• No results found

De Invloed van feedback op sportprestatie : de modererende rol van expertise level

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Invloed van feedback op sportprestatie : de modererende rol van expertise level"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Modererende Rol van Expertise Level

Joeri Buis

Studentnummer: 10536280 Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen Afdeling Psychologie

Bachelorscriptie voor de afstudeerrichting Social Psychologie

Begeleider: Nils Jostmann 21 December 2017

(2)

Abstract

In deze bachelorscriptie werd onderzocht of de invloed van feedback op

sportprestatie afhangt van expertise level. Verwacht werd dat beginners beter presteren na positieve feedback en experts beter presteren na negatieve feedback (Fishbach et al., 2010). Daarbij werd verwacht dat experts beter presteren dan beginners. Er waren 108 deelnemers die op basis van zelfrapport werden ingedeeld in de expert- of beginner- conditie (moderator). Feedback had een positieve of negatieve valentie (manipulatie). Sportprestatie werd gemeten als de volgehouden tijd per sportoefening (afhankelijke variabele). Deelnemers doorliepen vier rondes. Een ronde bestond uit een sportoefening gevolgd door feedback. Uit de resultaten bleek dat de experts gemiddeld beter

presteerden dan de beginners. Tegen de verwachting in, bleek dat zowel de beginners als de experts beter presteerden na negatieve feedback dan na positieve feedback. Uit dit onderzoek kan niet worden aangenomen dat de invloed van feedback op prestatie afhankelijk is van expertise level.

(3)

Introductie

Uit onderzoek van het rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu blijkt dat 49,2% van de Nederlandse bevolking kampt met overgewicht (CBS, 2017). In de jaren tachtig lag dit percentage nog rond de 27% (Bruggink & De Groot, 2012). De cijfers liegen er niet om: Nederland wordt steeds dikker. Overgewicht kan leiden tot diabetes, hartproblemen en andere cardiovasculaire ziektes. In Nederland zijn hart- en vaatziekten de op een na voornaamste oorzaak van overlijden (Gezondheidsplein, 2017). Daarbij blijken mensen met overgewicht 55% meer kans te hebben op een depressie dan mensen met een gezond gewicht

(Gezondheidsnet, 2010). Genoeg redenen voor individuen om een gezond gewicht te behouden.

Bij een gezonde leefstijl hoort voldoende beweging. Intensieve sportsessies voorkomt overgewicht en daarmee de kans op hart- en vaatziekten en gerelateerde depressies

(Hildebrandt et al., 2015). Het percentage volwassen Nederlanders dat voldoende intensief sport is 20% (Hildebrandt et al., 2015).

Bovendien heeft de staat baat bij een gezonde bevolking. De kosten die gepaard gaan met een bevolking die onvoldoende beweegt, worden op zo’n 793 miljoen geschat.

(Hildebrandt, Bernaards & Hofstetter 2015).

Het verhogen van het aantal sportende mensen en/of de intensiteit van de sportsessies draagt bij aan de gezondheid van individuen en de portemonnee van de staat.

Wat heeft invloed op sportprestatie en zou mensen kunnen aanzetten om intensiever en vaker te gaan sporten? Onderzoek van Hattie en Timperley (2007) heeft aangetoond dat feedback een van de meest invloedrijkste middelen is in het beïnvloeden van prestatie. Feedback geeft de ontvanger informatie over het behalen of falen van een bepaald doel. De informatie van feedback kan positief of negatief van aard zijn. Deze feedbackvalentie (positief/negatief) kan prestatie verhogen maar ook verlagen (Hattie et al., 2007).

(4)

Dit zou betekenen dat feedback, sporters kan motiveren maar ook demotiveren. Effectieve feedback zou Nederlanders kunnen aanzetten tot vaker of intensiever sporten. Het effect van feedbackvalentie op prestatie is veelal onderzocht. Echter, welke feedbackvalentie effectief is in het bevorderen van prestatie lijkt te verschillen per onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het onderzoeken van effectieve feedback op sportprestatie.

Theorie

Feedback is een manier voor mensen om informatie te winnen over een bepaalde prestatie. Feedback kan een positieve (je hebt het goed gedaan) of een negatieve (je hebt het niet goed gedaan) valentie bevatten (Hattie et al., 2007). Mensen reageren verschillend op feedback en hoe deze verschillende reacties tot stand komen, is veel onderzocht. Onderzoek laat zien dat positieve feedback mensen een goed gevoel geeft en negatieve feedback mensen een slecht gevoel geeft (Ilies & Judge, 2005; Belschak & Den Hartog, 2009). Feedback heeft dus invloed op emoties, maar ook op motivatie, gedrag en prestatie (Belschak et al., 2009; Fishbach & Koo, 2008). Het is echter niet duidelijk welke feedbackvalentie het meest motiverend en prestatie verhogend werkt.

Onderzoek is niet eenduidig over welke feedbackvalentie, prestatie positief beïnvloedt. Het onderzoek van Ávila, Chiviacowsky, Wulf en Lewthwaite (2012) duidt aan dat positieve feedback prestatie verhoogt terwijl het onderzoek van Carpentier en Mageau (2013) stelt dat negatieve feedback prestatie verhoogt. Deze tegenstrijdigheid wordt in het artikel van Fishbach, Eyal & Finkelstein ( 2010) verklaard met de dynamics of self-regulation. Zij veronderstellen dat het effect van feedback afhankelijk is van hoe de feedback wordt geïnterpreteerd door de ontvanger. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen goal commitment en goal progress.

