• No results found

Wim Koops - December 2008

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wim Koops - December 2008"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(2)

Een onderzoek naar de Ondernemers Competentie Monitor: een onderzoek bij Hogescholen & Middelbaar beroepsonderwijs in Nederland

Auteur : Wim Koops

Studentnummer : 1515713

Universiteit : Rijksuniversiteit Groningen

Faculteiten : Economie en Bedrijfskunde

Afstudeertraject : Master of Science Business Administration

Small Business & Entrepreneurship

Begeleiders : Begeleider & 1e beoordelaar Dhr. Prof. Dr. P.S. Zwart

2e Beoordelaar Dhr. Dr. C.H.M. Lutz

In opdracht van : Entrepreneur Consultancy B.V.

Begeleider : Dhr. Dr. M. P. Driessen

(3)

Voorwoord

Eindelijk is het dan zover, het sluitstuk van mijn studie Economie en Management, met als afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship, ligt voor u. Via professor Peter Zwart ben ik in aanraking gekomen met Martijn Driessen. Hij heeft mij geïntroduceerd in de wereld van de entrepreneurs door middel van een interessant onderzoeksvoorstel bij zijn bedrijf Entrepreneur Consultancy met betrekking tot de OCM-module (Ondernemers Competentie Monitor). Zo gezegd zo gedaan, in vijf maanden tijd heb ik deze thesis geschreven op het kantoor in ’s-Graveland. In mijn optimisme had ik verwacht het wel in 4 maanden af te ronden. Niks bleek minder waar, ik heb moeten ploeteren voor dit eindresultaat, en het is mede daardoor ook enigszins uitgelopen. Toch ligt hier dan uiteindelijk het voltooide afstudeerwerkstuk. Uiteraard kan een dergelijk afstudeerwerkstuk niet tot stand komen zonder de hulp van een aantal personen die ik hiervoor wil bedanken en die in mijn geheugen gegrift blijven als zeer aimabele mensen.

Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar professor Peter Zwart die mij attent gemaakt heeft op dit onderzoek. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in dit onderzoek vanuit zijn functie als begeleider. Hij heeft met onnavolgbaar geduld mijn thesis een aantal keren doorgenomen en op zijn kantoor hebben we in ontspannen sfeer gediscussieerd over mogelijke verbeterpunten. Verder wil ik Martijn Driessen bedanken daar hij, ondanks zijn drukke bestaan als ondernemer, toch tijd voor mij heeft vrijgemaakt en mij door zijn optimistische ondernemersblik van enige sturing heeft voorzien, terwijl hij mij toch mijn eigen weg liet bewandelen. Het voert te ver om al mijn collega’s persoonlijk te bedanken, toch wil ik hierbij mijn sympathieke collega’s op het kantoor in ’s-Graveland noemen. Ik ben iedere werkdag met plezier op de motor naar kantoor gereden. Mijn broer, Harm Koops, bij wie ik tijdens mijn gehele afstudeerperiode in huis heb gewoond ben ik ook dank verschuldigd, we hebben als ‘roommates’ elkaar nog beter leren kennen en samen een goede tijd gehad. Voor het ‘proofreading’ en corrigeren op spelfouten van deze thesis ben ik mijn vriendin Jolienke Roo erg dankbaar. Zij heeft zelfs vanuit Boedapest mij geholpen en mij gesteund en is ondanks alles in mij blijven geloven.

Als laatste maar zeker niet als minste wil ik hierbij mijn ouders bedanken. Zij hebben mij, niet alleen tijdens mijn afstuderen, maar gedurende mijn gehele schoolperiode onvoorwaardelijk en op alle mogelijke manieren gesteund. Dit heeft mij gevormd tot de persoon die ik nu ben.

(4)

Samenvatting

Ondernemerschap is belangrijk voor de economie van een land. Daarom is het van belang dat de nieuwe generatie ondernemers hier op een juiste manier op voorbereid wordt. Entrepreneur Consultancy heeft hiervoor de Ondernemers Competentie Monitor ontwikkeld. Dit is een online module waarmee studenten hun ondernemerscompetenties kunnen ontwikkelen. Echter er is gebleken dat deze methode nog niet naar behoren functioneert. Om deze problematiek op een juiste manier aan te pakken zijn in dit onderzoek de doelstelling en de vraagstelling voor Entrepreneur Consultancy op de volgende manier geformuleerd.

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is het product de Ondernemers Competentie Monitor te analyseren en verbeteringen aan te dragen voor gebruik door Hogeschool en Middelbare Beroeps Opleidingen.

Vraagstelling

Hoe kan de Ondernemers Competentie Monitor voor de huidige gebruikers worden verbeterd zodat het de ondernemendheid bij Hbo- en Mbo-studenten stimuleert?

Om deze vraagstelling te beantwoorden is in dit onderzoek eerst een overzicht gegeven van de belangrijkste elementen die betrekking hebben op de OCM-module. Dit is voor de lezer nodig om de conclusies en de aanbeveling over de module in de juiste context te plaatsen. Vervolgens is vanuit een theoretisch perspectief gekeken naar de module en het aanleren van ondernemerschap. Het op een juiste manier definiëren van het begrip ondernemerschap bleek een heikel punt. Hier is tenslotte gekozen voor een eigen definitie.

(5)

De Learning Style benadering van Ulrich en Cole (1987) en de Entrepreneurial Directed benadering van Heinonen et. al., (2006) bleken vanuit de psychologische kijk op de ondernemerschapseducatie waardevolle handreikingen te geven om de OCM-module te verbeteren. Met name op het gebied van reflectie en begeleiding door de docent en mentor en de actieve betrokkenheid van de begeleiders en studenten zijn verbeterslagen te maken. De docent dient tevens een actieve ondersteuner van het proces te zijn.

Er zijn een aantal factoren van belang die er aan bijdragen dat een educatiemethode effectief wordt. Bij de OCM-module is het met name van belang dat er aandacht besteed wordt aan de factoren: docenten, studenten, cultuur, reflectie en lay-out.

Voorts is in dit onderzoek getracht feedback te verkrijgen vanuit de onderwijspraktijk bij studenten en docenten die gewerkt hebben met de module. Hierin kwam bij de studenten met name naar voren dat zij de methode interessant en leerzaam vonden maar echter niet plezierig om mee te werken daar de module te lang en niet aansprekend genoeg was. Opmerkelijk was dat bij de docenten naar voren kwam dat slechts een erg klein deel daadwerkelijk actief gebruik heeft gemaakt van de OCM-module, terwijl zij toch de methode tot hun beschikking hadden. De docenten die met de module gewerkt hadden en zich terdege hadden voorbereid waren enthousiast over de module maar gaven ook aan dat een aantal studenten moeite had om het gehele proces te doorlopen. Een bijkomstigheid is dat de module op veel onderwijsinstellingen op vrijwillige basis gevolgd kan worden en dat een aantal studenten dus geen spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’ heeft. Dit lijdt in een aantal gevallen tot studenten die niet actief en serieus met de module werken.

(6)

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ... 9

2. BESCHRIJVING BEDRIJF EN MARKT ... 11

2.1HET BEDRIJF ... 11

2.2PRODUCTEN EN DIENSTEN ... 11

2.2.1 E-Scan ... 11

2.2.2 Ondernemerwijzer: Coaching & Control ... 11

2.2.3 Ondernemersgame ... 12

2.2.4 Ondernemersboeken ... 12

2.2.5 U-Turn ... 12

2.2.6 Videeo ... 13

2.2.7 Ondernemers Competentie Monitor ... 13

3. ONDERZOEKSOPZET ... 14 3.1INHOUDELIJKE RATIONALITEIT ... 14 3.1.1 Probleemstelling ... 14 3.1.2 Doelstelling ... 14 3.1.3 Vraagstelling ... 14 3.1.4 Deelvragen ... 15 3.1.5 Conceptueel model ... 15 3.1.6 Randvoorwaarden ... 16

3.1.7 Typering onderzoek en dataverzameling ... 16

3.2PROCEDURELE RATIONALITEIT ... 18

3.3STRUCTURELE RATIONALITEIT ... 19

4. BESCHRIJVING E-SCAN, OCM-MODULE, JONG ONDERNEMEN EN 360˚ FEEDBACK ... 20

4.1E-SCAN ... 20 4.2OCM-MODULE ... 22 4.3JONG ONDERNEMEN ... 25 4.4360˚ FEEDBACK ... 26 5 LITERATUURONDERZOEK ... 27 5.1INLEIDING ... 27 5.2OVERZICHT ONDERNEMERSCHAP ... 27 5.2.1 Definitie ondernemerschap ... 28 5.2.2 De ondernemer ... 30

5.3KAN ONDERNEMERSCHAP WORDEN AANGELEERD ... 30

(7)

5.4ONDERNEMERSCHAP EDUCATIE METHODEN ... 36

5.4.1 Doel educatiemethoden ... 36

5.4.2 Traditionele vs non-traditionele methoden ... 36

5.4.3 Learning style model ... 38

5.4.4 Entrepreneurial Directed Approach ... 42

5.5EFFECTIVITEIT VAN ONDERNEMERSCHAPSEDUCATIE ... 45

5.5.1 Mentoring ... 45

5.5.2 Studenten ... 47

5.5.3 Docenten ... 47

5.5.4 Cultuur, structuur & hulpbronnen ... 47

5.6CONCLUSIE ... 47

6. PRAKTIJKUITKOMSTEN BEROEPSONDERWIJS ... 51

6.1STUDENTEN HOGER BEROEPSONDERWIJS ... 51

6.2STUDENTEN MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS... 53

6.3STUDENTEN TOTAAL ... 54

6.4DOCENTEN HOGER EN MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS ... 54

7. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN ... 56

7.1CONCLUSIES THEORIE ... 56

7.1.1 Ondernemerschapseducatie en de ondernemer gezien vanuit de literatuur ... 56

7.1.2 Handreikingen vanuit de literatuur ... 57

7.2CONCLUSIES ONDERWIJSINSTELLINGEN ... 58

7.2.1 Oordeel Hbo- en Mbo-studenten ... 58

7.2.2 Oordeel Hbo- en Mbo-docenten ... 58

7.3AANBEVELINGEN ... 58

7.3.1 OCM-module ... 58

7.3.2 Scholen actief benaderen ... 60

7.3.3 Business Model OCM-module ... 60

7.4VERVOLGONDERZOEK ... 64

LITERATUURLIJST ... 67

BIJLAGEN ... 75

BIJLAGE 1NOA COMPETENTIEMODEL ... 76

BIJLAGE 2ONLINE ENQUÊTE STUDENTEN ... 77

BIJLAGE 3E-MAIL DOCENTEN ... 81

BIJLAGE 4GRAFISCHE RESULTATEN HBO- EN MBO-STUDENTEN ... 82

BIJLAGE 5ANTWOORDEN OPEN VRAAG ENQUÊTE HBO-STUDENTEN ... 89

BIJLAGE 6ANTWOORDEN OPEN VRAAG ENQUÊTE MBO-STUDENTEN ... 93

BIJLAGE 7TIPS HBO-STUDENTEN ... 95

(8)
(9)

1. Inleiding

Ondernemerschap wordt gezien als uitermate belangrijk voor de economie (Bruyat en Julien, 2000). Dit heeft onder andere te maken met de aanzienlijke macro- en micro-niveau effecten (Henry et al., 2003). Ondernemerschap is essentieel voor het creëren van nieuwe ideeën, nieuwe ondernemingen en banen, en vormt een drijfveer voor de economie van een land (Hisrich en O’Cinneide, 1985).

Ondernemend gedrag is meer en meer normaal geworden in onze samenleving. Dit heeft te maken met de drang naar ondernemende vaardigheden en het vermogen om te gaan met uitdagingen en een onzekere toekomst. Een innovatieve aanpak voor het oplossen van problemen, een hoge bereidheid tot verandering, zelfvertrouwen, en creativiteit – allemaal eigenschappen gelieerd aan ondernemerschap – dragen bij aan een goed platform voor economische ontwikkeling in een samenleving. De vraag naar ondernemerschapseducatie is nog nooit zo groot geweest en de mogelijkheden waren nog nooit zo overvloedig aanwezig (Henry et al., 2003). Als Nederland zich in economisch opzicht wil blijven onderscheiden, dan moet het land een vooraanstaande rol spelen in het genereren van nieuwe kennis en tegelijkertijd in het snel, slim en creatief inzetten van die kennis. Dit vraagt om goed opgeleide mensen met ondernemingszin. Hierbij gaat het zowel om mensen met een ondernemende houding als om mensen die een eigen bedrijf kunnen exploiteren. In de ontwikkeling naar een meer kennisgedreven economie zijn het vooral de startende en jonge bedrijven die een positieve invloed hebben op de economische groei (Leren Ondernemen, 2007).

Entrepreneur Consultancy maakt gebruik van deze ontwikkeling door ondernemerschap bij haar klanten te stimuleren en te ontwikkelen. Hiertoe maakt zij onder andere gebruik van de OCM-module (Ondernemers Competentie Monitor). Dit is een online middel dat bedoeld is om bij studenten en ondernemers de persoonlijke competenties voor het ondernemerschap te ontwikkelen. Deze module wordt gebruikt in combinatie met het Jong Ondernemen programma. Hiermee kan heel gericht en effectief de ontwikkeling van ondernemerschap binnen het studentenbedrijf gepland en gerealiseerd worden. Het product is momenteel in gebruik bij verschillende hogescholen en middelbare beroepsopleidingen. Echter na gesprekken met de directeur van Entrepreneur Consultancy is gebleken dat volgens hem de OCM-module niet de verwachte uitwerking op studenten heeft. Met andere woorden, dat een groot aantal studenten en docenten niet tevreden is over de OCM-module en dat ze niet de gewenste ondernemerscompetenties ontwikkelen. Er dient onderzocht te worden waar dit aan ligt en hoe dit veranderd kan worden.

(10)
(11)

2. Beschrijving bedrijf en markt

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het bedrijf Entrepreneur Consultancy gegeven, met inbegrip van haar producten en diensten en de markt waarin zij actief is.

2.1 Het bedrijf

Entrepreneur Consultancy is een bedrijf dat ruim 10 jaar geleden gestart is door Martijn Driessen. Het bedrijf vloeide voort uit zijn promotieonderzoek naar de competenties van succesvol ondernemerschap. Entrepreneur Consultancy heeft als visie het uitdagen van ondernemerschap bij haar klanten. Het bedrijf vertaalt wetenschappelijk onderzoek in concrete en praktische producten. Het eerste product was de online E-Scan ondernemerstest die inmiddels door meer dan 125.000 mensen ingevuld is en in 5 landen verkocht wordt. De hoofdvestiging is in ’s-Graveland (vlakbij Hilversum) en is anno 2008 uitgegroeid tot 10 werknemers. Tevens is er een startende vestiging in Engeland.

2.2 Producten en diensten

Entrepreneur Consultancy levert ondernemers periodieke en praktische kennis over de ontwikkeling van hun bedrijf en henzelf, waardoor zij beter in staat zijn het bedrijfsproces te kunnen sturen. Hiertoe heeft Entrepreneur Consultancy een aantal producten en diensten ontwikkeld namelijk: de E-Scan, Ondernemerwijzer, de Ondernemersgame, Ondernemersboeken.nl, U-Turn, Videeo en de OCM-module. Hieronder worden deze producten en diensten kort toegelicht.

2.2.1 E-Scan

De E-Scan is een online test van Entrepreneur Consultancy en biedt ondernemers direct online een inzicht in de mate van ondernemendheid. Het uitgebreide rapport, dat klanten tegen betaling kunnen downloaden, vertelt ondernemers wat hun sterke en zwakke eigenschappen en kwaliteiten zijn aangaande het ondernemerschap. Het rapport geeft handige en praktische tips over de manier waarop zwakke punten verbeterd kunnen worden en brengt advies uit voor starters en gevestigde ondernemers. In hoofdstuk 4 zal dit product nader toegelicht worden.

2.2.2 Ondernemerwijzer: Coaching & Control

(12)

het ondernemingsplan en de mensen in het bedrijf. Daarbij wordt gelet op de relatie tussen de ondernemer en de onderneming. Ondernemers krijgen van Entrepreneur Consultancy hierdoor periodieke en praktische kennis over de ontwikkeling van hun bedrijf en henzelf. Hierdoor kunnen ze de onderneming beter sturen.

2.2.3 Ondernemersgame

De ondernemersgame stimuleert ondernemerschap bij Mbo- en Hbo-studenten en ondernemers. Alle aspecten van het ondernemerschap komen aan bod. Deelnemers werken tijdens het spel in een team van enkele mensen, die ook startende ondernemer zijn. Samen met dit team hebben ze één doel en stippelen ze een strategie uit. Het doel van het spel is te winnen van de andere teams. Winnen is niet alleen te bereiken door de meeste omzet en winst te behalen, maar kan ook gebeuren door de beste score te halen op bijvoorbeeld creativiteit en klantgerichtheid. Gedurende het spel moeten deelnemers producten bedenken en verkopen, en daarbij gebruik maken van advies op allerlei gebied, zoals reclame, strategie, bank en accountancy.

Het spel is uitermate geschikt als startpunt van studentenbedrijven van Jong Ondernemen of het schrijven van een ondernemingsplan. Normaal gesproken wordt het spel ingezet in leerjaar drie of vier van het Mbo (niveau 4) en het eerste of tweede leerjaar van het Hbo. Het spel is al bij diverse onderwijsinstellingen gespeeld onder begeleiding van Entrepreneur Consultancy. Het spel wordt na afloop altijd geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Sinds 2008 worden docenten tevens opgeleid zodat zij het spel zelf binnen hun eigen opleiding kunnen geven.

2.2.4 Ondernemersboeken

Entrepreneur Consultancy heeft het voornemen om een aantal boeken, te weten: De ondernemende ondernemer, de ondernemende ondernemer met E-Scan ondernemerstest, en Kzie.., kzie.., wat jij niet ziet, via internet te verkopen via de website www.ondernemersboeken.nl. Deze boeken zijn geschreven door Martijn Driessen.

2.2.5 U-Turn

(13)

combinatie van instrumenten die ervoor zorgen dat intern ondernemerschap met succes in een organisatie wordt geïntegreerd.

