• No results found

Een onderzoek met een gebruiksaanwijzing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek met een gebruiksaanwijzing"

Copied!
149
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderzoek met een gebruiksaanwijzing

Multimodale analyse van EHBO instructievideo’s

Masterscriptie A. C. Borger

Eerste begeleider: I.F. van der Sluis S3336832

Tweede begeleider: G. Redeker a.c.borger.1@student.rug.nl

Communicatie- en Informatiewetenschappen Communicatiekunde

Rijksuniversiteit Groningen

(2)

Voorwoord

En daar ligt hij dan, mijn scriptie voor de master Communicatiekunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het eindproduct waarmee ik mijn studiecarrière afsluit. Een vreemd idee dat dit (voorlopig) het laatste verslag is dat ik in zal leveren. Deze scriptie is niet zomaar tot stand gekomen, zoals dat waarschijnlijk vaker het geval is wanneer er iets nieuws ontwikkeld wordt. Een goed product ontstaat uit brainstormen, inlezen, ontwikkeling, kritisch kijken, aanpassen, opnieuw kritisch kijken. Doorgaan of opnieuw beginnen? Het zijn pieken en dalen: waar de ene stap voelt als tien vooruit en de volgende stap als drie achteruit. Zo gaat dat als iets helemaal nieuw is. Dit had ik niet kunnen doen zonder de begeleiding van Ielka van der Sluis en Gisela Redeker. Zij hebben iedere week kritisch gekeken naar het werk dat ik had aangeleverd. Deze sessies waren intensief, maar productief. Ik ben trots op het eindresultaat en kijk met plezier terug op deze leerzame periode. Een periode waarin ik veel kennis heb opgedaan binnen dit vakgebied, maar zeker ook op andere vlakken. Het plannen en managen van project waarbij iets nieuws ontwikkeld wordt, zijn vaardigheden waar ik tijdens mijn werk veel aan zal hebben. Daarnaast ken ik nu alle EHBO-handelingen van het begin tot het eind, dus bij nood sta ik paraat.

Heel veel leesplezier toegewenst. Alise Borger

(3)

Samenvatting

De afgelopen jaren zijn er grote technologische ontwikkelingen zichtbaar in de maatschappij. Men maakt steeds vaker gebruik van de online wereld, voor de sociale contacten maar ook voor educatieve vaardigheden. Daar waar vroeger lesmateriaal werd gepresenteerd in gedrukte boeken, wordt er tegenwoordig steeds vaker gebruikt gemaakt van video’s. De presentatie van gedrukte boeken is de afgelopen jaren veel onderzocht. Het beschrijven en analyseren van video’s daarentegen niet. Tot op heden bestond er nog geen duidelijke aanpak voor het beschrijven en analyseren van de communicatie binnen een video. Het doel van dit onderzoek is het opstellen van een annotatieschema om inzicht te krijgen in zowel de tekst- als beeldkenmerken van instructie video’s. Er is een corpus opgesteld van zes video’s van het Oranje Kruis. Het Oranje Kruis zet zich in voor het verspreiden van kennis en kunde van EHBO in Nederland en dient als een onafhankelijk certificerende organisatie op het gebied van Eerste Hulp (Oranje Kruis, 2018). Er is een annotatieschema ontwikkeld waarin hoofd- en subcategorieën omtrent Tekst en Beeld zijn opgesteld. Daarnaast zijn in het schema de Identificatie van de video en de Documentindeling opgenomen. Bij de Identificatie van een video zijn zes subcategorieën opgesteld om de meta informatie te verzamelen. Bij de indeling van een video wordt er gekeken naar de Preambule, Instructie, Eindinformatie en Externe informatie. Het analyseren van de tekst gebeurt middels de gesproken uitingen van bijvoorbeeld een Voice Over. De tekst wordt geanalyseerd op basis van Handelingstype, Handelingsstatus en Handelingsaspect en Controle informatie. Het annoteren van het beeld gebeurt per Shot. De grens van ieder Shot wordt bepaald door een verandering in Perspectief, Beeldtechniek, Inhoud weergave of Toegevoegde elementen. Daarnaast wordt in het beeld, net als in de tekst, Handelingstype, -status en -aspect en Controle informatie geannoteerd.

Om te toetsten of het ontwikkelde annotatieschema zijn doel (het vastleggen van de basis taal- en beeldkenmerken) vervuld, is er een corpusonderzoek uitgevoerd. De video’s van het Oranje Kruis zijn geannoteerd via Excel. De video’s ‘Hoe leg je een slachtoffer in de stabiele zijligging?’, ‘Hoe draai je een bewusteloos slachtoffer van de buik op de rug?’, ‘De rautekgreep vanaf de autostoel’, ‘De rautekgreep vanaf de grond’, ‘Hoe zwachtel je een voet en enkel?’ en ‘Hoe zwachtel je een hand en pols?’ zijn geannoteerd. Alle video’s zijn afkomstig van het Oranje Kruis en gepubliceerd op 4 januari 2017. Gemiddeld duurt de Instructie 1 minuut en 12.15 seconden. In totaal tellen de video’s 88 Uitingen en 146 Shots. De begin- en eindtijd per Uiting en Shot zijn vastgesteld en de aanwezigheid van alle hoofd- en subcategorieën. Tot slot is de tekst-beeld relatie onderzocht door verschillende verbanden te leggen tussen verschillende taal- en beeldcategorieën. De opvallendste resultaten van Tekst, Beeld en de Tekst-Beeld relatie zijn:

Tekst

- Iedere beschrijving van een resultaat in de tekst is een motivatie of toelichting van het beschreven proces in het eerste deel van de uiting;

- De tekst die een waarschuwing of advies beschrijft valt niet binnen de gehanteerde definitie van een handeling;

- De video ‘De rautek greep vanaf de autostoel’ beschrijft geen afsluitende handeling.

Beeld

(4)

- Beide video’s over de rautekgreep beelden geen afsluitende handelingen uit;

- Een ‘pan’ functioneert als wisseling van een aspect. Het verhaallijn van de video wordt verlaten om conditionele handelingen te tonen;

- Het tonen van een resultaat gaat gepaard met stilstaand beeld;

- Op basis van huidige definities blijken de toegevoegde elementen een toelichting (controle informatie) op het resultaat.

Tekst-Beeld relatie

- In de video’s vallen 25% van de uitingen binnen een shot;

- Bij de video’s over het zwachtelen valt 51% van de tekst binnen een shot, door de langdurende shots;

- Bij de video over de stabiele zijligging valt 12% van de uitingen binnen een shot, een verklaring kan zijn dat tijdens de montage de Voice Over niet op het juiste moment in de video is gezet; - Een waarschuwing en advies worden alleen genoemd en niet uitgebeeld.

Naar aanleiding van het corpusonderzoek zijn er drie subcategorieën toegevoegd. Het betreft de categorie ‘Onbeslisbaar’ binnen Perspectief. In hoeverre de Hulpverlener, Slachtoffer en/of Object zichtbaar zijn in beeld, bepaalt welk Perspectief is aangenomen. Wanneer de inhoud van het beeld wisselt van positie, waardoor de volledigheid varieert, kan er niet besloten worden van welk Perspectief er sprake is. Er is dus sprake van een Onbeslisbaar perspectief. Daarnaast is de Beeldtechniek ‘Vervagen’ toegevoegd. Het Oranje Kruis blijkt in de Documentstructuur gebruik te maken van Vervagen bij de wisseling van Instructie naar Eindinformatie. Tot slot is de categorie ‘Woorden’ toegevoegd aan de categorie ‘Toegevoegde elementen’. Naast een Logo, Pijl, Lijn of Symbool kunnen er ook Woorden in het beeld zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld ‘Let op’ bij een waarschuwing of het tonen van de titel. Met het toevoegen van deze drie categorieën kan gesteld worden dat het eindproduct van dit onderzoek een annotatieschema is voor het annoteren en analyseren van de basis taal- en beeldkenmerken van EHBO-instructie video’s. Toekomstige onderzoeken kunnen het annotatieschema verder uitbreiden door gespecificeerde categorieën toe te voegen. In het corpusonderzoek zijn de handelingen in beeld geanalyseerd op basis van de tekst, dit kan ook onafhankelijk van elkaar onderzocht worden. Bijvoorbeeld door iedere actie van de Hulpverlener te annoteren als Proces en Resultaat, zoals ‘opstaan’ en ‘neerknielen’. Dit geeft nieuwe inzichten in de inhoud van de video’s en hierdoor zal het annotatieschema uitbreid moeten worden. In het annotatieschema zijn de categorieën ‘Zoom in’, ‘Zoom out’ en ‘Alternatieve handelingen’ gedefinieerd, maar lijken minder van belang voor de beschrijving van de video’s. Het annoteren van video’s afkomstig van andere organisaties dan het Oranje Kruis kunnen dit bevestigen of weerleggen. Tot slot kan een gebruikersonderzoek waarin effectiviteit van bepaalde variaties in de video’s uitgevoerd moeten worden, leiden tot een verfijning van het annotatieschema.

