen, aangezien oudere en religieuze mensen vaker getrouwd zijn, dan jongere en niet-religieuze personen.

Tevens bleek ethische consumptie meer voor te komen in grootstedelijke gebieden, dan in kleinere steden en dorpen. Natuurlijk kan gesteld worden dat bepaalde ethische producten makkelijker toegankelijk zijn in grotere steden. In kleinere steden en dorpen zijn ethische

(21)

20

dat ook het principe van vraag en aanbod van belang is. Met andere woorden: als er vraag zou zijn naar ethische producten, dan zouden deze producten waarschijnlijk ook beschikbaar zijn. Echter, voordat vraag naar ethische producten kan ontstaan, moet er wel een bepaald besef zijn van ethische kwesties en de invloed van eigen consumptiekeuzes op deze kwesties. Daarin blijken ook buurten van belang: winkels waar men ethische producten kan kopen zijn vaak gevestigd in rijkere buurten, waardoor ze minder toegankelijk zijn/voelen voor mensen die geografisch minder mobiel zijn en minder economische en culturele middelen bezitten (Johnston,

Rodney & Szabo, 2012).

Uit onderzoek blijkt dat er duidelijk verschillen aan te wijzen zijn in het voedingspatroon van individuen uit verschillende sociaaleconomische klassen in Nederland. Zo eten

hoogopgeleiden mensen en hun kinderen bijvoorbeeld meer groenten en fruit, dan laag

opgeleiden volwassenen en kinderen (Van Rossum & Geurts, 2013). Deze sociaaleconomische klasse ziet men onder andere gereflecteerd in huishoudinkomen en opleidingsniveau. Zo blijkt dat hoe hoger het huishoudinkomen is, hoe meer individuen ethische overwegingen laten meespelen in hun consumptie keuzes (Turcotte, 2010). Dit heeft er deels mee te maken dat mensen met lagere inkomens vaker tegen barrières aanlopen, die het lastiger maken om ethische keuzes te laten meespelen in de aanschaf van voedsel. Ethische producten – biologische

producten, gras gevoed vlees, fair trade koffie, vrije uitloop eieren – zijn namelijk over het algemeen duurder dan hun conventionele tegenhangers. Deze extra kosten in aanschaf hebben minder invloed op huishoudens met hogere inkomens (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Tevens consumeren individuen met hogere inkomens het algemeen meer, waardoor zij meer geld uitgeven aan voedsel, vermaak en recreatie, dan individuen met een lager inkomen5. Alleen al het feit dat individuen meer consumeren, maakt de kans een stuk groter dat tenminste een aantal van de aangeschafte producten om ethische redenen gekocht zijn (Turcotte, 2010).

Daarmee samenhangend blijkt dat opleidingsniveau sterk en positief samenhangt met ethische consumptie. Met andere woorden: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer men doet aan ethische consumptie. Zelfs als er wordt gecontroleerd voor woonplaats en huishoudinkomen, blijken mensen die een universitaire studie of een studie in het hoger onderwijs hebben afgerond, vaker dan lager opgeleiden te kiezen voor een product om ethische redenen. Dit kan wel

verklaard worden door het feit dat het beschikken over informatie betreffende ethische kwesties vooral van belang is bij ethische keuzes betreffende consumptie. Mensen met een hoger

5 Hier kan echter wel de kanttekening bij worden geplaatst dat Bourdieu in zijn klassieke studie naar

distinctie aangeeft dat individuen hoger in sociaal en economisch kapitaal juist een minder grote proportie van hun inkomen uitgeven aan voeding. Echter, zij geven wel een groter deel van hun inkomen uit aan uiterlijke verzorging en recreatie en deze onderdelen worden hier gezamelijk met geld uitgegeven aan voeding genoemd.

(22)

21

opleidingsniveau lezen vaker een krant en gebruiken internet om informatie te vinden (Turcotte, 2010). Alleen al besef krijgen van het feit dat bepaalde ethische kwesties spelen, is erg van belang in het vervolgens uitvoeren van ethische consumptie.

