• No results found

Het dwaalspoor van de BV Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het dwaalspoor van de BV Nederland "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s &._o 3 '994

Onderzoek heeft uitgewezen dat bij de kandidaatstelling voor de ge- meenteraadsverkiezingen in maar geringe mate sprake is geweest van 'vernieuwing'. Een aflossing van de wacht mag dan hebben plaatsge- vonden, als het gaat om verkiesbare plaatsen kwamen de nieuwelin- gen in overgrote meerderheid uit dezelfde circuits als hun voorgan- gers.

Zeker voor de PvdA kan op deze slotsom het commentaar volgen:

'so what?'. In onze partij heeft zich immers na de desastreuze uitslag van vier jaar geleden al een ingrijpende wisseling van de wacht voor-

gedaan, zeker in de grote steden. Aangezien, anders dan toen, de oor-

p artiJ•-

zaken van het electorale verlies nu bovenal zijn toe te schrijven aan de landelijke politiek van de PvdA, was er eigenlijk geen goede red en om

nu weer tot het schoonspuiten van de lijst over te gaan.

V e rn1 e U Wing

Maar los daarvan kan men zijn twijfels koesteren over de conclu- sies van zo'n onderzoek. Kennelijk is volgens de onderzoekers pas

sprake van 'vernieuwing' als kandidaten die binnen de partijen nooit

'i

een rol hebben gespeeld op verkiesbare plaatsen worden geplaatst. Als het om 'vernieuwing' gaat tellen dan nu aileen nog maar de personen?

Niet het program, of de voorgestelde benadering van de politiek? Ver- BART T R 0 M P nieuwing: iemand anders die het zelfde zegt? In de politicologische Redacteur s&P literatuur geldt sinds jaar en dag dat de minimale definitie van een

politieke partij luidt: dat het een organisatie is die kandidaten stelt voor vertegenwoordigende lichamen. Daarmee is niet gezegd dat die kandidaten lid moeten zijn van de partij. Maar het zou toch ook wei merkwaardig zijn als zij allemaal, of voor het merendeel, nu juist niet lid zouden zijn van de partij die hen kandideert.

'Vernieuwing' dreigt op deze wijze net zo'n politiek inhoudsloos begrip te worden als in de tijd van Nieuw Links. Waarom zouden mensen die geen lid van een politieke partij zijn, of als lid geen enkele belangstelling voor de gemeentepolitiek aan de dag leggen, meer geschikt zijn voor de gemeenteraad dan degenen die dat wei zijn?

Wellicht- maar uit de weergave in de couranten van het onder- zoek kan ik dat niet opmaken - komt de gebrekkige 'vernieuwing' ook voort uit wat ik een aantal jaren geleden heb beschreven als de werking van een dubbele oliaarchiserina in de PvdA. Aan de ene kant hebben de gevestigden buitenstaanders - lid of geen lid - buiten de deur weten te houden, met name door het ophogen van de participa- tiedrempel. Maar aan de andere kant - en als reactie op het eerste mechanisme -zijn steeds minder mensen bereid om aan de politiek in partijverband dee! te nemen.

Tot voor kort was het zo in de PvdA dat je maar een of twee keer per jaar aanwezig hoefde te zijn, en dan je mond te houden of mee te praten op afdelingsvergaderingen, en met de meerderheid mee te stemmen, om je verzekerd te weten van een verkiesbare plaats op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Oat was heel slecht voor de PvdA. Het lijkt rnij even slecht om er nu van uit te gaan dat het lid- maatschap van de PvdA een bijkans onaanvaardbare conditie is om namens deze partij kandidaat te staan. De malaise van de PvdA kan aileen doorbroken worden als de partij als democratische organisatie herleeft.

(2)

IJO

s &_o 3 1994

Het dwaalspoor van de BV Nederland

'Zuinigheid met vlijt' noemde Ad Melkert zijn

die aan pensioenpremies betaald worden. Voor beschouwing in s &.P van

juli/augustus' over de uit- dagingen voor het nieuwe kabinet, overigens groten- deels uitmondend in een

PAUL BORDEWIJK

I 994 voorspelt het Cen- traal Planbureau dat het bruto binnenlands produkt de nationale bestedingen Gemeenteraadslid in Leiden en publicist

apologie voor het zittende.

Het lijkt er inderdaad op, dat het financieel-econo- misch beleid dat sinds het aantreden van het eerste · kabinet-Lubbers in Nederland wordt gevoerd- en sinds het optreden van het derde kabinet-Lubbers ook door de Partij van de Arbeid woi-dt onder- schreven - wordt weergegeven door de oude volkswijsheid zuiniaheid met vlijt bouwt huizen als kas- telen. Ook in het nieuwe verkiezingsprogramma van de PvdA distantieert men zich daar niet van, integendeel.

Zuiniaheid: door een beheerste loonontwikke- ling en terugdringing van de collectieve uitgaven kunnen wij blijven concurreren. Door minder con- sumptie wordt ook het milieu minder belast. Vlijt:

een hogere arbeidsparticipatie als gevolg van terug- lopende arbeidskosten leidt op zichzelf weer tot lagere collectieve lasten. Huizen als kastelen: minder consumptie en hogere arbeidsparticipatie geven de ruimte voor investeringen in de toekomst.

Het lijkt dus alsof het beleid wordt gekenmerkt door een ijzeren consistentie. Toch leidt een nadere beschouwing ertoe, dat op liefst zeven punten te- genstrijdigheden zijn aan te geven. Om dat toe te lichten, zal ik elk van de drie hierboven met elkaar in verband gebrachte idealen nader beschouwen.

