• No results found

Voorbereiding der Kandidaatstellingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorbereiding der Kandidaatstellingen "

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Katholiek Staatkundig Maandschrift

REDACTIE: MEJUFFR. MR J. F. M. BOSCH, MAG. DR S. STOKMAN O.F.M .• DRS J. M. AARDEN, DR L. A. H. ALBERING, DR K. ,. HAHN, DRS A. W. H. ,. QUAEDVLIEG, W. M. PERQUIN.

JAARGANG 13 JUNI NUMMER 4

Verwisseling van partner

DOOR Prof. Mr C. P. M. ROMME

D

e redactie van ons maandschrift heeft mij gevraagd om een nabe- schouwing over de regeringsverklaring-De Quayen haar behandeling in de Tweede Kamer. Dat is dus niet een herkauwen van wat ik bij deze gelegenheid in de Kamer heb gezegd. Anderzijds kan ik het daar gezegde toch ook niet helemáál links laten liggen. Ik wil graag een paar opmerkingen maken over die punten, die mij bij de nalezing in de Hande- lingen en bij de kennisneming van de perscommentaren over het gevoerde debat wederom hebben gefrappeerd.

DE BEGINSElEN IN DE REGERINGSVERKLARING Het was niet een verrassing, maar wel, zoals ik het ergens heb gelezen,

"hartverwarmend", dat een bredere getuigenis, dan wij vele jaren gewend zijn geweest, en een uitdrukkelijk christelijk getuigenis uit de regeringsver- klaring-De Quay opklonken. Bezorgdheid voor de democratie (zelfs onder de politici blijken er nog mel)sen te zijn, die geen reden ervoor zien - wie de goden liefhebben, slaan ze met blindheid); de betekenis van de christe- lijke grondslag onzer beschaving voor de ontwikkeling der menselijke per- soonlijkheid; de eerbiediging en de bevordering van de vrijheid van de menselijke persoon en van zijn persoonlijke en maatschappelijke verant- woordelijkheid, waartoe vooreerst bevordering van zijn maatschappelijke en culturele ontplooiing in de samenleving, en voorts zowel het scheppen van de voorwaarden, om door eigen inspanning in welvaart en welzijn te kunnen leven, als het voorzien in de behoeften van maatschappelijk en economisch

(2)

, i!

I

, I

i,

zwakkeren; de erkenning van de grote betekenis van het gezonde gezin als onmisbaar element en kern van onze samenleving; de noodzaak van samen- werking tussen de verschillend gerichte groepen en belangen van ons volk, mede tot versterking van onze zedelijke volkskracht.

Wij moeten teruggaan tot de regeringsverklaring-8eel van 1946, om soortgelijke klanken uit de mond van de kabinetsleider te vernemen. Ook toen dat bredere getuigenis; ook toen dat uitdrukkelijk christelijk getuigenis.

"Stoffelijke welvaart, Mijnheer de Voorzitter, kan naar de overtui- ging van deze Regeering een volk niet wezenlijk gelukkig maken, wanneer zij niet steunt op geestelijke welvaart. Ook daaraan stelt de Regeering zich dus voor bijzondere aandacht te besteden. Daarbij gaat zij uit van de gedachte, dat een oplossing van de geestelijke moeilijkheden, waarmede ons volk te kampen heeft, slechts kan worden gevonden, wanneer men uitgaat van de zedelijke beginselen, die aan onze beschaving ten grondslag liggen en zonder welke geen goed geordend gemeenschapsleven mogelijk is. Dat is de erkenning, dat het Christendom voor zeer groote groepen van ons volk de bron is, waaruit zij haar geestelijke krachten putten en welks zedelijke normen door vele aanhangers van andere dan Christelijke overtuiging even- eens worden aanvaard. Op dien grondslag stelt zij zich voor een versterking van het gezag, een herstel van de diep geschokte publieke moraliteit, een wettelijke zoowel als sociaal-economische erkenning van de hooge waarde van het gezin en een vernieuwing van het onder- wijs, waarbij de versterking van het besef van de waarde der gees- telijke en zedelijke beginselen en normen - waarover ik zooeven sprak - voor individu en gemeenschap, de karaktervorming, de aesthetische vorming en de staatsburgerlijke vorming sterker dan tot dusver het geval is op de voorgrond zullen treden."

Het getuigenis verplicht. Wij hebben behoefte aan getuigenis - maar niets is slechter dan een goed getuigenis zonder corresponderende daden.

En dit klemt nog een beetje meer, wanneer het goede getuigenis een chris- telijk getuigenis is.

Dat heeft het kabinet-8eel indertijd goed begrepen, en de daarop gevolgde kabinetten hebben het spoor redelijk gevolgd. Natuurlijk nooit een integraal christelijk-sociaal beleid - dan zou de partner bijwagen zijn geweest, wat wij van geen partner waarderen. Altijd effectieve stuwing in christelijk- sociale richting - want de bijwagen is ook nimmer onze eigen plaats geweest.

Er zal naar mijn mening reden tot tevredenheid voor ons mogen zijn, wanneer er onder het kabinet-De Quay een onverminderde voortgang zal zijn van de laatste twaalf en een half jaar in christelijk-sociale richting. Ook nu geen integraal christelijk-sociaal beleid - voor de liberale partner geldt, wat ik zoeven zei van elke partner. Maar ook nu effectieve stuwing in christelijk-sociale richting - geplaatst als ook wij andermaal zijn in de motorwagen.

Het accent zal daarbij anders liggen, in deze zin dat de verwisseling van partner andere mogelijkheden opent voor de verwezenlijking van christelijk- sociale desiderata. Maar het is zaak, deze andere mogelijkheden te benut-

174

(3)

ten - met de overtuiging, dat de christelijk-sociale richting aansluit aan de menselijke natuur, de voldoening geeft van haar behoeften en diepere verlangens, en daarom niet alleen aanvaardbaar maar veeleer bevredigend en versterkend is voor iedereen.

HET OPTREDEN DER OPPOSITIE Het eerste optreden van de oppositie is wel een verrassing geweest. Alles is betrekkelijk in deze wereld. En zo mag men zeggen, dat althans in de woorden, de oppositie een gematigd karakter droeg.

De verrassing is kennelijk niet alleen gereserveerd gebleven voor de buitenstaanders. Van de hand van het socialistische Kamerlid Fedde Schurer heb ik tenminste in zijn krant dit gelezen:

"De heer Burger van zijn kant zorgde voor een verrassing; zijn hand, waarin men een bijl of een knots zou hebben verwacht, voerde, juist nu in de aanvang der oppositie, op meesterlijke wijze de floret in het steekspel der discussie; zijn stoten waren even elegant als raak."

Uit het citaat blijkt, dat fractievoorzitters behoren tot het genus personen, die nogal eens overdadig bejubeld worden (ze worden ook nogal eens over- dadig verguisd; hun beste dagen zijn, dat niemand naar hen taalt of tekent).

Maar als men de overdaad van het citaat afroomt, dan blijft de ware kern:

geen bijl, geen knots; en als het dan m.i. geen floret was, toch in ieder geval niet minder dan een degen. Wat ik knap vind en, als men er een voorteken in mag zien, ook verblijdend. Verblijdend voor de oppositie zelve, en ver- blijdend voor haar tegenstanders; in één, groot, woord: verblijdend voor de democratie.

Alles gaat intussen niet ineens. En zo viel er een schaduw over het geval door de socialistische manipulatie met de twee moties van die kant, één om de prioriteit van loonsverhoging vóór huurverhoging uit te spreken, en één om opschorting te vragen van de uitvoering der regeringsbeslissing, sociale bijstandsregelingen over te brengen van het departement van Sociale Zaken naar het departement van Maatschappelijk Werk. De eerste motie vroeg te doen, wat de regering met betrekking tot de prioriteit van meet af wilde doen. De tweede motie vroeg, wat de regering aanvankelijk niet wilde, maar waarin zij week voor de geconcentreerde aandrang van socialisten, liberalen en protestant-christenen. De indiening van de moties, zelfs van de eerste, kan ik mij vanuit de stellingen der oppositie nog wel begrijpen. Maar de handhaving ervan, uiteraard gevolgd door verwerping, was - als ik mijn kritiek even eerlijk mag uitdrukken als mijn instemming hierboven - dom.

Het socialistische "Vrij Nederland" schreef, dat de Tweede Kamer met aanzienlijke meerderheid (iedereen behalve socialisten en communisten) de twee socialistische moties heeft verworpen, maar dat

"dank zij de indiening van deze twee moties een zeer duidelijke Kamermeerderheid - zij het niet in beide gevallen dezelfde - de regering te verstaan heeft gegeven, dat zij haar beleid zal hebben te herzien in de geest, zoals die door de socialisten werd geëist."

Ik ben het hiermee niet eens (misschien ook doordat "Vrij Nederland"

(4)

I ,

hier zijn "onparlementaire medewerker" aan het woord heeft gelaten), maar het is in ieder geval een standpunt: "de regering heeft, dank zij de drang . onzer moties, voor ons, socialisten, het hoofd moeten buigen". Maar het handhaven van de moties, en mitsdien haar verwerping, slaat dit standpunt dood. Ook voor de oppositie is het niet goed, van twee wallen te willen eten: een beroep kunnen doen op de indiening van uw motie, wanneer de regering uw zin doet; en een beroep kunnen doen op de verwerping van uw motie, wanneer de gang van zaken van uV: zin afwijkt. De poging, van twee wallen te willen eten, leidt alleen tot verdrinking.

Het gebrek aan zelfbeheersing, in de handhaving der moties tot uitdruk- king gebracht, leidde daarenboven tot een etalering van frontvorming met de communisten, een etalering die mij voor een socialistische oppositie alleen maar schadelijk lijkt en dus, waar mogelijk, beter kan worden vermeden.

OVERLIJDENSAKTE DER BREDE BASIS Tot de verrassingen van het Kamerdebat heeft voor mij ook behoord de ontwikkeling der overtuigingen met betrekking tot de datum van de over- lijdensakte der brede basis. Die zou al zijn opgemaakt op 11 december 1958, toen de scheiding der geesten zich voltrok over Hofstra's "onaanvaardbaar"

tegenover uitstel van de beslissing aangaande al-of-niet-verlenging van belastingverhoging in den jare 1960.

Vooral de leider der anti-revolutionaire fractie, dr Bruins Slot, bleek in de fuik dezer gedachtenontwikkeling geklemd te zijn geraakt. Op de voet ge- volgd door "Het Vrije Volk", dat al binnen een week na het debat met jubelende instemming dr Bruins Slot citeerde (de cursiveringen zijn van mij):

"Ieder wist, wat hij deed op 11 december. Ieder wist, dat men de brede basis verbrak. 11 december en niet wat daarna gebeurd is, heeft de beslissing gebracht over de vraag, of er met de socialisten zou worden geregeerd."

Ik meen, om te beginnen, te mogen vaststellen, dat tot en met 11 december geen sterveling een dergelijk geluid heeft laten horen. Zelfs prof. Oud heeft dat niet gedaan. Natuurlijk, iedereen wist wat hij deed. Dat was: vóór of tegen het doorgaan onder het aan Hofstra in de handen gedrukte en door hem gehoorzaam omhooggetilde juk; en in verband hiermee in feite: tegen of vóór het voortbestaan van het kabinet-Drees. Het was niet: voor of tegen de doodsteek aan de brede basis. Althans, dot heeft toen geen mens gezegd.

Van de zijde van de Kamermeerderheid zou dot ook ol heel vals hebben geklonken: tegelijk stemmen vóór mijn motie, waarmee aan de brede basis de reddingsplank werd toegeschoven, én vóór de dood van de brede basis.

Terecht zei in dat debat dr Bruins Slot:

"Wij forceren die crisis helemaal niet .... Ik ben ervan overtuigd, dat niet wij de crisis forceren ... Niet wij forceren een crisis, niet wij sturen de heer Hofstra weg, maar dat is de heer Burger, en het is de heer Burger op de Fakkeldragersdag geweest die dat heeft gedaan."

Maar als dan de ander de crisis forceert, kiest dr Bruins Slot dan voor de dood van de brede basis? Hij verkoos in feite de dood van het kabinet-

(5)

Drees boven het doorgaan onder het socialistische juk. Maar de vraag, wat er - nota bene: na verkiezingen - met de brede basis zou gebeuren, bleef open. De dood van de brede basis heeft prof. Oud later "de conse- quentie" genoemd. Maar op 11 december heeft niemand van die zoge- naamde consequentie gerept. Ook prof. Oud niet.

Na 11 december is de brede basis kop van jut geworden. Het kan merk- waardig lopen in de politiek. Nog niet zo heel lang geleden hadden tradi- tionele en fervente tegenstanders van de brede basis zich bekend vóór haar voortbestaan, indien maar eventjes mogelijk. Ik citeer uit "Elsevier's Week- blad" van 3 mei 1958:

"Prof. Romme heeft er, zo komt het ons voor, uitermate verstandig aan gedaan te verklaren, dat de samenwerking met de PvdA zo lang mogelijk moet worden volgehouden. Ongetwijfeld bestaan in de Partij van de Arbeid z6 vele constructieve elementen en hebben evenzeer gedurende de twaalf jaar van hun mede-regeren ook socialistische ministers somwijlen te nuttig werk gedaan, dan dat men moedwillig een politiek mocht kiezen, welke de PvdA in de oppositie jaagt. Het is verstandig, de PvdA aan regering te doen deelnemen, zolang zij deze niet zoekt te domineren."

Ik haal prof. F. Duynstee aan in "De Maasbode" van 18 maart 1958:

"De gebeurtenissen in Hongarije, in Egypte, in Algiers en in Indo- nesië, alsmede de steeds dreigender wordende sovjet-inspanning op technisch, internationaal-politiek en economisch gebied dringen een klein land als het onze een gevoel op van onmacht, maar bovenal ook van groter verbondenheid.

Bovendien zal ons bedrijfsleven 'n zware dobber hebben om op een voldoende grote schaal profijt te trekken van de gemeenschappelijke markt, zodat ook alom deze reden 'n scherpe strijd tussen de politieke partijen vermeden dient te worden. De omstandigheden dwingen ertoe, dat de partijen in ons land zich meer zullen moeten gaan zien als bondgenoten dan als tegenstanders. Wij willen dan ook erkennen, dat in deze situatie de brede basis - liefst uitgebreid tot een nationale basis - verstaan moet worden niet slechts als onvermijdelijk, maar ook als een positieve waarde, eenmaal gegeven dat de politieke situatie in deze richting bij ons groeide."

Na 11 december kwam de brede basis flink in het verdoem-hoekje (zij zal er ooit wel weer eens uit komen). Het is, meen ik, begonnen in de PvdA, niet zo maar met de uiting van de een of van de ander - neen, met een officiële uitgave van de socialistische partij, "Kabinetscrisis! Waarom?" Met vet-gedrukte letters wordt er gesproken van "de ellende van de brede basis".