De sociale klasse waar men toe behoort, wordt voor een groot deel bepaald door

opleidingsniveau en inkomen. Individuen afkomstig uit de economisch en cultureel bevoorrechte klasse, blijken over het algemeen beter gepositioneerd om zich te verbinden met het ethische eten discours (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Echter, hier moet wel de kanttekening geplaatst worden dat desondanks, ethisch eten niet alleen gaat over wat men zich kan veroorloven te kopen. Het is namelijk niet zo dat iedereen met een hoog inkomen zich bezighoudt met ethisch eten, terwijl het hebben van een laag inkomen niet betekent dat men zich niet bezighoudt met ethisch eten (Johnston, Rodney & Szabo, 2012). Een simpele dichotomie tussen rijk en ethisch en arm en onethisch is dan ook een problematische (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Morele waarden kunnen niet zomaar toebedeeld worden aan economisch bevoorrechte groepen van de bevolking, die nou eenmaal op een veel gemakkelijkere manier toegang kunnen krijgen tot voedsel dat als ethisch wordt gezien (Alatas, 1977; Guthman, 2003; Schwartz, 2000, in Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Tevens kan door wetenschappers niet aangetoond worden dat

economische bevoorrechte groepen noodzakelijkerwijs dieper nadenken over voedselethiek, hoewel ze de geldelijke middelen hebben om een groter aantal ethische producten te kopen (Johnston, Szabo & Rodney, 2011). Wel kan gesteld worden dat het behoren tot een

bevoorrechte groep het makkelijker maakt om zich te verbinden aan het discours betreffende ethisch eten.

Voortkomend uit hierboven besproken onderzoek is een aantal hypothesen geformuleerd betreffende demografische kenmerken en morele grenzen. De hypothesen luiden:

1. Vrouwen zullen meer belang hechten aan onderscheiden vormen van morele grenzen, dan mannen.

2. Oudere mensen zullen minder belang hechten aan onderscheiden vormen van morele grenzen, dan jongere mensen.

3. Mensen met een hoger huishoudinkomen zullen betreffende voeding meer waarde hechten aan de onderscheiden morele grenzen, dan mensen met een lager

huishoudinkomen.

4. Mensen met een hoger opleidingsniveau zullen meer waarde hechten aan morele grenzen betreffende voeding, dan mensen met een lager opleidingsniveau.

(23)

22

5. Inwoners van grotere steden zullen meer belang hechten aan morele grenzen op het gebied van voeding, dan inwoners van kleinere steden en dorpen.

6. Mensen die religieus zijn, zullen minder waarde hechten aan morele grenzen betreffende voeding, dan mensen die niet religieus zijn.

7. Getrouwde mensen zullen minder waarde hechten aan morele grenzen betreffende voeding, dan mensen die single zijn of ongehuwd samenwonen.

(24)

23 3. Methode

Nu zal worden overgegaan op de toelichting van de gehanteerde onderzoeksmethode.

Achtereenvolgens worden de gebruikte steekproef, de wijze van dataverzameling, de gebruikte instrumenten en de verrichte analyses besproken.

3.1 Steekproef

Dit onderzoek is erop gericht om na te gaan in hoeverre individuen hun eetgewoonten gebruiken om symbolische grenzen te trekken tussen henzelf en anderen. Aangezien het in deze studie niet de bedoeling is om uitkomsten van dit onderzoek te generaliseren naar een populatie, maar om de theorie rondom symbolische grenzen te toetsen, wordt gebruik gemaakt van een

gelegenheidssteekproef. Het terugvallen op een gelegenheidssteekproef maakte het mogelijk om op korte termijn genoeg data te verzamelen om dit onderzoek te kunnen uitvoeren. Op het moment dat een gelegenheidssteekproef wordt gebruikt, moet altijd stilgestaan worden bij de vraag of de steekproef voldoende variatie bevat op achtergrondkenmerken van respondenten die hierin van belang lijken, zoals sekse, leeftijd, opleidingsniveau, politieke oriëntatie en woonplaats. Onder andere om deze reden is gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Op deze manier werd het mogelijk om zoveel mogelijk verschillende individuen vanuit heel Nederland te bereiken (zie paragraaf dataverzameling), meer dan wanneer alleen zou zijn teruggevallen op de

verspreiding van de enquête via de Universiteit van Amsterdam.

