• No results found

Kapitalisme en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kapitalisme en "

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

3

er

li- s.

p.

J- n, ld ei

Ll-

g, ie s-

ij- p.

ri-

~e

fi-

lS,

tie n-

~r­

~r-

1et 10- le-

le- H- lSt

~n,

ijk an ze ria 1ar id-

1e- 1et

lnhoud

pag. 106 Van de redactie pag. 107

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali door dr. M. van Hulten

pag. 114

Welzijn; overheid en onderscheid door mr. J. C. G. Fijen

pag. 119

Signa len voor christelijke politiek door dr. A. Veerman

pag. 122

Interview met minister Gardeniers door dr. G. Puchinger

pag.130

Het gelijk van Don Quichote;

80/4

een antwoord aan Van Apeldoorn door drs. J.

van Bolhuis.

80/4

50e jaargang, nr. 4, april 1980

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

Van Hulten

Welzijn en p.i.

Fijen

Daar gaat het om

Veerman

Interview: Gardeniers

Puchinger

Reactie op basisbehoeftenstrategie

Van Bolhuis

105

(2)

Van de redactie

Dit nummer wordt geopend met een bijdrage van dr. M. van Hulten over Kapitalisme en Voor- uitgang in Mali. De schrijver is sinds maart 19 7 8 werkzaam in Mali ten behoeve van de co6rdina- tie van hulpprojecten.

De redactie heeft hem uitgenodigd, vanuit zijn ervaringen in Mali te schrijven over het vraag- stuk van de vooruitgang, zoals dat in de geihdustria/iseerde Ianden in discussie is. In zijn artike/ heeft de heer Van Hulten betrokken de studie van dr. B. Goudzwaard over Kapitalisme en Vooruitgang.

Mali is wei 'kapitalistisch: a/dus Van Hulten, maar het is de vraag of dit daar ook vooruitgang brengt. Trouwens: wat is vooruitgang? Tach niet het verdwijnen van hele volkeren en hun cultu- ren, hun produktie- en consumptiewijzen en hun ta/en. Is dit geen achteruitgang, zo vraagt Van Hulten zich af.

De vraag is hoe deze afbraak te keren. Niet door innovatie, zoals zovelen in het Westen denken, aldus Van Hu/ten. Want dat is geloven in een op/ossing, aangedragen door een technologie die op velerlei terrein de mense/ijke besturing reeds lang ontgroeid is. Van Hu/ten is, afgezien van de ideeen over produktieco6peraties, kritisch gestemd over de door Goudzwaard aange- dragen remedies. Het is toch niet meer dan het oplappen van de voorgevel van een gebouw waarvan zojuist beschreven is dat het van fun- dament tot dak verrot is.

Van Hulten beschrijft in zijn artikel de situatie in Mali en de moge/ijkheden om a/daar met pro-

80/4

duktieco6peraties verder te komen. • Kernpunt daarbij is dit land ( deze Ianden) de kans te Iaten op een eigen ontwikke/ing.

* *

*

Vervo/gens schrijft mr. J. C. G. Fijen over de rol van het particuliere initiatief in het welzijnswerk.

Hij is van mening dat het particuliere initiatief in christen-democratische kring teveel blindelings wordt gesteund, zonder dat er een werkelijke bezinning is op de vraag wat de plaats en de functie van het particulier initiatief zou moeten zijn. Hij p/eit dan ook voor een herijken van ons den ken over het particu/ier initiatief.

Fijen p/eit voor een benadering van het particu- lier initiatief waarin mensen zeit hun verant- woordelijkheid kunnen be/even. Dit is iets an- ders dan het decentraliseren van het beleid, waarover zo dikwijls wordt gesproken.

Voorts zal er ruimte geboden moeten worden voor het bundelen van hulpactiviteiten op grand van een gemeenschappe/ijke overtuiging, omdat deze essentieel is voor het welzijnswerk. Een derde thema in zijn artikel is het verstate!Jjken van welzijnsinstellingen, waardoor een verster- king van een kille, technische aapak dreigt.

* *

*

Dr. A. Veerman bespreekt het boekje van de werkgroep 'Niet bij brood aileen': Daar gaat het om. Hij bespreekt niet aileen de inhoud van het boekje, maar ook de plaats van de werkgroep binnen het CDA.

* *

*

Dr. G. Puchinger heeft een interview met de mi- nister van Cultuur, Recreatie en Maatschappe/ijk werk, mevrouw M. H. M. F. Gardeniers-Berend- sen.

* *

*

In het'tebruarinummer van ons b/ad is een arti- kel opgenomen van drs. J. van Bolhuis over de basisbehoeftenstrategie in het ontwikkelingssa- menwerkingsbe/eid, waarop in hetze/fde num- mer is gereageerd door drs. G. J. van Ape/doom.

Van Bolhuis sluit deze discussie nu at met een laatste reactie op het artikel van drs. Van Ape/- doorn.

(3)

1/4

mt

•en

rot 1rk.

fin

19S

~ke de ten ms

cu- ont- an-

~id,

ten md dat :en f<en ter-

de het het oep

mi-

~/ijk

nd-

~rti­

' de

>sa-

;m- om.

een pel-

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

OCI

Ill c:

Cl·-c:.:J!.

:.: a;

~ ~ .:J!. c:

·~

E

c: ca

0 Ill

Kapitalisme en

vooruitgang in Mali

door dr. M. van Hulten

Het is moeilijk het begrippenpaar 'kapitalisme' en 'vooruitgang' als bijeenbehorend te herken- nen als je woont en werkt in een land als Mali (ter orientatie: 1.200.000 km2 d.w.z. 34 x Ne- derland, 7,5 miljoen inwoners, voormalige Fran- se kolonie in West-Afrika, geen eigen kustlijn en zeehaven, een van de vijf armste Ianden ter we- reid).

De economie van dit land maakt deel uit van het westerse kapitalistische systeem. De Malinese frank wordt gecontroleerd door en is vrij inwis- selbaar tegen de Franse frank. Hoewel het land staats- en cooperatieve bedrijven kent, krijgt het 'vrije ondernemerschap' er aile kansen die het maar hebben wil. Wei 'kapitalistisch' dus, maar 'vooruitgang'?

Zowel op korter als op Ianger zicht is aileen van achteruitgang sprake en daar lijkt het kapitalis- me alles mee te maken te hebben.

Geschiedenis

Allereerst de korte termijn. De Fransen gaven dit land zijn onafhankelijkheid in 1960 (deze activi- teit kan overigens ook vanuit een geheel andere gezichtshoek bekeken worden en wordt dien- overeenkomstig dan ook anders verwoord en gewaardeerd). De Malinezen waren niet van

dr. M. van Hulten

Dr. M. van Hulten (geb. 1930) studeerde socia/e geografie aan de Universiteit van Amsterdam.