Zuiniaheid

Wie durft tegenwoordig nog de positieve effecten van zuinigheid in twijfel te trekken, zowel in de particuliere als in de collectieve sector? Hebben we niet van oudsher geleerd de tering naar de nering te zetten? Wie zo redeneert ziet echter over het hoofd dat Nederland al jaren met een groot spaarover- schot te maken heeft, ondanks het betrekkelijk hoge financieringstekort, door de grote bedragen

met J 3 2 miljard zal over- treffen. 2 Eigenlijk zou het spaaroverschot nog groter moeten zijn: het finan- cieringstekort moet nog aanzienlijk omlaag, al was het maar om aan de EM u-normen te voldoen, en het A B P ontvangt op dit moment te weinig premies om op lange termijn aan zijn verplichtingen te kun- nen voldoen.

Het spaaroverschot ontstaat doordat consump- tie en binnenlandse investeringen samen achterblij- ven bij wat we verdienen. We hebben daarvan I 2,5 miljard nodig vanwege onze verplichtingen aan de Europese Unie en aan ontwikkelingshulp, en het resterende overschot beleggen we in het buiten- land, een andere mogelijkheid is er niet. Erg voor- delig is dat laatste overigens niet: als gevolg van de opwaardering van de gulden ten opzichte van ande- re munten blijft de toename van het extern vermo- gen van Nederland sterk achter bij wat men op grond van betalingsbalanscijfers zou verwachten, en bovendien blijken Nederlandse investeringen in het buitenland minder te renderen dan buitenland- se in Nederland.l

Het spaaroverschot impliceert dat de waarde van onze uitvoer die van de invoer overtreft, en dat de veelverkondigde stelling dat onze concurrentie- positie ten opzichte van het buitenland moet wor- den versterkt, laatst nog door De Kam4, niet zon- der meer juist is. Onze sterke concurrentiepositie, mede als gevolg van de aardgasexport, is juist een probleem.

Wanneer de Nederlandse uitvoer de invoer overtreft, zijn er andere Ianden, waar de situatie omgekeerd is. Zwakke economieen! De regeringen van die Ianden kunnen een dergelijke situatie op termijn niet accepteren, en zullen daar wat aan wil- len doen. Minder overheidsuitgaven, loonmati-

(3)

s &_o 3 1994

ging. Als dat niet helpt kunnen ze devalueren, of worden ze daar door de valutamarkt toe gedwon- gen. Daarmee verslechtert de Nederlandse concur- rentiepositie, terwijl het tevens de waarde van onze investeringen in het buitenland aantast. Terecht klagen veel Nederlandse bedrijven dat ze door de devaluaties van 1 99 2 minder goed kunnen concur- reren, maar dat was natuurlijk wei de bedoeling van die devaluaties.

Moet Nederland dan meegaan met die devalu- aties, zoals Metten5 suggereert? Het overduidelijke gevolg daarvan zou zijn, zelfs al van speculaties daarover, dat de kapitaalverschalfers zich tegen dat risico zullen willen indekken, zodat de rente in Nederland weer hoger wordt dan die in Duitsland.

Daarmee wordt geld lenen ten behoeve van inves- teringen in Nederland minder aantrekkelijk, wat rechtstreeks negatieve gevolgen voor de werkgele- genheid heeft. Het spaaroverschot neemt daardoor nog toe, en daarmee op langere termijn de druk tot waardetoeneming van de gulden ten opzichte van buitenlandse munten.

De conclusie kan niet anders zijn, dan dat in de situatie waarin ons land op dit moment verkeert, loonmatiging wei degelijk belangrijk is, juist om de gevolgen van de relatieve waardevermeerdering van de gulden op te vangen, maar dat het voordeel daarvan op termijn aileen behouden kan worden wanneer het lukt het spaaroverschot naar beneden te krijgen.

Op lange termijn zal dat zeker gebeuren als gevolg van de demografische ontwikkeling, waar- door de verhouding tussen pensoenuitkeringen en ingehouden premies drastisch zal veranderen.

Doordat de pensioenfondsen een gedeelte van de ontvangen premies hebben belegd in staatsobliga- ties waar geen investeringen mee gefinancierd zijn, kan men stellen dat de facto onze pensioenvoorzie- ning gedeeltelijk via een omslagstelsel is geregeld, a! is er op papier sprake van kapitaaldekking. Men kan zelfs de vraag stellen, of macro-economisch een kapitaaldekkingsstelsel wei mogelijk is in de om- vang die men in Nederland nastreeft.

Op korte termijn zijn er een aantal ontwikkelin- gen waardoor de besparingen aileen maar lijken toe

te nemen, zonder dat dat ook geldt voor de investe- ringsmogelijkheden. Het meest duidelijk is in dat verband de terugdringing van het financierings- tekort. Hierdoor verrnindert het gedeelte van de nationale besparingen dat door's Rijks kas geabsor- beerd wordt, sterker, de betaling van rente op de staatsschuld overtreft sinds 199 2 het financierings- tekort, zodat in het verkeer met de kapitaalver- schalfers het Rijk op kasbasis van een netto-ontvan- ger in een netto-betaler is overgegaan.

T egelijkertijd worden door de maatregelen die genomen worden om de collectieve uitgaven te be- perken, de besparingen gestimuleerd. Aile regelin- gen voor inkomensoverdrachten op basis van een omslagstelsel (wAo, vuT, AOW, ABW) staan zo langzamerhand onder druk. Oat brengt mensen ertoe om individueel of collectief alternatieven te ontwikkelen op basis van kapitaaldekking, en daar- door nemen de besparingen toe. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is de w A o, maar ook het prive financieren van een eigen v u T-regeling via een lijf- renteverzekering gebeurt steeds vaker, a! is het sinds kort fiscaal wat minder aantrekkelijk.