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 7

2. Theoretisch kader... 9

2.1. Multimodale instructies ... 9

2.2. Tekst en beeld in instructies ... 10

2.3. Kenmerken van instructievideo’s ... 11

2.4. Annotatiesoftware ... 12

3. Methode ... 14

3.1. Het corpus ... 14

3.2. De ontwikkeling van het annotatieschema ... 15

3.2.1. Identificatie MI... 15

3.2.2. Documentindeling ... 16

3.2.3. Tekst ... 16

3.2.4. Beeld ... 19

4. Corpusanalyse ... 25

4.1. Het gebruik van het annotatieschema ... 25

4.2. Identificatie van de MI’s ... 26

4.3. Documentindeling ... 27

4.4. Tekstanalyse ... 27

4.5. Beeldanalyse ... 29

4.6. Tekst-Beeld relatie ... 32

4.7. Evaluatie van het annotatiemodel ... 34

5. Conclusie ... 36

5.1. De ontwikkeling van het annotatieschema ... 36

5.2. Het corpusonderzoek ... 38 5.2.1. Tekst ... 38 5.2.2. Beeld ... 39 5.2.3. Tekst-Beeld relatie ... 39 5.3. Antwoord op de hoofdvraag ... 40 5.4. Discussie ... 41 5.5. Vervolgonderzoek ... 42 Bibliografie ... 44

(6)

Bijlagen ... 48

Bijlage 1: Het annotatieschema voor video’s ... 49

Bijlage 2: Getranscribeerde tekst ... 56

Bijlage 3: Codeerschema handmatig annoteren ... 59

Bijlage 4: Annotaties in Excel ... 61

Bijlage 5: Annotatie getranscribeerde teksten ... 128

Bijlage 6: Verbeterd annotatieschema ... 139

(7)

1. Inleiding

Er is een duidelijke verschuiving zichtbaar als het gaat om de vormgeving van het lesmateriaal van tegenwoordig. Steeds meer scholen en organisaties bieden hun lesmateriaal digitaal aan. Dit geldt ook voor het lesmateriaal van het Oranje Kruis. Daar waar zij eerst hun lesmateriaal aanboden in gedrukte boeken, wordt dit materiaal tegenwoordig ondersteund door video’s. In de gedrukte boeken gaat het om multimodale instructies, communicatie via tekst en afbeeldingen. Van Dijk (2016) heeft zich verdiept in het coderen van deze statische eerstehulpinstructies. In het annotatieschema van Van Dijk (2016) zijn diverse eigenschappen opgesteld om de tekst, beeld en de relatie tussen tekst en beeld te beschrijven. Dit onderzoek richt zich op de dynamische eerstehulpinstructies van het Oranje Kruis. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de inhoud van de video’s. Wanneer de inhoud bekend is, kan vastgesteld worden in hoeverre bepaalde kenmerken van het gebruik van tekst en beeld effectief zijn in een gebruikerscontext en wellicht ook of en hoe de dynamische instructies een aanvulling zijn op de corresponderende instructies in het Oranje Kruisboekje. Het eindproduct van dit onderzoek is een codeersysteem voor dynamische instructies. Een codeersysteem zorgt voor een systematische codering van teksten en afbeeldingen van multimodale instructies (van Dijk, 2016:5). Het vernieuwde codeersysteem heeft ook een wetenschappelijke bijdrage, omdat er momenteel nog geen codeersysteem bestaat voor dynamische EHBO-instructies. Het codeersysteem maakt het mogelijk om de inhoud van dynamische instructies op een consistente en systematische wijze door diverse onderzoekers te analyseren en te testen in een gebruikerscontext. Het Oranje Kruis

In dit onderzoek staan de video’s van het Oranje Kruis, de Nederlandse organisatie voor EHBO-cursussen, centraal. Het Oranje Kruis voorkomt en beperkt gezondheidsschade door en voor burgers, door er aan bij te dragen dat meer burgers bekwaam zijn goede eerste hulp te bieden (Oranje Kruis, 2017). De missie is het verspreiden van kennis en kunde van EHBO in Nederland en dienen als een onafhankelijk certificerende organisatie op het gebied van Eerste Hulp (Oranje Kruis, 2018).

Doel van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is het opstellen van een annotatieschema om de inhoud van EHBO-instructie video’s te analyseren. Momenteel bestaat er alleen een annotatieschema voor statische instructies, samengesteld door van Dijk (2016) en voor een deel geïmplementeerd in Van der Sluis, Kloppenburg en Redeker (2016) . Het eindresultaat van dit onderzoek is een annotatieschema om ook dynamisch lesmateriaal te analyseren. De belangrijkste tekst- en beeldkenmerken en de tekst-beeld relatie worden vastgesteld. Daarnaast wordt het annotatieschema getoetst op volledigheid en wordt er inzicht gegeven in de inhoud van de video’s van het Oranje Kruis. Het wetenschappelijke doel is het leggen van een basisschema voor het annoteren van video’s. De volgende onderzoeksvraag staat in het onderzoek centraal: “Op welke manier kunnen tekst- en beeldkenmerken van dynamische EHBO-instructies beschreven worden?”

Om de hoofdvraag te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen opgesteld:

(1) Hoe worden de handelingen van de EHBO-instructie gerepresenteerd in gesproken tekst? (2) Hoe worden de handelingen van de EHBO-instructie gerepresenteerd in beeld?

(8)

Leeswijzer

Eerst zal er in hoofdstuk 2 het theoretisch kader worden beschreven. De belangrijkste onderzoeken, theorieën en begrippen uit de literatuur worden besproken. In hoofdstuk 3 wordt de totstandkoming en het ontwikkelde annotatieschema beschreven. Alle hoofd- en subcategorieën worden geïntroduceerd en middels een voorbeeld uitgelegd. Daarnaast wordt de methode rondom de toetsing van het annotatieschema beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de corpusanalyse op basis van het annotatiemodel. Daarin worden de eigenschappen van de video’s beschreven en een evaluatie uitgevoerd op het ontwikkelde annotatieschema. Tot slot bespreekt hoofdstuk 5 de conclusies op basis van de resultaten. Er wordt antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen van het onderzoek. Het verbeterde annotatieschema wordt gepresenteerd en er worden conclusies getrokken over de eigenschappen van de video’s van het Oranje Kruis. In dit hoofdstuk is ook de discussie terug te vinden en wordt er een aanbeveling gedaan voor een vervolgonderzoek.

(9)

2. Theoretisch kader

2.1. Multimodale instructies

Teksten komen voor in vele soorten en maten, met allemaal een ander doel. Instrueren is één van de zes communicatieve doelen van een tekst (Karreman et al., 2013:18; Lentz & Pander, 2004:389). Instructieve teksten hebben als doel om de doelgroep in staat te stellen bepaalde handelingen of taken uit te voeren (Karreman et al., 2013:19; Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013:144). Voorbeelden van teksten met een instructief doel zijn gebruiksaanwijzingen, recepten of routebeschrijvingen (Karreman et al., 2013:19). Ook in de gezondheidssector worden instructies gebruikt, bijvoorbeeld een gebruiksaanwijzing voor het innemen van medicijnen of het uitvoeren van EHBO gerelateerde taken. EHBO-instructies vallen onder de to-learn-situatie (Sticht, 1985:317; van Hooijdonk & Spooren, 2011:239). De inhoud van reading-to-learn tekst dient zo duidelijk en begrijpelijk mogelijk te zijn (Rijn, 2012:2). Bijvoorbeeld door het toevoegen van afbeelden (Katz, Kripalani & Weis, 2006). Bij een instructie is geen directe feedback op de tekst mogelijk, het ‘gesprek’ is eenzijdig en voor de gebruiker is er geen directe mogelijkheid om te reageren op de instructie (Steehouder & Jansen, 1997). Door deze eigenschappen is het wenselijk dat een dergelijke instructie zo goed mogelijk aansluit bij het uitgangspunt van de gebruiker.

Vele instructies worden gepresenteerd als multimodale instructie, wat wil zeggen dat er sprake is van een samenspel tussen tekst en beeld. De combinatie van tekst en beeld in een instructie heeft een positief effect op de uitvoering en het onthouden van de instructie (Katz, Kripalani & Weis, 2006; van Hooijdonk & Spooren, 2011; van Hooijdonk & Krahmer, 2008; Mayer & Gallini, 1990; Weelden, 2007; Kools, Wiel, Ruiter & Kok, 2006). Schnotz (2002:102) beschrijft dat om deze reden lesmateriaal tegenwoordig gepresenteerd wordt als multimodale boodschap. Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van medische instructies, maar minder naar het grafische ontwerp (Kools, Wiel, Ruiter & Kok, 2006:104). Daarbij richten de onderzoeken zich voornamelijk op de relatie tussen tekst en beeld bij statische multimodale instructies.

Lezers van statische instructies richten zich in eerste instantie op de tekst, om vervolgens te schakelen naar het beeld (Eppinga, 2017). Als er in de tekst expliciet verwezen wordt naar de afbeeldingen (bijv. met ‘zie afbeelding 1’) hebben lezers meer aandacht voor het beeld en gaan daardoor meer schakelen tussen de tekst en het beeld (Nieuwsveld 2006; Weelden, 2007). Meer schakelen leidt tot beter tekstbegrip en leerprestaties (Mayer & Gallini, 1990; Weelden, 2007; Nieuwveld, 2006). Een instructie waarbij de lezers een micro switch maken tussen tekst en beeld, is vele malen beter te verwerken dan de macro switch tussen tekst en een voorwerp of handeling (Kools, Wiel, Ruiter & Kok, 2006). Het toevoegen van afbeeldingen voorkomt misverstanden en zorgt ervoor dat de lezer de instructie beter onthoudt (Katz, Kripalani & Weis, 2006). Van Hooijdonk en Spooren (2011) concludeerden dat multimodale teksten een positieve bijdrage leveren op de verwerking van de informatie. Multimodale teksten leiden ook tot het beter onthouden en uitvoeren van de instructie en het verhogen van de begrijpelijkheid en de aandacht van de lezer (Houts, Doak, Doak & Loscalzo, 2006).