(5)

Bij een goal commitment tactiek wordt feedback gebruikt om betrokkenheid voor een doel vast te stellen (Fishbach et al., 2010). Het onderzoek van Zhang, Fishbach en Dhar (2007) toont aan dat de manier waarop het halen van het doel geformuleerd wordt, invloed heeft op prestatie. Het halen van het doel werd positief of negatief geformuleerd. Deelnemers hadden na de formulering de keuze om gedrag te vertonen die in lijn was met het behalen van het doel (goal congruent gedrag) of niet in lijn was met het behalen van het doel (goal

incongruent gedrag). Deelnemers die goal commitment gebruikten, vertoonden goal congruent gedrag mits het behalen van het doel positief werd geformuleerd. Deelnemers die goal

commitment gebruikten maar een negatieve formulering van het doel kregen, vertoonden goal incongruent gedrag. Uit dit onderzoek werd geconcludeerd dat mensen die een goal

commitment tactiek gebruiken, beter presteren na een positieve formulering van het te behalen doel dan na een negatieve formulering.

Bij een goal progress tactiek wordt feedback gebruikt om vooruitgang in het bereiken van een doel na te gaan. Het onderzoek van Zhang et al. (2007) liet zien dat deelnemers die goal progress gebruikten, goal congruent gedrag vertoonden indien het behalen van het doel negatief werd geformuleerd. Deelnemers vertoonden goal incongruent gedrag indien het te behalen doel positief werd geformuleerd. Er werd geconcludeerd dat mensen die goal progress gebruiken beter presteren na negatieve formulering van het te behalen doel dan na positieve formulering.

De implicatie van deze verschillende reacties bij goal commitment en goal progress: feedback moet afgestemd worden op de goal tactiek die mensen gebruiken. Mensen die goal commitment gebruiken bij de interpretatie van feedback zullen de inzet verhogen na positieve feedback. Positieve feedback geeft aan dat het doel haalbaar is. Het investeren van tijd en energie zal resultaat leveren. Dit werkt motiverend en verhoogt de betrokkenheid bij een doel. Negatieve feedback geeft aan dat het doel niet bereikt is. Het investeren van tijd en energie is

(6)

mogelijk niet de moeite waard. Dit werkt demotiverend en brengt vermijding met zich mee (Zhang et al., 2007; Fishbach & Dhar, 2005).

Dit is in tegenstelling tot mensen die goal progress gebruiken bij de interpretatie van feedback en de inzet verhogen na negatieve feedback. Positieve feedback geeft aan dat er voldoende vooruitgang is gemaakt. Er kan aandacht worden besteed aan andere doelen. Prestatie verlaagt na het ontvangen van positieve feedback (Moeller, Robinson & Troop-Gordon, 2015). Negatieve feedback geeft aan dat er onvoldoende vooruitgang is gemaakt en meer tijd en energie geïnvesteerd moet worden om het doel te bereiken (Carver & Scheier, 2012). Hierdoor zal prestatie verhogen na het ontvangen van negatieve feedback (Zhang et al., 2007; Moeller et al., 2015).

Maar wanneer gebruikt iemand goal commitment en wanneer goal progress? Fishbach et al. (2010) suggereert dat goal tactiek afhankelijk is van het expertise level van mensen. Beginners maken gebruik van goal commitment en experts maken gebruik van goal progress tijdens de interpretatie van feedback. Fishbach et al. (2010) geeft aan dat beginners goal commitment gebruiken omdat nog niet is vastgesteld of het doel haalbaar is. Beginners gebruiken feedback om te bepalen of ze energie willen steken in het behalen van het doel. Volgens Fishbach et al. (2010) presteren beginners beter na positieve feedback dan na negatieve feedback vanwege het gebruiken van een goal commitment tactiek.

Experts gebruiken goal progress bij de interpretatie van feedback. Mensen met ervaring en kennis van het doel hoeven niet meer na te gaan of ze gemotiveerd zijn om het doel te behalen. Feedback wordt gebruikt om te beoordelen of er genoeg vooruitgang is gemaakt. Oftewel, experts presteren beter na negatieve feedback dan na positieve feedback aangezien ze een goal progress tactiek gebruiken.

Het onderzoek van Finkelstein en Fishbach (2011) heeft onderzocht of het level van expertise de voorkeur feedbackvalentie beïnvloedt. In studie 1 werden de deelnemers

(7)

ingedeeld in een beginner- of expertklas voor frans. Er kwam naar voren dat de deelnemers in de beginnersklas voorkeur gaven aan de leraar die meer positieve feedback gaf. De

deelnemers in de expert klas gaven voorkeur aan de leraar die meer negatieve feedback gaf. Er werd geconcludeerd dat beginners meer behoefte hebben aan positieve feedback en experts meer behoefte hebben aan negatieve feedback.

Echter, het onderzoek van Finkelstein et al. (2011) kijkt naar feedbackvoorkeur bij experts en beginners maar de invloed van feedback op prestatie was niet onderzocht. Onderzoek van Louro, Pieters en Zeelenburg (2007) ondervangt dit. Zij onderzochten de invloed van feedback op prestatie in een longitudinaal onderzoek. Deelnemers werden gemonitord terwijl zij naar een vooraf vastgesteld doel toewerkten. Uit de resultaten kwam naar voren dat inzet verhoogde na positieve feedback mits de deelnemers net begonnen waren aan hun doel. Inzet verhoogde na negatieve feedback als de deelnemers dichtbij waren in het halen van hun doel. Er werd geconcludeerd dat beginners beter presteren na positieve

feedback en experts beter presteren na negatieve feedback.