De instrumenten zijn:

- Intrapreneur Scan (ontdek hoe ondernemend je bent en hoe ondernemend anderen jou vinden). - Interactieve workshops

- Spelsimulaties en Management games

2.2.6 Videeo

Videeo is een online platform waar (startende) ondernemers en investeerders elkaar kunnen vinden. Het biedt ondernemers de mogelijkheid om een elevator-pitch met hun idee, product of diensten te plaatsen. Andere bezoekers kunnen feedback geven op de pitches en deze ‘ranken’ door middel van een spot. Investeerders kunnen door het spotsysteem eenvoudig zien welke ideeën potentie hebben en contact opnemen met de betreffende ondernemer.

2.2.7 Ondernemers Competentie Monitor

(14)

3. Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is opgezet volgens de Leeuw (1996). De opzet is gebaseerd op de drie rationaliteitsconcepten van Kickert (1979), namelijk de inhoudelijke, procedurele en structurele rationaliteit. Met deze aanpak wordt getracht een duidelijke methodologie te volgen met betrekking tot de inhoud, het proces en de organisatie. In paragraaf 3.1 wordt daarom de inhoudelijke rationaliteit besproken, hoofdzakelijk zal het hier gaan om de probleemstelling. In paragraaf 3.2 wordt de procedurele rationaliteit aan de orde gesteld. Deze rationaliteit tilt het afstemmingsproces op een hoger plan, de zogenaamde metaplanning, en verlaat in zekere zin de inhoud en stelt de ordening van activiteiten in de tijd centraal (Kickert, 1979). Tot slot gaat paragraaf 3.3 over de structurele rationaliteit. Hier wordt de organisatie van het onderzoek besproken.

3.1 Inhoudelijke rationaliteit

Het inhoudelijke afstemmingsniveau is vooral bedoeld om duidelijk te verwoorden waar het onderzoek voor bedoeld is. Ook wordt hier aangegeven hoe de doelen worden bewerkstelligd. Om hiertoe te komen wordt een onderverdeling gemaakt tussen de probleemstelling, de randvoorwaarden en de relevante gegevensbronnen.

3.1.1 Probleemstelling

Volgens de Leeuw (1996) bestaat de klassieke probleemstelling van een onderzoek uit de doelstelling, de vraagstelling en de randvoorwaarden. Deze onderdelen zullen in de volgende paragrafen besproken worden.

3.1.2 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is het product de Ondernemers Competentie Monitor te analyseren en verbeteringen aan te dragen voor gebruik door Hogeschool en Middelbare Beroeps Opleidingen.

3.1.3 Vraagstelling

Hoe kan de Ondernemers Competentie Monitor voor de huidige gebruikers worden verbeterd zodat het de ondernemendheid bij Hbo- en Mbo-studenten stimuleert?

(15)

praktijk feedback gevraagd worden over de OCM-module. Deze feedback zal gecombineerd worden met de handreikingen vanuit de theorie. Hieruit zullen praktische aanbevelingen volgen met betrekking tot het gebruik van de OCM-module op de markt.

3.1.4 Deelvragen

1. Wat zegt de literatuur over ondernemerschapseducatie en over de ondernemer? 1) Wat is ondernemerschap?

2) Is ondernemerschap aan te leren?

3) Welke verschillende educatiemethoden zijn er?

4) Aan welke eisen moet ondernemerschapseducatie volgens de literatuur voldoen? 5) Wat is de beste methode om de effectiviteit van ondernemerschapseducatie-methoden

te beoordelen?

2. Hoe oordeelt de doelgroep Hbo- studenten over de OCM-module? 3. Hoe oordeelt de doelgroep Mbo- studenten over de OCM-module? 4. Hoe oordelen de Hbo- en Mbo-docenten over de OCM-module?

5. Welke handreikingen geeft de theorie in combinatie met de praktijkgegevens om de OCM-module te verbeteren?

6. Welke conclusies kunnen worden getrokken uit dit afstudeeronderzoek?

1) Wat zijn de aanbevelingen van dit onderzoek voor Entrepreneur Consultancy? 2) Zijn er nog openstaande vragen voor een eventuele vervolgstudie?

3.1.5 Conceptueel model

(16)

Ondernemers Competentie Monitor OCM-module praktijk onderzoek Hbo-studenten Mbo-studenten Hbo- en Mbo-docenten Theorie over ondernemerseducatiemethoden Theorie met betrekking tot:

Leren Competenties Methoden

Vernieuwde OCM-module

Figuur 1 Conceptueel model

3.1.6 Randvoorwaarden

In dit deel van het onderzoek zullen de randvoorwaarden genoemd worden en de inperkingen om het onderzoek haalbaar te maken, zodat redelijkerwijs aan de wederzijdse verwachtingen van de afstudeerder en Entrepreneur Consultancy kan worden voldaan.

- Het onderzoek zal naar verwachting in oktober afgerond zijn met een uitloop van 2 maanden. Zo bedraagt het onderzoek niet meer dan 6 maanden.

- Uiteindelijk draagt de afstudeerder een rapport over aan het bedrijf wat als volgt omschreven kan worden: ‘Een onderzoeksrapport in de vorm van een masterafstudeerscriptie dat de OCM-module analyseert en aanbevelingen doet over het beter gebruiken van deze module’.

3.1.7 Typering onderzoek en dataverzameling

(17)

Figuur 2 Type onderzoeksvraag (Yin, 2003)

Bovenstaande figuur (2) in acht nemende, kan er het volgende gezegd worden met betrekking tot: - Type onderzoeksvraag: de onderzoeksvraag kan het best getypeerd worden als een hoe vraag.

“Hoe kan de OCM-module worden verbeterd”.

- Invloed op gedragingen van actoren: de onderzoeker heeft geen invloed op de gedragingen van de actoren, omdat hij enkel informatie zal ontvangen door middel van interviews.

- Huidige data in vergelijking met historische data: De interviews (huidige data) zullen door de onderzoeker worden vergeleken met de historische data (theorie), dus deze voorwaarde kan positief ingevuld worden.

Wanneer deze antwoorden ingepast worden in de figuur, kan geconcludeerd worden dat deze overeen komen met case study en survey. Omdat er meerdere scholen onderzocht zullen worden, kan dit onderzoek getypeerd worden als een survey. Een survey is een methode om informatie te verzamelen van een aantal individuen, oftewel een ‘sample’, met als doel iets te leren over de hele populatie waaruit de ‘sample’ getrokken is. De grote kracht achter de survey als primaire dataverzamelingsmethode is de veelzijdigheid. Deze methode heeft namelijk geen visuele of andere objectieve percepties van de onderzoeker nodig.

(18)

bestaan uit vragen gebaseerd op gevonden literatuur over ondernemerseducatie. Zodoende zal waarschijnlijk relevante en deugdelijke informatie verkregen worden.

De Leeuw (1996) onderscheidt bij wetenschappelijk onderzoek zes soorten bronnen: documenten, media, onderzoeksveld (het ‘veld’), de nagebootste werkelijkheid, databanken en de ervaring van de onderzoekers. In onderstaande figuur 3 wordt per relevante gegevensbron aangegeven hoe de informatie verzameld wordt.

Figuur 3 Verzameling gegevens per relevante gegevensbron

3.2 Procedurele rationaliteit

Het procedurele afstemmingsniveau tilt het afstemmingsproces op een hoger plan, verlaat in zekere zin de inhoud en stelt de ordening van activiteiten centraal, aldus de Leeuw (1996). De literatuur geeft veel faseringen. Op basis van de overeenstemming met het stappenplan ontwikkeld door van der Zwaan (1992) en de Leeuw (1996) is het volgende stappenschema opgesteld:

1. Probleemstelling: het vooronderzoek (Hoofdstuk 3) 2. Uitwerking probleemstelling (Hoofdstuk 3)

3. Opzet en inrichting onderzoek (Hoofdstuk 3) 4. Verzamelen van gegevens (Hoofdstuk 4,5,6) 5. Analyse en verwerking (Hoofdstuk 7)

6. Interpretatie en rapportage van de uitkomsten (Hoofdstuk 7)

(19)

Figuur 4 Stappenschema ordening onderzoek per hoofdstuk

3.3 Structurele rationaliteit

De structurele rationaliteit richt zich tenslotte op de aandacht voor de organisatie van de interne en externe activiteiten die moeten worden uitgevoerd (de Leeuw, 1996). In het hart daarvan staat de vraag wie op welk moment wat moet doen. De externe activiteiten betreffen organisatie-aspecten als communicatiepatronen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die men ook terugvindt bij de interne activiteiten. We vinden hier ook een aantal van de eerder genoemde randvoorwaarden terug.

- Wekelijks zal er contact zijn met de opdrachtgever om de onderzoeksvoortgang te bespreken. - In de loop van het onderzoek zullen mijlpalen vastgesteld worden, wanneer deze bereikt zijn

zullen de begeleiders hiervan op de hoogte gesteld worden.

- Entrepreneur Consultancy draagt zorg voor een werkplek voor de afstudeerder, hierbij heeft deze toegang tot een pc met Internet aansluiting en andere communicatiemiddelen.

- Afstudeerder heeft toegang tot de Universiteitsbibliotheek in Groningen om daar wetenschappelijke literatuur in te zien.