Tekst kan in de geschreven of gesproken vorm gepresenteerd worden en beeld in statische beelden (afbeeldingen) of dynamische beelden (animaties) (Janssens, 2013). Het onderzoek van Sloterwijk (2015) toont aan dat wanneer tekst en beeld geïntegreerd worden in een video de handelingen beter worden

(10)

onthouden. Het leren wordt ook beïnvloed door motivatie en het oefenen. Het leren middels observatie is pas succesvol als iemand gemotiveerd is om het in een video getoonde gedrag te imiteren (Bandura, 1997). Rosen, Salas, Pavlas, Jensen, Fu en Lampton (2010) zijn ervan overtuigd dat het demonstreren, leren door middel van een video, sterk effectief is en dat oefenen belangrijk is voor het reproductieproces. Oefenen kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Bijvoorbeeld door de handelingen in de video te herhalen of door de situatie in de video na te bootsen en zelf de handelingen uit te voeren (Zigoli, 2015). Ertelt (2007) toont in haar onderzoek aan dat men significant beter scoort wanneer er na aanleiding van de video-instructie een oefentaak wordt gegeven. Toch lijkt men minder te oefenen tijdens het zien van een video. Van Hooijdonk en Krahmer (2008) concluderen dat men minder oefent omdat de video een informatief compleet model van de taak biedt. Dit gaat in tegen de criteria van Van der Meij en Van der Meij (2014) dat een video instructie de gebruiker moeten uitnodigen om na het kijken te gaan oefenen.

2.2. Tekst en beeld in instructies

Het instructieve doel wordt doorgaans vervuld door procedurele informatie: de beschrijving van stappen (van der Meij & van der Meij, 2014; Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013:144). Door het beschrijven van de stappen wordt duidelijk wat er van de gebruiker verwacht wordt. Volgens Steehouder en Jansen (1997: 8) kunnen stappen in tekst op twee manieren worden herkend. De eerste is de gebiedende wijs: een taalvorm voor het geven van opdrachten. De tweede manier is de aanspreekvorm waaraan de gebruiker kan herkennen of hij de handeling moet uitvoeren. Karreman, Loorbach en Steehouder (2013:144) voegen hier ‘het visueel scheiden van de verschillende acties’ aan toe. De tekst kan uitgeschreven of uitgesproken worden. Het uitspreken gebeurt middels een Voice Over. De Voice Over is een stem die een toelichting geeft op de beelden (van der Meij & van der Meij, 2014). Janssens (2013) deed onderzoek naar de presentatie van tekst, waarbij geschreven en gesproken instructies met elkaar vergeleken werden. Uit het onderzoek bleek dat de presentatie van de tekst (geschreven, gesproken of kernwoorden) geen invloed heeft op de uitvoerbaarheid van de instructie. Toch lijkt de presentatie wel van groot belang. Onderzoek van Van Hooijdonk en Spooren (2011) toont aan dat een betere presentatie minder belastend is en leidt tot betere uitvoering van de taak. Ook heeft de manier waarop de instructie gepresenteerd is invloed op de tijd waarin de taak wordt uitgevoerd (van Hooijdonk & Krahmer, 2008). Tijdens het schrijven van een stapsgewijze instructie dient er rekening gehouden te worden met hoe de handelingen omschreven worden om het verwerken van de informatie te optimaliseren (Karreman & Steehouder, 2000). Het gebruiken van een handelingswerkwoord in de gebiedende wijs wordt gezien als de meest directe en bondige formulering van acties in instructies (Steehouder & van Bart, 2008). Dit leidt tot het sneller en beter lezen van de instructie (Karreman & van Norel, 2013). Daarnaast is het van belang dat de tekst en het beeld gelijktijdig gepresenteerd worden (Mayer en Anderson, 1992). Tot slot zijn, volgens van der Meij en van der Meij (2014), ‘toegankelijk’, ‘kort’, en ‘helder’ belangrijke voorwaarden voor een goede instructievideo. Het verschil tussen tekst en beeld zit in de presentatie. Beeld kan voor verschillende doelen worden ingezet: het vertellen van een universele boodschap, vergelijk, prikkelen, emotioneren, vermaken, vertellen, bewijzen en overtuigen (geciteerd uit Van den Broek, Koetsenruijter, de Jong & Smit, 2015:33). Teksten kunnen voor andere doeleinden worden ingezet. Het verschil tussen tekst en beeld komt door de verschillende codeersystemen (Van Hooijdonk & Krahmer, 2008). Dit beïnvloedt het type informatie dat overgebracht kan worden. Beeld wordt niet beperkt door de lineaire structuur die tekst kent en is daarom aantoonbaar efficiënter in het representeren van niet-lineaire relaties van objecten (van Hooijdonk & Krahmer, 2008). Bij een instructie is het van belang dat de gebruiker in staat moet zijn om een correcte

(11)

mentale representatie van te instructie te maken (Maes, Ummelen en Hoeken, 1996) Visualisaties in de instructies maken dit proces makkelijker (Marcus, Cooper & Sweller, 1996).

2.3. Kenmerken van instructievideo’s

In enkele recente studies lag de focus op de instructie-effecten van dynamische beelden (van Hooijdonk & Krahmer, 2008). Daarbij werd er gekeken naar de invloed en niet de inhoud van de instructies. Het vervangen van statische afbeeldingen door animaties heeft een positief effect op de prestaties van de gebruikers (Velde, 2015). Tversky en Morrison (2002) geven als verklaring dat animaties effectiever zijn in het overbrengen van complexe systemen dan statische afbeeldingen. Het positieve effect heeft ook betrekking op minder complexe systemen. Onderzoek van Van Hooijdonk en Krahmer (2008) toonde aan dat video’s leiden tot consistentere en hogere leerprestaties, zowel voor eenvoudige als moeilijke oefeningen. Tversky, Morrison en Betrancourt (2002) werpen een kritische blik op bestaande onderzoeken waarin statisch en dynamisch materiaal met elkaar vergeleken worden. Zij stellen dat het een oneerlijke vergelijking is en animaties daarom vaak onterecht als superieur worden gezien. Dit komt omdat een animatie meer informatie bevat dan statisch materiaal, waardoor een vergelijking een vertekend beeld geeft (Tversky, Morrison & Betrancourt, 2002: 257). Zij stellen dat animaties vaak te complex of te snel zijn om nauwkeurig te worden waargenomen. Daarbij worden vele continue gebeurtenissen opgevat als reeksen van discrete stappen. Er zijn verschillende beschrijvingsniveaus voor de informatie in een instructievideo. Waarbij tekst en beeld bepaalde analyse eenheden en bepaalde kenmerken hebben. Daarnaast dient de indeling van een video geanalyseerd te worden. Een EHBO-instructie kan verschillende tekstuele elementen bevatten, zoals een preambule (bijvoorbeeld de titel), de instructie (de stappen) en de afsluitende informatie (bijvoorbeeld het in de gaten houden van de wond of het eventueel bezoeken van een huisarts) (van der Sluis, Eppinga & Redeker, 2017). In dit onderzoek wordt een annotatiesysteem ontwikkeld met als doel de informatie per modaliteit te beschrijven en wel op zo’n manier dat de presentatie van de instructie samenhangend beschreven kan worden.

Binnen de instructie kan er gekeken worden naar de informatie die gegeven wordt. Bij het analyseren van de stappen kunnen status (voorbereidende acties, kernacties en afsluitende acties) en aspect (proces en resultaat) van elkaar onderscheiden worden (van der Sluis, Eppinga & Redeker, 2017). Bij een tekenbeetinstructie is het pakken van de pincet een voorbereidende handeling, gevolgd door kernhandelingen zoals pakken of eruit trekken van de teek en tot slot de afsluitende handeling zoals het ontsmetten van de wond (van der Sluis, Eppinga en Redeker, 2017). Daarnaast kunnen de stappen ook andere informatie bevatten. Het gaat bijvoorbeeld om de beschrijving van situaties waarin bepaalde procedures wel of niet uitgevoerd kunnen worden (Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013:145). Instructies kunnen dus betrekking hebben op verschillende type handelingen (verplichte of conditionele handelingen). In het geval van de tekenbeetinstructies kan een conditionele handeling zijn dat het slachtoffer naar de huisarts moet wanneer de wond een langere tijd rood blijft. Naast handelingen kunnen instructies ook controle informatie bevatten, denk aan een waarschuwing, toelichting of motivatie (van der Sluis, Eppinga & Redeker, 2017). Een instructie bevat controle-informatie wanneer de gebruiker kan nagaan of de handeling correct is uitgevoerd (Van Dijk, 2016). Ook ‘voorwaarde’ en ‘advies’ vallen onder de categorie ‘controle-informatie’ (Steehouder & Jansen, 1997). Steehouder en Jansen (1997) geven een beschrijving van een waarschuwing, toelichting, motivatie, voorwaarde en advies. Een waarschuwing wordt door hen beschreven als het benadrukken van de risico’s middels ‘Let op’ of een uitroepteken. Een toelichting is een nadere uitleg van bijvoorbeeld een begrip. Een motivatie is nadere uitleg waarom een

(12)

Een onderzoek met een gebruiksaanwijzing 12 handeling uitgevoerd moet worden. Zij beschrijven een voorwaarde als een startpunt van de instructie, waaraan voldaan moet worden voordat de instructie kan beginnen. En tot slot een advies: hierin wordt uitgelegd hoe de hulpverlener de handeling het beste kan uitvoeren. De handelingsstatus, handelingsaspect, handelingstype en controle informatie geven verschillende soorten informatie over de kenmerken van de tekst en het beeld in een instructie.