Hier en daar treft men in het regeringsbeleid iets aan van onderkenning van deze problematiek. De poging van de regering om hogere salarissen in de zorgsector te financieren door een lagere premieaf- dracht aan de P G G M werd duidelijk ingegeven door de behoefte het spaaroverschot terug te dringen (en om meer belasting te kunnen helfen wanneer min- der premie wordt ingehouden). Hetzelfde geldt voor de pogingen om pensioenfondsen zelf belas- ting te Iaten betalen.

We zien ook dat men onder druk van de terug- lopende conjunctuur voorzichtiger wordt bij het terugdringen van het financieringstekort. In het verkiezingsprogram6 is zelfs sprake van 'tijdige be- stedingsimpulsen', in navolging van voorstellen van Delors als voorzitter van de Europese Commissie.

De Nederlandse regering doet ook pogingen het spaaroverschot terug te dringen door de investerin- gen te bevorderen. Een groot deel van de investe- ringen in Nederland wordt echter gedaan door het bedrijfsleven zonder dat de overheid eraan te pas

I. A. Melkert, 'Zuinigheid met vlijt', Socialisme &._Democratie So ( 1993), 331.

2. Centraal Planbureau, Macro Economische Verkenninaen 1994, Den Haag: Sdu Uitgeverij Plantijnstraat, '993,P· 98199

'Nederland spaart, maar wordt niet snel rijk', Het Financieele Daablad 1 7-19 april

'993·

maakt loonmatiging nutteloos', De Volkskrant I 2 juli 1993 6. Partij van de Arbeid, Wat mensen bindt, Verkiezinasproaramma 1994-1998, Conaresstuk 1, Amsterdam 1993, par.

2. 2. 27.

V.A. Groot en M.A. Langman,

4· C.A. de Kam, 'Zorg en sociale zekerheid', Socialisme &._Democratie so

(•993), 323

s. Alman Metten, 'Hardgeldpolitiek

I

3

I

(4)

132

s &Lo 3 '994

komt. Of die investeringen plaats vinden hangt af van de Vl'aag of ze rendabel zijn, d. w .z. of de kosten kunnen worden terug verdiend uit de opbrengst van de produktie. Dat hangt weer af van de afzet- mogelijkheden, de rentestand, en het loonniveau.

Als gevolg van onze spaarzin zal die afzet vooral in het buitenland moeten plaatsvinden. Door de harde gulden wordt dater niet gemakkelijker op.

Ook de overheid doet investeringen. Hier moe- ten we echter een geweldige spraakverwarring con- stateren. Investeringen zijn uitgaven waarvan het profijt zich uitstrekt over een lange reeks van jaren.

Meestal gaat het om iets tastbaars: bruggen, wegen, gebouwen, computers, de zogenaamde kapitaal- goederen. Het langjarige profijt van overheidsin- vesteringen rechtvaardigt dat de lasten daarvan ook in meerdere jaren gedragen worden. Dat kan als men ze financiert door geld te lenen, waarover in latere jaren rente en aflossing betaald wordt. Zo financieren de meeste particulieren de aankoop van een eigen woning.

Gemeenten werken net zo: in de begroting van de gewone dienst vindt men alleen de jaarlijkse kos- ten terug. De structurele lasten van een investering worden dan afgewogen tegen een structurele kos- tenpost: het niet vervullen van een ambtelijke vaca- ture Ievert zo (gemiddeld) de ruimte op voor een eenmalige investering van zo'n miljoen gulden. Kiest men voor investeren, dan betekent dat meer geld lenen, en dus een bijdrage aan de absorptie van het spaaroverschot. Gemeenten kiezen uiteraard eerder voor investeren in een situatie waarin hun financiele mogelijkheden toenemen. Het paradoxa- le gevolg daarvan is, dat het financieringstekort van de gemeenten afneemt wanneer hun inkomsten teruglopen: op dit moment is de totale schuld van de lagere overheden zelfs een fractie lager dan eind 1985, terwijl de staatsschuld in die periode zo'n 6o procent gestegen is. 7

Bij het Rijk heeft investeren niet de betekenis van financiering van kapitaalgoederen door middel van een lening, maar van vervanging van niet-inves- teringuitgaven op de begroting door uitgaven voor kapitaalgoederen die in het jaar van de uitgave vol- ledig ten laste van de begroting komen. Dat bete-

kent niet dat het Rijk geen bijdrage Ievert aan de absorptie van de besparingen - het Rijk leent zelfs aanzienlijk meer dan het investeert- maar het bete- kent dat extra investeringen door het Rijk niet tot vermindering van het spaaroverschot leiden. ln- tegendeel, wanneer de ruimte daarvoor geschapen wordt door te korten op de overdrachtsuitgaven, leidt het juist tot afname van de bestedingen. In- vesteren door het Rijk draagt pas bij aan de absorp- tie van het spaaroverschot, wanneer het Rijk net als de gemeenten een kapitaaldienst zou kennen. Zo- lang Nederland de in ten tie heeft aan de EMu-nor- men te voldoen heeft dat echter geen zin: investe- ren in de zin waarin gemeenten die term gebruiken verhoogt de staatsschuld, en die moet, willen we aan deEM u-normen voldoen, juist naar ben eden.

