• No results found

De relatie tussen opvoedpraktijken en de BMI van peuters : Een onderzoek naar voedings-en beweegpraktijken die ouders gebruiken bij hun kind van 2,5 tot 3 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen opvoedpraktijken en de BMI van peuters : Een onderzoek naar voedings-en beweegpraktijken die ouders gebruiken bij hun kind van 2,5 tot 3 jaar"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen opvoedpraktijken en

de BMI van peuters

Een onderzoek naar voedings-en beweegpraktijken die

ouders gebruiken bij hun kind van 2,5 tot 3 jaar.

(2)

De relatie tussen opvoedpraktijken en de BMI van peuters.

Auteur: Sigourney Meijer Spameijer@hotmail.com Projectnummer: 2018208 Opleiding:

Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam Faculteit Bewegen, Sport en Voeding

Afstudeerrichting: Health Promotion In opdracht van:

Lector Gewichtsmanagement

Faculteit Bewegen, Sport en Voeding Hogeschool van Amsterdam Dr Meurerlaan 8, 1067 SM Amsterdam Praktijkbegeleider: Nicole Toussaint Docentbegeleider: Martinet Streppel Examinator: Yvonne Booij

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘De relatie tussen opvoedpraktijken en de BMI van peuters’. De scriptie is geschreven voor mijn afstudeerproject aan de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam in opdracht van het lectoraat Gewichtsmanagement. Van februari 2018 tot en met juni 2018 ben ik bezig geweest met het schrijven van deze scriptie.

Samen met mijn praktijkbegeleider Nicole Toussaint en docentbegeleider Martinet Streppel, heb ik de onderzoeksvraag voor deze scriptie bedacht. Voor het uitvoeren van het onderzoek is gebruik gemaakt door gegevens verzameld met het Preschool@Healthyweight project. Tijdens het onderzoek ben ik uitstekend begeleid door mijn praktijkbegeleider, Nicole Toussaint en mijn docentbegeleider, Martinet Streppel. Zij hebben steeds mijn vragen beantwoord waarmee ik verder kon met het project. Ook kreeg ik regelmatig bruikbare informatie en literatuur opgestuurd die ik kon gebruiken bij mijn onderzoek.

Bij dezen wil ik graag mijn begeleiders bedanken voor de goede begeleiding en ondersteuning tijdens dit project. Ik wil ook mijn studieloopbaanbegeleider Lisette Elsinga in het bijzonder bedanken voor de uitstekende begeleiding gedurende mijn gehele studieperiode. Lisette heeft mij bij ieder obstakel die op mijn pad is gekomen de afgelopen jaren gemotiveerd om door te gaan en mij daarbij begeleid. Zonder haar had ik deze opleiding niet succesvol af kunnen ronden.

Tevens wil ik graag mijn vriend bedanken voor de ondersteuning van het schrijfproces, het lezen van mijn werk en het geven van tips waar nodig. Tot slot wil ik mijn moeder bedanken voor alle keren dat zij op mijn zoontje heeft gepast zodat ik aan deze scriptie kon schrijven.

Ik wens u veel leesplezier toe. Sigourney Meijer

(4)

Samenvatting

Achtergrond

De prevalentie van overgewicht bij kinderen in Nederland is hoog. Overgewicht brengt veel

gezondheidsrisico’s met zich mee. De leeftijd van 2 tot 6 jaar is erg belangrijk bij het ontwikkelen van overgewicht. Ouders hebben op deze leeftijd de grootste invloed door middel van de opvoeding. Door de juiste voedings- en beweegpraktijken te gebruiken kunnen ouders hun kinderen stimuleren gezonder te eten en meer te bewegen. Een gezonde leefstijl is belangrijk voor een gezonde

gewichtsontwikkeling. Welke opvoedpraktijken de sterkste relatie met de Body Mass Index (BMI) van de kinderen hebben en of er verschillen zijn tussen jongens en meisjes kan waardevol zijn bij het adviseren van ouders.

Methode

Het betreft een cross-sectioneel onderzoek. De voeding- en beweegpraktijken en BMI z-score zijn verzameld met behulp van een vragenlijst en antropometrische metingen. De opvoedpraktijken zijn omgezet in gemiddelde scores op basis van de Likertschaal. De BMI z-score is bepaald met

groeistanddaarden van de WHO. Om de relatie tussen opvoedpraktijken en de BMI z-score te onderzoeken is gebruik gemaakt van de Pearsons correlatietoets.

Resultaten

In dit onderzoek zijn 86 ouders en hun kinderen geïncludeerd. Uit Pearsons correlatietoets is gebleken dat er geen verbanden zijn tussen beweegpraktijken van ouders en de BMI z-score van kinderen. Tussen voedingspraktijken en de BMI z-score werden een aantal verbanden gevonden. Er werd een zwak negatief verband gevonden tussen druk uitoefenen en de BMI z-score (r=0,2, p=0,04) en een zwak positief verband tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,2, p=0,04). Bij jongens werd een positief verband gevonden tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,3, p=0,04). Bij meisjes was er een positief verband tussen het leren over gezonde voeding en de BMI z-score (r=0,4, p=0,02). Tussen het opleggen van restricties en de BMI z-score werd geen verband gevonden. Conclusie

Dit onderzoek wijst erop dat sommige opvoedpraktijken van ouders mogelijk een verschillende impact hebben op jongens en op meisjes. Een longitudinaal of experimenteel vervolgonderzoek is nodig om causaliteit tussen de verbanden beter te onderzoeken. Er dient daarbij rekening gehouden te worden met mogelijke derde variabelen zoals opvoedstijlen, ouderlijke BMI en overige variabelen.

(5)

Inhoud

1. Inleiding ... 5 1.1 Aanleiding ... 5 1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag ... 7 1.3 Leeswijzer ... 7 2. Methoden ... 8 2.1 Onderzoeksopzet ... 8 2.2 Onderzoekspopulatie ... 8

2.3 Dataverzameling & verwerking ... 9

2.4 Analyse van gegevens ... 10

3. Resultaten ... 11

3.1 Karakteristieken onderzoekspopulatie ... 11

3.2 Verbanden opvoedpraktijken en BMI z-score ... 14

4. Discussie ... 15

4.1. Belangrijkste resultaten... 15

4.2. Verklaring van de resultaten ... 15

4.3. Sterke en zwakke punten ... 17

5. Conclusie en aanbevelingen ... 19

5.1. Conclusie ... 19

5.2. Aanbevelingen ... 19

Literatuurlijst ... 21

Bijlagen ... 26

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Prevalentie & risico’s van overgewicht

De prevalentie van overgewicht in Nederland is hoog. Het Centraal Bureau voor de Statistiek laat zien dat in 2016 bij 13,1% van de kinderen tussen de 2 en 9 jaar sprake was van overgewicht, in 2015 was er bij 12,2% van kinderen tussen de 2 en 9 jaar sprake van overgewicht (1). In Amsterdam is de prevalentie hoger dan het gemiddelde van Nederland. De GGD Amsterdam laat zien dat in 2016 bij 14,9% van de kinderen tussen de 2 en 10 jaar sprake was van overgewicht (2). Dit is de afgelopen jaren al flink gedaald, vooral bij kinderen van een laag sociaaleconomische status (3). Resultaten van de Vijfde Landelijke Groeistudie laten zien dat het percentage kinderen met overgewicht en obesitas hoger is bij kinderen met een Turkse of Marokkaanse afkomst dan bij Nederlandse kinderen (4). Overgewicht vergroot de kans op gezondheidsproblemen (5). Deze gezondheidsproblemen zijn onder andere een verhoogd risico op het ontwikkelen van metabool syndroom, hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en daarmee ook bijhorende complicaties en een verhoogd risico op het ontwikkelen van sommige typen kanker (6). Naast lichamelijke risico’s brengt overgewicht ook mentale risico’s met zich mee, waaronder een verhoogd risico op psychische problemen zoals lage eigenwaarde, een negatief zelfbeeld en depressiviteit (7,8). Overgewicht in de kinderjaren vergroot de kans dat deze gezondheidsproblemen al op eerdere leeftijd op komen spelen (6). Het leeftijdsinterval van 2 tot 6 jaar is de belangrijkste periode voor de ontwikkeling van overgewicht op volwassen leeftijd (9).

Een gezonde leefstijl

Voor een gezonde gewichtsontwikkeling is het belangrijk om van jongs af aan een gezonde leefstijl aan te leren (10-12). Dagelijkse voldoende bewegen is belangrijk bij het behoud van een gezond gewicht (13). Beweging verhoogt het dagelijkse energieverbruik en kan daarmee helpen om het lichaamsgewicht in balans te houden (14). Uit onderzoek blijkt dat het matig tot intensief verhogen van de dagelijkse beweging bij kinderen met overgewicht zorgt voor een verlaging van de Body Mass Index (BMI) (15). De BMI is een index voor het gewicht in verhouding tot lichaamslengte. De uitkomst geeft een schatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht (16). Het stimuleren van lichamelijke activiteit en beweging op jonge leeftijd heeft ook voordelen op latere leeftijd. Als kinderen al jong gestimuleerd worden meer te bewegen dan bewegen zij op latere leeftijd ook meer (17). Naast voldoende beweging is ook gezonde voeding belangrijk voor een gezonde leefstijl en voor het behoud van een gezond gewicht. Gezonde voeding zoals groenten en fruit zijn laag in

energiedichtheid en zijn daarnaast ook rijk aan vezels, hiervan is bekend dat zij de dagelijkse energie-inname kunnen verlagen (18). Het gebruik van energierijke tussendoortjes, dranken (frisdrank, vruchtensap, limonade) zorgen juist voor een hoge energie-inname die al snel boven de dagelijkse energiebehoefte van het kind zit. Veelvuldig gebruik van deze producten verhogen dan ook de kans op overgewicht (19).

