• No results found

Beoordelen nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media, nieuwsberichten anders dan nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beoordelen nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media, nieuwsberichten anders dan nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media?"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beoordelen nieuwsconsumenten die zich baseren

op traditionele media, nieuwsberichten anders

dan nieuwsconsumenten die zich baseren op

sociale media?

Door: Yoeri Leijdekker Studentnummer: 10766987 Begeleider: Dr. Jacobijn Sandberg Tweede beoordelaar: Dr. Dick Heinhuis

(2)

Inleiding

Sinds de ontwikkeling van het internet is het uitwisselen van informatie steeds eenvoudiger geworden. Kranten en televisiezenders hebben hun eigen websites opgericht om het nieuws sneller en efficienter bij hun klanten te brengen. Sinds het ontstaan van sociale media is de uitwisseling van informatie alleen maar verder toegenomen en tegenwoordig kunnen ook eenmans bedrijfjes webpagina‟s en sociale media-accounts beheren om nieuws en informatie te verspreiden.

Dit brengt echter niet alleen voordelen met zich mee, het is door bovengenoemde ontwikkelingen namelijk ook makkelijker geworden om nepnieuws te verspreiden. Dit kan met verschillende redenen gedaan worden, denk bijvoorbeeld aan: het winnen van stemmen voor een verkiezing, het verhogen van de verkoop van een product, het ondermijnen van de overheid, het winnen van medestanders in argumenten of zelfs als grap. In dit onderzoek zal ondergezocht worden in hoeverre mensen in staat zijn te beoordelen of nieuws waargebeurd of nep is. Dit brengt het onderzoek bij de volgende probleemstelling:

Sinds het opkomen van sociale media is het steeds lastiger voor mensen om waargebeurd nieuws van nepnieuws te onderscheiden.

Er zal worden gekeken of er een verschil is in het herkennen van nepnieuws tussen nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media en nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

Beoordelen nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media, nieuwsberichten anders dan nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media?

Dit onderzoek is een vervolgonderzoek, gebaseerd op de bachelorscriptie “Het Herkennen van Nepnieuws” uitgevoerd door Damen (2018). In zijn onderzoek werd onderzocht of er een verschil is in het beoordelen van nieuws tussen verschillende leeftijdscategorien. Hiervoor heeft hij een aantal artikelen geselecteerd en daar stellingen bij gemaakt om vast te stellen hoe de participanten de in het onderzoek getoonde artikelen beoordelen.

Theoretisch Kader

In dit onderzoek zullen een aantal termen vaker voorkomen, voor elk van deze termen is van tevoren een betekenis gedefinieerd:

1) Nieuwsconsument: een persoon die met regelmaat het nieuws volgt, dit kan het lezen van nieuwsartikelen, het luisteren van nieuwsprogramma‟s op de radio, het kijken van nieuwsprogramma‟s op de televisie of een equivalent hiervan op het internet betekenen.

2) Traditionele media: de kranten, radioprogramma‟s en televisieprogramma‟s.

3) Sociale media: online platforms waarop gebruikers informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Denk aan: Facebook, Twitter, LinkedIn.

4) Nepnieuws: nieuws dat ofwel met opzet ofwel zonder opzet niet op waarheid berust.

Allereerst zal er moeten worden vastgesteld aan welke criteria nieuws moet voldoen om door de gemiddelde lezer als nieuws beoordeeld te worden. Dan kan er worden gekeken of deze criteria verschillen per nieuwszender. Daarna is het mogelijk om de vastgestelde criteria te vergelijken en zo te concluderen welke criteria het meeste invloed hebben op de geloofwaardigheid van een nieuwsartikel en hoe een nepartikel door middel van deze criteria ontmaskerd kan worden.

(3)

Sinds het opkomen van verscheidene sociale media hebben vrijetijdsjournalisten meer potentiele lezers en waarschijnlijk meer invloed gekregen. Aangezien elk nieuwsartikel nu een breder publiek bereikt dan bijvoorbeeld 25 jaar geleden is het ook makkelijker geworden om nepnieuws te verspreiden en zo mogelijk het wereldbeeld van de lezers van deze artikelen te beïnvloeden.

Overigens moet er ook rekening gehouden worden met het niveau van de geletterheid van nieuwsconsumenten, een traditionele media nieuwsconsument zal namelijk een ander niveau van geletterheid hebben dan een sociale media nieuwsconsument. McLuhan en Fiore (1967) deden de uitspraak: “The medium is the message” (p. 107). Dit zou betekenen dat sociale media websites standaard het nieuws op een andere wijze zouden overbrengen dan traditionele media of officiele nieuws websites. Dit komt namelijk door de manier waarop sociale media het nieuws presenteren, vaak staat dit verscholen tussen andere berichten met een minder serieuze toon. Daarentegen staan in een krant of op een nieuwswebsite vaak alleen maar serieuze nieuwsartikelen. Vervolgens zou dit kunnen leiden tot verschillende intrepetaties van hetzelfde nieuwsartikel door het type media waarop het artikel gelezen wordt.

Definities van nieuws en nepnieuws

Voordat er uitspraken over nepnieuws gedaan kunnen worden, zal er eerst moeten worden gedefinieerd wat nepnieuws is. Om het onderscheid te kunnen maken tussen echt en nepnieuws, moet men eerst eerst te weten zien te komen aan welke definities nieuws moet voldoen om ook daadwerkelijk als nieuws gecatagoriseerd te worden. In het paper „A Structured Response to Misinformation: Defining and Annotating Credibility Indicators in News Articles‟ zeggen Zhang et al (2018) dat er een aantal kernpunten is waaraan de inhoud van een nieuwsartikel zou moeten voldoen om daadwerkelijk als nieuws beschouwd te worden. Deze zijn volgens Zhang et al:

- Title Representativeness: Article titles can be misleading or opaque about the topic, claims, or conclusions of the content. Annotators were asked to rate the representativeness of the article title. If it was found unrepresentative, they were asked to clarify how the title was unrepresentative; for instance, by being off-topic, carrying little information, or overstating or understating claims.

- “Clickbait” Title: “Clickbait” is defined as “a certain kind of web content...that is designed to entice its readers into clicking an accompanying link”. Annotators were asked to rate the degree to which a headline was clickbait. If annotators rated a title as clickbait, they were asked to clarify the form of clickbait in a follow-up question, such as a “listicle” or a cliffhanger.

- Quotes from Outside Experts: Articles often seek outside feedback from independent experts in the field. This additional validation provides support for the conclusions drawn and reveals a level of journalistic rigor. For this indicator, we asked annotators to highlight where experts were quoted in the article.

- Citation of Organizations and Studies: Journalists can also cite or quote from a range of organizations or scientific studies to add context or support to the article and enhance its credibility. We asked annotators to highlight where any scientific studies or any organizations were cited, as well as indicate whether the article was primarily about a single study.

- Calibration of Confidence: The use of tentative propositions in writing, often quantified, allows readers to assess claims with appropriate confidence. We asked annotators to mark whether authors used appropriate language to show confidence in their claims, and to highlight sections of an article where authors acknowledge their level of uncertainty (e.g. hedging, tentative, assertive language).

- Logical Fallacies: Logical fallacies often mislead readers, as both writer and reader fall prey to poor but tempting arguments. Indeed, studies have shown that people find them more convincing

(4)

than is rational. We asked our annotators to look for the straw man fallacy (presenting a counterargument as a more obviously wrong version of existing counterarguments), false dilemma fallacy (treating an issue as binary when it is not), slippery slope fallacy (assuming one small change will lead to a major change), appeal to fear fallacy (exaggerating the dangers of a situation), and the naturalistic fallacy (assuming that what is natural must be good).

- Tone: Readers can be misled by the emotional tone of articles. Such language is common in opinion pieces, which readers may parse as straight news. We asked our annotators to look for exaggerated claims or emotionally charged sections, especially for expressions of contempt, outrage, spite, or disgust.

- Inference: Correlation and causation are often conflated, and the implications can be dramatic, for example in medical trials. There is also the more subtle conflation between singular causation (“the drunk driver caused that accident”) and general causation (“drinking and driving causes accidents”).