De benodigde steekproefgrootte bedraagt ongeveer 200 proefpersonen, gezien de analyses die voor het onderzoek zijn verricht (zie paragraaf 'Analyses'). Voor het doen van een toetsende factoranalyse zijn minimaal 200 proefpersonen nodig (Stevens, 2002 in Field, 2009; 640).

3.2 Dataverzameling

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het enquêteprogramma Qualtrics. Door middel van dit programma kon de enquête gemakkelijk digitaal verspreid worden. Door middel van Qualtrics werden naast stellingen en vragen betreffende de demografie van de respondenten, ook

fotovragen toegevoegd aan de enquête. Om het quotum van 200 ingevulde enquêtes te bereiken, zijn per email verzoeken om medewerking verstuurd aan groepen studenten ASW en Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Tevens zijn e-mails verstuurd naar bekenden van de

onderzoekster. Daarnaast is, zoals gezegd, gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. In de tekst bij de enquête is gevraagd de link naar de enquête door te sturen naar een zo divers mogelijke groep familie, vrienden en bekenden. Om te voorkomen dat men sociaal-wenselijke

(25)

24

antwoorden zou geven en om de privacy van de respondenten te waarborgen, is de vragenlijst volledig geanonimiseerd. In de bijkomende tekst is benadrukt dat de gegevens uit de vragenlijsten volledig anoniem worden gerapporteerd. Het invullen van een vragenlijst nam ongeveer twintig minuten in beslag6.

3.3 Instrumenten

In dit onderzoek wordt het begrip symbolische grenzen gekoppeld aan gedragingen en ideeën betreffende eten. Symbolische grenzen kunnen, zoals beschreven in de inleiding, ingedeeld worden in drie verschillende grenzen, namelijk morele, culturele en economische grenzen. Naast symbolische grenzen zijn verschillende demografische kenmerken gemeten. Het betreft: leeftijd, sekse, inkomen, politieke oriëntatie, burgerlijke staat, woonplaats, arbeidssituatie, etniciteit en religieuze overtuiging. De demografische kenmerken zijn gemeten aan de hand van verschillende vragen (zie Appendix). Stellingen zijn gebruikt om de verschillende symbolische grenzen te operationaliseren. Bij deze stellingen dienden respondenten op een schaal van één tot vijf aan te geven in hoeverre zij het eens waren met de stelling (1=helemaal mee oneens; 5=helemaal mee eens). Tevens bestond de enquête uit een aantal fotovragen waarin men kon aangeven hoe graag men de op de foto getoonde maaltijden zou willen serveren als men vrienden of familie te eten kreeg (1=helemaal niet graag; 5=heel graag). Respondenten dienden bij elke stelling en fotovraag een antwoord in te vullen. Aangezien sommige respondenten bepaalde persoonlijke informatie, zoals op welke partij men bij de laatste landelijke verkiezingen gestemt heeft of wat het

huishoudinkomen is, liever niet delen, bestond de mogelijkheid om aan aantal vragen naar demografie over te slaan. Op deze manier hebben respondenten hun enquête niet voor niets ingevuld als zij een vraag betreffende demografie niet wilden beantwoorden.

De drie verschillende symbolische grenzen, morele, culturele en economische grenzen vallen op hun beurt uiteen in kleinere onderwerpen. Morele grenzen vallen uiteen in gezondheid, biologisch, lokaal, milieu- en diervriendelijk. Culturele grenzen vallen op hun beurt uiteen in authentiek, origineel, complex en exotisch. Sociaaleconomische grenzen vallen uiteen in de onderdelen geld en kwaliteit. Vragen richten zich zowel op de denkbeelden van de persoon over zichzelf betreffende voedsel, als de denkbeelden van de persoon over anderen betreffende voedsel. Stellingen worden zowel positief als negatief gesteld, vanzelfsprekend wordt hier rekening mee gehouden tijdens het analyseren van de verzamelde data. Tevens zijn er

verschillende gradaties van de gebruikte begrippen gesteld, dit om onderscheid te kunnen maken tussen dan wel meer, dan wel minder gematigde standpunten.