Bovenstaand onderzoek impliceert dat sportprestatie van beginners zal verhogen na positieve feedback en sportprestatie van experts zal verhogen na negatieve feedback. Daarbij heeft een expert meer ervaring dan een beginner aangezien er al langere tijd naar het doel toegewerkt is. Daarentegen is nog niet onderzocht of het effect van feedback op prestatie gemodereerd door expertise level, hetzelfde werkt in een sportsetting.

Dit onderzoek zal de invloed van feedbackvalentie op sportprestatie nagaan en of dit gemodereerd wordt door expertise level (zie figuur 1). Het doel van dit onderzoek is nagaan of beginners in een sportsetting anders reageren op positieve/negatieve feedback dan experts. Op basis van de literatuur heb ik twee hypotheses opgesteld. De hypotheses zijn:

(8)

Beginners presteren beter na positieve feedback dan na negatieve feedback terwijl experts beter presteren na negatieve feedback dan na positieve feedback (H2). In dit onderzoek zijn sportprestatie, level van expertise en feedbackvalentie gemeten. Sportprestatie is de gemeten tijd op elke sportoefening. Level van expertise wordt vastgesteld aan de hand van zelfrapport. Hiermee worden deelnemers ingedeeld in een beginner- of expert-conditie. Feedback heeft een positieve of negatieve valentie. Deelnemers zullen verschillende sportoefeningen doen gevold door feedback. De sportprestaties van deelnemers na negatieve- en na positieve feedback zullen bekeken worden en vergeleken tussen de condities. Er wordt verwacht dat de expert-conditie hoger scoort op prestatie dan de beginner-conditie. Daarbij wordt verwacht dat de beginner-conditie beter presteert na positieve

feedback dan na negatieve feedback terwijl de expert-conditie beter presteert na negatieve feedback dan na positieve feedback. Tevens wordt verwacht dat positieve feedback een positieve invloed heeft op affect en dat negatieve feedback een negatieve invloed heeft op affect.

Figuur 1

Methode

(9)

Aan dit onderzoek deden 42 mannen en 69 vrouwen mee en alle deelnemers (N = 108) hebben het gehele onderzoek afgerond. De gemiddelde leeftijd was M=22.27 (SD= 4.14). Aan het einde van het onderzoek was een motivatievraag meegenomen. Deelnemers konden aangeven hoe gemotiveerd ze waren voor het onderzoek op een schaal van 1-10 (1 stond voor helemaal niet gemotiveerd en 10 stond voor heel erg gemotiveerd). Deelnemers waren redelijk tot goed gemotiveerd (M= 7.15).

Deelnemers zijn geworven via social media en lab.uva.nl. Ook werden vrienden en kennissen gevraagd mee te doen. Daarbij werd er geworven voor en na de colleges van eerstejaars psychologie studenten. Aan deelnemers werd verteld dat ze meededen aan een replicatieonderzoek van Molden et al. (2012) en Jeukendrup en Chambers (2010). Het zou gaan over de positieve invloed van suikerwater op sportprestatie. Dit was de manipulatie van het onderzoek van Wolsink (2017). Dit zal verder niet beschreven worden in deze

bachelorscriptie. De deelnemers werden na het verzamelen van de data op de hoogte gesteld van het werkelijke doel van het onderzoek. De debriefing werd via de mail verstuurd.

In dit onderzoek werd het volgende exclusiecriteria gehanteerd: mensen met diabetes, allergie voor suiker (Acesulfaam K, Aspartaam, Cyclamaat, Sacharine, Sucralose,

Thaumatine, Glycyrrhizine, Neohesperidine DC, Stevioside, Neotaam,

Aspartaam-acesulfaamzout), blessures of gevoeligheid voor blessures. Eerstejaars psychologie studenten kregen een psychologie participatie punt voor deelname. Daarbij konden de deelnemers zich opgeven voor de loting. Er werd twee keer €50,- verloot aan het einde van de data

verzameling.

Voor dit onderzoek werd een 2 (sportprestatie na positieve of negatieve feedback) x2 (level van expertise) design gehanteerd. Feedbackvalentie werd gemeten met een affectvraag na elke sportoefening. Voor de manipulatiecheck van feedbackvalentie werd gebruik gemaakt

(10)

van een paired sample t-test. Een frequentietabel werd gebruikt om de deelnemers te verdelen over de beginner- of expert-conditie. Er werd met een chi-square test gekeken of de verdeling van mannen en vrouwen gelijk was over de condities. De hypotheses werden geanalyseerd met een factorial mixed ANOVA met de sportprestatie na positieve/negatieve feedback als within subjects en expertise-conditie als between subjects.