Daarna liep hij twee jaar college aan de universi- teit van Warschau en het Pools Landbouweco- nomisch lnstituut. In 1962 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op het proef- schrift 'De col/ectivisatie van de /andbouw in de Volksrepub/iek Polen, 1944-1960:

Achtereenvolgens was hij lid van de Eerste Ka- mer en van de Tweede Kamer voor de PPR en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

Sinds maart 1978 werkt hij in Mali (West-Afri- ka) a/s vertegenwoordiger van Euro Action Sa- hel Acord voor de co6rdinatie van project-finan- ciering in het bijzonder in het noorden en oosten van hetland

plan met die pas verworven nieuwe politieke on- afhankelijkheid precies in de pas te gaan lopen met wat De Gaulle als toekomst voor West-Afri- ka in samenhang met Frankrijk voor had. Als een soort represaille werden van de ene dag op de andere aile Fransen en de steun van de Franse frank uit Mali teruggetrokken. Een houding die het best gekarakteriseerd wordt met 'wie niet met ons is, is tegen ons' en 'wie niet horen wil,

(4)

staatkunde

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

die moet maar voelen'. Mali werd op zichzelf te- ruggeworpen met een aantal technische ver- worvenheden en een bestuursapparaat waaruit de westerse technische en administratieve des- kundigheid van de ene dag op de andere ver- dween. Het zocht vanzelfsprekend steun bij an- deren. met name Oosteuropeanen, die hun hele administratief-bureaucratische planmatige op- gezette aanpak van problemen over de ex-Fran- se centralistisch-hierarchische structuur heen legden. De gevolgen waren en zijn desastreus, ook al is hetland van zijn eenzijdige Oosteurope- se orientering weer afgekomen ..

Op allerlei terreinen is Mali er nu slechter aan toe dan tien, twintig jaar geleden. Het land teert in op oude investeringen en je ziet de achteruit- gang alom om je heen. (Anderen die hier heel wat Ianger zitten dan ikzelf, Malinezen en bui- tenlanders, bevestigen deze constatering.) Maar ook op langere termijn kan gesproken worden van achteruitgang. Op een moment dat wij nog bezig waren met de 7 en de 17 provin- cien een eigen staatsverband te vinden, los van Spanje en Oostenrijk, in de 16e en 17e eeuw, had dit deel van Afrika al grote, goed-geleide en aan de maatstaven van die tijd gemeten welva- rende rijken voortgebracht die orde en rust, ze- kerheid en gerechtigheid in grote gebieden ga- randeerden. Tijdens onze 80-jarige oorlog ging een van die rijken ten onder in een aanvalsoor- log van Marokko. De dieperliggende historische oorzaak van die ondergang was echter de ver- plaatsing van de wereldhandelsroutes die het gevolg was van het omzeilen van Afrika door Portugezen, Spanjaarden, Hollanders en Engel- sen, die weer het gevolg was van Renaissance en Reformatie in Europa en van de geboorte van het vroeg-kapitalisme.

De traditionele karavaanroutes tussen de noord- kust van West-Afrika (van Marokko tot Tunis) en de zuidkust (van Senegal tot Niger-monding) verloren daardoor meer en meer hun functie waardoor de nomaden van het binnenland een belangrijke broodwinning verloren, verarmden en niet meer in staat waren te betalen voor het in stand houden van het bestuursapparaat, het Ieger en de wetenschap (de Moslim-universiteit van Tombouctou verdween).

Relativering

Het zal duidelijk zijn dat ik vind dat wei enige re- lativering nodig is bij uitspraken als die van Goudzwaard:

80/4 dr. M. van Hulten

'De zestig of zeventig jaar die aan de Franse re- volutie voorafgingen staan algemeen bekend als de periode van de Verlichting ... Het is de perio- de waarin de mens weet dat hij voortschrijdt en omhoog klimt ... Voor het begin van de 18e eeuw heeft de westerse mens al verre continen- ten binnen zijn invloedssfeer getrokken, nieuwe markten opengelegd en de opleving meege- maakt van nieuwe handels- en bankcentra in Europa . . . De bereikte resultaten worden op een rij gezet en bij elkaar opgeteld. En het netto- resultaat, het saldo van deze balans wordt dan kort en krachtig met een woord aangeduid: het woord vooruitgang' (pp. 42-43).

Opvallend is de keuze van de geciteerde 'bereik- te resultaten' (ook al wordt 'het oordeel van tijd- genoten' van de Verlichting ervoor te hulp ge- roepen en ook al wordt 'de mens' opeens be- perkt tot de 'westerse mens'). Historisch even juist had die keuze ook kunnen luiden:

Voor het begin van de 18e eeuw heeft de wes- terse mens bloeiende beschavingen in Midden- en Zuid-Amerika vernietigd, tenminste een mil- joen lndianen in Noord-Amerika gedood, de mo- derne slavenhandel uitgevonden, de jute-indus- trie van India vernietigd, de inheemse scheep- vaart in de lndische archipel ontwricht, grote de- len van de specerijen-produktie op de Molukken vernietigd om de prijs in Amsterdam hoog te houden, enz. enz.'

Waarom zijn al deze 'bereikte resultaten' in de tijd van de Verlichting niet op een rij gezet en het saldo benoemd als 'vooruitgang'? Logisch, om- dat we ze niet als vooruitgang zien, maar het ' blijft merkwaardig, dat kapitalisme en vooruit- gang als een bijeenbehorend begrippenpaar be- handeld wordt. Moet het hele begrip 'vooruit- gang' niet eerst opnieuw gedefinieerd worden en ontdaan van zijn Europese inkleuring?

Mijn inzichten zijn uiteraard gebaseerd op mijn beperkte ervaring in West-Afrika, maar in vele delen van de wereld is het niet anders geweest dan hier. 'De mens die weet dat hij voortschrijdt en omhoog klimt' moet beperkt worden voor Europa zelf tot het noordwesten en binnen dat gebied tot slechts een bepaalde groep, met name de nieuwe bourgeoisie. Voor de wereld als geheel moet ze beperkt worden tot de genoem- de delen van de Europese samenleving, even la- ter uitgebreid tot die gebieden die van hier uit bevolkt of sterk be.invloed werden. Vooruitgang' zoals verstaan in het boek van Goudzwaard is dat slechts voor enkelingen als we op wereld- schaal de ontwikkelingen bekijken.