(20)

4. Beschrijving E-Scan, OCM-module, Jong Ondernemen

en 360˚ feedback

In dit hoofdstuk zullen de belangrijke onderdelen gerelateerd aan de Ondernemers Competentie Monitor en de E-Scan onder de aandacht gebracht worden.

4.1 E-Scan

In 1995 is het onderzoek gestart naar eigenschappen en kwaliteiten van de ondernemer die bijdragen aan het succes van de onderneming. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie zijn de belangrijkste kenmerken in kaart gebracht (Driessen, 1996). Ook is gekeken naar instrumenten die gebruikt kunnen worden voor het objectief meten van deze ondernemerskenmerken. Andere algemene persoonlijkheidstesten zoals de Big Five persoonlijkheidsdimensies (Marshall et. al.,1994) en Myers-Briggs Type Indicator (MBTI, 1980, 1995), twee belangrijke en alom gebruikte persoonlijkheids-testen, zijn onvoldoende geschikt voor een objectieve meting van de ondernemers competentie.

Met de ontwikkeling van een specifiek op de (startende) ondernemer gerichte en gevalideerde scan is in 1996 een start gemaakt. Op basis van aanvullende literatuurstudie en twee empirische testen is een valide vragenlijst ontwikkeld: de Scan Ondernemerstest. De ‘E’ staat voor Entrepreneurship. De E-Scan Ondernemerstest is een betrouwbaar en valide instrument en van grote waarde gebleken voor de (startende) ondernemer waarvoor het instrument is ontwikkeld (Driessen, 2005). De E-Scan is toegankelijk, in 15 minuten te maken, laagdrempelig en anoniem te verrichten. De testresultaten worden vergeleken met succesvolle ondernemers in de branche waarin de klant een nieuw bedrijf wil starten of overnemen of reeds actief is

Ook is gekeken naar de cultuurbepaaldheid van de E-Scan Ondernemerstest aan de hand van het model van Hofstede (Hofstede, 1991). Het model van Hofstede kan gebruikt worden voor de bepaling van de invloed die de cultuur van een land heeft op de resultaten en interpretatie van de Scan. De E-Scan is een softwareprogramma dat geheel via Internet verloopt en een uitgebreid rapport oplevert dat inzicht geeft in de sterke en zwakke punten in het ondernemersprofiel van de gebruiker en, belangrijker nog, aangeeft hoe daar mee om te gaan (Driessen, 2005).

(21)

Figuur 5 De vier competentie-elementen (Driessen, 2005)

Persoonskenmerken zijn op te delen in eigenschappen en denkstijlen zoals te zien in figuur 6. Eigenschappen die succesvolle ondernemers van niet-succesvolle ondernemers onderscheiden zijn eigenschappen als Prestatiegerichtheid, Zelfstandigheid, Dominantie, Sociale oriëntatie, Effectiviteit of Zelfvertrouwen, Doorzettingsvermogen en de Bereidheid risico’s te nemen. Het element persoonskenmerken bestaat niet alleen uit eigenschappen, maar ook uit denkstijlen. Volgens de theorie van Hermann (1996) zeggen denkstijlen iets over de manier waarop en waarover iemand denkt. Er kunnen vier ondernemersdenkstijlen worden onderscheiden: Pionier, Verkoper, Manager en Vakman. Iedere ondernemer heeft alle denkstijlen in zich, maar heeft een natuurlijke voorkeur voor een bepaalde denkstijl. Denkstijlen hebben ook een relatie met de fasen van een bedrijf; de bedrijfslevenscyclus. De pionier komt het beste tot zijn recht in de vroege fase, de verkoper in de expansiefase, de manager in de volwassen fase en de vakman in de neergangsfase.

(22)

Kennis vormt het vierde en laatste element. Kennis heeft te maken met het weten en verwijst naar de meer feitelijke of zakelijke aspecten die met het ondernemen te maken hebben. Genoemd worden: kennis van de markt, omgeving, mensen, productie en financiën. Maar ook ervaring maakt deel uit van de kennis. Daarnaast speelt de wijze waarop kennis wordt opgedaan en toegepast een rol. Kennis is kort gezegd de uitkomst van een denk- en leerproces. (Driessen, 2005).

Figuur 6 Ondernemers Competentie Model (Driessen, 2005)

De E-Scan maakt gebruik van zeven persoonskenmerken en drie vaardigheden. De persoonskenmerken zijn risicobereidheid, prestatiegerichtheid, zelfstandigheid, dominantie, sociale oriëntatie, effectiviteit en doorzettingsvermogen. De vaardigheden zijn marktgerichtheid, creativiteit en flexibiliteit.

4.2 OCM-module

(23)

basis kunnen studenten gericht aan hun leerpunten werken. Van iedere individuele student kan zowel door de student zelf als door de docent de ontwikkeling van diens ondernemerscompetentie gevolgd worden. De belangrijkste feedback krijgen de studenten niet alleen van de docent maar ook van hun mede-studenten. Tot slot geeft de docent een onderbouwde eindbeoordeling. Op deze manier wordt de ontwikkeling van de ondernemerscompetentie van studenten inzichtelijk, meetbaar en ontwikkelbaar. Bij de Ondernemers Competentie Monitor worden de volgende stappen gezet:

1. Studenten maken de E-Scan Ondernemerstest

Nadat de studenten de informatie over de OCM-module van de docent gekregen hebben, ontvangen zij de codes om online de E-Scan te maken. De onderwijsinstelling kan ervoor kiezen om de studenten de scan in hun eigen tijd in te laten vullen of tijdens de colleges.

2. Studenten selecteren 3 aspecten van hun ondernemerscompetentie voor verdere

ontwikkeling

Wanneer de studenten hun persoonlijke rapport hebben gedownload dient elke student uit de resultaten van de ondernemerstest een keuze te maken uit drie van de tien aspecten van zijn/haar ondernemerscompetentie die verder ontwikkeld moeten worden. Dat hoeven niet per se de aspecten te zijn die het laagst scoren. Studenten kunnen online van elkaar zien welke keuze is gemaakt. De studenten hebben de keuze tussen drie kwaliteiten en zeven eigenschappen te weten: Marktgerichtheid, Creativiteit, Flexibiliteit, Prestatiegerichtheid, Zelfstandigheid, Dominantie, Sociale oriëntatie, Effectiviteit, Doorzettingsvermogen en Risicobereidheid.

3. Studenten beschrijven wat ze gaan doen om de 3 aspecten te verbeteren

Als er eenmaal een keuze is gemaakt voor de drie competenties, dienen de studenten te onderbouwen wat ze gedurende de looptijd van het project willen bereiken en hoe ze dat denken te bereiken. Het doel bereiken blijkt lastig te zijn. De spiegel voorgehouden krijgen is één, maar ook daadwerkelijk veranderingen teweeg brengen is twee.

4. Evaluatie door afdeling personeelszaken en / of docent tussentijds

De afdeling personeelszaken van de studentenonderneming of de begeleidende docent evalueert tussentijds de vorderingen van de studenten door middel van een persoonlijk gesprek over de OCM-module.

5. Op grond van de evaluatie scherpen de studenten de strategie of het einddoel aan

(24)

6. Eindbeoordeling door mede-studenten

Aan het eind van het traject dient elke student de mede-studenten te beoordelen De studenten beoordelen elkaar op inzet en prestatie met een cijfer van 1 tot 10.

7. Eindbeoordeling door de docent

Tot slot geeft de docent een onderbouwde eindbeoordeling op basis van inzet en prestatie en het behalen van de beoogde competentiedoelen met een waarderingscijfer van 1 tot 10. De student krijgt van de docent aanbevelingen. Ook kan de docent het aantal te geven studiepunten laten afhangen van het waarderingscijfer. De studenten kunnen in de Ondernemers Competentie Monitor een volledig rapport afdrukken waarin alle gegevens staan die gedurende het jaar zijn ingevuld inclusief alle beoordelingen en onderbouwingen van de mede-studenten en de docent. In onderstaand figuur is dit schematisch weergegeven.

(25)

4.3 Jong Ondernemen

De OCM-module wordt vaak toegepast binnen het Jong Ondernemen programma. Entrepreneur Consultancy is één van de hoofdsponsors van dit programma en is er daarom nauw bij betrokken. Met het oog hierop wordt ook dit concept nader toegelicht. Het Jong Ondernemen programma houdt in dat een groep studenten voor een jaar een bedrijf opstart. Studenten verkopen aandelen, kiezen managers, produceren en zetten producten of diensten op de markt, houden notulen bij en beleggen aandeelhoudersvergaderingen. Studenten ontwikkelen hiermee ondernemersvaardigheden door ‘learning by doing’. Oftewel, studenten komen in contact met de sociale en economische realiteit van het ‘echte’ zakenleven buiten school. Dit is een gestructureerd project wat ongeveer 5-10 uur per week kost en wordt geleid door een team van docenten. De docenten worden ondersteund door het personeel van de lokale non-profit organisatie ‘Jong Ondernemen’. De activiteiten vinden plaats binnen het lesprogramma, maar kunnen ook voortgezet worden buiten schooltijd. Elke mini-onderneming wordt ondersteund door één of twee adviseurs uit het bedrijfsleven, die hun ervaring delen met de studenten (EU, 2006). Het idee van de studentenondernemingen is geboren in de jaren ‘20 in de V.S. en ontwikkelt door onder andere Henry Ford, John Rockefeller en Walt Disney.