Binnen de enquête is ervoor gekozen om naar het begrip ‘eten’ te vragen, omdat het

(26)

25

gebruik van het woord voedsel wellicht al een bepaalde klasse-connotatie met zich meebrengt. Ik ben mij er tevens terdege van bewust dat, net als Bourdieu (1984) benoemt, uniforme bevraging totaal verschillende realiteiten kan verbergen wanneer men zich begeeft van het ene uiterste in de sociale ruimte naar de andere. Bourdieu bespreekt deze verschillende realiteiten aan de hand van een voorbeeld waarin vrouwen uit verschillende sociaaleconomische klassen wordt gevraagd naar het begrip ‘werk’, de definitie van werk waarnaar zij verwijzen, kan totaal anders zijn. Voor vrouwen uit de lagere klasse verwijst werk al snel naar onaangenaam en slecht betaald werk, terwijl werk voor vrouwen in hogere klassen veel meer te maken kan hebben met zelfontplooiing (Bourdieu, 1984; 178). Bepaalde definities hebben verschillende betekenissen voor verschillende mensen (uit verschillende klassen), soms delen ze dezelfde betekenis, maar wordt er een ander waardeoordeel aan verbonden (Bourdieu, 1984; 194). Echter, in de, naar alle waarschijnlijkheid, sociaal meer gelijke samenleving als de Nederlandse7 (in tegenstelling tot de Franse samenleving van de jaren zestig) verwacht ik binnen mijn onderzoek minder grote verschillen in definiëring aan te treffen.

In het onderstaande zal steeds een stelling worden genoemd betreffende eigen denkbeelden en gedrag en denkbeelden en gedrag van anderen. Algemene ideeën betreffende eten werden gemeten aan de hand van acht fotovragen en een zevental stellingen. De foto’s die werden getoond waren respectievelijk een foto van een stamppot met worst, een halve kip met patat, een Indiase curry, een Italiaanse lasagne, een Chinees-Indische afhaalmaaltijd met bami met saté, een quinoa salade, een steak en een raw pizza. Men kon na het zien van elke foto aangeven hoe graag men de gefotografeerde maaltijd zou willen serveren als familie of vrienden op bezoek komen. Door deze vraag op deze manier te stellen, wordt de nadruk zowel gelegd op wat men zelf graag zou eten, als op hoe men door vrienden en familie gezien wil worden. Een voorbeeld van twee stellingen om ideeën en gedragingen van het zelf en anderen betreffende eten in het algemeen te bevragen, luidt: ‘Eten is voor mij gewoon eten, niets meer, niets minder’ en ‘Mensen om mij heen (familie/vrienden/bekenden) stellen veel hogere eisen aan eten dan ik’. Het begrip gezondheid werd bevraagd aan de hand van zes stellingen. Voorbeelden van deze stellingen zijn: ‘Uiteindelijk denk ik dat het belang van gezond eten overdreven wordt’ en ‘Ik denk dat mensen die veel ongezond eten niet zo slim zijn’ (zie Appendix voor de hele vragenlijst op thema).

Als men de operationalisatie van de verschillende onderdelen van symbolische grenzen bekijkt, valt het wellicht op dat bepaalde onderdelen van een specifieke grens, niet bevraagd worden. Tussen vooral de culturele grenzen was veel overlap, daarom is er welbewust voor gekozen om

7 Al moet hier wel de kanttekening bij worden geplaatst dat de ongelijkheid tussen de verschillende

(27)

26

onderdelen die voor teveel overlap zouden zorgen, niet te bevragen, of maar binnen één grens te laten terugkomen.