Metingen, Taken en Manipulaties

Sportprestatie (afhankelijke variabele)

Sportprestatie werd gemeten door bij te houden hoe lang een deelnemer een

sportoefening kon volhouden. De tijd werd bijgehouden in seconden. Er waren vier metingen waarvan vijf sportoefeningen. De sportoefeningen waren de wall-sit, hoge plank, lage plank, brug en een armoefening (zie appendix). Elke sportoefening was gericht op een andere spiergroep om vermoeidheidsverschijnselen te voorkomen. Alle deelnemers begonnen met de hoge plank. Elke sportoefening die hierna kwam, was een meting van sportprestatie na

feedback. Deze vier metingen werden uitgevoerd in twee blokken die willekeurig werden toebedeeld. Blok een bestond uit de brug en de armoefening. Blok twee bestond uit de wall-sit en de hoge plank. De tijd werd door de proefleider bijgehouden in Qualtrics op de ipad. Hoe langer de sportoefening werd volgehouden, hoe beter de sportprestatie was.

Feedback (manipulatie)

Feedbackvalentie werd gemanipuleerd en weergegeven door Qualtrics op de ipad. Positieve feedback werd in het groen aangegeven als: Je hebt het goed gedaan, je hebt bovengemiddeld gescoord. Negatieve feedback werd in het rood aangegeven als: Je hebt het niet goed genoeg gedaan, je hebt onder gemiddeld gescoord. De feedback was willekeurig en

(11)

stond los van de werkelijke prestatie. Feedback werd direct na beëindiging van een sportoefening gegeven. Om te voorkomen dat deelnemers het onderzoek met een negatief gevoel zouden verlaten, werd de laatste oefening afgesloten met positieve feedback.

Expertise (moderator)

De mate van expertise werd vastgesteld met een zelfrapport. Het zelfrapport bestond uit vier vragen die het expertise level van de deelnemers op de verschillende sportoefeningen vaststelde. Vragen werden ingevuld met behulp van een 1-10 punt schaal. Hierbij stond 1 voor helemaal niet van toepassing en 10 voor helemaal van toepassing. Deelnemers werden op basis van de score op het zelfrapport ingedeeld in de beginner- of expert-conditie. De cut-off score was 5.75 zodat 50% van de deelnemers in de beginner-conditie zaten en 50% in de expert-conditie. Het zelfrapport bestond uit de volgende vier vragen:

- Ik zie mijzelf meer als expert dan beginner met deze oefeningen. - Ik kan deze oefeningen uitvoeren zonder uitleg.

- Ik kan mijzelf opgeven voor een expert sportklasje als deze oefeningen worden gegeven.

- Ik heb ervaring met de sportoefeningen die ik straks moet uitoefenen.

Procedure

Deelnemers kwamen op een van te voren vastgestelde tijd naar het lab. Er waren twee ruimtes waarin het onderzoek werd afgenomen. Ruimte één was voor het afnemen van vragenlijsten en ruimte twee was voor het uitvoeren van de sportoefeningen. De proefleider haalde de deelnemer op in de wachtruimte en begeleidde de deelnemer naar ruimte één. In ruimte één las de deelnemer de informatiebrochure en werd het informed consent en de vragenlijsten ingevuld achter de computer. Na het invullen van de vragenlijsten werd de deelnemer door de

(12)

proefleider naar ruimte twee begeleid. In ruimte twee stond een andere proefleider klaar met een ipad. Als eerste nam de proefleider de sportoefeningen door met de deelnemer. De sportoefeningen waren aangegeven op de muur met afbeelding en korte beschrijving. De deelnemer deed de sportoefeningen kort één voor één voor. De proefleider controleerde of de sportoefeningen werden uitgevoerd zoals aangegeven op de afbeeldingen. Hierna werden eventuele onduidelijkheden over de sportoefeningen verhelderd. De proefleider had een laptop openstaan met een excel bestand waar de sportoefeningen gerandomiseerd in stonden. In het excel bestand kon de proefleider zien welke sportoefeningen elkaar opvolgden per deelnemer. De proefleider gaf aan welke sportoefening de deelnemer ging doen. De

deelnemer voerde de sportoefening uit en de proefleider hield de tijd bij in Qualtrics. De tijd werd direct stil gezet op het moment dat de deelnemer de sportoefening niet meer volhield. Vervolgens kreeg de deelnemer feedback via Qualtrics op de ipad. Na de feedback vulde de deelnemer twee vragen in over fysieke en mentale gesteldheid. Hierna keek de proefleider weer in het excel bestand voor de volgende sportoefening. Dit proces herhaalde zich tot de laatste sportoefening. Na het uitvoeren van alle sportoefeningen vulde de deelnemer nog een paar vragenlijsten in en kon de deelnemer zijn of haar mailadres achterlaten voor de loting, debriefing en/of onderzoeksresultaten. Hierna was het experiment afgelopen en kreeg de deelnemer een zoetigheid aangeboden (snickers, twix, kitkat) om te bedanken voor deelname. Het experiment duurde maximaal een uur. In de appendix is een voorbeeld van een

willekeurige volgorde van een onderzoeks-afname weergegeven.

Materialen

In dit onderzoek werd het volgende gebruikt voor het verzamelen van de data: - Lab ruimte (2x)

(13)

- Computer - Plastic bekers - Kan (2x) - Matje

- Twee verschillende soorten frisdrank gezoet met zoetstof - Informed consent, informatiebrochure, debriefing

- Weegschaal - Zoetigheid

- Gewichten van een kilo (2x) voor de armoefening - Verzwaring (3 kilo) voor de brug oefening

- Qualtrics

- Excel bestand met sportoefeningen gerandomiseerd

- Excel bestand voor eventuele opmerkingen van proefleiders over een deelnemer of verloop van een onderzoek

Resultaten

Manipulatie feedbackvalentie

Er werd verwacht dat deelnemers na positieve feedback gemiddeld hoger zouden scoren op affect dan na negatieve feedback. Dit werd bekeken door de gemiddelde scores op affect na positieve feedback en na negatieve feedback te vergelijken (zie tabel 1). Deelnemers scoorden gemiddeld hoger op affect na positieve feedback (M= 6.88; SD=1.63 ) dan na negatieve feedback (M= 6.17; SD= 1.66). Dit verschil (.71) was significant t(110)=6.44, p<.001. Hieruit kon geconcludeerd worden dat deelnemers significant hoger scoorden op affect na positieve feedback dan na negatieve feedback.