Verder kan er gebruik gemaakt worden van Business Practices. Business Practices stelt de student op een uitdagende en realistische manier in de gelegenheid kennis te maken met het ondernemerschap en belangrijke vaardigheden te ontwikkelen. In Business Practices kan de student ervaring opdoen met tal van aspecten van het ondernemerschap. Business Practices bestaat uit vier onderdelen. De student speelt in een team met medestudenten een ondernemersgame, schrijft een ondernemingsplan, voert een opdracht uit voor een bedrijf en organiseert een evenement. De verdeling over de verschillende onderdelen kan als volgt zijn:

- 30 uur voor de virtuele ondernemersgame;

- 60 uur voor het ontwikkelen en presenteren van het ondernemingsplan; - 30 uur voor het uitvoeren van een opdracht voor een bedrijf;

- 60 uur voor het ontwikkelen en uitvoeren van een evenement.

Business Practices is geschikt voor studenten die een beroepshouding willen aanleren die past bij ondernemende en zelfstandige werknemers, maar die niet voldoende gedreven zijn om mee te doen in een studentenbedrijf. Business Practices is verder geschikt voor scholen die een project studentenbedrijf niet kunnen inpassen in hun onderwijsstructuur. Ook starten scholen met Business Practices om studenten, voorafgaand aan een studentenbedrijf, alvast in aanraking te laten komen met verschillende aspecten van het ondernemerschap.

(26)

motivatie te ontwikkelen, proactief en creatief te worden, en te leren hoe als team te werken. Jong Ondernemen gaat ervan uit dat iedereen talenten heeft. Soms komen ze vanzelf boven, maar vaak helpt een steuntje in de rug om te ontdekken waar je talenten liggen. Dat geldt ook voor ondernemend gedrag. Niet iedereen is een Bill Gates, maar heel veel mensen hebben wel enige ondernemerskwaliteiten. Jong Ondernemen helpt om die kwaliteiten al jong te herkennen én te ontwikkelen (Junior Achievement Young Enterprise annual report, 2006).

4.4 360˚ feedback

Een veelgebruikte methode voor het ontwikkelen van competenties welke ook wordt toegepast bij de huidige versie van de E-Scan is die van de 360 graden feedback. In paragraaf 5.3 zal nog uitgewerkt worden dat bepaalde vaardigheden en competenties ontwikkeld kunnen worden. Deze methode wordt enkel gebruikt in de nieuwe versie van de E-Scan. Bij de OCM-module wordt nog gebruikt gemaakt van de oudere versie van de E-Scan en dus niet van de 360 graden feedback.

(27)

5 Literatuuronderzoek

5.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk zijn de E-Scan, de OCM-module, Jong ondernemen en de 360 graden feedback aan de orde gekomen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van deelvraag één gekeken welke handreikingen de theorie geeft om de OCM-module te analyseren en te verbeteren.

1.1) Wat is ondernemerschap? In paragraaf 5.2 zal de algemene theorie met betrekking tot

ondernemerschap aan de orde komen. Deze paragraaf zal gericht zijn op ondernemerschap, de ondernemer en de vraag waarom het van belang is dat ondernemerschap aangeleerd wordt. Tevens zullen de definities van de concepten ‘de ondernemer’ en ‘ondernemerschap’ besproken worden.

1.2) Is ondernemerschap aan te leren? In paragraaf 5.3 wordt stil gestaan bij de vraag of ondernemerschap überhaupt aangeleerd kán worden of dat het slechts bij bepaalde personen aangeboren is.

1.3) Welke verschillende educatiemethoden zijn er? De manieren waarop ondernemerschap, of

aspecten daarvan, kunnen worden aangeleerd, worden in paragraaf 5.4 besproken. Hier wordt onderzocht welke handvaten de theorie aanreikt om ondernemerschap aan te leren, en welke aspecten van de gevonden methoden gebruikt kunnen worden om eventueel de OCM-module te verbeteren.

1.4) Aan welke eisen moet ondernemerschapseducatie volgens de literatuur voldoen? Om een

educatieprogramma succesvol te laten zijn, dient een dergelijk programma aan een aantal eisen te voldoen. Deze eisen worden in paragraaf 5.4 besproken.

1.5) Wat is de beste methode om de effectiviteit van ondernemerschapseducatie-methoden te beoordelen? Paragraaf 5.5 zal in het teken staan van de effectiviteit van de methoden. De vraag ‘wat maakt een methode effectief’ zal centraal staan in deze paragraaf. Ten slotte zal dit hoofdstuk eindigen met paragraaf 5.6 waar de conclusies uit dit hoofdstuk worden besproken.

5.2 Overzicht ondernemerschap

(28)

de ander (Van Praag, 2003). Tegenwoordig zullen de meeste economen en andere beoefenaars van gedragswetenschappen toegeven dat de ondernemer een belangrijke rol speelt in de maatschappij.

Vanuit een theoretische achtergrond zijn er drie wetenschappelijke disciplines die visies hebben op entrepreneurship namelijk: de psychologie, de sociologie en de economie. De discipline psychologie benadrukt vooral de karaktereigenschappen en de gedrags- en sociale aspecten van de entrepreneur. De discipline sociologie onderzoekt welke externe factoren een rol spelen voor ondernemers en welke omstandigheden invloed hebben op het ontplooien van entrepreneurship. De economische discipline is onder te verdelen in de micro-economie en de macro-economie. De micro-ecnomie richt zich op de rol van de entrepreneur als persoon en de macro-economie richt zich op het aanwenden van de entrepreneurship-energie in de samenleving. De zienswijze die Entrepreneur Consultancy heeft met betrekking tot entrepreneurship valt te scharen onder de discipline ‘psychologie’(Chell, et. al., 1992)

5.2.1 Definitie ondernemerschap

Het definiëren van de essentie van ondernemerschap is onderdeel van een langlopend conceptueel debat. Ondernemerschap is een breed en veelzijdig begrip. Veel termen die geassocieerd worden met de discipline, zoals ondernemer, ondernemerschap en small business, worden vaak door elkaar gebruikt (Henry, Hill and Leitch, 2005). Twee bekende woordenboeken geven de volgende definities van de ondernemer:

- “The owner of a business who attempts to make money by risk and initiative” (Collins english dictionary, 2003)

- “Iemand die in een tak van handel of bedrijf zelfstandig, voor eigen rekening en risico, werkt. =>synoniem entrepreneur”

(Van Dale Grootwoordenboek, 1996)

Een aantal definities van ondernemerschap die vanuit de literatuur worden aangereikt zijn:

- “Someone who carries out new combinations.” (Schumpeter, 1934)

(29)

- “Iemand die de bekwaamheid heeft om mogelijkheden te zien en te evalueren; die de benodigde hulpbronnen bijeen weet te vergaren en te gebruiken, en die de benodigde acties onderneemt om succes te initiëren.”

(Meredith et al., 1982)

- “Ondernemerschap heeft iets te maken met het zelfstandig beginnen van een onderneming, voor eigen rekening en risico.”

(Zwart, 2005)

- “De creatie van nieuwe ondernemingen.” (Low en McMillan, 1988)

- “Ondernemerschap heeft te maken met een veranderingsproces, het beginnen en het creëren van nieuwe waarde, tevens is dit ook een veranderingsproces voor de ondernemer zelf.”

(Bruyat en Julien, 2000)

- “Een proces van verandering door het creëren van een organisatie of het vernieuwen van een bestaande organisatie en beïnvloed door zes belangrijke dimensies, de entrepreneur, het concept, het creatieproces, de omgeving, de resources en de organisationele context, met het doel om rijkdom te creëren voor het individu en waarde toe te voegen aan de samenleving als geheel”. (Gartner,1985)

- “A process of becoming, rather than a state of being” (Bygrave, 1989)

- “Kansen zien en benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een (groter) bedrijf waarmee je waarde creëert voor jezelf en je omgeving.”

(Driessen, 2006)

(30)

“Entrepreneurship is het iteratieve proces van het bewust ontwikkelen van je eigen ondernemerscompetenties en -vaardigheden, om met behulp hiervan de kansen in de markt te zien en op een verantwoorde manier te benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een (groter) bedrijf, met als doel hierbij waarde te creëren voor jezelf, je omgeving en de economie als geheel.”

5.2.2 De ondernemer

Een ondernemer is een persoon die onderneemt of ondernemerschap bedrijft. Een entrepreneur is een persoon die entrepreneurial gedrag vertoont of entrepreneurship bedrijft. Een entrepreneur is gericht op verandering en vertoont bijvoorbeeld meer entrepreneurial gedrag dan een manager. In figuur 8 is dit weergegeven.

Figuur 8 De mate van entrepreneurial gedrag (sheet 34 college 5, Zwart 2004)

Een manager is iemand die leiding geeft aan de (dagelijkse) gang van zaken in een bedrijf en deze dient verstand te hebben van marketing, financiën en administratie, productie(diensten), proces en technologie, werknemers, planning, communicatie, delegatie, flexibiliteit, creativiteit en leiding geven. Hij moet dus van veel zaken verstand hebben. Deze vaardigheden zijn in principe aan te leren, zoals in de volgende paragraaf aan de orde komt.