(5)

0/4

1 re-

I als lrio- t en 18e len- Jwe lge- a in

op lttO- dan

het reik-

tijd- ge- be- wen 1\/eS- :len- mil- mo- dus- eep-

1 de-

<ken g te

1 de

1 het om- . het 1ruit- . be- lruit- rden

mijn vele eest 1rijdt voor

1 dat

met d als lem- n la- 'r uit 1ang' rd is reid-

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

Maar er is meer. Het verdwijnen van hele volke- ren met hun culturen, hun produktie- en con- sumptiewijzen en hun talen. van honderden zo niet duizenden planten- en diersoorten. het ver- zieken met olie en vuil van oceanen. meren en rivieren. het verpesten van de Iucht met afval- gassen van brand- en chemische processen. het verstoren van de ecologische orde op de aarde in de meest letterlijke zin. waardoor gronden verarmen. verwoestijnen. wegspoelen of weg- waaien. Dit alles aanduiden met 'vooruitgang·

stuit velen tegen de borst. Tach is het intrinsiek verbonden met onze modern-industriele produk- tie- en consumptiewijze die geheel stoelt op de maximalisering van de winst en de inkomens- en consumptievergroting die de basis vormt van het kapitalisme. zoals ook Goudzwaard uitvoerig aantoont. En die moderne produktie- en con- sumptiewijze blijft vragen om hogere lonen. ho- gere winsten. hogere investeringen. grotere pro- duktiecijfers. nieuwere technologie. efficientere besturing. enz. enz.

Zouden we de sociaal-economische omwente- iing die sinds de Middeleeuwen in Europa plaats vond en die zijn consequenties had over de ge- hele aarde niet even goed - of beter nog - als 'achteruitgang' kunnen aanduiden in plaats van als 'vooruitgang' zoals Goudzwaard in na- volging van de tijdgenoten van de Verlichting doet?

lnnovatie

Sommigen die in de analyse van de situatie be- paald niet (veel) van Goudzwaard of mij verschil- len en ook erkennen dat die zogenaamde 'voor- uitgang' tach wei een luchtje heeft. zoeken de oplossing van de problemen die deze vooruit- gang met zich meebrengt in een volstrekt ver- keerde richting.

Zij vinden dat wij meer aan 'innovatie' moeten doen. Het gaat ons aileen maar slecht (bedoeld wordt 'onze economische groei is minder dan die van anderen of minder dan in een vroegere periode en onze technologie is nog steeds niet volmaakt') omdat wij minder van wat wij heb- ben aan gewoonten en technieken vervangen door nieuwe dan met vergrote inspanning mo- gelijk zou zijn. Vooral D'66 lijkt door de innova- tiebacil aangetast. maar CDA en PvdA - uit angst een modieuze trend te missen? - zijn er bepaald niet afkerig van. Uiteindelijk is het gelo- ven in innovatie als een redmiddel voor ons eco-

dr. M. van Hulten

nomische groeiprobleem en voor de aantasting en uitputting van ons leefmilieu die het gevolg is van die groei. niets anders dan geloven in oplos- singen aangedragen door een technologie die op velerlei terrein de menselijke besturing reeds lang ontgroeid is. De innovatie-golf in de wapen- industrie is hiervan het duidelijkste voorbeeld.

lk denk zelfs te kunnen stellen dat het op inno- vatie gerichte beleid zoals dat nu overal in de rij- ke wereld voorgestaan wordt ten diepste strijdig is met onze ontwikkelingspolitiek. De kloof tus- sen rijk en arm wordt door de aanzwellende golf van innovaties aileen maar vergroot, terwijl de bedoeling van de ontwikkelingspolitiek juist is om die kloof te verkleinen.

Als je hier werkt wordt dat inzicht aileen maar verdiept en verscherpt. Bij vele van de hier be- staande problemen zou men beter af zijn met technische oplossingen van 50 of 1 00 jaar gele- den. Wij planten echter bij voorkeur de allermo- dernste oplossingen in. Ethisch wordt dit uiter- aard keurig verdedigd: we mogen de mensen in ontwikkelingslanden niet opzadelen met onze 'afdankertjes·. lk denk dat de werkelijke verkla- ring ligt verborgen in onze markteconomie. Onze industrie moet zijn nieuwste produkten ook ver- kopen kunnen. desnoods tegen betaling uit voor ontwikkelingshulp bestemde fondsen. anders komt het rad van de vooruitgang tot stilstand en zoals Goudzwaard uitvoerig betoogde. het kapi- talisme vereist voortdurend veranderen om voortdurend te kunnen groeien. Ook al hebben de consumenten een produkt niet nodig. de con- sumptie ervan zal ze met aile beschikbare mid- delen opgedrongen worden. omdat ze nu een- maal geproduceerd zijn.

In dit verband een veelbetekenende anecdote uit mijn tijd als PTT-staatssecretaris die inmiddels met diverse praktijkvoorbeelden op zeer ver- scheiden terreinen kan worden aangevuld.

Zo rand 1975 was het Nederlandse telexnet meer dan 40 jaar oud en aan vervanging toe (u ziet. het innovatiejargon is mij niet vreemd !).

Mozambique. zojuist onafhankelijk geworden.

wilde onze telex-afdankertjes graag hebben. om- dat het dezelfde apparatuur al jaren gebruikte.

aanvulling nodig had en geen vernieuwing of vervanging wilde omdat deze apparatuur simpel van constructie en simpel te repareren en ge- bruiken was en men over technici beschikte die er zich bij thuis voelden. De Nederlandse PTT was best bereid - zij het ook pas na enige aan- drang - de apparaten af te staan. anders gin- gen ze toch maar de schrootmolen in. en ze nog

109

(6)

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

op te knappen ook. Maar de Mozambikanen konden zeggen wat ze wilden. Onze Ontwikke- lingssamenwerking wist het beter. Het beste van het nieuwste konden ze eventueel om niet geleverd krijgen als ze erom zouden vragen, maar 'geen oude rommel". Ook een persoonlijk gesprek met Pronk hierover leverde niets op.

Let wei: ik zeg niet dat we steeds en bij voorkeur onze afdankertjes naar ontwikkelingslanden moeten sturen. Maar wei dat ik hier ervaren heb dat men dikwijls stelt: leer ons toch jullie oplos- singen van 80 jaar geleden, stuur ons jullie in- strumenten en werktuigen van vroeger, dan kunnen we daarvan leren en daarvan uitgaande onze eigen technologie ontwikkelen.

Een Zwitserse Technische Hogeschool is nu be- gonnen volkomen verstofte wetenschappelijke literatuur van rond 1 900 door te kammen op dit soort technologie. Een hele vooruitgang in de wetenschap, terugkeer naar het betere ant- woord van voordat we het beste vonden!

Vooruitgang en roof

De 'vooruitgang' zoals de rijke wereld die in de laatste eeuwen gekend heeft is ook voor een niet onbelangrijk deel gebaseerd (geweest) op roof vanuit de rest van de wereld.

Allereerst roof van mensen. Hier in Afrika stelt men dat in twee eeuwen van 'vooruitgang' ( 1650-1850) 200 miljoen zwarten uit hun woongebieden zijn opgepakt en verscheept en dat er van hen zo'n 20 miljoen in Amerika zijn aangekomen. Hun behandeling als koopwaar onderweg was niet veel beter dan die als pro- duktiefactor na aankomst in de suikerriet- en ka- toenplantages. Over de rol die christenen en de christelijke ethiek bij dit alles gespeeld hebben kan beter maar beschaamd gezwegen worden.