Daarnaast kan het beeld nog andere kenmerken bevatten. Bij een video kan er per fragment gekeken worden naar de kenmerken van elk Shot. Een shot is een ongebroken opname en meerdere shots vormen een scène (VMBO Filmschool, z.d.). Regneri et al. (2013) maakten, in hun onderzoek naar kookinstructies, onderscheid tussen de activiteiten die men uitvoert en de objecten die hiervoor gebruikt worden. Het gebruik van objecten maakt de instructie begrijpelijker, omdat gebruikers weten welke functies de objecten hebben (Glenberg & Robertson, 1995:5). Ook het tonen van menselijke weergaven is, volgens Hoogwegt, Maes en Van Wijk (2009:291), bevorderlijk voor de begrijpelijkheid. Waar het in de instructie om draait zijn de handelingen die de hulpverlener uitoefent op het slachtoffer, waarbij mogelijk objecten gebruikt worden. Er kan dus een onderscheid gemaakt worden in drie soorten weergaven in een instructie: de hulpverlener, het slachtoffer en objecten zoals een pincet of een bril. In het beeld kunnen ook andere elementen toegevoegd worden. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee visuele elementen: beelden en vormen (geciteerd uit Van den Broek, Koetsenruijter, de Jong & Smit, 2015). Beelden worden vastgelegd door een camera en hier kunnen vormen aan toegevoegd worden. Voorbeelden van toegevoegde elementen in instructies zijn pijlen en cijfers (Shao, Li, Rong, Zheng & Zhou, 2016). Pijlen worden, vanwege het gunstige effect op de begrijpelijkheid, vaak gebruikt in instructies (Hoogwegt, Maes & Van Wijk, 2009:280). Pijlen kunnen een verbinding tussen verschillende elementen of een volgorde aanduiden (Heiser & Tversky, 2006). Naast de inhoud van het beeld, kunnen de beelden zelf ook op verschillende manieren gepresenteerd worden. Een camera kan gebruik maken van verschillende perspectieven en beeldtechnieken, wat leidt tot verschillende shots. Shao et al. (2016) geven aan dat in een instructie het beeld kan in- en uitzoomen om de situatie van heel dichtbij te laten zien om zo specifieke stappen of locaties in het beeld te belichten. Door het in- en uitzoomen neemt het beeld een ander perspectief aan. Van de Broek et al. (2015) maken een onderscheid in dichtbij (close up) en verder weg (afstandelijk). De meer gebruikte termen in de filmwereld zijn Close up, Medium Shot en Totaal Shot (VMBO Filmschool, z.d.). Het perspectief dat je gebruikt is belangrijk voor het verhaal, het vertelt veel over de personages (VMBO Filmschool, z.d.). Animaties die gebruik maken van Close-up, in en uitzoomen, alternatieve perspectieven en snelheidscontrole vergemakkelijken het begrip (Tversky, Morrison & Betrancourt, 2002: 256-257). Op basis van de literatuur kan er onderscheid gemaakt worden in de volgende kenmerken voor beeld: ‘Toegevoegde elementen’, ‘Inhoud weergave’, ‘Perspectief’ en ‘Beeldtechniek’.

2.4. Annotatiesoftware

Voor het annoteren van video’s bestaan er diverse softwaretools, zoals Anvil1 en Elan2. In deze tools kunnen video’s geladen en geannoteerd worden volgens een bepaald annotatieschema. Zo’n annotatieschema kan gedefinieerd worden in een hiërarchische structuur met hoofd- en subcategorieën. Het annotatieschema voor dit onderzoek is ontwikkeld in Anvil versie 6. Anvil maakt een onderscheid in Groups, Tracks en Attributes. Groups worden gezien als hoofdcategorie (Kipp, 2014). Tekst en Beeld zijn voorbeelden van Hoofdcategorieën. Binnen tekst en het beeld worden subcategorieën opgesteld om de eigenschappen vast te stellen. Bij Anvil worden binnen een Group Tracks opgesteld om de subcategorieën toe te voegen. Anvil onderscheidt de volgende tracks: ‘Primary track’, ‘PrimaryPoint track’, ‘Singleton track T’, ‘Span track T’

(13)

en ‘Subdivision track T’. In Afbeelding 1 staan de eigenschappen van iedere track geïllustreerd. Een Primary track wordt toegekend aan een categorie waar andere categorieën van afhankelijk zijn. Een uiting van een Voice Over is hier een voorbeeld van. Er kan inhoudelijk niks over deze uiting gezegd worden wanneer er geen uiting plaatsvindt. De andere type tracks maken het mogelijk om inhoudelijk in te gaan op de Primary track. Met de Singleton track T wordt er een eigenschap toegekend aan de hele Primary track. In Afbeelding 1 is zichtbaar dat Singleton Track T dezelfde lengte bevat als de Primary track. Een voorbeeld kan zijn dat in de Primary track de uiting van de Voice Over wordt vastgesteld en de Singleton track T aangeeft of de uiting afkomstig is van een mannelijke of vrouwelijk Voice Over. Een andere mogelijkheid is de Span track T. Deze track wordt ingezet om een eigenschap toe te kennen aan meerdere Primary tracks en de ruimte die er tussen zit, zie (d) in Afbeelding 1 ter verduidelijking. In het voorbeeld staan de woorden, van bijvoorbeeld een Voice over, weergegeven in de Primary track en de Span track T geeft aan dat deze woorden leiden tot een vraag. Tot slot is er de Subdivision track T. Deze track is een verfijning van de Singleton track T omdat er binnen de Primary track verschillende eigenschappen toegekend kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer de Primary track een hele zin vastlegt, kan via de Subdivision track T bepaald worden welk deel een werkwoord, bijwoord of andere taalverschijnselen bevat.

Binnen iedere track wordt een Attribute toegevoegd: String, Number, Boolean of ValueSet (Kipp, 2014). Bij String kan er binnen de annotatie geschreven worden, bijvoorbeeld de uiting van de Voice Over. Number geeft de annotatie een nummer, wat gebruikt wordt bij ieder shot. Bij Boolean kan aangegeven worden of er sprake is van ‘true’ of ‘false’, wat niet van toepassing is bij de EHBO-instructies. En tot slot de ValueSet, waarin een keuzemenu samengesteld kan worden. Bijvoorbeeld of het beeld groen, blauw of rood is. Het is dan niet mogelijk om meerdere eigenschappen te kiezen. Bij Elan zijn deze afhankelijkheden soortgelijk, er wordt alleen gesproken over ‘Tiers’ in plaats van ‘Tracks’. Er wordt gesproken over Parent en Child Tiers om de afhankelijk te bepalen.

(14)

3. Methode

Dit onderzoek bestaat uit twee onderdelen. In het eerste deel wordt het proces rondom de ontwikkeling van het annotatieschema beschreven. Voor het ontwikkelen van een annotatieschema is er eerst een videocorpus samengesteld. Tijdens het opstellen van het corpus is er gekeken naar video’s van het Oranje Kruis en de Nederlandse Reanimatieraad (NRR)3. De NRR is een overlegorgaan van de Nederlandse Hartstichting, het Nederlandse Rode Kruis, Het Oranje Kruis en de vereniging van Artsen (Nederlandse Reanimatie Raad, z.d.). In Sectie 3.1. wordt uitgelegd middels welke selectiecriteria het corpus is samengesteld. Na het opstellen van het corpus is de inhoud van de video’s bekeken, om vast te stellen welke hoofd- en subcategorieën van toepassing waren. Daarbij is er gekeken naar tekstuele informatie (m.n. de Voice over) en filmische elementen (Shots). Vervolgens is het nieuwe annotatieschema getest door alle video’s van het Oranje Kruis te annoteren, om vast te stellen of het schema de basis taal- en beeldkenmerken vaststelt. Op deze manier kan er antwoord gegeven worden op de vraag: “Op welke manier kunnen tekst- en beeldkenmerken van dynamische EHBO-instructies beschreven worden?”.

3.1. Het corpus

Het Oranje Kruis ontwikkelt zowel statisch als dynamisch lesmateriaal. Het statische lesmateriaal is terug te vinden in de gedrukte lesboeken en het dynamische lesmateriaal, dat voor huidig onderzoek gebruikt wordt, is beschikbaar via een Layar applicatie en YouTube4. Het YouTube kanaal van het Oranje Kruis bevat ook video instructies van de Nederlandse Reanimatie Raad. Tijdens het samenstellen van het corpus stond de volgende selectiecriteria centraal:

- De video bevat een instructie;

- De instructie is niet middels een animatie uitgebeeld; - De video is afkomstig van het Oranje Kruis;

- De video is voorzien van een Voice Over.

In totaal telt het YouTube-kanaal van het Oranje Kruis 19 video’s bestaande uit 10 instructies, 6 animaties en 3 video’s over het Oranje Kruis zelf. Binnen de 10 instructies heeft het Oranje Kruis 4 video’s die niet bruikbaar zijn voor het onderzoek. Het betreft de video ‘Reanimatie met twee eerstehulpverleners’, omdat in deze video de gesproken instructies van de AED afkomstig zijn. De video’s ‘Bewusteloos en geen (normale) ademhaling’ en ‘Reanimatie van drenkelingen en kinderen’ zijn ook niet meegenomen. In deze video’s komt geen gesproken of geschreven tekst voor en wordt alleen de handeling voorgedaan. Tot slot is de video ‘Wat doe je als een zuigeling zich ernstig verslikt heeft?’ niet meegenomen in het corpus omdat deze video afkomstig is van de NRR. Het Oranje Kruis maakt gebruik van de video’s van de NRR, maar hebben de video’s niet zelf ontwikkeld. De inhoud en presentatie van de video’s wijkt af van die van het Oranje Kruis. Om een uitspraak te kunnen doen over het corpus is er daarom gekozen om alleen de video’s mee te nemen die zijn samengesteld door het Oranje Kruis. De video’s bevatten verschillende taken, maar hebben dezelfde opmaak. In totaal telt het corpus 6 video’s van het Oranje Kruis. Om welke video’s het gaat, staat beschreven in Tabel 1.