De MKB-ondernemer kan zich zowel als een manager dan als een entrepreneur gedragen. Ik kies voor de brede definitie, dus dat in deze scriptie de ondernemer gelijk is aan de MKB-ondernemer en zich zowel als manager dan als entrepreneur kan gedragen.

5.3 Kan ondernemerschap worden aangeleerd

(31)

tool is om ondernemerschap te ontwikkelen is het belangrijk om eerst te zien of ondernemerschap überhaupt aangeleerd kan worden.

De hoofdaanname van ondernemerschapseducatieprogramma’s is dat ondernemersvaardigheden aangeleerd kunnen worden en dus geen vaste persoonlijke karakteristieken zijn (Karlan and Valdivia, 2006). En inderdaad, er is aan het licht gekomen dat het effect van algemene scholing gemeten in jaren een positief effect heeft op ondernemersprestatie (van der Sluis et al., 2006; Van der Sluis en Van Praag, 2007). Uit onderzoek van de Groot (2006) blijkt dat het merendeel van de ondervraagden het eens was met de stelling dat ondernemerschap gedeeltelijk aan te leren is. In dit verslag wordt uitgegaan van de veronderstelling dat bepaalde aspecten van ondernemerschap wel aangeleerd kunnen worden.

Wennekes (2001) geeft in zijn boek “De succesvolle ondernemer” aan dat het succes van een ondernemer afhangt van zijn persoonlijkheidskenmerken, kwaliteiten en zijn achtergrond. Hiervan zijn de kwaliteiten nog onder te verdelen naar vaardigheden en kennis. De kwaliteiten of vaardigheden en kennis komen in grote lijnen overeen met wat Driessen (2006) competenties noemt. Deze onderdelen zijn dus van belang voor het aanleren van ondernemerschap en zullen nader onderzocht worden.

5.3.1 Competenties

De meeste auteurs die schrijven over ondernemerschapseducatie nemen aan dat ten minste een aantal competenties geassocieerd met ondernemerschap ontwikkeld kunnen worden door training en educatie (Vesper, 1982; Clark et al., 1984; Kantor, 1988; Saee, 1996; Henry et al., 2003). Driessen (2006) definieert een competentie als: “datgene wat jou succesvol maakt in een bepaalde taak of rol”. De competenties die hierbij horen zijn eerder in dit verslag in figuur 6 weergegeven.

In de benadering die gebruikt wordt aan de universiteit Massey in Auckland zijn individuele competenties gedefinieerd als “vaardigheden die duidelijk worden door gedrag” (Van Gelderen, 2000). Deze benadering bestaat uit een experimentele component en een op onderzoek gebaseerde component waarbij de studenten zelf de literatuur dienen te onderzoeken. Individuele ondernemerscompetenties zijn competenties die gerelateerd zijn aan startende, of bestaande, kleine of nieuwe ondernemingen. Hoewel, ondernemerscompetenties kunnen ook gemanifesteerd worden buiten deze setting (Van Gelderen, 2000; Onstenk, 2003). Voorbeelden van deze competenties zijn:

- doorzettingsvermogen, - initiatief,

- overtuigingskracht, - netwerken,

(32)

- beslissingen maken onder onzekere condities, - kansen herkennen,

- managen van tijd en stress, - creatief problemen oplossen, - onderhandelen,

- communicatievaardigheden als luisteren, onderhouden van relaties, en team building.

Wat opvalt is dat deze competenties in de terminologie van Driessen zowel persoonskenmerken als kwaliteiten en vaardigheden omvatten. Van Gelderen (2000) maakt hierin geen onderscheid waardoor het al dan niet aanleren van competenties onduidelijk wordt. Persoonskenmerken zijn vrijwel onveranderbaar terwijl kwaliteiten en vaardigheden te ontwikkelen zijn zoals in de komende paragrafen aan de orde zal komen.

5.3.1.1 De ontwikkeling van competenties (NOA, 2002)

In samenwerking met de Vrije Universiteit van Amsterdam heeft NOA, een psychologisch adviesbureau, een competentiemodel ontwikkelt. Dit model is in figuur 9 weergegeven, het uitgebreide model is te zien in bijlage 1. Het model tracht verschillende theoretische invalshoeken en onderzoeksresultaten op het gebied van persoonlijkheid en competenties te integreren in een samenhangend model. Doel van het model is om met name gebruikers van competentiegerichte instrumenten te ondersteunen bij het interpreteren en verbinden van de resultaten van de verschillende instrumenten die gebruikt worden om competenties te ontwikkelen.

In het competentiemodel worden drie niveaus onderscheiden waarmee personen en hun gedrag kunnen worden beschreven en gekarakteriseerd. Dit zijn de volgende niveaus: Genetisch & biologisch niveau, Persoonlijkheidsniveau, en Gedragsniveau. Voorts wordt in het model aan de rechterkant de invloed van de omgeving op de verschillende niveaus aangegeven. De pijlen geven de relatieve invloed van de omgeving op de verschillende niveaus weer. Hoe groter de pijl hoe groter de invloed. Ook wordt door middel van een pijl van het gedragsniveau richting de omgeving aangegeven dat het individu ook via zijn gedrag invloed uitoefent op de omgeving. Tenslotte wordt aan de linkerzijde van het model aangegeven dat het individu leert middels reflectie op zijn gedrag en op basis daarvan zijn zelfbeeld en omgevingsbeeld aanpast. In mindere mate kan deze reflectie ook effect hebben op zijn waarden, cognitieve capaciteiten en persoonlijkheidstrekken (NOA, 2002)

(33)

voor een deel aangeboren zijn. De omgeving heeft verder invloed op de persoon en ook kan de betreffende persoon bepaalde gedragingen veranderen.

Persoonlijkheid en cognitieve capaciteiten worden gezien als het resultaat van genetische en biologische factoren. Met ‘Persoonlijkheidstrekken’ worden voorkeurgedragingen bedoelt als beschreven in de Big Five persoonlijkheidsfactoren, deze factoren blijven in verschillende situaties stabiel. De ‘Cognitieve capaciteiten’ omvatten een grote range aan informatieverwerkingsaspecten als intelligentie, leervermogen, informatieverwerkingssnelheid, logisch redeneervermogen etc. Deze aspecten zijn voor een groot deel aangeboren maar zoals te zien in het model ook nog beïnvloedbaar door de omgeving.

Figuur 9 Competentie model (NOA, 2002)

Mensen ontwikkelen in de loop van tijd op basis van (sociale) leerprocessen ook bepaalde waarden. Deze waarden maken dat mensen situaties als positief of negatief beschouwen, bijvoorbeeld hun houding ten opzichte van ondernemerschap. Waarden zijn daarbij vaak gekoppeld aan gevoel en emoties. Deze cognitieve structuren worden voor een belangrijk deel bepaald door de culturele omgeving.

(34)

gezien als de zichtbare componenten van het niet direct zichtbare onderliggende persoonlijkheidsniveau. Deze drie categorieën komen overeen met het vaak gehanteerde onderscheid in denken, doen en voelen. Zoals eerder besproken ligt in het traditionele onderwijs vooral de nadruk op het aanleren van kennis en vaardigheden. Houding komt slecht indirect aan de orde. Hierin is een verandering gaande, en komen bijvoorbeeld zelfs in het basisonderwijs steeds meer realistische leermethodes. In bedrijven is ook steeds meer aandacht gekomen voor hoe mensen in bepaalde situaties tot prestaties komen. Dit worden competenties genoemd. Op dit niveau is de concrete situatie waarin bepaald gedrag vertoond wordt en het doel van het gedrag van groot belang.

Volgens de professionals van NOA kunnen mensen verschillen in de wijze waarop men kennis, vaardigheden en houding gebruikt om een doel in een bepaalde situatie te bereiken. De ene persoon kan het doel bereiken door grote kennis van het onderwerp, terwijl de ander hetzelfde doel bereikt door sterke communicatieve vaardigheden. Dit houdt ook in dat de ontwikkeling per individu zal verschillen. Verder is het betrouwbaar meten van competenties moeilijk omdat afhankelijk van de situatie en de persoon een andere combinatie van kennis en vaardigheden en attitude tot betere resultaten zal leiden. Dit heeft weer tot gevolg dat alleen competenties die heel situatiespecifiek zijn gedefinieerd in de praktijk betrouwbaar te meten zijn.

Zoals in het model te zien is, is ook de invloed van de omgeving en zelfsturing op de verschillende niveaus weergegeven. Het reflectieproces wordt aan de linkerkant van het model weergegeven. De persoon reflecteert op zijn gedrag, of laat dit door andere personen doen, en dit proces leidt tot aanpassing van beelden, waarden, capaciteiten en persoonlijkheidstrekken.

Het model heeft tot slotte het uitgangspunt dat alle niveaus van belang zijn bij de ontwikkeling van mensen en bij de voorspelling van toekomstig gedrag. Een combinatie van instrumenten die aspecten op deze verschillende niveaus meten heeft in de meeste gevallen de voorkeur.

Met betrekking tot de competenties die de deelnemers willen verbeteren aan de hand van de 360 graden feedback methode kan gesteld worden dat hoe situatiespecifieker een competentie is geformuleerd hoe betrouwbaarder de meting ervan mogelijk is aldus beschreven in het artikel van NOA (2003).