En verder:

"In wezen is de brede basis een ongelukkig ding .... De brede basis heeft iets onnatuurlijks. De brede basis doet de duidelijke' oppositie ontbreken. De brede basis heeft geen kracht de partijen op redelijke manier aan het Kabinet op brede basis te verbinden ... Wij zullen hergroepering moeten hebben van politieke partijen, willen wij van de benauwende werking van de brede basis verlost worden."

(6)

Daarop is, in de verkiezingscampagne, prof. Oud zijn "niet met de socialis- ten" begonnen. "Nooit met de socialisten", zei mr Van Riel. Neen, zei Oud, dat moet je niet zeggen; wat er over acht of twaalf jaren moet gebeuren, dat weet je niet; maar nu, in 1959, niet met de socialisten.

De anti-revolutionairen zijn schoorvoetend gevolgd - maar: met de opge- heven vinger dat Oud's houding (overigens door en in de Nieuwe Rotter- damsche Courant fel becritiseerd) "voorbarig" was; dat men vóór de stem- bus niet mocht beslissen, of er daarna al dan niet met socialisten zou worden geregeerd. De anti-revolutionaire Deputatenvergadering van 24 januari l.I.

wilde streven naar een christelijk kabinet, maar, zo zei de partijvoorzitter dr Berghuis volgens het verslag in "Trouw" van die dag:

"de A.-R. Partij wil zich nog niet vastleggen op een uitspraak betref- fende haar deelneming aan een kabinet waarin de socialisten zitting zullen hebben.

Herinnerend aan een uitspraak van prof. Oud, waarin deze had medegedeeld, dat de VVD aan zulk een kabinet niet zou deelnemen, zei dr Berghuis, dat in het algemeen genomen een dergelijke uitspraak in dit stadium onjuist moet worden genoemd."

En zou dr Bruins Slot dan toch op 11 december beslist hebben voor een kabinet zonder socialisten? Hij lijkt mij daarvoor een veel te goed anti- revolutionair. Hij heeft het wel gehoopt - ik geloof, dat hij het wel gehoopt heeft vanaf 1952. Hij heeft het zó gehoopt, dat hij nu gelooft, dat de zaak al beslist was op 11 december. Maar zijn hoop is niet in vervulling gegaan op die 11 e december. Zijn hoop is in vervulling gegaan tijdens de formatie, toen Beel en De Quay op onderzoek met betrekking tot de brede basis uit waren, niet op lijkschouwing, en toen Burger het interne conflict in zijn PvdA-rijen beslist heeft ten gunste van de hakers-naar-de-oppositie.

VERDRIET EN VOLDOENING Namens nagenoeg de gehele katholieke fractie heb ik in het Kamerdebat gezegd, dat wij het feit betreuren dat een Kabinet ook met socialisten niet mogelijk is gebleken. Daarnaast heb ik ook gezegd, het als een positief goed te beschouwen, dat de heren Beel en De Quay erin zijn geslaagd een alter- natieve oplossing te bieden, die uitzicht geeft op een goed bestuur met een positief sociaal beleid van christelijk gehalte.

Het schijnt, dat sommigen het een en het ander maar een moeilijk te verduwen combinatie vinden. Naar aanleiding ervan heb ik tenminste - en van een zijde waarvan ik het niet had verwacht - de suggestie gelezen, dat men mij toch eigenlijk niet ten onrechte jaar in jaar uit verwijt een

"kronkelige natuur" te hebben (vinding, als ik mij niet bedrieg, van die schrijver zelf), van een "alzijdige glibberigheid" te zijn (vinding van de socialist de Kadt).

Het is natuurlijk niet mijn bedoeling, mee af te dalen naar dit peil van discussie. 1) Ik haal de woorden alleen aan omdat zij uitdrukking geven - zij het: wat ongelukkig uitgevallen - aan kritische verwondering, dat de fractie verdriet en voldoening tegelijk heeft uitgesproken.

178

(7)

Toch lijkt er mij voor kritische verwondering ten deze geen plaats. En zo dacht ook de fractie erover, met wier instemming ik immers na een zeer bewust overleg mijn woorden heb gesproken. Misschien is met een verge- lijkend voorbeeld duidelijk te maken, waarom verdriet en voldoening hier zeer wel kunnen samengaan: de weduwnaar, die na een gelukkig eerste huwelijk hertrouwt, zal ongetwijfeld het feit van zijn weduwnaarschap be- treuren en toch zich over zijn tweede huwelijk verheugen. Natuurlijk, hij zal niet aan het bruiloftsmaal gaan ophalen, dat het toch maar jammer is dat aan zijn eerste huwelijk een einde kwam. Maar het is ook niet meer dan een vergelijking. En het lijkt mij bij wisseling van politieke samenwerking, die bepaald geen huwelijk was en is, wéloirbaar, aan verdriet en voldoe- ning tegelijk uiting te geven.

Het is geloof ik, niet de uiting geweest van onze voldoening over het door Beel en De Quay tot stand gebrachte alternatief, die verwondering heeft .gewekt. Maar dat er tevens behoefte bestond, met een enkel woord het feit te betreuren, dat een kabinet ook met socialisten niet mogelijk was gebleken, daarvoor was tweeërlei grond.

In de verkiezingscampagne heb ik herhaaldelijk mijn persoonlijke voorkeur voor de brede basis uitgesproken, maar angstvallig vermeden, de nieuwe fractie, die uit de verkiezingen zou voortkomen, ter zake te binden. Het leek juist, om bij de afsluiting van de belangrijke onafgebroken brede-basis- periode, welke achter ons ligt, naar buiten te doen blijken, dat het nagenoeg de gehele fractie is, welke het geconstateerde feit betreurt.

Daarnaast had ik ook voor mijzelf nog behoefte aan het door mij gespro- ken sobere woord, bij die gelegenheid en vanaf die plaats. Want met mij persoonlijk staat het zo, dat ik mij in geweten niet verantwoord zou hebben geacht tot het verlaten van de brede basis, dan onder de gegeven omstan- digheid - onder de gegeven omstandigheid van de onmogelijk te betalen prijs van zwichten voor socialistische overheersing.

GEGREPEN EN GEDREVEN Twaalf en een half jaar heeft men mil In vele toonaarden pogen bij te brengen, dat de katholieke fractie in haar politiek werd voortgedreven door de socialistische zweep, voortgejaagd onder de socialistische knoet. Nu zijn we, naar Burger's zeggen, klem geraakt in de liberale tang. - Wat 'n leven!

In mijn boekje "Katholieke Politiek", dat ik in mijn zomervakantie van 1952 schreef, heb ik de socialistische politici "meesters in het ombuigen van hun politiek" genoemd (misschien is hun dit intussen in hun eigen rijen wel wat opgebroken). Ik voegde eraan toe, dat, om in politieke samenwerking met hen de afstand tussen hun politiek en de postulaten van onze opvattingen te verkleinen, "een tactische voorwaarde (was), hen niet te zeer te hinderen in het genoegen van het ombuigen zonder gezichtsverlies, liefst zelfs hun wat spectaculairs te gunnen". En ik belegde dat met enige voorbeelden aan de hand van de praktijk.

Ik mag niet beweren, dat wij sedertdien in het voldoen aan die tactische voorwaarde vorderingen hebben gemaakt. Misschien is het ook van het

(8)

katholieke volksdeel te veel geëist - al zou het pleizierig zijn, wanneer het doorzicht, of tenminste het vertrouwen, van het katholieke volksdeel zo ver reikte. Want we moeten begrijpen, dat we aan voortgang in christelijk- sociale richting in ons verdeelde land minder bereiken, wanneer we de eta lering van onze invloed op de gang van zaken boven al/es stel/en. In de tijd van verkiezingen, de verantwoordingstijd bij uitstek, is dat nuttig - in de parlementaire tijd van het doen is enige gereserveerdheid beter op haar plaats. En dit geldt niet al/een in het verband van een socialistische partner, maar ook met het oog op de liberale. Ik ben erg voor een katholieke partij - maar vooral als instrument om het algemeen-menselijke in de politiek beter tot zijn recht te doen komen.

Prof. Oud heeft ons in het jongste Kamerdebat zijn "tang" (vinding- Burger) in al/e fluwelen zachtheid voorgehouden. Want hij heeft "een chris- telijk-sociaal beleid" omhelsd, wanneer er maar onder mocht worden ver- staan een beleid "dat wordt gevoerd op de grondslag van het gebod van de naastenliefde". Wie zou zich hierin niet kunnen vinden? Het lijkt me een formule, waarop te eniger tijd prof. Oud een socialistisch-liberaal kabinet zou kunne!') bouwen, inclusief de Pacifistisch-Socialistische-Partij.

Het komt mij voor, dat in die zacht fluwelen tang voor ons nog iets te doen valt: de rechtvaardigheid tot gelding doen komen, die de onmisbare kern is van wat in liefde moet worden vervuld. En voor de rechtvaardigheid moeten we te rade gaan bij God's wet. Zoals Pius XII het ons heeft voor- gehouden in het gebed, dat Hij voor katholieke volksvertegenwoordigers en politici maakte en waarin het in de aanvang luidt, dat

"degenen, die wetten moeten uitvaardigen, in Uw naam vaststellen wat rechtvaardig en onrechtvaardig is, als een weerspiegeling van Uw goddelijke wijsheid."

Zweep en knoet en tang kunnen wij laten voor wat ze zijn - maar we moeten ons wel voelen en we moeten ons wel gedragen als gegrepenen en gedrevenen. Gegrepen en gedreven door onze levensbeginselen, door de taak die God ons heeft gegeven op wereldlijk terrein. Als geschapenen naar God's beeld en gelijkenis, en dus ook als politici en als staatsburgers levend en ons gedragend, in een altijd pover en schamel trachten, naar Zijn beeld en gelijkenis.

Op het wereldlijke terrein. Ik zeg het er nog maar eens bij om twee redenen.

Vooreerst omdat ik onlangs de beschuldiging moest ervaren - en nu nog wel van een zo voortreffelijk blad als "De Bazuin", weekblad voor geloofs- verkondiging - , de beschuldiging als zou ik het katholieke partij-instrument zien als een soort kerkelijke zaak. Hetzelfde valse wanbegrip, dat tegen de katholieke partij al tiental/en jaren in de politieke arena door alles, wat buitenkerkelijk is, met hartstocht wordt gehanteerd en ons telkens weer wordt aangewreven. Natuurlijk, het weekblad voor geloofsverkondiging pakte de zaak van een andere kant aan. Het schilderde mij af als slachtoffer van

180

"de vrome dwaling van het confessionalisme, dat de band tussen ,wereldbeschaving' en politieke keuze zó scrupuleus of fanatiek of rationalistisch op de spits drijft, dat een politieke partij zo ongeveer

(9)

tot 'n goddelijke instelling wordt, gelijk de Kerk zelf, met als nood- zakelijk gevolg, dat ontrouw jegens het een ontrouw jegens het ander insluit."

Ik twijfel niet aan de goede bedoeling van de schrijver. Ik twijfel aan zijn volstrekte onwetendheid over mijn inzicht in de verhouding van de politieke partij tot de Kerk. Ik verbaas mij alleen over zulk geschrijf-in-onwetendheid, in een blad z6 zwaar van verantwoordelijkheid. Ik verbaas mij erover, omdat ik tientallen malen~ in woord en geschrift, in het parlement en daarbuiten, van mijn inzicht heb doen blijken. Ik herhaal het nu nog maar eens voor de zoveelste maal - om het kort te maken in de woorden waarin dr Poels uitdrukte wat hij zijn "kerngedachte" noemde en die mij ook voor vandaag nog volkomen juist lijkt:

"Het allervoornaamste werk voor het ,apostolaat' der Katholieke leken is en blijft het wereldlijk terrein van onze oprecht Katholieke maar niet kerkelijke organisaties."

Ons politieke werk en de beleving van ons staatsburgerschap een werk en een beleving op wereldlijk terrein, maar dan ook op het gehele wereld- lijke terrein. Dit is mijn tweede reden, waarom ik ervan sprak, als ik zeg dat wij ons moeten voelen en gedragen als gegrepenen en gedrevenen door onze levensbeginselen.

Wanneer het gaat over onderwijs, cultuur, volksgezondheid, maatschap- pelijk werk - dan zijn we er wel van overtuigd, vooral omdat we anders onze vrijheden in gevaar zien. Maar in het economisch-financieel-sociale vlak - dan wordt er veel gewankeld, ik geloof omdat we onze belangen dan in gevaar zien.

Ik erken volkomen, dat de zaak hier anders ligt dan bij onderwijs enz.

Maar dit "andere" is niet een verder verwijderd verband tussen de levens- beginselen en de te treffen voorzieningen. Het "andere" is alleen, dat de juiste christelijke oplossingen hier moeilijker te vinden zijn. Enerzijds door de vertroebelende invloed van het eigen belang, anderzijds doordat het veld der oplossingen, die allen nog binnen de grenzen der rechtvaardigheid liggen, groter is. En vermoedelijk ook, doordat de wetenschap in dit vlak, dat wat we weten, nog maar betrekkelijk weinig gevorderd is, althans nog belang- rijke lacunes vertoont en twijfels laat.

Maar dat het verband met de levensbeginselen hier evenzeer bestaat als elders, staat voor mij vast. Uitgaande van onze wereldbeschouwing, leidt reeds het gezonde verstand tot de conclusie, dat aan de ordening der wereld naar God's bedoeling en wet het economisch-financieel-sociale niet ontsnapt.

En dat we dus ook hier onze medewerking hebben te geven aan de door Hem gewilde ordening. Daarnaast is er dan de overvloed vanuit het leraars- ambt der Kerk, dat ons deze waarheid voorhoudt en in de veranderende omstandigheden telkens weer de richting wijst - Pius XII, de Paus der be- roepskerstening, is er een uitbundig en kostbaar voorbeeld van.

Hier gaat het dan ook nooit om een keuze tussen wat het socialisme en wat het liberalisme voorstaan. Bij wisseling van partner zal er nu wel eens meer met het ene en dan weer meer met het andere rekening moeten worden gehouden. Dat is de noodzakelijke politieke praktijk in een land als het onze.

(10)

Maar onze kern-keuze blijft ook hier de keuze voor christelijke oplossingen.

En ze zijn niet minder of meer christelijk, al naar gelang de socialisten of de liberalen zich beter of slechter erin kunnen vinden.

Ik bedoel hiermee helemaal niet, een socialistische of liberale partner ten- slotte toch in een bijwagen te willen stoppen. Ik bedoel alleen te zeggen, dat de stelling, als zou in het economisch-financieel-sociale slechts te kiezen zijn tussen liberalisme en socialisme, een vervalsing is van de realiteit. Van de realiteit, zoals zij behoort te zijn waar ergens bewuste christenen leven.

Van de realiteit, zoals zij ten onzent is, vooral dank zij het bestaan van christelijke partijen, waaronder, niet in de laatste plaats, onze eigen katho- lieke partij.

1) De desbetreffende auteur vraagt mij, of dit soort verwijten mij niets doet.

Mijn antwoord is: niets. Uiteraard zou dit anders zijn, indien zulke opmer- kingen zouden komen van mensen die mïkkennen. Maar verder kan ik alleen bij mijzelf te rade gaan. En dan kom i , wat mijn houding tegenover de brede basis aangaat, bepaald tot de conclusie van rechtlijnigheid. Zelfs ben ik niet minder gerust met betrekking tot mijn weerstand tegen socialistische overheersingspogingen. Wie dit laatste nogal eens vlot betwijfelen of zelfs ontkennen, moge ik bescheiden in overweging geven, eens na te gaan, of zij iemand kunnen aanwijzen, die gedurende de hele brede-basis-periode ook maar enigszins in dezelfde mate, als jaar in jaar uit met mij het geval is geweest, mikpunt was van socialistische aanvallen in, en nog veel sterker buiten, het parlement. Misschien dat zo'n overweging enig tegenwicht biedt tegen lichtvaardige, of alleen maar domme, politieke laster.

(11)

Voorbereiding der Kandidaatstellingen

Verrassingen van de stembus

DOOR E. G. H. BORNEWASSER

E

r zijn weinig zaken die zo intensief becommentarieerd worden als de uitslag van een politieke verkiezing. Vooral wanneer die uitslag op sommige punten spectaculair is, zoals bij de jongste Kamerverkiezing het geval is geweest met de V.V.D., of wanneer hij een bepaalde lijn uit vorige verkiezingen doortrekt, zoals de geleidelijke achteruitgang der beide protestants-christelijke partijen. Het eerstgenoemde feit regardeert ook de K.V.P., want niemand kan ontkennen, dat de winst der V.V.D. voor een behoorlijk deel uit de katholieke hoek gekomen is. Het stelsel der Evenredige Vertegenwoordiging sluit de grote politieke landverschuivingen van het ver- leden uit, maar laat de floating vote van de "kleurloze middenstof" en de veranderlijke houding der rand kiezers nauwkeurig tot hun recht komen. Dat een partij van middelbare grootte een winst maakt van zes zetels, is onder het stelsel der E.V. een eclatant feit, dat zich tot dusverre nog niet had voor- gedaan. De winst van de V.V.D. is vrijwel van alle kanten gekomen en katholieke kiezers hebben er zonder twijfel belangrijk toe bijgedragen.

Kan men hier spreken van een soort van vrijheidsdrang of is het ver- schijnsel meer te wijten aan andere factoren? Vrees voor een te sterke bemoeienis van de overheid, het verlangen naar een stevig tegenwicht tegen socialistische tendenties in de politiek, bezwaren tegen het belastingbeleid hebben er velen toe gebracht, de V.V.D. te versterken. Of een stevig tegen- wicht tegen een socialistische politiek, zoals die wordt nagestreefd door de Partij van de Arbeid, meer te vinden is bij een middelmatig sterke partij als de V.V.D. dan bij de K.V.P. die dertig zetels meer heeft, is natuurlijk een heel andere vraag. Eigenlijk is dat geen vraag, maar dat schijnt niet iedereen in te zien. Het feit dat de K.V.P. jarenlang deel heeft uitgemaakt van een brede basis, waartoe ook de P.v.d.A. behoorde, schijnt voor wan- trouwende geesten al genoeg te zijn om hun heil elders te zoeken. Zij komen er meestal ook rond voor uit, dat zij niet op de K.V.P. zullen stemmen, zo lang deze "met de socialisten samenwerkt". In alle geval mag men wel aannemen, dat de K.V.P. in 1959 meer stemmen van katholieke kiezers naar de V.V.D. heeft zien gaan dan naar de P.v.d.A.

(12)

I

I r

ii I

\ ! I

I

I '

" I I I

I

11 I1

J

I , I,

!

ii i

'11

I.

VRIJHEID IN GEBONDENHEID Een politieke partij is een vereniging van tien- of honderdduizenden per- sonen, die door middel van die partij willen bereiken wat de enkeling niet bereiken kan. Zij moeten een gemeenschappelijke, door allen aanvaarde basis vinden en de partij moet eensgezind zijn over de grote lijnen van het beleid en liefst ook over de marsroute in de gegeven omstandigheden;

anders wordt zij in het politieke leven een onzekere factor en ten slotte een quantité négligeable. In alle orgtmisaties, onverschillig van welke aard, moet de enkeling zich min of meer aanpassen. Natuurlijk betekent dat niet, dat men bij het lid worden van een partij zijn vrijheid prijsgeeft; maar men kan niet verwachten, dat alle andere leden het altijd en in alles eens zijn met het eigen inzicht. Men dient verder goed in het oog te houden, dat een partij niet uitsluitend aandacht mag besteden aan de belangen van haar leden, maar dat haar richtsnoer moet zijn het algemene volks- en landsbe- l'Wg. En men dient tenslotte te begrijpen, dat het lidmaatschap van een partij - even goed als van andere organisaties - een redelijke disci- pline vergt. In een van onze bladen heeft onlangs een lezer een ingezonden stuk geschreven over partijdiscipline. In haar onderschrift antwoordde de redactie, dat discipline een betrekkelijk goed is en niet hoger staat dan het goed der democratie. Wij geloven niet, dat de zaak zo juist gesteld wordt.

Democratie moet discipline insluiten; zij is er een inhaerent deel van. Zonder discipline kan democratie zich op de duur niet handhaven.

Een partij moet het vertrouwen van haar leden mede winnen en behouden door haar afvaardiging naar de vertegenwoordigende lichamen met zorg samen te stellen. Haar fracties moeten een zo goed mogelijke weerspiege- ling zijn van de maatschappelijke en regionale samenstelling van haar volks- groep en ze moeten beschikken over leden, die competent zijn op de vele gebieden waarop de overheid zich moet bewegen. De voorbereiding der kandidaatstellingen bij de K.V.P. - wij hebben het in ons vorig artikel reeds doen uitkomen - is daarop ingesteld. De verschillende adviezen bedoelen, dit werk met zoveel mogelijk waarborgen te omringen. En als tenslotte het kiesregelement - in tegenstelling tot enige andere partijen - niettemin de beslissing in laatste instantie overlaat aan de leden, dan doet het dat in het vertrouwen, dat de leden bij het stemmen over de groslijst in dezelfde geest zullen handelen als waarin de verschillende partijinstanties de voorbereiding ter hand hebben genomen.

Een democratische partij moet steeds met drie dingen rekening houden:

met een zo groot mogelijke vrijheid van de leden, met een veelzijdige en competente samenstelling van de fractie(s) en tenslotte met de vele kiezers, die op haar lijsten plegen te stemmen maar geen lid van de partijorganisatie zijn - en dat aantal is, wat de K.V.P. betreft, enige malen groter dan het aantal aangesloten leden. Zonder hun stemmen zou de partij zich niet op haar sterkte in de vertegenwoordigende lichamen kunnen handhaven.

Dr Albering heeft in het aprilnummer van dit maandschrift in zijn beschou- wing van de uitslag der jongste Kamerverkiezingen ook geschreven over

"vrijheidsdrang" en "persoonlijkheidsdrang". Hij zei daarbij o.a.: "De ont- wikkeling van het katholieke volksdeel én de ontwikkeling van deze tijd

(13)

brengen mede, dat het vraagstuk van de verhouding van de menselijke per- soon en de democratie en van de plaats van de persoonlijkheid in de demo- cratie - in het bijzonder in katholieke kring - degelijke bestudering ver- dienen en een eigentijdse, efficiënte oplossing". Waarop deze bestudering ook moge uitlopen en wat voor oplossing men ook moge zien, het zal altijd waar blijven, dat in diepste grond de levensbeschouwing de houding op het terrein der staatkunde moet bepalen en dat in het partijwezen vrijheid altijd zal moeten betekenen vrijheid in gebondenheid.

DE VERRASSING DER VOORKEURSTEMMEN De verkiezing van mr K. van Rijckevorsel tot Kamerlid m.et meer dan 90.000 voorkeurstemmen - een nog nooit uitgebracht aantal - heeft begrijpelijker- wijze in en buiten onze partij nogal commentaar verwekt. Onder die com- mentaren zijn er ook geweest die bepaald niet juist waren. Men kon weleens horen verkondigen, dat de bestuursinstanties van de partij toch maar geen goed oog hadden gehad op wat er onder de leden leefde. In zoverre was het geval-van Rijckevorsel toch wel leerzaam geweest, meenden sommigen.

Nu is het echter een feit, dat de verkiezing van mr van Rijckevorsel door voorkeurstemmen onmogelijk kan worden uitgespeeld tegen het betreffende orgaan der partij, de Verkiezingsraad. Deze had immers, in zijn advies aan de leden inzake de stemming over de groslijst, aan deze kandidaat een plaats toegekend, welke zijn verkiezing tot lid der Tweede Kamer waar- borgde! Maar wat gebeurde er bij de stemming over de groslijst? Een groep van de katholieke boerenorganisatie, van mening dat het agrarische deel van onze bevolking zich in de fractie nog wel wat meer weerspiegeld zou mogen zien, slaagde erin, bij de stemming een andere kandidaat naar boven te schuiven met het gevolg dat mr van Rijckevorsel een lagere plaats kreeg, waar hij geen kans meer had op verkiezing. Deze plaatsverschuiving ging in tegen het advies van de Verkiezingsraad. Daarop is een onverwacht grote reactie gekomen, ook bij partijleden die overigens geen voorstanders zijn van een verkiezing door voorkeurstemmen, omdat daardoor het met veel zorg uitgebalanceerde fractiebeeld kan worden vervormd. Maar staande voor de keuze: ofwel nummer een van de lijst te stemmen en daardoor aan een bepaalde maatschappelijke groep nog een zetel méér te geven dan waarover die groep toch al beschikken kon en aldus mr van Rijcke- vorsel buiten de Kamer te houden, ofwel laatstgenoemde kandidaat door hun voorkeurstem, zo mogelijk, toch nog aan de zetel te helpen die de Verkiezingsraad voor hem bestemd had, hebben zij hun voorkeurstem op hem uitgebracht. Hun stem kan in geen geval worden gezien als een d'emonstratie tegen het betreffende partijorgaan, integendeel, als een adhaesiebetuiging daaraan. De actie van een bepaalde groep wekte als reactie bij meer dan 90.000 kiezers (waaronder overigens ook niet-katholieken waren) de drang, de afwijking van het advies van de Verkiezingsraad weer te niet te doen. De verkiezing van de omlaaggedrukte kandidaat was een klinkend bewijs, dat de Verkiezingsraad het althans naar de mening van meer dan 90.000 kiezers goed had gedaan.

Dat per slot van rekening, tengevolge van bepalingen van de Kieswet, welke geen direct verband met de zaak hielden, de groep der midden-

(14)

I!

standers de dupe werd en een gewaardeerd Kamerlid verloor, valt natuur- - lijk zeer te betreuren maar kon niet worden' voorzien.

Wie in de verkiezing van mr van Rijckevorsel een positiekiezen tegen een partijinstantie dacht te zien, heeft zich dus vergist. Er zijn overigens enkele wel zeer krasse commentaren geweest. Toen het Partijbestuur, na eerst de officiële uitslag der stembus te hebben afgewacht, ingevolge art. 46 van het betreffende kiesreglement zijn besluit nam inzake deze Kamerzetel en in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel zijn instemming er- mee betuigde dat de gekozene de zetel aanvaardde, schreef een van onze redacties, dat dit haar "wat al te dol" werd en dat de regeling bij de K.V.P. "in strijd was met het gezond verstand". Een van de kopbladen van dit orgaan, dat het commentaar overnam, zette er nog een pakkende titel boven: "Onhandige manoeuvre" I Blijkbaar hadden deze redacties geen juist begrip van wat er in feite gebeurd was.

Het feit dat in dit geval de voorkeurstem een niet gelukkige afwijking van het advies van de Verkiezingsraad redresseerde, kan echter moeilijk als een algemene aanbeveling van de voorkeurstem worden aangemerkt.

Zij kan de uitslag van de officiële stemming zo beïnvloeden, dat deze belangrijk afwijkt van de door de Verkiezingsraad voor een deel (kwali- teitszetels) definitief vastgestelde en voor de rest geadviseerde en door de partijleden meestal zonder wijzigingen gesanctioneerde lijst van kandidaten.

Nu heeft het Partijbestuur weliswaar de bevoegdheid, zijn instemming met het aanvaarden van de zetel door de met voorkeurstemmen gekozene te weigeren, wanneer aan de samenstelling der fractie "in belangrijke mate"

afbreuk zou worden gedaan wat betreft de beschikking over leden, "die deskundig zijn op belangrijke gebieden van het staatkundige en openbare leven" i maar wanneer hiervan niet evident kan worden gesproken, "zal het Partijbestuur deze instemming betuigen," zoals art. 46 van het kiesreglement positief zegt. Tegen het verbreken van een gezond evenwicht tussen de vertegenwoordigers van de verschillende maatschappelijke groepen in de fractie valt dus weinig te doen.

In dit verband moge nog even worden herinnerd aan een opmerking van prof. Romme in de Volkskrant. Prof. Romme wees er op, dat ook wanneer aan de officiële stembus een kandidaat een voldoende groot aantal voor- keurstemmen behaalt om volgens de bepalingen van de wet gekozen ver- klaard te worden, er altijd toch nog een groter aantal stemmen is uitge- bracht op nummer een van de lijst en dus voor de samenstelling van de lijst zoals die ingevolge de stemming over de groslijst luidde. Wie in het eerste geval wil spreken van een volksuitspraak, zal moeten toegeven dat de ander dat a fortiori kan doen.

Uiteraard brengt ook de stemming over de groslijst de kans op wijzigingen in de volgorde der kandidaten mee. Die stemming zelf accentueert het democratische karakter van de K.V.P. en juist dat kan het lidmaatschap van de partij aantrekkelijker maken. De leden weten, dat zij de laatste, de beslissende stem in het kapittel hebben. Vermoedelijk zal niemand in de plaats daarvan een regeling prefereren als bij sommige andere partijen, waar de buitengewone algemene vergadering of de vergadering va'n groeps- of Kamerkring beslissen inplaats van de individuele leden der partij.

(15)

Van die bevoegdheid van de leden kan echter ook zo gebruik worden gemaakt, dat het niet meer in het belang van de partij is. Wanneer partij- leden vóór alles de sector van hun maatschappelijke groep in de fractie zo sterk mogelijk willen maken, is het gevaar niet denkbeeldig, dat het even- wicht van de fractie en haar competentie op verschillende gebieden (buiten de kwaliteitszetels, waarvan het aantal slechts beperkt is) verloren zullen gaan, wat een verzwakking van onze positie zou betekenen.

Democratie is een groot goed, mits zij gepaard gaat met instelling op het algemene volks- en landsbelang en mits het partijwezen, dat in de democratie nu eenmaal een grote rol speelt, de uit die enige goede instelling voort- vloeiende discipline opbrengt.

Rectificatie. In ons artikel "Voorbereiding der kandidaatstellingen", opge- nomen in het mei nummer, wordt onder de paragraaf: Anti-revolutionaire Partij, raadsverkiezingen, gesproken van een "accoord van samenstelling".

Dit had moeten zijn "accoord van samenwerking".

(16)

'i

" ' i

" I

De ondergang van de brede basis (11)

DOOR Dr. S. W. COUWENBERG

I

n het vorige artikel hebben wij de factoren ontleed, welke de levenskracht van de brede basis steeds meer hebben ondermijnd. De sfeer tussen socialisten en christen-democraten is hierdoor, naar we gezien hebben, zo grondig bedorven, dat een herstel van de brede basis na de verkiezingen niet meer mogelijk was. Wil in de toekomst een nieuwe samenwerking met de socialisten tot stand komen, dan moet de sfeer tussen christelijke demo- cratie en socialisme eerst eens grondig gezuiverd worden.

In zijn artikel: "Ministers - fractie - partij" in "Socialisme en Demo- cratie" van april 1959 vestigt de socialistische oud-staatssecretaris mr F. J.

Kranenburg er de aandacht op, "dat het samenzijn van partijen in een kabinet de betrokken fracties en partijorganen uit hoofde van de gemeen- schappelijke verantwoordelijkheid een minimum van onderling respect en goede trouw oplegt, wil/en de staatsburgers het samen regeren nog begrij- pen en aanvaarden. Het niet in achtnemen van dergelijke fatsoensnormen is niet al/een politiek onjuist, maar brengt onherroepelijk storingen in de werking van het constitutionele bestel mee," aldus mr Kranenburg, die deze zedenles blijkens de contekst speciaal richt aan het adres van de christelijke partijen. Het moet ons na deze socialistische zedenles, die wij op zich zeer wel kunnen onderschrijven, toch van het hart, dat men van socialistische zijde wel erg gemakkelijk geneigd is anderen de les te lezen op het stuk van goede omgangsvormen in het politieke verkeer, terwijl men zelf nu niet bepaald een voorbeeld geeft. Wij hebben dit in ons eerste artikel reeds opgemerkt, toen wij het radio-debat tussen prof. Samkalden en prof. Oud bespraken.

DOORBRAAKGEDACHTE OVERBOORD Wat nu de zedenles van mr Kranenburg betreft, die wij graag eens vanuit onze gezichtshoek zouden toepassen, lijkt het ons moeilijk voor bestrijding vatbaar, dat het tot het minimum van onderling respect behoort elkaars 188

(17)

democratische gezindheid niet lichtvaardig verdacht te maken, zoals de P.v.d.A., noor we in ons eerste artikel gezien hebben, herhaaldelijk heeft gedaan ten aanzien van de K.V.P., en verder elkaars bestaansrecht loyaal te erkennen, waarover tenslotte niet abstracte politieke theorieën, moor de kiezers volgens goed democratisch gebruik beslissen. De ontkenning van het bestaansrecht der christelijke partijen, welke in artikel 35 van het socia- listische beginsel program is vervat, is voor deze partijen een zaak, waar zij moeilijk langer genoegen mee kunnen nemen.

In het socialistische ontwerp voor een nieuw beginsel program wordt de afwijzing van de confessionele partijvorming onverkort gehandhaafd. Zij is, aldus het concept, in beginsel verwerpelijk en in de huidige verhoudingen schadelijk (V, 26). Aan deze afwijzing wordt thans echter toegevoegd, dot de vrijheid tot zulk een partijvorming dient gewaarborgd te zijn. Deze toe- voeging is in een democratisch staatsbestel eigenlijk een vanzelfsprekend- heid. Tegen de achtergrond van de doorbraakdiscussie van de afgelopen jaren is zij echter niet zonder betekenis evenmin als de opmerking van mr Burger in het oprilnummervan "Socialisme en Democratie", dot, voor- zover het katholieke volksdeel de K.V.P. prefereert, de P.v.d.A. die keuze te respecteren heeft.

De P.v.d.A. zou er goed aan doen de doorbraakgedachte geheel over- boord te werpen en zich voortaan te bepalen tot een normale politieke bestrijding der christelijke partijen. Deze gedachte is, hoezeer men het ook moge betreuren, door de historische ontwikkeling duidelijk achterhaald. Het is een niet te miskennen feit, dot de christelijke democratie in het na-oorlogse Europa tot een voorheen ongekende machts- en krochtsontplooiing is geko- men. 1) Ook in socialistische kring zijn er, die een open oog tonen voor dit opmerkelijke verschijnsel, zoals de Belgische leider H. Fayat. In de verkla- ring van dit verschijnsel wijst Fayat erop, dot godsdienst en kerk krachtige bindmiddelen zijn gebleven voor de katholieke partijen en waarschuwt hij tegen een geringschatting van de godsdienstige factor in politieke zaken. 2) Men zou tegen het voorgaande wat Nederland betreft kunnen opwerpen, dot de christelijke democratie hier totaal gezien toch enigszins achteruitge- gaan is. Dit kon niet ontkend worden. Deze achteruitgang, die overigens voornamelijk op rekening komt van de protestants-christelijke partijen, is o.i. echter niet zozeer het gevolg van de verminderde werfkracht van de idee der christelijke democratie, moor veeleer van de verbrokkelde, ver- ouderde wijze, waarop deze idee nog altijd aan het Nederlandse volk gepresenteerd wordt. Hierbij volt in de eerste plaats te denken aan de politieke gespletenheid in protestants-christelijke kring. Deze gespletenheid moge in het licht van de historie alleszins begrijpelijk en verklaarbaar zijn, in de huidige wereldsituatie en met het oog op de eisen der toekomst wordt zij meer en meer een anachronisme. Zoals de anti-revolutionaire lijsttrekker prof. Zijlstra onmiddellijk na de bekendwording van de uitslag der laatste Kamerverkiezingen terecht opmerkte, verdroogt het reformatorische ideaal dit gescheiden voortgaan niet meer.

Met het tot stond brengen van een grotere politieke eenheid in protes- tants-christelijke kring kon echter, noor het ons wil voorkomen, niet meer volstaan worden. Willen we de werfkracht, die de idee der christelijke

(18)

democratie op zich in hoge mate bezit, ten volle benutten, vooral ten aan- zien van de groeiende schare der jonge kiezers, dan zullen we met kracht moeten streven naar het scheppen van de voorwaarden voor een bundeling der christen-democratische krachten in één partijverband, een Nederlandse CD.U. dus. Pas in deze nieuwe politieke ruimte kan de christelijke democratie in Nederland tot volle· uitbloei komen. Dat dit een zaak is op langere termijn en dat hierbij zeer grote weerstanden overwonnen moeten worden, behoeft, dunkt ons, geen betoog. Hoe zou het ook anders kunnen bij een zaak, die zulk een ingrijpende vernieuwing behelst? Het zou ons in het kader van dit artikel uiteraard tever voeren op deze zaak verder in te gaan.

DE V.V.D. EN DE DOORBRAAK Van socialistische zijde is de verkiezingswinst van de V.V.D. bij de ver- kiezingi:!n van 1958 en 1959 onmiddellijk geïnterpreteerd als een nieuwe triomf van de doorbraak, zij het dan een doorbraak naar rechts. Merkwaar- dig is, dat men deze winst tegelijk kwalificeerde als "conjunctuurwinst". Als dit laatste het geval is, kan men toch moeilijk van een triomf van de door- braak spreken. Hiermede wordt immers een geestelijk proces bedoeld, dat een duurzame losmaking van de christelijke partijen betekent.

De socialistische interpretatie van de verkiezingen van 1958 en 1959 doet op de keper beschouwd even geforceerd en gezocht aan als die van de verkiezingen van 1956, toen men op grond van de socialistische verkiezings- winst nog luider verkondigde, dat de doorbraak een feit was. Bij de pro- vinciale en gemeenteraadsverkiezingen van 1958 bleek echter reeds duidelijk,

hoezeer ook deze winst een conjunctureel karakter had.

Tot degenen in socialistische kring, die in de verkiezingswinst van de V.V.D. bij de laatste verkiezingen onmiddellijk een nieuwe triomf van de doorbraaK zagen, behoorde ook de directeur van de Or Wiardi Beckman Stichting, drs J. M. den Uy1.3) Merkwaardigerwijze heeft deze socialistische voorman de V.V.D. echter enige jaren zonder meer ingedeeld bij het poli- tieke confessionalisme. Het vrijzinnige beginsel, dat aan de V.V.D. ten grond- slag ligt en dat wortelt in de oorspronkelijke voedingsbodem van het liberalisme; het rationalisme van de Verlichting, draagt evenzeer een levens- beschouwelijk karakter en deswege hoort ook de V.V.D. bij het politieke confessionalisme, zo betoogde Den Uyl in 1956 in een onder de titel

"Liberalisme en Socialisme" verschenen uitgave van de Or Wiardi Beckman Stichting. Volgens hem zijn er dus twee soorten van politiek confessionalisme, n.l. een christelijk en een vrijzinnig (liberaal) confessionalisme. Hoe men bij een dergelijke zienswijze de verkiezingswinst van de V.V.D. als een triomf van de doorbraak kan voorstellen, is ons een raadsel.

In liberale kring is men tot dusverre zo verstandig geweest aan de ver- kiezingswinst die men heeft behaald, geen doorbraakgedachte te koppelen.

In "Vrijheid en Democratie" van 26 april 1958 werd de doorbraakgedachte zelfs verworpen als "een rose droombeeld uit een periode van weinig realiteitsbesef". Is de hele doorbraak in feite wel iets anders dan een holle leuze, een argument in de strijd om de kiezersgunst?, zo vroeg de schrijver zich af. Deze vraag is alleszins gewettigd.

190

(19)

I l

r

Het zou van een progressieve gezindheid getuigen, als de P.v.d.A. deze door de ontwikkeling achterhaalde gedachte, waarop ook in eigen kring ernstige kritiek is geleverd,4) eindelijk eens in het ideologische asvat zou werpen. Dit zou de verstandhouding tussen haar en de christelijke partijen stellig ten goede komen.

SOCIALISTISCHE MISVATTINGEN

Ook uit het oogpunt van politieke theorie is de doorbraakgedachte trou- wens moeilijk houdbaar. De fout, die hierbij gemaakt wordt, is, dat men uitgaat van de enkelvoudige tegenstelling: "progressief - conservatief" als enig-juiste grondslag van politieke partijvorming en als kriterium hiervan de volkomen verouderde antithese tussen arbeid en bezit hanteert. Zoals wij in onze studie: "De strijd tussen progressiviteit en conservatisme" menen aan te tonen, is het poneren van een enkelvoudige tegenstelling:

"progressief - conservatief" een constructie, die beslist niet houdbaar is.

Progressiviteit en conservatisme zijn polen van een tegenstelling, die veel gecompliceerder is dan men in socialistische kring denkt. De christelijke partijen vertegenwoordigen als centrumgroeperingen tussen links en rechts een zelfstandige politieke richting op het politieke krachtenveld, die uit- stekend kan dienen als grondslag van partijvorming. Als zodanig kunnen zij een zeer belangrijke bijdrage leveren tot een gezonde, evenwichtige ontwikkeling van het politieke en maatschappelijke leven.

Zoals gezegd hanteert men in de socialistische propaganda nog steeds de volkomen verouderde antithese tussen arbeid en bezit als kriterium van de tegenstelling: "progressief - conservatief". "Progressief" zijn volgens dit kriterium degenen, die opkomen voor de belangen van de arbeiders (de minder-draagkrachtigen), "conservatief" de schare dergenen, die de belangen van de bezittende klasse (de meer-draagkrachtigen) voorstaan. Na de vloed van socialistische verkiezingspropaganda van de laatste jaren behoeft het nauwelijks vermelding, dat de P.v.d.A. zich als de grote voorvechtster ziet van de bel{lngen der arbeiders, terwijl de christelijke partijen en de V.V.D.

in de socialistische visie de pleitbezorgers zijn van de belangen der bezit- tende klasse en daarmede de kwalijke rol vervullen van conservatieve tegenspeler van de met een aureool van progressiviteit omgeven heldenrol van de P.v.d.A. "Het zijn", zo wordt in een van de vele socialistische ver- kiezingspamfletten van de christelijke partijen en de V.V.D. gezegd, "allen partijen van het verleden, van de oude maatschappij. Het zijn allen in diepste wezen partijen van het conservatisme". In werkelijkheid hanteert de socialis- tische propaganda hiermede een kriterium, dat zelf door en door tot het verleden behoort. Wat toch is het geval?

Onder invloed van de maatschappelijke ontwikkeling van de laatste halve eeuw is de sociale geleding ontzaglijk. veel gecompliceerder geworden door het ontstaan van steeds meer nieuwe functies en groeperingen en heeft zij tevens een sterk dynamisch karakter gekregen. Zij is met andere woorden in de ban geraakt van een proces van toenemende differentiëring en van een sterke sociale mobiliteit, welke de verschillende lagen, klassen en be-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedurende die tijd werd ik door sommige mensen als een methodist 2 beschouwd, enkel omdat ik wat ernstiger was en mij meer moeite gaf in mijn bediening dan sommige anderen van

Er zijn zonder twijfel enkele psychologische genezingen, en er zijn er enkelen wier geloof zich helemaal uitstrekt tot de Heer Jezus en die niettemin worden genezen, ondanks de

In de vroege jaren (19)30 vond zijn vader vele van deze ceremoniële grafstenen in de talloze graven in de streek.. Ca- brera heeft het onderzoek van zijn vader verdergezet en heeft

Getuigenis (naar Manu Verhulst) bij ‘gevangenen bevrijden’ over een moeder die elke dag haar zoon in de gevangenis gaat bezoeken….. Ik ga er elke dag

Breng verder mee: DDW10 en Nieuw Testament (Joh. 10, lied 24) 2 Schriftlezing: Uit de afscheidsrede van Jezus die aankondigt dat Hij heel binnenkort niet meer bij hen zal zijn

Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Dankzij de fantastische inzet van onder meer familie en buur is zij tot bij haar overlijden thuis kunnen blijven en werd haar alle hulp en ondersteuning geboden die nodig was..