• No results found

Telen van Alstroemeria in een recirculerend systeem : vergelijking van substraten met een verschillende water/luchtverhouding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Telen van Alstroemeria in een recirculerend systeem : vergelijking van substraten met een verschillende water/luchtverhouding"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

"3 f>f?O£FSTAï:0r-i VCüfi ui^nouv* * :-s,vor>-> G:..AS Tr: M*/.L.OWiJK

Proefstation voor de Bloemisterij ISSN 0921-710X Linnaeuslaan 2a

1431 JV Aalsmeer

tel 02977-52525; fax 02977-52270

Telen van Alstroemeria in een recirculerend systeem

Vergelijking van substraten met een verschillende water/luchtverhouding Rapport nr. 133 Prijs

10,-December 1991 Ing. P.C. van Os

Gewasonderzoeker Gerbera, orchidee en Alstroemeria. tel. 02977-52430. T.J.M, van den Berg

Assistent teelt tel. 02977-52402.

Rapport nr. 133 is te bestellen door het storten van 10,- op girorekening 174855 ten name van Proefstation Aalsmeer onder vermelding van: 'Rapport 133 Alstroemeria in een recirculerend systeem'.

(2)

INHOUD biz. Inleiding 3 Samenvatting 4 5 Doel 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 en opzet onderzoek Doel Opzet Systeem Proefperiode Cultivars Waarnemingen Voeding Proefschema Resultaten produktie 7 2.1 Produktie 'Jubilee' 2.2 Produktie 'Wilhelmina' 2.3 Produktieverloop 'Jubilee' 2.4 Produktieverloop 'Wilhelmina' 2.5 Gewicht 2.6 Knopverdroging 2.7 Loos Voeding en waterverbruik 17 3.1 Voeding 3.2 Waterverbruik 3.3 Aandachtspunten 22 + 2 Bijlagen Bijlage 1 2 3 4 5 6 7 8 Produktieverloop ? > i i ) ) > » Gewicht la Knopverdroging Loos la + lb la + lb la lb 2

(3)

INLEIDING

Alstroemeria werd bij de start van de proef nog vrijwel volledig in de grond geteeld. Uit het oogpunt van milieu zullen binnen enkele jaren

bloemisterij gewassen 'uitstootarm' geproduceerd moeten worden. Dit betekent onder andere een drastische vermindering van uitstoot van voedingsstoffen naar het milieu.

Het gewas Alstroemeria is gevoelig voor aaltjes in de bodem. Uit onderzoek is gebleken dat Pratylenchus bolivianus in ieder geval een kwaliteits-vermindering te zien geeft. Daar grondontsmetting zonder daarbij het milieu

te belasten een probleem is, vormt de overgang van grond naar een ziektevrij substraat tevens een mogelijkheid om van de aaltjesproblemen af te komen. Een oplossing vanuit milieuoogpunt lijkt recirculatie van het drainwater

(voedingsoplossing) te zijn. Een bijkomend voordeel van recirculatie is dat continu een hoog drainpercentage aangehouden kan worden, waardoor water-en/of voedingstekorten vermeden zouden kunnen worden. Voorwaarde is dan wel een goede zuurstofvoorziening in het wortelmilieu.

In het onderzoek dat in dit rapport beschreven wordt, werd gezocht naar de

optimale lucht/water-verhouding van het substraat. De voedingsoplossing werd in de proef gerecirculeerd.

Met dank.aan:

- Jongkind Grond BV, Aalsmeer - Könst Alstroemeria BV, Nieuwveen - Peter van Luijk BV, Kwintsheul - Pull BV, Rhenen

- Van Staaveren BV, Aalsmeer

gratis levering kleikorrels korting op plantmateriaal

korting op goten en oxygrow/steenwol gratis levering perlite

(4)

SAMENVATTING

Op het Proefstation voor de Bloemisterij bleek het goed mogelijk om

Alstroemeria te telen 'los van de ondergrond' en het drainwater gedurende anderhalf jaar te hergebruiken, zonder te lozen. Het recirculeren vond

plaats zonder gebruik van drainwaterontsmetting. De proef was uitgevoerd met de cultivars 'Jubilee' en 'Wilhelmina'. In de proef werd geteeld in vier

verschillende substraten, namenlijk perlite-fijn (Pull, 0-1 mm), perlite-mid (0,6-2,5 mm), perlite-grof (1-7,5 mm) en in een mengsel van polyurethaan en steenwolvlokken (Van Luijk, oxygrow) in een verhouding van 50/50%. Deze vier substraten hebben een volumepercentage water van respectievelijk 65, 40, 30 en 20%. Bij deze substraten werd drie tot vier keer per dag water en voeding gegeven. In de randrijen buiten de proef werd geteeld in Fins veenmosveen

(finnpeat AA24) en in kleikorrel (4-8 mm, gebroken) van Jongkind.

'Jubilee' geteeld op fijne perlite produceerde in alle perioden meer bloemtakken van de 1 soort dan planten geteeld op andere substraten.

Planten geteeld op perlite-mid en perlite grof ontliepen elkaar niet veel in produktie. Vooral de produktie van planten geteeld in het vlokkenmengsel bleef erg achter. Duidelijk is dat bij de toegepaste watergeeffrequentie en de gevonden vochtpercentages, het substraat dat 65% vocht vasthield de beste resultaten gaf. Bij 'Wilhelmina' waren de verschillen in produktie minder groot. Toch was de tendens hetzelfde als bij 'Jubilee'. De substraten met een relatief hoog vochtgehalte gaven de beste produktie.

De start van de produktie van de planten geteeld op Fins veenmosveen was enorm. Het is bekend dat het voorbemeste veenmosveen altijd een explosieve start laat zien. In de winterperiode viel de produktie op veenmosveen tegen, door het te lang nat blijven van het substraat.

De planten op kleikorrel hadden de laagste produktie van alle substraten. Waarschijnlijk was de gietfrequentie bij kleikorrel bij de start aan de lage kant geweest en geeft mogelijk een kleine laag water onderin het substraat een verbetering van de produktie. Het lijkt wenselijk een fijnere fractie kleikorrel toe te passen. Het bleek dat het recirculatiewater regelmatig verdund moest worden vanwege stijging van EC, calcium- en magnesiumsulfaat.

e e e

Het percentage 1 , 2 en 3 soort van de produktie verschilde niet

noemenswaardig bij de verschillende substraten. De bloemsteeltjes bij 'Jubilee' waren over het algemeen een stuk langer dan bij 'Jubilee' van de grondteelt. Bij 'Jubilee' bleek bij de planten geteeld op substraten, die een hoge produktie gaven, ook de meeste knopverdroging en loos op te treden. Blijkbaar was er voldoende groeikracht om nog meer takken te geven, doch de hoeveelheid licht was waarschijnlijk de beperkende factor.

Het telen op substraat geeft over het algemeen een weelderigere groei dan bij Alstroemeria geteeld in de grond. Het reguleren van de groei via EC of de stikstof/kalium-verhouding, vereist de nodige aandacht.

Uit de proef op het Proefstation is gebleken dat telen op substraat in een recirculerend systeem tot de mogelijkheden behoort. Bij de gevolgde

watergeefstrategie blijkt het substraat dat voldoende vocht vasthoudt goed te voldoen. Fijne perlite dat 65% vocht en toch nog zo'n 30% lucht vasthoudt gaf bij beide cultivars de beste produktie.

Het recirculeren van het drainwater heeft in de proef geen probleem opgeleverd.

(5)

1 . DOEL EN OPZET ONDERZOEK

1.1 Doel

Doelstelling van het onderzoek was het toetsen van een recirculerend watergeefsysteem bij verschillende lucht/waterverhoudingen in het wortelmilieu.