Gemeenten werden de laatste jaren bedeeld met de zogenaamde financieringsimpuls, een struc- turele toevoeging aan het Gemeentefonds met de bedoeling gemeenten in staat te stellen te investe- ren en daarmee een impuls aan de economie te geven. Of het werkte kon niemand zeggen- daar- voor waren de bedragen te klein- maar als het ge- werkt heeft betekent het dat de gemeenten meer gei'nvesteerd hebben dan ze anders gedaan zouden hebben, en dus meer hebben geleend. Daarmee hebben ze ons land verder verwijderd van de EMu- doelstellingen, die op de totale overheidsschuld slaan. Voor 1994 is- tot woede van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten - een wijze van toe- deling gekozen die meer zekerheid verschaft dat de beoogde doelstelling wordt gerealiseerd, dus ook de daarmee onlosmakelijk verband houdende toe- name van de overheidsschuld.

Verwant is de poging om door 'private finan- ciering' meer infrastructuur tot stand te brengen dan uit de lopende begroting mogelijk is, zoals in het geval van de Wijkertunnel. Die term is mislei- dend, omdat ook wanneer het Rijk geld leent om een tunnel te bouwen, de financiering uit de private sector komt. In het geval van private financiering gaat het Rijk echter geen vaste betalingsverplichting aan, zoals bij een lening, maar een variabele, bij voorbeeld op basis van het aantal auto's dat een tun- nel passeert. Dat leidt voor beide partijen tot onze-

Tweede Kamer Vergaderjaar 1993-

1 994, 2 3 400 nr. 1, Nota over de westand van 's rijksfinanciiin, Miljoenennota 1994, Den Haag: Sdu Uitgeverij

Plantijnstraat, 1993, Tabel 1 2. 2, p.

3°4·

(5)

s &_o 3 1994

kerheid, waardoor deze aanpak duurder is, maar het voordeel voor het Rijk is dat absorptie van het spaaroverschot plaatsvindt zonder dat de Staats- schuld toeneemt.

Had Nederland zich niet opgehangen aan de EM u-normen, dan zou hetzelfde effect als bij priva- te financiering te bereiken zijn met minder geld, door investeringen via de kas van gemeenten, van provincies of van de N s te Iaten !open, en hen voor de kapitaallasten met een jaarlijkse tegemoetko- ming te compenseren, zoals men dat ook doet bij de financiering van schoolgebouwen. Zo kan men nog steeds investeringen tot stand brengen zonder dat het financieringstekort of de staatsschuld toeneemt, maar het betekent dat men zich zo verder verwij- dert van de EM u-doelstellingen.

Hoezeer het Kabinet wat dat betreft met zijn eigen beleid in de knoop zit, blijkt uit de laatste Miljoenennota8:

'De cijfers van het Rijk zijn op kasbasis. In het geval van leaseconstructies wordt in het jaarlijk- se bedrag aan rijksinvesteringen dan ook slechts dat gedeelte van het totale leasebedrag opgeno- men, waaraan een kasbetaling verbonden is Uaarlasten). Het investeringsbedrag dat ge- moeid is met een leaseconstructie wordt dus uitgesmeerd over een .aantal jaren. De investe- ringscijfers zijn derhalve in neerwaartse zin ver- tekend in de jaren waarin veelleaseconstructies worden aangegaan. Het "werkelijke" investe- ringscijfer ligt in die jaren immers hoger.'

In feite zegt men hiermee, dat de begrotingsstuk- ken van het Rijk geen getrouw beeld geven, omdat door het gebruik van leaseconstructies een deel van de uitgaven wordt uitgesmeerd. Toen op vergelijk- bare wijze gehandeld werd ten behoeve van de bouw van woningwetwoningen, voerde het Mi- nisterie van Financien het begrip debudgetteringen in, en werd het bedrag daarvan opgeteld bij het financieringstekort, maar nu het om gevangenissen gaat, is men kennelijk niet zo zuiver in de leer.

Opmerkelijk is ook de discussie rond het Wit- boek-Delors. Als ik het allemaal goed begrepen heb, was een belangrijk onderdeel daarvan het financieren van overheidsinvesteringen via de kapi- taaldienst van de Europese Unie, en was de redene- ring daarachter vergelijkbaar met die achter de

investeringsimpuls van gemeenten: door de extra investeringen zou de economie aantrekken, en daarmee een draagvlak ontstaan voor de kapitaallas- ten die de Europese Unie bij de lidstaten in reke- ning moet brengen.

Uitvoering van dit plan zou het voordeel heb- ben, dat daarmee in veel mindere mate sprake is van het 'weglekken' van de bestedingsimpuls dan wanneer een enkel land daarvoor kiest, zoals Frankrijk aan het begin van de jaren tachtig. Andere Europese Ianden zoals Nederland die zelf een res- trictief beleid voerden hebben daar toen wei van geprofiteerd, evenals van de begrotingstekorten van de Verenigde Staten. Nadeel is echter, dat het tot een Europees bestedingsprogramma leidt, ter- wijl men vanuit Brussel onvoldoende in staat is op het niveau van afzonderlijke projecten prioriteiten te stellen. Oat leidt tot dwaasheden als de subsidies aan Flevoland, om nog maar niet te spreken van allerlei vormen van fraude. Het is ook zuur voor Ministers van Financien die zichzelf aan de EMu- normen hebben opgehangen om te constateren dat de Europese Unie daaraan niet gebonden is. Meer in de lijn van het subsidiariteitsbeginsel zou liggen, wanneer op Europees niveau zou worden afgespro- ken de EM u-normen voorlopig terzijde te schui- ven, en de Ianden met een laag begrotingstekort op te dragen hun tekort te verhogen.

Hier openbaart zich de eerste tegenstrijdigheid in het beleid: zuinigheid, in de vorm van een gema- tigde loonontwikkeling en terugdringing van het financieringstekort, creeert een spaaroverschot, dat op termijn de gulden in waarde doet stijgen en daarmee de effecten van loonmatiging teniet doet.

