• No results found

Een balans van 20 jaar spontane bosontwikkeling in Liedekerkebos

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een balans van 20 jaar spontane bosontwikkeling in Liedekerkebos"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

6

Het bosreservaat van Liedekerkebos heeft een oppervlakte van 21 ha en bevindt zich aan de oostzijde van het gelijknamige domeinbos. Het historische

Liedekerke-bos was onderdeel van een zeer groot Liedekerke-boscomplex, dat in de 19de eeuw echter grotendeels werd ontgon-nen. Het bosreservaat ligt vooral op zandleembodems en wordt langs de oostkant begrensd door de vallei van de Hollebeek. Langsheen de beek zijn plaatselijk nog steeds goudveil, Boshyacint en Daslook te vinden, oudbosplanten die wijzen op de permanente aan- wezigheid van bos in deze omgeving. Het huidige bosreservaat werd in 1926 aangekocht door de Belgi-sche overheid om er een zendstation te bouwen voor lange-afstandcommunicatie, vooral met Congo. De antennes werden volgens een radiaal patroon geplaatst en waren via kabels verbonden met het radio- elektrisch centrum. De zones onder de antennes en de toegangswegen werden zeer regelmatig gekapt en gemaaid, waardoor hakhout en heischrale graslanden ontstonden. In 1942 werd het zendstation ontmanteld door de Duitse bezetter. De paden en een kleine zone rond het zendstation zelf werden ook daarna verder beheerd, maar een oppervlakte van zowat 19 ha ontwikkelde spontaan. In 1998 werd het gebied officieel een bosreservaat, met de be-doeling de spontane dynamiek verder te bestendigen. Het bosreservaat werd in 1986 grondig geïnventari-seerd door Bart De Cuyper, in 65 cirkelvormige proef-vlakken met een straal van 15 m. In 2006 werden dezelfde proefvlakken opnieuw geïnventariseerd door het bosreservatenteam en Margot Vanhellemont (UGent). Ook in 1996 werd een heropmeting door- gevoerd, door Diego Van Den Meersschaut (UGent), maar slechts voor de helft van de proefvlakken. We illustreren de veranderingen in het bos aan de hand van de inventarisatiegegevens voor 1986 en 2006. De resultaten voor 1996 situeren zich, zoals verwacht, tussen beide in. De vergelijking schetst een klassiek beeld van de spontane successie van een pionierbos op arme zandleembodems.

Een balans

van 20 jaar

spontane bos­

ontwikkeling in

Liedekerkebos

Een karakteristiek beeld uit het bosreservaat van Liedekerkebos: een forse meerstammige eik, die vroeger als hakhout werd beheerd, verdringt de omringende berken

6 Luc De Keersmaeker, Margot Vanhellemont en

Kris Vandekerkhove

(2)

In 1986 was het stamtal nog zeer hoog : ruim 1600 bomen en struiken per ha, met een diameter van ten minste 5 cm. Twintig jaar later is dat stamtal bijna gehalveerd tot ongeveer 850 per ha. Vooral lichtminnende pionierboom-soorten zoals berken, wilgen en Grauwe abeel of Ratel-populier zijn sterk in aantal verminderd. Inlandse eiken (zowel Zomereik als Wintereik) verliezen minder terrein en meer schaduwtolerante soorten, zoals Tamme kastanje en Amerikaanse eik houden stand of gaan licht vooruit. Beuken werden (nog) niet waargenomen in de proefvlak-ken en Gewone esdoorn is slechts sporadisch aanwezig. Het grondvlak van de bomen en struiken nam toe van 28,3 m2 per ha in 1986 naar 31,1 m2 per ha in 2006. Vooral inlandse eiken, Amerikaanse eik en Tamme kastanje zijn fors gegroeid. Bij de struiken is er een sterke afname van het lichtminnende Sporkehout, en een toe- name van Wilde lijsterbes en Hazelaar. Ook Amerikaanse vogelkers breidt uit, maar heeft slechts een beperkt aandeel in het bos, ook al komen er oude zaadbomen voor. De soort gedraagt zich in het bosreservaat veel minder als een agressieve exoot, zoals we hem vaak kennen van de naald-bossen op arme zandbodems.

Onderzoek van Margot Vanhellemont naar het verspreidingspatroon van Ameri-kaanse vogelkers in Liedekerkebos heeft aangetoond dat voornamelijk de nabij-heid van zaadbomen en de lichtbeschikbaarnabij-heid van belang zijn voor deze soort. De soort is weliswaar toegenomen, maar houdt gelijke tred met schaduwtolerante, inheemse struiksoorten zoals Wilde lijsterbes en Hazelaar, en heeft de toename van deze soorten niet verhinderd.

Door de sterke concurrentie met bramen en andere boom- en struiksoorten die de-zelfde ‘niches’ innemen als vogelkers wordt de soort blijkbaar in toom gehouden.

Evolutie van het stamtal en het grondvlak in het bosreservaat Liedekerkebos, met aanduiding van de meest voorkomende soorten bomen en struiken. De grootte van de taartdiagrammen is in verhouding tot het totale stamtal en grondvlak.

7

Stamtal

1986: 1623 per ha 2006: 854 per ha

Grondvlak

1986: 28,3 m per ha2 2006: 31,3 m per ha2

Links: Daslookvelden langs de Hollebeek vormen de oostgrens van het bosreservaat Rechts: Verjonging van Amerikaanse vogelkers

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Deze waarnemingen zijn in de figuren 3 en 4 als tijd - stijghoogtelijnen van respectievelijk de diepe en ondiepe filters weergegeven.. Uit deze figuren blijkt

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

De Raad blij, want die hoefden verder niet na te denken omdat ze mooi latent hebben kunnen meewerken aan het “verbeteren” van het milieu in De Ronde Venen (zeg eerder

A 8.6 Totale nitraatuitspoeling naar het grondwater vanuit alle gronden in het landelijk gebied in 106 kg N a; gemiddelde nitraatuitspoeling vanuit alle gronden in kg N ha-1 jr-1

Door eutrofiëring (N-depositie) en natuurlijke veroudering van de bestanden zijn de strooisellaag en de vergrassing met Pijpenstrootje of Bochtige smele sterk toegenomen en is

Kleine zaailingen van Amerikaanse eik werden met de hoogste frequentie waargenomen: ze komen voor in meer dan 75% van de proefvlakken, maar ook zaailingen en verjonging met