(p. 605)

Wanneer een artikel een goede score op alle bovenstaande punten behaalt, zal het artikel voor de gemiddelde lezer als een betrouwbaar nieuwsartikel overkomen. Dit betekent niet dat het dan per definitie ook een nieuwsartikel is, maar zolang de lezer het als een nieuwsartikel classificeert zal het dezelfde invloed op de perceptie van de lezer‟s werkelijkheid hebben als een officieel geclassificeert nieuwsartikel.

Het begrijpen van nepnieuws

Het verspreiden van valse informatie is niet nieuw, het is iets wat al plaats vindt sinds de oorsprong van het eerste schrift (Marcus, 1993). Sinds de digitalisering van het uitwisselen van informatie, zijn de traditionele definities van nieuws in twijfel getrokken. Online platforms, sociale media en forums bieden ook amateurs de kans om nieuws te verspreiden onder een potentieel breed publiek (Robinson & DeShano 2011). Gebruikers van sociale media kunnen ongelimiteerd foto‟s, video‟s en tekstposts plaatsen van ideeën, meningen of gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Andere gebruikers zullen deze posts bekijken en hun eigen interpretaties hebben. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op de posts die zij vervolgens plaatsen. Zo kan er een sneeuwbaleffect van het verspreiden van informatie ontstaan en kunnen we ons voorstellen dat nepnieuws in bepaalde situaties voor een aantal partijen heel gunstig uit kan pakken.

Ook kennen sociale media veel verschillende soorten gebruikers, ieder persoon zal sociale media voor andere doeleinden willen gebruiken. Onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat er drie algemene redenen zijn waarom gebruikers sociale media gebruiken, namelijk: om sociaal contact te onderhouden, om informatie te verkrijgen en om de politieke situatie te volgen (Ancu & Cozma, 2009; Ellison et al., 2011; Macafee, 2013). Dit lijken drie vrij algemene en gemakkelijk te onderscheiden redenen, maar als een gebruiker zijn of haar eigen nieuwsfeed bekijkt zal dit altijd een mix van nieuws, vakantiefoto‟s, grappig bedoelde berichten, verhalen en andere gebeurtenissen in de levens van de contacten van de gebruiker zijn (Marwick & boyd, 2010; Vraga, Thorson, KliglerVilenchik, & Gee, 2015). Dit maakt het lastig om de informatie waar je op dat moment naar op zoek bent op een directe wijze te verkrijgen. Hierdoor kan het voorkomen dat een bericht dat bedoeld is om valse informatie te verstrekken of een artikel dat bedoeld is om niet serieus genomen te worden, wordt aangezien als een betrouwbaar nieuwsartikel.

Het is mogelijk dat een vals bericht dat voor waar wordt gehouden een verandering in de mening van de lezer veroorzaakt. Als genoeg lezers het valse bericht als een betrouwbaar bericht beoordelen kan dit grote gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de politiek, het succes of de mislukking van een nieuw product of het succes of mislukking van een bedrijf. Er zijn genoeg partijen die hier belang bij zouden kunnen

(5)

hebben, denk bijvoorbeeld aan het zwart maken van politieke tegenstanders of het uitschakelen van economische concurrentie (Tambini, 2017).

Traditionele media versus sociale media

Sinds de opkomst van het internet is er veel veranderd in het verspreiden van nieuws. Zoals eerder genoemd is er ruimte vrij gekomen voor vrijetijdsjournalisten om hun eigen nieuwsartikelen te schrijven en te verspreiden. Door de versnelling in het uitwisselen van informatie door middel van het internet hebben niet alleen journalisten met veranderingen te maken, maar lezers natuurlijk ook.

Waar men 50 jaar geleden nog een krant kon halen waarin de plaatselijke gebeurtenissen stonden en men zichzelf goed op de hoogte van het nieuws beschouwde, kan vandaag de dag iedereen met een internetverbinding het nieuws uit alle uithoeken van de wereld volgen (Dutta-Bergman, 2004). Dit betekent dat nieuwsgebruikers moeten kiezen welke artikelen zij interessant genoeg vinden om aandacht aan te besteden. Sociale media hebben hier een voordeel boven traditionele media, aangezien gebruikers door middel van een nieuwsfeed sneller langs berichten kunnen scrollen dan zij zouden kunnen op een website van één van de traditionele media. Ook zijn berichten op sociale media vaak korter dan berichten van traditionele media, waar een krantenartikel veelal de diepte in gaat zal een bericht op sociale media vaak alleen een samenvatting geven. Tevens zijn de berichten voorgesorteerd door vorige lezers, men kan bijvoorbeeld al aan het aantal views of likes zien hoe populair een bericht is en op basis daarvan een keuze maken om het bericht wel of niet te bekijken. (Bandari et al, 2012).

Sociale Media als platforms

Dijck et al (2016) zeggen: “Sociale media worden gezien als platforms en hierop zijn de verhoudingen tussen belanghebbende actoren niet altijd makkelijk te identificeren. Hierdoor kunnen kleine problemen rampzalige gevolgen hebben. Het (re)organiseren van de samenleving onder invloed van de ontwikkeling van platforms is in volle gang en er zal moeten worden nagedacht hoe publieke belangen het beste opnieuw gedefinieerd kunnen worden in een samenleving die constant onderhevig is aan technologische vooruitgang. De technologische en economische inrichting van platforms bepaalt voor een groot deel hoe onze sociale activiteiten verlopen, omdat platformmechanismen zich steeds nadrukkelijker mengen met de traditionele manier waarop maatschappelijke activiteiten en relaties georganiseerd zijn.” (p. 34)

Dit betekent dat door de ontwikkeling van deze platforms er nieuwe manieren van communicatie tussen verschillende partijen binnen de samenleving zijn ontstaan. Er zal daardoor opnieuw nagedacht moeten worden over welke publieke belangen het meest belangrijk zijn voor de gebruikers van deze platforms. Volgens Dijck et al (2016) zijn er drie platform mechanismen die hier een grote rol in spelen, namelijk:

- Dataficatie: Alles wordt als data opgeslagen, gerepresenteerd en verder verwerkt. Vaak zelfs zonder dat gebruikers van deze platforms zich daar bewust van zijn.

- Commodificatie: Data wordt gezien als handels product, hierdoor krijgt alles een score.

- Selectie: Data wordt geselecteerd en gereserveerd voor gebruikers, hierdoor komt de gebruiker in een bepaalde online omgeving terecht die past bij zijn of haar meningen. Dit is vaak niet zichbaar voor de gebruiker zelf.

Deze mechanismen zorgen ervoor dat platforms sturend zijn in wat er aangeboden wordt, ofwel wat gebruikers van deze platforms belangrijk gaan vinden en wat niet. Dit is in grote mate een niet transparant geautomatiseerd proces. Het is daarom goed om u af te vragen wie precies de controle over dit proces heeft (Dijck et al, 2016).

Overigens zijn deze platforms niet de enige factor in het beinvloeden van nieuws. De consumenten van deze platforms hebben zelf ook invloed op hoe getoonde informatie op ze over komt. Dit ligt aan de

(6)

geletterdheid van de persoon die het nieuwsbericht bekijkt. Niet elke persoon zal een nieuwsbericht namelijk op dezelfde manier opvatten.

Informatiegeletterdheid, mediageletterheid en digitale geletterheid

Er worden drie soorten geletterdheid onderscheiden in de wetenschappelijke literatuur, namelijk: informatiegeletterdheid, mediageletterdheid en digitale geletterdheid (Koltay, 2011).

Informatiegeletterdheid overlapt voor een groot deel met mediageletterdheid, deze term beschrijft het op waarde schatten van bepaalde informatie. Belangrijke vaardigheden om dit te kunnen toepassen zijn het kritisch kunnen denken en het herkennen van de kwaliteit en authenciteit van de informatie (Hobbs, 2006). Hierdoor zou het makkelijker moeten zijn om nepnieuws te herkennen, aangezien nepnieuws meestal niet voldoet aan de kwaliteitseisen van een volwaardig nieuwsartikel en in de meeste gevallen ook niet gepubliceerd zal worden door een bekende nieuwsverstrekker.