Absorptie van het spaaroverschot door overheidsin- vesteringen hebben we ons zelf verboden door de EM u-normen te onderschrijven, en om dat toch in enige mate te doen, verzinnen we omwegen die extra geld kosten en het zicht op wat er werkelijk gebeurt benemen. Aileen de omweg via de kapi- taaldienst van de Europese Unie is niet met de EM u-normen in strijd, maar daar zijn andere bezwaren aan verbonden.

Er is een tweede tegenstrijdigheid in verband met zuinigheid, en die heeft betrekking op de effecten van loonmatiging. Een belangrijk dee! van de prij- zen wordt bepaald door het loonniveau, en daar- mee leidt loonmatiging tot afname van de inflatie,

8. Miljoenennota 1994, p. 69.

1

33

(6)

134

s &.o 3 '994

ook een kabinetsdoelstelling. Revaluatie zou dat nog versterken. Bij de EMu -doelstellingen gaat het echter om de verhouding tussen overheidsschuld en nationaal inkomen. Ondanks de groei van de Staats- schuld is die verhouding de laatste jaren min of meer stabiel, en werd voor dit jaar zelfs een daling verwacht, als gevolg van de groei van het nationaal inkomen.9 Daarbij gaat het om de nominale groei, die zowel het gevolg kan zijn van reeele groei als van inflatie. Inflatie helpt ons dus de EM u-doelstel- lingen te halen; het Centraal Planbureau schreef vorig jaar dat daardoor de schuld van de lagere overheden als percentage van het B B P wegsmelt. 10

Constateren we hier al een tegenstrijdigheid, de zaak is nog ingewikkelder, omdat de terugdringing van het financieringstekort gedeeltelijk bereikt wordt door verlaging van kostprijsverlagende sub- sidies, wat op zichzelf al tot inflatie leidt, maar zich kan versterken door de vraag om loonsverhogingen die het oproept. Daarmee werkt de ene vorm van zuinigheid de andere tegen, maar komen de EMU- doelstellingen juist wei dichter binnen bereik. Er zal geen Minister van Financien zijn die bewust nastreeft om de inflatie te vergroten, maar toch moet worden geconstateerd, dat een van de rede- nen waarom de Miljoenenuota 1994 de reductie van de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen op een later moment voorziet dan de Mil- joenennota 199 3, is dat inmiddels met een lager in- flatiepercentage gerekend wordt.

Rond het thema zuinigheid zijn er dus liefst dTie tegenstrijdigheden: terugdringing van het financie- ringstekort leidt tot vermindering van de bestedin- gen en werkt dus de nagestreefde groei tegen, terugdringing van het financieringstekort door ver- laging van consumentensubsidies werkt de nage- streefde vermindering van de inflatie tegen, en ver- mindering van de inflatie maakt het moeilijker om de doelstellingen met betrekking tot de EM u-rror- men te realiseren.

Vlijt

Er bestaat nagenoeg consensus dat de arbeidsparti- cipatie in Nederland omhoog moet. Niemand aan de kant, is de leus. Anders lukt het niet de verzor-

gingsstaat betaalbaar te houden, terwijl een betaal- bare verzorgingsstaat weer een voorwaarde is voor een beheerste ontwikkeling van de loonkosten, die het ons mogelijk maakt internationaal te concurre- ren. Er lijkt geen speld tussen te krijgen.

Tach is het merkwaardig, dat we niet in staat zouden zijn met het huidige niveau van arbeidspar- ticipatie de maatschappij draaiend te houden. De afgelopen vijftien jaar is er op geweldige schaal geautomatiseerd. Ooit hestand het idee, dat een dergelijke automatisering de behoefte aan arbeid sterk zou doen afnemen: er werd wei gesteld dat een mens in zijn Ieven niet meer dan 4o.ocio uur zou hoeven te werken.

Desondanks moeten we constateren dat nadat de industriele produktie grotendeels geautomati- seerd is, en hetzelfde gebeurd is bij vee! administra- tieve processen, de mensen die een baan hebben harder werken dan vijftien jaar geleden- ook omdat ze minder in staat zijn huishoudelijke taken aan hun partner over te Iaten - terwijl we bovendien te ho- ren krijgen dat we ons niet zo vee! mensen zonder baan kunnen permitteren als er tegenwoordig in Nederland zijn. En de welvaart is ook niet erg gestegen: statistieken van het Ministerie van Fi- nancien maken ons duidelijk dat de groei van het nationaal inkomen in Nederland sterk achter blijft bij andere Ianden in Europa, vooral door de geringe arbeidsparticipatie. 1 1

Er wordt weinig geschreven over de tegenstrij- digheid dat we ons ondanks een gigantische auto- matisering geen lagere arbeidsparticipatie kunnen veroorloven. Het is duidelijk, dat met de toename van automatisering de hoeveelheid werk die ge- moeid is met het nemen van investeringsbeslissin- gen en de organisatie van produktieprocessen is toegenomen. Ook moeten de kosten van foutieve investeringsbeslissingen op de opbrengst van de produktie in mindering gebracht worden. En die nemen toe naarmate de automatisering verder gaat.

Maar de gedachte dringt zich ook op, dater een verschuiving heeft plaatsgevonden van functies waarin men direct of indirect aan de produktie bij- draagt, naar functies waarin men de opdrachtgever helpt een grater dee! van de opbrengst van het na-

Miljoenennota 1993, Tabel IJ.2, p. 291.