(7)

Er zijn al veel verbanden gevonden tussen verschillende opvoedpraktijken van ouders en de BMI van kinderen (22-26). Het aanmoedigen om meer te bewegen en het stimuleren van activiteiten hebben een positief verband met de hoeveelheid fysieke activiteit bij kinderen van 5 jaar (13). Net als het monitoren van de activiteiten, als ouder betrokken zijn en meedoen, ondersteunen en beloningen aanbieden voor activiteiten (27). Regels en restricties met betrekking tot beweging hebben een negatief verband met de fysieke activiteit omdat het kind in zijn of haar beweging beperkt wordt. Zorgen van ouders over de veiligheid van hun kind, of wanneer het kind niet buiten mag spelen bij slecht weer zorgen ervoor dat het kind minder mogelijkheid krijgt om te bewegen. Als ouders beweging ontmoedigen, bijvoorbeeld door het belonen als het kind stil zit, zal het kind ook minder gaan bewegen. Deze bewegingspraktijken hebben dan ook een negatief verband met de fysieke activiteit van het kind. Of beweegpraktijken van ouders bij jongens en meisjes verschillende verbanden hebben met de fysieke activiteit of BMI van het kind is nog niet goed onderzocht.

De voedingspraktijk waar de meeste verbanden met het gewicht van het kind worden gevonden is bij het opleggen van restricties, deze praktijk is ook het meest onderzocht (28). Onderzoek laat zien dat het opleggen van voedselrestricties en het limiteren van voeding een positief verband hebben met de BMI van het kind, dit houdt in dat een hoger gebruik van restricties correleert met een hogere BMI. Door bepaald eten te verbieden kunnen namelijk verlangens bij het kind juist ‘aanwakkeren’, met als gevolg dat ze er juist meer van eten (22,29).Controle en dwang hebben ook een positief verband met de BMI (30). Het kind verplichten om meer te eten dan het op kan, kan het gevoel van verzadiging en honger verstoren waardoor eten zonder honger het gevolg kan zijn (31). Dat geldt ook voor het kind verplicht zijn of haar bord leeg te laten eten, deze voedingspraktijk wordt ook

geassocieerd met een te hoge BMI (32). Eten als beloning aanbieden kan ook een ongewenst effect hebben. Als een ouder bijvoorbeeld een toetje aanbiedt als het kind zijn of haar groente opeet, dan krijgt het kind een afkeur voor die groente en groeit de voorkeur voor het toetje, zo blijkt uit experimenteel onderzoek met 3 tot 5-jarigen (23). Het beschikbaar maken van gezonde voeding en structuur aanbieden zijn voedingspraktijken met een negatief verband met de BMI, een hoger gebruik van deze praktijken correleert dus met een lagere BMI (33). Van sommige relaties is sterker bewijs dan van anderen. Van voorbeeldgedrag uitoefenen is bijvoorbeeld maar zwak bewijs dat deze opvoedingspraktijk samenhangt met het gewicht van het kind (29). Ook overige voedingspraktijken zoals het monitoren van de voedselinname van het kind, het kind betrekken mij de maaltijdbereiding en kinderen over gezonde voeding leren zijn minder onderzocht (28).

Er zijn ook aanwijzingen dat opvoedpraktijken van ouders bij jongens en meisjes verschillende verbanden hebben met de BMI. Veel studies met betrekking tot opvoedpraktijken richten zich enkel tot meisjes of vonden meer significante verbanden bij meisjes (31). Verschillende uitkomsten kunnen komen door het verschil tussen jongens en meisjes maar wellicht ook door verschillende aanpak van ouders door vooroordelen met betrekking tot het geslacht van het kind (33). Zo blijkt dat controle op het kind uitoefenen vaker een positief verband heeft met de BMI bij meisjes dan bij jongens (31, 34). Ook het opleggen van voedselrestricties hebben bij meisjes vaker dan bij jongens een positief verband met de BMI (35,36).

(8)

1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag

De prevalentie van overgewicht bij kinderen in Nederland is hoog. Om overgewicht te voorkomen en een gezonde gewichtsontwikkeling te ondersteunen is het belangrijk dat kinderen een gezondere leefstijl aangeboden krijgen. Het leeftijdsinterval van 2 tot 6 jaar is daarbij erg belangrijk, gezien dit de belangrijkste periode is voor het ontwikkelen van overgewicht bij volwassenen. Ouders spelen hierin een grote rol, de opvoedpraktijken die zij gebruiken kunnen invloed hebben op de BMI van hun kind. In de literatuur is echter weinig bekend wat deze relatie is bij de voorschoolse leeftijd. Ook wordt er vaak geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Om de relatie tussen voedings- en beweegpraktijken en de BMI in deze doelgroep beter te begrijpen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Wat is de relatie tussen verschillende opvoedpraktijken van ouders met betrekking tot

voeding en beweging en de BMI z-score van hun kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 3 jaar.

Deelvragen

Welke opvoedpraktijken gebruiken ouders vaak bij hun kinderen? Is er een relatie tussen beweegpraktijken en de BMI z-score? Is er een relatie tussen voedingspraktijken en de BMI z-score?

Zijn er verschillen tussen jongens en meisjes bij de verbanden tussen opvoedpraktijken en de BMI z-score?

1.3 Leeswijzer

Deze scriptie bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de gebruikte methoden in dit onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke resultaten er uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Hoofdstuk 4 beschrijft de discussie waar de sterktes en zwaktes van dit onderzoek worden beschreven. Hoofdstuk 5, tot slot, gaat in op de conclusie en aanbevelingen die er gemaakt kunnen worden op basis van dit onderzoek.

(9)

2. Methoden

2.1 Onderzoeksopzet

Het betreft een cross-sectioneel onderzoek. Er wordt gezocht naar verbanden tussen verschillende voedings- en beweegpraktijken die ouders gebruiken en de BMI z-score van kinderen.

2.2 Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit ouders/verzorgers en hun kinderen. De in- en exclusiecriteria om mee te doen aan het onderzoek staan weergegeven in tabel 1. De deelnemers zijn geworven door onderzoekers van de HvA voor het project Preschool@HealthyWeight (PS@HW). Dit project is ontstaan in samenwerking met kinderopvangstichting Impuls en loopt sinds 2016. Het project heeft als doel de kinderopvang gezonder te maken voor peuters. De deelnemers zijn geworven tijdens bezoeken op voorscholen in en rondom Amsterdam Nieuw-West. De onderzoekers hebben zich tijdens het eerste bezoek aan de voorscholen voorgesteld aan de ouders of verzorgers en hebben hen mondeling en schriftelijk (via een brief) uitgebreide informatie over het onderzoek gegeven. De ouders of verzorgers konden thuis nadenken of zij mee wilden doen aan het onderzoek. Een week later was er een tweede bezoek op de voorscholen waar er ruimte was voor het beantwoorden van eventuele vragen van ouders of verzorgers. Hierna konden zij doorgeven of zij wel of niet mee wilden doen aan het onderzoek. Na het bevestigen van deelname werd een schriftelijk informed consent getekend door de ouders. De geworven onderzoekspopulatie bestond uit 249 ouders/verzorgers en hun kinderen, waarvan uiteindelijk 86 ouders en hun kinderen mee zijn genomen in de resultaten. De eisen die zijn gesteld om tot de uiteindelijke groep te komen staan uitgeschreven in een

stroomdiagram (zie figuur 1). Tabel 1. Inclusie- en exclusiecriteria.

Inclusiecriteria Exclusiecriteria

Ouders/verzorgers met een kind van 2,5 tot en met 3 jaar op een voorschool-locatie van Impuls in en rondom Amsterdam Nieuw-West.

Deelnemers waarvan er van het kind geen (betrouwbare) meetgegevens zijn.

Kinderen met een leeftijd van 2,5 tot en met 3

jaar. Deelnemers waarvan geen vragenlijst is.

Deelnemers waarvan er van het kind de BMI berekend kan worden

Deelnemers die alle vragen met betrekking tot de opvoedpraktijken hebben ingevuld.

(10)

Figuur 1. Stroomdiagram van het verloop van de onderzoeksgroep.

