• No results found

Kringlopen in de biologische landbouw: best belangrijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kringlopen in de biologische landbouw: best belangrijk"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EKOLAND 3-2004 16

E

en nutriëntenkringloop bestaat uit een aantal onder-ling samenhangende stofstro-men binnen een begrensd systeem. Kringlopen kunnen open dan wel gesloten en al dan niet in evenwicht zijn (Figuur 1).

Gegeven de intentie van de biologi-sche landbouw om kringlopen zoveel mogelijk te sluiten, kleven er bezwa-ren aan de huidige kringloop (zie fi-guur 2). Ten eerste is er een export van nutriënten naar de maatschappij, zonder dat daar retourstromen van gelijke omvang tegenover staan. Die retourstromen zouden kunnen be-staan uit allerlei afvalstromen uit de maatschappij. Aan de meeste

afval-stromen (bijvoorbeeld GFT of zuive-ringsslib) kleven echter grote bezwa-ren van organisatorische, economi-sche en/of milieukundige aard. De export wordt daarom nu gecompen-seerd met andere importstromen, zo-als toegestane hulpmeststoffen en mest en veevoergrondstoffen. Aan deze importstromen kleven echter ook bezwaren omdat ze:

• aanspraak maken op eindige bron-nen (fosfaaterts),

• niet gecompenseerd worden door een retourstroom en dus bestaan bij de gratie van bodemuitputting el-ders (biologische veevoedergrond-stoffen uit het buitenland), • van niet-biologische oorsprong zijn

(gangbare mest, vinassekali).

De huidige kringloop binnen de Nederlandse biologische landbouw is daarmee open en onevenwichtig.

Evenwicht

De Nederlandse biologische land-bouw is sterk gespecialiseerd. Deze specialisatie was mogelijk door het ontbreken van regelgeving ten aanzien van de herkomst van ingezette grond-stoffen. Naar verwachting zal deze re-gelgeving worden aangescherpt, met als einddoel een volledig biologische herkomst van grondstoffen. De biolo-gische landbouw zal dan toe moeten groeien naar een evenwicht tussen vraag en aanbod van de diverse grond-stoffen en dus ook naar een evenwicht tussen plantaardige en dierlijke pro-ductie. Op welk schaalniveau dit evenwicht gerealiseerd zal moeten worden is niet een op voorhand uitge-maakte zaak. Het bedrijfs- of regiona-le niveau heeft, geredeneerd vanuit de intenties van de biologische land-bouw, de voorkeur o.a. vanwege kor-tere transportafstanden. Daarnaast zijn er ook vragen over de meest ge-schikte organisatievorm: gesloten kringlopen kunnen in principe ‘geor-ganiseerd’ worden via anonieme grondstoffenmarkten of middels samenwerkingsvormen tussen twee of meer bedrijven.

Maatregelen

Het beter sluiten van kringlopen komt neer op het terugdringen van de import uit de gangbare landbouw en uit het buitenland door een combina-tie van de volgende maatregelen: 1- het terugdringen van verliezen,

Kringlopen in de biologische

landbouw: best belangrijk!

De verschillende sectoren staan voor hun eigen uitdagingen

Op 2 maart organiseerden het Louis Bolk Instituut en een aantal

instituten van Wageningen Universiteit & Research Centrum in

het kader van het LNV-onderzoeksprogramma ‘Intersectorale

samenwerking binnen de biologische landbouw’ een workshop

over het sluiten van kringlopen in de biologische landbouw. In

onderstaand artikel wordt uiteengezet voor welke uitdagingen de

biologische landbouw daarbij staat. In het aprilnummer van

Ekoland volgt een verslag van de workshop.

Jules Bos, Plant Research International, Jan de Wit, Louis Bolk Instituut

B

E D R I J F S V O E R I N G

Figuur 1: Kringlopen in soorten

(2)

EKOLAND 3-2004 17

2- het intensiveren van de interne uit-ruil van voer en mest,

3- het organiseren van acceptabele re-tourstromen uit de maatschappij. Ook een inkrimping van de biologi-sche veestapel kan bijdragen aan de re-ductie van voerimporten uit het bui-tenland, maar dit vermindert ook de beschikbaarheid van biologische mest.

Uitdagingen

Bij het sluiten van kringlopen staan de verschillende sectoren voor hun eigen uitdagingen. Uitdaging voor de wei-nig grondgebonden veehouderij (m.n. de varkens- en pluimveehouderij) is het verminderen van de import van buitenlandse veevoergrondstoffen. Dit kan bewerkstelligd worden door de biologische veestapel in te krim-pen, maar ook door de dieren meer in-lands geproduceerde grondstoffen te voeren. Knelpunt is wel dat inlandse rantsoenen mogelijk negatieve gevol-gen hebben voor de eiwitvoorziening van dieren, omdat de Nederlandse productieomstandigheden minder ge-schikt zijn voor de teelt van eiwitge-wassen.

Als de plantaardige sector zich meer richt op de veehouderij en de voerpro-ductie drastisch verhoogt in ruil voor biologische mest, snijdt het mes aan twee kanten: dan neemt èn de afhan-kelijkheid van de buitenlandse voe-rimport af, èn de export naar de maat-schappij. Echter, deze ontwikkeling naar een inlandse voerproductie gaat wel in tegen de huidige trend om vooral goedkoop buitenlands voer te gebruiken.