1.2 Opzet

In de proef werden vier substraten toegepast met een verschillende

water/lucht-verhouding. De substraten, perlite (Pull) en een mengsel van polyurethaan en steenwolvlokken (oxygrow) in een verhouding van 50/50%

(Peter van Luijk), werden in de proef toegepast. Perlite-fijn (0-1 m m ) , perlite-mid (0,6-2,5 m m ) , perlite-grof (1-7,5 mm) en oxygrow bevatten een gemiddeld volumepercentage water van 65, 40, 30 en 20%.

De kolomhoogte van het substraat was 15 cm. Per plant was ongeveer 22 liter substraat aanwezig. In de proef werd voor alle substraten dezelfde gietfrequentie aangehouden van drie tot vier maal per dag (gift 8,4 liter/bruto m ) . Voor de plantdichtheid was uitgegaan van 3,5 planten per bruto m .

In de randrijen buiten de proef stonden de planten in Fins veenmosveen (finnpeat, AA24) en kleikorrels (4-8 mm) van Jongkind. De randrijen lagen buiten de proef. Hier werd ook een andere gietfrequentie aangehouden. De planten geteeld in Fins veenmosveen kregen afhankelijk van de vochtigheid van het substraat drie maal per week tot, in de winter, één maal per drie weken een gietbeurt. De resultaten van de randrijen van Fins veenmosveen en kleikorrel konden niet getoetst worden en werden gezien als een oriëntatie. In de proef werden twee cultivars toegepast: 'Jubilee' van Van Staaveren en

'Wilhelmina' van Könst.

1.3 Systeem

De substraten lagen in een polystyreengoot van Van Luijk, die taps toeliep met een drainageslang onderin de goot. Op de drainageslang lag een strook antiworteldoek. Op het substraat was een laag styromull opgebracht om directe instraling tegen te gaan. Het substraat werd niet gekoeld of verwarmd. Het drainwater werd per veld opgevangen in een bak en zonder

ontsmetting hergebruikt. Daar de proef in drievoud aangelegd werd, waren in de proef 28 afzonderlijke systemen toegepast. Gedurende de gehele proef was hetzelfde recirculatiewater gebruikt, waarbij de voedingsoplossing alleen aangevuld werd met regenwater. Het voedingswater werd gegeven via éénzijdige sproeiers aan de rand van de goot.

1.4 Proefperiode

De proef werd gestart in week 10 en 11 in 1990. De produktie startte in periode 5 van 1990. De produktie werd geteld tot periode 9 van 1991 voor

'Jubilee' en tot periode 8 van 1991 voor 'Wilhelmina'.

1.5 Cultivars

'Jubilee' van Van Staaveren werd geplant in week 10 van 1990. Het

(6)

Het materiaal werd opgekweekt in perlite-grof. De planten die in het vlokkenmengsel geplant werden, werden opgekweekt in datzelfde mengsel. Alleen voor de randrij met Fins veenmosveen was ander plantmateriaal toegepast. Dit plantmateriaal werd in veen opgekweekt.

'Wilhelmina' van Könst werd in week 11 geplant in 1990. Al het

plantmateriaal werd opgekweekt in perlite-mid of in het vlokkenmengsel. In de proef werd 'Jubilee' gesneden en 'Wilhelmina' getrokken bij het oogsten. 1.6 Waarnemingen

In de proef werden de volgende zaken waargenomen: - produktie

De volgende sortering aan bloemtakken werd aangehouden:

* la lengte bloemtak > 80 cm; vier of meer bloemsteeltjes; rechte, stevige steel)

* lb lengte > 60-80 cm; drie bloemsteeltjes; rechte stevige steel * 2 overig + niet veilbaar- takken met verdroogde knoppen

- loos

- gewicht (sortering la)

Verder werd incidenteel de substraattemperatuur gemeten. Ook de verdamping werd per week bijgehouden voor de verschillende behandelingen.

1.7 Voeding

De EC en pH werd indien nodig wekelijks bijgestuurd. De EC werd tussen de 1.8 en 2,2 mS/cm gehouden. De EC van het uitgangs-voedingwater werd op 1,8 gesteld. De pH mocht fluctueren tussen 5,2 en 6,0. Het recirulatiewater werd om de twee weken op hoofdelementen en om de maand op hoofd- en

spoorelementen bemonsterd, waarna indien nodig bijgestuurd werd. 1.8 Proefschema

De cultivars 'Jubilee' en 'Wilhemina' stonden elk in een eigen kasafdeling. De proef werd uitgevoerd als split/plot-proef.

Tabel 1 Proefschema. Substraatnummer: 1 = perlite-grof; 2 = perlite-mid; 3 = perlite-fijn; 4 = vlokkenmengsel; Rl = Fins veenmosveen (randrij); R2 = kleikorrel (randrij). Veldgrootte: 1 bij 3 meter.

SUBSTRAAT cultivar 'Wilhelmina' 'Jubilee' blok a b c a b c Rl Rl Rl R2 R2 R2 plot a 4 2 2 3 3 2 b 2 3 4 4 1 4 c 3 1 3 2 2 1 d 1 4 1 1 4 3 R2 R2 R2 Rl Rl Rl

(7)

2. RESULTATEN PRODUKTIE

2.1 Produktie 'Jubilee'

De totale produktie staat vermeld in tabel 2. Het blijkt dat de totale produktie bij 'Jubilee' het hoogst was bij het substraat dat het meeste vocht vasthield. Planten geteeld op perlite-fijn (65 volumeprocent vocht) gaven de hoogste produktie en planten geteeld op het vlokkenmengsel (20 volumeprocent vocht) gaven de laagste produktie (247 takken 1 soort ten opzichte van 144 takken). Hoe droger het substraat, hoe lager de produktie. Het volumepercentage water in de verschillende substraten was 65, 40, 30 en 20%; de produktie 1 soort was respectievelijk 100, 76, 71 en 58%.

Perlite-mid en perlite-grof gaven geen betrouwbare verschillen te zien. In de randrijen gaven planten geteeld op Fins veenmosveen en kleikorrel

respectievelijk 85 en 53% produktie 1 soort ten opzichte van planten geteeld op fijne perlite. Knopverdroging en loze takken kwamen het sterkst naar voren bij de substraten die ook de meeste produktie te zien gaven: perlite-fijn en Fins veenmosveen. Die loosproduktie was ruim twee maal zo hoog als bij de overige substraten. Door de hoge produktie bij deze

substraten in de winterperiode was er ook meer concurrentie voor de beschikbare assimilaten, waardoor niet alle scheuten tot volledige ontwikkeling konden komen.

Tabel 2 Produktie la (lengte steel < 80 cm; 4 of meer bloemsteeltjes, produktie lb (lengte steel 60-80 cm; 3 bloemsteeltjes) en

bloemstelen met knopverdroging en aantal loze stelen in stuks per bruto m . Tevens staan de volumepercentages water van het substraat vermeld. 'Jubilee' (oogst: periode 5 (1990) t/m periode 8 (1991)).

'Wilhelmina' (oogst: periode 5 (1990) t/m periode 7 (1991)). Getallen met verschillende letters per kolom verschillen betrouwbaar van elkaar.