Tevens zijn er demografische kenmerken gemeten. De kenmerken zijn bevraagd door middel van open of meerkeuzenvragen (zie Appendix). In de enquête is gekozen om te vragen naar het netto maandinkomen van het hele huishouden, omdat het antwoord op deze vraag beter aangeeft in welke financiële positie respondenten zich bevinden. Als alleen gevraagd wordt naar het inkomen van de respondent zelf, zouden mannen of vrouwen die niet werken, maar wel een partner hebben die een flink salaris inbrengt, ten onrechte worden geschat als individuen met een klein inkomen. Deze individuen zitten echter in een hele andere financiële situatie, dan individuen die van een bijstandsuitkering moeten rondkomen. Hetzelfde geldt overigens voor jongeren die nog thuis bij hun ouders wonen. Tevens werd er gemeten tot welke (etnische) groepen men zichzelf rekende, hier kon men meerdere antwoordopties aankruisen, omdat men zich naast Nederlands tevens Surinaams of Marokkaans kan voelen.

(28)

27 4. Resultaten

4.1 Kenmerken steekproef

Hoewel de vraag die binnen deze studie beantwoord zal worden geen representatieve steekproef vereist, is het wel degelijk van belang dat er voldoende variatie op demografische kenmerken in de steekproef zit. Vanwege dit feit zal eerst aan de hand van frequentietellingen en berekende standaarddeviaties bepaald worden in hoeverre er voldoende variantie is op

achtergrondkenmerken. Uiteindelijk hebben 203 respondenten de enquête helemaal ingevuld. Dit betekent dat het minimum van 200 ingevulde enquêtes bereikt is. Dit was vooral van belang voor het doen van bepaalde analyses. Van de respondenten waren 136 vrouw en 67 man, er kan dus wel gesteld worden dat de sekseverdeling in de enquête vrij scheef is. De leeftijd van de

respondenten lag uiteen tussen de 16 en de 81 jaar, met een gemiddelde van 36,5 jaar (SD=15,81). Tevens waren er binnen de steekproef veel alleenstaanden en weinig mensen

getrouwd in vergelijking met gemiddelden in de rest van de samenleving. Hier moet echter wel de kanttekening worden geplaatst dat er wellicht iets meer mensen tot de groep alleenstaanden zijn gerekend, dan wellicht in werkelijkheid het geval is. Door een fout in de vragenlijst is de vraag in plaats van een meerkeuzenvraag een invulvraag geworden. Dit betekent dat individuen die bij deze vraag ‘ongehuwd’, ‘ongetrouwd’ en ‘niet getrouwd’ hebben ingevuld, wellicht ten onrechte tot de categorie alleenstaand zijn gerekend. Het is namelijk tevens mogelijk dat zij dan wel niet getrouwd zijn, maar wel samenwonen of gescheiden zijn. Het is daarom goed mogelijk dat data verkregen uit deze vraag niet bruikbaar gaat zijn. Van alle respondenten hebben 29 niet ingevuld wat hun huishoudinkomen was, het gemiddelde huishoudinkomen is 2293,49 euro per maand (SD=1465,86). Het valt op dat relatief veel respondenten in loondienst zijn, in vergelijking met de gemiddelde situatie in de samenleving. Het opleidingsniveau van de respondenten ligt vrij hoog: 71% is hoger opgeleid (WO en HBO). Uiteindelijk blijkt ongeveer de helft van de respondenten woonachtig in Amsterdam, tijdens de analyse zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat veel mensen die deze enquête hebben ingevuld, woonachtig zijn in de grote stad. Ruim een kwart van de respondenten heeft bij de laatste landelijke verkiezingen op D66 gestemd, terwijl in Nederland nog geen tien procent op D66 heeft gestemd. Het is goed mogelijk dat veel

respondenten hun stemgedrag tijdens de laatste gemeenteraadverkiezingen als leidraad hebben genomen bij het invullen van deze vraag. Bij de gemeenteraadsverkiezingen veroverde D66 in veel steden veel zetels. Van de respondenten voelt 92,1% zich Nederlands en is 70,1% niet gelovig. In Nederland gelooft 44% van de bevolking niet, dat maakt het percentage niet gelovige mensen in de steekproef redelijk hoog.

