• No results found

De plaats van het gezin en andere leefvormen: een kwantificerende benadering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De plaats van het gezin en andere leefvormen: een kwantificerende benadering"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

LEEIWDWEI BEN EWANTIFlCERENDE B E N A D E R I N G leefvormen te kunnen ondersche

daarom verstandig om de hierbo de probleemstelllng door de volg

(3)

L. TH. V A N L E E U W E N

het laatste korter geworden. O p het niveau komt het naar verhouding vaker voor dat van het totaal aantal gezinnen betekent dit, jongeren bij hun ouders uit huis gaan zonder dat de verhouding tussen het aantal echtpa- te trouwen. Daardoor is de gemiddelde huwe- ren mbt en zonder kinderen in het voordeel lijksleeftijd voor deze periode een minder goe- van de laatste groep verschuift. de maatstaf voor het tijdstip van het uit huis Een zelfde effekt is uitgegaan van de daling gaan (VAN LEEUWEN, 1983). Uit gegevens vande gemiddelde leeftijd bij huwelijksslui- voor 1971,1977 en 1981 blijkt, dat er in de ting in de loop van de jaren zestig. Deze da- loop van de jaren zeventig nauwelijks ietsver- ling betekent namelijk tevens het teruglopen anderd is in de leeftijd waarop jongeren uit van de leeftijd waarop jongeren bij hun ou- huis ga

ders uit huis gaan. Tijdens dejaren zeventig 1984):

Tabel 1. Huishoudens en alleenstaanden (def. '47) naar samenstelling in de jaren 1960,1971,1977 en 1981.

t:

Echtparen:

echtparen met kinderen echtparen zonder kindereri

tot& AUeenStwTde verweduwden. I 1wepumaarS - \ w&lypI4.,>* * - -,?q. , P*>c $9.

,,.

: .p1 ,&< f $yho$lyis,~~<%s &ndaa$i '

-

, e @ $ y ~ - : ~

;

, :,. .,? ' II E&-o;dergezinnen:( v e d u w d oud& gescheiden ouder ongehuwd ouder gIuwd ouder

(4)

De groep echtparen zonder kinderen in tabel 1 omvat zowel kinderloze paren als echtparen waarvan de kinderen allang de deur uit zijn. Ook echtparen, die alleen getrouwde kinde- ren (of kinderen die getrouwd geweest zijn) bij zich hebben wonen, vallen onder de kate- gorie. In 1960 vormden de echtparen zonder kinderen 23% van het totaal aantal huishou- dens. Tussen 1960 en 1977 loopt het aandeel van deze paren op tot 25%. Daarna daalt het tot 23% in 1981. Deze ontwikkelingis het re- sultaat van een aantal faktoren, die niet alle- maal in dezelfde richtine. werken. Na het

-

voorgaande zal het duidelijk zijn, dat de toe- name van het aantal echtparen waarvan de kinderen de deur uit zijn, t t n van deze fakto- ren is. Een tweede faktor is de toegenomen belangstelling voor vrijwillige kinderloosheid. Dit geldt vermoedelijk vooral voor het begin van de jaren zeventig. Daarna moet worden aangenomen dat een belangrijk deel van de vrijwillig kinderlozen voor ongehuwd samen- wonen kiest. Een derde faktor is de toename van de lengte van de kinderloze periode aan het begin van het huwelijk. In de jaren zestig bedroeg de lengte van deze periode ongeveer twee jaar. In de loop van de jaren zeventig neemt de lengte van deze periode toe tot ruim drie jaar. Deze faktor allttn zou tot een toe- name van het aantal jonge (nog) kinderloze paren leiden..Tegelijkertijd is echter het aan- tal huwelijkssluitingen sterk teruggelopen. In hoeverre deze twee faktoren elkaar kompen- seren valt moeilijk te zeggen.

In onderstaand staatjeis aangegeven hoe de verhouding tussen het aantal echtparen met en zonder kinderen zich in de loop van de pe- riade 1960-1981 ontwikkeld heeft:

jaar: 1960 1971 1977 1981

%

echtparen zonder

inderen: 28,6% 30,5% 34,5% 34,6% it staatje blijkt, dat het deel vaade echL

, dat geen kinderen bij zich heeft wonen. is toegenomen. Deze toenamespeelt zich;

m de jaren 1960 tat en met 1937. Daarna: eedt een stabilisering$p.,Zoudit dr op wij-

i

zen, dat meergaren de kirzderto~e,jare'n-aan~~~

wen wanneer de komst van een kind gepland is?