JUBILEE substraat perlite-fijn perlite-mid perlite-grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel WILHELMINA substraat perlite-fijn perlite-mid perlite-grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel % water 65 40 30 20 (*) (*) % water 65 40 30 20 (*) (*) produktie la+lb 250 (100%) 189 ( 76%) 168 ( 67%) 145 ( 58%) 210 ( 85%) 132 ( 53%) produktie la+lb 333 (100%) 327 ( 98%) 277 ( 83%) 290 ( 87%) 279 ( 84%) 235 ( 71%) (st/b a b b c cuto m ) la 213 a 169 b 147 bc 132 c 182 116 2 (st/bruto m ) a a b b la 169 ab 179 a 145 b 166 ab 146 125 lb 37 20 21 13 28 16 lb 164 148 132 124 132 109 a b b c a b c d knopverdr. 13 a 8 b 6 b 7 b 14 9 knopverdr. 36 a 37 a 23 b 37 a 26 37 loos 115 a 56 b 59 b 52 b 104 61 loos 212 a 178 bc 192 b 168 c 163 165

(8)

2.2 Produktie 'Wilhelmina'

Bij 'Wilhelmina' waren de verschillen in produktie tussen de verschillende substraten minder groot. Planten geteeld op perlite-fijn en perlite-mid gaven de hoogste produktie 1 soort. Perlite-grof en het vlokkenmengsel lieten een betrouwbaar lagere produktie zien (17 en 13% lager dan bij

perlite-fijn). In de randrijen was de produktie van planten geteeld op Fins veenmosveen en kleikorrel respectievelijk 16 en 29% lager dan bij planten geteeld op perlite. De loosproduktie was bij planten geteeld op fijne perlite 26% hoger dan bij planten geteeld op het vlokkenmengsel.

Duidelijk was dat de produktie toenam naarmate het substraat meer vocht vasthield. Doch de verschillen tussen de produktie van de verschillende

substraten was minder groot dan bij 'Jubilee'. Vooral Fins veenmosveen viel vanaf de winterperiode zeer sterk terug in produktie. Blijkbaar ging dit

substraat te nat de winter in.

2.3 Produktieverloop 'Jubilee'

Opvallend was de snelle start en de hoge produktie van planten geteeld in finnpeat. Ook planten geteeld in fijne perlite hadden een redelijk snelle start (figuur la en lb). In tabel 3 en figuur 3 staat de produktie

weergegeven voor de periode 5 tot 11. Bij 'Jubilee' bleek de produktie van planten geteeld in Fins veenmosveen 31% hoger dan planten geteeld in fijne perlite. De produktie van planten in de substraten perlite-mid en grof was 40% lager dan bij de fijne perlite. Het vlokkenmengsel en de kleikorrel bleven helemaal achter in produktie. Ditzelfde beeld komt naar voren in de winterperiode (periode 11 t/m 3 ) , alleen de verschillen waren minder sterk. Alleen de produktie op Fins veenmosveen bleef sterk achter, mogelijk door het te lang nat blijven van het substraat. Ook in het voorjaar van 1991

bleef de'tendens zich voortzetten. Alleen de produktie op Fins veenmosveen bleef, evenals in de winterperiode sterk achter (tabel 3 ) .

De produktieverschillen in de winter waren het minst groot tussen de

verschillende substraten. Dit zou er op kunnen duiden dat de gietfrequentie vooral in voorjaar, zomer en najaar mogelijk niet hoog genoeg geweest was bij de substraten die minder vocht vasthielden.

(9)

30 r 25

l-J U B I L E E la +

\ ,

1 b ( s t / b r u t o m2)

^ 2

-i

x-,

>M'

^r

--X

^/ »"Hl ;

li

%.

,/x'

\. * * — » . VN • a * T - * < i i 1 i 1 1 1 i i • » to it u is I 2 » * 3 p » n od» 1990 1991 - # p e r . f l j n perarof oxwot e 2

Figuur la Produktie 1 soort (st/bruto m ) voor de verschillende substraten

in de proef b i j ' J u b i l e e ' .

3 0 25

JüB I

! P F 1 a + 1 b ( s t / b r u t o m2) _x "Inn 1 J 2 0

>-1

0 5 ' - X 3 ? 1 - 3 —| \ —T. . , —T x. 0 * / T - ' 1 •" \'s—•>-~ T 1 ••-' —1 X .

- i

T 1 ® \ X — ^ '•«' S X — 1 — ' S 4 r S * 10 11 12 13 1 2 3 * 3 4 7 8 p w l o d i 1 9 9 0 1 9 9 1 e 2

Figuur lb Produktie 1 soort (st/bruto m ) voqr de verschillende substraten in de randrijen bij 'Jubilee'.

(10)

I l I

Ju

D

D I L L L ;a T ;D cum

T! L^~ 1 i '

s t / b r u t o m2

250

-200

150 r

100

50

r x-/ X •3"' /

X / •

#

/ / *

J ff

7 1 * I * 1/ X

- f ß'

X © / / ^

/ / / V

• V * / * ;' er ' * * r-r'' > > ' ' 1 1 1 i — r - i — i — i — i — i — i — i — i — i — i — r x- x # * * * 3 B • - • ftnn csr_ * ' ; n per_flld p e r o r o f oxwol ie lel 5 6 7 8 9 10 11 12 13 ! 2 3 4 5 6 7 oer iode 1990 1991

Figuur 2 Produktie cumulatief (st/bruto m ) bij 'Jubilee'

(11)

s

t

/

b

r

u

t

o

m

2

Jubilee produktie klasse 1

250 ^r 15C

Mf:

100 fv. période 5-11 (1990) ü perioden (1990)-4 (1991) JH3 periode 4-9 (1991)

Figuur 3a. Produktie (st/bruto-m2) voor ' J u b i l e e ' voor zomer/najaar, winter en voorjaar/zomer.

1

2

3

4

5

6

= = = = = perlite perlite per!ite fijn

mid

grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel 2 3 4 5 6

substraten

W ' l l h e l m i n a p r O d u k t i e klaSSe 1 Figuur 3b. Produktie (st/bruto-m2) voor

'Wilhelmina' voor zomer/najaar, winter en voorjaar/zomer. S

t

/

b

r

u

t

o

m

2

350 300 250 200 150 100 2 3 4 5

substraten

; H periode 5-11 (1990) l ü perioden (1990)-4 (1991) l i l periode 4-9 (1991)

11

(12)

2.4 Produktieverloop 'Wilhelmina'

Bij 'Wilhelmina' was de start in Fins veenmosveen ook het snelst. De

produktie liep vanaf periode 10 in 1990 al behoorlijk terug ten opzichte van de andere substraten (figuur 4a en 4b). De verschillen in produktie tussen de substraten waren aanzienlijk kleiner dan bij 'Jubilee'. Wel bleef de produktie op kleikorrel, evenals bij 'Jubilee' sterk achter.

De verschillen tussen de substraten perlite en het vlokkenmengsel waren in de winterperiode statistisch niet betrouwbaar aanwezig. Dit bevestigd het vermoeden dat de watergeeffrequentie, buiten de winterperiode, mogelijk niet hoog genoeg was geweest voor de minder vochtvasthoudende substraten (tabel

3 ) .

Tabel 3 Produktie (st/bruto m ) bij twee cultivars geteeld in substraten met verschillende lucht/waterhuishouding. Produktie klasse 1: bloemtaklengte > 60 cm; drie of meer bloemsteeltjes en stevige,

rechte steel. Tussen haakjes staat de produktie per periode in % ten opzichte van perlite-fijn.

*: percentage water niet bepaald; randrij #: kleinst mogelijke betrouwbare verschil 'Jubilee' Substraat % water Produktie klasse 1 periode 1990/1991 5-11 11-4 (10 ) (11 ) (23 ) 4"9# Totaal (26 *) perlite fijn 65 perlite mid 40 perlite grof 30 vlokkenmengsel 20 veenmosveen (*) kleikorrel (*) 'Wilhelmina' 73 (100%) 44 ( 60%) 42 ( 58%) 28 ( 38%) 95 (130%) 32 ( 44%) 60 (100%) 54 ( 90%) 44 ( 73%) 49 ( 82%) 47 ( 78%) 36 ( 60%) 117 (100%) 91 ( 78%) 82 ( 70%) 68 ( 58%) 68 ( 58%) 64 ( 55%) Produktie klasse 1 periode 1990/1991 Substraat % water 5-11 (10 *) 11-4 (11 *) 4-9 (23 ) 250 (100%) 189 ( 76%) 168 ( 67%) 145 ( 58%) 210 ( 84%) 132 ( 53%) Totagl (26 #) perlite fijn 65 perlite mid 40 perlite grof 30 vlokkenmengsel 20 veenmosveen (*) kleikorrel (*) 108 (100%) 89 ( 82%) 68 ( 63%) 78 ( 72%) 104 ( 96%) 50 ( 46%) 88 (100%) 89 (101%) 81 ( 92%) 87 ( 99%) 62 ( 70%) 73 ( 83%) 137 (100%) 149 (109%) 128 ( 93%) 125 ( 91%) 113 ( 82%) 112 ( 82%) 333 (100%) 327 ( 98%) 277 ( 83%) 290 ( 87%) 279 ( 84%) 235 ( 71%)

12

(13)

5 0 J^lî.^y^UÎ!l>.j jA__ _1_3. ..^J_b_...Lst/bj2.u$ o„.m_2_) | >< x por_f Ijn X A',' *.\ . X

/ "S.

i

/ v

/ ^ M * \ \

i

s « r • » l O 11 12 I S 1 2 S psi-1 od« 1990 1991 3 4 7 a . -% oxvo e 2

Figuur 4a Produktie 1 soort (st/bruto m ) voor de verschillende substraten in de proef bij 'Wilhelmina'.

5 0 r__/!*._ür-.!IL^.^i_'_^-'_!A- L_3_^L_IJ3. < s t / b r u t o m2) rînn 4 0 30 -2 0 1 0 X X X * \

X

X e -a X _ A X

k

~~T 1 1 T 1 1 1 1 r 1 1 — S 4 T 8 » 10 11 12 13 p « r 1 o d « 1 9 9 0 2 3 4 1 9 9 1 S » 7 S

Figuur 4b Produktie Ie soort (st/bruto m ) voor de verschillende substraten

in de randrijen bij 'Wilhelmina'.

(14)

1 LT' V " y ( 1 1 ' . i_. i i_ L_ i ; i i u \ I G T i U C Li ill •

300

250

200

150

100

50

st, bruto m2!

2/

; p

: j Ö / / ' I ' / * / / •/*• 1 1 $ 1 ! ; * ET ,jf Î % / ,1t ,' / / W , * '

i

é'

Or r

ft'

* « * * H

-a

flnn per_m!d p e r a r o f oxvol kiel 1 1 !—T 1 1 r T 1 1 1 1 r -i r 7 8 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 3 4 5 periode 1990 1991

Figuur 5 Produktie cumulatief (st/bruto m ) bij 'Wilhelmina'.

(15)

2.5 Gewicht

In de proef waren geen betrouwbare verschillen in gemiddeld gewicht van de klasse la van de verschillende substraten gevonden. Wel bleek dat het gewicht van de bloemtakken (la) van 'Jubilee' van planten geteeld op Fins veenmosveen vanaf periode 13 in 1990 achterbleef bij de andere substraten. Ook bij 'Wilhelmina' bleef de kwaliteit (gewicht klasse la) vanaf periode 10 van 1990 achter bij de andere substraten (tabel 4 en bijlage).

Tabel 4 Gewicht 1 soort bij 'Jubilee' en 'Wilhelmina' in gram per tak.

substraat perlite-fijn perlite-mid perlite-grof vlokkenmengsel Fins veenmosveen kleikorrel cultivar 'Jubilee' 55,1 a 52,0 a 54,5 a 55,3 a 51,5 53,4 'Wilhelmina' 49,4 b 50,2 b 50,4 b 50,1 b 44,0 49,7

15

(16)

2.6 Knopverdroging

Knopverdroging kwam in de lichtarme periode voor. Bij 'Jubilee' kwam knopverdroging vooral in periode 13 van 1990 voor. Bij 'Wilhelmina' kwam knopverdroging vooral van periode 13 tot periode 3 voor. Bij 'Jubilee' trad op de substraten fijne perlite en Fins veenmosveen de meeste knopverdroging op (zie bijlage). Bij 'Wilhelmina' was dit ook het geval op fijne perlite (tabel 5 ) .

Tabel 5 Aantal bloemtakken met knopverdroging en aantal loze stelen (st/bruto m ) substraat perlite fijn perlite mid perlite grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel cult 'Jub ivar ilee ' knopverdroging 13 a 8 b 6 b 7 b 14 9 loos 115 a 56 b 59 b 52 b 104 61 'Wilhelmina' knopverdroging 36 a 37 a 23 b 37 a 26 37 loos 212 178 192 168 163 165 a b ab bc 2.7 Loos

De planten die de hoogste produktie te zien gaven in de winterperiode, lieten ook het grootste aantal loze takken zien. Vooral bij fijne perlite en Fins veenmosveen was dit het geval (tabel 4 ) . Blijkbaar was er bij deze substraten voldoende groeikracht om nog meer takken te produceren, doch de hoeveelheid licht was mogelijk de beperkende factor, om de takken tot goede wasdom te krijgen.

(17)

3. VOEDING EN WATERVERBRUIK 3.1 Voeding

Het is bekend dat bepaalde elementen makkelijker en andere minder makkelijk door de plant worden opgenomen. Met name kalium is een element dat relatief gemakkelijk wordt opgenomen. Bij een draineersysteem valt dit niet zo op omdat er steeds met een "verse" voedingsoplossing gedruppeld wordt. Gaan we echter recirculeren, dan wordt het drainwater hergebruikt waardoor

uitputting van kalium kan optreden. Om dit te voorkomen is het nodig de voedingsoplossing hierop aan te passen. In tabel 6 is de samenstelling van de gebruikte voedingsoplossing weergegeven. In de recirculerende voedingsoplossing werden wekelijks EC en pH gecontroleerd en zonodig bijgestuurd, elke twee weken werden de hoofdelementen en elke vier weken de spoor-elementen geanaliseerd. Uit de analyses bleek o.a. een zeer grote kaliumopname door de cultivar 'Wilhelmina'. In de proef werd dit dan ook bijgestuurd door meer kali te geven. De gerealiseerde EC en pH waren gemiddeld respectievelijk 2,0 en 5,7.

Bij de kleikorrel was sprake van accumulatie van de EC van het

recirculatiewater, mogelijk door een grote verdamping van het substraat. Er werd hier een iets hogere EC aangehouden in verband met het vrijkomen van Calcium- en Magnesiumsulfaat. Een ronde korrel zal hier waarschijnlijk minder last van hebben dan een gebroken korrel. Het is verstandig het

substraat (kleikorrels) vóór het planten goed door te spoelen. Tabel 6 Samenstelling van de voedingsoplossing.

34

mmol/liter

35 5.0 4.0 20 0.8 0.5 umol/litër"

3.2 Waterverbruik

In figuur 6 en 7 is de verdamping van gewas en substraat te zien bij 'Jubilee' en 'Wilhelmina' in liters per bruto-m per week voor de substraten perlite fijn en middel.

Bij 'Jubilee' was de totale verdamping in de zeventien maanden durende proef voor perlite-fijn en perlite-mid respectievelijk 756 en 562 liter per bruto-m (tabel 7 ) . Opvallend was het feit dat de verdamping van het gewas op perlite-mid en de produktie klasse 1 25% lager lag dan bij perlite-fijn.

Bij 'Wilhelmina' lag de verdamping van gewas en substraat op perlite fijn en middel vrijwel gelijk op 750 liter. Ook de produktie aan klasse 1 ontliep elkaar niet veel op beide substraten.

Het is duidelijk dat planten die meer geproduceerd hebben ook meer verdampt hebben. Opvallend is feit dat Alstroemeria in deze proef maximaal 20 liter per week verdampt per bruto-m . Dit betekent een maximale verdamping in het meest extreme geval van 0,8 liter per plant per dag, terwijl er per dag 8,4 liter/bruto-m werd aangeboden.

De verdampingscijfers bij finnpeat en kleikorrel vereist de aandacht. Finnpeat werd veel minder frequent water gegeven dan de substraten uit NO 3 11.0 Fe NH4 1.0 Mn P 1.5 Zn K 7.0 B Ca 3.0 Cu Mg 1.0 Mo S04 1.75 mme

17

(18)

de proef. De verdamping uit het substraat is dus duidelijk minder. Bij kleikorrel speelt het omgekeerde. Hier is de frequentie van watergeven veel hoger (36 maal) als in de proef (3 tot 4 maal per dag). Daardoor is de verdamping uit het substraat, onafhankelijk van de gewasverdamping uit het substraat, veel hoger dan bij de substraten in de proef. Ondanks de lage gewasverdamping bij de kleikorrel door de lage produktie is de totale verdamping vergelijkbaar met perlite grof, door de hoge substraatverdamping.

2

Tabel 7 Produktie klasse 1 (st/bruto-m ) en waterverbruik van gewas en substraat (liters/bruto-m ) voor de gehele proefperiode. Tussen haakjes staat het percentage ten opzichte van fijne perlite.

'Jubilee'

substraat produktie verdamping

perlite fijn perlite mid perlite grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel 250 (100%) 189 ( 78%) 168 ( 67%) 145 ( 58%) 210 ( 84%) 132 ( 53%) 756 (100%) 562 ( 74%) 546 ( 72%) 548 ( 72%) 444 ( 59%) 546 ( 72%) 'Wilhelmina' substraat perlite fijn perlite mid perlite grof vlokkenmengsel veenmosveen kleikorrel produktie 333 327 277 290 279 235 (100%) ( 98%) ( 83%) ( 87%) ( 84%) ( 71%) verdamping 752 748 650 711 447 617 (100%) ( 99%) ( 86%) ( 95%) ( 59%) ( 82%)

18

(19)

CM

0

IJ

L

CD

C

Q_

E

Q

TJ

L

0

>

Ü0

c * - E I ! C_ L O <B Q.Q. OD CM CM O CM t- -o _ CM - 00

o

o

C\l in

5 0

S

L o csj U-i O) 4-1 0) P. P. O (1) d> 4J 0) b0 0) 0)

•3

• o 3 rH f\J K) 00 CM -* (M >-4 <D XI Tl \ T J r-l t - l ~ S bO 0) C *J T-l 1-1 P.r-1 E U cd o) •O & 1-1 v O 5-1 3 3 00 O CM 00 ^O CM O 00 SD

>|89rt jad £ui cnruq/"] 6indujepjaA

(20)

CM

O

J

L

D

\

U)

C

£

CD

TJ

L

O

>;

<

z_

V"

LU

(M 10 . 03 (M

. o

C\J in (M CM O CM

in

in

in

CM

in

in

i in CM m ^* r— O T — <t PJ in

JO

O < *~ - j

S

L •* c -V K) Q 3 0J to (D (M «t CM O OJ ^0 w-<o •u • H r - l U Q) a D. 0 •0 r - t V <u u <u W> « 1-1 H 1-1 <D f-H •^ S •»• c cd > s-\ CM r - l B <u •O O 13 •U 1-1 3 e u

<2

r-l T H ^ r-l U to a> C P. T-l a. d e m cfl "0 c 1-1 " " > a -H > 4-1 r~-u 3 3 ». So*-• H u,

y\aan J9cl guu oiruqA; 6u|duuepj9A

(21)

3.3 Aandachtspunten

Het telen op substraat gaf over het algemeen een weelderigere groei dan bij Alstroemeria geteeld in de grond. De weelderige groei uitte zich in

langere bloemsteeltjes bij 'Jubilee' en een lang, niet altijd even

stevig gewas, bij 'Wilhelmina'. Het reguleren van de groei, bijvoorbeeld via EC of de stikstof/kalium-verhouding, vereist de nodige aandacht. Hier liggen nog onderzoekvragen.

De temperatuur bij het rhizoom is van groot belang voor een goede

produktie. Dit is wel gebleken uit onderzoek in Horst en Klazienaveen. De temperatuur in de huidige substraatsystemen kon gemakkelijk oplopen. Het leggen van goten in de grond en het afdekken van het substraat met

styromul kan het te hoog oplopen van de temperatuur verminderen. Het koelen van het substraat in de zomer verdient de aandacht.

(22)

BIJLAGE 1

a

m co

I

Q) gj

Zl

CO r^ VO LD ^f co CM H en H Cn H co H CM t-l H H O c-l CT\ CO Is» VO O cri in en H

M

3

-H ^

a

r^ r>-vo • •* H f» • in H o • ^ CM H • m CM H • CO M • vo ••* • m CM • H H co • m H vo • CT\ CO • in H • o H VO • en CM • H rH CO • CO CT» • O

3'

ta

w

» > •H -P

1

CO CO CO • CM rH Cn • en CM m • H CM in • CM CM <7l • VO in • r-H • r~ H • CM H CO • CO H r-• CTi in • co CTi • ON CM • O H CO • CM H en • f» r-• H «H T3

ai

rH •H

s

VO H VO • <tf CM in • CM CM H • H CO ^ • CM CO r^ • CTi 00 • co H • t-> CO * co H VO • H H CO • CO H co • in en • r-» H t-• "tf H H • in CM r-• CM H en • H

c

•r-i •H <w &

8,

o in m • CM H co • CM H 00 • H CM t^ • CO H CO • in <=f • r» f • r^ co • CM H en • o H co • r~ o • co Ol • in r» • in m • r~ co • m vo • H .H x 0 co CM r» • H H en • o H O • O CO VO • r> CM r^ • H H r-• r-co • *# 00 • r-en • co ** • H H VO • m co • vo H VO • O CM en • r-~ H in • en CM CM • o H

jj

<H H in VO • o H m • co H VO • en H en • en H co • in co • in in • in <N * 00 f • r-en • <* en • H in • VO VO • r-o • en •* • t-o • CM

a

> i

x:

en CM co • VO co co • in o H H • CO ^ • ** H t • <* vo • co <* t~-• VO co co • in vo • * * • m vo r-• vo in vo • m (N O • r-vo co * co vo vo • co co CM • rH r-co • co I-l

•S

fj fn * * r» o • * in o CM CO H en • • co vo CO "^ H H * • r~ <? "* in 00 co • • co in co co H VO • • en co VO CM • • VO co co co • • vo r^ co vo • • in o H CM o o • • H O CO CO CM r-• r-• (N CM CO CO in co • • CO H H CM t- H • • in co CM CM CM H • • in o H CM vo m • • H CO CO CO in cn • • H \? CM CM CM in • • CM "tf <w T3 & w M 3

g,

8

-a

•3 G & * * CO o • • CM VO CO CM •^ CO • • <* in CO CO H H . • • CM CO in ^ co r» • • "tf CM CO CO co vo • • CO o CO CM • • co cn o VD • • vo vo in co • • in cn H H <* vo • • •^ r-CO CM CO CM • • oo cn CO CM o in • • r~ vo CM H en "tf • * r* ^f CO CM H CO • • •* vo CM H en co • • oo in co co CM co • • (Tl H CM CM in o • • H CM •r-i p

'u

§

H o

a

* r-• •^ co co • CM co m • o "tf r-• •* co r-• o H CM • •^ CO • r-co • VO H r* • o CM en • co CM CO • m H CM • en CM VO • co H CM • in t <* • co co vo • CM

"<H * CO • r» CM "3* • CO CM en • m •^ r-~ • CO CM co • en H • cn co • vo in • CM H VO • C-* CM co • CO CM CM • CO <tf • CO H r-• co H en • m CM o • H CM H • O

8

> i XI * m • VO H en • m H CM en • r» 00 CM en • en en H r~ • in VO • m co • o vo • en en >* • H H t-• O CO H r~ • CM H H r~ • co VO in • co o t • O H CM CO • vo in H CO • CM H