(15)

MI ID Taak in video Link YouTube

MI 1 Een slachtoffer in de stabiele zijligging leggen. https://www.youtube.com/watch?v=7l0Qd1rb1fA MI 2 Een bewusteloos slachtoffer van de buik op de rug draaien. https://www.youtube.com/watch?v=zwad7itxdfc MI 3 De rautekgreep vanaf een autostoel. https://www.youtube.com/watch?v=-ieSHsP-9Cg MI 4 De rautekgreep vanaf de grond. https://www.youtube.com/watch?v=Zt9yqRmVPG8 MI 5 Het zwachtelen van een voet en enkel. https://www.youtube.com/watch?v=N1uRy0axj7M MI 6 Het zwachtelen van een hand en pols. https://www.youtube.com/watch?v=W2j-bVt1aZ0

Tabel 1: Het corpus

3.2. De ontwikkeling van het annotatieschema

Het annotatieschema is ingedeeld in vier hoofdcategorieën: Identificatie MI, Documentindeling, Tekst en Beeld met telkens een aantal subcategorieën. Er volgt een uitleg van alle hoofd- en subcategorieën die zijn opgesteld om de inhoud van de video’s te annoteren. Het volledige schema is terug te vinden in Bijlage 1. In dit schema zijn alle hoofd- en subcategorieën opgenomen en voorzien van een definitie en voorbeeld.

3.2.1. Identificatie MI

Voorafgaand aan de inhoud van de video moet de meta informatie over de video worden vastgelegd. Van Dijk (2016) beschrijft dit als de identificatie van de MI. De hoofd- en subcategorieën die zijn opgesteld voor de identificatie van de MI, staan in Tabel 2. De video krijgt een uniek nummer (MI ID) en de titel, taak, doelgroep van de video worden beschreven. Daarnaast wordt de naam de organisatie geregistreerd en de datum waarop de video gepubliceerd is (achtergrondinformatie). De titel betreft de benaming die de bron van de video geeft aan het bestand. Naast de titel wordt vaak een taakomschrijving gegeven, waarin duidelijk wordt waar de instructie over gaat. Bij de doelgroep worden dezelfde eisen opgesteld als in het annotatieschema voor statische instructies van Van Dijk (2016):

- Volwassenen: Meerderjarigen. Het betreft ook de instructies die bedoeld zijn voor ouders om uit te voeren bij hun kind;

- Kinderen: Minderjarigen. Te herkennen aan verkleinwoordjes en/of kinderlijk taalgebruik;

- Medisch geschoolden: Volwassenen of kinderen in opleiding of met een EHBO of BHV diploma. Te herkennen aan de vaktaal. Voorbeeld: “Haal een AED” of “Gooi weg in de naaldencontainer”. Een niet medisch geschoolde kent de begrippen ‘AED’ en ‘naaldencontainer’ niet.

Hoofdcategorie Subcategorie Definitie

Identificatie van MI MI ID Nummer dat de MI uniek identificeert.

Titel De titel van de video zoals die door de bron beschreven wordt.

(16)

Doelgroep De doelgroep voor wie de video bedoeld is. Volwassen, kinderen of medisch geschoolden.

Naam van de organisatie De naam van de organisatie die de video aanbiedt.

Achtergrondinformatie Achtergrond informatie over de video, bijvoorbeeld de datum van publicatie.

Vindplaats De URL waarop de video gevonden is. Tabel 2: Hoofd- en subcategorieën voor Identificatie MI.

3.2.2. Documentindeling

De documentindeling kan verschillende componenten bevatten, namelijk Preambule, Instructie, Eindinformatie of Eindinformatie. Tabel 3 geeft alle hoofd- en subcategorieën binnen de documentindeling weer. Bij de Preambule gaat het om de inleiding van de video, waarin bijvoorbeeld de taak van de video benoemd wordt. Wanneer de taak van de video besproken en uitgebeeld wordt, vindt de Instructie plaats. De aftiteling, ofwel de Eindinformatie, geeft aan dat de Instructie is afgelopen. In de aftiteling kan bijvoorbeeld het logo van de organisatie opnieuw getoond worden. Daarnaast kunnen ook andere partijen in beeld verschijnen, bijvoorbeeld informatie over een samenwerking. Deze informatie staat los van de Preambule, Instructie en Eindinformatie en wordt gezien als Externe informatie.

Hoofdcategorie Subcategorie Definitie

Documentindeling Preambule Een preambule gaat vooraf aan de eigenlijke instructie. Bijvoorbeeld de titel van de video of de naam van de organisatie. Ook kan het gaan om informatie die uitlegt hoe de instructie gelezen dient te worden of wat men moet doen om de instructie goed uit te voeren.

Instructie De beschrijving van de taak + de controle-informatie.

Eindinformatie Eind informatie is informatie die gepresenteerd wordt aan het einde van de video, als de beschrijving van de eigenlijke instructie al afgelopen is.

Externe informatie Informatie die losstaat van de preambule, instructie en eindinformatie. De informatie zegt iets over Externe partijen.

Tabel 3: Hoofd- en subcategorieën voor Documentindeling.

3.2.3. Tekst

Voor de tekstanalyse wordt er gekeken naar de uitingen van een Voice Over. Uitingen zijn syntactische eenheden en kunnen bestaan uit één of meerdere handelingen of andere informatie zoals controle informatie. Een uiting is een toelichting van een stem, zoals de Voice Over. De Voice Over kan commentaar geven over het nut van een bepaalde methode (de doelen), de lastige obstakels en de keuzes die de gebruiker moet maken (van der Meij & van der Meij, 2014). Iedere uiting van de Voice Over krijgt een annotatie. Voor de indeling in uitingen wordt gelet op intonatie en stiltes. In de hier geanalyseerde video’s zijn de uitingen steeds door langere stiltes gescheiden. Per uiting zijn de handelingen geïdentificeerd. Iedere handeling start met een gebiedende wijs, echter bevat niet iedere uiting een handeling. Het uitschrijven van de teksten maakt het mogelijk de aanwezigheid van iedere categorie vast te stellen. De transcripten van alle

(17)

video’s zijn terug te vinden in Bijlage 2. De hoofd- en subcategorieën die zijn opgesteld om de inhoud van de uiting te onderzoeken, staan weergegeven in Tabel 4. Per uiting wordt er gekeken naar de volgende hoofdcategorieën: Handelingstype, Handelingsstatus, Handelingsaspect en Controle informatie. Alle hoofdcategorieën en bijbehorende subcategorieën binnen ‘Tekst’ worden hieronder nader uitgelegd. Handelingstype

Allereerst kan er een onderscheid gemaakt worden in het type handeling. Binnen een instructie zijn handelingen in te delen in voorbereidende, kern- en afsluitende handelingen. Bijvoorbeeld in MI 2: Een bewusteloos slachtoffer van de buik op de rug draaien. De instructie start niet direct met het omdraaien van het slachtoffer. Voorafgaand aan deze handelingen vinden er voorbereidende handelingen plaats. Zoals het neerknielen en kijken of het slachtoffer bij bewustzijn is. De eerste drie handelingen uit MI 2 staan hieronder beschreven.

Handeling 1: Kniel op beide knieën aan de kant van het gezicht van het slachtoffer. Handeling 2: Schud voorzichtig met de schouders.

Handeling 3: kijk of het slachtoffer bij bewustzijn is.

Hierna volgen de kernhandelingen, wat wil zeggen dat de kerntaak wordt uitgevoerd. Dit begint bij MI 2 bij het naast elkaar leggen van de benen (handeling 4) en eindigt wanneer het slachtoffer is omgedraaid (handeling 11).

Handeling 4: Leg de benen naast elkaar.

Handeling 11: duw met je andere hand tegen het schouder tot het slachtoffer op de rug ligt.

Tot slot de afsluitende handelingen. Deze handelingen hebben geen betrekking meer op het omdraaien van het slachtoffer, maar hoort wel bij de instructie. De afsluitende handeling kan ook wel de nazorg genoemd worden. Bij MI 2 gaat het om handeling 12, de laatste handeling uit de instructie.

Handeling 12: Beoordeel nu de ademhaling met de kinlift.

Handelingsstatus

Bij het uitvoeren van de instructie kan het voorkomen dat bepaalde handelingen afhankelijk zijn van de situatie waarin de hulpverlener en slachtoffer zich bevinden. Deze handelingen worden wel genoemd in de instructie, maar hoeven niet altijd uitgevoerd te worden. Het kan gaan om alternatieve of conditionele handelingen. Bij alternatieve handelingen worden een handeling beschreven die op twee manieren uitgevoerd kan worden. Bijvoorbeeld: Buig voorover of kniel neer. Bij conditionele handelingen worden handelingen beschreven die niet door iedere hulpverlener uitgevoerd dient te worden. Deze handelingen hoeven niet uitgevoerd te worden als de situatie daar niet naar is. Een voorbeeld is handeling 2 uit MI 3: De rautekgreep vanaf een autostoel. In de handeling wordt aangegeven dat ‘zo nodig’ de voeten onder de pedalen vandaan gehaald moeten worden. Het ligt eraan of de voeten van het slachtoffer onder de pedalen zitten of deze handeling uitgevoerd dient te worden. Wanneer er geen sprake is van een alternatieve of conditionele handeling, gaat het om een verplichte handeling.

(18)

Handelingsaspect

De uiting kan ingaan op twee verschillende aspecten van de handeling: proces of resultaat. Over het algemeen is een instructie een procesbeschrijving, echter komt het ook voor dat het resultaat benoemd wordt. In onderstaand voorbeeld, handeling 3 uit MI 3, gaat dan om het tweede deel van een uiting. Eerst wordt er aangegeven wat de gebruiker moet doen en vervolgens welk resultaat deze handeling teweegbrengt. Het resultaat geeft extra informatie over de handeling.