Mediageletterdheid heeft een groot aantal definities, maar in dit onderzoek zal de term onderverdeeld worden in drie componenten: toegankelijkheid, analyse en evaluatie. Deze drie componenten ondersteunen elkaar in het opnemen van informatie op verscheidene mediaplatforms. Toegankelijkheid is nodig om onderwerpen uit te wisselen, dit betekent niet alleen dat men genoeg kennis heeft van een onderwerp om er informatie over te kunnen ontvangen en analyseren maar ook of men op punten van sociale en culturele achtergrond een bepaald onderwerp zou kunnen analyseren. Bijvoorbeeld: Een persoon die gelooft in het verhaal van de schepping van God zou er problemen mee kunnen hebben om informatie over het ontstaan van de aarde vanuit de biologie en geologie correct te analyseren. Analyse is het vermogen om een boodschap in een tekst, afbeelding of video te begrijpen en te verwerken zodat deze informatie toepasbaar is. Evaluatie is een cruciale vaardigheid in media geletterheid, het kunnen onderscheiden van relevante informatie van alle niet relevante informatie op het internet wordt een steeds moeilijkere taak aangezien de beschikbare informatie met de minuut toeneemt (Livingstone, 2004). Digitale geletterdheid beschrijft het technische, cognitieve en sociale vermogen van een persoon om taken uit te kunnen voeren en problemen op te kunnen lossen in een digitale omgeving (Eshet, 2004). Voor dit onderzoek wordt deze digitale omgeving berperkt tot het internet.

Zoals boven benoemd wordt, is geletterdheid belangrijk voor het ontdekken, analyseren en verifiéren van informatie. Zo kan geconcludeerd worden dat geletterdheid ook een grote rol zal spelen in het onderscheiden van nepnieuws. Hierdoor zullen beter geletterde personen beter in staat zijn om nepnieuws te herkennen. Nog steeds blijft dan de vraag staan: Zijn traditionele nieuwsconsumenten meer geletterd dan sociale media nieuwsconsumenten?

Aangezien nieuwsconsumenten die zich vooral op traditionele media baseren meer ervaring hebben met goed onderbouwde nieuwsberichten die gebaseerd zijn op geverifieerde bronnen, is de aanname dat deze nieuwsconsumenten sneller door zullen hebben wanneer een artikel hier niet aan voldoet.

Hoe valt nepnieuws te herkennen? Phishing en nepnieuws

Phishing is het illegaal verkrijgen van iemands persoonlijke gegevens door het zich voordoen als betrouwbare entiteit (San Martino, 2010). Nepnieuws en phishing delen veel dezelfde eigenschappen (Tabel 1). Dit maakt het mogelijk om bevindingen over phishing toe te passen op nepnieuws.

(7)

Eigenschap Phishing Nepnieuws

Doel

Het stelen van de persoonsgegevens voor economische reden

Het desinformeren van de gebruiker/het trekken van bezoekers voor economische redenen

Methode Voordoen als betrouwbare

entiteit Voordoen als betrouwbare entiteit

Kenmerk

Lijkt op de entiteit, waardoor het lastig te onderscheiden kan zijn

Lastig te onderscheiden van echte nieuwsberichten

Medium

Vroeger via mail, tegenwoordig ook via sociale media

Voornamelijk sociale media

Impact Is zeer schadelijk voor

slachtoffers Heeft veel invloed op de publieke opinie Moeilijkheid

Phishing technieken ontwikkelen zich sneller dan de tegenmaatregelen

Door de snelheid en de grootte van sociale media, heeft fake news een korte tijd nodig om veel schade aan te richten

Tabel 1: Overeenkomende eigenschappen tussen phishing en nepnieuws (San Martino, 2010 geciteerd in Damen, 2018)

Jakobsonn (2007) beschrijft negen kenmerken. Een aantal kenmerken zijn ook toepasbaar op nepnieuws. Deze kenmerken staan in tabel 2. Hiermee is het mogelijk om diverse voorbeelden van nepnieuws te creëren of te analyseren.

Kenmerk Phishing Nepnieuws

De opmaak van het document

Bij phishing is het uiterlijk erg belangrijk. Als de mail niet authentiek overkomt, zal de ontvanger het herkennen als nep.

Nepnieuws websites hebben vaak een betrouwbare

uitstraling. Het nabootsen van bekende nieuwssites leidt tot een vertrouwd gevoel.

Te veel nadruk op veiligheid geven authentieke sites een onveilig gevoel

Authentieke websites die de nadruk te veel op veiligheid leggen, blijken als

onbetrouwbaar ervaren te worden.

Het benoemen van dat andere media niet de waarheid spreekt, zou nepnieuws beter

herkenbaar maken.

Mensen bekijken URL‟s

Door het herkennen van verdachte URL‟s, is het makkelijker om phishing te herkennen. Dit is een goede bescherming tegen phishing.

Bij nepnieuws komt vaak voor dat URL‟s afwijken van de naam van de site. Ook worden vaak buitenlandse

achtervoegsels gebruikt. Dit zou kunnen helpen bij het herkennen van nepnieuws.

(8)

Het wekt vertrouwens als andere betrouwbare partijen benoemd worden

Door het benoemen van als organisaties als Verisign, vertrouwen ontvangers eerder de mails.

Het gebruik van bronnen zou nepnieuws lastiger te

herkennen maken. Dit zal het lastiger maken om nepnieuws te herkennen.

Het benoemen van persoonlijke gegevens wekt vertrouwen

Door persoonsgegevens als adressen, namen of

rekeningnummers te

benoemen, wordt het lastiger om phishing te herkennen.

Nepnieuws zou lastiger te onderscheiden zijn als diverse waarheden worden beschreven, maar ook diverse

onwaarheden. Het beschrijven van de waarheid maakt het lastiger om leugens te herkennen.

Tabel 2: Herkenningspunten phishing en mogelijke toepassing hiervan bij nepnieuws (Jakobsson, 2007 geciteerd in Damen, 2018)

(9)

Er wordt van uitgegaan dat de gemiddelde mens niet getraind is om op alle in de bovenstaande tabel genoemde kenmerken te letten en daarom niet feilloos is in het onderscheiden van waargebeurd en nepnieuws. Er kan echter wel een schatting gemaakt worden welke groep van de bevolking hier mogelijk beter in is dan de rest van de bevolking. De meest logische groep zou de groep traditionele nieuwsconsumenten zijn, aangezien zij de meeste ervaring hebben met het „zien‟ van waargebeurde nieuwsberichten en daardoor makkelijker zouden herkennen waneer het nieuwsartikel niet op waarheid berust. Er wordt verwacht dat deze groep ook het minste sociale media zal gebruiken om aan hun nieuws te komen. Hieruit volgen de volgende hypotheses:

H1: Nieuwsconsumenten die voornamelijk traditionele media gebruiken zijn beter in het herkennen van nepnieuws dan nieuwsconsumenten die voornamelijk sociale media gebruiken.

H2: Oudere participanten zullen minder interactie hebben met sociale media en het daardoor beter zijn in nepnieuws herkennen dan jongere participanten.

Methode

Participanten

Er hebben in totaal 63 participanten aan het onderzoek deelgenomen, hiervan waren er 32 mannelijk en 31 vrouwelijk. De leeftijd varieert tussen de 18 en 82 jaar oud. Er zijn 37 participanten geworven door persoonlijke benadering, 8 geworven door middel van het aanspreken van willekeurige personen op straat en de overige 18 personen zijn geworven door middel van het plaatsen van de enquete op het internet.

Design

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek was de groep waar de particpanten deel van uit maken: Traditionele media nieuwsconsumenten of sociale media nieuwsconsumenten. De afhankelijke variabele was de beoordeling van de participanten van de nieuwsartikelen. Het is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd door middel van een enquete die opgesteld is in Google Forms. De enquete bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit demografische vragen en zal de participanten onderverdelen in de twee groepen: nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media en nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media. Het tweede deel bestaat uit artikelen waarvan de participanten moeten aangeven of het artikel echte informatie bevat of dat de informatie in het artikel niet echt is en het artikel onder nepnieuws valt.

Materialen

Om het vergelijken van data gemakkelijker te maken, zijn vier van de artikelen uit het onderzoek van Damen (2018) ook in dit onderzoek gebruikt. Tevens werden op een paar kleine aanpassingen na, dezelfde stellingen na elk artikel als in het onderzoek van Damen gebruikt. Ook is een categorie aan de indeling van de artikelen toegevoegd, een artikel kan nu onder een van de volgende categorieën vallen: waargebeurd, nep, onwaarschijnlijk. Bekijk appendix A, B, C, D, E, F en G om te zien om welke artikelen en stellingen het gaat.