(14)

Tabel 1.

Gemiddelde scores op affect na positieve en negatieve feedback. Gemiddelde Standaarddeviatie

Positieve feedback 6.88 1.63

Negatieve feedback 6.17 1.66

Noot. Score varieerde van 1-10 waarbij 1 stond voor negatief affect en 10 voor positief affect (N=108).

Voorbereiding expertise-condities

Het zelfrapport om expertise level mee vast te stellen, had een hoge

betrouwbaarheid α=.88. Tevens is bekeken of het verwijderen van bepaalde vragen de betrouwbaarheid zou verhogen. Het verwijderen van een vraag zou niet leiden tot een hogere betrouwbaarheid.

Op basis van de gemiddelde scores op het zelfrapport, werden de deelnemers verdeeld over de twee condities. Uit een frequentietabel bleek dat 50% van de deelnemers gemiddeld 5.75 scoorden en 50% scoorden hierboven. Deelnemers die gemiddeld 5.75 of lager scoorden werden in de beginner-conditie geplaatst. Deelnemers die hoger dan 5.75 scoorden werden in de expert-conditie geplaatst. In tabel 2 en 3 is te zien dat de beginner-conditie (M=4.19; SD= 1.15) 54 deelnemers had, waarvan 16 man en 38 vrouw. De expert-conditie (M=7.31; SD=.97) had 54 deelnemers, waarvan 26 man en 28 vrouw.

Het verschil tussen man en vrouw over de condities was niet significant X²(1)= 3.156, p=.076. Hierbij werd gebruik gemaakt van de continuïteitscorrectie aangezien het om een 2x2 tabel ging.

(15)

Tabel 2.

Aantal mannen en vrouwen in de expert-conditie en beginner-conditie.

Mannen Vrouwen Beginner-conditie 16 38 Expert-conditie 26 28 Totaal 42 66 Noot. N=108. Tabel 3.

Gemiddelde scores op het zelfrapport tussen de beginner-conditie en de expert-conditie. Gemiddelde Standaarddeviatie

Beginner-conditie 4.19 1.15

Expert-conditie 7.31 .97

Noot. Een 1 stond voor een lage expertise en een 10 voor een hoge expertise (N=108). Voorbereiding hoofdanalyse

Ter hoofdanalyse werd gekeken of de gemiddelde sportprestaties na positieve feedback en de gemiddelde sportprestaties na negatieve feedback significant van elkaar verschilden en of dit verschil afhankelijk was van expertise. Sportprestatie na positieve feedback werd berekend door het gemiddelde van de sportoefeningen te nemen na positieve feedback. Sportprestatie na negatieve feedback werd berekend door het gemiddelde van de sportoefeningen te nemen na negatieve feedback. De hoofdanalyse bestond uit twee hoofdeffecten en een interactie effect. De hoofdeffecten bestonden uit:

(16)

sportprestatie. Het interactie effect bestond uit het effect van feedbackvalentie op sportprestatie afhankelijk van de beginner- en expert-conditie. In tabel 4 zijn voor beide condities de gemiddelde sportprestaties na positieve feedback en na negatieve feedback samen met de standaarddeviaties weergegeven.

Assumptie hoofdanalyse

Er moest voldaan worden aan de assumptie “gelijkheid van varianties”. Dit werd onderzocht met de Levene’s test voor zowel de sportprestatie na positieve feedback en voor de sportprestatie na negatieve feedback. Hieruit bleek dat de gelijkheid van

varianties was geschonden voor de sportprestatie na positieve feedback maar niet voor de sportprestatie na negatieve feedback. Schending van de Levene’s test betekent dat tussen beide condities, de spreiding van de sportprestaties na positieve feedback significant verschilt ten opzichte van de gemiddelde sportprestaties na negatieve feedback (Field, 2009). Voorzichtigheid wordt aangeraden bij de interpretatie van de resultaten wegens schending van de assumptie.

Tabel 4.

Gemiddelde sportprestaties (in seconden) na positieve feedback en na negatieve feedback voor beide condities.

Conditie Gemiddelde Standaarddeviatie Gemiddelde sportprestatie na positieve feedback Beginner 83.50 44.00 Expert 129.15 60.76 Totaal 106.33 57.56

(17)

Gemiddelde sportprestatie na negatieve feedback Beginner 116.82 57.56 Expert 138.88 86.23 Totaal 127.85 75.98 Noot. N=108.

Hoofdanalyse: hoofdeffect feedbackvalentie

De gemiddelde sportprestatie na positieve feedback was 106.33s en dit was na negatieve feedback 127.88s. Dit verschil (21.55s) bleek significant F(1,106)=6.52, p=.012, = .06. Dit betekent dat deelnemers gemiddeld significant hoger scoorden na het ontvangen van negatieve feedback dan na het ontvangen van positieve feedback. Er werd aangenomen dat er een significant hoofdeffect van feedbackvalentie op

sportprestatie was.

Hoofdanalyse: hoofdeffect expertise-conditie

De deelnemers in de expert-conditie scoorden gemiddeld 134,02s op

sportprestatie en de deelnemers in de beginner-conditie scoorden gemiddeld 100.16s op sportprestatie. Het verschil (33.86s) tussen beide condities was significant

F(1,106)=13.23, p=<.001, =.11. Deelnemers in de expert-conditie scoorden gemiddeld significant hoger dan deelnemers in de beginner-conditie. Er werd aangenomen dat sportprestatie significant verschilde tussen de expert-conditie en de beginner-conditie.

(18)

Uit figuur 1 valt te zien dat de deelnemers in de beginner-conditie gemiddeld beter presteren na negatieve feedback dan na positieve feedback. Het verschil van sportprestatie na positieve feedback en na negatieve feedback is 33.32s. Deelnemers uit de expert-conditie presteren gemiddeld ook beter na negatieve feedback dan na

positieve feedback. Het verschil van sportprestatie na positieve feedback en na

negatieve feedback is 9.73. Het verschil (23.59s) tussen de condities op sportprestatie bleek niet significant F(1,106)=1.96, p=.165, =.02. Er werd geconcludeerd dat het verschil in sportprestatie na negatieve of positieve feedback in de beginner-conditie niet significant afweek van het verschil op sportprestatie na negatieve of positieve feedback in de expert-conditie.

Figuur 1. Gemiddelde sportprestaties (in seconden) ns feedback tussen de condities (N=108). Hoe hoger de score op gemiddelde sportprestatie, hoe langer de sportoefening was volgehouden.

(19)

Samenvatting hypotheses

In deze studie is onderzocht wat de invloed van feedback op sportprestatie voor beginners en experts was. Deelnemers werden, gebaseerd op zelfrapport, ingedeeld in de beginner- of expert-conditie. Sportprestatie was de volgehouden tijd op een

sportoefening. Alle deelnemers deden verschillende sportoefeningen waarvan de tijd werd bijgehouden. Elke sportoefening werd gevolgd door feedback. Deze feedback was positief of negatief van aard.

Vooraf werd verwacht dat experts beter zouden presteren op sport dan beginners (H1). Daarbij werd verwacht dat beginners beter presteren na positieve feedback dan na negatieve feedback terwijl experts beter presteren na negatieve

feedback dan na positieve feedback (H2). Uit dit onderzoek kwam, in overeenstemming met de verwachting, naar voren dat experts beter presteren op sport dan beginners. Sporters met ervaring presteerden beter dan sporters met weinig of geen ervaring. Daarentegen werd geen bewijs gevonden voor hypothese twee. Beginners hadden na positieve feedback geen betere sportprestatie dan na negatieve feedback. Dit effect was omgekeerd. Beginners hadden een betere sportprestatie na negatieve feedback dan na positieve feedback. Dit was hetzelfde bij experts. Experts hadden een betere

sportprestatie na negatieve feedback dan na positieve feedback. Er werd geconcludeerd dat in een sportsetting, zowel beginners als experts beter presteren na negatieve

feedback dan na positieve feedback.

Verdere implicaties van dit onderzoek

(20)

feedback op prestatie afhankelijk is van het expertise level. Mensen kunnen goal progress of goal commitment gebruiken bij de interpretatie van feedback. Bij goal progress wordt feedback gebruikt om na te gaan of genoeg vooruitgang is gemaakt in het behalen van het doel. Bij goal commitment wordt feedback gebruikt om na te gaan of het doel haalbaar is. Op basis van deze tactieken, stelt Fischbach et al. (2010) dat beginners goal commitment

gebruiken bij de interpretatie van feedback en dat experts goal progress gebruiken bij de interpretatie van feedback. Een goal commitment tactiek zou beter presteren na positieve- dan na negatieve feedback. Een goal progress tactiek zou beter presteren na negatieve- dan na positieve feedback.

Dit onderzoek onderzocht of de theorie van Fishbach et al. (2010) ook geldt in een sportsetting. Daarentegen komt uit dit onderzoek naar voren dat zowel beginners als experts beter presteren na negatieve feedback dan na positieve feedback. Kortom, dit onderzoek biedt geen ondersteuning voor de theorie van Fischbach et al. (2010) in een sportsetting.

Daarbij kwam uit dit onderzoek naar voren dat feedbackvalentie positief gerelateerd is aan affect. Positieve feedback geeft mensen een goed gevoel terwijl negatieve feedback mensen een slecht gevoelt geeft. (Ilies et al., 2005; Belschak et al., 2009). Dit onderzoek ondersteunt dit effect en toont aan dat dit ook geldt in een sportcontext.

Verder toont dit onderzoek aan dat feedback invloed heeft op sportprestatie. Feedback wordt gebruikt in vele verschillende situaties om doelen te behalen en prestatie te verbeteren. Het onderzoek van Hattie et al. (2007) stelt dat prestatie

beïnvloedt wordt door feedback. Dit onderzoek voegt daaraan toe dat sportprestatie ook beïnvloed wordt door feedback.

Tevens is dit onderzoek in overeenstemming met Carpentier et al. (2013). Zij onderzochten de invloed van feedback op prestatie en concludeerden dat prestatie meer

(21)

verhoogt na negatieve feedback dan na positieve feedback. Dit onderzoek voegt daaraan toe dat negatieve feedback ook een positief effect heeft op prestatie tijdens sporten.

Alternatieve verklaringen en beperkingen van dit onderzoek

Dit onderzoek heeft niet kunnen aantonen dat de invloed van feedback op sportprestatie afhangt van expertise level. Een aantal beperkingen zouden dit kunnen verklaren.

Ten eerste was het verschil tussen de experts en beginners klein vanwege de operationalisatie van de sportoefeningen. Volgens Fishbach et al. (2010) zijn experts mensen die weten wat nodig is om het doel te behalen en zij kunnen aan de hand van feedback afleiden of genoeg vooruitgang is gemaakt. Mensen zijn beginner als zij nog geen inschatting hebben of het doel haalbaar is en of het de moeite waard is om energie te steken in het doel. Beginners gebruiken feedback om af te leiden of het doel haalbaar is. De sportoefeningen in dit onderzoek waren simpel en konden na een korte uitleg gemakkelijk uitgevoerd worden. Het doel was om de sportoefening bovengemiddeld lang vol te houden maar er was niet meer ervaring of kennis nodig om de

sportoefeningen langer vol te houden. Door deze manier van sport meten, waren de verschillen tussen de experts en beginners klein. Een longitudinaal onderzoek zou dit kunnen ondervangen door sportprestatie te operationaliseren met een sport met een leerproces. Hierdoor is er een groter verschil tussen de beginners en experts. Het onderzoek van Finkelstein et al. (2011) toonde aan dat experts beter presteren na negatieve feedback en beginners beter presteren na positieve feedback. Dit onderzoek maakte gebruik van een doel gekoppeld aan een leerproces. Sporten zoals: taekwondo, skaten en yoga zouden gebruikt kunnen worden.

(22)

Ten tweede is een mogelijke verklaring dat de vorm van feedback niet sterk genoeg is geweest om het verwachte effect teweeg te brengen. Uit het onderzoek van Hattie et al. (2007) over de invloed van feedback op prestatie blijkt dat feedback in verschillende vormen gegeven kan worden. Zoals inhoudelijke-, extrinsiek of intrinsiek gefocuste- feedback. Feedbackvalentie (zoals in dit onderzoek gebruikt) blijkt een van de minst invloedrijkste vorm op prestatie te zijn. Het onderzoek van Louro et al. (2007) toont aan dat beginners behoefte hebben aan positieve feedback en later als expert wisselen naar negatieve feedback. Echter, bevatte deze feedbackvalentie ook inhoudelijke informatie over wat er goed of fout ging. Het zou kunnen dat

feedbackvalentie met inhoudelijke informatie over de sportprestatie een effect laat zien tussen experts en beginners. Vervolgonderzoek zou een inhoudelijke vorm van

feedbackvalentie op sportprestatie kunnen onderzoeken.

Ten derde is het mogelijk dat de aanwezigheid van de proefleider invloed heeft gehad op de sportprestatie. Mensen voelen meer druk om te presteren in het bijzijn van anderen en willen graag een positieve indruk maken (Geen & Bushman, 1989; Harkins, 2006). Deelnemers zouden meer druk kunnen ervaren om goed te presteren door de

aanwezigheid van de proefleider. Negatieve feedback op een simpele sportoefening zou de deelnemer kunnen interpreteren als een mogelijke negatieve evaluatie van de

proefleider. Na negatieve feedback zouden deelnemers meer hun best kunnen gaan doen om een positieve indruk te maken op de proefleider dan na positieve feedback.

Vervolgonderzoek zou gebruik kunnen maken van een app waarop deelnemers feedback krijgen.

Ten vierde zou de theorie van Fishbach et al. (2010) niet kunnen kloppen. Echter, is er aanzienlijk bewijs dat spreekt voor de dynamics of self-regulation (Finkelstein et al., 2011; Louro et al., 2007; Fishbach et al., 2008). Het zou kunnen dat het verwachte effect

(23)

niet naar voren kwam door een te laag deelnemersaantal. Vervolgonderzoek zou een groter deelnemersaantal kunnen gebruiken.

Conclusie

Dit onderzoek stelt dat feedback invloed heeft op sportprestatie en emotie. Positieve feedback laat mensen goed voelen en negatieve feedback laat mensen slecht voelen. Daarbij heeft negatieve feedback een betere invloed op sportprestatie dan positieve feedback. Het gevonden effect werd niet beïnvloed door level van expertise. Het zou kunnen dat inhoudelijke feedback samen met een sport waar een leerproces aan gekoppeld is, wel tot een effect leidt. Effectieve feedback tijdens sporten zou het stijgende aantal mensen met overgewicht kunnen verlagen wat relevant is in een tot nog toe alsmaar “groeiende” bevolking.

Literatuurlijst

Ávila, L. T., Chiviacowsky, S., Wulf, G., & Lewthwaite, R. (2012). Positive

social-comparative feedback enhances motor learning in children. Psychology of Sport and Exercise, 13(6), 849-853.

Belschak, F. D., & Den Hartog, D. N. (2009). Consequences of Positive and Negative Feedback: The Impact on Emotions and Extra-Role Behaviors. APPLIED

PSYCHOLOGY: AN INTERNATIONAL REVIEW, 58(2), 274-303. doi:10.1111/j.1464 0597.2008.00336.x.

Bruggink, J. W., & De Groot, I. (2012, 3 juli). Steeds meer overgewicht. Geraadpleegd op 8 oktober 2017, van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2012/27/steeds-meer-overgewicht. Carpentier, J., & Mageau, G. A. (2013). When change-oriented feedback enhances

(24)

Carver, C. S., & Scheier, M. F. (2012). Cybernetic control processes and the self-regulation of behavior. The Oxford handbook of human motivation, 28-42.

CBS. (2017, 25 juli). Helft van de Nederlanders is te zwaar. Geraadpleegd op 8 oktober 2017, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers

context/huidige-situatie#node-overgewicht-volwassenen. Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Fishbach, A., & Dhar, R. (2005). Goals as Excuses or Guides: The Liberating Effect of Perceived Goal Progress on Choice. Journal of Consumer Research, 32(3), 370-377. doi:146.50.98.28.

Fishbach, A., Eyal, T., & Finkelstein, S. R. (2010). How Positive and Negative Feedback Motivate Goal Pursuit. Social and Personality Psychology Compass, 4(8), 517-530. doi:10.1111/j.1751-9004.2010.00285.x.

Fishbach, A., & Koo, M. (2008). Dynamics of Self-Regulation: How (Un)accomplished Goal Actions Affect Motivation. Journal of Personality and Social Psychology, 49(2), 183 195. doi:10.1037/0022-3514.94.2.183.

Finkelstein, S. R., & Fishbach, A. Y. E. L. E. T. (2011). The expert's curse: Shifting to

negative feedback. University of Chicago, The University of Chicago Booth School of Business.

Geen, R. G., & Bushman, B. J. (1989). The arousing effects of social presence. Handbook of social psychophysiology, 261-281.

Gezondheidsnet. (2010, 2 maart). Meer kans op obesitas door depressie. Geraadpleegd op 8 oktober 2017, van https://www.gezondheidsnet.nl/overgewicht-en-afvallen/meer-kans op-obesitas-door-depressie.

(25)

Gezondheidsplein. (2017). Wat zijn de gevolgen en risico's van overgewicht en obesitas? Geraadpleegd op 8 oktober 2017, van

https://www.gezondheidsplein.nl/dossiers/overgewicht-en-obesitas/wat-zijn-de-gevolgen-en risico-s-van-overgewicht-en-obesitas/item43088.

Harkins, S. G. (2006). Mere effort as the mediator of the evaluation-performance relationship. Journal of personality and social psychology, 91(3), 436. Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The Power of Feedback. Review of Educational

Research, 77(1), 81-112. doi:10.3102/003465430298487.

Hildebrandt, V. H., Bernaards, C. M., & Hofstetter, H. (2015). Bewegen en Gezondheid 2000/2014. Geraadpleegd van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg 585586.pdf.

Ilies, R., & Judge, T. A. (2005). Goal Regulation Across Time: The Effects of Feedback and Affect. Journal of Applied Psychology, 90(3), 453-467. doi:10.1037/0021

9010.90.3.453.

Jeukendrup, A. E., & Chambers, E. S. (2010). Oral carbohydrate sensing and exercise performance. Current Opinion in Clinical Nutrition & Metabolic Care, 13(4), 447 451.

Louro, M. J., Pieters, R., & Zeelenberg, M. (2007). Dynamics of multiple-goal pursuit. Journal of personality and social psychology, 93(2), 174.

Moeller, S. K., Robinson, M. D., & Troop-Gordon, W. (2015). When the Going Gets Tough, the Differentiated Keep Going: Cybernetic Self-Determination, Daily Obstacles, and Persistent Goal Pursuit. The Journal of Psychology, 149(5), 427-442.

doi:10.1080/00223980.2013.837022.

Molden, D. C., Hui, C. M., Scholer, A. A., Meier, B. P., Noreen, E. E., D’Agostino, P. R., & Martin, V. (2012). Motivational versus metabolic effects of carbohydrates on self

(26)

Wolsink, I. (2017). Invloed van feedback op prestatie afhankelijk van verwachtingen. Ongepubliceerde data.

Zhang, Y., Fishbach, A., & Dhar, R. (2007). When Thinking Beats Doing: The Role of Optimistic Expectations in Goal-Based Choice. Journal of Consumer Research, 34(4), 567-578. doi:146.50.98.28.

Appendix

Sportoefeningen

Sportoefening: De lage plank

(27)

Sportoefening: De armoefening

Sportoefening: Wall-sit

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Still, key actors in the system sense that major challenges have to be addressed, on the one hand the Grand Societal Chal- lenges (such as health; ageing; food; ener- gy;

As noted, non-recoverable costs are probably more relevant for housing corporations than for municipalities, and therefore, interest spreads on guaranteed housing corporation loans

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures

but according to the results obtained with extracts _' from the-tuber it must be expected that the saponin in the aerial portion of the plant, would similarly. e-specially so

The purpose of this research was to determine the intrinsic and extrinsic motivators of Mathematics and Physical Science educators and the general

More recently, these monoclinic domains have indeed been observed in thin films using X-ray Diffraction (XRD) measurements [36]. Interestingly, in non-magnetic bulk LCO,

In this contribution we demonstrate the feasibility of using fluorescent dyes to measure spatiotemporally varying pH pro files in solution by comparing the pH changes arising

Data obtained under unstable conditions exhibit clear self-similar scaling and our analysis reveals a strong sensitivity of the statistical aspect ratio of coherent structures