Handeling 3: Duw het slachtoffer met je rechterarm tegen stoelleuning.

Proces: Duw het slachtoffer met je rechterarm tegen de stoelleuning. Resultaat: om zo de spanning van de gordel te halen.

Controle informatie

Tot slot kan de tekst ook controle informatie bevatten. Maes, Ummelen en Hoeken (1996) definiëren controle informatie, ofwel resultaatinformatie, als tekst die expliciete gevolginformatie bevat dat de gebruiker de mogelijkheid biedt om te controleren of hij op de goede weg zit. Een waarschuwing, voorwaarde, motivatie, advies en toelichting zijn varianten van controle informatie. Een waarschuwing, ook wel probleeminformatie, wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de gebruiker ergens op moet letten tijdens het uitvoeren van de handeling (Maes et al, 1996). MI 3 laat een voorbeeld zien van een waarschuwing.

Waarschuwing: Let daarbij op waar je loopt.

Bij een voorwaarde gaat het om eisen waaraan de situatie of uitvoering van de handeling moet voldoen. Maes, Ummelen en Hoeken (1996) stellen dat het gaat om de voorwaarde waaraan voldaan moet worden voor een stap uitgevoerd kan worden. In de instructie van de Nederlandse Reanimatie Raad, over de verstikking van een zuigeling, is een voorwaarde opgenomen in de instructie.

Voorwaarde: Ook nu is het belangrijk dat het hoofd lager ligt.

Een motivatie in een instructie heeft als doel om het nut van een handeling te beschrijven. De gebruiker krijgt informatie om te begrijpen waarom deze handeling nodig is. In MI 5 komt een motivatie voor, die beschrijft waarom de hulpverlener de zwachtel bij iedere slag licht moet aantrekken.

Motivatie: zo geef je voldoende steun zonder af te knellen.

Een advies betreft informatie over hoe de gebruiker de handeling kan vermijden, inkorten of handig aanpakken (Maes et al., 1996). In MI 3 wordt een advies gegeven dat de hulpverlener het slachtoffer dichter tegen zich aan moet houden, zodat het tillen minder belastend voor de rug is. Het is aan de gebruiker om hier al dan niet iets met deze informatie te doen.

Advies: Hoe dichter je het slachtoffer tegen je aanhoudt hoe minder belastend het tillen is voor je rug.

Een andere vorm van controle informatie is een toelichting. Bij een toelichting wordt nadere uitleg gegeven over de handeling. Maes et al. (1996) beschrijven dat het gaat om de achtergrond van de handeling, ook wel declaratieve informatie genoemd. In MI 6 wordt een toelichting gegeven bij het zwachtelen. Er wordt aangegeven waarom de hulpverlener bij iedere slag de zwachtel licht moet aantrekken.

(19)

Toelichting: door met je handen te voelen of de borst en buik regelmatig op en neer gaan.

Tot slot de categorie ‘overig’. Binnen deze categorie gaat het niet om het uitvoeren van een handeling of een waarschuwing, voorwaarde, motivatie, advies of toelichting. In de instructie wordt de situatie geschetst die door de gebruiker gecontroleerd kan worden. Een voorbeeld van de categorie ‘Overig’ is afkomstig uit een video van de Nederlandse Reanimatie Raad over de verstikking van een zuigeling, waarin wordt aangegeven hoe het kind nu ligt. De hulpverlener kan de situatie controleren en eventueel aanpassen.

Overig: Het kind ligt nu veilig tussen je onderarmen.

Hoofdcategorie Subcategorie Definitie

Handelingstype Voorbereidende handeling Handelingen die uit te voeren zijn voorafgaand aan de eigenlijke taakuitvoering.

Kernhandeling Handelingen die behoren tot de eigenlijke taak.

Afsluitende handeling Handelingen die uit te voeren zijn na de eigenlijke taakuitvoering.

Handelingsstatus Verplichte handeling Een handeling is verplicht wanneer een lezer deze moet uitvoeren voor het verkrijgen van het beoogde resultaat.

Alternatieve handeling Een handeling is alternatief wanneer deze handeling als alternatief wordt aangeboden op de handeling die op een bepaalde manier niet mogelijk is.

Conditionele handeling Bij een conditionele handeling is er sprake van een bepaalde conditie. Bijvoorbeeld: Als het slachtoffer een bril draagt, neem die dan af.

Handelingsaspect Proces De presentatie van de handeling betreft een lopend proces van een handeling die wordt uitgevoerd.

Resultaat De presentatie van de situatie nadat een handeling is uitgevoerd.

Controle informatie Waarschuwing Een waarschuwing wijst op een mogelijk gevaar.

Voorwaarde Een voorwaarde is een eis dat iets het geval is.

Motivatie Een motivatie is een reden voor het uitvoeren van een handeling.

Advies Een advies is een beredeneerde aanbeveling om een bepaalde keuze te maken.

Toelichting Een toelichting is een nadere uitleg van een handeling.

Overig Overig betreft informatie die losstaat van de handeling. Tabel 4: Hoofd- en subcategorieën voor de uiting van de Voice Over.

3.2.4. Beeld

Het annoteren van beeld in een video is een complexer geheel dan tekst. Iedere honderdste van een seconde kan er iets in het beeld gebeuren. Om de inhoud van alle beelden te analyseren, is er voor gekozen het beeld per shot te analyseren. Een shot is een gefilmd fragment (van Dale, 2017). Een shot is een onafgebroken opname (VMBO Filmschool, z.d.). Binnen een Shot vinden er geen veranderingen plaats omtrent de activiteiten van de camera. Een verandering is het Perspectief, de Beeldtechnieken of het toevoegen van

(20)

elementen. Deze bepalen de grenzen van ieder Shot. Ieder shot in de video wordt genummerd. De categorieën die zijn opgesteld om de inhoud van ieder shot te analyseren, zijn terug te vinden in Tabel 5. Er wordt een onderscheid gemaakt in Perspectief, Beeldtechniek, Inhoud van weergave, Toegevoegde elementen en de Controle informatie. De categorieën Handelingstype, Handelingsstatus en Handelingsaspect worden zowel voor in de tekst- als beeldanalyse gebruikt. Voor de categorieën binnen de beeldanalyse, volgt hieronder een nadere uitleg.

Perspectief

Een eigenschap van het beeld dat direct te benoemen is, is het perspectief. De video’s van het Oranje Kruis wisselen geregeld van perspectief. Er zijn vijf verschillende perspectieven waar op gelet wordt tijdens het analyseren van het beeld. Te beginnen met de Close Up, waarin de focus wordt gelegd op een klein onderdeel van het grote geheel. De camera is dusdanig ingezoomd, dat slechts een onderdeel van het slachtoffer en/of hulpverlener zichtbaar is (zie Afbeelding 2). Bij een Medium Shot is de afstand tussen de camera en het onderwerp wat groter. Het slachtoffer en de hulpverlener zijn deels in beeld en de handelingen zijn duidelijk zichtbaar, zoals op Afbeelding 3. Afbeelding 4 laat zien dat bij een Long Shot zowel de hulpverlener als het slachtoffer grotendeels zichtbaar zijn. Wanneer de personen volledig in beeld zijn, gaat het om een Total Shot (zie Afbeelding 5). Zowel een Long Shot als een Total Shot kan gebruikt worden om de grove handelingen in beeld te brengen, bijvoorbeeld het verslepen van het slachtoffer. Tot slot is er een Split Screen. Dit betekent dat er meerdere weergaven in het beeld zichtbaar zijn. Een voorbeeld staat hieronder, in Afbeelding 6, weergegeven. De camera legt de handelingen van de hulpverlener via twee verschillende invalshoeken en perspectieven vast.

Afbeelding 2: Close Up (MI4). Afbeelding 3:Medium Shot (MI 4). Afbeelding 4: Long Shot (MI 4).

Afbeelding 5: Total Shot (MI 4). Afbeelding 6: Split Screen (MI 1).

Beeldtechniek

Naast de perspectieven komen er verschillende beeldtechnieken voor, waarbij het gaat om de verandering van de weergave. De categorieën die binnen beeldtechniek zijn opgesteld zijn: Stilstaand beeld, Pan, Zoom in en Zoom out. In de video worden bepaalde shots stilgezet. Er vindt geen beweging plaats in het beeld,

(21)

het beeld is tijdelijk ‘bevroren’. Bij een Pan wordt het beeld vervangen door een nieuw beeld. Dit nieuwe beeld schuift over het oude beeld heen. Zoals zichtbaar is op Afbeelding 7, 8 en 9 hieronder. Het voorbeeld betreft de overgang van de preambule naar de instructie. Het beeld schuift vanaf rechts over de titel heen. Het moment dat de verschuiving start, totdat er geen verschuiving meer plaats vindt wordt een ‘pan’ genoemd. Twee andere beeldtechnieken zijn het in- en uitzoomen van het beeld. De camera zoomt dan in of uit om van Perspectief te wisselen.

Afbeelding 7: Pan 1 (MI 2). Afbeelding 8: Pan 2 (MI 2). Afbeelding 9: Pan 3 (MI 2).

Inhoud weergave

Bij EHBO-instructies kunnen drie soorten inhoud weergegeven worden: de Hulpverlener, het Slachtoffer of een Object. Bij dit soort video’s spreekt de weergave van een Hulpverlener en/of het Slachtoffer voor zich. Wanneer een deel of het geheel van de desbetreffende persoon zichtbaar is, wordt dit meegenomen in de annotaties. Bij een Object kan het gaan om een bril, tafel, auto etc. Het gaat om objecten die los staan van de hulpverlener en slachtoffer. Afbeeldingen 10, 11 en 12 laten zien dat de drie soorten inhoud gelijktijdig in beeld kunnen zijn. De Hulpverlener kan alleen in beeld zijn, maar ook samen met het Slachtoffer of een Object.