1 o. Centraal Planbureau, Macro Economische Verkenninaen 1993, 's-Gravenhage: Sdu Uitgeverij Plantijnstraat, 1992, p. 1o8.

1 1. Miljoenennota 1992, p. 2 2.

(7)

s &..o 3 1994

tionaal inkomen te bemachtigen, zonder aan de ver- groting van de produktie bij te dragen. Sectoren als marketing en financiele dienstverlening zijn sterk opgekomen.

Vroeger beschikten de gezamenlijke gemeenten in Nederland over een accountantskantoor, het Verificatiebureau, dat in stilte rekeningen contro- leerde, en waar je verder nooit wat van hoorde.

Tegenwoordig hebben gemeenten het bedrijfsma- tig werken uitgevonden, en heeft het Verificatie- bureau zich verzelfstandigd tot de VB groep, die moet concurreren met andere accountantsbureaus, en daarom een behoorlijk publiciteitsbudget nodig heeft om aan de weg te timmeren.

De v B groep beschikt ook over een onderdeel dat zich bezig houdt met belastingadvisering, en gemeenten heel wat geld kan besparen in de sfeer van de BTW. Toch is het voordeel voor de gemeen- te nooit zo groot als het nadeel aan gederfde belas- ting van het Rijk, want op het voordeel voor de ge- meenten moet het honorarium van het VB in min- dering worden gebracht.

In 1 9 2 o konden onze groot-en overgrootouders in het Socialisatierapport 1 2 lezen over 'nutteloze, de waren duurder makende arbeid', als gevolg van . 'het anarchistische concurrentiestelsel van het ka-

pitalisme'. Deze kritiek op het kapitalistische stelsel lijkt in het post-industriele tijdperk nog veel meer van toepassing is dan in de jaren twintig; hij wordt alleen zelden meer geuit. Opmerkelijk daarbij is dat vanuit het bedrijfsleven werknemers bij de over- heid vaak het verwijt krijgen dat zij aileen maar geld besteden in plaats van het te verdienen. Toch is de bijdrage van een bejaardenverzorgster aan het col- lectief welzijn aanzienlijk gemakkelijker aan te ge- ven dan van een belastingconsulent, maar dat ver- schil is in de honorering niet terug te vinden.

De toegenomen concurrentie leidt ertoe, dat bedrijven gedwongen zijn voortdurend te vernieu- wen, en dat zij wanneer zij daar onvoldoende in sla- gen, er onderdoor gaan. Oat gebeurt steeds vaker, het leidt tot kapitaalvernietiging, en maakt dat mensen op straat komen te staan. Het concurren- tievermogen van een bedrijf hangt in belangrijke mate af van de leeftijd van het personeel: te veel

1 2. Het socialisatievraaaswk; rapport uitae- bracht door de Commissie aanaewezen uit de SOAP, NV Boekhandel en Uitgevers- maatschappij 'Ontwikkeling', Amsterdam/Rotterdam, 2 e dr. 1 9 2 o,

ouderen leidt tot een gebrek aan flexibiliteit en een te geringe arbeidsproduktiviteit. Het wordt daar- door steeds moeilijker voor reeds Ianger bestaande ondernemingen om te concurreren met nieuw op- gerichte; ook de Nederlandse gemeenten zijn nu al bezorgd over de dreigende vergrijzing van hun ambtenarenkorps.

De roep klinkt ook steeds luider dat werkne- mers mobieler en flexibeler moeten zijn, maar dat lijkt toch vooral een excuus voor ondernemingen om werknemers rond hun veertigste te lozen. Er is nooit een onderneming die gericht werft onder so-

plussers, hoewel dat toch de meest gerede wijze zou zijn om zeker te stellen dat binnen tien jaar een aanzienlijke doorstroming binnen het personeels- bestand plaatsvindt.

We zien dus allerlei processen die ertoe leiden dat ouderen buiten het arbeidsproces komen te staan, en die als dat eenmaal het geval is, het hun heel moeilijk maken om weer aan het werk te raken. Ouderen vinden dat helemaal niet zo erg, wanneer ze er maar niet a! te veel in inkomen op achteruit gaan, en niet gedwongen worden zich te onderwerpen aan sollicitatieprocedures waarbij ze toch geen kans maken. FLO- en vuT-regelingen zijn erg populair. Hibbeln 13 geeft als een van de oorzaken van de sterke groei van het aantal w A o '- ers in de jaren zeventig, dat bij de uitvoering van deze wet geen onderscheid gemaakt wordt tussen ziekten en ouderdomsgebreken. Toch moge het duidelijk zijn, dat nude w AO het risico van ouder- domsgebreken niet meer dekt, omdat men daarbij een uitkering beneden bijstandsniveau krijgt, daar een andere voorzieping voor nodig is. 14

Sinds enige jaren zien we echter over de hele linie een neiging om de regelingen voor ouderen te verslechteren, omdat ze niet meer betaalbaar zou- den zijn. Dezelfde Vereniging van Nederlandse Gemeenten die zich druk maakt over de vergrijzing van het gemeentelijke personeelsbestand, wil af van het functioned leeftijdsontslag. Dit is de tweede tegenstrijdigheid rond het thema vlijt. Terwijl men aan de ene kant wil dat ouderen Ianger in het arbeidsproces blijven functioneren, moeten aan de andere kant die ondernemingen steeds scherper

13. ].G. Hibbelnen W. Velema, Het w A o debacle, Utrecht: uitg. Jan van Arkel, 1993, p. 31,71

14. SjaakSmakman, 'wAO isasociale regeling geworden', Leidsch Daablad 2 7-

11-1993·

135

(8)

s &_o 3 '994

met elkaar gaan concurreren. De Europese Ge- meenschap speelt daar een belangrijke rol bij; men heeft daar de uitvoering van het concurrentiebeleid opgedragen aan de vroegere Ieider van de Vlaamse Socialisten Karel van Miert, die sinds hij deze eer- volle functie vervult het in het Verdrag van Maas- tricht opgenomen beginsel van een 'open markt- economie met vrije mededinging' uitdraagt alsof socialisten dat altijd al gevonden hebben.