Als arbeidsreservoir voor de rijke wereld doet Afrika overigens nog steeds dienst. lk heb de in- ternationale statistieken hier niet bij de hand, maar het gaat ook nu nog om honderdduizen- den Marokkanen, Algerijnen, Tunesiers en zwar- te Afrikanen die het vuilste en ondankbaarste werk in de Europese produktie opknappen. Ze worden nu weliswaar niet fysiek geketend uit Afrika gehaald, maar economische dwang kan even hard zijn. Onze 'vooruitgang', onze fenome- nale economische groei in de 60-er jaren, zou zonder die moderne slaven niet mogelijk zijn ge- weest. Moeten we vanuit Afrika gezien ook over

80/4 dr. M. van Hulten

'vooruitgang' spreken? (zelfs al moet erkend worden dat per individu dit verschijnsel vermoe- delijk betekende dat de slechtste Europese si- tuatie altijd nog beter was dan de Afrikaanse slum of plattelandsarmoede waaruit ze afkom- stig waren en waar velen niet naar toe terug wil- l en).

Op de tweede plaats de ook nog steeds voort- gaande uitbuiting van o.a. West-Afrika ten bate van de voedsel- en grondstoffenvoorziening van de rijke wereld. Deze uitbuiting gaat zover dat zonder enige twijfel gezegd kan worden dat als de rijke wereld zou kunnen Ieven zonder de ka- toen en de pinda's van West-Afrika er hier geen voedselprobleem zou zijn. De beste gronden zijn en worden in toenemende mate voor exportge- wassen bestemd, gewassen die bovendien de grand op onverantwoorde wijze uitputten en aantasten en zodoende de toekomstkansen hier ernstig in gevaar brengen.

Onze humanitaire jaarlijks herhaalde voedsel- hulp aan o.a. de Sahellanden komt hiermee wei in een heel merkwaardig Iicht te staan. Onze voedselhulp is immers toch al meer een afstoten van onze overtollige produktie-overschotten (en daarmee een oplossing voor een van onze eigen problemen), dan humanitair afstaan en helpen vanuit eigen tekorten. De Sahel-voedseltekorten zijn minder aan verwoestijning en uitzonderlijke droogte te wijten dan aan de Europees-Afrikaan- se vooruitgang en de handelsstromen die deze vooruitgang in stand houden.

Ook onder de aardoppervlakte gaat de uitbuiting ongebreideld verder. Frankrijk dekt 1 5% van zijn grondstoffenbehoefte in Afrika (en als er eens een president dwars wil gaan liggen, dan wordt hij door Frankrijk vervangen). het Malinese goud gaat naar Rusland. Exploratiemaatschappijen zoeken overal naar olie en uranium. Afrikaanse bauxiet voedt de Europese en Amerikaanse alu- minium-ovens. 'Zelf kunnen ze het niet exploite- ren, nu krijgen ze tenminste nog wat van de op- brengst' is een heel zwakke verdediging voor het door ons benemen van toekomstmogelijkheden aan deze jonge staten met nog onvoldoende kennis en kapitaal.

Na het voorgaande zal het iedereen duidelijk zijn dat wat gemeenlijk in de rijke wereld als 'voor- uitgang' wordt aangeduid hier op een wat ande- re wijze bekeken wordt, evenals trouwens be- grippen als apartheid en rasdiscriminatie, vrij-

(7)

)/4

md ::>e-

si- 1se

>rt- ate 1an ::Jat a is ka- len tijn Je-

de en lier

;el- vel 1ze :en :en 1en 1en :en jke m- lZe

ng

~ijn 1ns rdt ud en ISe

lu- te-

>p- let en de

ijn ::>r- le-

>e- rij-

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

handel. wereldoorlog, dekolonisatie, kerstening en ontdekkingsreizen hier heel anders ervaren worden dan bij ons in Europa.

Teleurstellend

Voor de problemen die het kapitalisme nu op- roept worden allerlei oplossingen aangedragen vanaf 'de oude Bijbelse regel, dat we het kwade moeten pogen te overwinnen met het goede' (Goudzwaard, p. 272) via allerlei maatregelen als het facettenbeleid van de structuurnota van Lubbers (p. 242), vorming van gedragscodes (243). oprichting van toetsingsorganen t.a.v.

rnaatschappelijk nut en energie- en milieueffec- ten van nieuwe produkten en technieken (244).

normering van economische beslissingen aan sociale rechtvaardigheid en ethiek (247/9). te- rugplanten van rechtstreekse eigen verantwoor- delijkheden in de produktiesector van de samen- leving (253). terugplanten van een deel van het netto-resultaat van de produktie in de produktie- sector zelf, met andere woorden: brengen van inkomens- en consumptieoffers om de daardoor verkregen middelen in te zetten voor een meer humane techniek en voor een economische ont- wikkeling die op bredere normen is gebaseerd dan aileen het zo goedkoop mogelijk produceren voor de markt (238/9). inspraak en medebeslis- sende invloed van personeel, consumenten en kapitaalverschaffers op het bedrijfsgebeuren (263). consumentenacties, zwarte lijsten opge- steld door consumenten-organisaties van 'slech- te' (?) bedrijven (268). tegenreclame, predikaat- verlenging aan 'goede' (?) bedrijven (270). enz., enz. Ogenschijnlijk een zeer indrukwekkende lijst. Maar die mij tach tegenvalt in een overi- gens tach serieuze verhandeling over begrippen als kapitalisme en vooruitgang. Deze reeks van voorstellen kan tach immers niet anders gezien worden dan als het oplappen van de voorgevel van een gebouw waarvan zojuist beschreven is dat het van fundamenten tot dak verrot is. In zijn slotwoord zegt de auteur weliswaar dat hij 'geen marsroute' heeft willen aangeven, maar voor ie- mand die in de Nederlandse politiek weer een vooraanstaande rol wil spelen is het blijven han- gen in filosofische en ethische bespiegelingen en marginale veroeteringsvoorstellen tach wei erg magertjes. De uitroep 'zou dat inderdaad al niet verademend zijn: dat het goedwillende onderne- mingen ook metterdaad beter gaat dan slecht- willende ondernemingen?' (285) is hiervoor in- derdaad de aardigste samenvatting. 'Is it not wonderful', zou Billy Graham zeggen.

80/4 dr. M. van Hu/ten

'Eike aandrang tot een meer normatief handelen van bedrijven t.o.v. de samenleving leidt tot aan- merkelijke kostenstijgingen' (273).

'De markteconomie met haar concurrentie- dwang heeft een groei van efficiency in termen van geldelijke baten en kosten voor aile betrok- ken bedrijven onontkoombaar gemaakt; en die efficiency op haar beurt heeft een technische ontwikkeling uitgelokt, die ... slechts een een- sporig, veelal grootschalig vooruitgangsgeweld toeliet' (235).

Waarom zouden deze constateringen van Goud- zwaard zelf ineens niet meer gelden als er ge- dragscodes, toetsingsorganen en zwarte lijsten zouden zijn of wanneer er meer verantwoorde- lijkheid bij de bedrijven zou liggen? Hoe denkt hij dat dit zou werken? Omdat individuele mensen ineens van goede wil zijn geworden (die zijn er immers de hele historie door geweesti of indivi- duele bedrijven ineens ge·inspireerd zouden wor- den het goede na te streven? Volgens de eigen wetmatigheden die Goudzwaard beschrijft werkt dat immers niet?

lk herinner mij maar al te goed van de discussies over het eerste antwerp van wet voor de Post- bank, wat een afgrijzen de door mij geopperde gedachte opriep die nieuwe bank in zijn ont- staanswet de taak mee te geven met het hem toevertrouwde kapitaal sociale doelen te dienen a is bijv. bij uitstek open te staan voor kapitaalbe- hoefte van bedrijven in het noorden des lands.

Van der Stee vanuit zijn financiele deskundig- heid en Lubbers als econoom moesten er niets van weten. 'Oat zou de onmiddellijke ondergang van die bank betekenen.'

Eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat ook Duisenberg het een 'bezopen idee' vond.

Dat wist ik natuurlijk zelf ook allemaal wei, maar het was aardig om te zien dat wat met de mond werd beleden (lees de inleiding van het wetsont- werp er maar op na) als een van de ontstaans- motiveringen, nl. de mogelijke sociale functie van de bank, in de concrete vormgeving ver weg werd geworpen, omdat het in de gegeven be- drijfseconomische omstandigheden en wetma- tigheden niet kan.

Als dit al zo is met een staatsbedrijf waarover ai- leen nog maar gepraat wordt, hoe moeten be- staande bedrijven in gelijke omstandigheden dit wei waar kunnen maken?

Andere oplossingen

Maar er zijn wei oplossingen, Goudzwaard 111

(8)

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

noemt er twee en verwerpt er onmiddellijk een, die hij zelfs 'gevaarlijk' noemt: het overhevelen van aile vitale sociaal-economische en techni- sche beslissingen naar de overheid (250). lk ben bereid hem hierin te volgen (zij het met een re- serve, zie verderop), vooral op grand van het praktische gevaar dat politieke en economische macht dan gecumuleerd worden en we een ray- ale kans maken nog meer vrijheid te verliezen als thans reeds het geval is.

De andere oplossing die Goudzwaard noemt is die van de 'praduktie-cooperatie', want 'daarin is de keuze tussen loon, winst en werkgelegenheid nl. in principe een gemeenschappelijke keuze van gekozen Ieiding en het personeel' (265/6).

Maar hij vermeldt deze oplossing wei zeer aarze- lend alsof hij er zelf ook niet in gelooft: het 'zou misschien wei eens ... kunnen zijn' (266) en dat vind ik jammer, want in die richting hebben we in elk geval al iets op zicht. Met deze oplossing wordt al twee eeuwen op moderne wijze geex- perimenteerd en ook op dit moment bewijzen een aantal bedrijven in Nederland dat het kan functioneren ook al is het aanwezige sociaal- economische, juridische en financieel-fiscale ka- der niet op deze praduktiewijze gericht of inge- steld en daardoor dikwijls eraan vijandig (zie bijv.

Werknernerszelfbestuur, verrnaakte konfektie of maatwerk?' van M. J. M. Kloppers en F. Meijer.

uitg. Ministerie van Sociale Zaken, maart 1979, 65 pp;).

Maar deze tweede oplossing behoeft een aan- vulling op hager dan bedrijfsniveau. Een aantal vitale sociaal-economische en technische beslis- singen zouden wei naar de overheid verplaatst moeten worden of daar kunnen blijven. Met name normstellingen t.a.v. arbeidsomstandighe- den, energie- en grandstoffengebruik, vervuiling, beloningssystemen en loonhoogte kunnen niet aan individuele bedrijven, ook niet aan praduk- tie-cooperaties worden overgelaten. En om bij meer menselijke normen weer uit te komen zal planmatig gewerkt moeten worden en ook dat zal de overheid moeten leiden. Niet aileen moe- ten normen gesteld, ook moeten termijnen ge- kozen worden waar binnen die normen bereikt of zo nodig afgedwongen worden. Geen 'Plan van de Arbeid' is hiervoor nodig, maar een 'Plan van de mens·. (De PPR en haar studiebureau hebben op het terrein van produktiecooperaties, werknemerszelfbestuur, normering en termijn- planning reeds heel wat studiewerk verricht, dat afgezien van een voetnoot - p. 278 - het

dr. M. van Hulten

werk van Goudzwaard niet bevrucht lijkt te heb- ben).

Produktiecooperatie

Ook voor de ontwikkelingslanden komt de pro- duktiecooperatie steeds meer naar voren als de meest geeigende wijze om de produktie te orga- niseren. Ze sluit ook goed aan op veelal bestaan- de systemen van gemeenschappelijk grandei- gendom en grondgebruik en op gewoontes van onderlinge hulpverlening bij de arbeid.

De graotste prablemen voor ons bij het werken in ontwikkelingsprojecten via praduktiecoopera- ties zijn de zeer langzame voortgang van de in- leidende fasen, de geringe geldbehoefte vooral in de aanvangsjaren en onze neiging de resulta- ten toch weer met westerse maatstaven van ef- ficiency, praduktie- en consumptieverhoging te me ten.

Ook al lijken praduktiecooperaties dikwijls goed aan te sluiten op bestaande plaatselijke verhou- dingen, toch betekent de komst van een derge- lijk instituut in ieder weinig ontwikkeld gebied (wat dikwijls ook betekent dat er generaties lang niet veel veranderd is) iets nieuws waar eerst eens uitvoerig aan gesnuffeld moet worden. AI- leen al zoiets als functies van voorzitter en pen- ningmeester, activiteiten als vergaderen over in- komsten en uitgaven en kiezen van het bestuur, zijn binnen de veelal nogal statische lokale ver- houdingen enorme veranderingen. Men heeft dikwijls al wei een vreemde taal geleerd (hier het Frans), ervaren wat een nationale administratie betekent (eerst koloniaal, nu eigen), kennis ge- maakt met radio, bromfiets en batterij, maar dat raakte nog niet zo tot in het hart de werk- en praductiesituatie. De cooperatie doet dat wei (evenzeer als het westers geleide moderne be- drijf, bijv. een n.v.), en daar is tijd voor nodig.

Voorzover buitenlanders bij de introductie be- trokken zijn, blijven die veelal te kort om of het geduld op te brengen die zeer langzame voort- gang te aanvaarden of ze zien aileen maar een fragment van het totale ontwikkelingspraces, hetgeen frustrerend kan werken.

Als cooperaties werkelijk vanuit de mensen die ze omvatten worden opgezet (en dat is mijns in- ziens de enige goede methode) is er mede in verband met de langzame voortgang in de be- ginfase weinig geld nodig. Want kadertraining en cooperatieve vorming zijn niet duur en zeker

(9)

'4

)-

)-

le l- 1-

i- n

n

1- 1-

31

I-

f- :e

d

J-

!-

lt

e

It n

!I

i- j.

n

>,

e n

Kapitalisme en Vooruitgang in Mali

bij de eerste investeringen moet het de coope- ranten duidelijk zijn dat zij zelf meefinancieren.

Extern kapitaal is dan bijna niet nodig. In de be- ginfase van het streekontwikkelingsproject waar ik in werk (in Noord-oost Mali met zo'n 30-tal cooperaties die 20% van de bevolking bereiken in een gebied zo groot als Benelux, W. en 0.

Duitsland en Polen samen) werd in de eerste drie jaar per jaar nog geen f 250.000 'omgezet' in het hulpprogramma. Dit bedrag wordt gelei- delijk aan grater en zal in het 6e en volgende ja- ren van de hulpactiviteiten in de orde van groot- te van 2 miljoen gulden liggen. Vooral de bedra- gen in de beginjaren zijn vele hulpverleners veel te klein. Met name regeringen hebben veel liever projecten die miljoenen kosten, per miljoen erbij zakken immers relatief de ambtelijke bemoeie- nissen en kosten aanzienlijk en met een aantal grote projecten is het nu eenmaal gemakkelijker overstroming van het stuwmeer aan ontwikke- lingsgelden te voorkomen.

Maatstaven

Tenslotte kunnen wij het ook niet helpen opge- groeid en opgevoed te zijn in een systeem dat efficiency en opbrengstverhoging aanbidt en werkresultaten daaraan afmeet. Daar ontkom je hier dan ook niet aan en het wonderlijke feit doet zich dan ook voor dat mensen die in Neder- land duidelijk vooraan staan in de strijd om so- berheid, kleinschaligheid, nieuwe energie, ver- werpen van de prestatiegerichtheid van de maatschappij en directe betrokkenheid en be- slissingsbevoegdheid bij de mensen die een acti- viteit aangaat toch, als ze hier komen om te zien hoe of het gaat of als ze schriftelijke rapportage verwachten, toch bijna niets anders doen dan vragen naar afwegingen van kosten en baten zo- wel binnen als tussen ontwikkelingsprojecten.

Een vraag als: 'waarom kost alfabetiseren van een Tamasheq in Oost-Mali bijna het dubbele van een Bambara in het westen ?' wordt dan eerder gesteld als vragen naar de functie van al- fabetiseren in beider maatschappijen. Ook de kwaliteit van het alfabetiseren wordt in die prijs- vergelijking nauwelijks betrokken. Bij de invoe- ring van 'zonnekeukens' (waarbij zonne-warmte- straling gebundeld wordt en zonder omzetting rechtstreeks gebruikt wordt voor het koken van water en voedsel) valt mij bij aile westerse on- derzoekers die hier langs komen op dat in hun vragenpakket altijd de vraag zit, kan het er als in- vestering economisch wei uit gegeven de prijzen

80/4 dr. M. van Hulten

voor hout en houtskool? Terwijl in een land waar zo'n ontstellend tekort aan boomgroei is de vraag zou moeten zijn: hoeveel meer bomen sparen we voor verdwijning als brandhout tegen welke prijs en wat betekent dit in termen van ecologisch evenwicht en toekomstkansen voor dit gebied?

Misschien zijn investeringen met hulpgeld in zonnekeukens wei veel belangrijker dan aile dure boomplantingen die hier thans plaats vin- den (die laatste maken echter nog steeds meer kans op financiering, binnenlands steunend op een sterke dienst Eaux et Fon3ts, buitenslands op het sentiment dat boomplantingen nu een- maal plegen op te roepen. De zonne-energielob- by is daartegenover wei erg koel - hoe kan het?- en technisch).

In Nederland wordt ter beteugeling van de pro- blemen gepleit voor een rigoureuze ombuiging van de politiek omdat het anders op termijn is afgelopen met onze bevoorrechte welvaartspo- sitie. Het prediken van soberheid, gas terug ne- men in het consumeren van fossiele energie en grondstoffen, inleveren van consumptiemoge- lijkheden gaan hand in hand met voor dat alles bevorderlijke produktie- en consumptiewijzen:

kleinschaligheid, hergebruik, duurzaamheid, on- derhoud, reparatie. Hier klinkt dat wat vreemd voor een volk dat op zo'n geweldige afstand leeft van het wereldwelvaartsniveau en zelfs nog ver onder dat van vele andere ontwikkelingslan- den. loch wordt dat een van de grootste proble- men hier. Het aspiratie-niveau is opgevoerd naar het Europese peil van de jongste jaren. Oat is wat men eigenlijk vindt ook te moeten kunnen bereiken. Realiseerbaar zal slechts zijn een veel lager niveau waar ook Europa naar toe terug- gaat. Men zal nooit een periode gehad hebben dat men 'rijk' is geweest. Realisatie hier van nieuwe doelstellingen zal gemakkelijker zijn, mits wij dit land (deze Ianden) de kans Iaten op een eigen ontwikkeling. Ze hoeven dan ook niet eerst naar onze top om daarna diep te vallen, maar kunnen ineens proberen beter dezelfde doelen te bereiken. Om het in termen van Goud- zwaard te zeggen: ze moeten hier maar niet hun drie barrieres doorbreken, dan is een nieuwe toekomst makkelijker te bereiken dan wanneer ze Europa eerst volgen op de weg van 'kapitalis- me en vooruitgang'.

(10)

Welzijn; overheid en onderscheid

Welzijn; overheid en onderscheid

door mr. J. C. G. Fijen

lnleiding

Een politieke groepering ontkomt er niet aan om door haar gehanteerde begrippen en stellingna- men van tijd tot tijd te herijken. Oat is heden ten dage naar ons gevoel het geval als het gaat om christen-democratie en particulier initiatief (p.i.) in het welzijnsbeleid.

Op het eerste gezicht kan men van mening zijn dat de laatste jaren al schoon genoeg gezegd en geschreven is over de onderscheiden rol van de overheid en particulier initiatief. En inderdaad valt niet te ontkennen dat met name in de chris- ten-democratische visie op welzijnsbeleid keer op keer een flinke dosis p.i.-pleidooi wordt mee- genomen. Desondanks lijkt de tijd rijp de vraag te stellen of er sprake is van een eenduidig, poli- tiek hanteerbaar beg rip, of de snelle ontwikkelin- gen in welzijnsland om een aangepaste visie vragen, en of de christen-democraten mede- standers (en zo ja in welke mate) hebben met wie die visie gerealiseerd kan worden. Meteen maar de knuppel in het hoenderhok: het lijkt er wei eens op of aile geroep om steun aan en ruimte voor het p.i. omgekeerd evenredig is aan een werkelijke bezinning erover. Wij moeten op- passen voor vee I geschreeuw en weinig wol.

De particuliere welzijnsinstellingen verdienen beter, en het zou de CDA-ideologie tekort doen als wij blijven steken bij Platonische liefdesver- 114

mr. J. C. G. Fijen

mr. J. C. G. Fijen is beleidsmedewerker van de CDA Tweede Kamerfractie (o.a. voor CRM); hij is lid van de gemeenteraad van Zoetermeer.

klaringen. Bovendien dient het CDA er voor te waken op dit punt niet aileen te komen staan in het Nederlandse politieke krachtenveld als ge- volg van een houding die op zijn minst de schijn wekt vast te willen houden aan niet-eigentijdse structuren.

Alom is dat reeds merkbaar. In socialistische en liberale kringen bestaat, respectievelijk groeit een anti-gevoel tegen de p.i.-verhalen van chris- ten-democratische zijde, en dat niet aileen in de Tweede Kamer.

Welke verklaring is daar voor te geven? Naar ons idee moet dat aan beide kanten gezocht worden. Het CDA prikkelt de anderen door in ze- kere zin een politieke claim te leggen op het voorvechtersschap van het p.i., terwijl met name de socialisten daar niets anders in wilden zien als de vanouds bestaande, levensbeschouwe- lijke en verzuilde instellingen. In PvdA-gelederen doet dan ook een ander koosnaampje opgeld:

maatschappelijk initiatief, waaronder men ver- staat losse, op beperkte doelen of belangen ge-

(11)

Welzijn; overheid en onderscheid

richte groepen, zoals actiegroepen, inspraak- groepen, bewonersgroepen. Voor het overige ziet men daar het publiek maken van welzijns- voorzieningen als een ideaal, waarbij de demo- cratisering voor de betrokkenheid enz. van de burgers borg dient te staan.

De PvdA verwijt het CDA een machtshouding, gebaseerd op het in stand willen houden van het oude, verzuilde particulier initiatief (vijfde macht). Een zekere schijnheiligheid is de socia- listen daarbij niet vreemd. Eerstens wil men er ook in die kring naar streven goede bindingen te hebben met deze instellingen, waarvoor Den Uyl een lans heeft gebroken. Tweedens is het na- tuurlijk zo dat de socialisten via het functioneren van het maatschappelijk initiatief in het kader van de politieke democratie een grotere greep willen krijgen op het doen en Iaten van de wel- zijnsinstellingen en -activiteiten.

De opstelling van liberale zijde is niet helemaal duidelijk. Naar beginselprogram en liberaal uit- gangspunt dienen de grondvesten van het maat- schappelijk bestel te berusten op de zelfstandige kracht van de vrije burger. Maar wie kennis heeft genomen van de standpunten van de WD- Tweede Kamerfractie inzake het p.i. bij de dis- cussies over de Rijksbijdrageregeling Sociaal Culturele Activiteiten, in het Voorlopig Verslag betreffende de ontwerp-Kaderwet Specifiek Welzijn, en bij de behandeling van het voorlo- pige regeringsstandpunt inzake het rapport Van der Burg over het doelmatig en democratisch functioneren van door de overheid gesubsidieer- de welzijnsinsteilingen, kan constateren dat dit uitgangspunt niet consistent beleden wordt.

Misschien moet de Tijdgeest terzake zijn werk nog doen.

Het zou tach verbazen als de WD bij aangele- genheden op het vlak van het bedrijfsleven, de onderneming, en in het algemeen het financieel- economisch veld de particuliere verantwoorde- lijkheid hoog voert, maar een andere opstelling zou kiezen als het om welzijnsbeleid en -werk gaat.

Wat dus aan de orde is, is in wezen een vraag- stuk dat ten diepste te maken heeft met de or- dening van de maatschappij. met de rol van de overheid, met de mogelijkheden voor de burgers om sociaal wezen te zijn (verantwoordelijkheid en solidariteit) en met de erkenning dat welis- waar het gehele overheidsbeleid welzijnsbeleid in ruime zin behoort te zijn, maar dat lang niet

80/4 mr. J. C. G. Fijen

aile welzijn gediend wordt door dat overheidsbe- leid.

Brede toepassing

Het begrip welzijn - dat wordt bekend veron- dersteld - kent vele definities. Voor wat de aangesneden probleemstelling betreft, menen zij te mogen zeggen dat het in zeer ruime zin van toupassing is. Particulier initiatief komt men te- gen niet aileen in de specifieke welzijnssector, maar ook in het onderwijs, de volksgezondheid, en zeker ook in de sociaal-economische sector.

En zelfs deze opsomming is niet limitatief. De beschouwingen over de historische ontwikkelin- gen van het p.i. en de huidige vormgeving ervan zuilen voor die terreinen uitlopend zijn. Zelfs voor wat de toekomstmogelijkheden betreft. Toch zijn er gemeenschappelijke fundamenten, waar- over straks meer. De Grondwet garandeert de vrijheid van onderwijs en de daaraan gekoppel- de financiele gelijkstelling van openbaar en bij- zonder onderwijs. Waarmee in zekere, zij het be- perkte zin een voorsprong is genomen op het specifieke welzijn en het aldaar opererende p.i.

Het bijzonder onderwijs is gelegaliseerd, waar- mee gehonoreerd is de inzet van groepen bur- gers om zelf iets ter hand te nemen en er gemo- tiveerd mee bezig te zijn. Dit basisrecht is op ve- lerlei wijzen uitgewerkt, ook in de wetgeving.

Waar men zo zijn vragen over kan hebben, is of het specifieke, het onderscheidende van het bij- zonder onderwijs wei altijd even goed functio- neert.

Zoals ook elders in dit artikel moet men overi- gens deze vragen en twijfels niet uitleggen en opvatten als een aantasting van het bestaans- recht van de genoemde insteilingen - dat zij verre van ons en eigenlijk overbodig dat hier te zeggen, zeker als men van het vervolg kennis neemt - . Een kritische benadering uit eigen kring kan de geloofwaardigheid van de CDA-vi- sie aileen maar versterken en meehelpen te zoe- ken naar wegen waarlangs die visie daadwerke- lijk gestalte kan krijgen.

De uitvoering van de gezondheidszorg is ook op dit moment nog grotendeels in handen van het particuliere initiatief. De verhouding tussen over- heid en p.i. is daar al lang geleden bediscussi- eerd, en er zijn meermalen afspraken gemaakt en regelen getroffen. De Gezondheidswet ( 1956).

de Volksgezondheidnota ( 1966) en de Struc- tuurnota Gezondheidszorg (1974) markeren de ontwikkelingen terzake. Voor de specifieke wel- zijnssector en de gezondheidssector liggen

(12)

Welzijn; overheid en onderscheid

thans dus wetsontwerpen voor (Kaderwet, Wet Gezondheidszorgvoorzieningen en Wet Gezond- heidszorgtarieven) waarvan men toch wei kan zeggen dat een kenmerk ervan is dat het niet meer gebleven is bij een voorwaardenschep- pend beleid van de overheid, maar er zit een dui- delijk beheersend karakter in. Via voorschriften met betrekking tot planning, doelmatigheid, het opheffen van witte vlekken, het in de hand hou- den van de kostenontwikkeling enz. wordt een structuur nagestreefd waarin heel wat van het maatschappelijk Ieven op deze terreinen wordt gereguleerd teneinde de belangen van het indi- vidu en het algemeen belang veilig te stellen.

Daarbij doet zich wei de vraag voor of er geen overspannen verwachtingen gewekt worden, opgehangen aan het instrumentarium (planning, decentralisatie, harmonisatie, democratisering).

Het gaat uiteindelijk immers om de doeleinden van het beleid, die nogal eens weggedrukt wor- den achter de middelen die daartoe gehanteerd worden (zie o.a. Van Harberden e.a. in AR- Staatkunde 1979 nr. 5, en J. Fijen in Politiek Perspectief 1979, nr. 6). In dit verband kan men dan ook stellen dat de bestuurlijke organisatie, zoals decentralisatie en regionalisatie, vergezeld zal blijven dienen te gaan van de ontwikkeling van particulier initiatief. Met name in de gezond- heidzorg, waar naar ons gevoel tot nu toe grote- re beduchtheid ten aanzien van de overheidsbe- moeiing leeft dan op grote dalen van het speci- fieke welzijnsterrein, vreest men dat bepaalde ontwikkelingen die de inhoud van het werk zeit bepalen, gaan verschralen onder een strak be- heersingssysteem van de zijde van de rijksover- heid. De systematiek van het beleid dient niet ai- leen beoordeeld te worden aan de hand van vra- gen inzake organisatie, doelmatigheid, bekosti- ging enz. maar nog meer in relatie tot de doel-, stelling van het beleid, het bevorderen en tot stand brengen van voorzieningen en activiteiten die het welzijn van de burgers dichterbij kunnen brengen en een bijdrage kunnen leveren aan een samenleving waar meer gerechtigheid, solidari- teit en gelijke kansen heersen. Er wordt wei be- weerd dat het welzijnswerk opereert in de mar- ge van de samenleving. Werkelijke veranderin- gen zouden slechts bewerkstelligd kunnen wor- den door sociaal-economisch beleid.

lk betwijfel dat. Natuurlijk gaat daar een zeer be- langrijke invloed vanuit, maar het is zeker niet de enige die de koers van de maatschappij bepaalt.

Vast staat wei dat vele mensen hun (persoonlijk) 116

mr. J. C. G. Fijen

welzijn relateren aan sociaal-economische om- standigheden, zoals een goed inkomen, het heb- ben van een eigen woning, het met vakantie kunnen gaan, het uitgerust zijn met sociale ze- kerheden.

Maar eveneens staat vast dat deze relatie niet bevredigt. Het is onjuist te denken dat met het binnenhalen van materiele zaken en maatschap- pelijke verworvenheden het welzijn van de mens gelijk op is gegaan. Juist thans openbaren zich zovele negatieve kanten van de welvaartsstaat in termen van vereenzaming, ver-ontpersoonlij- king, loketbureaucratie enz. Voorbeelden zijn er te over. De man of vrouw die een uitkering krijgt, is dat welzijn? Of is meer aandacht nodig dan het uitbetalen, en vervolgens de betrokkene aan zijn lot overlaten?

De grote groep werklozen, wordt die in het soci- aal-culturele beleid opgevangen, of rommelen we wat aan door naar wat "speelse" bezigheden te zoeken, en dan nog op zeer beperkte schaal?

Het sociaal-economisch terrein is door het wel- zijnswerk in het verleden wat veronachtzaamd.

Toch zijn er overeenkomsten, ook waar het de particuliere verantwoordelijkheid betreft. De overheid bemoeit zich met werkgelegenheid, loon- en prijsstijgingen, de inkomens, en voert terzake een wat men zou kunnen noemen cen- traal-sturend beleid.

Het wordt echter aan de particuliere onderne- mingen zeit overgelaten het produktieproces in te richten, tot en met het eindprodukt. Waarbij wij gemakshalve even moeten afzien van bijzon- dere overheidsbemoeienissen in gevallen van laagconjuctuur (bij hoog-conjuctuur trekt de overheid zich weer terug).

Voorts wil de overheid steeds meer voorwaar- den stellen, bijvoorbeeld op grond van milieube- leid, energiebeleid, vestigingsbeleid, maar zij neemt niet het ( particuliere) bedrijf over. In prin- cipe is er dus sprake van een wederzijdse onaf- hankelijkheid. Oat overigens ook in deze sector de tijd niet stil staat bewijst de toename van structurale bindingen overheid-bedrijfsleven, ook los van de sociaal-economische problemen. Hier doet de regel opgeld dat eenmaal verkregen in- vloed moeilijk terug te draaien is, ook bij veran- derde omstandigheden.

Het zou interessant zijn om enige processen be- treffende (on)afhankelijkheid en planning van goederen- of diensten-produktie voor het be- drijfsleven en het welzijnswerk naast elkaar te zetten en te vergelijken. Is het in beide sectoren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die spreker wat die toespraak hou, maak van gesigsimbole ( gebare en mimiek) en gehoorsimbole ( spreektaal) gebruik. Oor die vereiste vir goeie spraakgebruik het ons

(INHOUD) Wat heeft NLN op jouw bedrijf gebracht aan natuur en landschap, wat ben je extra of anders gaan doen (in inrichting of in beheer), waar ben je veel mee bezig..

Het mag dan niet goed gaan met de christelijke kerk, dat neemt niet weg dat we nog altijd in een samenleving leven die doordrenkt is met waarden die lange tijd door het

The present article deals with patient satisfaction of the x-ray and teleradiology service offered in primary care on the Dutch island of Ameland.. We showed already that

Reflection on our Heritage, in De Gruchy, S (ed), Changing Frontiers: The mission of the UCCSA, Pula Press, Gaborone, Botswana. 1992.The role of Culture in Communication.

Physical form of the formulation, e.g. Some of the major advantages offered by the nasal route include:.. History and past research provide convincing evidence that nasal

From Table 7.6 and 7.7 it is evident that real GDP growth increases under both diversity scenarios on an annualised basis, though the increase is more significant under the scenario

Containing Antiquity is the happy result of an extended agreement between Iziko, the Department of Ancient Studies at Stellenbosch University and Sasol Art Museum6. His