(35)

het ontwikkelen van competenties. Driessen noemt deze vergelijkbare factoren kwaliteiten en persoonskenmerken.

5.3.2 Art en Science

Een ander belangrijk onderwerp dat betrekking heeft op ondernemerscompetenties is het verschil tussen de ‘art’ en ‘science’ van ondernemerschap, hierbij is de wetenschap aan te leren en de kunst niet (Saee, 1996; Shepherd en Douglas, 1996; Jack en Anderson, 1998). Wetenschap bestaat vooral uit de kennis over het ondernemerschap en de kunst is vooral gericht op de persoonlijkheid van de ondernemer (Hynes, B. 1996). Ondernemerschap bestaat uit beide delen die dus op verschillende manieren ontwikkeld dienen te worden. Saee (1996) vergelijkt het aanleren van ondernemerschap ook met een kunst en stelt dat sommige individuen van nature talent hiervoor hebben, terwijl anderen hard moeten werken om hetzelfde te bereiken. Hij stelt dat een onderwijsprogramma geen ondernemer kan maken, het kan enkel het proces aan het licht brengen over hoe men succesvol kan worden. Het individu blijft altijd zelf verantwoordelijk voor zijn succes. Competenties kunnen worden ontwikkeld, maar tot op zekere hoogte. Het hangt af van de intelligentie en persoonlijkheid. De ‘grenzen’ aan de intelligentie en persoonlijkheid zijn al vanaf de geboorte aangegeven, aldus Driessen (2006).

Figuur 10 Het ijsbergmodel (Spencer en Spencer, 1993)

(36)

boven het wateroppervlak bevindt, kennis en vaardigheden, is relatief eenvoudig te ontwikkelen. Voor motieven en stabiele persoonseigenschappen geldt het tegenovergestelde. Het zelfconcept neemt een tussenpositie in: het is veranderbaar, hoewel dat de nodige inspanningen vergt.

5.4 Ondernemerschap educatie methoden

Alvorens te kijken in hoeverre de OCM-module geschikt is als ondernemerseducatie- c.q. ontwikkelmethode, is het van belang te onderzoeken welke handreikingen de literatuur geeft met betrekking tot educatiemethoden.

5.4.1 Doel educatiemethoden

Gibb (1999) geeft aan dat er drie doelen behaald kunnen worden ten aanzien van ondernemerschapeducatiemethoden, en dat vaak een combinatie van deze drie doelen wordt nagestreefd. In onderstaand figuur is dit weergegeven.

Learn to understand entrepreneurship Learn to become entrepreneurial Learn to become an entrepreneur

Figuur 11 Doelen ondernemerseducatiemethoden (Gibb, 1999)

Het eerste doel is het volledig begrijpen van ondernemerschap en dan in het bijzonder de rol van ondernemers en ondernemerschap in de moderne economie en samenleving. Het tweede doel is “leren hoe ondernemend te worden” en gaat over het creëren van zelfbewustzijn over het zelf leren, over de eigen carrière en het eigen leven. Het derde doel gaat vooral over de “hoe-vraag”, hoe kan men ondernemer worden en een onderneming starten.

Het doel van de OCM-module in combinatie met het Jong Ondernemen programma komt overeen met het tweede en derde doel namelijk “leren hoe ondernemend te worden” en “leren hoe ondernemer te worden”. Dit literatuuronderzoek zal dan ook gericht zijn op het zoeken naar handreikingen vanuit de literatuur die dat doel nastreven.

5.4.2 Traditionele vs non-traditionele methoden

(37)

non-traditionele methoden als video en casestudie-gebaseerd leren, leren door middel van groepsdiscussies en rollenspellen en bijvoorbeeld leren door het schrijven van een ondernemersplan.

5.4.2.1 Tegenstanders traditionele leermethoden

Davies en Gibb (1991) zijn kritisch over het gebruik van traditionele leermethoden, welke zich vooral richten op theorie en een onderwijzende aanpak. Volgens bovengenoemde auteurs zijn deze methoden ‘ongeschikt’ in het leren van ondernemerschap. Young (1997) ondersteunt deze zienswijze wanneer hij vraagtekens zet bij de relevantie en waarde van een theoretische aanpak voor een onderwerp dat hoofdzakelijk gaat om ‘doen’. Hij stelt dat de ervaringen en praktische vaardigheden waarschijnlijk niet zijn aan te leren door middel van conventionele methoden.

Dilts en Fowler (1999) proberen aan te geven dat bepaalde onderwijsmethoden (traineeships en veld-leren) succesvoller zijn dan andere traditionele methoden in het voorbereiden van studenten op een ondernemende carrière. Spence (2001) is ook een fervent tegenstander van traditionele leermethoden. Hij stelt dat naar aanleiding van het opkomen van de huidige generatie studenten, de zogenaamde ‘twitch generation’. Deze studenten zijn opgegroeid in de visuele en in hoge mate interactieve omgevingen van de hedendaagse televisie en computer, en zijn gewend aan een manier van leren gecombineerd met plezier. Zij verwachten dat leren te maken heeft met doen, gerelateerd is aan hun interesses en leuk is. Verder moet het direct resultaat hebben. Deze generatie personen verwerpt sterk het traditionele leren. Integendeel, deze studenten behandelen opdrachten als de weggooihandleiding die je krijgt bij een nieuwe computer. Ze lezen het, kauwen er als het ware even op en gooien het weg, aldus Spence. Zoals Katz (2000) zegt: “hun digitale wereld is veel levendiger, kleurrijker en uitnodigender dan hun leeromgeving”, waardoor ze over het algemeen lui zijn en frauderen op school. Daarom richt de huidige generatie studenten zich enkel op het zo spoedig mogelijk behalen van hun diploma, en proberen ze hier zo weinig mogelijk voor te doen.

5.4.2.2 Tegenstanders non-traditionele leermethoden

(38)

5.4.3 Learning style model

Volgens Ulrich en Cole (1987) stelt een substantieel deel van de literatuur dat ondernemers persoonlijke karakteristieken hebben die verschillen van niet-ondernemers. Deze gedachte wordt gedeeld door Wennekes ( 2001). Mensen verschillen tevens duidelijk van elkaar in de wijze waarop ze kennis aanleren.

Een veelgebruikt model om aan te geven welke voorkeur stijl van leren een persoon heeft is het model van Kolb, welke te zien is in figuur 12. De psycholoog Kolb deed onderzoek naar de manier waarop mensen leren en kwam tot de conclusie dat er vier leerstijlen zijn, namelijk:

1. Concreet ervaren ('feeling')

2. Waarnemen en overdenken ('watching') 3. Abstracte begripsvorming ('thinking') 4. Actief experimenteren ('doing')

(39)

Een leerstijl kan gedefinieerd worden als de manier waarop een individu informatie verkrijgt en gebruikt. Zoals te zien is in figuur 12 zijn er volgens Kolb (1987) vier combinaties van leerstijlen mogelijk: convergeren, divergeren, assimileren en accommoderen. Een convergerend persoon is sterk in het praktisch toepassen van ideeën. Door abstracte concepten te maken en actief te experimenteren, focust de convergerende persoon op kennis en op specifieke ideeën. Convergerende mensen neigen non-emotioneel te zijn en zijn goed in het oplossen van problemen. Het tegenovergestelde van een convergerend is een divergerend persoon. Het sterkste punt van deze persoon is zijn voorstellingsvermogen en de mogelijkheid tot het inleven in andere personen. De divergerende persoon kan een zaak van verschillende hoeken bekijken en is goed in het genereren van ideeën en in het herkennen van problemen. Deze benadering is typisch voor veel adviseurs, personeelsmanagers, artiesten en schrijvers. De sterkte van een assimilator ligt in inductieve redenering, abstract denken en in het assimileren van totaal verschillende observaties naar geïntegreerde verklaringen. De assimilator is goed in het definiëren van problemen en het formuleren van theorieën. Het tegenovergestelde van de assimilator is de accommodator. Deze persoon is op zijn best in situaties waar ad rem gereageerd dient te worden. De accommodator is goed in het implementeren van plannen, het meedoen in nieuwe ervaringen, en hij is een risiconemer. Hij is meer risiconemend dan individuen die één van de andere drie leerstijlen prefereren. Deze persoon is actie-georiënteerd, en aangenomen wordt dat de meeste entrepreneurs in deze categorie vallen.

Fase I van het model begint met een concrete ervaring die als basis dient voor observatie en reflectie in fase II. In fase III worden de observaties een plaats gegeven in een theorie. In fase IV worden hypothesen gemaakt met behulp van de theorie die gebruikt is in fase III. Deze hypothesen dienen weer voor de ontwikkeling van nieuwe ervaringen. In dit twee dimensionale model moet iemand continue beslissen welke leerbenadering van toepassing is op een bepaalde leersituatie. Er kan een conflict zijn tussen actief of reflectief, concreet of analytisch. Door socialisatie, eerdere ervaringen, persoonlijke verschillen, en eisen van de huidige omgeving, worden deze conflicten opgelost. In de loop van de tijd ontwikkelt een individu een bepaalde leerstijl.

Ulrich en Cole (1987) voeren argumenten aan voor het belang van een leerstijlvoorkeur voor het vergroten van de leerervaring en van de neiging ondernemer te worden. Zij gebruiken het model van Kolb (figuur 12) en combineren dit met onderzoek naar persoonlijke karakteristieken van de ondernemer.

(40)
(41)

De beslissing om een ondernemer te worden is een leer- en probleemoplossend proces dat gezien kan worden als een serie van vijf gerelateerde stappen. De eerste stap is het herkennen van een mogelijkheid om te innoveren. Volgens Drucker (1985) is deze eigenschap karakteriserend voor alle ondernemers. Nadat deze mogelijkheid is herkend moet de ondernemer alternatieven bedenken om deze mogelijkheid uit te buiten. Uit deze alternatieven moet de beste gekozen worden om te gaan implementeren. Om effectief te zijn dient de ondernemer, net als alle andere studenten, de vier verschillende leermogelijkheden te benutten te weten: concrete ervaring, reflectieve observatie, abstracte conceptualisatie en actieve experimentatie. Bijvoorbeeld, een tekort aan concrete ervaring kan leiden tot een niet volledig herkennen van mogelijkheden en een tekort in conceptualisatie kan leiden tot het niet kunnen formuleren van plannen. Gegeven de persoonlijkheidskarakteristieken van de ondernemer binnen het raamwerk van Kolbs leerstijlmodel, kan er het één en ander gezegd worden over de leerstijlvoorkeur van de ondernemer.

Wanneer als eerste gekeken wordt naar de actieve experimentatie en de reflectieve observatie dimensie, kan gesteld worden dat de voorkeur van de ondernemer primair gericht is op actie. Mogelijkheden en innovatieve ideeën moeten gevolgd worden door actief entrepreneurship. Dit in ogenschouw houdend zou van een ondernemer verwacht worden dat hij een voorkeur heeft voor actieve experimentatie in plaats van reflectieve observatie. Echter, hierbij moet vermeld worden dat actie zonder reflectie leren uitsluit.

Aangaande de abstracte conceptualisatie en de concrete experimentatie dimensie is de voorkeur van de ondernemer niet zo duidelijk. In feite, het conflict tussen concrete experimentatie en abstracte conceptualisatie leidt tot wat Kolb (1976) “creatieve spanning” noemt. Om creatief te zijn moet een ondernemer vrij zijn van de beperkende focus op abstracte concepten om nieuwe ervaringen op te kunnen doen. Schrage (1965) schrijft dat een zeer nauwkeurig besef van de omgeving belangrijker is dan prestatie en motivatie voor het onderscheiden van de succesvolle ondernemer van de minder succesvolle ondernemers. McMullan (1976) beschrijft het creatieve proces als een samenvoeging van het concrete proces van probleem-vinden en het abstracte proces van probleem-oplossen. Een creatief persoon kan beide modes van leren coördineren. Dus beide mogelijkheden zijn belangrijk voor ondernemers.

(42)

kunnen worden door studentendeelname in een op gedrag gebaseerde simulatie zoals het Jong Ondernemen concept.

Een aantal onderzoekers, waaronder Borland (1975), Brockhaus (1975), Rupkey (1978) en Sexton en Bowman (1983), merkt op dat studenten die ondernemende intenties hebben verschillen qua psychologische eigenschappen van andere studenten. Daarom wordt verondersteld dat deze studenten ook tezamen een overeenkomstige actieve leerstijl, hetzij of de accommoderende of de convergerende, prefereren. De pedagogische methoden die het best passen bij de actieve leerstijl zijn weergegeven in kwadrant III en IV van figuur 13.

In vergelijking met de competentiemethode van Driessen in combinatie met de OCM-module benadrukt deze methode dat de student een actieve leermethode en houding dient te hebben. De OCM-module in combinatie met het Jong Ondernemen concept voldoet aan deze eisen en kan dus als een succesvolle methode worden beschouwd.

5.4.4 Entrepreneurial Directed Approach

Heinonen et. al., (2006) gaan ervan uit dat de docent die ondernemerschap doceert zich moet gedragen als een ondernemer. Dit moet hij tonen door het ontdekken van mogelijkheden en het op een innoverende manier uitbuiten hiervan. Vervolgens pleiten zij dat ondernemend gedrag niet alleen bestudeerd moet worden (dus niet alleen begrijpen en weten hoe het moet), maar ook zelf ervaren moet worden in de setting van een klaslokaal. Met betrekking tot de OCM-module wordt de taak van de docent op het gebied van coachen in de volgende paragraaf verduidelijkt. In de volgende paragraaf zal deze stelling van Heinonen et. al., (2006) nader worden bekeken. Hier zal geconcludeerd worden dat de docent geen ondernemend gedrag dient te vertonen, maar bij zijn spreekwoordelijke ‘leest’ moet blijven.

(43)

Figuur 14 Entrepreneurial Directed Approach (Heinonen et. al., 2006)

Verschillende studies hebben de rol onderkend van netwerken, klanten en andere belanghebbenden van de ondernemer als belangrijke bronnen om van te leren (Gibb, 1993; Taylor en Thorpe, 2004). De entrepreneurial-directed benadering ziet leren als een proces van co-participatie (Taylor en Thorpe, 2004) tussen ondernemende individuen. Actieve studentendeelname is een vereiste, omdat de studenten geacht worden actoren en bedrijvers zijn. Dit kan bereikt worden door een veilige en familiare sfeer te creëren binnen de groep. Het creëren van een veilige sfeer kan versterkt worden door verschillende warming-up en groepstechnieken. Wanneer de studenten in ‘beweging’ komen is er ook de mogelijkheid om hun gedachten in beweging te brengen over ondernemerschap en de gevoelens die deze term bij studenten oproept.

(44)

Intentie

Intentie is een noodzakelijke maar geen toereikende conditie voor ondernemerschap, daarom is een soort van initiërende gebeurtenis nodig. Dit kan intern of extern, kans- of bedreiginggerelateerd zijn, top-down of bottum-up of puur toeval (Carayannis et al., 2003). In de studenten-setting zal de initiërende gebeurtenis in de meeste gevallen een externe kans of iets dergelijks zijn, aan de orde gebracht door de docent.

Knowledge

Voor het overbrengen van kennis, hebben de ontwerpers van dit model (docenten) gebruik gemaakt van de traditionele methoden: groepswerk, gast colleges en het schrijven van samenvattingen. De studenten hebben literatuur bestudeerd over de veranderingen in de ondernemende maatschappij vanuit verschillende invalshoeken. Discussies gebaseerd op gastcolleges waren ook onderdeel van het kennisgebaseerde onderwijs. Dit maakt de theorie zichtbaar in de praktijk (Fiet, 2000a). Het is essentieel om aan de studenten uit te leggen wat ondernemersvaardigheden en gedragingen zijn. Dit daagt de studenten uit om te vragen: “Hoe kan ik hier persoonlijk voordeel uit behalen?”.

Ervaring

Ervaringen kunnen door de student opgedaan worden op basis van theorie, en het leren vindt plaats als een combinatie van theorie en ervaring. Theorie kan de brug vormen tussen de eerder genoemde ‘art’ en ‘science’ van ondernemerschap (Jack en Anderson, 1998). De taak van de docent is het ontwikkelen van het vermogen van de student om te reflecteren op zijn of haar eigen ervaringen en deze in een bredere context te zien, en hun de mogelijkheid te geven tot het maken van eigen theoretische interpretaties (Gibb, 2002).

In het achterhoofd houdende dat ondernemerschap te maken heeft met het uitbuiten van mogelijkheden hebben de ontwerpers van het model een atmosfeer gecreëerd die de interesse en creativiteit van studenten stimuleert. Wanneer de docenten in de eerdere stadia van het model geslaagd zijn genoeg goodwill bij de studenten te kweken dan kan er doorgegaan worden naar de volgende stap: ervaring (experience). Een aantal studenten zal zich echter door deze ervaringsmethode niet aangesproken voelen. Volgens Blatner (1996) is dit van toepassing op ongeveer 20 procent van de studentenpopulatie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

instandhouding  stimuleren  en  de  conflicten  met  ander  landgebruik  reduceren.  De  aanwezigheid  van  bevers  in  geschikte  zones  kan  bovendien  winst 

Ook tussen het aantal dieren in de familie en het aantal geplaatste scent marks, werd in de Gelderse Poort geen verband gevonden (figuur 9: r = -0.328, N=7, P>0.2)..

Apart from three pages of introducing and contextualising the study (which will be responded to in the discussion) the History MTT in this section largely covers content

In deze factsheet lees je wanneer een delier optreedt, wat de gevolgen kunnen zijn en hoe je een delier kunt voorkomen door inzet van het Amerikaanse Hospital Elderly Life

De vrijwilliger is aansprakelijk voor schade die door het ziekenhuis en/of haar patiënten wordt geleden, doordat de vrijwilliger niet de waarheid heeft gesproken over

Voor Küng be- tekent dat dat hij de echte, gruwelijke dood van Jezus als ontwijfelbaar uitgangspunt neemt, aansluiting zoekt bij de oervragen van het onder- zoek naar

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Bij bunzing is er weliswaar nog geen sprake van inteelt, maar bunzings uit West- Vlaanderen vertonen wel een lagere genetische diversiteit dan bunzings uit Limburg!. Op vlak