Er zijn zes bestaande artikelen gebruikt om de participanten te testen op hun vermogen van het onderscheiden van echt nieuws en nepnieuws. De zes verschillende artikelen bevatten informatie die mogelijk op onwaarheden berust. Twee van de artikelen berustten ook daadwerkelijk op onwaarheden en

(10)

vallen daardoor onder nepnieuws, deze worden vanaf nu artikel 1o en 2o genoemd (zie appendix A en B). Twee andere artikelen bevatten een mogelijk onwaarschijnlijk verhaal maar berussten toch op feiten en vallen hierdoor onder echt nieuws, deze worden vanaf nu artikel 3t en 4t genoemd (zie appendix C en D). Er werden ook twee artikelen getoond die overduidelijk op feiten berusten, deze worden vanaf nu artikel 5w en 6w genoemd (zie appendix E en F). Alle artikelen waren geschreven in het Engels en beschreven verscheidene onderwerpen.

De artikelen die berustten op onwaarheden zijn gevonden met de database van MediaBiasFactCheck.com (2018). Dit onafhankelijke platform beoordeelt nieuwsbronnen op basis van een vastgestelde methodologie (Damen, 2018). Het onderzoek vroeg nadat de participant het artikel had gelezen, hoe betrouwbaar het artikel volgens hen was. Dit was op een 10 puntsschaal met 10 als zeer betrouwbaar en 1 als zeer onbetrouwbaar. In dit onderzoek zijn 10 stellingen na elk artikel gebruikt, deze zijn opgesteld door Damen in het voorgaande onderzoek. Een stelling was weggelaten om de enquete zo duidelijk mogelijk te houden voor de participanten. Deze stellingen peilen hoe de participanten de artikelen beoordelen. Dit werd gedaan met een 5 punts likertschaal, deze liep van mee oneens (1) tot mee eens (5).

Procedure

In dit onderzoek zijn de participanten onderverdeeld in twee groepen: nieuwsconsumenten die zich baseren op traditionele media en nieuwsconsumenten die zich baseren op sociale media. De verdeling in deze twee groepen is gebaseerd op een aantal vragen die de participanten aan het begin van de enquete hebben ingevuld.

De participanten konden de enquete openen door middel van het aanklikken van een link die zij ontvangen hadden via een email of whatsapp bericht van de onderzoeker. De participanten is gevraagd de enquete zo zorgvuldig mogelijk en naar waarheid in te vullen. Om de enquete een realistische weergave van de werkelijkheid te maken, is de participanten niet gevraagd andere bezigheden te onderbreken voor het invullen van de enquete. De participanten hebben geen contact gehad met de onderzoekers tijdens het invullen van de enquete om mogelijke invloed van de onderzoeker op de antwoorden van de participanten te voorkomen. In de instructies stond een schatting van de lengte van het onderzoek (25-40 minuten) en dat er twee bol.com bonnen verloot werden onder alle deelnemers die hun email adres bij de eerste vraag in hadden gevuld. Dit was om het voortijdig afbreken van de enquete te voorkomen.

Data-analyse

De score geeft aan in hoeverre de participanten een artikel betrouwbaar achten. Dit betekent dat de waargebeurde artikelen een hogere score behaald zouden moeten hebben, de onwaarschijnlijke artikelen een gemiddelde score zouden behaald moeten hebben en de nepartikelen een lagere score behaald zouden moeten hebben. De participanten zullen onderverdeeld worden in twee groepen: groep één waarin elke participant die wel sociale media gebruikt terecht komt en groep twee waarin elke participant die geen sociale media gebruikt terecht komt. Dit wordt gedaan door middel van het antwoord wat de participanten op de vraag “Hoeveel uur per week besteed u gemiddeld aan sociale media?” hebben gegeven. De scores bij de vragen over de artikelen die met mee oneens (1) tot en met mee eens (5) beoordeeld kunnen worden zijn bij de nepariktelen omgedraaid zodat alle artikelen op dezelfde schaal gemeten worden waarin 1 de laagste score is en 5 de hoogste score.

De stellingen die de participanten na de artikelen gelezen te hebben moesten beoordelen, gaven een indicatie waaraan de participanten herkenden dat het een nep of waargebeurd artikel zou zijn. Bij de nepartikelen zouden deze stellingen vooral negatief beantwoord worden en bij de waargebeurde artikelen

(11)

zouden deze stellingen vooral positief beantwoord worden. Vervolgens was de verwachting dat de nepartikelen een lage score zouden behalen, de waargebeurde artikelen een hoge score zouden behalen en de onwaarschijnlijke artikelen een gemiddelde score zouden behalen. Om verbanden tussen de verschillende scores en de informatie die de participanten van tevoren hadden ingevuld te vinden zijn een Pearson correlatie analyse en een Manova uitgevoerd.

Resultaten

In de tabel 2 zijn de basisgegevens van de resultaten te zien. Van de in totaal 6 onderzochte artikelen zijn er 3 verschillende scores te zien, namelijk: de gemiddelde score van de twee artikelen per categorie op een schaal van 1 tot en met 10. Hierin staat 1 voor zeer onbetrouwbaar en 10 voor zeer betrouwbaar. De verwachting was dat de waargebeurde artikelen een hoge score zouden behalen, de nepartikelen een lage score en de onwaarschijnlijke artikelen een gemiddelde score.

Sociale media gebruikers Traditionele media gebruikers Range N Mean Standard

Deviation N Mean Standard Deviation Score onwaarschijnlijke artikelen 1-10 42 4.52 1.746 21 5.29 1.852 Score waargebeurde artikelen 1-10 42 7.98 1.018 21 8.12 1.234 Score nepartikelen 1-10 42 3.42 1.346 21 3.17 1.447 Tabel 2

In tabel 3 zijn de uitkomsten van de uitgevoerde MANOVA te zien, de onafhankelijke variabele is hier of de participant wel of niet een sociale media gebruiker is. Hier onder kunt u zien dat de analyse geen significante uitkomsten geeft, dat betekent dat de scores van de verschillende artikelen niet significant gerelateerd zijn aan of een participant ook nieuws op sociale media consumeert.

Dependent Variable Sum of Sqaures df Mean Sqaure F Sig. Partial Eta Sqaured Noncent. Parameter Observed Power Score Onwaarschijnlijk 8.127 1 8.127 2.797 0.100 0.044 2.797 0.377 Score Waargebeurd 0.286 1 0.286 0.312 0.579 0.005 0.312 0.085 Score Nep 0.875 1 0.875 0.555 0.459 0.009 0.555 0.114 Tabel 3

Omdat de MANOVA geen significante uitkomsten gaf is er ook nog een paired t test uigevoerd om te kijken of de scores van de artikelen ten opzichte van elkaar wel significant verschilden. De resultaten van

(12)

deze test staan in tabel 4. Hier is te zien dat de verschillende scores significant van elkaar verschillen. De onwaarschijnlijke tegenover waargebeurde artikelen (M = -3,2460; SD = 1,8962) bleek gemiddeld een lagere score gehaald te hebben dan de onwaarschijnlijke tegenover nepartikelen (M = 1,4444; SD = 2,0909) die op hun beurt weer een gemiddeld lagere score behaald hebben dan de waargebeurde tegenover nepartikelen (M = 4,6905; SD = 1,5119). Dit verschil was significant in elk van de gemeten toetsen met: t = -13,587, p < 0,05, t = 5,483, p < 0,05 en t = 24,625, p < 0,05. De participanten kunnen dus duidelijk onderscheid maken welke artiklen waargebeurd zijn, welke artikelen nep zijn en welke artikelen onwaarschijnlijk zijn.

Mean Std. Deviation Std. Error Mean Lower 95% Confidence interval Upper 95% Confidence interval t df Sig. (2 tailed) Onwaarschijnlijk tegenover waargebeurd -3.2460 1.8962 0.2389 -3.7236 -2.7685 -13.587 62 0.000 Onwaarschijnlijk tegenover nep 1.4444 2.0909 0.2634 0.9179 1.9710 5.483 62 0.000 Waargebeurd tegenover nep 4.6905 1.5119 0.1905 4.3097 5.0712 24.625 62 0.000 Tabel 4

In tabel 5 staan de Pearson correlaties tussen de volgende variabelen: leeftijd, het gemiddelde aantal uren aan internet gebruik per week, het gemiddelde aantal uren aan sociale media gebruik per week, het gemiddelde aantal uren dat wordt besteed aan het volgen van het nieuws per week en de scores van de onwaarschijnlijke, waargebeurde en nepartikelen. Hier kunt u zien dat er een significante correlatie tussen meerdere variabelen is gevonden. Er is een significante positieve peason correlatie gevonden tussen de volgende variabelen: Internet gebruik en sociaal media gebruik. Er is een significante negatieve correlatie gevonden tussen de volgende variabelen: Leeftijd en internet gebruik, leeftijd en sociaal media gebruik, nieuws consumptie en de score op de nepartikelen.

Leeftijd Internet Gebruik Sociaal media gebruik Nieuws consum -ptie Score Onwaar-schijnlijk Score Echt Score Nep Leeftijd 1 -0.627** -0.538** 0.224 0.205 0.006 -0.180 Internet Gebruik -0.627** 1 0.570** -0.003 -0.123 -0.216 -0.040 Sociaal media gebruik -0.538** 0.570** 1 0.090 0.001 -0.098 0.048 Nieuws consumptie 0.224 -0.003 0.090 1 -0.095 0.171 -0.270* Score Onwaar-schijnlijk 0.205 -0.123 0.001 -0.095 1 0.091 0.042 Score Waargebeurd 0.006 -0.216 -0.098 0.171 0.091 1 0.078 Score Nep -0.180 -0.040 0.048 -0.270* 0.042 0.078 1 Tabel 5: * significant bij p < 0.05 en ** significant bij p < 0.001

(13)

Conclusie

H1: Nieuwsconsumenten die voornamelijk traditionele media gebruiken zijn beter in het herkennen van nepnieuws dan nieuwsconsumenten die voornamelijk sociale media gebruiken.

De eerste hypothese moet verworpen worden. De resultaten laten zien dat ongeacht de media waarop de participanten hun nieuwsconsumptie baseren, ze gemiddeld goed kunnen inschatten of een nieuwsbericht waargebeurd is of niet.

H2: Oudere participanten zullen minder interactie hebben met sociale media en het daardoor beter zijn in nepnieuws herkennen dan jongere participanten.

Ook de tweede hypothese zal verworpen moeten worden. De resulaten laten geen correlatie tussen leeftijd en de scores op de verschillende artikelen zien. Dat betekent elke participant een goed beeld heeft van hoe een waargebeurd artikel er uit hoort te zien. Dit staat in contrast met de resultaten van het voorgaande onderzoek, waarin gemiddeld hogere scores door de participanten aan de nepartikelen werden toegekend.

Discussie & beperkingen

Een van de punten die genoemd kan worden is dat de grootte van de steekproef te klein was. Met 21 participanten die geen sociale media gebruiken zouden de resultaten gemakkelijk kunnen veranderen als deze 21 participanten een andere samenstelling zouden hebben. Ook is er niet goed nagedacht over de geografische beperking. Hoewel het onderzoek zich wilde berperken tot nederlandse inwoners zijn de participanten voor het grootste deel in Amsterdam geworven. Het is niet onwaarschijnlijk als de participanten allemaal niet uit de Randstad afkomstig waren geweest, de enquête mogelijk een ander resultaat had laten zien.

Ook zou er uitgesloten moeten worden dat de resultaten voortkomen uit de speicifieke artikelen die in de enquête getoond worden. Doordat dit onderzoek voor een groot deel dezelfde artikelen heeft gebruikt als het voorgaande onderzoek, zou er uitgezocht moeten worden of er met andere artikelen ook dezelfde resultaten behaald worden.

Het zou kunnen dat alle participanten, ongeacht het platform waarop ze nieuws vergaren, altijd de bron bekijken. Dit zou verklaren waarom de artikelen geen significante verschillen in score hebben behaald tussen sociale media gebruikers en non sociale media gebruikers. Het blijkt dat vrijwel elke participant een goede inschatting kan maken of een artikel op waargebeurde feiten berust of niet.

Een verklaring tussen de verschillen in scores met het voorgaande onderzoek is mogelijk door de keuze in categorieën die voor beide onderzoeken is gemaakt. Het voorgaande onderzoek heeft de 6 verschillende artikelen opgedeeld in twee categorieën: nep en waargebeurd. Dit onderzoek heeft één artikel van beide categorieën afgenomen en een derde categorie toegevoed waarintwee artiklen opgedeeld werden: onwaarschijnlijk. Dit zorgt ervoor dat in de artikelen in het voorgaande onderzoek een gemiddelde score krijgen die dichter bij het midden (5.5) ligt dan in dit onderzoek.

Echter is er een negatieve correlatie gevonden tussen het gemiddelde aantal uren dat per week aan nieuwsconsumptie wordt besteed en de score op de nepartikelen. Dit is geen bevestiging van de hypothese maar bevestigd wel dat mensen die meer tijd aan het volgen van het nieuws besteden, nepartikelen een lagere score geven. Deze participanten lijken beter door te hebben wanneer zij een nepartikel krijgen te zien dan participanten die minder tijd besteden aan het volgen van het nieuws.

(14)

Eén van de grootste valkuilen van het onderzoek was dat de participanten over het algemeen niet te lang met het onderzoek bezig wilden zijn. Vooral de participanten die minder ervaring hadden met het lezen van artikelen op het internet deden lang over het invullen van de enquête. Aangezien het onderzoek alleen de antwoorden opslaat wanneer men alle artikelen heeft gelezen en beoordeeld en een aantal van de deelnemers de enquête voortijdig heeft beëindigd, zorgde dit voor minder data dan van tevoren was ingeschat.

Toekomstig onderzoek

Voor vervolgonderzoek zou er gekeken kunnen worden naar andere verschillen tussen de participanten, bijvoorbeeld: welke soort opleiding hebben ze gevolgd, zijn ze gelovig ja of nee, wat is hun politieke stemrichting. Deze factoren zouden allemaal invloed kunnen hebben op hoe de participanten nieuws interpreteren en daarom ook op de scores die ze aan de artikelen geven.

Ook zou een vervolgonderzoek op een kwalitatieve manier kunnen kijken naar de verschillen tussen de participanten. Er zou gevraagd kunnen worden waarom participanten bepaalde stellingen beoordelen zoals ze deden. Dit zou kunnen zorgen voor betere inzichten in wat het maakt dat mensen een artikel als nepnieuws beschouwen.

(15)

LiteratuurLijst

Allcott, H., & Gentzkow, M. (2017). Social media and fake news in the 2016 election. Journal of economic perspectives, 31(2), 211-36.

Ancu, M., &Cozma, R. (2009). MySpace politics: Uses and gratifications of befriending candidates. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 53(4), 567-583.

Bandari, R., Asur, S., &Huberman, B. A. (2012). The pulse of news in social media: Forecasting popularity. ICWSM, 12, 26-33.

Brandom, R. (1981).Leibniz and degrees of perception. Journal of the History of Philosophy, 19(4), 447-479.

Damen, V. (2018). Het herkennen van nepnieuws (Bachelor Thesis).

Dijck, J. V., Poell, T., & Waal, M. D. (2016). De platformsamenleving: Strijd om publieke waarden in een online wereld (p. 180). Amsterdam University Press.

Dutta-Bergman, M. J. (2004). Complementarity in consumption of news types across traditional and new media. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 48(1), 41-60.

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2011). Connection strategies: Social capital implications of Facebook-enabled communication practices. New media & society, 13(6), 873-892.

Eshet, Y. (2004). Digital literacy: A conceptual framework for survival skills in the digital era. Journal of educational multimedia and hypermedia, 13(1), 93-106.

Hobbs, R. (2006). Multiple visions of multimedia literacy: Emerging areas of synthesis. International handbook of literacy and technology, 2, 15-28.

Jakobsson, M., Tsow, A., Shah, A., Blevis, E., & Lim, Y. K. (2007, February). What instills trust? a qualitative study of phishing. In International Conference on Financial Cryptography and Data Security (pp. 356-361). Springer, Berlin, Heidelberg.

Koltay, T. (2011). The media and the literacies: Media literacy, information literacy, digital literacy. Media, Culture & Society, 33(2), 211-221.

Lenhart, A., Purcell, K., Smith, A., &Zickuhr, K. (2010).Social Media & Mobile Internet Use among Teens and Young Adults.Millennials. Pew internet & American life project.

Livingstone, S. (2004). Media literacy and the challenge of new information and communication technologies. The communication review, 7(1), 3-14.

Macafee, T. (2013). Some of these things are not like the others: Examining motivations and political predispositions among political Facebook activity. Computers in Human Behavior, 29 (6), 2766–2775. doi:10.1016/j.chb.2013.07.019.

Marcus, Joyce. 1993. Mesoamerican Writing Systems: Propaganda, Myth, and History in Four Ancient Civilizations. Princeton, NJ: Princeton University Press.

San Martino, A., & Perramon, X. (2010). Phishing Secrets: History, Effects, Countermeasures. Ij Network Security, 11(3), 163-171.

(16)

Marwick, A. E., & boyd, d. (2010). I tweet honestly, I tweet passionately: Twitter users, context collapse, and the imagined audience. New Media & Society, 13(1), 114–133. doi:10.1177/ 1461444810365313. McLuhan, M., & Fiore, Q. (1967). The medium is the message. New York, 123, 126-128.

Oaster, T. R. F. (1989).Number of alternatives per choice point and stability of Likert-type scales. Perceptual and Motor Skills, 68(2), 549-550.

Perrin, A. (2015). Social media usage. Pew research center.

Sue Robinson and Cathy DeShano. 2011. “„Anyone Can Know‟: Citizen Journalism and The Interpretive Community of The Mainstream Press.” Journalism 12 (8): 963–982. doi:10.1177/1464884911415973. Tambini, D. (2017). Nepnieuws: public policy responses.

Tandoc Jr, E. C., Lim, Z. W., & Ling, R. (2018). Defining “fake news” A typology of scholarly definitions. Digital journalism, 6(2), 137-153.

Van Deursen, A. J., van Dijk, J. A., & Peter, M. (2015). Increasing inequalities in what we do online: A longitudinal cross sectional analysis of Internet activities among the Dutch population (2010 to 2013) over gender, age, education, and income. Telematics and informatics, 32(2), 259-272.

Vraga, E. K., Bode, L., Smithson, A. B., & Troller-Renfree, S. (2016). Blurred lines: Defining social, news, and political posts on Facebook. Journal of Information Technology & Politics, 13(3), 272-294. Vraga, E. K., Thorson, K., Kligler-Vilenchik, N., & Gee, E. (2015). How individual sensitivities to disagreement shape youth political expression on Facebook. Computers in Human Behavior, 45, 281– 289. doi:10.1016/j.chb.2014.12.025.

Zhang, A. X., Ranganathan, A., Metz, S. E., Appling, S., Sehat, C. M., Gilmore, N., ...& Hawke, S. (2018). A Structured Response to Misinformation: Defining and Annotating Credibility Indicators in News Articles.

(17)

Appendix A Nepartikel 1

FINLAND: 93% OF MIGRANT SEX CRIMES COMMITTED BY

MIGRANTS FROM ISLAMIC COUNTRIES

Some cultures are better than others

A new study has found that 93 per cent of sex crimes in Finland committed by migrants are committed by migrants from Islamic countries.

An investigation by the country‟s police academy revealed that 1052 asylum seekers were suspected of crimes in 2016, with two thirds of them being Iraqis.

The figures also show that out of 116 suspects of sexual offenses, 108 came from Islamic countries like Iraq (83), Afghanistan (14) and Morocco (6).

32 per cent of the crimes were rapes, while 16 per cent were gang rapes and 16 per cent were sexual harassment. Nearly half of the crimes were committed against Finnish girls under the age of 18.

Finland has a foreign born population of around 5.5 per cent, the majority of whom are Russian, Swedish, Estonian and from the former Soviet Union, meaning Muslim migrants do not make up anywhere near a majority of the immigrant population yet are responsible for the vast majority of sex crimes committed by migrants.

Last year, Finland suffered its first Islamic terror attack in history after 10 people were stabbed in central Turku, Southwest Finland by Abderrahman Bouanane, a rejected Moroccan asylum seeker.

Despite this, it was subsequently reported that Finnish authorities would consider providing returning ISIS jihadists apartments and social services to reintegrate them back into Finnish society.

As we reported last week, Finland‟s Scandinavian neighbor Sweden will begin collecting statistics on the link between migrants and violent crime for the first time in over a decade as concerns grow.

Bron: https://www.infowars.com/finland-93-of-migrant-sex-crimes-committed-by-migrants-from-islamic-countries/

(18)

Appendix B Nepartikel 2

Under Intense Pressure to Silence Wikileaks, Secretary of State Hillary

Clinton Proposed Drone Strike on Julian Assange

Julian Assange and his free-speech brainchild Wikileaks were once lauded as global heroes of public service among United States politicians and policy makers. But by 2010, four years after its inception during the President George W. Bush administration, Assange and his organization were no longer considered lovable troublemakers and mavericks.

A year into President Barack Obama‟s first term, Wikileaks was suddenly considered an out-of-control free-speech Frankenstein wreaking havoc on United States foreign policy and intelligence gathering at the direction of Assange, its proverbial Dr. Frankenstein.

The honeymoon for the whistle-blower web site, once a darling of the Democratic Party, was now over. Even more alarming, Assange‟s personal safety and organization were increasingly at risk from U.S. concerns.

By November 2010, Assange was a household name globally, but especially on Capitol Hill. And in the State Department alone his prowess of releasing otherwise secret, damning military documents and emails were filling conference rooms at Foggy Bottom and the White House with policy wonks and bureaucrats desperately seeking to squelch the upstart Wikileaks. At the State Department, meeting after meeting was conducted about how Secretary of State Hillary Clinton and her inner circle were going to squash

Assange and Wikileaks latest planned document dump on the United States. Deemed “CableGate,” Assange planned to release confidential cables, or communications, unveiling damaging internal conversations between State Department personnel and its foreign assets and allies.

Prodded by the looming CableGate, Clinton met with staff on Tuesday November 23, 2010 shortly after 8 a.m. on Mahogany Row at the State Department to attempt to formulate a strategy to avert Assange‟s plans to release an enormous batch of 250,000 secret cables, dating from 1966 to 2010. Assange had professed for months to rain the internal cables down on Clinton and President Obama. The collective fear was the context of the secret cables would hamper U.S. intelligence gathering and compromise private correspondences and intelligence shared with foreign governments and opposition leaders. Splashing such juicy details on television news shows and the front pages of major newspapers in the country was great for the media but lousy for intelligence and foreign policy. Many, including Clinton and her elected boss, expressed fear these revelations would embarrass and expose intelligence allies of the United States and set America‟s already fragile foreign policy back decades.

“By its very nature, field reporting to Washington is candid and often incomplete information,” White House press secretary Robert Gibbs said in a statement responding to Wikileaks‟ anticipated Tidal Wave release of intelligence. “It is not an expression of policy, nor does it always shape final policy decisions.”

Clinton‟s State Department was getting pressure from President Obama and his White House inner circle, as well as heads of state internationally, to try and cutoff Assange‟s delivery of the cables and if that effort failed, then to forge a strategy to minimize the administration‟s public embarrassment over the

(19)

contents of the cables. Hence, Clinton‟s early morning November meeting of State‟s top brass who floated various proposals to stop, slow or spin the Wikileaks contamination. That is when a frustrated Clinton, sources said, at some point blurted out a controversial query.

“Can‟t we just drone this guy?” Clinton openly inquired, offering a simple remedy to silence Assange and smother Wikileaks via a planned military drone strike, according to State Department sources. The statement drew laughter from the room which quickly died off when the Secretary kept talking in a terse manner, sources said. Clinton said Assange, after all, was a relatively soft target, “walking around” freely and thumbing his nose without any fear of reprisals from the United States. Clinton was upset about Assange‟s previous 2010 records releases, divulging secret U.S. documents about the war in Afghanistan in July and the war in Iraq just a month earlier in October, sources said. At that time in 2010, Assange was relatively free and not living cloistered in in the embassy of Ecuador in London. Prior to 2010, Assange focused Wikileaks‟ efforts on countries outside the United States but now under Clinton and Obama, Assange was hammering America with an unparalleled third sweeping Wikileaks document dump in five months. Clinton was fuming, sources said, as each State Department cable dispatched during the Obama administration was signed by her.

Clinton and other top administration officials knew the compromising materials warehoused in the CableGate stash would provide critics and foreign enemies with a Treasure Trove of counterintelligence. Bureaucratic fears about the CableGate release ultimately proved to be well founded by Clinton, her inner circle and her boss in the White House. The revelations of these U.S. diplomat generated correspondences were damaging on many levels, and among thousands of examples, included:

 One cable detailed a discussion between Yemeni President Ali Abdullah Saleh and Gen. David H. Petraeus where Saleh indicates he would cover up and accept blame for America‟s missile strikes against al-Qaeda in Yemen.

 U.S. diplomats offered various countries a meeting with President Obama and untold millions of dollars, if these countries agreed to accept detainees from the Guantanamo Bay prison.

 U.S. diplomats engaged in low-level spying by collecting foreign diplomats‟ personal information, including credit card numbers to track their global travel itineraries.

 The cables also exposed the sensitive behind-the-scenes diplomacy involved in winning sanctions against Iran,

 The cables exposed U.S. officials‟ plan to extract highly enriched uranium from Pakistan,  Intelligence was divulged on North Korea‟s ties to Tehran‟s weaponry program, how it helped

Iran obtain missiles that could strike Moscow and Western European cities.

 Documents were released naming Arab officials and their concerns and complaints about Iran‟s nuclear program,

 One such leak detailed King Abdullah of Saudi Arabia pleading with the United States to “cut off the head of the snake,” meaning Iran‟s nuclear program.

 In cables from U.S. diplomats, Russian Prime Minister Vladimir Putin is described as an “alpha-dog.”

 Afghan President Hamid Karzai, confidential U.S. diplomat correspondences alleged, was “driven by paranoia.”

(20)

 German Chancellor Angela Merkel “avoids risk and is rarely creative.”

 Gaddafi spends much time in public with a “voluptuous blonde” Ukrainian nurse.

 Silvio Berlusconi, the Italian prime minister, “appears increasingly to be the mouthpiece of Putin” in Europe after receiving “lavish gifts” including large energy contracts thanks to the negotiations of a “shadowy,” Russian-speaking Italian intermediary.

 And thousands more of additional intelligence revelations along the same lines.

Following Clinton‟s alleged drone proposal, another controversial remedy was floated in the State Department to place a reward or bounty for Assange‟s capture and extradition to the United States, sources said. Numbers were discussed in the realm of a $10 million bounty. A State Department source described that staff meeting as bizarre. One minute staffers were inquiring about the Secretary‟s blue and black checkered knit sweater and the next minute, the room was discussing the legalities of a drone strike on Assange and financial bounties, sources said.

Immediately following the conclusion of the wild brainstorming session, one of Clinton‟s top aides, State Department Director of Policy Planning Ann-Marie Slaughter, penned an email to Clinton, Chief of Staff Cheryl Mills, and aides Huma Abebin and Jacob Sullivan at 10:29 a.m. entitled “an SP memo on possible legal and nonlegal strategies re Wikileaks.”

“Nonlegal strategies.” How did that phrasing make it into an official State Department email subject line dealing with solving Wikileaks and Assange? Why would the secretary of state and her inner circle be discussing any “nonlegal strategies” for anything whatsoever? Against anyone? Shouldn‟t all the strategies discussed by the country‟s top diplomat be strictly legal only? And is the email a smoking gun to confirm Clinton was actually serious about pursuing an obvious “nonlegal strategy” proposal to allegedly assassinate Assange? Numerous attempts were made to try and interview and decipher Slaughter‟s choice of email wording, however, she could not be reached for comment. Insiders said Slaughter is keeping a “low profile” in Princeton, NJ until she is nominated for a position in Clinton‟s cabinet if the Democrat is elected in November. Likewise, True Pundit attempted to contact Mills, Abedin, and Sullivan for their perspectives on this story. None commented on the record.

Bron: https://truepundit.com/under-intense-pressure-to-silence-wikileaks-secretary-of-state-hillary-clinton-proposed-drone-strike-on-julian-assange/

(21)

Appendix C Onwaarschijnlijk artikel 1

‘Passenger allowed on Ryanair flight after staff discovered pipe bomb in his

luggage’

A PASSENGER was allowed to board a plane despite airport officials discovering a home-made pipe bomb inside his suitcase, a court has been told.

Nadeem Muhammad was still allowed to catch a flight despite carrying a viable pipe bomb hidden inside a pen, Manchester Crown Court heard.

The prosecution alleges the device was brought on board with the intention of detonating it “within the confines of the Boeing 737 aircraft”.

The 43-year-old was stopped at Manchester airport en route to Milan in January while allegedly carrying the bomb, after airport scanners picked up the unusual device, the court was told.

It was allegedly found in Mr Muhammad‟s suitcase lining by x-ray machines while he was trying to board a Ryanair flight to Italy.

Despite airport security reportedly finding a suspicious device, Mr Muhammad was released and allowed to catch a later flight on February 5.

Jonathan Sandiford, prosecuting, said further analysis of the device found wires, batteries, tape, pins and a double base smokeless propellant normally found in firearms ammunition attached to a marker pen. If the wires protruding from each end were connected it would have made a complete circuit and exploded, the court heard.

Mr Muhammad was allowed to return home to Bury after tests failed to recognise the device as explosive despite swabbing it, the court was told.

Mr Sandiford said: "At that stage nobody had realised this was a real device and the defendant was allowed to go on his way."

He added the defence was expected to argue he had no knowledge of the device.

Mr Muhammad was also quizzed by anti-terror police, who also failed to establish the severity of the device, the prosecution claimed.

All officials at the airport deemed the device to be non-threatening, but it was later examined by a forensic expert Lorna Philp after concerns were raised, the court heard.

The Bomb Squad was called in and a lab in Kent ran specialist tests that concluded it was a "unreliable, unpredictable but viable device”.

(22)

Five days after he was initially stopped, Mr Muhammad boarded another flight to Italy and was arrested on his return to the UK 11 days later.

"The fact that it was badly designed or constructed and was unreliable does not change the central fact that it was intended to be used as an improvised explosive device.

"The only reason anyone would try to smuggle that device through stringent security checks was because he had the desire and intention to cause injury and possible death."

Mr Sandiford said the prosecution could not be sure if terrorism was the motive.

He said: "That may be the most likely motive but equally it could be a desire to commit suicide or another purpose altogether."

Mr Muhammad, who is from Pakistan but holds an Italian passport, denies possession of the bomb with intent to endanger life and a lesser alternative charge of possession of the bomb in suspicious

circumstances. The case continues.

Bron: https://www.express.co.uk/news/world/835327/pipe-bomb-explosive-Ryanair-flight-passenger-Manchester-plane-trial

(23)

Appendix D Onwaarschijnlijk artikel 2

Vape pen explosion pierces Florida man's cranium killing him

A US man died when a vape pen blew up and projected fragments into his skull, a post-mortem examination has found.

Tallmadge D'Elia also suffered burns over 80% of his body in a fire on 5 May caused by the exploding e-cigarette, according to forensic officials.

The 38-year-old's body was discovered by firefighters in the burning bedroom of his family home in the beach resort of St Petersburg, Florida.

It is believed to be the first US death from a vape pen explosion. The television producer's death has been ruled an accident.

The Pinellas-Pasco Medical Examiner said the official cause of death was "projectile wound of head", reports the Tampa Bay Times.

Two pieces of the vape pen were found in his cranium, according to the autopsy.

The report said emergency crews encountered "extensive" fire damage to the bedroom where the body was found, but minimal smoke.

The electronic cigarette was manufactured by Smok-E Mountain, said the medical examiner. Christopher D'Elia, the dead man's father, told ABC Action News it was a "terrible shock".

"Anybody who has lost a son doesn't want anybody else to lose a child to something like this," he said.

How did the device explode?

It's not entirely clear and is not written in the post-mortem examination report.

The vape pen that Mr D'Elia was using was a so-called mechanical mod, meaning it drew power directly from the battery and did not regulate the voltage in the same way as other e-cigarettes.

The president of the American Vaping Association told the New York Times that most other e-cigarettes have more safety features than mechanical mods. Such safety features can include computer chips. A representative of the manufacturer, Smok-E Mountain, blamed the device's battery for the explosion when speaking to ABC Action News. They also said it might have been down to the mouthpiece.

Vape pens use lithium-ion batteries, favoured in smartphones and other portable electronic devices because they can provide high amounts of electricity using little space.

They are used throughout the world with few incidents, but in 2016 Samsung halted sales of the Galaxy Note 7 phone because some were catching fire when the batteries short-circuited.

(24)

Are vape pens safe?

According to the US Fire Administration, between 2009-16 there were 195 separate incidents of explosions and fires involving an e-cigarette, resulting in 133 acute injuries, 38 of them severe. In 2015, an e-cigarette exploded in the face of a 29-year-old Colorado man, breaking his neck and shattering his teeth.

A fire in January this year at Denver International Airport was blamed on a vape pen's lithium-ion battery. For safety, the Food and Drug Administration (FDA) in the US recommends:

 using vapes with safety features, like protection against overcharging  keeping your vape covered and away from loose coins and batteries  using only the approved charger that came with the vape pen to charge it  replacing batteries if they get damaged or wet

 not charging your vape overnight

(25)

Appendix E Waargebeurd artikel 1

U.N.C. Charlotte Shooting Leaves 2 Dead and 4 Wounded

A man with a pistol walked into a classroom at the University of North Carolina at Charlotte late Tuesday afternoon and opened fire, fatally shooting two people and injuring four others on the last day of classes, the authorities said.

The police disarmed the suspect and took him into custody at a building on campus, Chief Jeff Baker of the U.N.C.C. Police and Public Safety Department said. The Charlotte-Mecklenburg Police Department identified the suspect as Trystan Andrew Terrell, 22.

The police declined to elaborate on a possible motive for the shooting.

On Wednesday, the university identified the six victims, all of whom were students. It said the two who were killed were Ellis Parlier, 19, of Midland, N.C., and Riley Howell, 21, of Waynesville, N.C. The four students who were injured were Sean DeHart, 20, and Drew Pescaro, 19, both of Apex, N.C.; Emily Houpt, 23, of Charlotte; and Rami Alramadhan, 20, of Saudi Arabia.

All four were expected to survive, the university‟s chancellor, Philip Dubois, told WBT radio. “Three of them had surgery and are still in the hospital,” he said. “One was released.”

The chief said the gunman did not say anything when he was taken into custody. “One officer

immediately went to the suspect to take him down,” he said. “Our officers‟ actions definitely saved lives.” Mr. Terrell was charged with two counts of murder, four counts of attempted murder, four counts of assault with a deadly weapon with intent to kill, possession of a firearm on an educational property and discharging a firearm on an educational property.

Just before 6 p.m., the campus‟s office of emergency management reported that shots were fired near the Kennedy Building, an administrative building in the middle of campus.

Katie Ballard, 24, a graduate student in gerontology, was sitting in a classroom in a nearby building when her professor stepped out. The professor came back in and said she heard somebody had been shot. Then an alert popped up on a projector screen at the front of the class saying that gunshots had been fired close by.

“Run, Hide, Fight,” the alert said. “Secure yourself immediately.”

Ms. Ballard ran with about 30 other students to an empty room nearby and locked the doors.

Ms. Ballard never heard any gunshots, but she heard helicopters buzzing while locked in the room. She heard students running up and down the halls. Through the window, she saw a man who had been shot in the abdomen. A handful of paramedics crouched around him, tending to his wounds.

(26)

“It was so surreal,” Ms. Ballard said. “I just felt all the blood leave my face. I felt there‟s no way this is real.”

Eventually, she said, “the police came and knocked on the door, and we were all escorted out with our hands above our head.”

Videos posted on Twitter showed police officers running in one direction while students streamed in the other direction.

“We are in shock to learn of an active shooter situation on the campus of UNC Charlotte,” Vi Lyles, the mayor of Charlotte, said in a tweet. “My thoughts are with the families of those who lost their lives, those injured, the entire UNCC community and the courageous first responders who sprang into action to help. Some students were getting ready for the summer break, and some were preparing to attend an on-campus concert featuring the rapper Waka Flocka Flame, which was canceled after the shooting.

Joan F. Lorden, the school‟s provost and vice chancellor for academic affairs, said at a news conference late Tuesday evening that the school had canceled final exams through Sunday.

“From today through the weekend,” she said, “everything academic is essentially canceled.”

Gov. Roy Cooper of North Carolina said at the news conference that the state would take a “hard look” at how such shootings could be prevented in the future.

“This is a tough day, but this university will get through it,” Mr. Cooper said. “One thing I do know is a student should not have to fear for his or her life when they are on our campuses.”

The episode was yet another in a series of deadly shootings that have made headlines across the United States. It happened three days after a gunman opened fire at a synagogue in Poway, Calif., killing a congregant there, and came on the heels of anniversaries of other deadly school shootings. It has been a little more than one year since 17 people were killed in Parkland, Fla., and two decades since 13 were killed at Columbine High School.

U.N.C. Charlotte is a public university with an enrollment of about 30,000. It is the largest postsecondary educational institution in the Charlotte area.

Bron:

(27)

Appendix F Waargebeurd artikel 2

Ajax, the success story of the Champions League this season

Despite their European Cup pedigree, the Dutch side’s lack of financial muscle make them the outliers of the final four

When Tottenham and Ajax kick off in the Champions League on Tuesday, Spurs will be playing in their first semi-final in the competition. Ajax have won the European Cup or Champions League four times. But statistically speaking, Ajax are the great success story of this stage of the tournament. The numbers are stacked against them in almost every way.

On paper, Ajax simply don‟t have the same quality as their opponents – or that of Barcelona or Liverpool. Based on their Elo ranking – which calculates a team‟s quality based on number of victories, margin of victory, quality of opponent and home or away advantage – Ajax are by far the weakest team of the four semi-finalists (Barcelona and Liverpool play in the other tie).

Much has been made of Ajax‟s youth, especially 19-year-old captain Matthijs de Ligt and star central midfielder Frenkie de Jong, who‟ll join Barcelona in the summer for €75m. More than half of Ajax‟s players are younger than 24.

Four players in Ajax‟s squad – Daley Blind, Joël Veltman, Lasse Schöne and Klaas-Jan Huntelaar – have played in the tournament‟s main draw before. The other squads have plenty of experience: Barcelona won the tournament in 2015 and have made it to three quarter-finals since; Liverpool made it to the final last season; and Tottenham are playing in their third consecutive Champions League.

What makes Ajax‟s run to the final even more improbable is the financial disparity between themselves and the other three teams. Based on the Deloitte Football Money League report, Ajax don‟t even register inside the top 30 richest clubs in terms of revenue. Whereas Barcelona, Liverpool and Tottenham all rank inside the top 10. When it comes to total squad value, the Dutch side are similarly out of place.

Ajax have got this far chiefly because of their form away from home, after they destroyed three-time reigning Champions League holders Real Madrid 4-1 at the Bernabéu in the last 16 and then beat

Juventus 2-1 in Turin. Ajax are the only remaining team to have a better record on the road than at home, and unlike their two previous rounds, they play at Tottenham Hotspur Stadium in the first leg, which could make or break their Cinderella run in Europe this season.

Bron: https://www.theguardian.com/football/datablog/2019/apr/30/ajax-the-success-story-of-the-champions-league-this-season

(28)

Appendix G

(29)
(30)
(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

complex decision making process that surrounds the implementation of renewable energies for a low carbon future. The debate about how to achieve successful implementation of

The owner of the vital-sign monitoring (VsM) application service has designed an architecture of independent service providers, and translated requirement R1 into a set of assump-

In literature, only very few studies on process- and reactor design for CO 2 air capture are available which discuss to some extent reactor selection, cost estimation

Summary: In this study we explored how excellent performances described by students in a port- folio are assessed. Results from this study can help both novice and

Een overstroming is nooit geheel uit te sluiten. Daarom introduceert het Nationaal Waterplan het begrip meerlaagsveiligheid. De gewenste veiligheid komt daarbij tot stand door

people. Cape Town: Tafelberg. The history of Cape Town Opera. Die Afrikaanse taal, ’n liefdesgeskiedenis. &lt;http:// www.litnet.co.za/cgi-bin/giga. Forty little years. Durban

It will focus on an artistic discourse, a touristic discourse and an anthropological discourse, and will research the representation of the people in them through various aspects

In addition, Pennycook and Rand (2017) found that a single exposure to a fabricated fake news article on Facebook is enough to make people believe the fake story is true.. According