2.3 Dataverzameling & verwerking

2.3.1. Overige variabelen

Om de demografische kenmerken van de onderzoeksgroep in beeld te brengen zijn verschillende gegevens aan de deelnemers gevraagd. In de vragenlijst is gevraagd naar de geboortedatum van de kinderen en de ouders, aan de hand van deze datum en de datum waarop de eerste metingen bij de kinderen zijn afgenomen is de leeftijd van de kinderen en ouders in jaren berekend. Er is gevraagd wie de vragenlijst invult (ouder, verzorger of overige). Het geboorteland van de kinderen zijn individueel nagevraagd (zie vragenlijst in de bijlage). De geboortelanden zijn geturfd en onderverdeeld in de categorieën: ‘’Nederlands, Westers en niet-Westers’’ aan de hand van de indeling van het centraal bureau van de statistiek (CBS). Het opleidingsniveau van de invuller van de vragenlijst is nagevraagd door te vragen wat de hoogst afgeronde opleiding van de deelnemer is. 2.3.2. Opvoedpraktijken

De opvoedpraktijken zijn verkregen door middel van een vragenlijst voor de ouders/verzorgers (zie bijlage I). De vragenlijst is opgesteld aan de hand van al gevalideerde vragenlijsten van Musher, 2007 en O’Connor, 2014 (33,37). De vragenlijst is gericht op opvoedpraktijken van ouders met betrekking

Start van het

onderzoek •N=249

Verwijderen ouders die geen vragenlijst

hebben ingevuld •N=160 Verwijderen kinderen zonder anthropometische gegevens •N=145 Verwijderen ouders die vragen m.b.t. opvoedpraktijken missen. •N=86

(11)

Uitzondering hierop is de beweegpraktijk ‘’aanmoediging’’, deze vraag is omgekeerd gesteld: ‘’Hoe vaak laat u uw kind niet of minder meedoen aan een georganiseerde beweegactiviteit (zoals peuterzwemmen, gymnastiek, voetbal of peuterballet) omdat dit te duur is?’’ waardoor een lage score (1-2) betekent dat ouders hun kinderen juist vaker aanmoedigen.

Tabel 2. Voedings- en beweegpraktijken onderverdeeld in categorieën. Voedingspraktijken Beweegpraktijken

1. Controle over kind 1. Betrokkenheid 2. Emotie-regulering 2. Aanmoediging* 3. Balans en Variatie 3. Aanmoediging*

4. Gezonde omgeving 4. Schermtijd aanmoedigen 5. Eten als beloning 5. Inactiviteit aanmoedigen 6. Responsiviteit 6. Psychologische controle 7. Modelleren 7. Restricties voor veiligheid 8. Monitoren

9. Druk uitoefenen

10. Restrictie voor gezondheid 11. Leren over gezonde voeding

*De categorie ‘’aanmoediging’’ bestaat uit twee losse items.

2.3.2. Body Mass Index

De lengte is gemeten met een mobiele lengtemeter (seca 213). Het lichaamsgewicht van de kinderen is gemeten met behulp van een mobiele opstap weegschaal (seca 813). De gegevens zijn verzameld door onderzoekers van het PS@HW-project en zijn uitgevoerd aan de hand van standard operating procedures. De BMI is berekend door het gewicht (kilogrammen) te delen door de lengte (meters) in kwadraat. De waarden worden omgezet in leeftijds- en geslacht specifieke percentielscores (BMI z-scores) met behulp van de groeistandaarden voor kinderen van de WHO. Om vast te stellen of een kind een gezond gewicht heeft wordt gebruik gemaakt van de BMI-afkapwaarden gebaseerd op het onderzoek van Cole en collega’s (16).

2.4 Analyse van gegevens

2.4.2. Data-analyse

De data is verwerkt in IBM SPSS statistics versie 24. Per deelnemer is een gemiddelde score per subcategorie berekend. Vervolgens is er per subcategorie een gemiddelde totaalscore berekend. De relatie tussen de verschillende opvoedpraktijken van de deelnemers en de BMI z-score van de kinderen is getoetst met behulp van Pearsons correlatietoets. Als significantieniveau is een p-waarde van <0,05 gehanteerd. De toets is uitgevoerd voor de hele groep en voor jongens en meisjes

(12)

3. Resultaten

3.1 Karakteristieken onderzoekspopulatie

3.1.1. Demografische kenmerken

De onderzoekspopulatie bestaat uit 86 deelnemers (N=86). De demografische kenmerken van de ouders staan weergeven in tabel 3. Het grootste deel van de vragenlijsten is ingevuld door ouders (97,7%). De invullers van de lijst bestaan voor het grootste deel uit vrouwen (92,9%) en maar voor een klein deel uit mannen (7,1%), van 2 mensen ontbreken deze gegevens.

Tabel 3. Karakteristiekentabel met demografische gegevens van de onderzoeksgroep.

Variabelen Geïncludeerde

onderzoeksgroep (n=86)

Karaktereigenschappen ouder Aantallen (%) Relatie tot kind

Ouder Verzorger Overige 84 (97,7) 1 (1,2) 1 (1,2) Geslacht* Vrouw Man 78 (92,9) 6 (7,1) Leeftijd, gemiddeld (±SD) 34,4 (5,6) Opleiding** Geen opeiding Basisonderwijs Lbo, vbo, mavo, vmbo Mbo

Havo, vwo, atheneum Hbo Universiteit Overig 4 (4,9) 2 (2,5) 9 (11,1) 24 (29,6) 5 (6,2) 19 (23,5) 14 (17,3) 4 (4,9) Rokers Rookt zelf Partner rookt 9 (10,6) 24 (28,2) *Bij deze variabele zijn er 2 missing dus N=84.

(13)

De karakteristieken en antropometrische gegevens van de kinderen van de deelnemers staan weergegeven in tabel 4. Van de kinderen is merendeel meisje (55,8%). De gemiddelde leeftijd van de groep is 2,5 jaar met een standaarddeviatie van 0,5 jaar. Van 48 meisjes en 38 jongens is de BMI en de bijbehorende BMI z-score berekend. Van de meisjes heeft 14,6% overgewicht, bij jongens is dit percentage 15,8%.

Tabel 4. Karakteristiekentabel met demografische gegevens van de kinderen van de deelnemers.

Variabelen Geïncludeerde onderzoeksgroep

(n=86) Karaktereigenschappen kind Aantallen (%) Leeftijd, gemiddeld (±SD) 2,5 (0,5) Geslacht Meisje Jongen 48 (55,8) 38 (44,2) Geboorteland Nederland Westers land Niet-Westers land 81 (94,2) 2 (2,3) 3 (3,5) Antropometrie BMI, gemiddeld (±SD) BMI z-score, gemiddeld (±SD) Aantal kinderen met:

Ondergewicht Normaalgewicht Overgewicht Meisjes (N=48) 16,49 (1,27) 0,73 (0,84) 2 (4,2) 39 (81,3) 7 (14,6) Jongens (N=38) 16,50 (1,37) 0,64 (1,02) 5 (13,2) 27 (71,1) 6 (15,8)

(14)

3.1.2. Resultaten opvoedpraktijken

In tabel 5 staan de gemiddelde scores van de opvoedpraktijken waarnaar is gekeken (N=86). De meest gebruikte beweegpraktijk is aanmoediging (gem=1,9, gem=4,1). De voedingspraktijken die ouders het meest gebruikten zijn het aanbieden van balans en variatie (gem=4,2), modelleren (gem=4,2) en het monitoren van de eetmomenten (gem=4,1). Het reguleren van de emoties van het kind werd als minst gebruikt door ouders (gem=1,5).

Tabel 5. Gemiddelde score van ouders per subcategorie.

Subcategorie Totaal Meisjes Jongens

Gemiddelde (±SD) Gemiddelde (±SD) Gemiddelde (±SD) Beweegpraktijken Betrokkenheid 3,4 (0,5) 3,3 (0,5) 3,4 (0,4) Aanmoediging 1* 1,9 (1,1) 2,0 (1,2) 1,7 (0,9) Aanmoediging 2 4,1 (1,0) 4,2 (0,8) 4,0 (1,1) Schermtijd aanmoedigen 2,5 (0,6) 2,5 (0,6) 2,6 (0,6) Stilzitten aanmoedigen 2,1 (0,7) 2,2 (0,7) 2,0 (0,6) Psychologische controle 2,2 (0,7) 2,2 (0,7) 2,2 (0,7) Veiligheidsrestricties 2,3 (0,9) 2,2 (0,9) 2,3 (1,0) Voedingspraktijken

Controle over kind 2,8 (0,6) 2,8 (0,7) 2,7 (0,5) Emotieregulering 1,5 (0,6) 1,5 (0,6) 1,5 (0,6) Balans en Variatie 4,2 (0,8) 4,2 (1,0) 4,1 (0,6)

Omgeving 3,3 (0,6) 3,3 (0,6) 3,3 (0,5)

Belonen met eten 2,5 (1,1) 2,5 (1,2) 2,5 (1,1) Betrokkenheid 3,7 (0,9) 3,7 (1,0) 3,7 (0,8)

Modelleren 4,2 (0,9) 4,2 (1,0) 4,2 (0,8)

Monitoren 4,1 (0,9) 4,1 (1,0) 4,1 (0,8)

Druk uitoefenen 3,2 (0,8) 3,1 (0,9) 3,3 (0,7) Restrictie voor gezondheid 3,7 (1,0) 3,7 (1,0) 3,7 (0,9) Leren over gezonde voeding 3,1 (0,8) 3,1 (0,8) 3,1 (0,8) *Deze vraag werd omgekeerd gesteld, een lage score betekent een hoog gebruik.

(15)

3.2 Verbanden opvoedpraktijken en BMI z-score

Resultaten beweegpraktijken

In tabel 6 zijn de resultaten van de beweegpraktijken en voedingspraktijken weergegeven voor de hele groep en voor jongens en meisjes apart. In de tabel is te zien dat er geen significante correlaties zijn gevonden tussen de beweegpraktijken en de BMI z-scores van de kinderen.

Resultaten voedingspraktijken

Er zijn voor de hele groep twee voedingspraktijken gevonden met een significant verband met de BMI z-score. Er is een zwak positief verband tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,2 P=0,04) en een zwak negatief verband bij druk uitoefenen (r=0,2 P=0,04). Bij jongens is een zwak positief verband gevonden tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,3 P=0,04), bij meisjes is hier geen significant verband gevonden (r=0,14 P=0,3). Bij meisjes is er wel een matig verband gevonden tussen het leren over gezonde voeding en de BMI z-score (r=0,4 P=0,02), bij jongens is hier geen verband te zien (r=0,0 P=0,88).

Tabel 6. Correlaties tussen verschillende opvoedpraktijken en de BMI z-score van de deelnemers. r is hier de correlatie co-efficiënt en P staat voor het significantieniveau.

Totaal N=86 Meisjes N=48 Jongens N=38 Subcategorie r P r P r P Beweegpraktijken Betrokkenheid -0,1 0,41 -0,2 0,28 -0,0 0,98 Aanmoediging 1 0,2 0,11 0,1 0,45 0,3 0,12 Aanmoediging 2 0,0 0,95 -0,1 0,74 0,0 0,81 Schermtijd aanmoedigen 0,1 0,47 0,1 0,34 0,0 0,91 Stilzitten aanmoedigen -0,1 0,62 -0,0 0,77 -0,1 0,62 Psychologische controle 0,0 0,92 -0,0 0,93 0,0 0,83 Veiligheidsrestricties 0,1 0,23 0,2 0,18 0,1 0,65 Voedingspraktijken

Controle over kind -0,1 0,22 -0,1 0,43 -0,2 0,28

Emotieregulering -0,0 0,69 0,1 0,75 -0,2 0,38

Balans en Variatie 0,1 0,68 0,1 0,48 -0,1 0,78

Omgeving 0,2 0,06 0,2 0,31 0,3 0,10

Belonen met eten 0,2 0,12 0,2 0,26 0,2 0,30

Betrokkenheid 0,2 0,04 0,1 0,34 0,3 0,04

Modelleren 0,0 0,98 0,1 0,59 -0,1 0,54

Monitoren 0,0 0,71 0,1 0,59 -0,0 0,96

Druk uitoefenen -0,2 0,04 -0,3 0,05 -0,1 0,41

Restrictie voor gezondheid 0,1 0,19 0,2 0,11 0,0 0,81 Leren over gezonde voeding 0,2 0,13 0,4 0,02 -0,0 0,88 *Dikgedrukte waarden zijn significant bij een p-waarde van <0,05.

(16)

4. Discussie

4.1. Belangrijkste resultaten

Uit Pearsons correlatietoets is gebleken dat er geen verbanden zijn tussen beweegpraktijken van ouders en de BMI z-score van kinderen. Er werd een zwak negatief verband gevonden tussen druk uitoefenen en de BMI z-score (r=0,2 P=0,04) en een zwak positief verband tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,2 P=0,04). Bij jongens werd een positief verband gevonden tussen betrokkenheid en de BMI z-score (r=0,3 P=0,04). Bij meisjes was er een positief verband tussen het leren over gezonde voeding en de BMI z-score (r=0,4 P=0,2).

4.2. Verklaring van de resultaten

Verklaring beweegpraktijken

Beweegpraktijken die ouders gebruiken hebben invloed op de activiteit van kinderen. Zo kunnen positieve beweegpraktijken als aanmoediging en betrokkenheid de fysieke activiteit van kinderen verhogen. Beweegpraktijken zoals restricties voor veiligheid opleggen en psychologische controle uitoefenen kunnen de fysieke activiteit van kinderen juist kunnen beperken of verminderen (38). Een toename van fysieke activiteit bij kinderen kan de BMI verlagen (17). De verwachting was dat

opvoedpraktijken dan ook een verband zouden hebben met de BMI (z-score). Echter zijn er bij dit onderzoek geen verbanden gevonden tussen de verschillende beweegpraktijken en de BMI z-score. Dit kan meerdere oorzaken hebben. In het onderzoek van Lindsay en collega’s is het verband onderzocht tussen opvoedpraktijken die ouders gebruiken met betrekking tot beweging en de fysieke activiteit van het kind, niet met de BMI (z-score). Uit de literatuur blijkt dat fysieke activiteit bij jonge kinderen vaak geen significant verband heeft met de BMI (z-score). Zoals in de studie van Sijtsma en collega’s, waaruit bleek dat 60% van de studies bij jonge kinderen (vanaf 1 tot 4 jaar) er geen significante relatie werd gevonden tussen lichamelijke activiteit en de BMI (z-score). Een mogelijke verklaring was de methode waarmee de metingen zijn uitgevoerd. Enkel een BMI zegt niks over de lichaamssamenstelling van het kind. Opvallend in deze studie was dat vooral de meest actieve kinderen een hogere BMI hadden. Daarnaast is er ook de mogelijkheid dat de relatie tussen BMI en lichamelijke activiteit afhankelijk is van de leeftijd. Jonge kinderen zijn nog vaak actief, er zijn minder verschillen tussen kinderen op deze leeftijd dan op latere leeftijd (39). Om de invloed van verschillende beweegpraktijken te onderzoeken is de BMI (z-score) geen goede afhankelijke variabele maar kan er beter gekeken worden naar fysieke activiteit als afhankelijke variabele.

Verklaring opvoedpraktijken

Over het verband tussen betrokkenheid rondom de maaltijd en de BMI z-score van kinderen was nog niet veel bekend in de literatuur. Uit de resultaten bleek er een positief verband te zijn voor de gehele groep, echter was dit een zwak verband. Bij jongens was een gemiddeld positief verband gevonden tussen betrokkenheid en de BMI z-score, bij de meisjes was er geen verband gevonden.

(17)

Uit het onderzoek van Loth en collega’s blijkt dat ouders bij jongens vaker dan bij meisjes druk om te eten uitoefenen (42). Dit komt overeen met de resultaten die in dit onderzoek zijn gevonden, al is het verschil klein (meisjes gem=3,1, jongens gem=3,3). Verder blijkt druk uitoefenen om meer te eten een positief verband te hebben met de BMI doordat het gevoel van verzadiging en honger bij het kind verstoord wordt waardoor het kind uiteindelijk meer gaat eten (31,32). De verwachting in dit onderzoek was om ook een positief verband te vinden, de resultaten bevestigen dit echter niet. Het blijkt dat druk uitoefenen om te eten een negatief verband heeft met de BMI z-score. Een verklaring vanuit de literatuur komt van het onderzoek van Galloway en collega’s. Daaruit blijkt dat het kind forceren meer te eten een negatief verband heeft met de BMI z-score. Dit wordt verklaard doordat het kind een negatievere houding krijgt tegenover het eten wat hij of zij moet opeten, waardoor het kind uiteindelijk minder ervan wilt gaan eten (43). Een mogelijke verklaring voor de verschillende verbanden kan liggen bij de voeding waarop de druk wordt uitgevoerd (28). Om het verband tussen druk om te eten en de BMI z-score van het kind te onderzoeken zou er onderscheid gemaakt moeten worden tussen druk om meer te eten en druk om meer gezonde voeding (zoals groenten en fruit) te eten (44).

Het verband tussen het leren over gezonde voeding en de BMI is een redelijk nieuwe opvoedpraktijk en is nog niet veel onderzocht (28). Er werd bij meisjes een positief verband tussen leren over gezonde voeding en de BMI z-score. Uit onderzoek blijkt dat als je kinderen herhaaldelijk verteld dat een product gezond is zij dit product minder lekker gaan vinden, de voorkeur kan dan gaan liggen bij een product wat als ‘niet-gezond’ wordt bestempeld (45). Dit kan mogelijk een verklaring zijn voor het positieve verband met de BMI z-score. Uit het onderzoek van Volkford en collega’s blijkt echter dat kinderen die leren over een gezond product met een spelletje vaker kiezen voor dat gezonde product en na 2 jaar een lagere BMI hebben dan kinderen die dit niet leren (46). De manier waarop ouders hun kind leren over gezonde voeding is dan ook erg belangrijk met betrekking tot de relatie met de BMI van het kind. Een uitdaging daarbij is ook de gebruikte combinatie van opvoedpraktijken tijdens het leren over gezonde voeding. Ondanks leren over gezonde voeding een losstaande

voedingspraktijk, wordt het vaak gebruikt in combinatie met andere voedingspraktijken, zoals bijvoorbeeld met druk om te eten: ‘’Eet je groente op want het is gezond’’. Het is belangrijk om te bestuderen hoe deze praktijken elkaar kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld door middel van cluster analyse van voedingspraktijken) (28).