In de plantaardige sector zullen ook

vergaande aanpassingen nodig zijn om het gebruik van meststoffen van niet-biologische herkomst sterk te perken. Naast een verbeterde be-mestingsstrategie, waarbij het nutri-ëntenaanbod beter wordt afgestemd met de gewasbehoefte, zal de gewas-keuze veel meer moeten bijdragen aan het in stand houden van de bodem-vruchtbaarheid. Daarbij valt niet te ontkomen aan het opnemen van meer vlinderbloemigen in bouwplannen, alleen al omdat de aanvoer van N via schaarser wordende biologische mest een kostbare zaak zal worden. Com-post dient een belangrijkere rol te gaan spelen in de voorziening van de overige nutriënten en organische stof. De grootste uitdaging voor de melk-veehouderij ligt in het leveren van een bijdrage aan de mestvraag van de bio-logische akker- en tuinbouw. Via gras-klaver kan de melkveehouderij relatief gemakkelijk N ‘binnenhalen’. Vanuit N bezien kunnen biologische melk-veebedrijven dan ook in beginsel veel van hun mest exporteren naar de plantaardige sectoren. Dat betekent wel dat, in plaats van de akkerbouwer en tuinder, dan de melkveehouder zijn P- en K-export via andere bron-nen moet compenseren.

Strooisel

Een uitdaging die op alle sectoren gro-te invloed kan hebben is de verminde-ring van het gebruik van strooisel van gangbare herkomst. Momenteel hoeft strooisel niet van biologische her-komst te zijn en wordt meest gangbaar stro gebruikt. Indien het wenselijk is ook deze kringloop beter te sluiten,

dan zal ofwel de productie van biolo-gisch stro fors moeten toenemen, of-wel het aandeel stalsystemen met een grote strobehoefte teruggebracht moeten worden. Dit laatste vermin-dert de beschikbaarheid van vaste mest. Daarnaast kan gezocht worden naar alternatieve strooisels, bijvoor-beeld uit natuurgebieden.

Retourstromen

Een intensivering van de interne uit-ruil van voer en mest tussen veehou-derij en akkerbouw lost de principiële lekkage van P en K naar de samenle-ving niet op. Daarom blijft het van be-lang om te zoeken naar aanvaardbare retourstromen vanuit de maatschap-pij, mits groot genoeg om te certifice-ren. Grotere reststromen, die reeds deels biologisch gecertificeerd zijn, zijn die van sorteeraardappelen en grove peen en van bijproducten zoals wei, graanafval en pulp.

Voortrekkersrol

Het beter sluiten van kringlopen in de biologische landbouw gaat gepaard met hogere kostprijzen voor primaire producenten. Dit is toe te schrijven aan hogere prijzen van ingezette (bio-logische) grondstoffen en aan lagere productieniveaus van gewassen en dieren.

Vanwege het onderscheidend karakter en haar voortrekkersrol doet de hele biologische landbouw er toch verstan-dig aan verdere invulling te geven aan haar intenties en werk te maken van het sluiten van kringlopen. De gevol-gen daarvan voor de diverse sectoren worden in het vervolg van het onder-zoeksprogramma onderzocht.

De huidige

kringloop

binnen de

Nederlandse

biologische

landbouw

is open en

onevenwichtig

ONDERZOEK

In 2003 is in opdracht van het Ministerie van LNV het meerja-rige onderzoeksprogramma ‘Intersectorale samenwerking binnen de biologische landbouw’ gestart. Het programma be-oogt perspectiefvolle concepten voor intersectorale samen-werking aan te dragen, met als doel kringlopen binnen biologi-sche landbouwsystemen beter te sluiten. In het programma werken samen:

Praktijkonderzoek Animal Sciences Group Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Plant Research International Louis Bolk Instituut

Landbouw-Economisch Instituut Figuur 2: Vereenvoudigde nutriëntenkring-loop in de Nederlandse bio-logische land-bouw. humane consumptie + verliezen humane consumptie + verliezen import buitenlandse veevoergrondstoffen N-fixatie klaver depositie N-fixatie vlinderbloemigen depositie import gangbare mest en hulpmeststoffen voer plantaardige productie mest dierlijke productie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Although FirstRand showed a substantial higher level of volatility in terms of technical efficiency after January 2010 (see FIGURES 2 and 5 in the appendix), it was

It is also apparent from the literature and relevant quoted legislation that factors such as education, age, tenure and work experience, as well as family responsibility, should

A: upper seed coat showing smooth surface and margin; B, C: upper seed coat showing elongate and tightly packed cells with smooth to slightly granular cuticle; D: lower seed

To get the best spectral reconstruction, an additional qual- ity criterion was applied, only those data that were taken with the full array of 4 telescopes were accepted (see Table 1

• Er bestaan meer en zwaardere vormen van horizontale verantwoor- ding bij ZBO’s dan bij agentschappen, hoewel bij agentschappen soms vergelijkbare taken worden

BOTSWANA GOVERNMENT, 1977, Education for Kagisano Report of the National Commission on Education, Government Printers, Gaborone, pp.296... DE CLERCQ F, 1984,