Alleenstaande weduwen en weduwnaars

De derde groep, die voor de standaard levens- loop van belang is, bestaat uit alleenstaande weduwen en weduwnaars. In 1960 vormde deze groep 6% van het totaal aantal huishou- dens. In de loop van de jaren zestig en zeven- tig neemt het aandeel van deze groep geleide- lijk toe. In 1981 blijkt 9% van alle huishou- dens uit een alleenstaande weduwe ofweduw- naar te bestaan. Voor een belangrijk deel is deze toename het resultaat van het groeiend aantal oudere paren dat geen kinderen meer bij zich heeft wonen. Hierdoor blijft bij over- lijden van &n der echtgenoten naar verhou- ding vaker een alleenstaande en minder vaak een btn-oudergezin over. De gegevens uit ta- be1 1 zijn hiermee in overeenstemming. Over de periode 1960-1981 blijkt het aandeel van de ttn-oudergezinnen met een weduwe of we- duwnaar als hoofd te zijn afgenomen van 5

tot 3%. t

Bij het uitsplitsen van het aantal verweduwde alleenstaanden naar sexe blijkt, dater naar verhouding veel meer weduwen,dan weduw- naars onder deze groep zijn. Verder blijktdat- de weduwen &e belangrijkste bijdrage a m d e toename van het aandeel van dwemeduwde alleenstaanden ~eleverd

-

te hebben. Dater zb4 veel meer weduwen dan weduwnaars zijn,

-

,

hangt samenmet 6et.feit.datmannen gemid- deld ouder ziin dan hun echt~enote en dus al-- leen daammk eeg grotw k k s hebben om

.

$

:

;

;

teloverlijden. Daar komt nog.bij dat voor , w s

;-&;

,, mannen de sterftekansen ongunstiger Hggen , *&

danvoorvrouwen.

-

, j,cxr; 6 4

Wanneer iedereenvjn IevenxolgensSretm~ del van de standaard levensloop zou insic-

ten, dan zou met de bebandeJing van

d

leenstaande v e r w e d ~ w d e n ~ ~ n eindd+i o p s o m m i n g ~ v a n i ~ o ~ j k ~ b ; 4 men eekomen ziin.in tabel 1.

(5)
(6)

.d4@& leid

"

~wde ule eu- 0n.t; B E N A D E R I N G

aandeel van deze huishoudens zich alsvolgt ontwikkeld: 7% in 1960,9% in 1971,12% in 1977 en 15% in 1981. Het blijkt hier dus om een behoorlijke toename te p a n . In twiatig jaar is het aandeel van dme huishoudens ver-

dubbdd. Een interasante vraag in dit ver- band is in hoeverrl ongehuwden een perma- nent onderdak gevonden hebben in deze huis- houdens. De beschikbare gegevens maken het

&has niet mogelijk deze vraag met zekerheid te beantwoorden. De leeftijdsopbouw van de ongehuwden in deze huishoudens wettigt we1 de veronderstelling, dat een behoorlijk deel slechts tijdelijk in deze huishoudens verblijft en uiteindelijk toch nog in huwelijk en gezin terecht komt.

\ - ? *

atsbepaiing nieuwe leefvormen

2 ,

rdeze manier derol van huwelijksn g e dsvotming \can huiphoudeqs q w g ~ e b i mogelijk te.hebben~fgeper&, reab,de:~aag,~, welke andereleefvomenbhral-&jn ga@~,isc. spelen2 B&de bespr6kilrghw@!-&is @gw

blekem, dat ditddaUeenstaande&7*hie@erp zinshui&~udens;ense&;~ad.e,~h~~~~:::

dergezinseneijn. ,.,:I a $ 2 $;<i -qa-,q- 3592

I n ~ h ~ t , ~ l i c h ~ ~ m & ~ ~ s ~ p s s i B ~ ~ . i 4 i d b ~ g e I ~ ~ ~ ~

j a m ~ w g . i e ~ w a l e e E v ~ ~ m e ~ ~ b @ iq&$*

slechts voor tijdelijk ambken, De gegevens ' om deze verschillende kategorieen ongeKuw- de alleenstaanden van elkaar te onderschei-

"'

den ontbreken. Een schatting van het aantal a nieuwe vrijgezellen zou dan ook een slqg4n dk,

lucht ziin.

Een owreenkomstig probleem besfaat bij het bepalcn van het aantal LAT-relaties..D-e.be- .? trokkenen bij dit type relaties komen #idefi-' nitie uit verschi~end"euishouden~,~3h %ell$

soorten huishoudens het garit, ~i&~&et&stYd In principe kan dit idder f$5 l i u i i h l i u d % ~ zijn. - 3 1 \

,~?<~w,?qqf

&*'I$

n .<.,,

,

-

i!'

BOM-vrouwenm B O V - m m p - ~4 5

&

Van het aantaLBOM-vtouyenmvB@V-man-

..rel$ies gaat hef om twm.personen (iierelkm. . W u n vaste partner beschauwe~ deel .uit. .!

(7)
(8)

LEEFVOR geven, ishou- i zich .king

Pin

wis te t dat voont. eef- van n on- :en

<

die nt valt OeP artner I aan-

%.

De )ten gro te le cij- 118- n, dan ijds- onden ~ngioe- :t het roepen p i e t

.

Toekomr

Deze beschouwini r veranderende leef- vormen in de laatste twee decennia nodigt uit tot bespiegelingen over de toekomst. Toe- komstige ontwikkelingen op het gebied van leefvormen zullen vooral af hangen van het gedrag van de volgende drie bevolkingsgroe- pen: jongeren, gescheidenen en ouderen (65 +). In de toekomst zal het aandeel van deze laatste groep in de totale bevolking sterk toenemen. Blijft deze bevolkingsgroep de gangbare weg volgen, dan zal het aantal al- leenstaande bejaarden sterk toenemen. Het merendeel van deze alleenstaanden zal uit vrouwen bestaan. Bejaarde echtparen zullen naar verhouding een kleine groep blijven. O p dit moment zijn enkele experimenten met nieuwe leef- en woonvormen voor ouderen aan de gang. Of deze en andere experimenten zullen aanslaan is sterk afhankelijk van de voorzieningen, die tehuizen en wijkcentra kunnen bieden. De ontwikkeling van een nieuw bejaardenbeleid is nog niet ver genoeg gevorderd om met zekerheid verdere voor- spellingen te kunnen doen.

Wat jongeren en gescheidenen betreft hebben de afgelopen jaren tot een verruiming van de keuzemogelijkheden geleid. O p dit moment kunnen jongeren en gescheidenen onder an- dere kiezen uit: (her)trouwen, ongehuwd samenwonen, samenwonen met een partner van hetzelfde geslacht, alleen blijven, in een woongroep gaan en centraal wonen. Omdat ieder van deze mogelijkheden maatschappe- lijk gezien voldoende geaksepteerd is, zal de rol vap morele, theologische of politieke fak- toren bij de keus voor een bepaalde leefvorm minder belangrijk worden. Pragmatische overwegingen met betrekking tot onder a n d e re hoogte en beschikbaarheid van een eigen inkomen, fiskale gevolgen, recht o p uitkerin- gen, kansen op Werk, kansen o p huisvesting en recht o p hursubsidie, zullen daarentegen

Since 1960 an increasing proportion of Dutch households no longer fits in the model of the 'stan- dard individual life course'. In 198 1 25% of all households did not fit in this model. The standard life course model implies: to live with your parents as a child; to leave home to start a family of your own; have your own children; to see your children leave home; to spend the remaining years with your spouse. In this last stage the spouses die succesively. To a large extend the decreasing importance of this standard life course results from a considerable in- crease in the number of single, young adults opting for various life styles. Most of these young singles however, either live in one-person households, or are unmarried cohabitators. A second factor wn- tributing to this change is the rise in the divorce rate and the accompanying decrease in remarriage rates. During the seventies there was intense public interest for the issue of alternative life styles. At the end of the seventies the public discussion had re- sulted in a climate of public acceptance for most life styles. Future developments in this field will be highly influenced by political decisions regarding ' : the socio-economic costs and benefits of various life styles

Literatnor

CBS, 1980. Woningbehoeftenondmek 1977178: deel 1, fe~telgke en gewenste huisveshng, tabellen Nederland, Den Haag: Staatsutgeverij. CBS, 1983. Won~ngbehoeftenonderzoek 1981:

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bahn &amp; McGill (2007) recently asked a clever question that upset my complacency: what if environmental variables predict spatial variation in the abundance of organisms because

reg en ouerdeelname aan die beheer oor die onderwys beklemtoon het Die ouerdeelname is ook genoodsaak deur die feit dat die staat en die kerk nie in die

Er zijn zonder enige twijfel grote sociale problemen, maar dat we ze nu onder ogen zien, of beter gezegd onder ogen durven te zien, komt waarschijnlijk juist omdat we er -

De relatie tussen opdrachtgever - in de ruime zin des woords - en adviseur is derhalve een vertrouwensrelatie, welke als zodanig in sterke mate bepalend is voor de

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

In 1900 nam het congres van de Intemationale in Parijs een resolutie aan waarin deelname van socialisten aan kabinetten met burgerlijke partijen in beginsel uitgesloten

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Opvoering der arbeidsproduc- tiviteit bij toenemende efficiëncy (particulier initiatief). Vermindering der Overheids- uitgaven door opheffing van belem- meringen