Een verwacht resultaat was een positief verband tussen voedselrestricties opleggen en de BMI z-score van kinderen (47). Deze voedingspraktijk is het meest onderzocht en hierbij zijn de meeste verbanden gevonden met het gewicht van het kind (28,48). De hypothese was dat het opleggen van restricties de producten alleen maar aantrekkelijker maakt waardoor het kind er meer van wilt eten (30). Dit kwam echter niet naar voren in de resultaten, er bleek geen verband te zijn tussen het opleggen van restricties en de BMI z-score. Een mogelijke verklaring voor dit resultaat kan zijn dat er geen onderscheid is gemaakt tussen moeders met overgewicht of obesitas en moeders met een gezond gewicht. Zo blijkt uit het onderzoek van Powers en collega’s, alleen als obese moeders gebruik maakten van restrictie was er een positief verband met de BMI z-score van het kind (2 tot 5 jaar) (49). Ook in het onderzoek van Faith en collega’s had het opleggen van restricties bij het kind op de leeftijd van 5 jaar een significant positief verband met de BMI wanneer het kind 7 was, maar alleen wanneer de moeders die de praktijk gebruikten overgewicht hadden. Bij moeders met een gezond gewicht werd geen verband gevonden tussen het opleggen van restricties en de BMI van het

(18)

4.3. Sterke en zwakke punten

Een sterk punt van dit onderzoek is de betrouwbaarheid van de metingen. Tijdens de metingen van de lengte en het gewicht is consequent te werk gegaan en er is gebruik gemaakt van standard operating procedures. Er is gebruik gemaakt van dezelfde meetapparatuur en alle metingen zijn tweemaal uitgevoerd. Om betrouwbare resultaten te verkrijgen is ook gebruik gemaakt van BMI z-scores. Deze zijn verkregen door gebruik te maken van de groeistandaarden van de WHO, de standaarden houden rekening met het geslacht en de leeftijd van de kinderen en zijn geschikt voor kinderen van alle nationaliteiten. Voor de metingen van de opvoedpraktijken is gebruik gemaakt van gevalideerde vragenlijsten (33,37). De ingeleverde lijsten werden bij ontvangst gecontroleerd en zijn tweemaal ingevoerd waarna de twee verschillende bestanden over elkaar heen werden gelegd en zijn gecontroleerd. Hiervan is vervolgens 10% nog extra gecontroleerd aan de hand van de

vragenlijsten.

Een grote zwakte van dit onderzoek is dat deze cross-sectioneel is. Er kunnen enkel correlaties tussen twee variabelen waargenomen worden. Op basis van deze gegevens kan geen causaliteit aangetoond worden, er kunnen dus geen conclusies getrokken worden over oorzaak en gevolg. Passend

ontworpen longitudinaal en experimenteel onderzoek is nodig om iets te zeggen over oorzaak en gevolg. Aangezien longitudinale onderzoeken meestal gebaseerd zijn op observationele- en enquêtegegevens is er ook bij deze onderzoeksmethode risico op onduidelijke causale verbanden. Experimentele ontwerpen zijn het best om causale verbanden vast te stellen. Bij deze methode kan een onafhankelijk variabele gemanipuleerd worden terwijl de eventuele derde variabelen stabiel gehouden worden (47). Het bepalen van de richting van het verband is belangrijk bij het

onderzoeken van verbanden tussen opvoedpraktijken en de BMI z-score aangezien sommige

opvoedpraktijken mogelijk een bi-directionele richting hebben. Dit houdt in dat ouder en kind elkaar beïnvloeden. Het kind kan reageren op de opvoedpraktijk van de ouder maar een ouder kan zijn of haar opvoedpraktijk ook aanpassen op het gedrag van het kind. Bijvoorbeeld in het onderzoek van Sleddens en collega’s. Kinderen van ouders die hun kind weinig stimuleren actief te zijn kijken meer tv maar ouders van kinderen die veel tv kijken stimuleerden hun kind ook minder vaak om actief te zijn. Daarentegen zijn ouders van kinderen die veel lichamelijk actief zijn vaker betrokken bij de beweging van hun kind, waardoor kinderen weer enthousiaster raakten en gemotiveerd werden om meer te bewegen (51). Ook bij opvoedpraktijken is deze bi-directionele verband te zien. Zo blijkt dat veel voedselrestricties opleggen de BMI bij het kind kan doen verhogen. Daarnaast zullen ouders sneller veel voedselrestricties opleggen bij hun kind als zij zich zorgen maken dat het kind een te hoog gewicht heeft (32).

Een andere zwakte van het onderzoek is de invloed van opvoedstijlen op de diverse

opvoedpraktijken, ouders gebruik namelijk niet alleen opvoedpraktijken maar hanteren ook verschillende opvoedstijlen. Opvoedpraktijken hebben betrekking tot wat een ouder overbrengt en opvoedstijlen hebben betrekking tot hoe een ouder dit overbrengt aan het kind. De verschillende

(19)

De deelnemers van dit onderzoek zijn geworven in de omgeving van Amsterdam Nieuw-West, in deze omgeving hebben er gemiddeld meer mensen een lagere sociaaleconomische status en hebben vaker een andere migratieachtergrond dan in andere delen van Nederland. Tot nu toe zijn de

bevindingen van verschillende etniciteit en sociaaleconomische status (SES) uit ander onderzoek inconsistent. In hoeverre etniciteit en SES de verbanden tussen opvoedpraktijken en de BMI z-score beïnvloed is dus onbekend. Onderzoek laat wel zien dat sommige voedingspraktijken, zoals restrictie en het kind dwingen om te eten, vaker worden gebruikt door ouders met een migratieachtergrond en een lagere SES. In de karakteristieken tabel is alleen het geboorteland van de kinderen benoemd, er is niet gekeken naar de herkomst waardoor het beeld van de etniciteit van de groep vertekend kan worden. Verder hebben kinderen in de omgeving van Amsterdam Nieuw-West ook een hogere BMI dan gemiddeld in Nederland (3).

Een andere mogelijke zwakte is de beperkte omvang van de onderzoeksgroep. Dit komt mogelijk door de methode waarop de vragenlijsten zijn ingevuld. Aangezien een groot deel van de deelnemers van diverse etniciteit is, is de kans groot dat er deelnemers slecht of geen Nederlands spreken. De vragenlijsten werden verstrekt in het Nederlands of Engels maar er waren geen andere talen beschikbaar voor wanneer men beide talen niet beheerste. De lijsten werden meegegeven aan de deelnemers om thuis in te vullen, hierdoor was er geen ruimte om vragen te stellen als een vraag onduidelijk was en konden vragen sneller verkeerd geïnterpreteerd worden. Mogelijk hierdoor zijn niet alle vragen in de lijst ingevuld. Bij dit onderzoek werden alleen deelnemers in de resultaten meegenomen die alle vragen met betrekking tot de opvoedpraktijken hadden ingevuld. Hierdoor was er een grote uitval van het aantal deelnemers en kan er mogelijk sprake zijn van een powerprobleem. Met de uitkomsten van het onderzoek kunnen dan ook geen harde conclusies getrokken worden. Verder is er ook een ongelijke verdeling tussen meisjes en jongens. De groep meisjes bestond uit 48 deelnemers en de jongens uit 38 deelnemers. Dit kan invloed hebben op de resultaten en conclusies met betrekking tot verschillen tussen jongens en meisjes moeten voorzichtig geformuleerd worden.

(20)

5. Conclusie en aanbevelingen

5.1. Conclusie

Er zijn geen verbanden gevonden tussen de verschillende beweegpraktijken en de BMI z-score. Tussen sommige voedingspraktijken zijn wel verbanden aangetoond, echter waren dit wel zwakke verbanden. Vanwege het mogelijke powerprobleem worden conclusies voorzichtig geformuleerd. Er zijn voor de totale groep twee verbanden gevonden. Een zwak positief verband tussen betrokkenheid en de BMI z-score en een zwak negatief verband tussen druk uitoefenen en de BMI z-score. Bij jongens is er een zwak positief verband tussen betrokkenheid en de BMI z-score gevonden. Bij meisjes is er een matig positief verband gevonden tussen het leren over gezonde voeding en de BMI z-score. Dit onderzoek wijst erop dat opvoedpraktijken van ouders mogelijk een verschillende impact hebben op jongens en op meisjes.