•5

G fn

(23)

BIJLAGE 2 co r-vo i n • * co CM H Cn H en H co H CM H H H O H en co r-VO o en m Cn H

1

CO ^ r-CM <tf • • t CM H r-i H r -• -• i n en H CM H co • • CO O CM CM CM i n • • CM H CM CM vo m • • r- vo m m • • vo r-CO 0 0 • • i n vo CM f « • • H H H H 0") O • • CM CO H H O CO • • en CO O •*)< • • i n co • * co • • Cn co r- vo • • co Cn CM i n • • O CM H H cri r -• -• r - t » cn i n • • O <H Fn

§

> • H

1

pergro f permi d

Ui

r-t • H

S

co « * co • * H CO •*? • • CO CM CM H CM CO • • CM CM CM H o in • • cn o CM CM in o • • cn co CM H 'S« CO • • cn i n CM T • • co r-VO CM • • vo r-i n o • • CO CM rH H i n i n • • o o H H O CO • • CM VO H f - VO • • ^ CM co co • • r» i n H H i n • • • * i n H H CO • • co r-CM r- H • • H in H CO VO • • H H perfij n oxwo l CO H VO <Ti H O H •<* i n CM O H CM CM O H CM r-CM • * CO r-• t f C0 • * « cri r~ ^ co V0 H cri en H VO t-~ H cri VO CM CO Cn 'u o i n VO CTl VO CM H V0 CO H V0 CO H r-• i n i n m i n i n r-• H O ^r VO H H V0 H r-H co CM t ' -en H

£

CM CO t H co ^ CM

2

cri VO CO H en o CO H VO H CM r-• m CO co co vo H VO i n cri •si-en * H CM r-• co VO co <tf VO CO co i n VO VO VO H

-S

* * CO VO • • CO CM H CM CTi H • • CO CM co <=r en i n • • <tf H <* m r» co • • O CM CO CO r- CM • • co co H CM • • VO c o o en • • VO VO H CO • • ro r-» H H co in • • CO CM CM CM VO CO • • co i n CM CM co r--• r--• H m r- CM • • in r-H r-H H co • • VO o H co o • • o in CM CM i n co • * CM VO H H en ** • * H <3> pergro f permi d

s

• H P i * * * H r - CO • • • in co H CM H CM en co en • • • o o m CO CO CM m t o • • • o m r-i n • * co r- co H • • • o en co CO CM CM in o co • • • co o co en co o • • • r - co •=* CO CM CM • • • in vo r-H m «* • • • CO t - CM H H H f - <T) •<* • • • i n H ^ CM CM H H C0 CM • • • r- CM i n CM CM H co co r» • • • O H CM CM H H i n co i n • • • in vo CM CM H CM H CO H • • • co en en H r- en o • * • t o ^ o CM CM CO CO VO H • • • en co r* H H CM i n o f • • • H CM CM perfij n oxwo l fir m * i n i~~ H CM "* CM O ^ ** H VO CM en 00 r-• co t i n CM H H en H CM H > H CM en •<* 00 o VO H i n H ' i ' H H H O

£

* i n • > * CM H CO co H CM CO CM CM co H <H CO i n vo co • > * o t--co o i n co • * o co O H co H O H CO H VO O co co m en co H VO O O CM CM H

•S

23

(24)

24 IJLAGE 3 S *—* % Q -M

S

S-^

« "T1 in +J ^ H M $ •-•P

Si

q o

-ti -d

§f

^

«g

<w

Sa

^ o

â s

a) A - H

£ .8

1 ?t

4

&c<

CO; ^ r t ^ r > CM CM 0 1 i in m co •* H CM H oo o o -* r» oo • • • • • • ON o co o c» r» H H H H VOt N N O f I T ) < f • • • • • • OO 00 0 1 CM CO H J H CM H H H lO! 0 1 (M H *3" r^ *tf 1 C l CO VO C0 CM i n H <-l CM H CM H i •*! n co n m m ^r l • • • • • • i o ai > ia m i^ N r l I N H H H ni »o H o\ oi M n i VO VO r - "si* CO IT) CM H 0 1 H en H co H CM H H H O H O l CO r-VO o oi m 0 1 H

$

s

• H

§

a

f - H I D H C0 0 1 • * • • • • i n t - r- r- vo ' t H co i n CO 0 1 H • • • • • • i n vo i n vo n i n CM CM • * 0 1 0 1 * * • • • • • • O H CM o vo r » i-l H H H « * r > i n oo * * • * • • • • « • H H O l O l h U H H H 0 1 VO 0 1 (M O • • • • • • r > vo o i •^r r - oo CM i n •<• CO CM Ol • • • • • • • ^ CM 00 H co o oi o co co oi in • • • • • • co co m in ^r m H H 0 1 CM 00 H CO ^ • • • • • • r- co H i n r-» vo H H vo CM m H r~- H • • « • • • co H oi vo m r-<-l H H vo n co i-- n «* • • • • • • VO VO 0 1 ^ CO VO CM co «j* i n vo H co • • • • • • O H H H r- H

H

w m » > • H •p H

3

<W T5 _C r H C O & C <W § Vl >i

S l ä ° *

eu a

8

r H - H

•8

h> H co' CM CM vo vo r^ CM 0 1 VO o CM H CM H H O l co H 0 1 CO t-» CM OO o a i i n H vo i n vo co co 0 1 i n O l r^ i n CM t m CO * co VO H r-i n H • <*

•S

yj S * -X * * * * Ol -tf O l O l Ol o • • • • • • ro vo vo i n >* i n VO H H CM CO CO • • • « • • oi f» co ai H ^r r-\ CV r-\ <-i <H r4 CM ^ CM i n H co • • • • • • •tf CM o i n CO CM CO -tf > * 00 CM CO O l VO VO CO co co • • • • • • co vo in in H o CM CM CM CM CM CM o i vo co t i n CM • • • • • • VO VO VO f » VO VO " * CM i n 0 1 O CM • • • • • • sj« vo i n vo co vo H vo i n vo o i co • « • • • • 00 00 CM CO CO CM H C O C O H H ^ f • • • • • • t— o i i n o vo vo H co o CM r-~ i n r» • • • • • • CM CO CM H CO H H H H H H H CO O CO 00 0 1 • • • • * • co co co oi in in oi CM co H o in • • • • • • CM ^ t i n 00 ^ H o co co r- m in * • • • • • co co vo in co H > CM o co in m • • • • • • O H H H CM O ^ ro in ^f co m • • • • • • co H « t n > i ß H H H H i n VO CM H 0 1 VO • • • • • • » t i n O l VO CM CO H co vo o i i n co H • • • • • • H CM O H H O I H ' O C H g O R^ c (j_i ç <^ s «

S E s ° *

& &

g

• r i g <u • H 5 * 0 1 « CM 00 H O H H 00 00 H CM O 00 H oo O «* 00 * CM co i n O l 00 i n • ^ co 0 1 vo O l m O l

d

CM 00 * 00 CM CM r-O l H 0 1 H *tf CO 00

a

Cj

Jj

(25)

BIJLAGE 4 co t^ vo i n •>* co ( N H en H en r H co H CM H H H O H 0> CO f » vo o CTl i n CTl H • H >-l

a

(^ > vo n io o • • • • « • H H ^r O O CM cr\ • * co o c i co « r H CM i n CM H H W I D ( N ^ lO ( N • • • • • • H H C I O H H CM CM CTl r H r~ CM • • • « • « M CM CM CM CM CO CPi C - CO H H CM • • • • • • H H CM H H H en t i n *a< o ** • • • • • • O O H O CM O vo "* r- 'a* "* r-» • • • • • • o o o o o o CM ' t H "tf i t > * • • • • • • O O <-H O O O cri i n i-i o •«j' co • • • • • • O O H H O O a> co o ~ o r-• r-• r-• r-• r-• r-• O H H O H O O CTl •** • * CM O • • • • • • CM H CM H CM H co cri ^ r-^ in Is -• -• -• * -• -• O O H O H O i n co o vo co vo • • • • • • O O CM O H O co co co ^ H r» • • • • • • O H CM O CM O VO CM VO CM CTl O • • • • • • H r H CO r H H H CO ^ t CTl " * VO co • • • « • • H r H r H O CO O H r l ^ O t ^ H • • • « • • O O O O CM O