Afbeelding 10: Slachtoffer (MI 4). Afbeelding 11: Hulpverlener en slachtoffer (MI 4). Afbeelding 12: Hulpverlener en object (MI 1).

Handelingstype

Het type handeling wordt zowel in de tekst- als beeldanalyse meegenomen. Bij de Handelingstype gaat het op voorbereidende, kern- of afsluitende handelingen. Daar waar de tekstanalyse inzicht geeft in de inhoud van de uiting, wordt bij de beeldanalyse duidelijk welke beelden er vertoond worden tijdens de desbetreffende handeling. Afbeelding 13, 14 en 15 laten zien welke beelden horen bij de voorbeelden die besproken zijn bij Handelingstype-Tekst. Afbeelding 13 betreft een Voorbereidende handeling, handeling 1: Kniel op beide knieën aan de kant van het zicht van het slachtoffer, uit MI 2. De Kernhandeling, handeling 11: Leg de benen naast elkaar, staat afgebeeld in Afbeelding 14. En tot slot de afsluitende handeling, handeling 12: Beoordeel nu de ademhaling met de kinlift, staat weergegeven in Afbeelding 15.

(22)

Afbeelding 13: Voorbereidende handeling (MI 2). Afbeelding 14: Kernhandeling (MI 2). Afbeelding 15: Afsluitende handeling (MI 2).

Handelingsstatus

In de uitleg werd duidelijk dat het bij Handelingstype gaat om verplichte, alternatieve of conditionele handelingen. Naast verplichte handeling, kan het voorkomen dat er een alternatief geboden wordt of dat de handeling alleen uitgevoerd dient te worden wanneer de situatie hier naar vraagt. Zoals in het genoemde voorbeeld, handeling 2: Haal zo nodig de voeten onder de pedalen vandaan, uit MI 3. De beeldanalyse geeft inzicht welke beelden getoond worden die betrekking hebben op deze handeling. Afbeeldingen 16 tot en met 18 laten zien hoe handeling 2 uit MI 3 wordt uitgebeeld.

Afbeelding 16: Conditionele handeling 1 (MI 3) Afbeelding 17: Conditionele handeling 2 (MI 3). Afbeelding 18: Conditionele handeling 3 (MI3).

Handelingsaspect

De beelden in een video laat het proces zien waarin de handelingen uitgevoerd dienen te worden. In het beeld kan ook het resultaat worden uitgelicht. Een video is een dynamische proces waarin alle handelingen uitgebeeld worden. Daarnaast kan het beeld ook resultaten tonen, bijvoorbeeld door het beeld stil te zetten. Zoals handeling 3 in MI 3: Duw het slachtoffer met je rechterarm tegen de stoelleuning om zo de spanning van de gordel te halen. Afbeelding 19 en 20 zijn screenshots uit de video waarin de hulpverlener het slachtoffer in een vloeiende beweging tegen de stoelleuning duwt. Afbeelding 21 laat het resultaat zien van het proces, namelijk een stilstaand beeld waarin laten zien wordt dat de spanning van de gordel is.

(23)

Toegevoegde elementen

Binnen beeldtaal zijn twee visuele elementen te onderscheiden: het beeld en de vormen (geciteerd uit Van den Broek, Koetsenruijter, de Jong & Smit, 2015). Het beeld wordt geregistreerd door de camera en vormen worden tijdens de montage aan het beeld toegevoegd. Er is een onderscheid gemaakt in vier soorten vormen: een logo, pijl, lijn en symbool. Net als de inhoud van de weergave, kunnen de toegevoegde elementen tegelijk voorkomen. Het logo van het Oranje Kruis wordt rechtsonder in de video weergegeven, zoals in Afbeelding 22. Daarnaast worden er ook lijnen gebruikt in de video, om het accent op een bepaald deel van de video te leggen (zie Afbeelding 23, een screenshot uit MI 4). Er wordt aangegeven dat de duimen naast de vingers moeten liggen om te voorkomen dat deze in de ribben van het slachtoffer duwen. Ook worden er symbolen toegevoegd aan de video. Bij een symbool gaat het om een icoon, tijdsaanduiding of object. MI 4 laat een symbool zien wanneer er wordt aangegeven dat de hulpverlener moet kijken of het slachtoffer een verwonding heeft aan zijn arm (zie Afbeelding 24). Tot slot kunnen er pijlen worden toegevoegd aan een video om een verband tussen twee elementen weer te geven of aan te geven welke richting een beweging op moet.

Afbeelding 22: Logo (MI 1). Afbeelding 23: Logo en lijnen (MI 4). Afbeelding 24: Logo en symbool (MI 4).

Controle informatie

Behalve voor beeld, wordt de Controle informatie ook in beeld geannoteerd. Wanneer de inhoud van de presentatie wijst op een mogelijk gevaar is er sprake van een waarschuwing. Bijvoorbeeld wanneer er een uitroepteken of gevarendriehoek wordt afgebeeld. Bij een toelichting geeft de inhoud van de presentatie een nadere uitleg van een handeling. De voorbeelden die zojuist gegeven zijn bij de toegevoegde elementen ‘lijnen’ en ‘symbolen’ zijn allemaal voorbeelden van een toelichting.

Hoofdcategorie Subcategorie Definitie

Perspectief CU: Close Up Bij een Close Up is een object of persoon van dichtbij in beeld gebracht. Er wordt een specifiek onderdeel van de handeling getoond.

MS: Medium Shot Bij een Medium Shot wordt het object of persoon gedeeltelijk in beeld gebracht.

LS: Long Shot Bij een Long Shot wordt het object of persoon grotendeels in beeld gebracht.

TS: Total Shot Een Total Shot laat het gehele object of persoon zien

(24)

Beeldtechniek Stilstaand beeld Er vindt geen beweging plaats in het beeld. Vanaf het moment waarop de bewegingen stoppen, totdat er weer een beweging zichtbaar is.

Pan Het beeld verschuift naar links, rechts, onder of boven. Vanaf het moment dat de verschuiving begint totdat de verschuiving eindigt.

Zoom in Een verandering van perspectief, waarin het beeld wordt vergroot. Vanaf het moment waarop de vergroting begint totdat de vergroting ophoudt..

Zoom out Een verandering van perspectief, waarin het beeld verkleind wordt. Vanaf het moment waarop de verkleining begint totdat de verkleining ophoudt.

Inhoud weergave Hulpverlener De hulpverlener is een onderdeel van de presentatie.

Slachtoffer Het slachtoffer is een onderdeel van de presentatie.

Object De presentatie bevat een object dat los staat van de hulpverlener of het slachtoffer. Bijvoorbeeld een bril, tafel, auto, etc.

Handelingstype Voorbereidende handeling Handelingen die uit te voeren zijn voorafgaand aan de eigenlijke taakuitvoering.

Kernhandeling Handelingen die behoren tot de eigenlijke taak.

Afsluitende handeling Handelingen die uit te voeren zijn na de eigenlijke taakuitvoering.

Handelingsstatus Verplichte handeling Een handeling is verplicht wanneer een lezer deze moet uitvoeren voor het verkrijgen van het beoogde resultaat.

Alternatieve handeling Een handeling is alternatief wanneer deze handeling als alternatief wordt aangeboden op de handeling die op een bepaalde manier niet mogelijk is.

Conditionele handeling Bij een conditionele handeling is er sprake van een bepaalde conditie. Bijvoorbeeld: Als het slachtoffer een bril draagt, neem die dan af.

Handelingsaspect Proces De presentatie van de handeling betreft een lopend proces van een handeling die wordt uitgevoerd.

Resultaat De presentatie van de situatie nadat een handeling is uitgevoerd.

Toegevoegde elementen Logo Het logo van de organisatie die de video aanbiedt wordt weergegeven in de video.

Pijlen Het inzetten of het gebruik van pijlen. Een pijl heeft een relatie/het verband tussen verschillende onderdelen weer. Bijvoorbeeld voor het aangeven van een richting of volgorde (van Dijk, 2016)

Lijnen Weergave van lijnen. Bijvoorbeeld om een bepaald onderdeel van het beeld te benadrukken.

Symbolen Weergave van een symbool ter ondersteuning of vervanging van de tekst. Bijvoorbeeld een icoon, tijdsaanduiding of object.

Controle informatie Waarschuwing De inhoud van de presentatie wijst op een mogelijk gevaar.

Toelichting De inhoud van de presentatie geeft een nadere uitleg van een handeling. Tabel 5: Hoofd- en subcategorieën voor Shot.

(25)

4. Corpusanalyse

Dit hoofdstuk presenteert de beschrijving van het corpus volgens het annotatiemodel. De methode waarop deze toetsing is uitgevoerd staat beschreven in Sectie 4.1. Alle video’s van het Oranje Kruis zijn geannoteerd met als doel het belang van de opgestelde categorieën te testen en inzicht te krijgen in de inhoud van de video’s. De poging om te werken met Anvil gestaakt. Alle video’s zijn vervolgens handmatig geannoteerd in Excel. Voor het annoteren via Excel is er een apart codeboek aangemaakt. In Bijlage 3 staat het schema weergegeven met alle codes die gebruikt zijn. Hoe iedere categorie geanalyseerd is, staat beschreven in Sectie 4.3. De bevindingen zijn terug te vinden in Bijlage 4 en worden in dit hoofdstuk per MI en categorie besproken.