(29)

28

Demografisch kenmerk Steekproef Nederland

Sekse Mannen 33% 49,52% Vrouwen 67% 50,47% Gemiddelde leeftijd 36,5 41,0 Burgerlijke staat Alleenstaand 54,1% 47,28% Getrouwd 27,3% 40,33% Samenwonend 16,5% - Verweduwd 1% 5,13% Gescheiden 1% 7,26%

Huishoudinkomen per maand € 2293,49 € 2.585

Werksituatie*

Heeft een baan 64,9% 44,41%

Zelfstandige 10,4% 7,48%

Geen baan, niet op zoek 9,4% -

Werkloos 5,4% 3,03% Pensioen 6,4% - Vrijwilliger 3,5% - Opleidingsniveau* Basisonderwijs 0,5% 7% VMBO 2% 19% MBO 12,8% 33% HAVO/VWO 13,8% 7% HBO 28,1% 21% WO 42,9% 12% Stemgedrag** D66 25,4% 8% GroenLinks 19,1% 2,3% PvdA 16,2% 24,8% VVD 13,3% 26,6% SP 11% 9,7% Overige 15% 28,6%

* Cijfers over 2012 ** Wikipedia: Tweede Kamerverkiezingen 2012

Tabel 1: Demografische kenmerken steekproef en Nederland (CBS, 2014)

4.2 Hiërarchie verschillende gerechten

Door te berekenen hoe respondenten gemiddeld scoorden op de fotovragen, zal een hiërarchie van verschillende gerechten onderscheiden worden. Bij elke foto is de vraag gesteld hoe graag men een bepaald gerecht op tafel zou willen zetten, als men vrienden te eten heeft. Door de vraag zo te stellen, wordt niet alleen gemeten hoe graag men zelf een bepaald gerecht zou eten, maar ook in hoeverre men denkt dat vrienden een gerecht lekker zouden vinden en wellicht op onbewuster niveau: wat voor beeld men van zichzelf en de eetgewoontes wil neerzetten tegenover vrienden. Uiteindelijk leidt deze vraag tot een hiërarchie van gerechten binnen deze steekproef. Vervolgens zal bekeken worden in hoeverre er een samenhang is tussen de

verschillende gerechten en de verschillende demografische kenmerken. Op deze manier kan nagegaan worden in hoeverre het opdienen van bepaalde gerechten voor vrienden samenhangt met achtergrondkenmerken, zoals leeftijd en politieke kleur. Er bestaat geen eenduidig antwoord

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sciences, Health Sciences (D T Doku PhD), University of Tampere, Tampere, Finland; Asbestos Diseases Research Institute (J Leigh MD), Sydney Medical School (S Islam PhD),

Bij het vormen van de hypothesen worden resultaten van onderzoeken naar de aanwezigheid van gewone burgers in nieuws en naar representatie en diversiteit op het gebied van

This thesis focuses on sociolinguistic, linguistic, and narrative challenges occurring within the Belgian, Dutch, French and Swiss asylum procedures, with a particular focus on

De kopieën blijven zelfstandige zaken die object van eigendoms- recht zijn, maar die eventueel op grond van artikel 28 Aw door de auteurs- rechthebbende als zijn eigendom kunnen

The minimal computational step of the workflow schema is called a processing step. A processing step is based on a potentially empty set of input relations called input views, which

(Klaassen; 2005, p. 30) Gebundelde deconcentratie is de eerste poging van de Nederlandse overheid om op nationaal niveau richting te geven aan de inrichting van

Bijzonder veel plezier heb ik beleefd aan het experiment om de studenten elke keer een stukje meer ontwerp te laten doen in het derdejaarscollege, waarbij allerlei kennis

Deze gedachte is niet nieuw, zij werd in feite reeds in 1927 door Dijker naar voren gebracht, zij het dat hij hetgeen in de praktijk ,,gemiddeld” werd verricht tot