1

»

1

& > rH -P

1

gro

f

rrai

d

fij

n

>xwo l

fin

n

ydr

o

M CU M O Xi

^ ü

8

r H • H

1

H H H CM • m H co CTl CO VO H CM CTl i n in H CO o CO CO M* VO i n en • o H H VO 00 i n m r-» m • o H r f CTl t CO

-S

fg * * * * * -X CTi CM CM CO CTl i n • • • • • • ""* VO CO CM VO CM rH H H i H H H r i O CO VO VO ' t • • • • • • •sf i n CM H «sj« CTi

<-\ <-i r-i <-\ <-i

Is» O CM CO CTl CM • • • • • • O CTl O CTl CO H H H H CO CM H i n CO 0 0 • • • • • • vo vo m ** vo i n co vo t— vo co r-• r-• r-• r-• r-• r-• H H H CM CM CM t-» o co oo o i n • • • • • • H CM CM H H CM CTi CO CO VO CO VO • • • • • • CM CO CM CM CO CM H O CM t co r~ • • • • • • vo co r^ r- vo - * H m vo co en co • • • • • ê H cri co o in o r H H H H in i n o H cri CM • • • • • * i n VO CT, CO CTl H H H H H H f i n d c o h h * • • • • * co H in co co r>» H H f ~ • * CM CM O CTl • • • • • • CM CO CTl H •*}• VO r-{ r-l <-{ <-\ ri CO r H r H CTl VO i n • • • • • • i n cri CM r~ vo i n H cri r- H i n CM vo • • • • • • H CO «tf r H CM C0 rA r-{ r-{ r-{ r-i CTl CM H i n CM r*» • # • • • • r- H o r-- •<? r^ H r H H vo r- m • * vo o • • • • • « O r H O O O O

gro

f

rmi

d

fij

n

xwo

l

fin

n

ydr

o

P Q) U O Xi

&H

s

• H Ë i • * i r-• H CTl r^ * CTl » CTl m CM m co co CM H CO a H H "* H r» CTl CO VO O VO H # m co CM

d

vo co VO vo o CM f~ r^ co m O i CO

•S

(Tt 25

(26)

BIJLAGE 5

f

a

m co

I,

'I

26 m -H

Si>

Ü) 4-> (0 0) 0) + •S1 S-l 9>

I

CO r^ VO i n • * co CM H CT\ H CTi H CO rH CM H H H O H en 00 VO o en i n <7\ H

$

S

-rH O m o i n o co o CM rH O CM H O r-o H O H O O o • • ^ H O r--o H r H O en o CM H O co H o in o o • M » > - H 4-1

1

o CO rH O VO O <N O VO H O 1 " H O i n o o o T o vo o in o co H O CM o in o CTl O in o •* o CM <W 7 3 &

31

r H •rH

1

O O • • co r» H o o • • CO CM H O O • • in H o o • • CTl CO CM rH O O • • O O t H O O * • f H O O • • CTl O O O • • VO C\] o o • • t r r o o • • in m rH o o • • ' t •*}• CM rH O O • • in vo r H o o • • CO H o o • • en co o o • # f » co CM O O • • * * CM rH O O • • H O c7i

u

6

a

o VO O O co o H H O f VO o H en o o CM O vo o H O r-o t -o CO CM O CM H O r-O CTl O in o VO M O VO | <H O CM O ro H o CM H O • • ^ rH O CO H O H O •*}• O o o vo o i n o CM H O t O VO O r-o co rH o CO O rH

1

ë

o rH i n o • *!• o en co o co i n H o m co H O CO CO O o CM O H O CM O H i n o CO en o * o in o vo o en t o VO VO O • ^ VO O O

.5

I

* * * * * * O O O O O O • • • • • • <tf rH VO O r - -tf en o o o c-« co <-\ r-\ r-< <-\ r-{ O O O O O O • • • • • » co in co en co r-in vo t vo co r-in o o o o o o • • • • • * o vo CM co en vo CO CO CM CO • * CM o o o o o o • • • • • * CM H en en H vo t •* t co en ro o o o o o o • • • • • • VO VO *tf CO VO co CM rH O O O O O O • • • • • • vo H vo vo co vo o o o o o o • • • • • • in CM o in co CM o o o o o o • • • • • • o en ^ i n co en CO CO CO CM i n r H o o o o o o • • • • • • co t en co vo co O l O H M O h O O O O O O • • • • • • en H H co en co H O I O M H ( J \ H H H H O O O O O O en ^ H •«* CM i n en co en vo •«s' in o o o o o o • • • • • • r» en o co co co co ^j* r~ o en co H H r H r H H o o o o o o • • • • • • i n t H CO CM VO CM co i n o vo o H H H H H o o o o o o • * * • • • vo vo o CM en co m H ^ < j o < • H H H rH CM H o o o o o o • • • • • • ^r CM i n vo i n CM CM H co o in co H rH H rH rH H o o o o o o * * • • • • - * CM H O CM O <W - Ü C r H C O

la!

8

'"*

"3

Fj

3

* o CM H f -o in CO co o % H o CM o co en CM o » co VO o co CM o CM in o « o o CM o co VO in o H co VO o in co o o en f » o * H co VO o H rH en o • <" VO r-o en

.5

I

1 •H

(27)

BIJLAGE 6 H Cn CTi H

"u

fl) E 4-1 0 t cn o Û) Cn •r-i cn -P H - CU

~l

"tjSrH •^A H

•>-8 1

e ia o (Ö v o

3 A

ich t ngt e 5 CU

S ^

co r-VO i n ' t co CM rH CO rH CM rH H rH O H en co t-> VO i n • H

l

P r-~ in co «* H ' t • • • • • t CM i n CM <N m CO ^r < j ' T i n n n co CM co vo r-- en • • • • • • CO i-l Cn CT\ (M ' t ' t i n • * ' t ' t •«* H m r* r~ H CO • • * • • • H i n H H «tf VU m (N i n m ' t ' t en CM ' t i n CM co • • • • * • vo cri vo in co ' t i n m m i n <* i n t Cn co VO o co • • * • • • n M CTi CM H O vo vo i n vo i n vo cri co r^ en t n • • • • • • vo en n CTi en VO vo vo VU vo m vo en en CM CM m vo • • • • • • H H (M n n r g m m i n m »a* i n CN t >* m r» t • • • • • • f » rH VO ' t CM vo ^ * **f ^ * ^ * ^ * ^ f n co 10 ' f n o • • • • • • CM ' t rH (N co co i n m m i n t i n en co o CM co en • • • • • • co co CM r~ co co vo vo m vo i n vo < j n m n c i m • • • • • • vo o co t^ in co in vo in m m in CM VO H CO CM o • • • • • • i n co t »a" en CM n vo vo vo m vo o co CM co ^ vo • • • • • • en ' t in co H T ' t in in ' t in t in co n r~ r-» o • • • • • • CM t Os. CN VO O m i n m i n i n i n t i n co oo en o • • • • • • co vo t H in m i n i n m m i n m en ^t vo m vo o • • • • • • CO CO H i n H VO •>* i n vo ' t m t o t - i n co co H • » • • • • m r- en rr co CM vo vo in vo in vo

1

S

In

1

-P

1

gro f rmi d fij n xwo l fin n ydr o

U ° *

a &

r H - H

I

O • ' t t co • co t co • CM t O • i n m H • o VO t • m VO co • o m t"> • t t co • CM i n CM H VO r-• f » i n t • i n i n vo • H i n co • i n i n o • i n i n o • CM i n o • H VO

•5

s

* -x * * * * ' t co co co en en • • • • • • t in r- co in H rj* ^r ^J* ^J* co ^r i n vo r~ i n co vo • • • • • • m co in vo co co ^F ' t ' t ' t CO ' t r- co f» en CM CO • • • • • • O O M ^ O f f l i n i n t ' t ' t t en co t vo o o • • • • • * t-- o en H t-» en m vo m vo ^r m VO CM H CO CM H • • * * • • co ' t co CM i n CM vo vo vo vo i n vo O rH t VO CO CM • • • • « * VO CM co CM r- H <f ^f < j • * n ^f co ' t •>* co vo r~ • • • • • • CO "tf CM CO CM CO ' t ' t ' t co co <* vo en o en CM ^ • • • • • • CM CM H CM H H ^ * ^ * ^J* ^ * ^ * *^* f» vo in H vo m • • • • • • en CM co o vo en • * i n ^ i n • * i j f» CM in co m co • • • • • • o en vo co in o i n ^< t ' t ' t i n co o co vo en o • • • • • • i n vo i n vo co co ' t ' t t ' t ' t vo i n H en i n t t ^ • • • • • • en vo r-- r- r- r-~ co co co CO CO CO co rH i n CO ' t o • • • • • • CO CO CO CM CM co ' t co ' t ' t ' t co i n t VO H CM f » • • • • • • VO t^- vo > vo vo ^ * ^ * ^ i * ^^ï* "^J* ^ * vo vo ' t CM co en • • • • • • co in vo m ' t vo i n i n i n i n i n i n CM CM o i n co o • • # « • • co VO CO VO CO ' t i n i n m i n ' t t gro f rmi d fij n xwo l fin n ydr o

%&%° *

ft ft

S

1

• H & * t CO ' t CM • ' t t ' t • CO ' t en • f » m 00 H VO t CM t i n • o ^r CM CM • * r» • en ' t VO CO t [ ^ VO •^r vo • > CO ! - • • H t r-• VO t ' t • i n i n i n -* i n

.5

s

27

(28)

28 IJLAGE

5

i

Cu in n !

s

& 7 co r^ vo in <* n CM H (Tl H o\ H CM O O co r~ VO o CTi i n en H -rH O O O rH O O O O O O O O O H H O O O • • • • • • O O O O O O H O H O O O • • • • • • O O O O O O o o o o o o • • • • • • o o o o o o CM M - * r^ H r » o o d d o d H O H H O O • • • * * * o o o o o o <* in & en in in • • • • • • O H H O M O H ^ in > o\ <* • • • • • • o o o o o o M H (O N ' t OJ • • • • • • in in o ^ œ h CM H H H CO O • • • • • • O O O O O O O O H H O O • • • * * « O O O O O O H H H O O O c c ô c à ó o o o o in o à ô c ó c c o o o o o o • • • • • • o o o o o o o o o o o o • • • • * * o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O H O • • • * • • o o o o o o

1

1

• p

1

pergro f permi d perfij n oxwo l fin n hydr o

8

r H • H

1

d

H

d

o o o CM

d

in co o in

d

^ t co o CM O « O in * o o

d

o

d

o o H

d

•5

* * * * * * n in H i> o •>* o o d d d d m co r-- H H in • • • • • « H H O H O H ' t r i N ' ï r i H • • • • • • O O O O O O CM H <tf M " * e")

d d d d d d

• * • • • • O O O O O O 0"\ r H O • * H f -• * « [-"• CTi o co r * M H H i n CTl CM •<* Cï ' t • * • • • • n n ^ <t H (M ^f m o oi o\ m • • • • • « CO O CTl O "tf f » CM i-l CM H H rH CO r H r H CM O • • • • • • O O O O O O O O O O H O

o d d d d d

o o o o o o • • • • • • o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o O H CO r H t ^ O • * • • • • o o o o o o o o o o o o

0 0 0 0 0 0

H H O H in o • • • • • • o o o o o o pergro f permi d perfij n oxwo l fin n hydr o • H • * CM m H V0 H CM in en o CM H o H en o O O

d

o

d

o

d

H o o CO

d

•S

(29)

BIJLAGE 8

1

m m

a

t

co t^ vo in o o o o o o à à ó o c> ô CO C\] en en CM CT\ CO VO O CTi lO Cn - H

Si

o o o o o o o o o o d d o o o o o o o o d d d d CO O H CO O CM • # • • • • en en r~- co co o o o o o o o o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o CO H CO "3* CM VO • • • • • • CM CO m H I D CM VO CM I D H VO H • * • • • • co vo co r - 'S' ^ H CM H en r » en ^ ^ r • • • • # • CM H H CO CM i n H H CM H CO CM o in CM m CM CM • • • • • • o o CM vo t-~ r-r-\ r-r-\ r-i o H CM • * i - en • • • • • • CM o en H CM r--H i - l CM H CM vo H CM ^ vo en • • • • • • co in H CO CO CO O i-H H O O O • • • • • • o o o o o o o o o o o o

ô à à à ô S

o o o o o o • * • • • • o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o -p

1

y o e n ^ y o S

K^K

• H VO co en co o o o o * * * * * * o o o o o o o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o i n CO CM VD CM c-~ • • • • • • en o in in co Is» CM CM CM CM H CM o o o o o o • • • • • • o o o o o o vo o r- vo en en • • • • • • VD CM CO VO O CO CO CO <s* CM CM M" H VO CO CO t - Is» • • • • • • in r~ CM t*> in o in in vo t r - in vo r^ en r~ in o • • • • • • o co CM •>* in o CM r H CM r H CM en o co co ^ cn • • • • • • H ^ CO t ' t CO ^ ^ ^T " * H CM O O O O O O • • • » • • O O O O O O o o o o o o o o o o o o vo co co r- co vo • • • • • • CO r-i CM CM CO CM O O H O O O • • • • • • o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o o m o c o - j H in co r» in in vo o o o o o o • • • • • • o o o o o o o o o o o o • • • • • • o o o o o o <yo e n • ^ 0 4-i x <w >i

z4° *

o • o o o in vo H o • o vo • co H CM CM en co CM O H 00 H CM O O O o co vó o

d

CM co co o o o

d

29

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze con- statering lijkt voor SOD eveneens van toepassing, en lijkt alleszins gerelateerd aan het feit dat spraakproductie door een keten van onderliggende processen wordt bepaald

De ondergrondtypen worden als volgt aangeduid: T0 = meting voor bestorting, OUD= oude ondergrond op referentielocatie, BS = breukstenen, SS = staalslakken, SSBS = staan onder

[r]

Misschien is hij pas bij zijn latere studies in de duinen van de Waddeneilanden tot het inzicht gekomen, dat in de duinen vaak continue overgangen bestaan, zoals u noemt voor

éspmms 'd^car bat-ËPbeeds töögafaaöfe aööfeal rs-gals «t» .ra^Leünérct^n iKsfereat vö&amp;t© JÖXSISQÏS»••'. in Ifan iaüleroa. aan öbaaiasia wói?at, isaêor, epfet

Eij behandeling- 3 (geen bemesting met chloriden) heeft de bekalking de refractie, het gehalte aan droge stof en de osmotische waarde evenwel niet verhoogd.. Het boriumgebrek

Hert rapport eindigt daarom met de volgende aanbeveling: ‘Als medewerkers op de hoogte zijn van situaties die door gedetineerden als lastig, moeilijk of vervelend

Concreet wordt gedacht aan informatie over specifieke interventies (via nomenclatuur), medicatie en administratieve bewegingen (via verzekeringsinstellingen). De beschikbaarheid