4.1. Het gebruik van het annotatieschema

Tijdens de tekst- en beeldanalyse zijn eerst de begin- en eindtijd van iedere Uiting en Shot vastgesteld. De begin- en eindtijden zijn handmatig vastgesteld, waarbij er stappen van vierhonderdste van een seconde zijn gebruikt. De uiting zijn van elkaar te onderscheiden door de stiltes in de video. Alle uitingen zijn, voorafgaand aan de analyse, per video uitgeschreven. Per uiting is er gekeken naar het Handelingstype, Handelingsstatus, Handelingsaspect en de Controle informatie. De tekst van de Voice over is uitgeschreven omdat de gesproken tekst in de video dusdanig snel gaat, waardoor het lastig is de aanwezigheid van iedere categorie vast te stellen. Bij de analyse van het beeld zijn eerst de shots van elkaar onderscheiden. Dit begon met de verdeling van de Preambule, Instructie, Eindinformatie en Externe Informatie. De grootste lijnen zijn dan in kaart gebracht. Vervolgens wordt er binnen de Instructie gekeken naar het Perspectief. In de video’s werd veel gebruik gemaakt van wisseling van Perspectief, waardoor er veel Shots te onderscheiden waren. Hierna is er gekeken naar het Beeldtechniek, de Toegevoegde elementen en Inhoud van weergave. Nadat deze verdeling gemaakt was kon er binnen een Shot vastgesteld worden om welke Handeling het ging. Zo zijn alle hoofd- en subcategorieën van het beeld geanalyseerd. Tot slot is de tekst-beeld relatie geanalyseerd. Wanneer de gesproken tekst niet in zijn geheel binnen een shot plaatsvindt, betekent dit dat de tekst over meerdere shots wordt uitgesproken. Hoe de verwerking van de Tekst-Beeld resultaten eruit ziet, staat vermeldt in Tabel 6, de analyse van de eerste shots uit MI 1. De uiting van de Voice over valt in shot 2, 3 en 4. Tijdens de verwerking is er gekeken naar de begintijd van ieder shot of uiting. Deze zijn in chronologische volgorde achter elkaar gezet. De eigenschappen van het beeld worden alleen aan de uiting toegevoegd wanneer de hele uiting binnen het shot valt. Er kunnen geen uitspraken gedaan worden over het beeld wanneer de tekst over meerdere shots plaatsvindt. In de tabel is zichtbaar dat er een ruimte van .04 seconden tussen ieder shot zit, dit komt omdat de tijdspanne van ieder fragment bepaalt is via Anvil. Dit programma werkt met stappen van .04 seconden, waardoor er een ruimte ontstaat tussen twee fragmenten.

(26)

MI ID Doc. indeling Shot Beeld Tekst Uiting Voice over Begintijd Eindtijd Begintijd Eindtijd

MI 1 1 1 00.00 s. 02.60 s. MI 1 0 2 02.64 s. 03.20 s.

MI 1 1 02.72 s. 05.40 s. Een slachtoffer in de stabiele zijligging leggen MI 1 1 3 03.24 s. 05.04 s.

MI 1 0 4 05.08 s. 05.88 s.

Tabel 6: Voorbeeld verwerking resultaten - Tekst-Beeld.

4.2. Identificatie van de MI’s

Allereerst wordt de identificatie van de video vastgelegd. De video’s van het Oranje Kruis zijn gedownload vanaf YouTube. Het voordeel van deze website is dat veel informatie onderaan de video vermeldt staan. Boven in de pagina staat de vindplaats, de URL, vermeldt. Afbeelding 16 laat zien hoe YouTube de overige informatie weergeeft. Nummer 1 laat de titel van de instructie zien, die onder de video vermeldt staat. Bij vier van de zes video’s staat de titel in de vraagvorm, uitgezonderd de beide Rautekinstructies. Nummer 2 laat de achtergrondinformatie (datum van publicatie) van de video zien. Nummer 3 toont waar de naam van de organisatie te vinden is. Bij alle video’s uit de huidige corpus is de naam van de organisatie en de datum van publicatie gelijk. Alle video’s zijn gepubliceerd op 27 februari 2017. De categorieën waar niet direct antwoord op gegeven wordt zijn de ‘taak’ en ‘doelgroep’. De taak staat beschreven in de preambule. Het betreft dezelfde beschrijving als de titel, maar niet in een vraagvorm. Het Oranje Kruis ontwikkelt lesmateriaal voor volwassen en kinderen. In de video’s komen alleen volwassen voor, wat wil zeggen dat het materiaal bestemd is voor volwassenen. Het Oranje Kruis richt zich op het verspreiden van kennis over EHBO en biedt daarvoor EHBO cursussen aan (Oranje Kruis, 2018). Gebruikers van het materiaal van het Oranje Kruis zijn hoogstwaarschijnlijk volwassen EHBO cursisten.

2

3 1

(27)

4.3. Documentindeling

Bij het analyseren van de indeling van het document wordt er gekeken naar de tijdspanne van de Preambule, Instructie, Eindinformatie en Externe informatie. Een overzicht van de tijdspanne van iedere categorie per video staat in Tabel 7. Tijdens het analyseren werd duidelijk dat alle video’s dezelfde Preambule, Eindinformatie en Externe informatie bevatten. Het is opvallend dat deze categorieën per video verschillen van tijdsduur. Bij de Preambule is dit te verklaren omdat eerst het logo en de naam van organisatie in beeld gebracht worden en vervolgens de taak genoemd wordt. De lengte van de taakomschrijving varieert per video en heeft dus invloed op de tijdsduur van de preambule. Gemiddeld duurt de preambule 05.13 (Std= .05) seconden, waarbij de kortste 05.04 (MI 1) seconden en de langste 05.20 (MI 6) seconden duurt. De Eindinformatie betreft de aftiteling, waarin het logo van de organisatie die de video publiceerde in beeld gebracht wordt. Deze weergave duurt gemiddeld 2.62 (Std= .05) seconden, waarbij de kortste en langste weergaven .06 verschillen ten opzichte van het gemiddelde. Bij de Externe Informatie worden de partijen genoemd die in samenwerking met het Oranje Kruis de video mogelijk hebben gemaakt. Het logo en de naam van Thieme Meulenhoff5 en Quagga6 worden getoond, gemiddeld duurt dit 8.29 (Std= .28) seconden. De kortste vertoning duurt 7.88 (MI 4) en de langste vertoning bijna een seconde namelijk, namelijk 8.56 (MI 5). De Instructies zelf laten grotere verschillen in tijdsduur zien. Wat een voordehand liggende uitkomst is, omdat het aantal handelingen per video verschilt. De instructie van de stabiele zijligging duurt het langst, namelijk 1 minuut en 32.4 seconden. De kortste instructie duurt 54.56 seconden, het betreft de instructie ‘het slachtoffer van de buik op de rug draaien’. Gemiddeld duren de instructies 1 minuut en 12.15 seconden.

MI 1 MI 2 MI 3 MI 4 MI 5 MI 6 Gemiddeld (Std) Preambule 5.04 s. 5.16 s. 5.12 s. 5.12 s. 5.12 s. 5.20 s. 5.13 s. (.05) Instructie 1:32.4 s. 54.56 s. 1:24.16 s. 1:11.68 s. 1:16.36 s. 53.76 s. 1:12.15 s. (14.42) Eindinformatie 2.60 s. 2.64 s. 2.56 s. 2.68 s. 2.56 s. 2.66 s. 2.62 s. (.05) Externe informatie 7.92 s. 8.44 s. 8.52 s. 7.88 s. 8.56 s. 8.44 s. 8.29 s. (.28) Totaal 1:46.64 s. 1:10.92 s. 1:40.48 s. 1:28.68 s. 1:32.72 s. 1:10.20 s.

Tabel 7: Aantal seconden per categorie – Documentindeling.

4.4. Tekstanalyse

Voor het analyseren van de tekst zijn de transcripten gebruikt. Binnen de uitingen is er een onderscheid gemaakt in het aantal handelingen dat uitgevoerd moet worden. MI 1 en MI 3 tellen, met 19 uitingen, het grootst aantal uitingen. Gevolgd door MI 4 met 17 en MI 5 met 12 uitingen. In MI 2 vinden er slechts 11 uitingen plaats en in MI 6 in totaal 10. Het aantal voorkomens per hoofd- en subcategorieën staan weergegeven in Tabel 8. Per uiting is er gekeken naar het Handelingstype, -status, -aspect en de controle informatie. In Bijlage 5 zijn alle gecodeerde transcripten terug te vinden. Deze resultaten zijn overgenomen in Excel, waar ook de tijdspanne van iedere uiting is vastgelegd.

De tekst in de instructie betreft procedurele informatie. Het gaat om een beschrijving van achtereenvolgende stappen, waarin de gebruiker direct wordt aangesproken en er gebruik wordt gemaakt van een gebiedende wijs (Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013). De Voice Over spreekt de gebruiker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast kan uit deze database geput worden wanneer later vergelijkbare informatie gezocht wordt voor bijvoorbeeld een andere stof in dezelfde regio of bij het bepalen

To appear in Colloquia Mathema- tica Societatis Janos Bolyai 12 (A. Prekopa ed.) North-Holland publ. Reetz, Solution of a Markovian decision problem by successive over-

De convocatie voor deze dag wordt meegestuurd met het volgende nummer van Afzettingen. 23 september 2006

opgaven van nieuwe leden en beëindiging van het lidmaatschap moeten bij de sekretaris worden gedaan en niet als bijschrift on een giro- kaart worden doorgegeven.. Er werden

Uit de overwegingen in het farmacotherapeutisch rapport komt naar voren dat bij patiënten behandeld met sterk en matig emetogene chemotherapie de gunstige en ongunstige effecten

Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herbere- kende normatieve bedrag kosten van

‘Emotioneel welbevinden’ belangrijk vinden. Dit domein heeft voor hen allemaal een rol gespeeld in de keuze voor een zorgor­ ganisatie. De andere domeinen worden door sommige

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat