• No results found

(On)gelijkheid in het jeugdstrafrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(On)gelijkheid in het jeugdstrafrecht"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

291

Afl. 11 - november 2018 FJR 2018/61

291

Editorial

Afl. 11november 2018

Mr. dr. Y.N. van den Brink

1

(On)gelijkheid in het jeugdstrafrecht

FJR

2018/61

In De Volkskrant van 13 september 2018 pleitten verschillende wetenschappers voor systematische registratie van de etniciteit van aangehouden jeugdige ver-dachten. Aanleiding was een belangwekkende publicatie van Boon, Van Dorp en De Boer in het Tijdschrift voor Criminologie (2018/3, p. 268-288), waaruit blijkt dat ‘Dis-proportionate Minority Contact’ (ofwel ‘DMC’) evident aanwezig is in verschillende stadia van de Nederlandse jeugdstrafrechtsketen. DMC is de term die in de Verenig-de Staten wordt gebezigd om aan te geven dat een onevenredig groot aantal jeug-digen uit minderheidsgroepen in contact komt met het strafrechtsysteem. In de VS zijn alle staten op grond van federale wetgeving verplicht om beleid te ontwikkelen om DMC in de jeugdstrafrechtsketen tegen te gaan (JJDP Act, sectie 223(a)(22)). Het verzamelen van data over het ras of de etniciteit van jeugdigen die in contact ko-men met het strafrecht is daarvan een essentieel onderdeel. Zonder deze data is het onmogelijk om DMC te identificeren, laat staan aan te pakken, zo is de redenering. Recentelijk zijn ook in Engeland en Wales maatregelen getroffen om DMC in de jeugdstrafrechtsketen aan te pakken. Zo is een ‘Race Disparity Audit’ gelanceerd, waarmee op basis van ras en etniciteit systematisch data worden verzameld over beslissingen in de jeugdstrafrechtsketen. Ook heeft het Britse Ministerie van Justitie – in reactie op een kritisch rapport van parlementslid David Lammy (2017) – het zogenaamde ‘Explain or Change’ principe omarmd. Volgens dit prin-cipe moeten data die wijzen op etnische ongelijkheden in de jeugdstrafrechts-keten worden verklaard en gelegitimeerd door de verantwoordelijke autoriteiten. Kunnen zij dit niet, dan moet die praktijk zodanig worden hervormd dat de on-gelijkheden worden geëlimineerd.

In Nederland is op beleidsniveau weinig aandacht voor de oververtegenwoordi-ging van minderheden in de jeugdstrafrechtsketen. Dit is echter niet langer houd-baar, te meer omdat er sterke aanwijzingen zijn dat DMC mede wordt verklaard door ongelijkheden in beslissingen in de jeugdstrafrechtsketen. Zo blijkt uit recent onderzoek van de Universiteit Leiden dat jeugdige verdachten met een migratie-achtergrond in soortgelijke omstandigheden significant minder kans hebben om te worden geschorst uit voorlopige hechtenis dan Nederlandse jeugdige verdach-ten zonder migratieachtergrond (Van den Brink e.a., Voorlopige hechverdach-tenis van

jeug-digen in uitvoering, WODC 2017). Eerder werden in Nederlands onderzoek ‘ethnic

disparities’ gevonden in beslissingen van officieren van justitie over de vervolging van jeugdige verdachten (Weenink in Brit. J. Criminol 2009/2, p. 220-242) en in de straftoemeting door kinderrechters (Wermink e.a. in Eur J Criminol 2015/6, p. 739-768). Deze praktijk staat onmiskenbaar op gespannen voet met het gelijkheids-beginsel (vgl. art. 1 Grondwet).

Op basis van het VN Kinderrechtenverdrag (art. 2) is Nederland gehouden om ongelijkheden in het jeugdstrafrecht aan te pakken (zie General Comment No. 10, par. 6). Hiervoor is het systematisch verzamelen van data over de etniciteit van jeugdige verdachten een noodzakelijke stap (vgl. ibid., par. 98-99). Tegelijkertijd moet worden bedacht dat ongelijkheden in het jeugdstrafrecht verder strekken dan enkel etniciteit. Onderzoek laat zien dat bijvoorbeeld ook jeugdigen met een licht verstandelijke beperking sterk oververtegenwoordigd zijn in het Nederland-se jeugdstrafrecht (Teeuwen, Verraderlijk gewoon, SWP 2012) en een significant nadeliger uitgangspositie lijken te hebben op bepaalde beslismomenten in de jeugdstrafrechtsketen dan jeugdigen bij wie geen verstandelijke beperking is vast-gesteld (Van den Brink e.a. 2017, a.w.). Kortom, het is hoog tijd om het onderzoeken en aanpakken van ongelijkheden in het Nederlandse jeugdstrafrecht prominenter op de wetenschappelijke en politieke agenda te plaatsen.

1 Mr. dr. Y.N. (Yannick) van den Brink is als universitair docent Jeugdrecht en Strafrecht verbonden aan de

Universiteit Leiden en redacteur van FJR.

T2b_FJR_1811_bw_V02.indd 291

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

veranderende bevolkingssamenstelling. De snelle veranderingen in de buurten hebben geleid tot vermindering van de sociale cohesie. 2p 13 Noem twee indicatoren waarmee

In hetzelfde jaar waarin Doreleijers pleit voor een verandering van het strafrecht, verschijnt in het septembernummer van het Tijdschrift voor Criminologie een artikel over

Deze groep verkeert in een ontwikkelingsfase waarin ze al wel een beetje verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het eigen gedrag maar nog niet helemaal. / In het

In dit rapport wordt, na een beschrijving van het LIJ en een verkenning van relevante theorieën en eerder onderzoek, gekeken naar de kwaliteit van de data en de bruik- baarheid

Opvallend is dat in het bijzonder de jeugdige respondenten die kunnen worden aangemerkt als ontkennende verdachte of als verdachte in een lichte zaak, zich negatief uitlaten over

Zo blijken doorgaans niet de jongeren, voor wie de interventies zijn ontworpen, tot het programma te worden toegelaten (ITB-CRIEM), danwel bestaat er onzekerheid of de juistheid

De groei van het aantal bacteriën van een bacteriecultuur hangt onder andere af van het voedingspatroon, de temperatuur en de belichting.. 3p 2 † Bereken hoeveel bacteriën

4p 5 † Onderzoek met behulp van differentiëren of de formule die het aantal bacteriën in de laatste vier weken beschrijft, voor t = 4 dezelfde groeisnelheid