5.2. Aanbevelingen

5.2.1. Aanbevelingen aan de opdrachtgever & vervolgonderzoek

Het advies voor de opdrachtgever is om vragenlijsten bij een onderzoeksgroep met deelnemers van diverse etniciteit mondeling af te nemen of beschikbaar te maken in andere talen naast Nederlands en Engels. Dit is om het aantal bruikbare vragenlijsten te vergroten zodat meer deelnemers

meegenomen kunnen worden in de resultaten. Verder advies aan de opdrachtgever en voor vervolgonderzoek is om ook de ouder of verzorger te meten en wegen. Het is mogelijk dat het gewicht van de moeder invloed kan hebben op het verband tussen het opleggen van restricties en de BMI (z-score) van kinderen. Verder kunnen opvoedstijlen van ouders ook invloed hebben op de verbanden tussen de verschillende opvoedpraktijken en de BMI (z-score) van kinderen. Het is voor de opdrachtgever en vervolgonderzoek dan ook belangrijk om ook de opvoedstijlen van de ouders mee te nemen in het onderzoek naar verbanden tussen opvoedpraktijken en de BMI (z-score). Om de opvoedstijl van ouders vast te stellen kan gebruik gemaakt worden van reeds gevalideerde vragenlijsten met betrekking tot de verschillende opvoedstijlen die ouders hanteren.

Voor vervolgonderzoek is longitudinaal of experimenteel onderzoek nodig om de causale verbanden tussen verschillende voedingspraktijken en de BMI(z-score) beter te begrijpen. Het is bij longitudinaal onderzoek van belang dat alle mogelijke derde variabelen (zoals opvoedstijlen, BMI van de ouders, etniciteit e.d.) die het oorzakelijke band kunnen beïnvloeden geanalyseerd worden. Bij zo’n studieopzet is een grote steekproefomvang nodig om te testen op alle mogelijke interacties tussen de variabelen door middel van regressieanalyses. Hiermee kunnen de meest betrouwbare resultaten bereikt worden. Aangezien de gegevens voor longitudinaal onderzoek vaak op basis van

(21)

5.2.2. Aanbevelingen voor de professional

Op basis van de huidige resultaten en conclusie kunnen geen concrete aanbevelingen worden gedaan maar worden aanbevelingen voorzichtig geformuleerd.

Advies voor voorscholen en kinderdagverblijven

Een deel van de jonge kinderen gaat regelmatig naar een kinderdagverblijf (of voorschool). Kinderen besteden een groot deel van de dag hier en de begeleiding speelt dan ook een grote rol in de eet- en beweeg opvoeding van het kind op deze dagen (20). Het is voor begeleiding dan ook belangrijk om zich bewust te zijn van de verbanden die sommige opvoedpraktijken kunnen hebben met de BMI. Kinderdagverblijven kunnen hun begeleiders hierin scholen door middel van een middag- of

avondcursus waarin zij leren over verschillende opvoedpraktijken en de mogelijke verbanden met de BMI van het kind.

Advies voor diëtisten

De diëtist kan door kinderdagverblijven gevraagd worden om langs te komen tijdens een voorlichtingsavond voor ouders. Een aanbeveling voor de diëtist is om tijdens zo’n avond de

mogelijke verbanden tussen verschillende opvoedpraktijken en de BMI van kinderen mee te nemen in de voorlichting. Dit kan door ouders uitleg te geven over hoe zij het beste hun kinderen kunnen leren over gezonde voeding, en welke manieren averechts kunnen werken. Of dat druk om te eten bij het kind er mogelijk voor kan zorgen dat het kind het eten minder lekker gaat vinden en het minder vaak wilt eten. Zo’n voorlichtingsavond is ook ideaal voor ouders die moeite hebben met de eet- en beweegopvoeding van hun kind, zij maken op een vrijblijvende manier kennis met de diëtist en kunnen indien zij meer vragen hebben langskomen op consult om meer informatie in te winnen.

(22)

Literatuurlijst

(1) Centraal Bureau voor Statistiek. Leefstijl; overgewicht (jongeren 2 tot 25 jaar). 2017. Beschikbaar via:

http://jeugdstatline.cbs.nl/JeugdMonitor/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71851ned&D1=2,4&D 2=0-5&D3=a&HD=131210-1025&HDR=T,G2&STB=G1.

(2) GGD Amsterdam. Gezondheid in beeld; Overgewicht per stadsdeel (2 tot 10 jaar). Beschikbaar via:

https://amsterdam.ggdgezondheidinbeeld.nl.

(3) Steenkamer I, Franssen S, Stegeman H, Wachter G. Staat van gezond gewicht en leefstijl van Amsterdamse kinderen. Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017. Februari 2017.

(4) Schönbeck Y, Talma H, van Dommelen P, Bakker B, Buitendijk SE, Hirasing RA, van Buuren S. Increase in prevalence of overweight in Dutch children and adolescents: a comparison of nationwide growth studies in 1980, 1997 and 2009. PLoS One 2011;6(11):e27608.

(5) Volksgezondheidenzorg.info. Gezondheidsgevolgen bij kinderen. Beschikbaar via:

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/gevolgen. (6) Kelsey MM, Zaepfel A, Bjornstad P, Nadeau KJ. Age-related consequences of childhood obesity. Gerontology 2014;60(3):222-228.

(7) Guo SS, Wu W, Chumlea WC, Roche AF. Predicting overweight and obesity in adulthood from body mass index values in childhood and adolescence. The American journal of clinical nutrition 2002 Sep;76(3):653.

(8) Reilly JJ, Kelly J. Long-term impact of overweight and obesity in childhood and adolescence on morbidity and premature mortality in adulthood: systematic review. International Journal of Obesity 2011 Jul;35(7):891-898.

(9) De Kroon, M L A, Renders CM, van Wouwe JP, Van Buuren S, Hirasing RA. The Terneuzen Birth Cohort: BMI Changes between 2 and 6 Years Correlate Strongest with Adult Overweight. PLoS One 2010;5(2):e9155.

(23)

body mass index: the KOALA Birth Cohort Study. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2011 Mar 14;8:18.

(14) Anderson PM, Butcher KE. Childhood obesity: trends and potential causes. Future Child 2006;16(1):19-45.

(15) Remmers T, Sleddens EFC, Gubbels JS, de Vries SI, Mommers M, Penders J, et al. Relationship between physical activity and the development of body mass index in children. Med Sci Sports Exerc 2014 Jan;46(1):177-184.

(16) Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ 2000 May 06;320(7244):1240-1243.

(17) Sleddens EFC, Gubbels JS, Kremers SPJ, van der Plas E, Thijs C. Bidirectional associations between activity-related parenting practices, and child physical activity, sedentary screen-based behavior and body mass index. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2017;14. (18) Buscemi J, Pugach O, Springfield S, Jang J, Tussing-Humphreys L, Schiffer L, et al. Associations between fiber intake and Body Mass Index (BMI) among African-American women participating in a randomized weight loss and maintenance trial. Eating Behaviors 2018 Apr;29:48-53.

(19) Van Wezel B, Hofsteenge GH. Dieetbehandelingsrichtlijnen. Richtlijn 27: Overgewicht of obesitas bij kinderen en adolescenten (2 – 18 jaar). 2014.

(20) Savage JS, Fisher JO, Birch LL. Parental Influence on Eating Behavior: Conception to Adolescence. The Journal of Law, Medicine & Ethics 2007 Mar;35(1):22-34.

(21) Hardy R, Wadsworth M, Kuh D. The influence of childhood weight and socioeconomic status on change in adult body mass index in a British national birth cohort. International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders 2000 Jun;24(6):725-734.

(22) L’Hoir M, Beltman M, van Sleuwen B, Engelberts A, Boere-Boonekamp M. Kansrijke elementen in de preventie van overgewicht bij jonge kinderen. Tijdschrift voor kindergeneeskunde 2008

Aug;76(4):199-204.

(23) Benton D. Role of parents in the determination of the food preferences of children and the development of obesity. International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders 2004 Jul;28(7):858-869.

(24) Carper JL, Orlet Fisher J, Birch LL. Young girls' emerging dietary restraint and disinhibition are related to parental control in child feeding. Appetite 2000 Oct;35(2):121-129.

(25) Hodges EA. A primer on early childhood obesity and parental influence. Pediatric Nursing 2003 Jan-Feb;29(1):13-16.

(24)

(28) Vaughn AE, Ward DS, Fisher JO, Faith MS, Hughes SO, Kremers SPJ, et al. Fundamental constructs in food parenting practices: a content map to guide future research. Nutrition Reviews 2016 Feb;74(2):98-117.

(29) Gerards S, Kremers SP. The Role of Food Parenting Skills and the Home Food Environment in Children's Weight Gain and Obesity. Current Obesity Reports 2015 Jan 1;4(1):30-36.

(30) Musher-Eizenman DR, de Lauzon-Guillain B, Holub SC, Leporc E, Charles MA. Child and parent characteristics related to parental feeding practices. A cross-cultural examination in the US and France. Appetite 2009;52(1):89-95.

(31) Clark HR, Goyder E, Bissell P, Blank L, Peters J. How do parents' child-feeding behaviours influence child weight? Implications for childhood obesity policy. Journal of Public Health (Oxford, England) 2007 Jun 1;29(2):132-141.

(32) Katie A Loth, Richard F MacLehose, Jayne A Fulkerson, Scott Crow, Dianne Neumark-Sztainer. Food-Related Parenting Practices and Adolescent Weight Status: A Population-Based Study. Pediatrics 2013 May 1;131(5):e1450.

(33) Musher-Eizenman D, Holub S. Comprehensive Feeding Practices Questionnaire: Validation of a New Measure of Parental Feeding Practices. Journal of Pediatric Psychology 2007 Sep 1;32(8):960-972.

(34) Johannsen DL, Johannsen NM, Specker BL. Influence of parents' eating behaviors and child feeding practices on children's weight status. Obesity (Silver Spring) 2006 Mar;14(3):431-439.

(35) Fisher JO, Birch LL. Parents' restrictive feeding practices are associated with young girls' negative self-evaluation of eating. Journal of the American Dietetic Association 2000 Nov;100(11):1341-1346. (36) Lee Y, Mitchell DC, Smiciklas-Wright H, Birch LL. Diet quality, nutrient intake, weight status, and feeding environments of girls meeting or exceeding recommendations for total dietary fat of the American Academy of Pediatrics. Pediatrics 2001 Jun;107(6):E95.

(37) O'Connor TM, Cerin E, Hughes SO, Robles J, Thompson DI, Mendoza JA, et al. Psychometrics of the preschooler physical activity parenting practices instrument among a Latino sample. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2014;11(1):3.

(38) Lindsay AC, Wasserman M, Muñoz MA, Wallington SF, Greaney ML. Examining Influences of Parenting Styles and Practices on Physical Activity and Sedentary Behaviors in Latino Children in the United States: Integrative Review. JMIR Public Health Surveill 2018 Jan 30,;4(1):e14.

(25)

(42) Katie A Loth, Richard F MacLehose, Jayne A Fulkerson, Scott Crow, Dianne Neumark-Sztainer. Food-Related Parenting Practices and Adolescent Weight Status: A Population-Based Study. Pediatrics 2013 May 1;131(5):e1450.

(43) Galloway AT, Fiorito LM, Francis LA, Birch LL. 'Finish your soup': counterproductive effects of pressuring children to eat on intake and affect. Appetite 2006 May;46(3):318-323.

(44) Zeinstra G, Koelen M, Kok FJ, van der Laan N, Graaf C. Parental child-feeding strategies in relation to Dutch children’s fruit and vegetable intake. Public Health Nutrition 2009 Sep 1;13:787-96. (45) Walls HL, Peeters A, Loff B, Crammond BR. Why Education and Choice Won't Solve the Obesity Problem. American Journal of Public Health 2008;99(4):590-592.

(46) Folkvord F, Anschutz DJ, Buijzen MA. The association between BMI development among young children and (un)healthy food choices in response to food advertisements: A longitudinal study. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2016;13:16.

(47) Ventura AK, Birch LL. Does parenting affect children's eating and weight status? International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2008 Mar 17;5:15.

(48) Faith MS, Berkowitz RI, Stallings VA, Kerns J, Storey M, Stunkard AJ. Parental feeding attitudes and styles and child body mass index: prospective analysis of a gene-environment interaction. Pediatrics 2004 Oct;114(4):429.

(49) Powers SW, Chamberlin LA, van Schaick KB, Sherman SN, Whitaker RC. Maternal feeding strategies, child eating behaviors, and child BMI in low-income African-American preschoolers. Obesity (Silver Spring) 2006 Nov;14(11):2026-2033.

(50) Fisher JO, Birch LL. Restricting access to foods and children's eating. Appetite 1999 Jun;32(3):405-419.

(51) Sleddens EFC, Gubbels JS, Kremers SPJ, van der Plas E, Thijs C. Bidirectional associations between activity-related parenting practices, and child physical activity, sedentary screen-based behavior and body mass index: a longitudinal analysis. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 2017 Jul 6;14(1):89.

(52) Darling N, Steinberg L. Parenting style as context: An integrative model. Psychological Bulletin 1993;113(3):487-496.

(53) Kremers S, Sleddens E, Gerards S, Gubbels J, Rodenburg G, Gevers D, et al. General and Food-Specific Parenting: Measures and Interplay. Childhood Obesity 2013 Aug 1;9(s1):31.

(54) Larsen JK, Hermans RCJ, Sleddens EFC, Engels, Rutger C M E, Fisher JO, Kremers SPJ. How parental dietary behavior and food parenting practices affect children's dietary behavior. Interacting

(26)

(56) Koerner AF, Fitzpatrick MA. Family communication patterns theory: A social cognitive approach: Multiple perspectives. Engaging theories in family communication: Multiple perspectives 2006 Jan 1:50-65.

(27)

Bijlagen

(28)

Vragenlijst

Deelnemernummer ( let op: van het kind)

Locatie nummer

KENNISCENTRUM

BEWEGEN,

SPORT

EN

VOEDING

(29)

Deze vragenlijst is een onderdeel van PreSchool@HealthyWeight en bevat vragen over uzelf en uw kind. Wij stellen uw deelname aan het onderzoek zeer op prijs!

Om goede resultaten te krijgen is het belangrijk dat u de vragen eerlijk en zo volledig mogelijk invult. Er zijn geen goede of foute antwoorden, kies het antwoord dat het meest van toepassing is op uzelf of uw kind. U mag bij een vraag één antwoord aankruisen. De uitkomsten van deze vragenlijst worden alleen gebruikt voor wetenschappelijke en gezondheidsbevorderende doeleinden. Alle verzamelde gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Bij vragen kunt u contact opnemen met Sandra Mul of Nicole Toussaint, onderzoekers PreSchool@HealthyWeight, via 06-21155104 of preschool@hva.nl.

ALGEMENE VRAGEN

1. Wat is de datum van vandaag?

2. Wat is de geboortedatum van uw kind?

3. Wat is het geslacht van uw kind?

o

Meisje

o

Jongen

4. Wie beantwoordt de vragen van deze vragenlijst?

o

Ouder/stiefouder

o

Verzorger

o

Anders, namelijk:………..

5. Wat is uw geboortedatum? - - - - - -

(30)

o

Nederland

o

Suriname

o

Nederlandse Antillen

o

Aruba

o

Turkije

o

Marokko

o

Overig, namelijk

8. In welk land is de moeder van het kind geboren?

o

Nederland

o

Suriname

o

Nederlandse Antillen

o

Aruba

o

Turkije

o

Marokko

o

Overig, namelijk

9. In welk land is de vader van het kind geboren?

o

Nederland

o

Suriname

o

Nederlandse Antillen

o

Aruba

o

Turkije

o

Marokko

o

Overig, namelijk

10. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? (een opleiding afgerond met diploma of voldoende getuigschrift, opleidingen behaald buiten Nederland vallen hier ook onder)

o

Geen opleiding (lagere school niet afgemaakt)

o

Basisonderwijs (lagere school, speciaal

basisonderwijs)

o

Lager of voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of

(31)

vallen hier ook onder)

o

Geen opleiding (lagere

school niet afgemaakt)

o

Basisonderwijs (lagere school, speciaal basisonderwijs)

o

Lager of voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (zoals lbo, vbo, mavo en vmbo)

o

Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs (mbo)

o

Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals havo, vwo, atheneum,

gymnasium)

o

Hoger beroepsonderwijs (zoals hbo)

o

Wetenschappelijk onderwijs (universiteit)

o

Niet van toepassing

o

Anders, namelijk

12. Rookt u wel eens?

o

Ja

o

Nee (ga verder naar vraag 14)

13. Indien vraag 12 beantwoord met ‘Ja’, rookt u wel eens in het zicht van uw kind?

o

Ja

o

Nee

14. Rookt uw partner wel eens?

o

Ja

o

Nee (ga verder naar vraag 1 op de volgende pagina)

o

Niet van toepassing (ga verder naar vraag 1 op de volgende pagina)

15. Indien vraag 14 beantwoord met ‘Ja’, rookt uw partner wel eens in het zicht van uw kind?

o

Ja

o

Nee

(32)

VRAGEN OVER LICHAMELIJKE BEWEGING, VOEDING EN LEEFSTIJL

De volgende vragen gaan over lichamelijke beweging van uw kind. Het gaat om alle lichaamsbeweging die ten minste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. Dit kan bijvoorbeeld een beweegspelletje binnen of buiten zijn.

1. Hoeveel dagen per week heeft uw kind in de zomer ten minste 60 minuten per dag

lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. Is het minder dan 1 dag per week, kruis dan 0 dagen aan.

o

0 dagen per week

o

1 dag per week

o

2 dagen per week

o

3 dagen per week

o

4 dagen per week

o

5 dagen per week

o

6 dagen per week

o

7 dagen per week

2. Hoeveel dagen per week heeft uw kind in de winter ten minste 60 minuten per dag

lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. Is het minder dan 1 dag per week, kruis dan 0 dagen aan.

o

0 dagen per week

o

1 dag per week

o

2 dagen per week

o

3 dagen per week

o

4 dagen per week

o

5 dagen per week

o

6

(33)

dagen per week

o

5 dagen per week

o

6 dagen per week

o

7 dagen per week

4. Op hoeveel dagen speelt uw kind buiten in de winter? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. Is het minder dan 1 dag per week, kruis dan 0 dagen aan.

o

0 dagen per week

o

1 dag per week

o

2 dagen per week

o

3 dagen per week

o

4 dagen per week

o

5 dagen per week

o

6 dagen per week

o

7 dagen per week

5. Hoe vaak geeft u een voorbeeld voor uw kind door zelf in het bijzijn van uw kind lichamelijk actief te zijn?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

6. Hoe vaak speelt u actieve spelletjes met uw kind? (bijvoorbeeld een balspel of rennen)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

7. Hoe vaak gaat u met uw kind wandelen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

(34)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

10. Hoe vaak geeft u uw kind keuzes welke lichamelijke activiteit hij/zij wil doen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

11. Hoe vaak laat u uw kind een beweegspelletje kiezen om samen te doen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

12. Hoe vaak danst u met uw kind?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

13. Hoe vaak doet u een beweegspelletje met uw kind? (bijvoorbeeld een balspel)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

14. Hoe vaak leert u uw kind dat bewegen goed is voor zijn/haar gezondheid?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

15. Hoe vaak gaat u met uw kind naar een park of de bossen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

16. Hoe vaak leert u uw kind nieuwe manieren om te bewegen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

(35)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

19. Hoe vaak plant u tijd in voor actieve speeltijd?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

20. Hoe vaak laat u uw kind niet of minder meedoen aan een georganiseerde beweegactiviteit (zoals peuterzwemmen, gymnastiek, voetbal of peuterballet) omdat dit te duur is?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

21. Hoe vaak heeft u buitenspeelgoed beschikbaar voor uw kind? (bijvoorbeeld een springtouw, bal)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

22. Hoe vaak staat u toe dat uw kind lange tijd tv kijkt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

23. Hoe vaak laat u uw kind veel computerspelletjes spelen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

24. Hoe vaak houdt u uw kind bezig door hem/haar tv te laten kijken?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

25. Hoe vaak draagt u uw kind omdat hij/zij niet wil lopen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

26. Hoe vaak rijdt u met uw kind in de auto, wanneer u ook gemakkelijk met uw kind had kunnen lopen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

27. Hoe vaak laat u uw kind in een kinderwagen zitten in plaats van hem/haar te laten lopen?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

28. Hoe vaak laat u uw kind niet actief spelen omdat u niet wilt dat hij/zij vies wordt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

(36)

30. Hoe vaak vertelt u aan uw kind dat hij/zij zich kan

bezeren als uw kind actief speelt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

31. Hoe vaak corrigeert u uw kind omdat hij/zij te bewegelijk/druk is?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

32. Hoe vaak beloont u uw kind als hij/zij zich rustig houdt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

33. Hoe vaak laat u uw kind niet buitenspelen omdat u zich zorgen maakt om het verkeer?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

34. Hoe vaak laat u uw kind niet buitenspelen omdat u zich zorgen maakt om criminaliteit?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

35. Hoe vaak laat u uw kind niet buitenspelen omdat u zich zorgen maakt om vreemden?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

36. Hoe vaak laat u uw kind buitenspelen rondom uw huis?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

37. Zijn de volgende stellingen volgens u juist of onjuist?

a. Jonge kinderen die gezond opgroeien hebben een grotere kans dat ze op latere leeftijd gezond blijven.

(37)

Weet niet

c. De beweegnorm voor kinderen is minimaal 30 minuten bewegen per dag.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet

niet

d. Vloeibare vormen van bakvet (zoals olie, vloeibaar bak- en braadvet) zijn gezonder dan harde vormen (pakje bakvet).

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet niet

e. De Schijf van Vijf is alleen voor volwassenen, dus niet geschikt voor kinderen.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet niet

f. Meer plantaardige en minder dierlijke voedingspatronen hebben positieve gezondheidseffecten.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet niet

g. Als uw kind genoeg groenten en fruit eet, krijgt hij/zij voldoende van alle voedingsstoffen binnen.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet niet

(38)

i. Een glas fruitsap (ongezoet) telt in een voedingspatroon als een stuk fruit.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet

niet

j. Het wordt aanbevolen om de inname van bewerkt vlees te beperken.

o

Onjuist

o

Juist

o

Weet

niet

38. Geef voor de volgende voedingsproducten aan of het over het algemeen een hoog of laag gehalte aan toegevoegde suikers bevat.

Diepvriesfruit Tomatenketchup

Fruit in blik op siroop Yoghurt (naturel) Laag

o

o

o

o

o

Hoog

o

o

o

o

o

Weet niet

o

o

o

o

o

(39)

39. Geef voor de volgende voedingsproducten aan of

het over het algemeen een hoog of laag gehalte aan zout bevat.

Worstjes

Volkoren pasta (zonder saus)

Rood vlees (onbewerkt) Kaas Tomatensap Laag

o

o

o

o

o

Hoog

o

o

o

o

o

Weet niet

o

o

o

o

o

40. Geef voor de volgende voedingsproducten aan of het over het algemeen een hoog of laag gehalte aan voedingsvezels bevat.

Bananen Eieren Broccoli Noten Croissant Laag

o

o

o

o

o

Hoog

o

o

o

o

o

Weet niet

o

o

o

o

o

(40)

42. In hoeverre bent u het eens met de volgende

stelling: Ik vind het belangrijk dat mijn kind een gezonde leefstijl heeft.

o

Helemaal mee

oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee eens

43. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Ik voel mij verantwoordelijk voor gezond voedings- en beweeggedrag van mijn kind.

o

Helemaal mee oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee eens

44. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Ik vind dat onderwijs aan de kinderen over een gezonde leefstijl op de voorschool thuis hoort.

o

Helemaal mee

oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee eens

45. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Ik vind dat onderwijs aan de

ouders/verzorgers over een gezonde leefstijl van hun kind(eren) op de voorschool thuis hoort.

o

Helemaal mee

oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

(41)

46. Hoe vaak laat u uw kind eten wat hij/zij wil?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

47. Hoe vaak laat u tijdens maaltijden uw kind kiezen wat hij/zij wil uit het eten dat wordt geserveerd? (bijvoorbeeld zelf het beleg kiezen tijdens de lunch)

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

48. Hoe vaak maakt u iets anders klaar als uw kind het eten wat u geeft niet lekker vindt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

49. Hoe vaak laat u uw kind tussendoortjes eten wanneer hij/zij dat wil?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

50. Hoe vaak laat u uw kind van tafel gaan wanneer hij/zij vol zit, ook wanneer de andere familieleden nog niet klaar zijn met eten?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

51. Hoe vaak geeft u uw kind snel iets te eten of te drinken als hij/zij vervelend is?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

52. Hoe vaak geeft u uw kind iets te eten of drinken als hij/zij zich verveelt, zelfs als u denkt dat hij/zij geen honger heeft?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms Vaak Altijd

53. Hoe vaak geeft u uw kind iets te eten of drinken als hij/zij boos is, zelfs als u denkt dat hij/zij geen honger heeft?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

54. Hoe vaak moedigt u uw kind aan om eerst gezonde producten te eten en daarna pas ongezonde producten?

o

Nooit

o

Zelden

o

(42)

56. Ik vertel mijn kind dat gezond eten lekker is.

o

Helemaal mee oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee

eens

57. Ik moedig mijn kind aan om veel verschillende soorten voedingsproducten te eten.

o

Helemaal mee

oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee

eens

58. De meeste voedingsproducten die aanwezig zijn thuis zijn gezond.

o

Helemaal mee

oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee

eens

59. Er zijn veel snacks aanwezig thuis (bijvoorbeeld crackers, chips, kaasstengels).

o

Helemaal mee oneens

o

Een beetje mee oneens

o

Neutraal

o

Een beetje mee eens

o

Helemaal mee

eens

60. Bij iedere maaltijd die thuis wordt gegeten, zijn verschillende soorten gezonde voedingsproducten beschikbaar voor mijn kind.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tan, Nitrite removal from water by catalytic hydrogenation in a Pd-CNTs-Al2 O3 hollow fiber membrane reactor, Journal of Chemical Technology & Biotechnology n/a 2015..

multivorum w15 (blue) were grown in monoculture (-) and biculture (- -), on different carbon sources with different levels of “recalcitrance”: (A) glucose, (B) synthetic

Balancing Imbalance: On using reinforcement learning to increase stability in smart electricity grids.. WIering (Eds.), Preproceedings of the 29th Benelux Conference on

Interestingly, whereas Aquarius haloes B and E contain the least massive galaxies in terms of total stellar mass ( S13 ), they have the largest fraction of accreted spheroid

Even though the difference between the two methods is this small, it is able to change the results of the lasso estimator with regards to the ridge regression quite drastically,

rende cluster en betreft gedrag waarin de leidinggevende zich onzeker toont over de rol als leider, slecht is geor- ganiseerd en gestructureerd, en on- duidelijke instructies

In summary, sequence formation in the Pause and No-Pause sequences together, relative to the Control sequence, implicated a large bilateral cortico-subcortical network

Deze residenties werden door Nederlanders regelmatig bezocht tijdens een Grand Tour door Frankrijk, een reis die zowel gericht was op educatie als op vermaak.. De