Denk niet, dat afspraken met ondernemingen de positie van oudere werknemers kunnen verbete- ren. Een onderneming die die nakomt zal het afleggen tegen een jonger bedrijf dat veel minder oudere werknemers heeft, en wanneer dat al niet gebeurt, zal een slimme beleggingsanalyst conclu- deren dat bij een krachtiger management - d. w .z. een directeur die meer mensen ontslaat - een vee) hoger rendement mogelijk is. Oat leidt tot pogin- gen de onderneming over te nemen en de directeur te vervangen. Beschermingsconstructies daartegen staan ook al onder druk.

We zouden ons af moeten vragen, of de droom van 4o.ooo uur betaalde arbeid in een mensenleven niet alsnog te realiseren valt, wanneer arbeidstijd- verkorting op life-time basis kennelijk zowel tege- moet komt aan de verlangens van werknemers als van werkgevers. Binnen de dominante ideologie stuit dat echter op twee problemen: het leidt tot een lager inkomen per hoofd van de bevolking, en het leidt tot hoge overdrachtsuitgaven.

Wat het eerste betreft: statistieken leren, dat de groei van het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in Nederland achterblijft bij vergelijkba- re Ianden, als gevolg van de betrekkelijk geringe arbeidsparticipatie. Daar staat echter tegenover, dat volgens andere statistieken 15 Nederland de hoogste graad van welzijn kent wanneer ook wordt gekeken naar levensverwachting en scholingsgraad. Die twee hebben echter allebei met de lage arbeidsparticipatie te maken. Wanneer mensen Ianger onderwijs genieten, is er daardoor minder arbeidsparticipatie van jongeren, en een hoge le- vensverwachting betekent dat de leeftijdsgroep die hoe dan ook niet in het arbeidsproces participeert sterker vertegenwoordigd is. Daarbij zou het wel eens zo kunnen zijn, dat de mogelijkheden die het Nederlandse arbeidsbestel tot nu toe hood om zich

15. Partij van de Arbeid, Wat mensen bindt, Verkiezinasproaramma 1994-1998, par. 2.1.3

tijdig terug te trekken, in positieve zin bijdragen aan de levensverwachting: mensen hoeven zich in Nederland niet dood te werken.

Maar ook zonder dat draagt de mogelijkheid zich tijdig terug te trekken uit het arbeidsbestel bij aan het welzijn, zoals dat ook geldt voor de ruimere mogelijkheden die de Nederlandse arbeidsmarkt biedt voor deeltijdwerk. Wie serieus meent dat welzijn gaat hoven materiele welvaart, hoeft dus door het wat lagere inkomen per hoofd van de bevolking in Nederland niet van de wijs te raken.

Maar de premies dan? Het meest gehoorde be- zwaar tegen de hoge premiedruk is dat dat onze concurrentiepositie schaadt. Zoals hierboven aan- gegeven, vindt dat argument geen steun in de feite- lijke situatie. Voor de concurrentiepositie gaat het erom, wat de totale loonkosten per eenheid pro- dukt zijn, niet hoe ze verdeeld zijn over belastin- gen, premies en netto loon. Zo lang de vakbewe- ging dat wenst in te zien, is de premiedruk vanuit dat gezichtspunt dus geen probleem. In de huidige situatie zal men eerder proberen afbraak van consu- mentensubsidies gecompenseerd te krijgen dan premieverhoging. Deze redenering vindt onver- wachte steun bij Langman, die juist tegen loonmati- ging pleit omdat daardoor een betrekkelijk hoog uitkeringsniveau mogelijk blijft, wat hij als een vorm van inefficiency ziet. 1 6

Een ander probleem is, dat een hoog niveau van belastingen en premies aanzet tot ontwijking en ontduiking. Dit geldt echter het minst ten aanzien van premies voor loonafhankelijke uitkeringen, omdat degeen die zich daaraan onttrekt door zwart te werken ook geen aanspraak op de aldus ge- financierde uitkeringen kan maken. Dergelijke uit- keringen zouden meer moeten worden gepresen- teerd als uitgesteld loon, en minder als een over- heidsuitgave die met andere moet concurreren.

Daarom is een ministelsel helemaal zo gek niet:

het maakt de bovenminimale uitkeringen van een verantwoordelijkheid van het Rijk tot een van de vakbeweging, en de laatste heeft getoond die ver- antwoordelijkheid beter te kunnen dragen dan de rijksoverheid. In feite zijn we met de afdekking van het w A o-gat via de c A o 's al die weg opgegaan. A Is ik het goed begrijp is dit juist de reden dat Melkert zich in het aangehaalde artikel keert tegen christen-

16. M.A. Langman, 'Loonmatiging en economische dynamiek', Het Financieele Daablad 1 o april 1 9 9 3

(9)

s &._o 3 I 994

democratische pleidooien om de verantwoordelijk- heid voor de werknemersverzekeringen geheel bij de sociale partners te leggen.

Bij aile zorgen die men zich in Nederland maakt over de hoogte van premies, moeten nog twee opmerkingen geplaatst worden. In de eerste plaats vinden in Nederland veel meer inhoudingen over uitkeringen plaats dan in andere Ianden. Daardoor is statistisch gezien het premiepercentage hoger, zonder dat iemand daar armer of rijker van wordt. I 7

In de tweede plaats is in het de bat de verhouding tussen het aantal mensen met een eigen inkom en en met een uitkering een grote rol gaan spelen. Die verhouding wordt echter sterk beinvloed door het feit, dat hoven de vijfenzestig aile mannen en vrou- wen een AOw-uitkering hebben, ook vrouwen die nooit gewerkt hebben. Wanneer in een blok van drie huizen een gepensioneerd echtpaar woont tus- sen twee echtparen met de klassieke rolverdeling, dan bedraagt in dat blok de verhouding tussen uit- keringsgerechtigden en loonontvangers I op I .

V 66r 1 9 8 5 leverde die telling I op 2 op. Waren we niet op individualisering van de sociale uitkeringen overgegaan, dan zou de verhouding tussen werken- den en uitkeringsgerechtigden veel gunstiger ogen, en zich ook gunstiger ontwikkelen, zij het dat deze dan een te rooskleurig beeld zou geven door het groeiende aantal deeltijders.

Mijn stelling, dat er grote voordelen zijn aan arbeidstijdverkorting op life-time basis, impliceert uiteraard niet dat we ons er bij neer moeten leggen wanneer dreigt dat zonder duidelijke medische reden mensen hun gehele Ieven niet aan het ar- beidsproces deelnemen. Sterker, het feit dat zo eer- der arbeidsplaatsen voor jongeren vrij komen, was ooit reden om de vuT in te voeren.

Ook hier raakt het beleid echter in tegenstrijdig- heden verstrikt. Er lijkt consensus te bestaan, dat enerzijds een verlaging van de loonkosten op mini- mumniveau, en anderzijds een vergroting van de afstand tussen netto-uitkering en netto-minimum- loon, werkgevers zou stimuleren meer werk aan te bieden en werklozen zou stimuleren dat werk aan te nemen. Van beide bewegingen gaat een druk uit tot verlaging van de bijstandsuitkeringen. Soms lijkt het erop, dat als de uitkeringen maar afgeschaft

werden, er vanzelf voor iedereen werk zou zijn, al werd het dan laagbetaald.

Voorstanders van deze redenering lijken te ver- geten, dat er vee] Ianden zijn waar geen bijstands- uitkeringen bestaan, en waar niettemin grote werk- loosheid heerst. Ook voor de oorlog werd gezegd dat werklozen te lui waren om aan te pakken. De latere N sa' er Jacques van To] schreef: I 8

'We verzorgen onze medeburgers tegenwoor- dig best

A Is je niet werkt krijg je achttien gulden premie En dan zijn er vee) slampampers die zijn liever lui dan moe

Want die denken: nou die achttien piek, die neem ie!'

De kleine man werd daar de dupe van, en Louis Davids werd populair door dat te zingen.

Het is niet zo, dat wanneer schoenpoetsers in derde-wereldlanden hun tarief maar laag genoeg maakten, zij werk genoeg zouden hebben, want de plaatselijke Rinnooy Kan 's hebben wei wat anders te doen dan de hele dag hun schoenen te Iaten poet- sen. Het is ook niet zo, dat elk bedrijf dat zonder loonkosten een liftboy zou kunnen krijgen die zou nemen: zo iemand moet een uniform hebben, kost aandacht van de afdeling personeelszaken, en wat het ergste is: neemt plaats in in de lift.

Oat neemt niet weg, dat de huidige regelingen weinig stimulerend zijn: zij elimineren, zeker wan- neer mensen in de bijstand voor een beperkt aantal uren laagbetaald werk accepteren, datgene wat juist de prikkel is om dat soort werk te doen: dat je er wat mee verdient. Wie echter een stimulerender systeem van inkomensvoorzieningen wil, ontkomt niet aan de basisuitkering, geintegreerd met de heffingskorting in de loon-en inkomstenbelasting, zoals het c P B inmiddels bepleit. Het paradoxale daarbij is echter, dat in dit systeem men sen aan- spraak kunnen maken op geld zonder dat ze werken of de bereidheid daartoe uitspreken, juist om ze tot het accepteren van werk aan te zetten. Toch lijkt beloning een beter systeem om mensen daartoe aan te zetten dan een bureaucratisch sanctiesysteem, waar de PvdA nu toch weer voor lijkt te kiezen

I 7. R. Paping, 'Collectieve lastendruk valt enorm mee', De Volkskrant 7 sep- tember I 993

I 8. Henk van Gelder, De spookschrijver, Amsterdam: Uitgeverij Amber, I 99 2,

I4o.

137

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Het energiebeleid is de afgelopen decennia geëvalueerd tot een complex beleidsveld met verschillende doelen. De oliecrises van de jaren zeventig van de vorige

Wij hebben binnen het toezicht aparte expertisecentra ingesteld waar alle kennis en ervaring rondom toezicht op operationele risico’s, financiële risico’s,?.

Uw Rijk van vrede kiemt in ons, in mij hier en vandaag als wij meteen en onvoorwaardelijk ontwapenen. hunkeren naar en

Dat hy den keizer, als uit yver voor de vreê, Door kunstig staatsbeleid lokte in zyn legersteê, Om, als vorst Mahomet behendig waar' gevangen, Het magtig ryksgebied van Indostan

I Gebruik je in verschillende PHP scripts vaak dezelfde functies. Stop ze in een apart

Jezus’ hart brak aan het kruis Roepend in de zwartste nacht Hij gaf zijn eigen leven prijs Omdat Hij aan de toekomst dacht Hij overwon, is opgestaan. Hij draagt ons op, op weg

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken