• No results found

De gezonde snackbox : een oplossing voor ongezond snackgedrag op de werkvloer?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gezonde snackbox : een oplossing voor ongezond snackgedrag op de werkvloer?"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De gezonde snackbox:

een oplossing voor ongezond snackgedrag op de werkvloer?

Florentine van der Schrieck

Studentnummer: 10667407

Mastertrack: Psychologie van Gezondheidsgedrag Begeleider: Mevr. Dr. Y. de Liver

(2)

Abstract

Met dit onderzoek werd onderzocht of een gezonde snackbox op het werk gezond snackgedrag van werknemers op kantoor kan bevorderen. Het onderzoek had een binnen proefpersonen met herhaalde metingen design met 41 deelnemers. Deelnemers ontvingen op maandagochtend een doos met gezonde snacks en in de week voor, tijdens en na de levering van de snackbox drie vragenlijsten over hun snackgedrag. De resultaten van dit onderzoek suggereerden dat het snackgedrag van werknemers door de beschikbaarheid van deze gezonde snackbox gedeeltelijk gezonder was geworden. De potentie van de snackbox om meerdere doelen te bevredigen leek niet relevant en de snackbox leek ook geen positieve invloed op een gezondheidsdoel te hebben. Er worden aanbevelingen gegeven voor vervolgonderzoek naar de bijdrage die een gezonde snackbox kan leveren aan de verbetering van snackgedrag van werknemers.

(3)

Inhoud Pagina Abstract 2 Inleiding 4 Methode Deelnemers 10 Procedure 11 Materiaal 12 Analyse 19 Resultaten 20 Discussie 26 Referenties 33

Bijlagen A Karakteristieken van de deelnemers 36

B Wervingsbrief 37

C Informatiebrochure 39

D Informed consent formulier 41

E Start e-mail 42

F Vragenlijst 1, 2 en 3 43

G Toelichting op de snackbox 59

H Coderingssysteem 60

(4)

Inleiding

Mensen worden de laatste jaren steeds dikker en mede daardoor steeds ongezonder

(Rijksoverheid, 2009). Ongezonde eetgewoontes en overmatige energie-inname zijn hierbij belangrijke boosdoeners. Zij vormen namelijk twee van de belangrijkste risicofactoren voor chronische ziektes zoals hart- en vaatziektes, kanker, longziekten en diabetes (WHO, 2008).

Een belangrijk deel van de totale energie inname lijkt uit snacks te bestaan. Onderzoek onder jongere volwassenen toont namelijk aan dat bij hen een derde van de energie-inname uit snacks bestaat (Hulshof & Ocké, 2005). Daarnaast wijst een analyse van

voedselconsumptiepeilingen in Nederland op een toename van de bijdrage aan de energie-inneming van onder meer de productgroep ‘tussendoortjes’ (Gezondheidsraad, 2003). Aangezien de snacks die doorgaans worden geconsumeerd lang niet altijd gezond zijn, is snackgedrag een belangrijk onderdeel van het hiervoor geschetste gezondheidsprobleem (Gezondheidsraad, 2003).

Snacken an sich is echter niet slecht voor de gezondheid. Regelmatig iets tussendoor eten kan onder meer een positief effect op de bloedsuikerspiegel hebben en cognitieve functies

verbeteren (Miller, Benelam, Stanner, Buttriss, 2013). Het is dan wel van belang dat de geconsumeerde snacks gezond zijn, regelmatig worden geconsumeerd en geen overmatige calorie-inname tot gevolg hebben (CIVAS, 2011). Het is dus zinvol om ongezond

snackgedrag zodanig te proberen te veranderen dat de snacks die worden gegeten gezond zijn, dat het aantal momenten waarop wordt gesnackt wordt gereduceerd tot een beperkt aantal per dag en dat er per snackmoment niet te veel wordt gegeten.

(5)

Een omgeving waar veel verbetering op snackgebied valt te halen, is de werkomgeving. Allereerst bevindt een relatief groot deel van de bevolking zich grote delen van de tijd binnen een kantoor: bijna twee derde van de bevolking van Nederland behoort tot de werkzame beroepsbevolking, waarvan een groot deel buitenshuis werkt (CBS, 2014). Verbetering van het snackgedrag op de werkvloer zal dus een relatief groot effect op de gezondheid hebben. Daarnaast onderkende de World Health Organisation (WHO) al in 2004 dat de werkvloer een belangrijke rol speelt bij het verbeteren van snack- en eetgedrag. In haar “Global Strategy on

Diet, Physical Activity and Health” stelde zij namelijk dat werknemers in hun werkomgeving

in staat zouden moeten worden gesteld gezonde voedselkeuzes te maken (WHO, 2004). Ook blijkt uit recente initiatieven gericht op het bevorderen van gezonde snacks op het werk, zoals bijvoorbeeld de breed ingezette ‘werkfruitcampagne’, dat het met het aanbod van snacks op de werkvloer doorgaans niet goed is gesteld (GroentenFruit Bureau, 2011). Hoewel deze initiatieven tot een verbetering in het aanbod van gezonde snacks op de werkvloer hebben geleid, lijkt dit aanbod in het overgrote deel van de werkomgevingen nog te laag te zijn (Productschap Tuinbouw, 2014).

Dat het aanbod van snacks op de werkvloer nog te wensen overlaat, volgt ook uit de ervaring van de onderzoeker (FIvdS) en de met de onderzoeker gedeelde ervaring van anderen. Die leert namelijk dat gezonde snacks vaak niet of nauwelijks beschikbaar zijn en dat ongezonde snacks nog altijd veel worden aangeboden in bijvoorbeeld snackautomaten,

gemeenschappelijke snoeppotten en bij traktaties van collega’s. Het voor de hand liggende gevolg van deze omstandigheden is dat er op de werkvloer ofwel te veel, te vaak en (dus) te ongezond wordt gesnackt (de ene kant van het spectrum), ofwel helemaal niets tussen de maaltijden door wordt gegeten (de andere kant van het spectrum).

(6)

Hoewel wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat diverse psychologische

mechanismen een rol spelen bij snackgedrag, is wetenschappelijk onderzoek naar de werking en het effect van initiatieven die het snackgedrag van werknemers beogen te bevorderen schaars (French, 2001). De focus van het huidige onderzoek ligt daarom op het effect van een interventie die is gebaseerd op relevante kennis over de psychologische mechanismen die aan snack- en eetgedrag ten grondslag liggen. Kort samengevat bestond deze interventie uit de levering van een doos met tien snacks op kantoor, die niet alleen gezond, maar ook lekker, energierijk en verzadigend waren en allemaal een verantwoorde hoeveelheid voor één ‘snackmoment’ bevatten. Daarnaast stond op de doos aangegeven dat snacken onderdeel kan zijn van een gezond eetpatroon en dat voedingsdeskundigen adviseren om iedere drie uur iets te eten. Dit concept is in zijn totaliteit betiteld als ‘de gezonde snackbox’. Deze gezonde snackbox had tot doel gezond snackgedrag op de werkvloer te bevorderen. De psychologische mechanismen waar het concept van de gezonde snackbox op is gebaseerd, worden hieronder beschreven.

Psychologische mechanismen van snackgedrag

Effect van beschikbaarheid en nabijheid

Onderzoek toont aan dat zowel de beschikbaarheid als de plaatsing van voeding effect heeft op de consumptie daarvan. Gemakkelijke toegang tot ongezonde voeding bleek ongezond eetgedrag tot gevolg te hebben en een vervanging van het automatenassortiment op scholen met gezondere producten leidde direct tot gezonder eet- en drinkgedrag (De Vet et al., 2013; TNO, 2008). Daarnaast volgt uit onderzoek van Maas, De Ridder, De Vet en De Wit (2012) dat hoe dichterbij lekkere snacks staan, hoe meer daarvan wordt geconsumeerd. Met het onderzoek werd aangetoond dat een verkleining van de afstand tot M&M’s tot een verhoging

(7)

van de consumptie daarvan leidde. Dit effect trad op tussen een afstand van 20cm en 70cm. Het voorgaande impliceert dat het plaatsen van gezonde én lekkere snacks in iemands directe nabijheid kan bijdragen aan de consumptie daarvan en zodoende kan leiden tot gezonder snackgedrag.

Effect van portiegrootte en vormgeving

Onderzoek toont aan dat portiegrootte en de vormgeving van voedsel, effect heeft op de consumptie daarvan (Rolls, Roe, Kral, Meengs & Wall, 2004; Siegel, 1957). Allereerst geldt dat hoe groter een portie is, hoe meer daar (onbewust) van wordt gegeten. Te grote

portiegroottes – zoals bijvoorbeeld vaak het geval is bij zakjes snoep in de snackautomaat – zorgen er dus voor dat het lastig is voor mensen om te reguleren dat ze op tijd stoppen met eten. Daarnaast toont het onderzoek van Siegel (1957) dat mensen geneigd zijn in eenheden te eten. Dit betekent dat mensen doorgaans bijvoorbeeld niet een half, maar een heel koekje eten. Dit vormt dus met name een probleem bij ongezonde snacks die een te grote

hoeveelheid per eenheid bevatten. Deze bevindingen impliceren dat het aanbieden van een voor één snackmoment verantwoorde portie die een duidelijke eenheid vormt, zou kunnen bijdragen aan gezonder snackgedrag.

Effect van een gezondheidsdoel

De aanwezigheid van een gezondheidsdoel kan aanzetten tot gezondheidsbevorderend gedrag (Mann, Ridder & Fujita, 2013). De activatie of versterking van een gezondheidsdoel

bevordert dus mogelijk gezond snackgedrag. In dit verband is relevant dat onderzoek aantoont dat factoren in de omgeving doelen kunnen activeren of versterken (Aarts & Dijksterhuis, 2000). Dit suggereert immers dat het plaatsen van factoren in iemands omgeving die een gezondheidsdoel opwekken of versterken, zou kunnen leiden tot gezonder snackgedrag.

(8)

Effect van multifinaliteit

Ook de neiging om middelen die meer dan één doel kunnen bevredigen te verkiezen boven middelen die maar één doel kunnen bevredigen, kan een relevant psychologisch fenomeen zijn bij snackgedrag (Kopetz, Faber, Fischbach & Kruglanski, 2011). Het is immers niet ondenkbaar dat men meer dan één doel kan hebben bij het eten van een snack. De meest voor de hand liggende doelen bij snacken zijn lekker eten (oftewel een smuldoel), gezondheid behouden of bevorderen (oftewel een gezondheidsdoel), het verkrijgen van (extra) energie (oftewel een energiedoel) en/of honger stillen (oftewel een verzadigingsdoel). Op grond van het onderzoek van Kopetz et al. is het aannemelijk dat een snack die veel doelen van iemand kan bevredigen, wordt verkozen boven een snack die minder doelen bevredigt. Het ligt daarom voor de hand dat de beschikbaarheid van snacks die niet alleen gezond zijn, maar ook lekker, energierijk en verzadigend zijn ertoe leidt dat deze gezonde snacks worden verkozen boven andere, vaak ongezonde snacks en zodoende gezond snackgedrag bevordert.

Huidige studie

In deze studie is onderzocht of de levering van de gezonde snackbox op kantoor gezond snackgedrag onder werknemers op kantoor bevordert. Binnen deze studie zijn de volgende criteria voor gezond snackgedrag gehanteerd: (i) het eten van relatief meer gezonde dan ongezonde snacks, (ii) het hebben van twee snackmomenten per werkdag en (iii) het eten van één snack per snackmoment. Deze criteria zijn gebaseerd op het advies van

voedingsdeskundigen om iedere drie uur iets gezonds te eten en om niet al te grote porties per eetmoment te consumeren (CIVAS, 2011). Bij een normaal eetpatroon (waarbij een ontbijt, een lunch en een avondmaal wordt genuttigd) komt dit uit op het eten van twee kleine porties

(9)

ruim tussen de hoofdmaaltijden door. De snackbox stelde deelnemers in staat aan de hiervoor genoemde criteria van gezond snackgedrag te voldoen.

Het onderzoek naar de werking van deze snackbox had een binnen proefpersonen design met herhaalde metingen. Deelnemers ontvingen naast de snackbox op een maandagochtend op drie verschillende momenten een vragenlijst over hun snackgedrag. Deze drie momenten waren de vrijdag van de week vóór de levering (meetmoment 1), de vrijdag in de week van de levering (meetmoment 2) en de vrijdag van de week na de levering (meetmoment 3). Om een zo reëel mogelijk situatie te creëren, werd van deelnemers een bedrag van EUR 7,50 gevraagd bij wijze van tegemoetkoming in de kosten van de snackbox.

Hypothesen

Om een antwoord te krijgen op de vraag of deze snackbox gezond snackgedrag op de werkvloer bevordert, zijn de volgende hypothesen getoetst:

Hypothese 1. Beschikbaarheid van de snackbox leidt tot gezonder snackgedrag in zowel de

week waarin de snackbox beschikbaar was als in de week daarna, dan in de week voordat de snackbox beschikbaar was doordat:

- deelnemers meer gezonde snacks en minder ongezonde snacks in zowel de week waarin de snackbox beschikbaar was als in de week daarna, dan in de week voordat de snackbox beschikbaar was.

- het aantal snackmomenten van deelnemers in zowel de week waarin de snackbox beschikbaar was als in de week daarna dichterbij de norm van twee snackmomenten per werkdag ligt dan in de week voordat de snackbox beschikbaar was;

(10)

- het aantal snacks dat deelnemers per snackmoment in zowel de week waarin de snackbox beschikbaar was als in de week daarna consumeren dichter bij de norm van één snack per snackmoment ligt dan in de week voordat de snackbox beschikbaar was.

Hypothese 2a. Er bestaat een positief verband tussen het aantal redenen dat deelnemers voor

het eten van een snack uit de snackbox hebben en de consumptie van snacks uit de snackbox.

Hypothese 2b. Deelnemers hebben meer redenen voor het eten van een snack uit de snackbox

dan voor het eten van een snack buiten de snackbox om.

Hypothese 3. De beschikbaarheid van de snackbox leidt ertoe dat deelnemers – zowel tijdens

de beschikbaarheid van de snackbox als in de week daarna – bij de keuze voor een snack in grotere mate een gezondheidsdoel nastreven bij snacken op het werk dan in de week

voorafgaand aan de beschikbaarheid van de snackbox.

Methode

Deelnemers

Deelnemers reageerden op een interne oproep binnen hun kantoor of zij mee wilden doen aan een onderzoek naar een gezonde snackbox op kantoor; zie bijlage B voor de wervingsbrief. Geïnteresseerden konden zich via een e-mail aanmelden bij de onderzoeker. Er waren in eerste instantie 42 deelnemers die allemaal een dienstverband buitenshuis hadden.

Uitsluitingscriteria waren de aanwezigheid van zwangerschap/het geven van borstvoeding, het hebben van diabetes en/of voedselallergieën. Aangezien een aantal aanmeldingen voor het

(11)

onderzoek pas na de aanvang van het onderzoek werden ontvangen, is een tweede startmoment voor het onderzoek geïntroduceerd. Bij het eerste startmoment zijn 36

deelnemers gestart, bij het tweede startmoment 6, waardoor er in totaal dus 42 deelnemers waren. Eén deelnemer heeft zich in de loop van het onderzoek teruggetrokken, waardoor het uiteindelijke aantal deelnemers 41 was. Van deze 41 deelnemers hebben 4 deelnemers vragenlijst 1 in zijn geheel niet ingevuld en 4 deelnemers vragenlijst 3 in zijn geheel niet (waarvan één ook vragenlijst 1 in zijn geheel niet heeft ingevuld).

Van deze 41 deelnemers waren er 27 vrouw en 14 man. De leeftijd varieerde van 26 tot 52 jaar en was gemiddeld 32.17 (SD = 6.22). De deelnemers waren werkzaam binnen negen verschillende bedrijven. De gemiddelde duur van een werkdag was 10,24 uur (SD = 1,36 uur) met een minimum duur van 7,48 uur en een maximum duur van 13,39 uur. In bijlage A is een uitgebreidere weergave van de karakteristieken van de deelnemers gegeven. Hierin is ook de verdeling van het aantal deelnemers per bedrijf weergegeven.

Procedure

Nadat iemand zich aanmeldde voor het onderzoek is gevraagd naar de aanwezigheid van één van de uitsluitingscriteria, te weten zwangerschap/het geven van borstvoeding, het hebben van diabetes en/of voedselallergieën. Personen waarbij van één van deze omstandigheden sprake was, werd verteld dat deelname aan het onderzoek niet mogelijk was. Indien van geen van deze omstandigheden sprake was, is deelname aan het onderzoek per e-mail bevestigd. Hierbij werd tegelijkertijd een informatiebrochure toegestuurd met nadere informatie over het onderzoek en werd gevraagd het eveneens toegestuurde informed consent formulier te

(12)

ondertekenen; zie bijlage C voor deze informatiebrochure en bijlage D voor het informed

consent formulier.

Deelnemers ontvingen de dag voor de aanvang van het onderzoek een e-mail waarin werd aangekondigd dat het onderzoek de volgende dag zou starten en dat zij daarom de volgende dag per e-mail een link naar de eerste vragenlijst zouden ontvangen en de maandagochtend daarop de snackbox. Ook ontvingen deelnemers in deze e-mail de betalingsinstructies; zie bijlage E voor deze start e-mail.

Op de eerste dag van het onderzoek (dat was een vrijdag) ontvingen deelnemers in de middag een e-mail met een link naar de eerste vragenlijst. De maandagochtend daarop ontvingen zij via de receptie van hun kantoor de snackbox. Een link naar de tweede vragenlijst ontvingen deelnemers op de vrijdagmiddag van die week en op de vrijdagmiddag daarna ontvingen zij een link naar de derde en laatste vragenlijst. Deze drie vragenlijsten zijn als bijlage F bijgevoegd.

Materiaal

Gezonde snackbox

De snackbox bevatte in totaal tien snacks die in een doorzichtig zakje per twee waren verpakt. De zakjes waren afgesloten met een dubbelgevouwen plakbandje, zodat deze makkelijk te openen was. De snacks zelf waren ieder omwikkeld met een reepje wit bakpapier dat bij elkaar werd gehouden door een transparante sticker waarop de naam en de ingrediënten van de snack waren vermeld. Deze informatie was na het openen van de snackbox direct

zichtbaar. De snacks zelf waren lekker, gezond, energierijk en verzadigend. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van zowel de manier waarop aan deze vier begrippen invulling is gegeven als de inhoud van de snackbox wordt verwezen naar bijlage G.

(13)

De snacks en de verpakking daarvan zijn gemaakt en geleverd door het door de onderzoeker – mede ten behoeve van dit onderzoek – opgezette bedrijf ‘Bites in Boxes’. Op de snackbox stond een tekst waarin kort informatie werd gegeven over de achtergrond van de onderzoeker en het bedrijf dat de snackbox had geleverd. In deze tekst werd ook kort vermeld dat snacken onderdeel kan zijn van een gezond eetpatroon en dat het zelfs wordt aanbevolen om iedere drie uur iets te eten omdat hierdoor de stofwisseling op gang blijft en grote pieken en dalen in de bloedsuikerspiegel worden vermeden. Tot slot werd vermeld dat de snackbox genoeg snacks bevatte voor de hele werkweek. De tekst werd afgesloten met de naam van de onderzoeker en het adres van de website van Bites in Boxes (www.bitesinboxes.com). De website had tot doel om een zo reëel mogelijke setting te creëren en bood deelnemers de mogelijkheid een snackbox te bestellen. De website bevatte niet méér inhoudelijke informatie over de snackbox en de inhoud daarvan dan al op de snackbox zelf was vermeld.

Online vragenlijsten

Er is gebruik gemaakt van drie online vragenlijsten die zijn opgesteld met behulp van Qualtrics, een programma dat de mogelijkheid biedt om online vragenlijsten te creëren. De drie vragenlijsten zijn door de onderzoeker zelf opgesteld en hadden allemaal betrekking op het snackgedrag van de deelnemers in de week waarin de vragenlijst werd toegestuurd; zie bijlage F voor de drie vragenlijsten.

Deelnemers is gevraagd om bij de beantwoording van de vragen over het soort snack, het aantal snackmomenten, het aantal snacks per snackmoment en het aantal redenen voor de aangegeven snacks, een gemiddelde werkdag in de afgelopen week in gedachten te nemen. Dit is gedaan om sporadische uitschieters bij de meting van deze variabelen zoveel mogelijk te

(14)

vermijden. Bij de overige vragen is aangegeven dat deze over de gehele afgelopen week gingen.

Hieronder wordt kort toegelicht hoe de relevante variabelen zijn uitgevraagd en – waar dit aan de orde was – welke berekeningen op de verkregen data zijn toegepast. Deze berekeningen zijn allemaal uitgevoerd in Excel.

Aantal gezonde en aantal ongezonde snacks

Om het aantal gezonde en het aantal ongezonde snacks te kunnen vaststellen, is aan

deelnemers gevraagd aan te geven wat zij hadden gesnackt. Deelnemers werd gevraagd zelf de door hen geconsumeerde snacks op te schrijven, waarbij werd gevraagd of ze indien mogelijk zowel de soortnaam als het merk van de snack(s) konden opschrijven.

De gerapporteerde snacks zijn vervolgens door twee beoordelaars beoordeeld op mate van gezondheid met behulp van een coderingssysteem; zie bijlage H. Twee beoordelaars, waarvan één de onderzoeker (FIvdS) en de ander de mede-ontwikkelaar van de snackbox met een interesse voor gezonde voeding, hebben alle soorten snacks die buiten de snacks uit de

snackbox om waren gerapporteerd gescoord op de mate van gezondheid met een cijfer 1 t/m 6 (1 = ongezond, 2 = een beetje ongezond, 3 = niet ongezond, niet gezond, 4 = een beetje gezond, 5 = gezond, 6 = onbekend).

Voor de beoordeling van de snacks zijn geen vaste criteria gebruikt. Allereerst omdat consensus over wat gezond en wat ongezond is ontbreekt, wat het lastig maakt om betrouwbare criteria op te stellen. Daarnaast hangt de gezondheid van voeding van veel verschillende aspecten af, wat het opstellen van eenduidige richtlijnen ook bemoeilijkt. De

(15)

ene snack bevat bijvoorbeeld veel suiker maar weinig vet, terwijl de andere snack goed scoort op het aantal vezels maar weer veel vet bevat. Een beoordeling van de gezondheid van een snack op basis van vooraf gegeven criteria zou daarom alleen maar betrouwbaar zijn als daar de juiste kennis en expertise aan ten grondslag ligt. Aangezien die expertise in dit onderzoek ontbrak, is ervoor gekozen de beoordeling naar het eigen inzicht van de beoordelaars te laten plaatsvinden. Het in dit onderzoek gehanteerde criterium voor wat ‘gezond’ is (zie bijlage G) is wel als houvast gebruikt bij de beoordeling.

Het opstellen van een betrouwbare graduele maat voor de gezondheid van een snack was om dezelfde redenen moeilijk. Daarom is gekozen voor de grove indeling in de categorieën ‘gezond’ en ‘ongezond’. De reden dat de beoordelaars desondanks wel de ruimere codering met de cijfers 1 t/m 6 hebben toegepast, was dat werd verwacht dat een codering in alleen de categorieën gezond en ongezond veel twijfel zou opleveren bij de beoordelaars en op deze manier zo veel mogelijk twijfel bij de codering zou worden voorkomen. De gedachte was dat het resultaat van deze ruime codering een goed uitgangspunt zou zijn voor de uiteindelijke indeling in de categorieën ‘gezond’ en ‘ongezond’.

Om de consistentie tussen de twee coderingen met elkaar te vergelijken is een

interbeoordelaarsbetrouwbaarheids-analyse met behulp van de Kappa-toets uitgevoerd. De consistentie bleek redelijk te zijn (κ = 0.58, p = .00, 95% CI). De twee verschillende coderingen zijn vervolgens met elkaar vergeleken en ten aanzien van de snacks met verschillende codering hebben de twee beoordelaars in overleg besloten welke score die snacks zouden krijgen. Vervolgens zijn alle snacks die een score 1 of 2 hadden in de categorie ‘ongezond’ geplaatst en alle snacks die een score 4 of 5 hadden in de categorie ‘gezond’ geplaatst. Snacks die met een score 3 (niet ongezond, niet gezond) hadden, zijn buiten

(16)

beschouwing gelaten. Dit waren er in totaal acht. In bijlage H zijn alle scores per snack weergegeven.

Afwijking van de norm van twee snackmomenten per werkdag

Om de afwijking van de norm van twee snackmomenten per werkdag vast te kunnen stellen, is deelnemers gevraagd de door hen geconsumeerde snacks per ‘snackmoment’ op te

schrijven. Deelnemers kregen daartoe zes aparte invultabellen gepresenteerd met als titel ‘snackmoment 1’ t/m ‘snackmoment 6’. Ieder gegeven snackmoment waar een snack was ingevuld, werd aangemerkt als één snackmoment.

Vervolgens is het aantal ingevulde snackmomenten bij elkaar opgeteld zodat het totaal aantal snackmomenten op een gemiddelde werkdag bekend was. Daarna is dit aantal afgetrokken van het getal ‘2’, waarbij in Excel is aangegeven dat de uitkomst altijd positief moest blijven (aangezien de richting van de afwijking binnen dit onderzoek niet relevant was). Hierbij gold dat hoe hoger deze uitkomst was, hoe minder gezond het snackgedrag was en hoe lager deze uitkomst was, hoe gezonder het snackgedrag was.

Afwijking van de norm van één snack per snackmoment

Om de afwijking van de norm van één snack per snackmoment te kunnen berekenen, is deelnemers de mogelijkheid gegeven om drie soorten snacks per snackmoment in te vullen. Daarnaast is deelnemers gevraagd per snack aan te geven hoeveel stuks of hoeveel handjes zij daarvan hadden gegeten tijdens dat snackmoment. Eén handje is in dit onderzoek aangemerkt als één stuk. In het geval waarin een deelnemer het aantal gram had vermeld (bijvoorbeeld 100 gram wortels) is dit gewijzigd naar twee stuks (de vuistregel hierbij was dat 50 gram

(17)

correspondeert met één snack, aangezien dit ongeveer het gewicht is van bijvoorbeeld een Mars en ook van een snack uit de snackbox).

Het aantal ingevulde snacks is vervolgens bij elkaar opgeteld zodat het totaal aan

geconsumeerde snacks op één (gemiddelde) werkdag werd verkregen. Het totaal aantal snacks is vervolgens gedeeld door het aantal snackmomenten, zodat een gemiddeld aantal snacks per snackmoment op een gemiddelde werkdag werd verkregen. Tot slot is dit gemiddelde aantal snacks per snackmoment afgetrokken van het getal ‘1’, waarbij in Excel is aangegeven dat de uitkomst altijd positief moest blijven (aangezien de richting van de afwijking binnen dit onderzoek niet relevant was). Hierbij gold dat hoe hoger de uitkomst was, hoe minder gezond het snackgedrag was en hoe lager de uitkomst was, hoe gezonder het snackgedrag was. Voor deelnemers die geen snackmomenten hadden gehad, gold dat een waarde voor deze variabele ontbrak.

Aantal snacks uit de snackbox

Om het aantal snacks dat uit de snackbox is geconsumeerd vast te kunnen stellen, is

deelnemers in de tweede vragenlijst gevraagd deze snacks bij het opschrijven van de door hen geconsumeerde snacks ‘bite’ te noemen. Vervolgens is per deelnemer geteld hoeveel snacks uit de snackbox zij op alle snackmomenten samen hadden geconsumeerd.

Gemiddeld aantal redenen voor het eten van een snack

Om het gemiddeld aantal redenen voor het eten van een snack uit de snackbox en het

gemiddeld aantal redenen voor een snack buiten de snackbox om te berekenen, is deelnemers gevraagd hun reden(en) voor het eten van de door hen opgeschreven snack(s) aan te geven. Deelnemers konden dit doen door na de zin ‘ik heb deze snack gegeten omdat:…’ één of meer

(18)

van de volgende zes opties aan te vinken: ‘1 = het lekker was’, ‘2 = het gezond was’, ‘3 = het makkelijk was’, ‘4 = het mij energie gaf’, ‘5 = het mijn maag vulde’ of ‘6 =

anders/aanvullend, namelijk omdat…:’). Deelnemers werd gevraagd om optie 6 tekstueel toe te lichten als ze die optie hadden aangevinkt.

Vervolgens is geteld hoeveel redenen er in totaal per deelnemer voor enerzijds snacks uit de snackbox en anderzijds snacks buiten de snackbox om waren aangevinkt. Bij het tellen van het aantal redenen zijn de redenen die deelnemers bij optie 6 (anders/aanvullend, namelijk omdat…) hadden genoemd beoordeeld op aantal en inhoud. In een paar gevallen was de deelname aan het onderzoek als reden opgegeven. Omdat dat niet als een reële reden voor het eten van snacks onder normale omstandigheden werd aangemerkt, is deze reden buiten beschouwing gelaten bij de telling van het aantal redenen.

Tot slot is om het gemiddelde aantal redenen voor een snack uit de snackbox te berekenen het totaal aantal redenen voor snacks uit de snackbox gedeeld door het totaal aantal snacks dat de betreffende deelnemer uit de snackbox had gegeten (zie voor de berekening van het totaal aantal snacks de variabele ‘aantal snacks uit de snackbox’). Om het gemiddelde aantal redenen voor een snack buiten de snackbox om te berekenen is voor iedere deelnemer geteld hoeveel snacks zij buiten de snackbox om hadden gegeten. Het totaal aantal redenen voor een snack buiten de snackbox om is vervolgens gedeeld door het aantal snacks dat de betreffende deelnemer buiten de snackbox om had gegeten. Op deze manier werden dus de twee

variabelen ‘gemiddeld aantal redenen voor het eten van een snack uit de snackbox’ en ‘gemiddeld aantal redenen voor een snack buiten de snackbox om’ verkregen.

(19)

Mate waarin rekening gehouden met gezondheid

Inzicht in de mate waarin rekening was gehouden met de gezondheid met snacken is

verkregen door deelnemers te vragen in welke mate zij in die bewuste week rekening hadden gehouden met hun gezondheid bij de keuze voor een snack. Beantwoording van deze vraag was mogelijk op een 5-punts Likertschaal (1 = helemaal niet tot 5 = heel erg).

Interventie check

Omdat het beschikbaar maken van lekkere, gezonde, energierijke en verzadigende snacks een belangrijk onderdeel van de interventie was, is deelnemers in de tweede vragenlijst gevraagd de snacks uit de snackbox op deze eigenschappen te beoordelen. De mate waarin deelnemers de snacks aan deze eigenschappen vonden voldoen, is geïnventariseerd door positief

geformuleerde stellingen daarover weer te geven (zoals ‘de snacks uit de snackbox zijn lekker’) en met behulp van een 5-punts Likert schaal de mening van deelnemers over iedere stelling te vragen (1 = helemaal niet mee eens tot 5 = helemaal mee eens).

Analyse

Alle analyses zijn gedaan met behulp van SPSS 21, MAC-versie. Voorafgaand aan de

analyses zijn de data gecheckt op hun verdeling en eventuele uitbijters. Om het in Hypothese 1 veronderstelde causale verband te toetsen is gebruik gemaakt van een tussen proefpersonen herhaalde metingen MANOVA. Voor het toetsen van het in Hypothese 2a veronderstelde correlationele verband is gebruik gemaakt van de Spearman’s rho toets. Om het in Hypothese 2b veronderstelde verschil tussen gemiddeldes te toetsen is gebruik gemaakt van een paired

samples t-test. Om het in Hypothese 3 veronderstelde causale verband te toetsen is gebruik

(20)

Resultaten

Interventie check

In Tabel 1 zijn de gemiddelde scores en standaarddeviaties weergegeven van de beoordeling van de snacks uit de snackbox op de vier relevante eigenschappen smaak, gezondheid, mate waarin zij energie gaven en mate waarin zij verzadigden.

Tabel 1 Gemiddelde scores en standaarddeviaties van de beoordeling van de snacks uit de

snackbox ((1 = helemaal niet mee eens tot 5 = helemaal mee eens).

N M SD

De snacks uit de snackbox zijn lekker 41 3.90 1.01

De snacks uit de snackbox zijn gezond 41 4.00 0.95

De snacks uit de snackbox zijn energierijk 41 4.07 0.88 De snacks uit de snackbox zijn verzadigend 41 4.51 0.71

Noot: hogere waarden betekenen dat men het meer eens was met de stelling

Uit de gegevens in Tabel 1 volgt dat het gemiddelde van de beoordeling per eigenschap varieerde van 3.90 tot 4.51. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat deelnemers het gemiddeld genomen een beetje eens waren met de stellingen. Hieruit kan worden afgeleid dat het redelijk goed gelukt is om de snacks de beoogde eigenschappen te laten hebben en de interventie wat dit punt betreft dus redelijk goed was geslaagd. Een uitgebreide weergave van de beoordeling van de snacks op deze eigenschappen is weergegeven in bijlage I.

Hypothese 1: beschikbaarheid van de snackbox leidt tot gezonder snackgedrag in zowel de week waarin de snackbox beschikbaar was als in de week daarna, dan in de week voordat de snackbox beschikbaar was

(21)

Allereerst wordt opgemerkt dat er relatief veel data op meetmoment 3 ontbraken. Er is daarom een afweging is gemaakt tussen het negatieve effect van het meenemen van de data van meetmoment 3 op de analyse en de meerwaarde van het meenemen van deze data voor het onderzoek. Aangezien een vergelijking tussen alleen meetmoment 1 en meetmoment 2 voldoende inzicht in het effect van de snackbox zou opleveren om een antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen geven, is ervoor gekozen de data van meetmoment 3 niet mee te nemen in de analyse. Een groot deel van deze ontbrekende data betrof de variabele ‘afwijking van de norm van één snack per snackmoment’, mede omdat er voor het bestaan van een waarde voor deze variabele een snackmoment moest zijn geweest (wat in een aantal gevallen niet het geval was). Als alle meetmomenten in de analyse zouden zijn opgenomen, zou het aantal deelnemers met 15 zijn afgenomen, resulterend in een groep van 26 deelnemers. Door meetmoment 3 niet mee te nemen werd het verlies aan deelnemers beperkt tot (maximaal) 6 deelnemers, waardoor het aantal deelnemers in deze analyse niet kleiner zou worden dan 35.

Vanwege voornoemd besluit is een herhaalde metingen MANOVA met twee meetmomenten uitgevoerd (te weten meetmoment 1 en meetmoment 2). De afhankelijke variabelen waren ‘aantal gezonde snacks’, ‘aantal ongezonde snacks’, ‘afwijking van de norm van twee snackmomenten per werkdag’ en ‘afwijking van de norm van één snack per snackmoment’. Uit de vooranalyse bleek dat er geen opvallende uitbuiters waren. Uit deze analyse bleek daarentegen wel dat de data van alle voor deze analyse relevante variabelen niet normaal verdeeld waren. Hoewel een normale verdeling van de data één van de voorwaarden is voor het uitvoeren van een MANOVA, is ervoor gekozen deze analyse toch toe te passen en hier in bij de interpretatie van de resultaten rekening mee te houden.

(22)

Zoals verwacht bleek uit de herhaalde metingen MANOVA dat er een significant effect was van de beschikbaarheid van de snackbox op het snackgedrag (F (1,34) = 6.68, p < .05). Naar aanleiding van dit resultaat is voor iedere afhankelijke variabele een paired samples t-test uitgevoerd, waarbij is gecorrigeerd voor kanskapitalisatie door middel van de Bonferroni correctie. De resultaten van iedere t-test zijn daarom getest tegen een alpha niveau van .0125.

De uitkomsten van deze vier t-testen waren gemixt. Het aantal gezonde snacks bleek niet significant te zijn veranderd (t(36) = -2.11, ns) maar het aantal ongezonde snacks bleek daarentegen significant lager te zijn op meetmoment 2 (t(36) = 3.63, p < .0125). Ook de afwijking van de norm van twee snacks per snackmoment bleek niet significant te zijn veranderd (t(36) = 2.22, ns) maar de afwijking van de norm van één snack per snackmoment bleek daarentegen significant lager te zijn op meetmoment 2 (t(34) = 3.64, p < .0125). In Tabel 2 zijn gemiddeldes en standaarddeviaties op de twee meetmomenten voor alle vier deze variabelen weergegeven.

Noot: *p < .0125

Tabel 2 Gemiddelde scores en standaarddeviaties van de vier eetconstructen op

meetmoment 1 en meetmoment 2.

Meetmoment 1 Meetmoment 2

Variabele N M SD M SD

Aantal gezonde snacks 37 1.51 1.50 2.12 0.95

Aantal ongezonde snacks 37 0.97 1.67 0.13* 0.54

Afwijking van de norm van twee snackmomenten per werkdag

37 0.92 0.89 0.54 0.56

Afwijking van de norm van één snack per snackmoment

(23)

Hypothese 2a: er bestaat een positief verband tussen het aantal redenen dat deelnemers voor het eten van een snack uit de snackbox hebben en de consumptie van de snacks uit de

snackbox.

De data van de voor deze analyse relevante variabelen bleken niet normaal verdeeld te zijn. Daarom is er voor het berekenen van het verband tussen deze twee variabelen gekozen voor de spearman’s rho toets, waarvoor geen voorwaarden voor de verdeling van de data gelden. Er was geen significante correlatie tussen het aantal redenen dat men voor het eten van een snack had en de consumptie van snacks uit de snackbox (rs = .25, ns). Tabel 3 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties van beide variabelen weer.

Tabel 3 Gemiddelde en standaarddeviatie van het aantal redenen voor het eten van een

snack uit de snackbox & het aantal snacks dat gemiddeld uit de snackbox is gegeten.

N M SD

Gemiddeld aantal redenen voor snacks uit de snackbox 37 2.27 1.39 Gemiddeld aantal geconsumeerde snacks uit de snackbox 41 1.68 0.52

Hypothese 2b: deelnemers hebben meer redenen voor het eten van een snack uit de snackbox dan voor het eten van een snack buiten de snackbox om.

De data van de voor deze analyse relevante variabelen bleken niet normaal verdeeld te zijn. Hoewel een normale verdeling een voorwaarde is voor het uitvoeren van een t-toets, is ervoor gekozen deze toets toch uit te voeren maar daar bij de interpretatie van de resultaten rekening mee te houden.

(24)

Tijdens de beschikbaarheid van de snackbox bestond er geen significant verschil tussen het gemiddelde aantal redenen voor het eten van een snack uit de snackbox en het gemiddelde aantal redenen voor het eten van een snack buiten de snackbox om (t(27) = 0.21, ns). Tabel 4 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties van beide variabelen weer.

Tabel 4 Gemiddelden en standaarddeviaties van het aantal redenen voor het eten van een

snack.

N M SD

Gemiddeld aantal redenen voor snacks uit de snackbox 28 2.23 1.33 Gemiddeld aantal redenen voor snacks buiten de snackbox om 28 2.17 1.27

Hypothese 3: De beschikbaarheid van de snackbox leidt ertoe dat deelnemers – zowel tijdens de beschikbaarheid van de snackbox als in de week daarna – bij de keuze voor een snack in grotere mate een gezondheidsdoel nastreven bij snacken op het werk dan in de week

voorafgaand aan de beschikbaarheid van de snackbox.

De data van de voor deze analyse relevante variabelen bleken op alle drie de meetmomenten niet normaal verdeeld te zijn. Hoewel een voorwaarde voor het uitvoeren van een ANOVA een normale verdeling van de data is, is ervoor gekozen de geplande herhaalde metingen ANOVA toch uit te voeren en hier bij de interpretatie van de resultaten rekening mee te houden. Uit de herhaalde metingen ANOVA volgde dat er geen causaal verband bestond tussen enerzijds de beschikbaarheid van de snackbox en/of de beschikbaarheid van de snackbox in de afgelopen week en anderzijds de mate waarin bij de keuze voor een snack rekening werd gehouden met een gezondheidsdoel (F (2,32) = 0.77, ns). Tabel 5 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties voor deze variabele op de drie meetmomenten weer.

(25)

Tabel 5 Gemiddelden en standaarddeviaties van de mate waarin bij de snack-keuze

rekening is gehouden met de gezondheid.

Meetmoment N M SD

1 36 3.31 1.12

2 41 3.71 0.81

(26)

Discussie

De vraag die in dit onderzoek centraal stond, was of een gezonde snackbox op het werk gezond snackgedrag op de werkvloer kan bevorderen. In de week waarin de snackbox beschikbaar was, was de consumptie van ongezonde snacks significant én lag het aantal snacks per snackmoment significant dichter bij de norm van één snack per snackmoment dan in de week daarvoor. De beschikbaarheid van de snackbox bracht echter geen significante verandering in het aantal gezonde snacks dat werd geconsumeerd en zorgde niet voor een significante verandering van het aantal snackmomenten per werkdag richting de norm van twee per werkdag. Daarnaast bleek de potentie van de snackbox om meerdere doelen te bevredigen geen verband te houden met de consumptie van snacks uit de snackbox en bleken de snacks uit de snackbox bovendien niet méér doelen te bevredigen dan andere snacks. Tot slot was er in tegenstelling tot de verwachting geen sprake van een significante activatie of versterking van een gezondheidsdoel door de beschikbaarheid van de snackbox.

Deze resultaten moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege de niet normale verdeling van de data. Ondanks deze beperking lijkt het patroon van de data echter voor wat betreft het aantal ongezonde snacks en het aantal snacks per snackmoment in de goede richting te gaan, wat suggereert dat een gezonde snackbox mogelijk een gedeeltelijke

oplossing voor ongezond snackgedrag op kantoor zou kunnen zijn. Vervolgonderzoek waarbij de data worden getransformeerd zodat zij een normale verdeling krijgen of waarbij andere analysetechnieken worden gebruikt, is echter nodig om conclusies te kunnen trekken over het nut van een gezonde snackbox op de werkvloer bij de bevordering van gezond snackgedrag.

(27)

De resultaten die overeenstemmen met de verwachting kunnen worden verklaard aan de hand van de besproken psychologische mechanismen van snackgedrag. Zo kan de daling van de consumptie van ongezonde snacks worden verklaard aan de hand van het effect van beschikbaarheid en nabijheid (Maas et al., 2004; De Vet et al., 2013). De plaatsing van de snackbox in de directe nabijheid van deelnemers, kan deelnemers immers op grond van deze theorie hebben aangezet tot het eten van de snacks uit deze snackbox en zodoende in veel gevallen de snackbehoefte van deelnemers hebben bevredigd. Hierdoor werden ongezonde snacks die als gevolg van de gezonde snackbox minder beschikbaar en/of minder nabij de deelnemers waren, mogelijk niet of minder gegeten en zodoende dus (gedeeltelijk) vervangen door de snacks uit de snackbox. De niet normale verdeling van de data staat uiteraard wel aan het trekken van conclusies in de weg, maar de relatief grote verlaging van het gemiddeld aantal ongezonde snacks (van gemiddeld 0.97 naar gemiddeld 0.13) geeft extra ondersteuning voor de verwachting dat een gezonde snackbox tot een verlaging van de consumptie van ongezonde snacks leidt.

Als er inderdaad van een ‘vervanging’ van ongezonde snacks sprake was, ligt het voor de hand dat het aantal gezonde snacks tegelijkertijd zou zijn gestegen. Hoewel er wel een lichte stijging van de consumptie van gezonde snacks waarneembaar was (van gemiddeld 1.51 naar 2.12 per werkdag), was deze stijging niet significant. Zoals eerder aangegeven kan het uitblijven van een significant resultaat aan de niet normale verdeling van de data te wijten zijn. Een andere verklaring kan zijn dat deelnemers aan dit onderzoek al relatief veel gezonde snacks aten: zoals hiervoor aangegeven was dat in de week vóór de beschikbaarheid van de snackbox gemiddeld 1.51 per werkdag. Een significante stijging van het aantal gezonde snacks ligt daardoor mogelijk minder voor de hand, mede gezien het feit dat het totaal aantal snacks per dag bij de meeste mensen een maximum heeft dat mogelijk niet ver van dit getal af

(28)

zal liggen. Het feit dat deelnemers al relatief veel gezonde snacks aten kan worden verklaard door de manier waarop deelnemers zijn geworven. Het ligt immers voor de hand dat

geïnteresseerden in een onderzoek naar gezond snackgedrag op het werk zich daar al langer mee bezig houden en al relatief vaak voor gezonde snacks kiezen en zo nodig zelf zorgen dat ze deze voorhanden hebben. Bij vervolgonderzoek verdient het daarom aanbeveling om te selecteren op deelnemers die doorgaans relatief weinig gezonde snacks eten.

Een belangrijke algemene kanttekening bij de interpretatie van de resultaten met betrekking tot het aantal snacks, is het feit dat het totaal aantal beschikbare snacks in de week vóór de levering en in de week van de levering van de snackbox ongelijk was door de levering van de snackbox. Deze ongelijkheid kan de resultaten hebben beïnvloed. Een andere algemene kanttekening bij de interpretatie van deze resultaten, is de manier waarop de door deelnemers geconsumeerde snacks zijn ingedeeld in de categorieën ‘gezond’ en ‘ongezond’. Het gebrek aan vaste, door experts onderbouwde criteria bij deze beoordeling staat in de weg aan het generaliseren van deze resultaten. Vervolgonderzoek waarbij experts op het gebied van voeding worden ingeschakeld is daarom aangewezen.

De gunstige verandering van het aantal snacks per snackmoment richting de norm van één snack per snackmoment, kan worden verklaard aan de hand van de theorie over portiegrootte en eenheden (Rolls et al, 2004; Siegel, 1957). De snacks uit de snackbox waren immers gepresenteerd als één eenheid met een voldoende maar niet excessieve grootte. In lijn met de theorie over portiegrootte en het effect van eenheden (Rolls et al, 2004; Siegel, 1957), kan deze presentatie deelnemers er (onbewust) toe hebben aangezet een snack uit de snackbox in zijn geheel op te eten en het vervolgens daarbij te laten en zodoende één snack per

(29)

Een belangrijke kanttekening bij de interpretatie van dit resultaat is – naast de al genoemde niet normale verdeling van de data – de manier waarop het aantal snacks is gemeten. Deelnemers is gevraagd het aantal stuks of handjes zelf in te schatten en op te schrijven. Aangezien dit niet direct na het eten van de snack gebeurde maar aan het einde van de week, kan het zo zijn dat deelnemers dit niet precies meer wisten. Ook kunnen er verschillen bestaan tussen de inschatting van wat een ‘handje’ is. Daarom vormde deze manier van meten slechts een grove maat voor het aantal snacks. Ook werd bij deze maat geen rekening gehouden met de voedingswaarde van iedere snack. Al met al is de verkregen informatie met de in dit onderzoek gehanteerde maat dus gering en zou bij vervolgonderzoek gebruik moeten worden gemaakt van een meer precieze maat die ook meer informatie geeft over de voedingswaarde van één snack. Tot slot is het opmerkelijk dat alle deelnemers hele getallen hebben gebruikt bij het beschrijven van het aantal snacks, zowel bij de snacks uit de snackbox als bij de snacks buiten de snackbox om. Hoewel dit in lijn is met de theorie van Siegel (1957) over de neiging van mensen om in eenheden te eten, is het mogelijk dat deelnemers dachten dat ze alleen maar hele getallen konden invullen of dat deelnemers het aantal snacks dat ze hebben gegeten zelf hebben afgerond naar een heel getal. Aangezien dit de resultaten ook kan hebben

beïnvloed, dient hier bij vervolgonderzoek ook rekening mee te worden gehouden.

In tegenstelling tot de verwachting snackten deelnemers nog steeds meer of minder dan twee keer per werkdag. Uit de resultaten kan echter niet worden opgemaakt of deelnemers zich zijn blijven gedragen zoals zij dat in de week vóór de levering van de snackbox deden. De richting van de verandering van het aantal keer dat men per dag snackte, was namelijk niet het doel van dit onderzoek en was daarom onbekend. Het is dus mogelijk dat sommige deelnemers meer keer per dag zijn gaan snacken en andere minder, zonder dat daarbij een significante

(30)

verandering van de afwijking van de norm van twee snackmomenten per werkdag optrad. Door deze manier van meten is de betekenis van de gemiddelde afwijking van de norm in beide weken ook onbekend; dit kan immers meer maar ook minder zijn dan twee

snackmomenten per werkdag. Het feit dat het onbekend is in welke richting deelnemers moesten veranderen om aan de norm te voldoen, belemmert het zoeken naar een verklaring voor het uitblijven van het verwachte effect. In algemene zin kan wel worden geconstateerd dat het voorschotelen van een ‘snackmenu’ dat deelnemers toestaat om iedere werkdag twee snacks te eten met daarbij de boodschap dat het goed is om iedere drie uur iets te eten, niet (automatisch) leidt tot een verandering naar twee snackmomenten werkdag.

Het veronderstelde positieve verband tussen het aantal redenen dat men voor het eten van een snack uit de snackbox had en de consumptie van de snacks uit de snackbox werd niet

ondersteund door de resultaten (waarbij voor de goede orde wordt opgemerkt dat in dit geval een toets werd gehanteerd die ongevoelig is voor niet normale verdeling van de data,

waardoor deze verdeling de interpretatie van dit resultaat dus niet beperkt). Aangezien deze verwachting was gebaseerd op de theorie over multifinaliteit van middelen van Kopetz (2011), werpt deze uitkomst de vraag op of de snackbox wel als een multifinaal middel werd beschouwd door deelnemers. Het gemiddeld aantal redenen voor het eten van een snack uit de snackbox was echter 2.27, wat suggereert dat dit bij de meeste deelnemers wel het geval was. Het uitblijven van het verwachte resultaat kan daarom mogelijk worden verklaard doordat de snacks uit de snackbox niet méér doelen bevredigden dan andere snacks, waardoor een eventueel effect van multifinaliteit niet relevant was. Ondersteuning van deze laatste

verklaring wordt gevonden in het feit dat Hypothese 2b niet werd bevestigd met de resultaten. Hieruit volgt namelijk dat er – anders dan verwacht – geen significant verschil bestond tussen het gemiddeld aantal redenen voor het eten van een snack en het gemiddeld aantal redenen

(31)

voor het eten van een snack buiten de snackbox om. Hoewel ook hier de niet normale verdeling van de data in acht moet worden genomen, suggereren de gemiddelde waardes dat van het verwachte verschil geen sprake was (het gemiddelde aantal redenen voor snackbox-snacks was 2.23 terwijl het gemiddelde aantal redenen voor niet snackbox-snackbox-snacks 2.17 was). De theorie over multifinaliteit lijkt dus onaangetast te blijven. Het idee dat een aanbod van multifunctionele snacks tot gedragsverandering zou leiden, wordt echter duidelijk

weersproken door deze data.

De verwachting dat de beschikbaarheid van de snackbox ertoe zou leiden dat deelnemers – zowel tijdens de beschikbaarheid van de snackbox als in de week daarna – bij de keuze voor een snack in grotere mate een gezondheidsdoel zouden nastreven bij snacken op het werk werd eveneens niet bevestigd door de resultaten. Dit wordt mogelijk verklaard door de uitgangspositie van deelnemers. De gemiddelde mate waarin rekening met de gezondheid werd gehouden in de week voor de levering was namelijk 3.33 op een vijf-punts Likertschaal, wat suggereert dat een relatief groot deel van de deelnemers al in meer of mindere mate rekening met de gezondheid hield bij snacken. De aanwezigheid van een gezondheidsdoel is bovendien een aannemelijke motivatie voor deelname aan dit onderzoek. Daarnaast is het mogelijk dat de snackbox niet als een omgevingsfactor fungeerde die een gezondheidsdoel opwekt of versterkt, zoals in lijn met de theorie daarover wel werd verwacht (Aarts & Dijksterhuis, 2000). Een mogelijke reden daarvoor is het gebrek aan een gezonde uitstraling van de snackbox. Het uiterlijk van de snackbox was namelijk bewust erg neutraal gehouden en bevatte afgezien van de uitsluitend gezonde ingrediënten en de korte tekst op de snackbox zelf geen duidelijke hints naar gezond snackgedrag. Een relatief groot deel van de deelnemers vond de snack bovendien niet per sé gezond: 15% had daar geen mening over en 7% vond ze

(32)

zelfs niet (zo heel) gezond. In die gevallen is het aannemelijk dat de snackbox ook niet als de verwachte stimulus heeft gewerkt.

Voorgaande bespreking van de resultaten bracht al een aantal beperkingen aan het onderzoek aan het voetlicht. Naast deze beperkingen geldt als algemene kanttekening dat het een

veldonderzoek betrof waarbij weinig controle op de uitvoering en het gebruik van de interventie kon worden uitgevoerd. Geheel onbekend bijvoorbeeld is of de snackbox inderdaad in alle gevallen direct op de werkplek heeft gestaan gedurende de gehele

werkweek. Ook kan er sprake zijn geweest van diverse onbekende invloeden van buitenaf, zoals bijvoorbeeld het uitdelen van de snacks uit de snackbox aan kamergenoten, waarvoor niet is gecontroleerd. Aangezien deze omstandigheden aan het trekken van conclusies in de weg staat, verdient het aanbeveling om vervolgonderzoek in een meer gecontroleerde omgeving uit te voeren.

Al met al geeft dit onderzoek een nuttig eerste inzicht in de mogelijkheden die een gezonde snackbox kan bieden bij de verbetering van snackgedrag op kantoor, maar is

vervolgonderzoek door de genoemde beperkingen en de nog onbeantwoorde vragen aangewezen. De resultaten van dit onderzoek en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen vormen daarvoor een goed uitgangspunt. Dat vervolgonderzoek ook gewenst is, werd duidelijk tijdens de uitvoering van het onderzoek. Werkgevers én werknemers gaven aan op zoek te zijn naar manieren om gezond eten en snacken op kantoor mogelijk maken en te stimuleren en reageerden positief op het concept van de gezonde snackbox. Hieruit volgt dat de maatschappelijke relevantie van de onderzoeksvraag groot is en grootschaliger

vervolgonderzoek, dat met de benodigde expertise ten aanzien van voeding is onderbouwd en waarbij de aanbevelingen uit dit onderzoek in acht worden genomen, de moeite waard is.

(33)

Referenties

Aarts, H. & Dijksterhuis, A. (2000). Habits as Knowledge Structures: Automaticity in Goal Directed Behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 53 – 63.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Opgehaald 11 augustus, 2014 van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/barometer-beroepsbevolking/barometer-werkzame-beroepsbevolking-art.htm.

CIVAS (2011). Opleiding tot voedingsdeskundige.

French, S. A. (2001). Pricing and Promotion Effects on Low-Fat Vending Snack Purchases: The CHIPS Study. American Journal of Public Health, 91, 112 – 117.

Gezondheidsraad (2003). Overgewicht en obesitas. 1 – 158. Opgehaald 21 maart, 2014 van http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/0307N.pdf.

GroentenFruit Bureau (2011). Werkfruit project. Opgehaald 11 augustus, 2014 van

http://www.groentenenfruit.nl/actueel/nieuws/2011/werkfruit-project-geeft-werkfruitleveranciers-meer-mogelijkheden.html.

Hulshof, K. F. A. M. & Ocké, M. C. (2005) Voedselconsumptiepeiling 2003: onderzoek bij jongvolwassen Nederlanders. Focus op macrovoedingsstoffen. Nederlands tijdschrift

(34)

Kopetz, C., Faber, T., Fischbach, A. & Kruglanski, A. W. (2011). The Multifinality Constraints Effect: How Goal Multiplicity Narrows the Means Set to a Focal End. Journal of

Personality and Social Psychology, 100, 810 – 826.

Maas, J., De Ridder, D. T. D., De Vet, E. & De Wit, J. B. F. (2012). Do distant foods decrease intake? The effect of food accessibility on consumption. Psychology & Health, 27, 59 – 73.

Mann, T., Ridder, D. & Fujita, K. (2013). Self-Regulation of Health Behavior: Social Psychological Approaches to Goal Setting and Goal Striving. Health Psychology, 32, 487 – 498.

Miller, R, Benelam, B., Stanner, S. A. & Buttriss, J. L. (2013). Is snacking good or bad for health: An overview. Nutrition Bulletin, 38, 302 – 322.

Productschap Tuinbouw (2014). Werkfruit campagne werkt. Opgehaald 11 augustus, 2014 van http://www.tuinbouw.nl/project/werkfruit-campagne-werkt.

Rijksoverheid (2009). Nota Overgewicht. Opgehaald 21 april van

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2009/03/23/nota-overgewicht.html.

Rolls, B. J., Roe, L. S., Kral, T. V. E., Meengs, J. S. & Wall, D. E. (2004). Increasing the portion size of a packaged snack increases energy intake in men and women. Appetite, 42, 63 – 69.

(35)

Siegel, P.S. (1957). The completion compulsion in human eating. Psychology Reports, 3, 15 – 16.

TNO (2008). Automatisch gezonder? Resultaten van het school snack- en frisdrankautomatenproject. Opgehaald 21 april, 2014 van

https://www.tno.nl/downloads/automatisch_gezonder.pdf.

De Vet, E., De Wit, J. B. F, Luszczynska, A., Stok, F. M., Gaspar, T., Pratt et al. (2013). Access to excess: how do adolescents deal with unhealthy foods in their environment?

European Journal of Public Health, 23, 752 – 756.

World Health Organisation (2004). Global Strategy on Diet, Physical Activity and Health: artikel 62. Opgehaald 14 maart 2014 van

http://www.who.int/dietphysicalactivity/strategy/eb11344/strategy_english_web.pdf.

World Health Organisation (2008). Preventing Noncommunicable Diseases in the Workplace through Diet and Physical Activity. Opgehaald 14 maart, 2014 van

(36)

Bijlage A

Karakteristieken van de deelnemers

Overzicht van de verdeling van deelnemers binnen verschillende categorieën (N = 41)

Aantal deelnemers Geslacht Man 14 Vrouw 27 Leeftijd Minimum 26 Maximum 52 Gemiddelde 32

Werkgever De Brauw Blackstone Westbroek N.V. 19

The Boston Consulting Group 14

HVC 2

MatchQ 1

Raad voor de Kinderbescherming 1

VortexCP 1

KPMG 1

Logex 1

Baker & McKenzie 1

Gemiddelde duur van een werkdag 7 – 8 uur 1

8 – 9 uur 3

9 – 10 uur 14

10 – 11 uur 12

(37)

Bijlage B

Wervingsbrief

DE GEZONDE SNACKBOX: DÉ OPLOSSING VOOR DE AMBITIEUZE WERKNEMER?

Een onderzoek in het kader van de master gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam

ACHTERGROND

Tijdens mijn werk als advocaat bij advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek heb ik kunnen ervaren hoe de prioriteiten van mijn collega’s en mijzelf werden gesteld. Het werk stond voorop. Je gezondheid? Tja, zeker wel van belang maar niet zo acuut als het werk dat moest worden gedaan. Bij de lunch werd vaak nog wel een appel of een peer gegeten (of soms meegenomen voor later op de dag), maar gedurende de rest van de dag bleven veel mensen snoepen uit de snoeppot, eten van (overgebleven) traktaties en niet al te gezonde snacks uit de automaat halen.

Zelf had ik ook moeite om al deze verleidingen te weerstaan en consequent te organiseren dat ik gezonde snacks meehad naar het werk (en – als ik die meehad – deze aan het begin van de dag niet meteen allemaal op te eten). Ik begon mij gaandeweg te realiseren dat het vasthouden aan een gezond eetpatroon op je werk niet zo makkelijk is als ik dacht. Het werd mij steeds duidelijker dat deze specifieke situatie om een specifieke oplossing vraagt.

Daarom ben ik op grond van de kennis die ik tijdens de master gezondheidspsychologie en de opleiding tot voedingsdeskundige heb opgedaan, gestart met het ontwikkelen van de gezonde snackbox: een product dat werknemers de mogelijkheid biedt om op een eenvoudige manier gezond te snacken op het werk.

DE GEZONDE SNACKBOX

Het idee achter de snackbox is heel simpel. Werknemers ontvangen aan het begin van de week een doos met daarin een voldoende hoeveelheid gezonde én lekkere snacks voor de rest van de werkweek. Uit onderzoek volgt namelijk dat de beschikbaarheid van gezond eten een positief effect op iemands voedingspatroon heeft. Daarnaast biedt het op deze manier beschikbaar maken van gezonde snacks naar verwachting ook andere relevante voordelen, zoals een betere concentratie, een beter energiepeil over de gehele dag, minder afleiding en gemak.

HET ONDERZOEK

(38)

van werknemers zal hebben. Ik zal dit onderzoeken aan de hand van ervaringen van

werknemers die de snackbox voor één werkweek geleverd krijgen. Geïnteresseerden kunnen zich opgeven om de snackbox tegen kostprijs te ontvangen door een e-mail te sturen naar florentine@vanderschrieck.nl. Zij zullen bij de snackbox een aantal korte vragenlijsten ontvangen.

Deelname aan dit onderzoek is uiteraard anoniem en vrijblijvend. Indien gewenst kunnen de resultaten van dit onderzoek worden omgezet in een advies met betrekking tot hoe de gezondheid van medewerkers op het werk in de toekomst kan worden bevorderd. Al met al is de belasting van dit onderzoek voor de deelnemers laag en levert het een eenvoudige manier om ervaring op te doen met alternatieven voor traditionele snacks op het werk.

Eventuele vragen over dit onderzoek kunnen aan mij en/of mijn begeleider van de Universiteit van Amsterdam, dr Y. de Liver, worden gesteld. Ik ben bereikbaar via

florentine@vanderschrieck.nl en 06-48500358, mevrouw De Liver is bereikbaar via

j.n.deliver@uva.nl en 020-5258817.

Vriendelijke groet,

(39)

Bijlage C

Informatiebrochure

Informatiebrochure bij het onderzoek “de gezonde snackbox: dé oplossing voor de ambitieuze werknemer?”

Beste deelnemer,

U gaat deelnemen aan het onderzoek “de gezonde snackbox: de oplossing voor de

ambitieuze werknemer?”. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis

neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In het kader van dit onderzoek krijgt u een gezonde snackbox op uw werk afgeleverd. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het effect van deze snackbox op uw snackgedrag tijdens het werk en welke aspecten daarbij een rol spelen. Op dit moment kunnen we nog geen nadere informatie geven over de exacte factoren waar we naar zullen kijken. Na afloop van het experiment ontvangt u hierover een debriefing.

Instructie en procedure

Het experiment gaat als volgt. Allereerst ontvangt u op vrijdagochtend (waarschijnlijk 16 mei a.s.) per e-mail een link naar een korte vragenlijst. Daarin stellen wij u een aantal vragen die betrekking hebben op uw snackgedrag op het werk. Vervolgens krijgt u de maandagochtend daarop de snackbox geleverd. Deze staat die ochtend klaar voor u bij de receptie en dient u bij binnenkomst mee te nemen naar uw werkplek. Op de vrijdag van die week ontvangt u wederom een e-mail met een link naar een vragenlijst. In de week daarna, wederom op vrijdag, ontvangt u een e-mail met een link naar de laatste en finale vragenlijst.

Vrijwilligheid

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

(40)

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van onderzoek kunnen worden gebruikt voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften of voor een advies voor het bedrijf waar u werkt met betrekking tot hoe de gezondheid van medewerkers op het werk in de toekomst kan worden bevorderd. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens en uw anonimiteit blijft onder alle omstandigheden gewaarborgd. Op de vragenlijsten hoeft u uw naam niet in te vullen. Omdat u meerdere vragenlijsten zult invullen en de verkregen gegevens aan elkaar gekoppeld moeten kunnen worden, is iedere vragenlijst die u krijgt voorzien van hetzelfde nummer en vragen wij u voor de zekerheid uw geboortedatum te noteren op iedere vragenlijst.

Kosten

De prijs van de snackbox is in het kader van dit onderzoek vastgesteld op EUR 7,50. Dit bedrag dekt de kosten niet volledig, maar achten wij een gepast bedrag om aan de deelnemers van dit onderzoek te vragen. De betalingsinstructies volgen binnenkort.

Nadere inlichtingen

Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de onderzoeker Florentine van der Schrieck (telefoon: 06 48500358; e-mail: florentine@vanderschrieck.nl) of haar begeleider: dr Y. de Liver (telefoon: 020-5258817; e-mail: j.n.deliver@uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer dr M. Rotteveel (telefoon: 020 5256713; e-mail: M.Rotteveel@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 XA Amsterdam).

(41)

Bijlage D

Informed consent formulier

Informed consent bij het onderzoek naar de gezonde snackbox

‘Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure: ‘Informatiebrochure

bij het onderzoek “de gezonde snackbox: dé oplossing voor de ambitieuze werknemer?”. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot Florentine van der Schrieck (telefoon: 06 48500358; e-mail: florentine@vanderschrieck.nl of haar begeleider van de Universiteit van Amsterdam: mevrouw dr Y. de Liver (telefoon: 020-5258817; e-mail: j.n.deliver@uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer dr M. Rotteveel (telefoon: 020 5256713; e-mail: M.Rotteveel@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 XA Amsterdam).’

Aldus in tweevoud getekend:

……… ………

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

(42)

Bijlage E

Start e-mail Beste [...],

Morgen gaat het onderzoek naar de gezonde snackbox van start!

In tegenstelling tot eerdere berichtgeving zullen de vragenlijsten online worden afgenomen. Morgen ontvang je daarom een e-mail met een link naar de eerste vragenlijst. Het invullen daarvan kost ongeveer 10 minuten. De snackbox wordt aanstaande maandagochtend (vroeg) bij de receptie afgeleverd, deze dien je bij binnenkomst op te halen en mee te nemen naar je werkplek. Als je maandag niet in de positie bent om de snackbox bij de receptie op te halen, zou je dat dan uiterlijk morgen kunnen laten weten? Ik zoek in dat geval namelijk graag naar een oplossing.

De kosten van de snackbox zijn EUR 7,50. Zou je dit bedrag voor aanstaande maandag over willen maken naar rekeningnummer 7467037 t.n.v. F.I. van der Schrieck te Amsterdam o.v.v. "Snackbox"?

Het is van belang dat het 'informed consent' formulier uiterlijk morgen wordt

ondertekend en naar mij toe wordt gestuurd. Voor de zekerheid tref je bijgevoegd een scan van het formulier. Zou je uiterlijk morgenmiddag een door jou ondertekend exemplaar bij de receptie willen afleveren, als je dat nog niet hebt gedaan? Als het

handiger is om een door jou ondertekend exemplaar in te scannen en naar mij te mailen, dan kan dat ook. Ik zie die e-mail dan graag uiterlijk morgenmiddag tegemoet.

Overigens is er in de informatiebrochure een kleine correctie in de formulering omtrent de verzekering toegepast, deze stuur ik daarom nogmaals toe. Mocht dit aanleiding geven toch niet deel te nemen, dan hoor ik dat graag uiterlijk morgenochtend. Tot slot: de contactpersoon voor de ethische commissie van de UvA is niet Victor Lamme maar Mark Rotteveel (M.Rotteveel@uva.nl).

Heel veel dank voor je tijd en moeite, ik kijk uit naar de resultaten! Groet,

(43)

Bijlage F

Vragenlijst 1, 2 en 3

Vragenlijst 1

Onderzoek naar het snackgedrag van werknemers - vragenlijst 1

Beste deelnemer,

Dit is de eerste vragenlijst in het kader van het onderzoek naar de gezonde

snackbox. Het gaat bij het invullen van deze vragenlijst om uw persoonlijke indruk en ervaringen. Er zijn dus geen goede of foute antwoorden. Geef steeds het antwoord dat het beste past bij uw persoonlijke situatie.

De eerstvolgende drie vragen zijn algemeen van aard en hebben onder meer tot doel uw gegevens aan elkaar te kunnen linken. Uw anonimiteit blijft uiteraard gewaarborgd.

Vraag 1.

Wanneer bent u geboren?

Dag Maand Jaar Selecteer uw geboortedatum Vraag 2. Wat is uw geslacht?  Vrouw Man Vraag 3.

Bij welk bedrijf werkt u?

De volgende vragen gaan over uw snackgedrag tijdens uw werk.

Belangrijke opmerking vooraf: Met een ‘snack’ wordt in deze vragenlijst al het eten bedoeld dat u los van de hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch en avondeten) consumeert. Dit kunnen dus zowel gezonde als ongezonde snacks zijn. Voorbeelden zijn koekjes, taart, snoepjes uit de snoeppot, appels, bananen, boterhammen, noten, chocola, Mars, gevulde koek, wortels, crackers, etc.

Vraag 4.

Kunt u van de afgelopen vijf werkdagen aanvinken hoeveel snacks u per dag tijdens uw werk op kantoor heeft gegeten? In het geval van snacks waarvan doorgaans meer dan 1

(44)

stuk tegelijk wordt gegeten, zoals chips of dropjes, dient u één handje als één snack te tellen.

Kunt u daarnaast per dag aangeven of er sprake was van een bijzondere situatie (zoals een verjaardag of een borrel) waarbij u iets extra’s heeft gesnackt?

Aantal snacks Was er sprake van een bijzondere situatie?

Ja Nee

Maandag [selectie mogelijk van 0 t/m 10, ‘meer dan 10’ of ‘ik was deze dag niet op kantoor’]

 

Dinsdag Idem  

Woensdag Idem  

Donderdag Idem  

Vrijdag Idem  

Vraag 5. Denk nu terug aan een gewone/gemiddelde werkdag in de afgelopen

week. Welke dag heeft u in gedachten genomen?

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Gewone/gemidde

lde werkdag

    

Wij willen graag een aantal vragen over deze gemiddelde/gewone dag stellen. Denk daarom bij het beantwoorden van de volgende drie vragen aan deze werkdag.

Vraag 6.

Kunt u hieronder aangeven op welk tijdstip u op deze gemiddelde werkdag ontbijt, lunch en/of avondeten heeft gegeten?

Ontbijt Lunch Avondeten

Tijdstip [selectiemogelijkheid van 05.00 tot 12.00 uur (met stappen van een half uur) of de optie ‘ik heb niet ontbeten’]

[selectiemogelijkheid van 11.00 tot 16.00 uur (met stappen van een half uur) of de optie ‘ik heb niet geluncht]

[selectiemogelijkheid van 17.00 tot 23.30 uur (met stappen van een half uur) of de optie ‘ik heb niet avondgegeten’]

Vraag 7.

Kunt u aangeven op welk tijdstip/welke tijdstippen u op deze gemiddelde werkdag iets heeft gesnackt? Vink hieronder per mogelijk snackmoment (aangeduid met nummer 1 t/m 6) ofwel het betreffende tijdstip, ofwel de optie ‘niet van toepassing’ aan.

Snackmoment 1 [selectie van tijdstip van 07.00 tot 23.30 uur (in halve uren) of de optie ‘niet van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sindsdien is de aandacht voor de fysieke en sociale omgeving als belangrijke deter- minant van gezondheid sterk toegenomen door het groeiende inzicht dat alleen aandacht

Johan Sebastiaan Bach - niet te verwarren met zijn zoon Johann Christiaan Bach (!) die vrijmetse- laar was, komt bij mij bijzonder geestelijk verheffend, goddelijk in zijn muziek

Voor het inbrengen van actieve mycorrhiza- schimmels en bodembacteriën wordt uitgegaan van de nieuwste inzichten op het gebied van bodem- en groeiplaatsverbetering, met als

De brochure geeft onder meer tips hoe je gezond en duurzaam eten kunt integreren in je lessen en bevat een checklist veiligheid en hygiëne voor als je gaat koken met de

In de afgelopen maanden zijn er tussen de Provincie Limburg, Huis voor de Sport, JOGG NL, GGD ZL en het Programmabureau Trendbreuk gesprekken gevoerd op welke wijze het

Mentaal (is het een reactie op strenge restricties of gedachten en overtuigingen?) Fysiek (is het een reactie op fysieke signalen zoals honger, dorst of vermoeidheid?) Moment waarop

Mail ze dan naar Aduis (info@aduis.nl) en wij plaatsen deze als download op onze web site.. Niet alles wat lekker smaakt is

Om na te gaan of er significante verschillen in de gemiddelden tussen de twee groepen met betrekking tot de approach bias voor gezonde en ongezonde stimuli zijn, werd er